De oude Hortus
Bestemmingsplan - Groningen
Onherroepelijk op 04-02-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze planregels wordt verstaan onder:
1.1 het plan:
het bestemmingsplan De oude Hortus van de gemeente Groningen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0014.BP460DeoudeHortus-vg01 met de bijbehorende regels en bijbehorende bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.6 de kaart:
de plankaart van het bestemmingsplan De oude Hortus, bestaande uit 1 kaartblad;
1.7 bebouwingspercentage:
een op de kaart of in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.11 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.12 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.13 differentiatiegrens:
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een differentiatievlak;
1.14 differentiatievlak:
een op de kaart geheel of gedeeltelijk door differentiatiegrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop bebouwingsregelingen van eenzelfde aard van toepassing zijn;
1.15 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.16 achtererf:
gedeelte van het erf dat achter de achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen;
1.17 additionele voorzieningen:
voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie;
1.18 archeologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
1.19 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.20 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.22 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; een vrijstaand bijgebouw is tevens functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw;
1.23 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.24 erf:
het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.25 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.28 kantoor:
een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie;
1.29 kap:
een door tenminste één hellend dakvlak omsloten dak dat meer dan 50% van de bovenste vloerlaag van de onderliggende verdieping omvat;
1.30 korrelgrootte:
de in de voorgevel van een gebouw gemeten pandbreedte dan wel de maat van de verticale geleding van de voorgevel van een gebouw, afgeleid van de gemiddelde pandbreedte in de straatwand;
1.31 logies met ontbijt:
het verstrekken van gelegenheid tot overnachting met ontbijt als toeristisch- recreatieve voorziening in een woning en ondergeschikt aan de woonfunctie;
1.32 maatschappelijke dienstverlening:
het geheel van diensten die de overheden aan hun burgers leveren, alsmede het verlenen van maatschappelijke diensten, medische dienstverlening, psychosociale zorg, onderwijs, sociaal-culturele voorzieningen, voorzieningen van levensbeschouwelijke aard, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, evenwel met uitzondering van een seksinrichting;
1.33 peil:
voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
voor schepen: de waterspiegel;
1.34 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.35 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.36 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.37 standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.38 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.39 vloerindex:
de verhouding van de bruto vloeroppervlakte van een gebouw (niet inbegrepen: a. de kapverdieping, b. dakopbouwen ten behoeve van technische voorzieningen en c. de onderbouw, c.q. het gedeelte van het gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1.20 m boven peil is gelegen) tot de grondoppervlakte van een perceel, gelegen binnen de bouwgrens;
1.40 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de gevel aan de zijde van de weg, waarop de hoofdtoegang van de woning is ontsloten;
1.41 woonwagen:
voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.42 zakelijke dienstverlening:
het verlenen van diensten in een kantoorachtige omgeving op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken en / of de buitenkant dakoverstek en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 horizontale diepte van een gebouw
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
Artikel 3 Uitmetingsverschillen
Voorzover op de kaart niet anders is aangegeven, wordt de vaststelling van afmetingen bepaald door middel van meting op de kaart, met dien verstande dat:
- a. de maatbepaling tot op 1 meter nauwkeurig geschiedt, en;
- b. de maat van de openbare ruimte wordt berekend naar de ter plaatse geldende werkelijke situatie, behoudens indien de grenslijn van de bebouwing niet in de bestaande voorgevellijn is geprojecteerd.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke dienstverlening;
- b. kantoor;
- c. zakelijke dienstverlening;
- d. wegen en paden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water;
- h. bescherming van archeologische waarden;
- i. additionele voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de woonsituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;
b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:
- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- een goede hoogte/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;
d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;
e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 5 Tuin
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. maatschappelijke dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'overbouwing';
- c. recreatief medegebruik;
- d. paden;
- e. waterpartijen;
- f. fietsenstallingen en parkeren;
- g. vuilcontainers;
- h. bescherming van archeologische waarden;
- i. bescherming van ecologische waarden;
- j. additionele voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in lid 5.2.2 voor het vergroten van de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde met maximaal 3 meter.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 50 m2 en een grotere diepte dan 0,5 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming Waarde - Archeologie - 1 van de kaart te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 7 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor de waarden die zijn onderkend bij de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht, zoals beschreven in paragraaf 2.5 van de toelichting op dit plan. Daarbij gaat het met name om de uitzonderlijke, op geometrische principes gebaseerde structuur van het stratenplan, een patroon van vrijwel rechthoekige gesloten bouwblokken en een gevarieerd bebouwingspatroon.
7.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van het beschermd stadsgezicht, zoals beschreven in paragraaf 2.5 van de toelichting.
Artikel 8 Waarde - Ecologie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van ecologische waarden.
8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behalve ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsbevoegdheid
11.1 Afwijkingsbevoegdheid
Voorzover zulks niet op grond van een andere regel in deze planregels kan worden toegestaan, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
- a. van de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages en/of van de bij recht in de regels en/of op de plankaart gegeven maten/afmetingen tot maximaal 1 meter, met dien verstande dat deze afwijking niet mag worden toegepast ten behoeve van reclamemasten;
- b. voor aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. voor overschrijding van de bouw- en /of maatvoeringsgrenzen:
1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijsinrichtingen, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken; - d. voor overschrijding van de hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 25 m² bedraagt;
2. deze hoogte met maximaal 25% wordt overschreden; - e. voor het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met een maximale inhoud van 50 m3;
- f. voor het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasreduceerstations, verzamelcontainers voor flessen, oud papier e.d., en daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een maximale inhoud van 200 m3;
- g. voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur;
- h. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen, met dien verstande dat deze afwijking niet mag worden toegepast ten behoeve van reclamemasten;
- i. voor het innemen van een standplaats zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
- j. voor het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een hoogte van maximaal 4 meter;
- k. voor overschrijding van de toegestane hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter vanaf peil, met dien verstande dat deze afwijking niet mag worden toegepast ten behoeve van reclamemasten;
- l. voor overschrijding van de toegestane hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter vanaf peil.
11.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken van de regels met toepassing van lid 11.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de ecologische situatie;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 6, sublid 6.4.1 en artikel 8 sublid 8.2.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a, onder 2°, van de Wet op de economische delicten.
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. - 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder 1 met maximaal 10%.
- 3. Het bepaalde onder 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld onder 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het bepaalde onder 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan De oude Hortus.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
Op 19 december 2007 nam de gemeenteraad van Groningen een motie aan die ten doel heeft te komen tot een partiële herziening van bestemmingsplan Hortusbuurt/ Noorderplantsoen.
De raad overwoog dat bebouwing in het westelijk deel van de Oude Hortustuin mogelijk is geworden bij de vaststelling van het bestemmingsplan Hortusbuurt/Noorderplantsoen en dat dit niet conform de politieke wens van de meerderheid van de toenmalige raad was.
Voorts overwoog de raad dat de buurt en de RuG het eens zijn geworden over:
a. uitbreidingsplannen bovenop de kantine/bibliotheek van het Heymansgebouw, en
b. voor de langere termijn, vervangende nieuwbouw aan de Grote Rozenstraat.
Bij de motie sprak de raad uit dat het bestemmingsplan Hortusbuurt/Noorderplantsoen gewijzigd dient te worden, zodat duidelijk is dat bebouwing in het westelijk deel van de Oude Hortustuin niet mogelijk is, maar de genoemde uitbreidingsmogelijkheden via direct bouwrecht mogelijk worden, zodat met de belangen van zowel de buurt als de RuG rekening wordt gehouden.
De motie volgt op de op 29 mei 2006 tussen de buurt en de RuG gesloten vaststellingsovereenkomst over de realisering van onderwijsgebouwen voor de korte en langere termijn, die een eind moet maken aan de jarenlange protesten tegen bebouwing in het gebied.
Motie en vaststellingsovereenkomst zijn in het voorliggend plan verwerkt.
Behalve de gerealiseerde uitbreiding bovenop de kantine/bibliotheek van het Heymansgebouw zijn de bebouwingsmogelijkheden in het voorliggend bestemmingsplan vergeleken met de bebouwingsmogelijkheden in bestemmingsplan Hortusbuurt/Noorderplantsoen als volgt verwerkt in het voorliggend plan:
* in de zuidwestrand van het plangebied is geen bebouwing meer toegestaan;
* aan de Grote Rozenstraat 19 t/m 27 wordt - overeenkomstig de door de RUG en bewonersorganisatie Hortusbuurt bereikte overeenstemming, zoals verwoord bij brief van 12 november 2010 - aan de voorzijde de maximale hoogte van 15 meter teruggebracht naar een goothoogte van maximaal 6.6 meter en een bouwhoogte van maximaal 10.50 meter. Aan de achterzijde is een maximale bouwhoogte toegestaan van 14 meter; dit laatste geldt ook voor Grote Rozenstraat 17.
Hiermee is de tussen buurt en RuG gesloten vaststellingsovereenkomst zoveel mogelijk in dit bestemmingsplan vertaald.
De begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de Grote Kruisstraat, de Nieuwe Kijk in 't Jatstraat, de Grote Rozenstraat en de achterste perceelsgrens van de woningen aan de westzijde van de Hortustuin. Binnen het bouwblok bevindt zich de voormalige Hortus Botanicus van de Rijksuniversiteit.
Situering plangebied
Juridische aspecten
Bestemmingsplan De oude Hortus is een partiële herziening van bestemmingsplan Hortusbuurt/ Noorderplantsoen, dat op 17 oktober 2001 door de gemeenteraad is vastgesteld en op 2 mei 2002 onherroepelijk is geworden.
Zie de hierna volgende afbeeldingen voor een vergelijking van de oude plankaart met de plankaart behorend bij dit plan.
Uitsnede bebouwingskaart behorend bij het vastgestelde bestemmingsplan Hortusbuurt/
Noorderplantsoen
Plankaart behorend bij het voorliggend bestemmingsplan De oude Hortus
1.2 Achtergrond
Bestemmingsplan Hortusbuurt/Noorderplantsoen bood de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) de mogelijkheid bebouwing op te richten aan de oost- en westzijde van het binnenterrein, gevormd door het bouwblok Grote Kruisstraat – Nieuwe Kijk in 't Jatstraat – Grote Rozenstraat – Noorderbinnensingel. Het bestemmingsplan vormde een juridisch-planologische vertaling van een stedenbouwkundig plan, dat in de jaren '90 op verzoek van de Rijksuniversiteit en met instemming van het College van burgemeester en wethouders was opgesteld. Toen de RuG de plannen wilde uitvoeren, leidde dit tot protesten vanuit de buurt. De buurtbewoners wensten vervolgens over de gehele gang van zaken rondom de realisering van de door de RuG geplande nieuwbouw aan de westzijde van de Hortustuin meer duidelijkheid te verkrijgen. Dit is de reden dat in november 2007 in opdracht van de raad het evaluatie-onderzoek 'Bestemming Hortustuin', met als ondertitel 'Evaluatie nieuwbouwplan RuG Hortusbuurt Groningen', van Bureau Intraval verscheen.
Gezien het belang van deze voorgeschiedenis voor het voorliggend bestemmingsplan volgt hierna een samenvatting van het evaluatie-onderzoek.
Samenvatting van het evaluatie-onderzoek
De belangrijkste les die uit het onderzoek kan worden getrokken, is dat de coördinatie van het gemeentelijk handelen in dit soort complexe processen zodanig dient te zijn dat niet alleen feitelijke informatie wordt overgedragen, maar dat ook draagvlak bij omwonenden wordt gecreëerd. Uit het rapport blijkt dat er met name onduidelijkheid was over de totstandkoming van het bestemmingsplan Hortusbuurt/ Noorderplantsoen en over de status van het vakwerkhuisje dat zich in het voorliggend plangebied bevond.
De voornaamste markeringen van het proces, voorzover hier relevant, zijn:
- a. de totstandkoming van het stedenbouwkundig plan;
- b. het convenant van de RuG met de buurt;
- c. de totstandkoming van bestemmingsplan Hortusbuurt/ Noorderplantsoen.
