KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Artikel 3 Uitmetingsverschillen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Centrum
Artikel 5 Verkeer - Verblijf
Artikel 6 Waarde - Archeologie 1
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 8 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 9 Specifieke Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsbevoegdheid
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Begrenzing Plangebied
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Geschiedenis
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke En Functionele Karakteristiek
4.1 Ruimtelijke Karakteristiek Van De Binnenstad
4.2 Functionele Karakteristiek Van De Binnenstad
4.3 Ruimtelijke En Functionele Karakteristiek Grote Markt-oostzijde
Hoofdstuk 5 Ruimtelijke Ontwikkeling
5.1 Algemeen
5.2 Ruimtelijk En Gebruiksconcept
5.3 Functionele Ontwikkeling
Hoofdstuk 6 Randvoorwaarden / Omgevingsaspecten
6.1 Archeologie
6.2 Bomen
6.3 Ecologie
6.4 Water
6.5 Milieu
6.6 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 7 Juridische Toelichting
7.1 Algemeen
7.2 Geldende Bestemmingsplannen
7.3 Artikelsgewijze Toelichting
7.4 Referentiekader Nadere Eisen- En Afwijkingsbevoegdheid
Hoofdstuk 8 Participatie En Overleg
8.1 Participatie
8.2 Inspraak
8.3 Overleg
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid / Exploitatie

Grote Markt Oostwand

Bestemmingsplan - Groningen

Onherroepelijk op 30-11-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Grote Markt - Oostwand van de gemeente Groningen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0014.BP470GroteMarktOos-oh01 met de bijbehorende regels.

1.3 de kaart:

de plankaart van het bestemmingsplan Grote Markt - Oostwand, bestaande uit 1 kaartblad.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.9 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.10 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.11 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.12 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.13 additionele voorzieningen:

voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie.

1.14 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.

1.15 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.16 bestaand:

op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand.

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw.

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 bruto vloeroppervlakte:

de som van de oppervlaktes van alle bouwlagen van een gebouw, gemeten op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.

1.21 culturele voorzieningen:

musea, expositieruimten/galerieën en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.22 cultuur en ontspanning:

het al dan niet bedrijfsmatig verrichten van activiteiten, gericht op cultuur en ontspanning, waaronder begrepen culturele voorzieningen, bibliotheken, bioscopen/filmhuizen en naar de aard daarmee vergelijkbare activiteiten, met uitzondering van seksinrichtingen, automaten-/amusementshallen en horeca.

1.23 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder ook een belwinkel en een internetcafé.

1.26 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.27 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.30 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.31 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie.

1.32 korrelgrootte:

de in de voorgevel van een gebouw gemeten pandbreedte dan wel de maat van de verticale geleding van de voorgevel van een gebouw, afgeleid van de gemiddelde pandbreedte in de straatwand.

1.33 maatschappelijke dienstverlening:

het geheel van diensten die de overheden aan hun burgers leveren, alsmede het verlenen van maatschappelijke diensten, medische dienstverlening, psychosociale zorg, onderwijs, kinderdagopvang, sociaal-culturele voorzieningen, voorzieningen van levensbeschouwelijke aard, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en speelterreinen, evenwel met uitzondering van een seksinrichting.

1.34 logies met ontbijt:

het verstrekken van gelegenheid tot overnachting met ontbijt als toeristisch-recreatieve voorziening in een woning en ondergeschikt aan de woonfunctie.

1.35 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1.20 meter boven peil is gelegen.

1.36 peil:

voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

voor schepen: de waterspiegel.

1.37 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.38 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.39 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de gevel aan de zijde van de weg, waarop de hoofdtoegang van het gebouw is ontsloten.

1.40 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.41 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.42 zakelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten in een kantoorachtige omgeving op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken en / of de buitenkant dakoverstek en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 hoogte van een bouwlaag:

de hoogte tussen de bovenkanten van boven elkaar gelegen vloeren, of tussen bovenkant vloer en vlakke afdekking;

2.8 bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag:

op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.

Artikel 3 Uitmetingsverschillen

Voorzover op de kaart niet anders is aangegeven, wordt de vaststelling van afmetingen bepaald door middel van meting op de kaart, met dien verstande dat:

  1. a. de maatbepaling tot op 1 meter nauwkeurig geschiedt, en
  2. b. de maat van de openbare ruimte wordt berekend naar de ter plaatse geldende werkelijke situatie, behoudens indien de grenslijn van de bebouwing niet in de bestaande voorgevellijn is geprojecteerd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Centrum

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. horecabedrijven;
  3. c. dienstverlening met een publieksgericht karakter, zoals een bank met een baliefunctie of reisbureau;
  4. d. cultuur en ontspanning;
  5. e. een studentensociëteit, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - studentensociëteit';
  6. f. maatschappelijke dienstverlening, met dien verstande dat deze functie niet is toegestaan op de begane grond;
  7. g. kantoren, met dien verstande dat deze functie niet is toegestaan op de begane grond;
  8. h. wonen, met inbegrip van bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur, en logies met ontbijt, met dien verstande dat
      • de functie wonen niet is toegestaan op de begane grond;
      • logies met ontbijt uitsluitend is toegestaan in de woning en ten behoeve hiervan niet meer dan twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  9. i. fiets- en voetpaden, verblijfsgebied, toegangs- en ontsluitingswegen en openbaar vervoersvoorzieningen;
  10. j. additionele voorzieningen, waaronder fietsstallingsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.1, onder d, en sublid 4.2.1 ten behoeve van een automaten-/ amusementshal met dien verstande dat
      • het aantal automaten-/ amusementshallen niet meer mag bedragen dan 1;
      • zij deze bevoegdheid uitsluitend mogen uitoefenen ten behoeve van de verplaatsing van een in de binnenstad reeds bestaande automaten-/ amusementshal;
      • een automaten-/amusumentshal niet is toegestaan op de begane grond;
  2. b. lid 4.1, onder f, en sublid 4.2.1 ten behoeve van de uitoefening van de aldaar bedoelde functie op de begane grond;
  3. c. sublid 4.2.2, onder b, ten aanzien van het ononderbroken bouwen in de bouwgrens;
  4. d. sublid 4.2.2, onder e, ten aanzien van het terugleggen van de extra bouwlaag;
  5. e. sublid 4.2.2, onder f, voor een verlaging van de hoogte van de eerste bouwlaag
  6. f. sublid 4.2.2, onder h, met dien verstande dat de korrelgrootte niet meer dan het dubbele en niet minder dan de helft van deze maat mag bedragen;
  7. g. sublid 4.2.3, onder b, ten behoeve van een overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte met ten hoogste 3 meter.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.1, onder d, en artikel 9, onderdeel b, ten behoeve van een automaten-/ amusementshal met dien verstande dat
      • het aantal automaten-/ amusementshallen niet meer mag bedragen dan 1;
      • zij deze bevoegdheid uitsluitend mogen uitoefenen ten behoeve van de verplaatsing van een in de binnenstad reeds bestaande automaten-/ amusementshal;
      • een automaten-/amusumentshal niet is toegestaan op de begane grond;
  2. b. lid 4.1, onder f, ten behoeve van de uitoefening van de aldaar bedoelde functie op de begane grond.