Ad a. de totstandkoming van het stedenbouwkundig plan
Het stedenbouwkundig plan voor het voorliggend plangebied werd medio jaren '90 van de vorige eeuw door de gemeenteraad vastgesteld, nadat hierover tussen de Bewonersvereniging Hortusbuurt, de gemeente en de RuG zesmaal overleg had plaatsgevonden in de periode maart 1995 - mei 1996. Daarnaast vond ook afzonderlijk overleg tussen de gemeente en de RuG plaats over de invulling van het stedenbouwkundig plan. Met instemming van de RuG voorzag het stedenbouwkundig plan in terugbrenging van de bebouwingsmogelijkheden van de RuG van circa 20.000 m² in het oude bestemmingsplan Binnenstad 1976 naar circa 6000 m². Van de 6000 m² te realiseren bouwmogelijkheden wilde de RuG in eerste instantie de helft realiseren aan de oostzijde, c.q. aan de Nieuwe Kijk in 't Jatstraat. In tweede instantie zou bebouwing aan de westzijde van het binnenterrein mogelijk zijn in drie lagen. Onder meer het repro-gebouw, dat zich midden in de tuin bevond, zou worden verwijderd om zo van de Hortustuin weer één geheel te maken. De buurt protesteerde indertijd tegen het stedenbouwkundig plan uit vrees voor aantasting van de voormalige Hortus Botanicus. Ondanks deze protesten werd het stedenbouwkundig plan door de gemeenteraad vastgesteld.
Ad b. het convenant van de RuG met de buurt
Op verzoek van de gemeenteraad vond overleg plaats tussen de RuG en de bewoners. Dit leidde in december 1998 tot een convenant tussen de RuG en de buurtorganisaties. Het convenant voorzag in minimaal eenmaal per jaar overleg tussen partijen en werd aangegaan voor de duur van drie jaar na de ingebruikname van het Muntinghgebouw, dat aan de oostzijde van het voorliggend plangebied ligt en werd geopend in september 2001.
Ad c. de totstandkoming van bestemmingsplan Hortusbuurt/ Noorderplantsoen
Bestemmingsplan Hortusbuurt/Noorderplantsoen werd opgesteld in 2000. Het bestemmingsplan bevat in de toelichting een beschrijving overeenkomstig het stedenbouwkundig plan voor de locatie. In totaal zou de RuG 6000 m² bebouwing in het gebied kunnen realiseren, met als eerste fase de oostzijde. Echter, de plankaart bevatte in de voorontwerp-versie een vergissing, doordat de tweede fase-bebouwing niet op de plankaart was ingetekend. De grens voor de bebouwing aan de westzijde van het binnenterrein, onder meer ter plaatse voor 'het vakwerkhuisje', bood geen bouwmogelijkheden voor de RuG. Om deze reden werd de plankaart van de ontwerp-versie van bestemmingsplan Hortusbuurt/ Noorderplantsoen aangepast: de differentiatiegrens aan de westzijde van het binnengebied op de plankaart werd enigszins opgerekt.
Voor het bestemmingsplan zijn alle wettelijk te nemen processtappen genomen. Ter verheldering van het evaluatie-onderzoek wordt hierna de formele procedure beschreven, zoals die van toepassing was ten tijde van het totstandkomen van bestemmingsplan Hortusbuurt/Noorderplantsoen.
Het gemeentelijk deel van de procedure bestaat uit drie fasen:
* de inspraakfase
Het voorontwerp-bestemmingsplan wordt door het College van burgemeester & wethouders vrijgegeven voor inspraak en vooroverleg. Na een publicatie in de Gezinsbode kan het voorontwerp-plan gedurende vier weken worden ingezien en wordt de mogelijkheid geboden te reageren op het plan: schriftelijk en, tijdens een inspraakbijeenkomst, mondeling.
* de eerste tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan.
Het plan dat de inspraak en het vooroverleg heeft doorlopen, kan onder meer naar aanleiding daarvan worden aangepast. De wijzigingen worden vermeld in het ontwerp-bestemmingsplan en in het raadsvoorstel tot (eerste) tervisielegging van het plan. De raad besluit tot tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan. Vervolgens vindt een publicatie in (onder meer) de Gezinsbode plaats, waarin wordt vermeld, dat het ontwerp-plan kan worden ingezien en dat er schriftelijk zienswijzen kunnen worden ingediend.
* Vaststelling van het (definitieve) bestemmingsplan
Het plan dat de eerste tervisielegging heeft doorlopen, wordt – eventueel aangepast – ter vaststelling aangeboden aan de raad met een vermelding van de eventuele aanpassingen.
Concreet:
* Na de inspraakfase is de plankaart van bestemmingsplan Hortusbuurt/Noorderplantsoen aangepast. Overeenkomstig de – reeds ten tijde van de voorontwerp-versie aanwezige - beschrijving in de toelichting geeft de ontwerp-versie van het plan de RuG aan de westzijde van het binnengebied bouwmogelijkheden. Deze bouwmogelijkheden zijn er, doordat de differentiatiegrens aan de westzijde van het binnengebied op de plankaart enigszins is opgerekt. Dit is vermeld in zowel het ontwerp-bestemmingsplan als in raadsvoorstel tot tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan.
Achteraf blijkt dat het de raad niet duidelijk was wat de gevolgen waren van het verschuiven van de differentiatiegrens. Ook blijkt dat de bewoners zich tijdens de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan niet hebben geïnformeerd over de wijziging. Omgekeerd zijn de bewoners niet afzonderlijk als belangengroep door de gemeente geïnformeerd. Wellicht had een actievere opstelling van beide kanten verwarring op dit punt voorkomen.
* Het bestemmingsplan is in oktober 2001 door de gemeenteraad vastgesteld. In de vaststellingsversie van het bestemmingsplan wordt abusievelijk het vakwerkhuisje opgenomen op de Monumentenkaart bij het bestemmingsplan. In het raadsvoorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan is vermeld dat deze wijziging ondergeschikt is, vanwege het ontbreken van consequenties voor de juridische status van het pand. De kaart heeft uitsluitend attentiewaarde voor de bouwplantoetsing. Een bestemmingsplan kan geen monumenten aanwijzen; voor de aanwijzing van monumenten geldt een, van de bestemmingsplanprocedure losstaande, procedure.
Bouwplan
Na de totstandkoming van bestemmingsplan Hortusbuurt / Noorderplantsoen diende de RuG voor de bouw van de tweede fase, c.q. de westzijde van het binnenterrein, een bouwplan in, dat qua bebouwing paste in het bestemmingsplan, maar functioneel – voor de universiteitsfunctie – voor de hogere verdiepingen een vrijstelling behoefde. Tegen het bouwplan ontstond verzet in de buurt. Onder meer onduidelijkheid over de status van 'het vakwerkhuisje', waarvoor de gemeente een sloopvergunning verleende en de, volgens de buurt, onduidelijke /summiere communicatie van de RuG met de buurt – ondanks het convenant tussen beide partijen – leidde tot verwarring en protest. Overigens is de RuG van mening dat dit verwijt van de buurt pertinent onjuist is.
Vaststellingsovereenkomst en raadsmotie
Op 29 mei 2006 tekenden RuG en buurt de eerder vermelde vaststellingsovereenkomst.
In december 2007 volgde de raadsmotie, die de aanleiding was voor het voorliggend bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Archeologie En Geschiedenis
2.1 Prehistorie En Middeleeuwen
De Hortusbuurt ligt, net als het middeleeuwse stadscentrum, op de Hondsrug. Deze rug steekt nadrukkelijk uit boven het omringende laaggelegen kleigebied, gevormd door de oorspronkelijke oerstroomdalen van de Hunze aan de oostzijde en de Drentse A aan de westzijde (zie bijvoorbeeld de kruising Nieuwe Boteringe-/ Grote Kruisstraat).
In de prehistorie is de Hondsrug in perioden bewoond geweest. De oudste sporen van agrarische activiteit in het plangebied dateren van circa 300 v. Chr., de Midden-IJzertijd. Het betreft twee waterputten, die werden aangetroffen bij archeologische opgravingen aan de noordzijde van het Guyotplein. Het erf dat bij deze twee waterputten behoorde, is tot aan het begin van de jaartelling oostwaarts verplaatst. In de derde eeuw bevond het erf zich in de omgeving van de Nieuwe Kijk in 't Jatstraat/Grote Kruisstraat, om daarna uit het archeologische blikveld te verdwijnen. De geringe onderzoeksdichtheid in het Hortusgebied is hiervan de oorzaak.
In de vroege middeleeuwen concentreerde de bewoning op de Hondsrug zich in de latere binnenstad. In het gebied van de Hortusbuurt lag zeer verspreid een klein aantal boerenbedrijven, waarschijnlijk in de omgeving van de latere Nieuwe Kerk. Daar splitste zich de oude landroute vanuit Drenthe in tweeën naar de kleigebieden in het noorden.
Naarmate het dorp Groningen in de loop van de Middeleeuwen haar grenzen verlegde, schoven de bijbehorende akkers, de essen, verder naar buiten. De uiteindelijke noordrand van die noord-es moet worden gezocht bij het Noorderplantsoen. Rond 1100 was de noord-es gescheiden van Groningen door de aanleg van een stadswal en –gracht. Ter plaatse van de Oude Boteringestraat werd een poort gebouwd. In de zestiende eeuw werd vóór deze poort een rondeel aangelegd met daarbuiten een brede gracht. Na demping van deze gracht rond 1620 kwamen op de plaats van de poort en het rondeel de Ossenmarkt en het Guyotplein te liggen.
Aan het einde van de Middeleeuwen werd de es opgedeeld in moestuintjes.
2.2 De Eerste Helft Van De Zeventiende Eeuw: Nieuwe Vestingwerken
Na de Reductie van Groningen in 1594, waarbij de stad van Spaanse handen overging in staatse, werd besloten de verzwakte vijftiende-eeuwse vestingwal te vervangen door een nieuw verdedigingsstelsel. Het plan werd uitgevoerd in de periode 1616-1624.
De situatie is te zien op een kaart uit 1616, waarop het al gerealiseerde en nog uit te voeren deel van de nieuwe vestingwal staat, evenals het laatmiddeleeuwse bolwerk met het rondeel.
De aanwezige moestuinen verdwenen naar het meest noordelijke deel van de Hondsrug, buiten de nieuwe Boteringepoort.
Tegelijk met de aanleg van de nieuwe vestingwerken tussen 1617 en 1624 werd de stad uitgelegd in noordelijke richting, waarbij het bestaande stadsoppervlak werd verdubbeld. De geologische gesteldheid van de bodem, de logische verlenging van de noord-zuid lopende straten in de middeleeuwse stad en de vorm van de vesting bepaalden de richting van de straten.
Kaart Nicolaes van Geelkercken (1616)
Het stratenpatroon
De Kijk in 't Jatstraat, de Boteringestraat en de Ebbingestraat werden vanuit de middeleeuwse stad verlengd en door de verbindende dwarsstraten ontstond een orthogonaal stratenpatroon.
De Nieuwe Boteringestraat volgt globaal het beloop van een al bestaande weg over het verlengde van de zandrug, een laatste uitloper van de Hondsrug, die de stad zuidwaarts verbond met Duitsland en noordwaarts met de ommelanden. De Nieuwe Ebbingestraat loopt niet exact parallel aan de Boteringestraat omdat deze diende uit te komen bij de Boteringepoort in het midden van de courtine (stuk muur of wal gelegen tussen twee, naar de veldzijde uitstekende, punten van een bastion) van de nieuwe vesting. Alleen het beloop van de smallere Nieuwe Kijk in 't Jatstraat, die als enige niet aansloot op een stadspoort, is volledig nieuw ontworpen.
De dwarsstraten staan loodrecht op de Nieuwe Boteringestraat, in die tijd de belangrijkste straat in dit stadsdeel. Zij eindigen aan de oost- en westkant op de stadwallen en hebben een breedte van ongeveer twaalf meter. Zo is een regelmatig raster ontstaan van drie noord-zuidgerichte hoofdstraten, de Nieuwe Kijk in 't Jatstraat (circa twaalf meter breed), de Nieuwe Boteringestraat en de Nieuwe Ebbingestraat (circa zestien meter breed).
Verkaveling
De zeventiende-eeuwse noordelijke stadsuitleg ontleent zijn historisch-stedenbouwkundige waarde vooral aan de uitzonderlijke, op geometrische principes gebaseerde structuur.
Het rechthoekige verkavelingspatroon is in sterke mate bepaald door de militairwetenschappelijke denkbeelden uit die tijd over de inrichting van de ideale stad. In de zeventiende eeuw ontstond in de Republiek een nieuwe vestingbouwkundige theorie die was gebaseerd op de wiskundige rationaliteit van het grondplan. Modellen voor een ideale stad en fortificatiesystemen werden tijdens de periode van de Renaissance in Italië ontwikkeld. Voor de verspreiding van deze modellen speelde het traktaat van de Nederlandse vestingbouwkundige Simon Stevin “Van de oirdeningh der steden” (ca 1600) een belangrijke rol.
In deze periode van de Hollandse Renaissance gaan esthetische regels samen met bouweconomische principes. Een belangrijk principe voor de vorming van een ideaal stadsbeeld is de rechte rooilijn die met de bouw van een reeks aaneengesloten huizen een effect van uniformiteit veroorzaakt.
De rechthoekige structuur werd ook wenselijk geacht voor het volledig en gemakkelijk verkavelen van de uit te geven percelen. In de oorspronkelijke opzet voor de indeling van het gebied ging het stadsbestuur uit van een regelmatige blokverkaveling met een standaardperceel van 2 x 5 roeden (circa acht bij twintig meter). Kenmerkend voor de verkaveling is het in rechthoekige bouwblokken aaneengesloten bouwen in de naar de openbare weg gekeerde voorgevelrooilijn. Omdat de blokken maar langzaam vol raakten, werd al snel afgeweken van het standaardperceel. Langs de Nieuwe Boteringestraat bijvoorbeeld is de perceelsbreedte in veel gevallen anderhalve roeden bij een diepte van 11 roeden (circa 6 bij 44 meter). Ook in de lengte van de bouwblokken komen afwijkingen voor. Dit komt onder andere door het beloop van de Nieuwe Boteringestraat die in noordelijke richting steeds dichter bij de Nieuwe Kijk in 't Jatstraat komt te liggen. De tussenliggende bouwblokken worden steeds kleiner en onregelmatiger.
Bebouwing
In het begin bepaalde het stadsbestuur dat de percelen zoveel mogelijk bebouwd moesten worden met een stenen gebouw van tenminste twee verdiepingen. Dit om het gebied een echt stedelijk karakter te geven. Aanvankelijk concentreert de bebouwing zich vooral langs het Lopende Diep en de Ossenmarkt. Over het algemeen raken de bouwblokken maar langzaam vol. Kennelijk was de behoefte niet erg groot aan de aangeboden bouwkavels en konden maar weinigen voldoen aan de verplichting om in twee lagen te bouwen. Over het algemeen bestond de bebouwing uit woonhuizen van slechts één bouwlaag met een houten kap.
Omstreeks 1650 is de ruimte in de noordelijke uitleg nog slechts voor een klein deel bebouwd, met uitzondering van bebouwingsconcentraties bij de Spilsluizen en de Noorderhaven, de Ossenmarkt, de Nieuwe Boteringestraat, de Nieuwe Ebbingestraat en het Boterdiep.
De Hortus Botanicus
Het terrein tussen de Grote Kruisstraat, de Grote Rozenstraat en de Nieuwe Kijk in 't Jatstraat werd naar verhouding meer gebruikt dan de overige terreinen in het noordelijk deel. Op een kaart van 1627 is in het bouwblok begrensd door de Grote Kruisstraat, de Grote Rozenstraat en de Nieuwe Kijk in 't Jatstraat reeds een tuin te zien van de apotheker Henricus Munting, die achter zijn huis in 1626 aan de Rozenstraat een kruidentuin van 35 x 40 meter begon. Deze tuin droeg hij in 1642 over aan de Groninger Academie (Universiteit), die er de Hortus Botanicus vestigde.
2.3 De Periode 1650 - Twintigste Eeuw
In de tweede helft van de zeventiende eeuw verandert er weinig meer in de stedenbouwkundige structuur als gevolg van een langdurige economische recessie. Bovendien was het aantal inwoners van de stad sterk achteruitgegaan als gevolg van een pestepidemie in de jaren twintig van de zeventiende eeuw.
De zeventiende-eeuwse noordelijke stadsuitbreiding is in bijna twee eeuwen weinig dichter bebouwd. Tot ver in de negentiende eeuw blijft de Hortusbuurt een gebied met een landelijk karakter: veel moestuinen, koemelkerijen en groen, waaronder de Hortus Botanicus.
Opkomst van handel en industrie
Rond het midden van de negentiende eeuw ontwikkelde Groningen zich tot de derde handelsstad van Nederland; langzaam maar zeker kwam ook de industrie op gang.
De Noorderhaven zou in het laatste kwart van de negentiende eeuw uitgroeien tot een bloeiend centrum van de graanhandel, ten behoeve waarvan grote pakhuizen werden gebouwd.
In de tweede helft van de negentiende eeuw dreigde - door de toenemende bedrijvigheid, handel, industrie en groei van de bevolking - de stedelijke structuur uit haar voegen te barsten. De stad raakte overvol. Dit leidde tot het ontstaan van krotwoningen en sloppen. Berucht waren de sloppenstraatjes in het westelijke deel van de Hortusbuurt, gelegen tussen de Grote Rozenstraat en de Grote Leliestraat tegen de stadswal. Vlak buiten de stadspoorten werd al illegaal gebouwd.
Ook was er steeds meer zorg om de volksgezondheid. Nog in 1866 werd Groningen geplaagd door een grote cholera-epidemie waarbij honderden slachtoffers te betreuren waren. Voldoende daglicht en frisse lucht konden de algehele volksgezondheid verhogen.
Voorts vormden de nauwe toegangspoorten een belemmering voor het toenemende verkeer.
Sloop van de vesting zou nieuwe mogelijkheden bieden voor de toekomst van de stad.
Dit werd mogelijk toen in 1874 de Vestingwet in werking trad. De van rijkswege aangestelde 'ingenieur der Domeinen', F.W. van Gendt, maakte in 1876 een globaal plan van ontmanteling en uitleg.
Noorderplantsoen
Aan de noordkant van de stad projecteerde Van Gendt een stadspark op de vier zeventiende-eeuwse bolwerken, gelegen tussen het Boterdiep en Reitdiep: de Boteringe-, de Jats-, de Kruid- en de Reitdiepsdwinger. De hoogteverschillen, de structuur van de vesting en de heersende mode bepaalden de opzet van het Noorderplantsoen in Engelse landschapsstijl.
Kort vóór 1900 nam de groei van de Universiteit een hoge vlucht. Door onderwijsontwikkelingen in met name de medische en exacte vakken, werden - veelal aan de randen van de binnenstad op de voormalige vestingterreinen - moderne, praktisch ingerichte laboratoria gebouwd. Rond de zeventiende-eeuwse Hortus Botanicus in het noordwestelijke deel van de Hortusbuurt kwam in 1899 aan de Grote Rozenstraat op de plaats van een ouder gebouw uit 1874 een, voor zijn tijd, ultramodern Botanisch Laboratorium met aansluitende dienstwoningen en voorzieningen. Het ontwerp was van rijksbouwmeester J. van Lokhorst (de uitbreiding van 1909 was van de hand van architect J. Vrijman).
2.4 De Twintigste Eeuw
Sinds 1945 speelt de Universiteit als eigenaar van onroerend goed in de binnenstad een belangrijke rol. Door de Universiteit werden diverse pogingen ondernomen om aan de onhoudbare situatie van de behuizing der alfa-faculteitsafdelingen een eind te maken. Na diverse plannen werd uiteindelijk in 1965 besloten om de hele Alfafaculteit onder één dak te brengen in een gebouw in het Hortusgebied. Het wachten was op het definitieve vertrek van de Hortus en de botanische kassen naar Haren (1966). In 1967 werd het huidige Alfagebouw gerealiseerd aan de Grote Kruisstraat. Het grootschalige gebouw vormde met zijn - deels door kaalslag gevormde - omgeving een grote afwijking in de historische structuur van het Hortusgebied.
In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw vond aan de randen in het noordelijke deel nabij de Nieuwe Kijk in 't Jatstraat en de Noorderbinnensingel stadsvernieuwing plaats.
In 1991 werd de Hortusbuurt aangewezen tot beschermd stadsgezicht als onderdeel van het Beschermd stadsgezicht Binnenstad van Groningen.
2.5 Beschermd Stadsgezicht En Archeologische Waarden
Waardevolle stedenbouwkundige structuren en gebieden
Uit de Toelichting bij het besluit tot aanwijzing van de binnenstad van Groningen tot beschermd Stadsgezicht is de volgende tekst ontleend.
De zeventiende-eeuwse noordelijke stadsuitleg ontleent zijn historisch-stedenbouwkundige waarde vooral aan de uitzonderlijke, op geometrische principes gebaseerde structuur. De bebouwing in het gebied heeft, met uitzondering van de zuidelijke rand, vrijwel geheel een negentiende- en vroeg-twintigste-eeuws karakter. In aansluiting op de oude stad vormen drie noord-zuid gerichte hoofdroutes, doorsneden door vier oost-west lopende reeksen zijstraten een patroon van vrijwel rechthoekige, gesloten bouwblokken. Als bijzondere open ruimtes zijn de Ossenmarkt/het Guyotplein en het Nieuwe Kerkhof binnen dit patroon opgenomen. Ondanks de kenmerkende verschillen in straatbreedte, bebouwingshoogten en bebouwingsoriëntatie tussen de hoofdstraten en de zijstraten is in deze uitleg in veel minder sterke mate een overheersende structuurrichting aanwezig dan in de oude stad.
Van de aangelegde hoofdstraten is de Nieuwe Ebbingestraat functioneel het sterkst tot ontwikkeling gekomen; over de gehele lengte bepaalt de winkelfunctie het gevarieerde bebouwingsbeeld. De meest westelijke hoofdstraat, de Nieuwe Kijk in 't Jatstraat, heeft in functioneel en ruimtelijk opzicht altijd een ondergeschikte rol gespeeld; overwegend kleinschalige bebouwing van rond de eeuwwisseling bepaalt het straatbeeld. De ten westen hiervan gelegen terreinen tonen de sporen van ontwikkeling van universitaire functies. De hier vanaf 1626 tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw gevestigde Hortus Botanicus heeft zijn naam aan het gehele stadsdeel geleend, terwijl diverse gebouwen ten behoeve van onderwijs en onderzoek in het stedelijk patroon zijn opgenomen. Het grootschalige Alfagebouw aan de Grote Kruisstraat vormde met zijn door kaalslag gevormde omgeving een forse afwijking van de structuur van gesloten bouwblokken.
Waardevolle bebouwing
Het bebouwingsbeeld kenmerkt zich in het algemeen door een met de historische karakteristiek samenhangende schaal en vormgeving. De Hortusbuurt kent een zeer gevarieerd bebouwingsbeeld: in bouwstijlen, type, ouderdom, hoogte, volume en functie. In het gebied is sprake van een groot aantal monumentale panden (Rijks- en gemeentelijke monumenten) en beeldbepalende panden. Hun cultuurhistorische waarde is hoog.
Archeologische en bouwhistorische waarden
De ondergrond van het hele plangebied is waardevol. Gedetailleerde archeologische kennis van het gebied ontbreekt; de kans om bij grondverzet belangwekkende sporen aan te treffen is groot. Vanuit bouwhistorisch oogpunt is documentatie van historische bebouwing noodzakelijk als deze verloren gaat bij nieuw- of verbouwplannen.
Ten behoeve van bouwhistorisch en archeologisch onderzoek voor bodemverstorende activiteiten die dieper reiken dan 50 cm. onder het straatniveau en die een oppervlak van meer dan 50 m² beslaan is daarom het vereiste van een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' opgenomen.