4.6 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van de leden 4.4 en 4.5 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Verkeer - Verblijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. verblijfsgebied;
  3. c. fiets- en voetpaden;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. warenmarkten, evenementen en terrassen ten behoeve van horecabedrijven;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. additionele voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Waarde - Archeologie 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, met een grotere oppervlakte dan 50 m2 en een grotere diepte dan 0,30 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' van de kaart te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behalve ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 9 Specifieke Gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van de uitoefening van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van bouwwerken als automaten-/ amusementshal;
  3. c. het gebruik van gronden voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen,werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsbevoegdheid

10.1 Afwijkingsbevoegdheid

Voorzover zulks niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden toegestaan, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan:

  1. a. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. voor aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. voor overschrijding van de bouwgrenzen:
    1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
    2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijsinrichtingen, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
  4. d. voor overschrijding van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en buitentrappen, mits:
    1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 25 m² bedraagt;
    2. deze bouwhoogte met maximaal 25% wordt overschreden;
  5. e. voor het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met een maximale inhoud van 50 m3;
  6. f. voor het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasreduceerstations, verzamelcontainers voor flessen, oud papier e.d., en daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een maximale inhoud van 200 m3;
  7. g. voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur;
  8. h. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen;
  9. i. voor het innemen van een standplaats zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  10. j. voor het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
  11. k. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter vanaf peil;
  12. l. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter vanaf peil.

10.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van lid 10.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepende overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Grote Markt - Oostwand.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

De afgelopen jaren is een intensieve discussie met de stad gevoerd over de Grote Markt-Oostzijde. Onderkend wordt dat dit deel van de binnenstad in zijn huidige vorm niet functioneert. Dit geldt zowel in ruimtelijk als sociaal-economisch opzicht.

Dit heeft zijn nadelige effecten op de binnenstad als geheel. Velen hebben zich gebogen over de vraag hoe de Grote Markt-Oostzijde weer een volwaardig deel van de binnenstad kan worden, levendig, aantrekkelijk en uitnodigend. Het resultaat van de uitgebreide discussies met de stad is vastgelegd in de Startnotitie Grote Markt-Oostzijde, die de gemeenteraad op 7 juli 2005 vaststelde.

In de Startnotitie Grote Markt-Oostzijde zijn een aantal hoofduitgangspunten geformuleerd, die de beoogde ingrijpende verbetering moeten bewerkstelligen. Deze hoofduitgangspunten zijn:

  1. 1. Herstel van de vooroorlogse bouwgrens: De oostzijde van de Grote Markt wordt naar voren geschoven.
  2. 2. De Nieuwe Markt: Achter de oostzijde ontstaat ruimte voor een nieuw stadsplein.
  3. 3. Het Groninger Forum: Aan de Nieuwe Markt komt een nieuwe culturele voorziening met daaronder een parkeergarage.

De stedenbouwkundige en verkeerskundige randvoorwaarden uit de startnotitie zijn verder geconcretiseerd in het Programma van Eisen Stedenbouw, Openbare Ruimte en Verkeer. Het formuleert daarmee de uitgangspunten voor de uitwerking van de drie deelgebieden in het plangebied Grote Markt-Oostzijde:

  • de nieuwe oostwand,
  • het Groninger Forum en de Nieuwe Markt,
  • de achterkant van de Poelestraat.

Deze uitgangspunten zullen per deelgebied worden vertaald in een bestemmingsplan.

Dit plan voorziet in een planologisch-juridische regeling voor de nieuwbouw aan de oostzijde van de Grote Markt. Behalve het Programma van Eisen Stedenbouw, Openbare Ruimte en Verkeer heeft het beeldkwaliteitsplan van de Berlijnse architect Thomas Müller als uitgangspunt voor dit bestemmingsplan gediend. Dit plan bevat de architectonische en stedenbouwkundige eisen voor de nieuwe oostwand.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied omvat de nieuwe oostwand van de Grote Markt. Dit gebied wordt aan de westzijde globaal begrensd door de nieuwe rooilijn, die ontstaat aan de Grote Markt. Aan de oostzijde valt de plangrens min of meer samen met de achterzijde van de huidige bebouwing aan de Grote Markt. Aan de noord- en zuidzijde wordt het plangebied begrensd door het Martinikerkhof, respectievelijk (het verlengde van) de Poelestraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP470GroteMarktOos-oh01_0001.jpg"

Afb. 1 Plangebied

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte

Het nationale ruimtelijk beleid is erop gericht de economische, ecologische en culturele waarden van de ruimte te versterken en duurzaam te ontwikkelen. Onderdeel hiervan is de bevordering van krachtige steden. Het gaat hierbij om herstructurering, stedelijke vernieuwing, transformatie, ontwikkeling van stedelijke centra en goede regionale beschikbaarheid. Doel is het ontwikkelen van veilige steden die in alle opzichten (zorg, welzijn, kunst, cultuur, onderwijs, recreatie en sport) voldoen aan de eisen van de gebruikers.

2.2 Provinciaal Beleid

Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013, provinciale omgevingsverordening

Op 17 juni 2009 hebben provinciale staten het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013 (POP) vastgesteld.In deze structuurvisie wordt het beleid uit het POP II in grote lijnen voortgezet. De provincie blijft zich inzetten voor versterking van de economie en de werkgelegenheid. Economische groei dient samen te gaan met een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Met het oog hierop wordt gestreefd naar een concentratie van wonen en werken in de stedelijke centra. Een bijzondere positie neemt hierbij de stad Groningen in. De kracht van de stad ligt in de combinatie van een levendig stedelijk klimaat, de clustering van hoogwaardige kennis, compactheid en goede bereikbaarheid. De stad wordt gezien als een City of Talent, die een substantiële bijdrage levert aan de versterking van de concurrentiekracht van Noord-Nederland. De provincie wil met de gemeente Groningen samenwerken aan de verbetering van de bereikbaarheid, de woningbouwopgave, de concentratie van topvoorzieningen, duurzaamheid, revitalisering van bedrijventerrein en de ontwikkeling van het stedelijk netwerk Groningen-Assen.

Daarnaast wil de provincie de aantrekkelijkheid van Groningen als vestigingsplaats en als toeristische trekpleister versterken door een krachtige culturele profilering. In samenwerking met de gemeente Groningen, instellingen, organisatoren van evenementen en andere betrokkenen wordt ernaar gestreefd om de kwaliteit van het culturele aanbod te behouden en te versterken en om nieuwe culturele activiteiten mogelijk te maken.

In de eveneens op 17 juni 2009 vastgestelde Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 worden algemene regels gesteld, die de gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen in acht moeten nemen. Deze regels hebben onder meer betrekking op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid, woningbouw, winkelvoorzieningen, bedrijventerreinen, windenergie, agrarisch grondgebruik en natuur en landschap.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie 'Stad op Scherp'

Op 25 maart 2009 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 'Stad op Scherp' vastgesteld. Deze structuurvisie omvat de periode 2008-2020. De centrale doelstelling van deze structuurvisie kan als volgt worden samengevat:

  • verbeteren van de woon- en leefomstandigheden van alle stadjers (incl. toekomstige generaties), waarbij duurzaamheid en bereikbaarheid gelden als randvoorwaarden;
  • versterken van de positie als hoofdstad van het Noorden;
  • (inter)nationaal positioneren van de stad en het stedelijk netwerk Groningen-Assen als stad en regio met economische kansen in met name de kennissector;

Als rode draad gelden hierbij de volgende vier kernkwaliteiten, die de gemeente wil faciliteren en verder ontwikkelen:

  • Energieke stad (jong en dynamisch door onderwijs en kennis)
  • Intense stad in een weids en waardevol landschap
  • Inspirerende stad met een groot bereik voor topvoorzieningen, cultuur, winkelen en recreatie
  • Compacte stad met kleinschalige, karakteristieke en vitale wijken met een sterke sociale cohesie

De 'Stad op Scherp' gaat uit van een offensieve benadering om de internationale, landelijke en landsdelige positie van de stad te behouden en te versterken. Hierin speelt de aantrekkelijkheid van de binnenstad een cruciale rol. De binnenstad moet flexibel zijn en ruimte blijven houden voor afstemming op de nieuwe vraag en veranderende behoeften, bijvoorbeeld op het gebied van leisure en cultuur.