Beschermde monumenten in het gebied zijn:
- Grote Rozenstraat 31 (voormalig botanisch laboratorium): gemeentelijk monument;
- Nieuwe Kijk in 't Jatstraat 66, 68 en 70: gemeentelijk monument.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
Algemeen
De Hortusbuurt is een oude stadswijk, direct ten noorden van het stadscentrum, waarvan de ontstaansgeschiedenis dateert uit het begin van de zeventiende eeuw, toen ook de Hortus Botanicus in het gebied werd aangelegd. De wijk maakt deel uit van het Beschermd stadsgezicht Binnenstad (1991). Kenmerkend voor de wijk is de heldere stedenbouwkundige opzet, een gevarieerde architectonische kwaliteit en de aanwezigheid van belangrijke groengebieden als het Noorderplantsoen en de voormalige Hortus Botanicus.
Aangezien Groningen een studentenstad is, maakt de RuG een onlosmakelijk en zichtbaar deel uit van de stad als geheel. De universiteit is voor de stad van grote betekenis. Op sommige plekken is zij dominant aanwezig en geeft zij gezicht aan de stad, ook in de Hortusbuurt. Onder andere door deze functie is de Hortusbuurt niet alleen een woonbuurt, maar ook nog steeds een binnenstadsbuurt met meerdere, ook in de architectuur zichtbare, functies. De RuG, samen met de bijbehorende spin-off, maakt deel uit van die veelkleurigheid die de Hortusbuurt tot zo'n aantrekkelijk gebied maken.
Het plangebied
In het gebied omsloten door de Grote Kruisstraat, de Grote Rozenstraat en de Nieuwe Kijk in 't Jatstraat bevindt zich de voormalige Hortus Botanicus van de RuG. Tot in de jaren zestig had de bebouwing hier het karakter van een gesloten bouwblok, maar met de komst van het Alfa-gebouw vond een inbreuk op dit eeuwenoude stedenbouwkundige principe plaats. Het gebouw was een vreemde eend in de bijt; het is neergezet vanuit een andere stedenbouwkundige visie: een visie die uitging van de compositie van losse gebouwen in de ruimte. Het Alfa-gebouw stond los in zijn omgeving, uit de rooilijn, in het groen en van alle kanten zichtbaar. Het sluit qua typologie, hoogte, architectuur, schaal en morfologie niet aan op zijn omgeving.
Het binnenterrein waarin de voormalige Hortus Botanicus is gelegen, is eigendom van de RuG. Hier bevinden zich de restanten van de aanleg van de zeventiende-eeuwse Hortus Botanicus. Van de oorspronkelijke zeventiende-eeuwse beplanting is niets meer aanwezig.
Wel is de indeling in een oostelijk en een westelijk deel nog duidelijk herkenbaar. Het oostelijk deel is enigszins geaccidenteerd en bevat een groot aantal verschillende bomen en struiken met een rijke ondergroei van stinzenplanten. Meerdere bomen zijn monumentaal te noemen. Bijzonder is onder andere de treurbeuk (Fagus sylvaticus “Pendula”), vanwege zijn plaatsing “in” het Muntinggebouw. Verder zijn in de gesloten vaststellingsovereenkomst tussen buurt en de RuG specifiek een oude klimplant en monumentale boom aangegeven (Rhamnus catharticus en Platanus acerifolia).
Het westelijk deel is meer open. Hier waren oorspronkelijk de systematische tuinen gevestigd. Een overblijfsel hiervan, het waterleliebassin, vormt nu een centraal onderdeel van dit deel van de tuin.
De Oude Hortus is als geheel opgenomen in het landelijk Register van monumentale bomen van de Bomenstichting.
De voormalige Hortus vormt een belangrijke ecologische 'stepping stone' in combinatie met het Noorderplantsoen en het Nieuwe Kerkhof. Het gebied is onderdeel van de door de raad vastgestelde ecologische structuur met de status waardevol gebied. Het is een kleine groene stadsoase. De hoge leeftijd van verschillende bomen en de variatie in soorten planten bepalen de hoge natuurwaarde. In de tuin komt – zoals gezegd - een zeer grote collectie stinzenplanten voor, waaronder zeldzame en beschermde soorten. Mogelijk zijn er ook beschermde vleermuisverblijfplaatsen in dit gebied. Bij een eventuele kap van bomen, verbouw of nieuwbouw dient de aanvrager rekening te houden met de Flora- en Faunawetgeving. De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van dier- en plantsoorten.
De voormalige Hortus is, behalve een belangrijk botanisch monument, ook een belangrijk cultuurhistorisch monument.
In het voorliggend bestemmingsplan blijft het binnenterrein onbebouwd conform de bestaande regeling. Tevens worden de westzijde van het binnenterrein en de zuidwesthoek niet bebouwd. Het gebied (afgesloten door omringende bebouwing) behoudt een semi-openbaar karakter.
De omringende straten
* Grote Kruisstraat
De Grote Kruisstraat is een buurtontsluitingsroute (busroute) en een belangrijke fietsroute tussen binnenstad en ommeland. De straat wordt gedomineerd door het Alfa-gebouw. Door woningbouw (in drie bouwlagen) eind twintigste eeuw is het woonkarakter van de straat versterkt, waardoor monofunctionaliteit in deze straat is voorkomen en het kleinschalige karakter (toch kenmerkend voor de Hortusbuurt) enigszins is gehandhaafd.
* De Nieuwe Kijk in 't Jatstraat
De Nieuwe Kijk in 't Jatstraat sluit naadloos aan op de stedelijke structuur van het centrum. De straat is in zijn profiel een zeer stedelijke straat. Door de gevarieerde bebouwing, zowel in uitstraling, hoogte, functie, maat en schaal doet de straat bijzonder plezierig aan. De straat sluit aan op de belangrijkste noord-zuidverbinding in de stad voor wat betreft het fietsverkeer (Station – Folkingestraat - Kijk in 't Jatstraat - Grote Kruisstraat – Noorderplantsoen – Kerklaan - wijkpark Selwerd - Paddepoelsterweg - ommeland). De inrichting van de openbare ruimte doet hier en daar gedateerd aan.
* De Grote Rozenstraat
De Grote Rozenstraat wordt gedomineerd door de universiteitsfunctie, maar doordat deze plaatsvindt in - ook in ouderdom - verschillende gebouwen uit verschillende architectonische bouwstijlen en periodes, is het kleinschalige karakter van de straat overeind gebleven.
* De Noorderbinnensingel
Het voorliggend bestemmingsplan grenst aan de achterste perceelsgrens van de woningen aan de Noorderbinnensingel. De Noorderbinnensingel ligt aan het Noorderplantsoen, dat deel uitmaakt van de oorspronkelijke vestingwerken van de vesting Groningen.
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Ontwikkeling
Gezien de in paragraaf 1.2 beschreven achtergrond is besloten de tweede fase van de bouwplannen van de RuG niet te realiseren op de locatie aan de Grote Rozenstraat, maar bovenop het bestaande volume achter en aansluitend op het Universiteitsgebouw in de Grote Kruisstraat. Architectenbureau Skets heeft een volume getekend met een eigentijds beeld en uitstraling passend bij de schaal van het bestaande gebouw. De Hortustuin met zijn monumentale bomen en bijzondere flora wordt door dit volume op geen enkele wijze aangetast. Van belemmering van zonlicht of aantasting van privacy voor de buurt is geen sprake gezien de ligging ten opzichte van de zon en de afwezigheid van woonbebouwing in de directe omgeving.
Behalve de gerealiseerde uitbreiding bovenop de kantine/bibliotheek van het Heymansgebouw, zijn de bebouwingsmogelijkheden in het voorliggend bestemmingsplan vergeleken met de bebouwingsmogelijkheden in bestemmingsplan Hortusbuurt/Noorderplantsoen als volgt verwerkt in het voorliggend plan:
* in de zuidwestrand van het plangebied is geen bebouwing meer toegestaan;
* aan de Grote Rozenstraat 19 t/m 27 wordt - overeenkomstig de door de RUG en bewonersorganisatie Hortusbuurt bereikte overeenstemming, zoals verwoord bij brief van 12 november 2010 - aan de voorzijde de maximale hoogte van 15 meter teruggebracht naar een goothoogte van maximaal 6.6 meter en een bouwhoogte van maximaal 10.50 meter. Aan de achterzijde is een maximale bouwhoogte toegestaan van 14 meter; dit laatste geldt ook voor Grote Rozenstraat 17.
Hiermee is de tussen buurt en RuG gesloten vaststellingsovereenkomst zoveel mogelijk in dit bestemmingsplan vertaald. Zowel RuG als bewonersorganisatie Hortusbuurt hebben schriftelijk aangegeven in te stemmen met deze vertaling.
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Milieu
5.1.1 Inleiding
Het plangebied is gelegen in de Hortusbuurt, grenzend aan het Noorderplantsoen. De Hortustuin en de gebouwen van de Rijksuniversiteit rondom de tuin behoren tot het plangebied. Voor een klein gedeelte van de Rijksuniversiteit aan de Grote Rozenstraat is (deels vervangende) nieuwbouw mogelijk middels dit bestemmingsplan en overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. Verder gaat het om bestaande situaties. De belangrijkste milieuaspecten in het plangebied zijn: geluid, luchtkwaliteit en geur, bodemkwaliteit, externe veiligheid en bedrijvigheid.
In de volgende paragrafen wordt ingegaan op deze milieuaspecten. Daarna wordt kort ingegaan op het aspect 'duurzaamheid'.
5.1.2 Geluid
Wegverkeerslawaai
Op basis van verkeersintensiteiten is voor een aantal wegen nabij het plangebied sprake van een hoge geluidbelasting. Het gaat hierbij om onder andere de Nieuwe Boteringestraat, de Nieuwe Ebbingestraat, het Boterdiep en de wegen langs de Noorderhaven (Turfsingel, Spilsluizen Noordzijde, Lopende Diep Noordzijde, Noorderhaven Noordzijde). De meeste wegen rondom het plangebied zijn aangewezen als een 30 kilometer-zone. Deze vallen niet onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder. Een uitzondering hierop is de Grote Kruisstraat. Omdat er aan deze weg geen (vervangende) nieuwbouw plaatsvindt, heeft de geluidbelasting van deze weg geen invloed op het plangebied. Dit bestemmingsplan biedt wel de mogelijkheid tot vervanging van bebouwing aan de Grote Rozenstraat, die wel is aangewezen als 30 km-weg. Dit betekent, dat er voor de vervangende nieuwbouw geen hogere waarde procedure nodig is vanwege wegverkeerslawaai.
Industrielawaai
Het plangebied ligt nabij het industrieterrein Groningen-West/Hoogkerk. Dit terrein is gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder. Vanwege geluidbeperkende maatregelen en het vertrek van inrichtingen is de geluidbelasting vanwege dit industrieterrein inmiddels sterk verminderd. Het voornemen is dan ook om te zijner tijd de geluidzone van dit industrieterrein terug te leggen. Vooralsnog ligt het plangebied nog net binnen de formele 50 dB(A) geluidzone van het industrieterrein Groningen-West/Hoogkerk. Maar de werkelijke geluidbelasting vanwege industrielawaai op de Hortusbuurt is ruimschoots lager dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Daarom is voor dit bestemmingsplan geen hogere waarde procedure nodig vanwege industrielawaai.
5.1.3 Luchtkwaliteit en geur
Luchtkwaliteit
De luchtkwaliteit wordt beoordeeld aan de hand van de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Deze wet geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In de wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).
De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. Hierbij zijn de ringwegen bepalend en enkele andere drukke stadswegen of gebieden zoals het stationsgebied. Het plangebied ligt niet aan een druk punt of een ringweg, maar ligt ingesloten in een woonbuurt zonder drukke wegen. In het plangebied zullen daarom met zekerheid geen luchtkwaliteitsnormen worden overschreden.
Geur
De belangrijkste geurbron in dat gedeelte van de stad is de suikerfabriek. De geurcontour ligt echter niet over het plangebied heen en de fabriek voldoet aan de normen in kader van de wet Milieubeheer.
5.1.4 Bodemkwaliteit
De aanwezigheid van bodemverontreiniging in het stedelijk gebied is een gegeven. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan het huidige bodemgebruik. De beoordeling van de bodemkwaliteit voor het bestemmingsplan gaat uit van een gebiedsbenadering en van de beschikbare gegevens op het moment van de inventarisatie. Individuele locaties zullen telkens opnieuw moeten worden beoordeeld op het aspect van geschiktheid.
Binnen het plangebied is de bodem diffuus verontreinigd door gebruik van de locatie en de omgeving in het verleden. Deze 'verdachtmakingen' zijn gebaseerd op (bedrijfs)activiteiten uit het verleden of op beschikbare (beperkte) onderzoeksresultaten. In het plangebied bevindt zich één potentieel ernstige en één potentieel urgente locatie. Hier wordt nog verder onderzoek uitgevoerd. Verder vindt er monitoring van het grondwater plaats op één locatie waar de bodem in het verleden is gesaneerd.
Met uitzondering hiervan, zijn er geen activiteiten nodig om de locatie geschikt te maken voor het beoogde gebruik. Per locatie is bekeken of er al een sanering heeft plaatsgevonden en of er na sanering nog zorgmaatregelen of gebruiksbeperkingen van kracht zijn. Dat is niet het geval, anders dan reeds genoemd.
De inventarisatie naar de gegevens over bodemkwaliteit (zie bijlage 5) is uitgevoerd op 31 maart 2008 en gebaseerd op de op dat moment bij de Milieudienst beschikbare gegevens over (potentiële) ernstige verontreinigingen. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Voor een actuele situatie en voor informatie over individuele locaties wordt verwezen naar www.eloket.groningen.nl
5.1.5 Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over het overlijdensrisico voor personen als gevolg van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, spoor, water, of buisleidingen). Het Rijksbeleid voor Externe Veiligheid en de huidige normen zijn vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, 2006) en in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS, 2005). Beide kaders bevatten harde normen (grenswaarden) voor PR en richtwaarden voor het GR. Zij verplichten gemeenten bij ruimtelijke besluiten de risiconormen in acht te nemen.
Voor de risicosituatie in het plangebied zijn alle, voor de externe veiligheid relevante, bronnen geïnventariseerd en is de invloed ervan op het plangebied vastgesteld. In of nabij het plangebied zijn geen hogedruk-buisleidingen of transportleidingen en ook geen inrichtingen die kunnen worden aangemerkt als risico-bron. Omdat er geen bronnen zijn, is er ook geen sprake van een risico in het kader van externe veiligheid.
Conclusie: Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico zijn niet van toepassing op dit bestemmingsplan.
5.1.6 Bedrijvigheid
De Hortusbuurt, waarin het plangebied ligt, heeft een belangrijke woonfunctie. De bedrijven in de wijk bevinden zich tussen de woningen. Deze bedrijven moeten passen binnen de categorieën 1 en 2 zoals die door de VNG in `bedrijven en milieuzonering' zijn beschreven. De huidige bedrijvigheid veroorzaakt geen overlast in het plangebied. Regulering van de milieubelasting door die bedrijven vindt plaats met behulp van de Wet Milieubeheer en/of op basis van de Algemene Plaatselijk Verordening. Bij een aanvraag van een nieuwe vestiging van een bedrijf wordt nauwgezet beoordeeld of aan de randvoorwaarden kan worden voldaan en of er hinder zal optreden.
Evenementen in het Noorderplantsoen
Voor de evenementen in het Noorderplantsoen is er gemeentelijk beleid. Dit beleid is in een aantal nota's verwoord, zoals de nota's `Leven in de brouwerij' en `Geluid en duidelijkheid'. Het aspect openbare orde komt aan de orde in de nota `Alle dagen feest'. Eventuele overlast wordt zoveel mogelijk voorkomen via de evenementenvergunning (op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening), gerichte handhaving en duidelijke afspraken met zowel bewoners als vergunninghouder.
5.1.7 Duurzaamheid
De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidsvisie vastgesteld. De uitwerking van deze visie heeft het college verwoord in de documenten: 'het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+ 2025'.
Op grond van gemeentelijk beleid wordt beschreven hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingkwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden en hoe de gemeente de stad klaar wil maken voor de effecten van klimaatverandering.
In dit bestemmingsplan komt de duurzame leefomgeving tot uitdrukking in de manier waarop wordt omgegaan met ecologie, groen, water en onder meer de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem. In algemene zin kan worden geconcludeerd dat duurzaamheid al een goede verankering in dit bestemmingsplan heeft gekregen.
Op het gebied van materiaalgebruik is het gewenst gebruik te maken van materialen in het plangebied die gerecycled kunnen worden of herwinbaar zijn.
5.2 Waterbeheer
Algemeen
De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als ordenend principe. Water legt verbindingen tussen bodem, natuurlijke ontwikkeling en de gesteldheid en beleving van de woon- en werkomgeving.
Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht. Doel is hierbij tot een zo natuurlijk mogelijk watersysteem te komen, dat is afgestemd op duurzame ontwikkeling, natuurlijke ontwikkeling en geohydrologie van het gebied.
De Hortustuin heeft een zeer rijke historie waarin water een geringe rol lijkt te spelen. In de huidige situatie staat het grondgebruik onder druk van de moderne wereld: parkeren en recreatie.
Het gebied kenmerkt zich door de grote hoeveelheid bomen, bosschages en gazons en is omgeven door (hoge) bebouwing. Een andere eigenschap van de tuin is het hoogteverschil van het maaiveld. De wandelpaden en de parkeerplaatsen zijn van klinkers (open verharding) of bestaan uit een halfverharding. In het midden van het gazon staat een betonnen bak gevuld met water. Onduidelijk is of dit ook een verband heeft met het grondwater. Er is in het gebied geen oppervlaktewater aanwezig.
Het regenwater wordt deels door de bomen en bosschages opgevangen om vervolgens in de grotendeels onverharde ondergrond te verdwijnen. De grondwaterstand ten aanzien van het maaiveld verschilt waarschijnlijk behoorlijk gezien de aanwezige glooiingen in de tuin. Dit maakt dat de waterhuishouding gevoelig is voor veranderingen. Een uitbreiding van verharding of bebouwing zou dit wankele evenwicht verstoren. Door verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Voor het bestaande watersysteem zou een toename van verhard oppervlak een extra belasting betekenen en zou er meer water geborgen moeten worden. Dit is hier echter niet/ nauwelijks aan de orde.
Riolering
Bij de nieuwbouw van gebouwen en nieuw openbaar terrein wordt een gescheiden rioolsysteem aangelegd. De gescheiden afvoer biedt diverse voordelen. Minder regenwater naar de afvalwaterzuivering komt het zuiveringsproces ten goede, er hoeft minder water verpompt te worden (minder energieverbruik) en met het regenwater wordt oppervlaktewater aangevuld en doorgespoeld, wat een gunstig effect op de waterkwaliteit heeft. Tevens wordt de kans op wateroverlast verminderd. In de toekomst is de aanleg van een gescheiden stelsel het uitgangspunt.
Bouwmaterialen
In het plangebied mogen geen nieuwe materialen gebruikt worden die milieuverontreinigend zijn. Te denken valt aan de toepassingen van lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen logen milieugevaarlijke stoffen uit die via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.
Het toepassen van vegetatiedaken is een uitstekend middel om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. De vegetatie neemt vocht op en bergt op die manier water. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen. Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan op energieslurpende voorzieningen zoals airco's e.d. bespaard worden.
5.3 Flora En Fauna
Recente inventarisaties tonen een grote variëteit aan plantensoorten aan in het gebied. Hoewel er geen duidelijke restanten van de oorspronkelijke heemtuinvegetatie meer aanwezig zijn, is de soortenrijkdom voor een stadstuin opmerkelijk. De Hortustuin wordt verder gekenmerkt door een aantal monumentale bomen. De gemeente heeft haar beleid ten aanzien van monumentale bomen verwoord in de nota BladGoud (2007). Het begrip monumentale boom is vastgelegd in de APV, compleet met toetsingscriteria.
De nabijheid van het Noorderplantsoen zorgt voor een diverse vogelbevolking en er worden regelmatig vleermuizen gesignaleerd. Een onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde fauna laat dit ook zien (Ecoscan Hortustuin te Groningen, VZZ rapport 2005.03, juni 2005).
Met het oog hierop en gezien de omvang en de ligging van de binnentuin is er een grote natuurlijke potentie in het gebied aanwezig, die bij een meer op de ecologie afgestemd beheer gerealiseerd kan worden. In verband hiermee is de tuin toegevoegd aan de Stedelijke Ecologische Structuur (SES). Naast de “SES-kwalificatie” bestaat het doelsoortenbeleid. Voor dit gebied is dat vastgelegd in de Doelsoortennota deelgebied Centrum. De tuin is verder onderdeel van de basisgroenstructuur binnen de gemeentelijke Groenstructuurvisie.
Het bestemmingsplan is globaal getoetst aan de Flora- en Faunawet; omdat het plan vooral de bestaande situatie bestendigt, heeft dit echter geen consequenties. Er is ook geen sprake van beïnvloeding van Natura 2000-gebieden.
5.4 Kabels En Leidingen
Bij de aanleg van nieuwe kabels en leidingen moet rekening gehouden worden met de bomen en het overige groen. Omgekeerd is bij de aanplant van bomen overleg met de netwerkbedrijven vereist in verband met de kwetsbaarheid van kabels en leidingen en de bijbehorende veiligheid.
Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting
6.1 Algemeen
Het voorliggend bestemmingsplan De oude Hortus voorziet in een actueel juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct bouwrecht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.
Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden voor burgemeester en wethouders opgenomen.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 en 'Strakke Plannen, Handboek Bestemmingsplannen Gemeente Groningen'. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens:een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen en afwijkingen van de bouwregels. De bestemmingen worden in paragraaf 6.3 nader toegelicht voor zover daar aanleiding toe is.
Het bestemmingsplan is volledig digitaal gemaakt. Het is raadpleegbaar via het internet (bestemmingsplannen.groningen.nl).
Het bestemmingsplan kent twee enkelbestemmingen (Maatschappelijk en Tuin) en de dubbelbestemmingen Waarde- Archeologie I, Waarde - Beschermd stadsgezicht en Waarde - Ecologie.
6.2 Geldend Bestemmingsplan
In het plangebied is momenteel uitsluitend bestemmingsplan Hortusbuurt/ Noorderplantsoen, onherroepelijk geworden op 2 mei 2002, van kracht. Dit plan wordt voor een klein deel van het gebied door het voorliggend bestemmingsplan vervangen.
6.3 Artikelsgewijze Toelichting
Inleidende regels
Artikel 1
In artikel 1 van de planregels (begripsomschrijvingen) zijn onder meer de begrippen 'vloerindex' en 'korrelgrootte' gedefinieerd. Deze bebouwingseisen behoren bij de plankaart die bebouwingsmatrixen bevat. De ervaring leert dat de begrippen vloerindex en korrelgrootte zeer bruikbare sturingsinstrumenten zijn. Onderstaand wordt dit aan de hand van een voorbeeld nader toegelicht.
Vloerindex- rekenvoorbeeld
Gesteld, dat het te bebouwen oppervlak van een perceel 1000 m² bedraagt, waarvan krachtens het ter plaatse geldende bebouwingspercentage 60 % mag worden bebouwd, terwijl voorts het aantal bouwlagen is bepaald op 1-3 en de vloerindex 1,2 bedraagt, dan is het volgende op te merken:
Het maximaal te realiseren vloeroppervlak bedraagt in dit voorbeeld 1,2 x 1000 = 1200 m² . Aangezien een bebouwingspercentage van 60 geldt, mag dit vloeroppervlak niet meer dan 600 m² (60% van 1000 m²) op de begane grond worden verwezenlijkt. Er doen zich nu een aantal keuzemogelijkheden voor, waarvan de twee uitersten zijn:
1. maximalisatie van bebouwingspercentages en vloeroppervlak en
2. maximalisatie van het aantal bouwlagen en vloeroppervlak.
Bij de eerste mogelijkheid kan 600 m² van het beschikbare terreinoppervlak voor bebouwing worden benut, waarbij de resterende toegestane vloeroppervlakte (eveneens 600 m² ) in de vorm van een tweede bouwlaag verwezenlijkt kan worden.
Bij mogelijkheid 2 betekent dit, dat het toegestane vloeroppervlak van 1200 m² ondergebracht kan worden in drie bouwlagen van elk 400 m² vloeroppervlak.