Bestemmingsplan 'Binnenstad 1995'

In 1997 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Binnenstad 1995' vastgesteld. Uit dit bestemmingsplan blijkt dat (in lijn met het concept 'compacte stad') wordt gestreefd naar intensivering van het grondgebruik. Dit betreft zowel de bebouwing als het gebruik van de openbare ruimte.

De binnenstad van Groningen is in 1991 aangewezen als beschermd stadsgezicht. Het bestemmingsplan 'Binnenstad 1995' heeft mede ten doel de ruimtelijke structurele kenmerken van het beschermde stadsgezicht te behouden en te versterken. In het bestemmingsplan 'Binnenstad 1995' is al rekening gehouden met het opschuiven van de oostwand van de Grote Markt. Op Bebouwingskaart B is de bouwgrens in de vooroorlogse rooilijn teruggelegd (zie afbeelding 2). Tevens zijn de noord- en oostwand aangeduid als 'reconstructiegebied'. Ter plaatse van deze aanduiding kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) wijzigen voor zover het betreft de ligging van de bouwgrenzen en een afwijking van de bebouwingseisen met niet meer dan 25% ten opzichte van de op de bebouwingskaart aangegeven bebouwingsmatrix. Op deze manier is destijds al rekening gehouden met ontwikkelingen in de oostwand van de Grote Markt en het daarachter gelegen gebied. De bestemmingsregeling is echter niet toereikend om de huidige plannen voor de Grote Markt-oostzijde te kunnen realiseren. Met name de bouw van het Groninger Forum en de nieuwe parkeergarage maken een nieuw bestemmingsplan nodig. Ook de nieuwe oostwand en de Poelestraat-achterzijde wijken op een aantal onderdelen van het geldende bestemmingsplan af.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP470GroteMarktOos-oh01_0002.jpg"

Afb. 2 Bestemmingsplan 'Binnenstad 1995', fragment Bebouwingskaart B

Hoofdstuk 3 Geschiedenis

De historische ontwikkeling van de binnenstad

De stad Groningen is ontstaan op het noordelijke deel van de Hondsrug. Op dit deel van de Hondsrug gaat de bewoning in een rechte lijn terug tot zeker de midden-ijzertijd, circa 300 voor Christus: een losse verzameling van drie of vier 'zwervende' boerenerven met akkers. Deze boerenerven liggen nabij de prehistorische landroute, die vanuit Drenthe richting het wierdengebied in het noorden van de provincie Groningen voert (de latere Herestraat-Oude Boteringestraat). Rond het begin van de jaartelling ligt één van die erven op het Martinikerkhof. In de Volksverhuizingstijd, rond 500 na Christus, is het Martinikerkhof en mogelijk ook het plangebied waarschijnlijk als akker in gebruik. Hierop, aan de rand van het dorp, wordt vanaf het einde van de 7e eeuw een begraafplaats aangelegd. Dit grafveld bevindt zich ten zuidwesten van de huidige Martinikerk, deels onder wat thans de Grote Markt is. Aan de noordkant van de begraafplaats verrijst rond 800 de eerste (houten) Maartenskerk. Deze kerk blijkt later het eigendom te zijn van de bisschop van Utrecht. Uit de oude erven komen in de Vroege Middeleeuwen (vanaf circa 700 na Christus) twee kleine dorpen voort: één in de noordelijke helft van de huidige binnenstad, de ander ten zuiden van het Gedempte Zuiderdiep, van elkaar gescheiden door akkerland: de es. In het noordelijke dorp lagen eigendommen van de Duitse koning, waaronder de noordoosthoek van de huidige binnenstad inclusief de Grote Markt. In 1040 gaan de Koninklijke bezittingen en rechten in het toenmalige Groningen over op de Bisschop van Utrecht. Groningen werd, als meest noordelijke post van het bisdom, militair en economisch van belang en van dorp in Stad getransformeerd.

In de 11e eeuw werden grachten gegraven en aarden wallen opgeworpen; met de vrijkomende keien werden aangelegde straten en de (Vis)markt bestraat. De Grote Markt is waarschijnlijk later bestraat. De voormalige es werd binnen de stad getrokken en het zuidelijke dorpje maakte plaats voor een nieuwe zuid-es. Met deze ontworpen transformatie kreeg de binnenstad in grote lijnen de nu bestaande ruimtelijke structuur van twee markten en een orthogonaal stratenplan. In paragraaf 4.1 wordt deze nader beschreven.

De blokken daartussen waren of al aanwezig (omgeving Oude Boteringestraat) of ontstonden in die tijd, evenals een onderverdeling van die blokken. Het is waarschijnlijk dat de huidige stegen en gangen vanaf die tijd de toegang vormden tot grotere, oost-west georiënteerde erven. Op deze erven bevinden zich boerderijen en schuren, en ook hooimijten, mestkuilen, waterputten en moestuinen. Deze erven zijn na de 11e eeuw in (smallere) huiskavels opgesplitst: haaks op de straatrichting. Op de koppen van de blokken, waar de oost-west-route Brugstraat-Vismarkt-Poelestraat deze raakt, oriënteert de bebouwing (noord-zuid) zich waarschijnlijk iets later op die as. Vanaf de late 12e eeuw en vooral in de 13e eeuw ontstaan door het bouwen in baksteen (steenhuizen en stenen huizen) rooilijnen. Baksteenbouw vervangt in de 13e eeuw ook de tufstenen Maartenskerk en de A- kerk wordt nieuw gebouwd. Dat geldt ook vanaf circa 1250 voor de stadsmuur, die is geplaatst op de oude wal. De straat 'Achter de muur' bestaat dan al en dient voor de stadse verdediging en de ontsluiting van de huiskavels. Aan de Grote Markt-oostzijde, het 'blok' dat eigendom moet zijn geweest van het Bisdom Utrecht, wordt vanaf de 13e/14e eeuw in steen gebouwd, waarschijnlijk voorafgegaan door houten gebouwen. Net buiten de oude begraafplaats verrijst begin 14e eeuw aan het Martinikerkhof (zuidzijde) de Weem (pastorie) van de Maartenskerk, nu het Feithhuis. Op de achterste delen van het blok Grote Markt-oostzijde stichten enkele Ommelander kloosters stadshuizen (refugia).

Na de 'Reductie' van Groningen in 1594 en de samenvoeging van de 'stadstaat' Groningen met de Verenigde Provinciën, wordt een begin gemaakt met de vernieuwing van de stedelijke verdedigingswerken. De nieuwe vestinggordel wordt met name aan noord en oostzijde ruim om de stad gelegd, waardoor het ingesloten oppervlak bijna wordt verdubbeld.


De oude stadsgracht, die via het Reitdiep in open verbinding met zee stond, wordt voor grote delen vergraven tot haven. Om de waterstand in de hand te kunnen houden worden de Spilsluizen aangelegd. Na afbraak van de oude stadsmuur worden op de vrijkomende grond aan de buitenzijde hiervan aan de diepenring pakhuizen en woningen gebouwd. De Driften worden aangelegd als verbindingen tussen de Diepenring en de bestaande straten in het oude stadsdeel.


In de loop van de 17e eeuw stagneert de groei. De ruimtelijke structuur in de stad verandert nauwelijks meer. In de loop van de negentiende eeuw nemen handel en industrie toe en groeit de bevolking. Dit leidt tot sterke verdichting van de bebouwing in de stad binnen de Diepenring en het geleidelijk volbouwen van de straatwanden in de 17e eeuwse uitleg. Wanneer na de Vestingwet van 1874 de vestingwerken rond de stad worden geslecht is verdere expansie mogelijk.


In de decennia rond de eeuwwisseling neemt de stadsontwikkeling een grote vlucht en ontwikkelt Groningen zich tot een moderne stad, waarbij het karakter van de statige woonstraten verandert in die van winkelstraten (Herestraat, Brugstraat, Ebbingestraat).


Met de economische bloei doen ook de eerste vormen van schaalvergroting hun intrede. Moderne winkelpanden, bank- en kantoorgebouwen maken hun opwachting in het straatbeeld.