Het spreekt voor zich, dat naast de hiervoor genoemde keuzemogelijkheden nog tal van tussenoplossingen mogelijk zijn, mits de vloerindex maar niet wordt overschreden. Nog los van het feit, dat niet per se het toegestane vloeroppervlak ook inderdaad behoeft te worden benut, is het zeer wel denkbaar op de verdiepingen een kleiner vloeroppervlak te realiseren dan op de begane grond.
Korrelgrootte
De korrelgrootte is afgeleid uit de, in een gebied aanwezige, pandbreedten. Daarbij zijn de extreme waarden (verstoringen) buiten beschouwing gelaten. Ter voorkoming van misverstanden: korrelgrootte en pandbreedte zijn niet synoniem. Een pand kan uit meer dan éénmaal de korrelgrootte zijn opgebouwd. Het is een hulpmiddel om de gevelwand te structureren en de kleinschaligheid te beschermen.
In artikel 1 wordt omschreven wat onder additionele voorzieningen moet worden verstaan. Duidelijk is dat deze voorzieningen zijn gekoppeld aan een bestemming of functie en een ondergeschikte en ondersteunende positie innemen ten opzichte van de volgens deze bestemming toegelaten doeleinden. Per bestemming kunnen zij dus variëren. Mede daarom is het niet mogelijk en gewenst om een uitputtende opsomming te geven van wat daaronder moet worden verstaan.
Onder horeca als additionele voorziening vallen bijvoorbeeld bedrijfskantines. Het betreft inrichtingen, waarbij het doel van het bezoek in hoofdzaak is gericht op andere activiteiten dan consumptie, en waarbij de horecafunctie uitsluitend in relatie met die andere activiteiten voorkomt.
Bestemmingsregels
Artikel 4 Maatschappelijk
Onder de bestemming Maatschappelijk valt maatschappelijke dienstverlening, waartoe een grote diversiteit aan voorzieningen behoort, zoals maatschappelijke diensten, medische dienstverlening, zorg, onderwijs en sociaal-culturele voorzieningen (zie ook de definitie in artikel 1). Onder de doeleindenomschrijving in lid 1 zijn voorts onder meer de functies 'kantoor' en 'zakelijke dienstverlening' als toegestane doeleinden genoemd om zoveel mogelijk functionele flexibiliteit te houden.
Het onderscheid tussen bouw- en goothoogte ter plaatse van Grote Rozenstraat 19 t/m 27 heeft ten doel twee bouwlagen met kap mogelijk te maken overeenkomstig de vaststellingsovereenkomst.
Artikel 5 Tuin
Het binnenterrein is op de plankaart aangewezen voor de bestemming Tuin. De tuin is zowel in archeologisch als in ecologisch opzicht waardevol. De bescherming van deze waarden is geregeld in respectievelijk de artikelen 6 en 8.
In lid 5.2.3, de bebouwingsregeling voor bouwwerken geen gebouw zijnde, is ten behoeve van de op de kaart aangegeven overbouwing een grotere hoogte toegestaan dan voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde. Dit heeft te maken met de aanwezige steunberen ten behoeve van de overbouwing.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 1
In dit artikel is opgenomen dat de gronden, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd zijn voor het behoud van archeologische waarden.
Artikel 7 Waarde - Beschermd stadsgezicht
Het voorliggend bestemmingsplan biedt bescherming aan het beschermd stadsgezicht Binnenstad, voor zover gelegen in het plangebied.
Doel van de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is om de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt. Specifiek van belang zijn: de uitzonderlijke, op geometrische principes gebaseerde structuur, een patroon van vrijwel rechthoekige gesloten bouwblokken, een gevarieerd bebouwingspatroon en de functie: gebouwen ten behoeve van onderwijs en onderzoek die in het stedelijk patroon zijn opgenomen en de voormalige Hortus botanicus.
De bescherming zal plaatsvinden door middel van toetsing bij het beoordelen van de omgevings-vergunning.
In het voorliggend bestemmingsplan zijn relevante bepalingen beschikbaar in de bouwvoorschriften en de nadere eisenregeling. Daarnaast is de Welstandsnota van belang.
Artikel 8 Waarde - Ecologie
In dit artikel is opgenomen dat de gronden, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd zijn voor het behoud van ecologische waarden.
Wat betreft het vereiste van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden: op dit moment is plm. 30 % van de tuin verhard met wegen, paden en parkeerplaatsen. De regels voorkomen een toename van verharding binnen de bestemming.
Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel zorgt ervoor dat op eenzelfde perceel de onbebouwde ruimte niet nogmaals wordt betrokken in de planologische toets van een bouwplan. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Artikel 10 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
In dit artikel wordt geregeld dat de aanvullende stedenbouwkundige bepalingen uit de Groninger
Bouwverordening niet van toepassing zijn. Hetgeen het bestemmingsplan regelt gaat vóór datgene wat
op dit gebied door de Bouwverordening wordt geregeld. Daarop is echter op een viertal punten, die in
dit artikel zijn genoemd, een uitzondering gemaakt.
Gebruikelijk in gemeentelijke bestemmingsplannen is dat daarnaast ook de Parkeernormennota, gebaseerd op de Bouwverordening, van toepassing blijft. Echter, voor het voorliggend bestemmingsplan zijn er zwaarwegende redenen de Parkeernormennota buiten beschouwing te laten (artikel 10). Deze zijn: enerzijds het belang van behoud van groen op het binnenterrein – mede gewaarborgd doordat de hoeveelheid verharding niet mag uitbreiden - én anderzijds het belang van de aanwezigheid van de RuG nabij de binnenstad; de beperkte toename van bouwmogelijkheden in het plangebied; de aanwezigheid van parkeerplaatsen achter de Nieuwe Kijk in 't Jatstraat en van een beperkt aantal bestaande parkeerplaatsen in de tuin; de goede bereikbaarheid van de locatie met het openbaar vervoer; het feit dat het overgrote deel van de studenten die de te bouwen collegezalen zullen bezoeken met de fiets zullen komen; de nabijheid van twee parkeergarages.
Artikel 11 Algemene afwijkingsbevoegdheid
Dit artikel betreft de afwijkingsbevoegdheid die van toepassing zijn op alle in het plan voorkomende bestemmingen.
Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Strafbepaling
In dit artikel wordt de overtreding van het in een aantal bestemmingsbepalingen neergelegde verbod om zonder omgevingsvergunning een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren aangeduid als een strafbaar feit. Dit is nodig, omdat artikel 1a, onder 2°, van de Wet op de economische delicten ten aanzien van een overtreding van artikel 3.3. van de Wet ruimtelijke ordening een expliciete strafbaarstelling in het bestemmingsplan eist.
Artikel 13 Overgangsrecht
Dit artikel bevat het overgangsrecht conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Artikel 14 Sotregel
Dit artikel betreft de citeertitel van het voorliggend bestemmingsplan.
6.4 Plankaart
De plankaart bestaat uit één kaartblad met schaal 1:1000. De naamgeving van de bestemmingen is conform de landelijke richtlijnen (SVBP 2008, Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen). De plankaart geeft in samenhang met de planregels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid En Exploitatieplan
Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan De oude Hortus heeft echter betrekking op een reeds bebouwd deel van de gemeente, waarbij de ontwikkelingen aan het particuliere initiatief worden overgelaten. Met betrekking tot het bestemmingsplan spreekt men daarom ook wel van "toelatingsplanologie" als tegenhanger van "uitvoeringsplanologie".
Er zal geen exploitatieplan worden vastgesteld, omdat er geen sprake is van verhaalbare kosten en er geen locatie- of faseringseisen worden gesteld.
Hoofdstuk 8 Participatie En Overleg
8.1 Participatie
Een concept van het voorontwerp-bestemmingsplan is in mei 2008 toegezonden aan de RuG en de buurtvereniging. Met beide partijen is voorts vooroverleg gevoerd.
De buurtvereniging merkt op dat op grond van het voorliggend bestemmingsplan het terrein waarop het vakwerkhuisje stond, nu bebouwd kan worden, evenals de speelplek.
Gemeentelijke reactie
Om de buurt tegemoet te komen is de bestemmingsgrens/ bouwgrens teruggelegd ter plaatse van het speelplaatsje aan de Grote Rozenstraat.
(De navolgende tekst is naar aanleiding van de inspraak vervallen, omdat ook het bouwen in de rand van het bouwblok ter hoogte van het speelplaatsje/ het voormalige vakwerkhuisje niet meer is toegestaan: 'Het voorliggend bestemmingsplan maakt, conform het vigerende plan, bebouwing mogelijk in de randen rondom de binnentuin. Dit is van belang om een gesloten bouwblok mogelijk te maken en in overeenstemming met de in de Hortusbuurt zo kenmerkende en waardevolle gesloten bouwblokstructuur met daarbinnen besloten binnenterreinen. Bebouwing ter plaatse levert geen tegenstelling op met de wensen van de raad. De raadsmotie betreft het voorkomen van bebouwing van het binnenterrein. Het voorliggend bestemmingsplan voorkomt dat aan de westzijde van de binnentuin wordt gebouwd. Aanvullende eisen aan de bouwmogelijkheden van de RuG zijn niet beoogd.')
De RuG kon in hoofdlijnen instemmen met het bestemmingsplan (P.S.: Het betrof de concept-voorontwerp-versie waarin nog wel vervangende bebouwing in de zuidwesthoek mogelijk was en waarin voor de Grote Rozenstraat 19 t/m 27 nog niet de, in de voorliggende versie van het plan, gereduceerde bouwmogelijkheden ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan waren overgenomen.) Naast een aantal tekstuele opmerkingen, zijn de volgende punten door de RuG genoemd: a. De rooilijn aan de tuinzijde van de bebouwing Grote Rozenstraat is op de concept-plankaart correct weergegeven en in overeenstemming met wat tussen RuG en buurt is overeengekomen. Het geplande nieuwbouwvolume kan met de op de plankaart vermelde vloerindex c.a. worden gerealiseerd. b. Over het huisvestingsvolume ten westen van Grote Rozenstraat 31 is tussen RuG en buurt in het verleden niet gesproken. De RuG heeft kennis genomen van het stedenbouwkundig standpunt van de gemeente ter zake.
Inmiddels is naar aanleiding van de participatie de bestemmingsgrens/ bouwgrens teruggelegd ter plaatse van het speelplaatsje aan de Grote Rozenstraat. (N.b.: Na de inspraak is de grens van de bestemming Maatschappelijk nog verder teruggelegd en is de maximale bouwhoogte ter plaatse van de grote Rozenstraat 17 tot en met 27 verlaagd. Zie paragraaf 8.2.)
Voorts is het plangebied beperkt tot het terrein van de Rijksuniversiteit conform de opdracht van de raad. Dit betekent dat de bestemming Wonen is verwijderd.
8.2 Inspraak
In de Gezinsbode van 8 april 2009 is de mogelijkheid om gedurende vier weken in te spreken op het voorontwerp-bestemmingsplan De oude Hortus gepubliceerd. Op 23 april 2009 tussen 17.00 en 19.00 uur kon eenieder in het Heerenhuis, Spilsluizen 9 te Groningen binnenlopen tijdens een inloop-inspraakbijeenkomst om een mondelinge reactie te geven op het voorontwerp-bestemmingsplan. Hiervan is gebruik gemaakt door 11 mensen. Ook zijn twee brieven met inspraakreacties ontvangen. Een samenvatting van de belangrijkste punten die naar voren kwamen uit de inspraak is hierna weergegeven. Het volledige inspraakverslag is opgenomen in bijlage 2.
Bebouwing in de rand van het bouwblok ter hoogte van speelplaatsje
De insprekers zijn verbaasd dat de grond aan de rand van de tuin ter hoogte van het speelplaatsje volgens het voorontwerp-bestemmingsplan mag worden bebouwd. Gesteld wordt, dat in de vaststellingsovereenkomst staat dat het zicht op de tuin zal vrijblijven van bebouwing en dat dat ook staat in de raadsmotie.
Gemeentelijke reactie
Naar aanleiding van deze inspraakreactie is de mogelijkheid van bebouwing ter hoogte van het vakwerkhuisje op de kaart van het ontwerp-plan geschrapt.
Monumentale bomen en panden
Het is wenselijk het beschermd stadsgezicht, de monumentale bomen en de monumentale panden op de kaart aan te geven.
Gemeentelijke reactie
Het beschermd stadsgezicht Binnenstad hoort inderdaad op de plankaart thuis. De plankaart is aangepast. Tevens is het beschermd stadsgezicht als dubbelbestemming opgenomen in de voorschriften.
Echter, het is in het algemeen ongewenst en niet conform de gemeentelijke standaard om monumentale bomen op de plankaart van een bestemmingsplan op te nemen. Hiervoor zijn andere wettelijke kaders.
Ook het opnemen van monumenten en beeldbepalende panden op de plankaart, wordt door de gemeente - juist naar aanleiding van de voorgeschiedenis van het voorliggend bestemmingsplan – als zeer onwenselijk gezien. Een dergelijke vermelding op een plankaart heeft, zoals ook in het vigerend bestemmingsplan reeds is gesteld, geen juridische waarde, omdat monumenten en beeldbepalende panden niet via een bestemmingsplan – maar via een procedure op grond van de Monumentenwet -worden aangewezen; dit wordt vaak niet begrepen als dergelijke panden toch voorkomen op een bij het plan behorende kaart. Daarbij komt dat de Wet ruimtelijke ordening een dergelijke vermelding niet vereist. Tot slot is het een nadeel, dat plankaarten waarop dergelijke panden staan moeilijker leesbaar zijn door de veelheid aan informatie. In het kader van de gemeentelijke standaardisering van bestemmingsplannen komen aanduidingen van beeldbepalende en monumentale panden daarom niet meer voor.
Vaststellingsovereenkomst en bouwhoogte
De in de vaststellingsovereenkomst tussen RuG en buurt overeengekomen uitbreidingsplannen moeten via direct bouwrecht mogelijk worden, maar de wijzigingen mogen niet meer bouwmogelijkheden bieden dan afgesproken is. In de vaststellingsovereenkomst is 12.2 meter toegestaan aan de Grote Rozenstraat 19 t/m 27. De gehele vaststellingsovereenkomst zou moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan.
Gemeentelijke reactie
De afspraken in de vaststellingsovereenkomst zijn in beginsel een privaatrechtelijke zaak tussen de buurt en de universiteit. De inhoud van het voorontwerpbestemmingsplan was daarom in eerste instantie gelijk aan het vigerende bestemmingsplan, met uitzondering van de inhoud van de raadsmotie en de afspraken over nieuwbouw. Gezien de gevoeligheid van de uitbreidingsmogelijkheden op deze locatie is in overleg met de buurt en de RuG besloten om de vaststellingsovereenkomst te vertalen in het bestemmingsplan. Het verschil is dat de bouwhoogte in meters in plaats van in bouwlagen is aangegeven, vanwege de landelijke standaardisering van bestemmingsplannen. De vaststellings- overeenkomst is opgenomen ter verduidelijking in bijlage 3 van deze toelichting.
In maart 2010 zijn de aanpassingen naar aanleiding van de inspraak besproken met een vertegenwoordiging namens de buurt en met de RuG.
In bijlage 2 bij deze plantoelichting wordt dieper ingegaan op de inspraakreacties. De integrale schriftelijke reacties zijn afzonderlijk bijgevoegd.
8.3 Vooroverleg
In het kader van het overleg op grond van artikel 3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorliggende bestemmingsplan toegezonden aan de bij het plan betrokken instanties. De provincie Groningen en de directeur-inspecteur van de VROM-inspectie, mede namens alle belanghebbende regionale rijksdiensten, hebben inhoudelijke opmerkingen gemaakt, die hebben geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
De provincie
De provincie stelt dat nieuwe reclamemasten hoger dan 6 meter volgens het Provinciaal Omgevings- plan 2 niet zijn toegestaan. Het bestemmingsplan maakt dit wel mogelijk.
Gemeentelijke reactie
De subleden 4.4.1 sub b en 9.1 sub h en k zijn zodanig aangepast dat reclamemasten zijn uitgesloten.
De VROM-inspectie
De VROM-inspectie stelt dat het bestemmingsplan niet als voldoende beschermend voor het beschermd stadsgezicht kan worden beschouwd. Dit is wel het geval wanneer een dubbelbestemming wordt verbonden aan het beschermde stadsgezicht, alsmede door het benoemen van de karakteristieke (steden)bouwkundige waarden in de bestemmingsomschrijving met daarbij de verwijzing naar de tekst op p.17 van de plantoelichting.
Voorts zijn er nog een tweetal redactionele opmerkingen: De plantoelichting geeft aan dat er 3 bestemmingen zijn, terwijl er in de voorschriften maar 2 zijn. De maximale bouwhoogte en het bebouwingspercentage in de bestemming Tuin lijken omgewisseld te zijn.
Gemeentelijke reactie
Voldaan is aan de hiervoor genoemde voorwaarden die het bestemmingsplan als voldoende beschermend voor het beschermd stadsgezicht kwalificeren. Het beschermd stadsgezicht is aangegeven op de plankaart door middel van een dubbelbestemming Waarde – beschermd stadsgezicht en in de voorschriften (artikel 6) met vermelding van de doeleinden en een bijbehorende juridische toelichting, een verwijzing naar paragraaf 2.5 in de doeleindenomschrijving en een nadere eisenregeling. Wat betreft de redactionele opmerkingen: er zijn inderdaad maar 2 enkelbestemmingen in het plan; de betreffende redactie in de plantoelichting is aangepast. De bestemming Tuin heeft op grond van het vigerend plan een bebouwingspercentage van 5%, terwijl de maximale bouwhoogte niet op de plankaart is aangegeven. Om de regeling in het voorliggend plan zoveel mogelijk gelijk te houden aan het de regeling in het vigerend plan is de maximale bouwhoogte op de plankaart geschrapt; de voorschriften die conform het vigerend plan een maximale hoogte van 3 meter toestaan, zijn afdoende.
De schriftelijke reacties in het kader van het vooroverleg zijn als onderdeel van dit bestemmingsplan opgenomen in bijlage 4 bij deze plantoelichting.
8.4 Overige Wijzigingen
Overige wijzigingen in het ontwerp-bestemmingsplan betreffen in hoofdzaak de milieuparagraaf (paragraaf 5.1.2 ten aanzien van het industrielawaai en paragraaf 5.1.3 ten aanzien van de luchtkwaliteit) en paragraaf 5.3 ten aanzien van flora en fauna. Voorts is een aantal definities in artikel 1 aangepast aan de verplichte standaarddefinities en is het begrip vloerindex overeenkomstig de oorspronkelijke definitie – maar in aansluiting op de maatvoering voor de hoogte in meters in plaats van in bouwlagen- opgenomen.
Bijlagen
Bijlage 1 Motie Van 19 December 2007
Bijlage 2 Inspraakverslag
Inleiding
In de Gezinsbode van 8 april 2009 is de mogelijkheid om gedurende vier weken in te spreken op het voorontwerp-bestemmingsplan De oude Hortus gepubliceerd. Op 23 april 2009 tussen 17.00 en 19.00 uur kon eenieder in het Heerenhuis, Spilsluizen 9 te Groningen binnenlopen tijdens een inloop-inspraakbijeenkomst om een mondelinge reactie te geven op het voorontwerp-bestemmingsplan. Namens de gemeente waren aanwezig: J. Oeben (projectleider) en R.Meinderts (jurist).
Verslag inspraakbijeenkomst d.d. 23 april 2009
Van de gelegenheid om mondeling in te spreken hebben 11 omwonenden van de Hortus gebruik gemaakt.
De reacties op het voorontwerp-bestemmingsplan
De heer Oeben geeft een toelichting op de totstandkoming van het bestemmingsplan.
Mevrouw Meinderts geeft een toelichting op de vormgeving van het bestemmingsplan en op de bestemmingsplanprocedure. Wat betreft de vormgeving: Het voorontwerp-bestemmingsplan moest worden opgesteld overeenkomstig de nieuwe landelijke en/of plaatselijke standaarden en eisen. Dit betekent onder meer, dat er geen aparte kaart met monumentale en beeldbepalende panden meer bij het bestemmingsplan zit, dat een aantal zaken zoals een beschrijving in hoofdlijnen niet meer in de voorschriften is opgenomen en dat de bouwhoogte in meter in plaats van in bouwlagen wordt aangegeven. De plankaart en de voorschriften zien er door de standaardisering anders uit. Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan is er, ondanks de noodzakelijkerwijs andere vormgeving, naar gestreefd om – met uitzondering van de inhoud van de raadsmotie en voor zover mogelijk de afspraken over nieuwbouw met de buurt - de inhoud van het voorontwerp-bestemmingsplan gelijk te houden aan het vigerende bestemmingsplan.
De reacties op het voorontwerp-bestemmingsplan zijn hierna samengevat.
Bebouwing in de rand van het bouwblok ter hoogte van het speelplaatsje
Inspraakreactie
De insprekers zijn verbaasd dat de grond aan de rand van de tuin ter hoogte van het speelplaatsje volgens het voorontwerp-bestemmingsplan mag worden bebouwd. Gesteld wordt, dat in de vaststellingsovereenkomst staat dat het zicht op de tuin zal vrijblijven van bebouwing en dat dat ook staat in de raadsmotie. Bij een eerdere versie van de plankaart, waarop de rooilijn rechtdoor was getrokken, heeft de buurtvereniging gezegd het daarmee oneens te zijn. Daarop is tegemoet gekomen aan de wens van de buurt betreffende het vrijhouden van bebouwing ter plaatse van het speelplaatsje, maar er is niet tegemoet gekomen aan de wens betreffende het vrijhouden van bebouwing ter plaatse van het vakwerkhuisje. De gemeente interpreteert de afspraken nu zo, dat alleen niet in de binnentuin mag worden gebouwd. Er is in de vaststellingsovereenkomst gezegd waar wel en waar niet mag worden gebouwd. Als de raad aangeeft waar wel mag worden gebouwd, betekent dat nog niet dat de rest wel mag worden bebouwd, bijvoorbeeld omdat het niet expliciet is uitgesloten. Reeds vanaf 1992 is geprotesteerd tegen gesloten bouwblokken; hier komen problemen van.
Gemeentelijke reactie
De heer Oeben stelt, dat is getracht de raadsmotie in het bestemmingsplan te vertalen en voor het overige het oude bestemmingsplan zo goed mogelijk over te nemen in het nieuwe bestemmingsplan. Hij dacht dat met het vrijlaten van de speelplek was voldaan aan de motie. De tekst van de motie wordt in de ontwerp-versie van het nieuwe bestemmingsplan opgenomen.
Duidelijk is dat de insprekers vinden dat dit stukje rand niet moet worden ingevuld en dat zij het gewenst vinden dat de grens van het groen in het verlengde van de bestaande voorgevel van de bebouwing moet liggen.
Monumentale bo(o)m(en)
Inspraakreactie
Een bewoner stelt dat de monumentale boom niet de enige boom in de Hortustuin is die monumentaal is. En het is de vraag of de prachtige gingko door de bestemming Maatschappelijk niet wordt overwoekerd.
Gemeentelijke reactie
Het is in het algemeen ongewenst en niet conform de gemeentelijke standaard om monumentale bomen op de plankaart van een bestemmingsplan op te nemen. Hiervoor zijn andere wettelijke kaders. Voor de boom aan de Nieuwe Kijk in 't Jatstraat is op uitdrukkelijk verzoek van de universiteit een uitzondering gemaakt, mede gezien de ligging midden tussen de bebouwing. (P.M. Vanwege de standaardisering is ook deze boom inmiddels van de plankaart en uit de regels geschrapt.)
Verschil tussen het voorontwerp-bestemmingsplan en het vigerende bestemmingsplan
Inspraakreactie
Een bewoner stelt dat op de plankaart aan de zuidzijde een puist aan de randbebouwing staat getekend; deze is erbij gekomen.
Gemeentelijke reactie
De heer Oeben verduidelijkt dat het hier gaat om bestaande bebouwing; de oude plankaart was veel globaler getekend ten opzichte van het vorige plan.