De periode na de Tweede Wereldoorlog

Met de verwoesting van grote delen van de binnenstad in april 1945 stond het stadsbestuur na de bevrijding voor de taak Groningen een nieuw stadshart te geven. Daarbij werd niet gekozen voor reconstructie van de verwoeste situatie, maar voor een plan met de allure van de nieuwe tijd. In 1949 leverde Granpré Molière het plan dat in de daarop volgende jaren grotendeels is gerealiseerd.


Ten opzichte van de oorspronkelijke situatie werden de gevelwanden aan de noordzijde van de Grote Markt in geringe mate en aan de oostzijde sterk teruggelegd. De Martinitoren kwam daardoor vanuit de Oosterstraat geheel in het zicht. De smalle entree naar de Oude Ebbingestraat werd verbreed en Kreupelstraat en Kwinkenplein werden aangelegd.


In dit nieuwe plan werd tevens een belangrijke betekenis aan het auto- en busverkeer (bereikbaarheid van het centrum) toegedicht. Al het doorgaande verkeer door de stad kwam op de Grote Markt samen. Dit betekende dat daarvoor op de Grote Markt ruimte moest worden gecreëerd, wat zich vertaalde in het oprekken van de toegangsroutes naar het plein. Hadden deze voor de oorlog een maat tussen de 7 en 10 meter, waardoor de Grote Markt een grote ruimtelijke samenhang en beslotenheid had, na de oorlog werd deze maat op sommige plekken opgerekt tot 17 meter. Ook de discussie na de oorlog over het wel of niet terugbouwen van 'de Hoofdwacht' had met deze gedachte te maken. Samen met het terugleggen van de oostzijde van de Grote Markt heeft dit gat in de wand van de Grote Markt niet bijgedragen aan de ruimtelijke beslotenheid van het plein en de samenhang tussen de noord- en oostzijde van de omsluitende wanden.


Ter plaatse van de oude bebouwing aan de Guldenstraat en Waagstraat verrees in 1961 vrij in de ruimte het nieuwe stadhuis van architect J.J.M. Vegter (inmiddels vervangen door het Waagstraatcomplex).


Na de naoorlogse wederopbouwperiode groeide langzamerhand het besef van het behoud van de historisch gegroeide bebouwingsstructuur van de binnenstad. De zorg hiervoor werd tot uitdrukking gebracht in het bestemmingsplan Binnenstad 1976 en leidde uiteindelijk in 1991 tot de aanwijzing als beschermd stadsgezicht. De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht heeft niet tot doel de bestaande situatie te fixeren of de klok terug te draaien. De aanwijzing vormt een intentieverklaring om de bestaande ruimtelijke kwaliteit, een samenspel van onder meer stratenpatroon, verkaveling, bebouwing, waterlopen en groenstructuur, te benutten en deze als uitgangspunt te nemen voor het ontwikkelen van nieuwe kwaliteit, waarbij de historische waarden zoveel mogelijk worden gerespecteerd.


Bij de Grote Markt-oostzijde zijn dat:

  • het handhaven van de gesloten bouwblokstructuur;
  • het terug brengen van de oorspronkelijke historische rooilijn aan de Grote Markt;
  • het handhaven van de overige rooilijnen rond het blok;
  • het handhaven van monumenten en beeldbepalende panden.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke En Functionele Karakteristiek

4.1 Ruimtelijke Karakteristiek Van De Binnenstad

Het stadscentrum, de binnenstad, wordt begrensd door de diepenring. Een watergordel, die in het westen, noorden en oosten wordt gekenmerkt door zijn typische ruimtelijke verschijningsvormen van kades, gesloten randbebouwing en 'korte' bruggen over de oorspronkelijke diepen. In het zuiden is de grens verschoven van het (gedempte) Zuiderdiep naar het singelgebied ter plaatse van de voormalige stadswallen met zijn waardevolle groenstructuur, open bebouwing en lange bruggen.

Het stedenbouwkundige hoofdsysteem van de binnenstad wordt bepaald door een drietal belangrijke oost-west geschakelde pleinen en het stratenpatroon. Deze in het oog springende pleinen zijn de Grote Markt, de Vismarkt en het Martinikerkhof, hoewel het laatste in letterlijke zin geen plein is. Deze grote, besloten ruimten in de binnenstad hebben met elkaar gemeen, dat zij door grote, vrijstaande, historisch belangrijke gebouwen worden gedomineerd, namelijk de Martinikerk, het stadhuis, de A-kerk en de Korenbeurs.

Er bestaan echter ook sterke ruimtelijke en historische verschillen binnen deze pleinenreeks. De Grote Markt, van oudsher centrum van bestuur met zijn rechthoekige vorm ligt op het kruispunt van routes en fungeert zodoende als het centrale knooppunt in de binnenstad. De Vismarkt, van oudsher centrum van handel, met zijn lineaire vorm daarentegen ligt alleen aan de oost- westroute en fungeert stedenbouwkundig gezien als een nevencentrum. Het eivormige Martinikerkhof, van oudsher centrum van kerkelijke macht, ligt buiten de routes en vormt zodoende een rustpunt in het stadscentrum.

Maatregelen, met name in de zeventiger jaren, hebben ertoe geleid dat ook het verkeersbeeld de verschillen van deze drie pleinen ondersteunt. Het verschil tussen deze drie pleinen wordt voorts benadrukt door het groen. De hoeveelheid bomen is omgekeerd evenredig aan de betekenis en relatie van deze pleinen met de routes, de Grote Markt stenig, de Vismarkt groen langs de randen van het plein en het Martinikerkhof groen.

Het gaaf gebleven stratenpatroon van de binnenstad heeft een blokstructuur met een verkaveling langs een stelsel van elkaar loodrecht kruisende straten en stegen. De straten zijn smalle, lineaire ruimten die in sterke mate bepaald worden door de relatief smalle panden die nagenoeg onafgebroken in de bouwgrens zijn gerealiseerd. Er is een karakteristiek verschil tussen het stratenpatroon ten noorden van de pleinenreeks en het stratenpatroon ten zuiden ervan. Aan de noordkant is de afstand tussen de straten twee keer zo groot als de afstand tussen de straten in de zuidelijke helft. De noord-zuidroutes worden onderling weer verbonden door een reeks van losse dwarsverbindingen, die stedenbouwkundig gezien van dezelfde betekenis zijn. Tezamen vormt dit stratenpatroon van heldere stedenbouwkundige structuren 'blokken', die doorsneden worden door achterafstraatjes en stegen. Deze straatjes, driften en steegjes zijn weliswaar belangrijk voor de fijnmazigheid van de stedelijke structuur, maar zijn qua stedenbouwkundige betekenis van een andere orde.

Het ruimtelijk hoofdsysteem van de binnenstad, dat zijn oorsprong vindt in, maar niet gelijk staat aan de ontstaansgeschiedenis van de stad, kan hiërarchisch worden onderverdeeld. Het is vooral de samenhang in die hiërarchie die de kwaliteit van de stedelijke structuur bepaalt en mede aanleiding heeft gegeven tot de status van beschermd stadsgezicht.

De kwaliteit van het ruimtelijk hoofdsysteem, bepaald door zijn esthetische en historische waarde, is in een aflopende reeks nader aangeduid in de 1e tot en met de 3e orde.

Tot de structuur van de 1e orde behoren de oost-west geschakelde pleinenreeks A-Kerkhof, Vismarkt, Grote Markt en Martinikerkhof, de diepenring, de singels en het Gedempte Zuiderdiep.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP470GroteMarktOos-oh01_0003.jpg"

Afb. 3 Stuctuur 1e orde

De structuur van de 2e orde bestaat uit de oorspronkelijke radialen van de stad en door de loop van het stratenpatroon in zuidelijke richting, alsmede de verbindingswegen ten behoeve van de 1e en 2e orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP470GroteMarktOos-oh01_0004.jpg"

Afb. 4 Structuur 1e en 2e orde

De structuur van de 3e orde wordt gekenmerkt door een stelsel van straatjes, driften, stegen, gangen, die niet behoren tot de 1e en de 2e orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP470GroteMarktOos-oh01_0005.jpg"

Afb. 5 Structuur 1e, 2e en 3e orde

De stedenbouwkundige structuur wordt niet alleen bepaald door de diepen, pleinen en straten. Het 'geraamte' van de stedenbouwkundige hoofdstructuur wordt ingevuld door een groot aantal bouwwerken (kerken, kantoren, huizen, enz.), die ieder op zich en in een ensemble een eigen identiteit hebben. Het belangrijkste kenmerk van de binnenstad is de veelvuldige verscheidenheid binnen een groter geheel. De meest waardevolle historische gebouwen in de binnenstad zijn: de Martinikerk, het stadhuis, de A-kerk en de Korenbeurs. De hoogste hiervan, de Martinikerk en A-kerk, staan aan de beide uiteinden van de pleinenreeks en markeren, in een aantal gevallen reeds op grote afstand zichtbaar, het hart van de stad.

Vanaf grote afstand bepaalt de bijna honderd meter hoge Martinitoren samen met de andere grote torens de plaats van Groningen en van de binnenstad in de regio. Hier en daar markeert een kleinere toren (de Sint Jozefskerk, de toren van het Academiegebouw) of een hoger gebouw een belangrijke functie of een bijzondere plek in de binnenstad. In het stadssilhouet spelen ze een meer ondergeschikte rol dan de grote torens, spelen daarin mee op kortere afstand of op één route naar de stad, of hebben hun betekenis vooral binnen de binnenstad zelf. De zichtlijnen op deze torens zijn bijzonder en voegen iets toe aan de kwaliteit van het stadssilhouet van de stad.

Naast de torens zijn er nog andere gebouwen en groepen van gebouwen, zoals het stadhuis, de Korenbeurs, de oostzijde van de Hoge der Aa, de bebouwing aan de singels, die, hoewel hun werking tot de onmiddellijke omgeving beperkt blijft, eveneens zodanig markant zijn, dat zij zeer beeldbepalend zijn voor de binnenstad. De torens en hogere gebouwen vormen de accenten op het dak van de binnenstad. De dicht op elkaar gepakte bebouwing onder dat dak van de stad, een golvende massa van twee tot vijf bouwlagen waarin de straten en pleinen als gangen en kamers zijn uitgespaard (de continuïteit van de massa), komt nauwelijks boven de twintig meter. De bouwhoogte van de afzonderlijke panden hangt samen met de betekenis van de plek in de binnenstad. Deze is in het algemeen hoger langs belangrijke straten en pleinen, zoals de Grote Markt of het Hoge der Aa, en lager op andere plekken, zoals de Visserstraat of de Muurstraat.

Er is ook een verband met de individuele wensen en mogelijkheden van de bewoners en gebruikers van de binnenstad, met de functie van de bebouwing, met de tijd waarin gebouwd is. Zo kan op de hoek van de Poelestraat en de Turfsingel een pakhuis uit het eind van de vorige eeuw uittorenen boven zijn directe omgeving, en zijn de vleugels van het Feithhuis nog altijd niet meer dan één laag hoog. Zowel de begrenzing als de variatie in bouwhoogte dragen bij aan het karakter en de bijzondere kwaliteit van het bebouwingsbeeld in de binnenstad.

Behalve deze variatie in bouwhoogte is de kleinschaligheid van de pandbreedte een opvallende kwaliteit van de bestaande bebouwing in de binnenstad.

Van de voorgevelbreedte is het begrip korrelgrootte afgeleid: de gemiddelde vanuit de bestaande situatie afgeleide pandbreedte in een straatwand of gedeelte daarvan. Daarbij worden bijzondere situaties met uitzonderlijk brede gevels beschouwd als uitzonderingen en niet meegerekend. Het begrip korrelgrootte is een belangrijke indicator voor de beleving van de stad. De ritmiek van voorgevelbreedtes bepaalt voor een belangrijk deel de karakteristiek van een straatwand

4.2 Functionele Karakteristiek Van De Binnenstad

De binnenstad is het middelpunt van het stedelijk leven. De ruimtelijke structuur van de binnenstad, zoals die zich thans aan ons voordoet, is het product van een eeuwenlang proces.

Natuurlijke barrières, zoals niveauverschillen en bodemgesteldheid, maar ook andere factoren zorgden ervoor dat zich in bepaalde delen van de binnenstad specifieke functies ontwikkelden. Die functies hebben voor een deel de structuur van de bebouwing bepaald. Zo legden kerkelijk en later ook het wereldlijk gezag ruimtelijk beslag op de representatieve delen van de centrale 'Brede Merckt'. Beide functies zijn heden ten dage nog steeds prominent in het stadshart aanwezig. Ook schaalvergroting is een proces dat in het verleden al voorkwam. Kloosters en gasthuizen waren de eersten die binnen de stadsmuren grotere delen van een bouwblok of straatwand gingen bezetten. De ruime maaswijdte van de kloosters is nu nog terug te vinden in de ruimtelijke structuur van de bebouwing.

Perioden van bloei en verval hebben alle hun sporen in de binnenstad nagelaten. In het midden van de negentiende eeuw namen handel en industrie een grote vlucht. De optimistische tijdgeest is nog steeds zichtbaar in de statige villa's langs de singels en het karakter van de betere woonstraten, die thans zijn veranderd in winkelstraten. De keerzijde van de medaille was het ontstaan van sloppenbuurten in de achterafstraatjes tegen de stadsmuren. In het verkavelingpatroon zijn deze ruimtelijke ontwikkelingen nog steeds te herkennen. De huidige bestaande situatie is dan ook de neerslag van 960 jaar bouwen aan de stad.

De binnenstad is de plek, waar de hele stad is terug te vinden. Bijna elke functie heeft er een plaats, letterlijk of symbolisch. Die menging van alles, die veelheid en de zeer gemêleerde activiteiten die dat oproept, is een van de belangrijkste kwaliteiten van de binnenstad. En het web dat al die functies verbindt, het netwerk van straten en pleinen, heeft een hoge mate van openbaarheid, is wezenlijk publiek domein, waarin iedereen thuis is en niemand te gast. Het binnenstadsbeleid in Groningen is er al decennia op gericht die kwaliteiten vast te houden en te versterken.

Bepalend voor het karakter van de binnenstad van Groningen is de sterke positie van het hoger onderwijs in de stad en van het regionale winkelcentrum. Het hoger onderwijs, in de binnenstad met name gerepresenteerd door het Academiegebouw van de RUG en de kunstacademie, vormt een belangrijke impuls voor de culturele uitstraling van de stad en de veelheid van commerciële en niet commerciële functies en activiteiten in dat kader. Ruimtelijk is dat het meest geconcentreerd terug te vinden tussen het nieuwe Groninger Museum en de Universiteitsbibliotheek, grootschalig in de gebouwen voor de instituten, kleinschalig en zeer gedifferentieerd in de erdoor gegenereerde activiteiten er omheen.

Het regionale winkelcentrum concentreert zich tussen de grote warenhuizen, als nieuwe particulier beheerde openbare ruimten in de stad, plekken waar men kan verblijven zonder ongewild aan enige activiteit te moeten deelnemen, als anonieme toeschouwer. Het karakter ervan is totaal anders, gericht op massale publieksstromen en massale omzet, in die zin even grootschalig als de warenhuizen zelf. De spanning van de Groningse binnenstad is de kracht van beide en de vele daarvan afgeleide milieus die dat oplevert.