Verschil tussen het voorontwerp-bestemmingsplan en de feitelijke situatie
Inspraakreactie
Gesteld wordt dat de toegestane bouwhoogte, vier bouwlagen, meer is dan het bestaand aantal bouwlagen. Gewenst zijn: twee bouwlagen en met een schuin dak. Dat is van belang voor de overkant.
Gemeentelijke reactie
De heer Oeben antwoordt dat de gemeente ernaar heeft gestreefd de inhoud van het voorontwerp-bestemmingsplan gelijk te houden aan het vigerende bestemmingsplan. Daarin zijn ook vier bouwlagen toegestaan (P.S. dit is later gewijzigd.).
Overige opmerkingen
Inspraakreactie
Opgemerkt wordt dat het voorontwerp-bestemmingsplan:
- een goede weergave biedt van de voorgeschiedenis van het voorliggend bestemmingsplan;
- niet op het Internet te vinden was.
Gemeentelijke reactie
Een check door de gemeente (achteraf) heeft opgeleverd dat de tekst van en de kaart bij het plan steeds heeft gestaan onder: bestemmingsplannen.groningen.nl
Slot
De heer Oeben besluit met de constatering dat bebouwing ter hoogte van het vakwerkhuisje een knelpunt is en dat dit onderwerp zal worden voorgelegd aan de verantwoordelijke wethouder. Over diens reactie zal de heer Oeben telefonisch bericht geven aan één van de bewoners.
(Inmiddels heeft de verantwoordelijke wethouder laten weten dat de mogelijkheid van bebouwing op de bedoelde plek wordt geschrapt, zodat deze niet meer voorkomt in het ontwerp-plan.)
Schriftelijke inspraakreacties
De schriftelijke inspraakreacties zijn hierna samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien, en in de bijlage van deze plantoelichting integraal opgenomen.
Gedurende de inspraakperiode zijn twee schriftelijke inspraakreacties binnengekomen en wel van:
1. De Bewonersorganisatie Hortusbuurt en omwonenden Oude Hortus, mede namens 38 andere insprekers, die de inspraakreactie onderschrijven;
2. Een bewoner aan de Grote Rozenstraat.
Ad 1. Inspraakreactie van de bewonersorganisatie Hortusbuurt
Gesteld wordt dat het nieuwe bestemmingsplan niet in alle opzichten een correcte vertaling van de raadsmotie van december 2007 is. Deze motie behelsde: a. bebouwing in het westelijk deel van de oude Hortustuin moet niet meer mogelijk zijn, b. de in de vaststellingsovereenkomst tussen RuG en buurt overeengekomen uitbreidingsplannen moeten via direct bouwrecht mogelijk worden. Opmerkingen zijn er ten aanzien van de volgende punten.
- a. Aan de plaats van het voormalig vakwerkhuisje is een bouw- in plaats van groenbestemming gegeven; echter, na bezwaren tijdens de inspraak is aan deze bezwaren tegemoet gekomen.
- b. De in de vaststellingsovereenkomst tussen RuG en buurt overeengekomen uitbreidingsplannen moeten via direct bouwrecht mogelijk worden, maar de wijzigingen mogen niet meer bouwmogelijkheden bieden dan afgesproken is. In het bestemmingsplan is de bouwgrens aan de zuidzijde op 14 meter uit de straat gelegd; feitelijk is er een grote differentiatie. In het bestemmingsplan is de hoogte op 15 meter gesteld, maar in de vaststellingsovereenkomst is 12.2 meter hoogte toegestaan aan de Grote Rozenstraat 19 t/m 27. De gehele vaststellingsovereenkomst zou moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan.
- c. Een extra kaart waarop het beschermd stadsgezicht aangegeven is en welke de monumentale en beeldbepalende panden zijn, is gewenst.
- d. Ten opzichte van het vigerend plan mist de bestemming Tuin de kwalificaties beschermd/verborgen/ monumentaal groen en heeft de bestemming veel ruimere doeleinden en minder strakke bebouwingsvoorschriften. Gewenst is vermelding van de stinzeflora als te beschermen waarde. In bijlage 5.3 Nadere eisen wordt gezegd dat B&W nadere eisen kunnen stellen aan plaats en afmetingen t.b.v. de op de kaart aangegeven monumentale boom. Er zijn meer dan 1 monumentale bomen, zoals de oude liaan en de boom achter Grote Rozenstraat 15; het is gewenst deze te vermelden.
Gemeentelijke reactie
Ad a.: Bij het opstellen van het bestemmingsplan is ervan uitgegaan dat uitsluitend het gebied binnen de randbebouwing onbebouwd diende te blijven. Echter, om tegemoet te komen aan de insprekers is een zodanige wijziging van het voorontwerp-bestemmingsplan doorgevoerd dat ter plaatse van het voormalige vakwerkhuisje óók geen randbebouwing is toegestaan. Uiteraard is het laatste woord aan de raad bij de vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan.
Ad b.: De afspraken in de vaststellingsovereenkomst zijn in beginsel een privaatrechtelijke zaak tussen de buurt en de universiteit. De inhoud van het voorontwerp-bestemmingsplan was daarom in eerste instantie gelijk aan het vigerende bestemmingsplan, met uitzondering van de inhoud van de raadsmotie en de afspraken over nieuwbouw. Gezien de gevoeligheid van de uitbreidingsmogelijkheden op deze locatie is in overleg met de buurt en de RuG is besloten om de vaststellingsovereenkomst te vertalen in het bestemmingsplan.
Het verschil is dat de bouwhoogte in meters in plaats van in bouwlagen is aangegeven, vanwege de landelijke standaardisering van bestemmingsplannen. De vaststellingsovereenkomst is in bijlage 3 opgenomen.
Ad c.: Een bestemmingsplan kent onder de nieuwe wet nog maar één plankaart. Daarop hoort inderdaad ook het beschermd stadsgezicht Binnenstad te worden aangegeven. Begrenzing van het beschermd stadsgezicht is door de zeer beperkte omvang van het plangebied niet mogelijk. Wel is in de ontwerp-versie van het bestemmingsplan aan het gehele plangebied een dubbelbestemming Beschermd stadsgezicht gegeven.
Een plankaart waarop monumenten en beeldbepalende panden staan, wordt door de gemeente - juist naar aanleiding van de voorgeschiedenis van het voorliggend bestemmingsplan – als zeer onwenselijk gezien. Een dergelijke vermelding op een plankaart heeft, zoals ook in het vigerend bestemmingsplan reeds is gesteld, geen juridische waarde, omdat monumenten en beeldbepalende panden niet via een bestemmingsplan – maar via een procedure op grond van de Monumentenwet -worden aangewezen; dit wordt vaak niet begrepen als dergelijke panden toch voorkomen op een bij het plan behorende kaart. Daarbij komt dat de Wet ruimtelijke ordening een dergelijke vermelding niet vereist. Tot slot is het een nadeel, dat plankaarten waarop dergelijke panden staan moeilijker leesbaar zijn door de veelheid aan informatie. In het kader van de gemeentelijke standaardisering van bestemmingsplannen komen aanduidingen van beeldbepalende en monumentale panden daarom niet meer voor.
Ad d.: Het voorliggend bestemmingsplan is opgesteld met inachtneming van de door rijk en gemeente voorgestane / voorgeschreven standaardisering. Dit betekent een soberder plan, dat overigens wel afdoende bescherming voor te behouden waarden biedt, uiteraard voor zover mogelijk op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Een bestemmingsplan kan juridisch geen eisen stellen aan de inrichting van een gebied en aan de soort planten of bomen die zijn toegestaan. Bescherming van soorten, bijvoorbeeld stinzenflora, is niet afdwingbaar via de Wet ruimtelijke ordening, omdat een bestemmingsplan bouwregelgeving betreft. Echter, de volgende opgenomen waarborgen voor behoud van de omvang van de tuin zijn opgenomen: a. met uitzondering van de door buurt en RuG overeengekomen overbouwing staat het voorliggend bestemmingsplan geen uitbreiding van bebouwing toe ten opzichte van het vigerende plan; b. onder de bestemming Tuin staat aangegeven dat de bestemming mede ten doel heeft ecologische waarden te beschermen; c. onder de bestemming Tuin is een aanlegvergunningstelsel opgenomen.
Wat betreft monumentale bomen: Er is inderdaad meer dan één monumentale boom aanwezig. Echter, omdat monumentale bomen binnen andere wettelijke kaders voldoende bescherming krijgen en onder meer om parallelle (dus verwarrende) procedures te voorkomen, worden in het kader van de standaardisering van bestemmingsplannen individuele bomen niet op de plankaart opgenomen. Er is daarom voor gekozen de vermelding monumentale boom weg te laten op de plankaart. Ten behoeve van het bestemmingsplan heeft geen inventarisatie van bomen plaatsgevonden, omdat het plan geen extra bouwmogelijkheden op het binnenterrein biedt.
Ad 2. De bewoner aan de Grote Rozenstraat
Er zijn de volgende vraag- en kritiekpunten op het bestemmingsplan:
a. De bouwgrens van de maatschappelijke bestemming is te ruim gedefinieerd. Dit is van belang in verband met het overhoekse uitzicht en de lichttoetreding.
b. Het zou logischer zijn (toekomstige) bebouwing aan de grote Kruisstraat in de oorspronkelijke rooilijn van deze straat mogelijk te maken en daarom het plangebied te vergroten.
c. Het is gewenst de bouwhoogte aan de Grote Rozenstraat af te stemmen op de huidige situatie.
d. Wat wordt met korrelgrootte bedoeld? Het is gewenst de bestaande feitelijke korrelgrootte te behouden.
e. Het is de vraag of er maar één monumentale boom in de tuin is.
Gemeentelijke reactie
Ad a. Verwezen kan worden naar de gemeentelijke reactie onder 1a: het bestemmingsplan is zodanig aangepast, dat de zuidwestrand van het plangebied onbebouwd blijft.
Ad b en c. De aanleiding voor bestemmingsplan De oude Hortus is aangegeven in hoofdstuk 1. Het voorliggend bestemmingsplan is: uitvoering geven aan de raadsmotie d.d. 19 december 2007 en het verwerken van de vaststellingsovereenkomst. Dit heeft de omvang van het plangebied bepaald.
Ad c. Zie de gemeentelijke reactie onder 1b.
Ad d. Voor een toelichting op het begrip korrelgrootte kan worden verwezen naar paragraaf 6.3 van de Juridische toelichting onder 'artikel 1'. Hier staat: “De korrelgrootte is afgeleid uit de, in een gebied aanwezige, pandbreedten. Daarbij zijn de extreme waarden (verstoringen) buiten beschouwing gelaten. Ter voorkoming van misverstanden: korrelgrootte en pandbreedte zijn niet synoniem. Een pand kan uit meer dan éénmaal de korrelgrootte zijn opgebouwd. Het is een hulpmiddel om de gevelwand te structureren en de kleinschaligheid te beschermen.”
Ad e. Zie de gemeentelijke reactie onder 1d.
Bijlage 3 Vaststellingsovereenkomst Tussen Hortusbuurt En Rug
Bijlage 4 Brieven Vooroverleg
Bijlage 5 Bodem
Inventarisatielijst Globis
Locatie code | Locatie naam | WBB fase lopend | Ond.status rapport | Beoord. (pot) EUT | Vervolg taak | Ont staan | Hoofd cate gorie |
GO001400340 | Grote Kruisstraat 2 - 2/1 /Grote Ro- zenstraat 15-31 | Evalua- tiefase | Onderzoek op aard | Pot. ernstig | Uitvoeren aanvul- lend OO | Voor 1987 | Tanks |
GO001400360 | Grote Kruisstraat 4 - 22 | NO fase | Onderzoek omvang/EST | Niet ernstig, licht tot matig veront- reinigd | Voldoen- de onder- zocht | Voor 1987 | Overig |
GO001401121 | Grote Kruisstraat 24 - 26 | BIO fase | PreHO / BIO rapport | Pot. urgent | Uitvoeren HO | Voor 1987 | Brand stof- ver- koop- punten |
GO001401178 | Nieuwe Kijk in 't Jatstraat, tracé | NO fase | Onderzoek omvang/EST | Niet ernstig, plaatselijk sterk veront- reinigd | Voldoende onderzocht | Voor 1987 | Overig |