Het eeuwenlange proces van scheiding en menging van functies in de stad heeft er toe geleid dat grote delen van de binnenstad gekenmerkt worden door een sterke menging en vervlechting van functies. Daarnaast kent de binnenstad ook gebieden waar één of meer functies domineren. Op de Grote Markt en het Martinikerkhof: het bestuur; op het Broerplein de Rijksuniversiteit; aan diverse pleinen en straten: markten en detailhandel; woon- en horecagebieden en de singels met kantoren en dienstverlenende instanties. Op een enkele uitzondering na (provincie, gemeente, Rijksuniversiteit) zijn de meeste functies qua ruimtebeslag als kleinschalig te kwalificeren. Ook de economische functies (detailhandel, horeca, bedrijven, zakelijke dienstverlening), uitgezonderd de grote warenhuizen, kenmerken zich hoofdzakelijk toch als kleinschalig.

4.3 Ruimtelijke En Functionele Karakteristiek Grote Markt-oostzijde

Het plangebied Grote Markt-oostzijde wordt bepaald door de volgende openbare straat- en pleinruimtes: de Grote Markt-oostzijde, het Martinikerkhof-zuidzijde en de Sint Jansstraat, de Schoolstraat en de Poelestraat.

Binnen dit stedelijk blok zijn de verschillende straten van verschillende historische en actuele betekenis. De Poelestraat is een van de oudste radialen van de stad en mede bepalend voor de ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van de stad. In historische zin vormt de Poelestraat met de Grote Markt-zuidzijde, de Vismarkt-noordzijde en de Brugstraat (overgaand in de Astraat) de oostwestelijke hartlijn van de stad. De noord-zuidas wordt gevormd door de Herestraat, die vanuit het zuiden een gestrekt tracé over de Hondsrug kent om bij de Grote Markt in lichte bajonetvorm een vervolg te vinden in de Oude Boteringestraat.

In de actuele stedenbouwkundige lezing van de stad maakt de Grote Markt oostzijde onderdeel uit van de voor Groningen kenmerkende pleinenreeks van de stad, van betekenis op het hoogste schaalniveau (eerste orde) in stedenbouwkundige zin en mede bepalend voor de identiteit van de stad.

In stedenbouwkundige zin is de Poelestraat een route in de stad van de tweede orde. Dit geldt tevens voor de Sint Jansstraat als aanlooproute van de stad voor de Binnenstad-Oost en het UMCG. De Schoolstraat is, hoewel historisch oorspronkelijk onderdeel van de rondlopende route langs de oudste stadsomwalling (oorspronkelijk Achter de Muur geheten), binnen het stedenbouwkundige systeem slechts een verbindingsstraat tussen twee hoofdroutes (derde orde).

Binnen het blok zelf zijn een aantal straatjes en gangen aanwezig. Zij zorgen voor de doordringbaarheid en ontsluiting van het blok zelf en de functies daarbinnen. Daarbij gaat het om de Popkenstraat, de Naberpassage en het Engelenpoortje.

Het stedelijke blok is in de loop der tijden sterk aan veranderingen onderhevig geweest. Het sterkst is dit voelbaar en zichtbaar aan de Grote Markt zelf waar de oorspronkelijke rooilijn bij de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog vele meters teruggelegd is. Daarnaast is de oorspronkelijke korrelgrootte in de wand van de Grote Markt aanzienlijk toegenomen. Functioneel maakt de wand onderdeel uit van het kernwinkelgebied, waarbij in de huidige situatie de nadruk ligt op dienstverlening en horeca.

Aan het Martinikerkhof staan nog enkele historische panden waarvan de horecagelegenheid 'Het Feithhuis' de bekendste is. In de Sint Janssstraat is de bebouwing gemiddeld van de laatste vijftig tot honderd jaar. Hier bevindt zich o.a. de Stedelijke Muziekschool. Functioneel is deze aanlooproute een menggebied met een aantal stedelijke functies. Ook de bebouwing in de Schoolstraat is voor een belangrijk deel gerealiseerd in de laatste 100 jaar. Het straatbeeld wordt voor een groot deel bepaald door de achterkant van de school en de er tegenoverliggende bebouwing uit de 30-er jaren van de vorige eeuw. Functioneel betreft het hier een menggebied met de nadruk op wonen.

De Poelestraat is een van de oudste structuren van de stad. De straat ligt nog steeds op zijn oorspronkelijke plek. Hoewel de bebouwing in de loop der eeuwen langzaam is veranderd is de maat, schaal en korrel in de straat overeind gebleven. De straat is een menggebied met nadruk op horeca en detailhandel.

Het binnengebied van het blok wordt ruimtelijk-functioneel voornamelijk gedomineerd door achterkanten van functies die zich in de buitenranden van het blok bevinden en door de aanwezigheid van de grootschalige parkeergarage. Deze garage draagt niet bij aan de sociale veiligheid en sfeer in het gebied. Daarnaast bevindt zich een pleintje met een daarop aansluitende horecafunctie en een enkele winkel. Tot slot word het binnengebied bepaald door het terras aan de achterkant van de horecagelegenheid 'Het Feithhuis', dat is omzoomd door groen.

De Naberpassage is een onderdeel van de stadsvernieuwing in de binnenstad van Groningen uit de jaren zeventig. De bedoeling daarvan was om voetgangersgebied aan de binnenstad toe te voegen en onderdak te bieden aan een verscheidenheid van activiteiten, conform de in de nota 'Doelstellingen Binnenstad 1972' geformeerde doelen. Daarbij ging het onder meer om veelkleurigheid: 'Elk project en elk bouwblok moet een zodanige verscheidenheid aan bestemmingen bevatten, dat dit leidt tot het herbergen van zoveel mogelijk activiteiten per oppervlakte/eenheid'. De hoeveelheid van kleine in de passage gelegen eenheden sloot dan ook aan op de fijnkorrelige structuur van de omgeving zowel in schaal als in functie en verwevenheid van functies: 'Verwevenheid van functies is een voorwaarde voor een zo groot mogelijke confrontatie van mensen met mensen en van mensen met dingen en ideeën. Niet alle onderdelen van het stadscentrum en de binnenstad hoeven een menging van alle centrumfuncties te vertonen, maar monofunctionele sectoren zijn uit den boze'.

De geschiedenis heeft duidelijk gemaakt, dat de Naberpassage ondanks deze mooie uitgangspunten als mislukt moet worden beschouwd. Dit is onder meer het gevolg van de volgende oorzaken:

  • het semi-openbare karakter van de passage;
  • de oorspronkelijke planopzet waarbij je niet kon zien waar je naar toe ging (doorzicht); het complex is in de loop der jaren dan ook niet voor niets een aantal keren verbouwd;
  • het gevoel van onveiligheid dat hierdoor ontstond;
  • de voortsluipende verpaupering die keer op keer tot aanpassingen noopte;
  • het gemis aan sociale controle en daarmee sociale veiligheid met name in de avonduren na sluiting van de aangrenzende functies in de onderdoorgang;
  • het gebrek aan allure wat zich onder andere uit in een gebrek aan hoogte- en breedtemaat in relatie tot de relatief lange lengte van de passage; ook het materiaalgebruik liet zeker in het verleden te wensen over;
  • het gebrek aan op de route gerichte hoogwaardige publieksaantrekkende stedelijke functies.

De opgave voor de nieuwe invulling van het plangebied is om – met respect voor de historisch gegroeide bebouwingsstructuur – de Grote Markt-oostzijde weer een volwaardig deel van de binnenstad te laten zijn; levendig, aantrekkelijk en uitnodigend.

Hoofdstuk 5 Ruimtelijke Ontwikkeling

5.1 Algemeen

Een programma voor de toekomst kan uiteraard alleen worden geformuleerd vanuit de centrale doelstellingen voor de stad.


Voor de stad Groningen zijn hoofddoelstellingen van beleid het versterken van de centrumpositie van de stad in de noordelijke regio en het versterken van het woon- en leefmilieu. De binnenstad is bij uitstek hèt gebied waar de centrumpositie gezicht en gestalte krijgt. En de invulling van de Grote Markt-oostzijde moet daar een nadrukkelijke bijdrage aan leveren. Meer in het bijzonder gaat het daarbij om de volgende doelstellingen.


Handhaven en versterken van de multifunctionaliteit van de binnenstad

De binnenstad kenmerkt zich als geen ander stadsdeel door zijn veelkleurigheid aan functies en activiteiten. Aan die multifunctionaliteit ligt een sterke dynamiek ten grondslag, een continue ontwikkeling die een weerspiegeling vormt van het tijdsbeeld. Het is de essentie van de levendigheid van de binnenstad. De uitdaging is om die multifunctionaliteit en veelkleurigheid vast te houden in de historisch gegroeide binnenstad. In sociale en culturele zin gaat het om het creëren van een verscheidenheid aan woon-, werk- en verblijfsfuncties. In economische termen om het voorkomen van een eenzijdige ontwikkeling naar een dominerende functionele monocultuur, die de economische structuur van de binnenstad of delen hiervan kwetsbaar maakt. Al jarenlang is het beleid in de binnenstad dan ook gericht op handhaving van de verscheidenheid en menging van stedelijke functies.


Handhaven en versterken van de ruimtelijke/functionele structuur van de bestaande binnenstad

Nieuwe ontwikkelingen moeten worden ingepast met respect voor de bestaande stad. De kwaliteit van de historisch gegroeide binnenstad dient de basis te zijn voor verdere ontwikkeling van de stad. Handhaven en versterken houdt echter meer in dan het behoud van het bestaande. De stad is immers nooit af. Er moet ruimte zijn voor nieuwe ontwikkelingen die iets toe kunnen voegen aan de uitstraling en kwaliteit van de binnenstad. Belevings- en gebruikswaarde zijn daarbij kernbegrippen alsmede duurzaamheid.


Ruimte bieden voor stedelijk leven

Het relatief kleine oppervlak van de binnenstad wordt zeer intensief gebruikt. De binnenstad is bij uitstek dè ontmoetingsplaats van de stad Groningen. Een groot deel van de binnenstadsactiviteiten concentreert zich op en in de ruimten, die voor een ieder toegankelijk zijn: de markten, straten, stegen en pleinen. Indien de binnenstad ook in de toekomst ruimte wil blijven bieden aan het stedelijke leven stelt dat hoge eisen aan de inrichting van deze openbare ruimten. Kwaliteit van de openbare ruimte kan niet alleen worden afgemeten aan mooie winkelpromenades en ruime pleinen geschikt voor het houden van evenementen en markten. De inrichting van de openbare ruimte zal ook in de toekomst afgestemd moeten blijven op de belangen van de gebruikers: de bewoner, de ondernemer, de werknemer, de student, de bezoeker.


Respectvol omgaan met de historische structuur

Zoals de geschiedenis laat zien is transformatie van de stad in de tijd gezien een natuurlijk proces en is verandering mogelijk binnen de kenmerkende hiërarchische stedenbouwkundige hoofdopzet en met behoud van haar identiteit (geen aantasting van dat wat Groningen uniek maakt) en haar bouwblokstructuur.

De aanwijzing van de gehele binnenstad, binnen de voormalige vestingwerken, als beschermd stadsgezicht is van groot belang voor de wijze waarop in het plangebied de invloeden van nieuwe ontwikkelingen moeten worden afgewogen. In de toelichting bij de aanwijzing wordt de nadruk gelegd op de goed behouden gebleven historische structurele kenmerken in de binnenstad; het samenstel van straten en pleinen en het historische bebouwingsbeeld.

De aanwijzing heeft als doel een basis te geven voor een ruimtelijke ontwikkeling, die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt. De aanwijzing houdt dus geen bevriezing van de bestaande situatie in: de stad moet immers stad blijven. De wijze waarop de stad zich verder ontwikkelt, vergt echter wel een bijzondere zorgvuldigheid ten aanzien van de karakteristieke elementen, die tot de aanwijzing hebben geleid. Een belangrijk uitgangspunt voor een stadsontwikkeling met zorg, want meer dan 960 jaar stedelijke ontwikkeling straalt immers altijd meer uit dan wij zelf in één of enkele generaties kunnen opbouwen.

Deze bijzondere zorgvuldigheid moet blijken uit de motivering van die ingrijpende veranderingen. Onder ingrijpende veranderingen worden met name verstaan wijzigingen in structuren van de 1e orde; van die veranderingen zal de meerwaarde moeten worden aangetoond. In dit plan voor de Grote Markt-oostwand met een herstel van de oorspronkelijke historische rooilijn aan de Grote Markt en een doorgang naar het achterliggende plein is dat nadrukkelijk aan de orde en worden daarvoor de argumentatie en randvoorwaarden aangeleverd.

5.2 Ruimtelijk En Gebruiksconcept

5.2.1 Stedenbouwkundige randvoorwaarden

In het bestemmingsplan 'Binnenstad 1995' is de Grote Markt-oostzijde samen met de Grote Markt noordzijde als reconstructiebied aangewezen. In het bestemmingsplan is ook reeds rekening gehouden met het opschuiven van de rooilijn (zie paragraaf 2.3/afbeelding 2).


Met de aanwijzing tot reconstructiegebied wordt onderkend dat een herontwikkeling van dit deel van de binnenstad gewenst c.q. noodzakelijk is.


Ruimtelijke ingrepen bij de wederopbouw hebben - zoals in het vorige hoofdstuk is beschreven - een grote inbreuk gemaakt op de ruimtelijke en gebruikskwaliteit van de Grote Markt. De noord- en oostwand werden teruggelegd om de oriëntatie op de Martinitoren vanuit de Oosterstraat mogelijk te maken. Met name in de noordoosthoek van de Grote Markt ontbreken pleinwanden en daarmee de ruimtelijke begrenzing.


Inzet van het bestemmingsplan 'Binnenstad 1995' en ook van het bestemmingsplan 'Grote Markt- Oostwand' is om de ruimtelijke en functionele problemen van een passende oplossing te voorzien. De Grote Markt-oostzijde moet - met inachtneming van de historische en ruimtelijke kenmerken van de stad - weer een bruisend onderdeel van de binnenstad vormen.


Al jarenlang is het beleid in de binnenstad gericht op handhaving van de verscheidenheid en menging van stedelijke functies. In culturele en sociale zin gaat het om het creëren van een zo aangenaam mogelijk woon-, werk- en verblijfsklimaat. In economische termen om het voorkomen van een eenzijdige ontwikkeling naar een dominerende functionele monocultuur, die de economische structuur van de binnenstad of delen hiervan kwetsbaar maakt.


De grote diversiteit aan functies en daarmee samenhangende veelkleurigheid van de binnenstad moet worden gehandhaafd en daar moet de Grote Markt-oostzijde een wezenlijke bijdrage aan leveren. Met die ambitie is het voorliggende plan ontwikkeld. Dit plan biedt de ruimte voor bouw c.q. herontwikkeling van de nieuwe oostwand.

5.2.2 De nieuwe oostwand

De nieuwe oostwand van de Grote Markt komt op de vooroorlogse rooilijn. De bestaande bebouwing wordt gesloopt met uitzondering van het hoekpand Grote Markt/Poelestraat. De nieuwe bebouwing biedt, naast huisvesting van de studentensociëteit Vindicat, ruimte voor een combinatie van commerciële functies. Zij dragen bij aan een verlevendiging van dit deel van de binnenstad, vooral op begane grond niveau en op de eerste verdieping. Hetzelfde geldt voor de zijde gelegen aan de Nieuwe Markt. Op de hogere verdiepingen is wonen en (publiekaantrekkende) dienstverlening mogelijk. Ook kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een hotel. Het plan biedt de ruimte om flexibel op de behoeften van de gebruikers in te spelen.


De oostwand bestaat uit twee blokken met een straat daartussen. Deze straat vormt de verbinding tussen de Grote Markt en de Nieuwe Markt. De breedte van de nieuwe straat is circa 7 meter en is daarmee vergelijkbaar met de breedte van bijvoorbeeld de Gelkingestraat en de Waagstraat. De straat heeft aan beide kanten kleinschalige, publiekaantrekkende en openbaar toegankelijke functies.


De nieuwe oostwand heeft een verticale geleding. De wand bestaat uit verschillende percelen die in breedte variëren. De verticale parcellering wordt nog eens benadrukt doordat de hoogtes niet gelijk zijn. De hoogte is circa 22 à 23 meter en de bebouwing bestaat uit 5 tot 6 bouwlagen.


Het is de bedoeling dat de begane grond zo wordt vormgegeven dat de relatie tussen de Grote Markt en de Nieuwe Markt visueel ervaarbaar is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP470GroteMarktOos-oh01_0006.jpg"
Afb. 6 Impressie nieuwe oostwand

5.2.3 Verkeersconcept

Bereikbaarheid

Groningen heeft een naam hoog te houden als het gaat om een zorgvuldige balans tussen bereikbaarheid en leefbaarheid in de binnenstad. Sinds de invoering van het verkeerscirculatieplan – inmiddels meer dan 30 jaar geleden – wordt systematisch gewerkt aan een integraal ruimtelijk-economisch beleid. De binnenstad is grotendeels het domein van voetgangers en fietsers. Het openbaar vervoer brengt passagiers tot in het hart van de binnenstad, in casu tot op de Grote Markt. Doorgaand autoverkeer wordt door middel van een sectorensysteem uit het centrum geweerd. De parkeergelegenheid voor auto's, die voor het functioneren van de binnenstad van groot belang is, wordt steeds meer in gebouwde voorzieningen geconcentreerd, die bereikbaar zijn vanaf de verdeelring rondom de binnenstad (de diepenring).

De ontwikkeling van de oostzijde van de Grote Markt zal meer bezoekers naar dit deel van de binnenstad trekken. De bereikbaarheidsfilosofie blijft consistent met het bovengeschetste verkeersbeleid. Er zullen slechts beperkte, lokale ingrepen noodzakelijk zijn om de bereikbaarheid van dit plangebied, met name de daarin opgenomen parkeergarage, mogelijk te maken.

Autoverkeer

Het plangebied is autoluw. De Grote Markt is aan de oostzijde slechts toegankelijk voor het stadsvervoer en taxi's. Daarnaast heeft ook het bevoorradingsverkeer gedurende de vensteruren toegang tot het plangebied. Voor hulpdiensten moet het plangebied aan meerdere zijden bereikbaar zijn (ook via de Nieuwe Markt).

Parkeren

Onder de Nieuwe Markt wordt een parkeergarage gebouwd. Deze zal plaats bieden aan maximaal 400 parkeerplaatsen, wat een uitbreiding betekent ten opzichte van de capaciteit van de huidige bovengrondse parkeergarage (230 plaatsen). De nieuwe parkeergarage voorziet niet alleen in de parkeerbehoefte van het Forum en de nieuwe oostwand, maar - samen met de andere parkeergarages binnen en rondom de diepenring - van de hele binnenstad. Ze vervangt ook een deel van de bestaande parkeerplaatsen in de openbare ruimte, die na de realisatie van de ondergrondse parkeergarage worden opgeheven. Per saldo blijft het aantal parkeerplaatsen ongeveer gelijk.

Openbaar vervoer

Voor het op peil houden en verbeteren van de bereikbaarheid van de regio Groningen-Assen is het Kolibri-OV-netwerk ontwikkeld. Het concept bestaat uit verbetering van het regionaal openbaar vervoer (snelle busverbindingen, hoogwaardig regionaal spoorvervoer), de P+R-Citybus en hoogwaardige openbaar vervoer-assen in de stad. Onderdeel hiervan is de regiotram. Er wordt naar gestreefd om in de periode 2010-2015 een tweetal tramlijnen door de stad aan te leggen. De eerste lijn loopt van het hoofdstation naar Zernike (lijn 1). Het tracé van deze tramlijn is inmiddels door de gemeenteraad vastgesteld. De tweede verbindt het hoofdstation met het UMCG en Kardinge (lijn 2). Het tracé voor deze lijn staat nog niet vast.

Het tracé voor lijn 1 loopt via de Oosterstraat langs de oostzijde van de Grote Markt richting Kreupelstraat. Nabij de Martinitoren wordt een halte gesitueerd. De komst van een tramverbinding maakt het mogelijk de Grote Markt (en aanliggende straten) vrij te maken van busverkeer. De bushaltes verdwijnen dan.

Behalve voor het stadsvervoer is De Grote Markt ook bereikbaar voor taxi's. De officiële taxistandplaatsen bevinden zich aan de noordzijde van de Grote Markt.

Langzaam verkeer

De functies in het gebied moeten goed bereikbaar zijn voor voetgangers. Dit betekent dat er aantrekkelijke, sociaal-veilige voetgangersroutes door het gebied moeten komen te liggen. Speciale aandacht is nodig voor de relatie met de openbaar vervoerhaltes en met de (voetgangers)toegangen tot de parkeergarage en de fietsenstalling. De Popkenstraat kan na sloop van de Nabergarage onderdeel worden van het voetgangersgebied; dit geldt ook voor de nieuwe straat tussen het Forum en de Poelestraat.

Doorgaande fietsroutes lopen via de Sint Jansstraat (oost-west v.v.) en langs de oostzijde van de Grote Markt (noord-zuid v.v.), dus aan de randen van het gebied. Dit is in de huidige situatie ook het geval en zal niet veranderen door deze plannen. Onder de Nieuwe Markt wordt een ondergrondse fietsenstalling gerealiseerd met circa 1500 tot 1700 plaatsen. Stallen in de openbare ruimte, met name op de Nieuwe Markt, is niet wenselijk.

5.2.4 Groen

Algemeen

De binnenstad is de versteende neerslag van meer dan 950 jaar bouwen aan de stad. Dit heeft geresulteerd in een enorme verdichting van die stad. Tegenover de continuïteit van de bebouwing en de veelal versteende openbare ruimte staat de waardevolle en contrastrijke uitzondering van het groen, de longen van de stad. Dit laatste is het geval in de pleinenreeks van Groningen. Na de Vismarkt, een stenen plein met groene randen, de Grote Markt, als toppunt van stedelijkheid een volledig stenen plein, is het Martinikerkhof het groene hart van de binnenstad, een oase van rust. Het contrast kan niet groter zijn.

De Prinsentuin is met haar royale afmetingen op de schaal van de binnenstad een bijzonder, cultuurhistorisch waardevol, verborgen stuk stad waarmee zuinig moet worden omgesprongen. Daarnaast hebben de groengebieden door hun relatieve grootte een ecologische betekenis. Verborgen groen is van belang op het niveau van de stad als onderdeel van de longen van die stad. Op het niveau van het blok als groene rustgebieden, als contrast tegenover de stenen, openbare en vaak drukke straat. Zij zorgen mede binnen het stedelijk blok voor woonkwaliteit.

Op verschillende plaatsen in de stad zijn semi-openbare ruimtes. Deze ruimtes, 'de Verborgen Stad' danken hun kwaliteit voor een belangrijk deel aan het contrast tussen druk en rust, tussen steen en groen. Als zodanig zijn het uiterst waardevolle gebiedjes in de binnenstad waar zeer zorgvuldig mee moet worden omgegaan.

De groenstructuur van de binnenstad is een belangrijk identiteitsdrager voor de stad en vergroot de herkenbaarheid van het ruimtelijk stadsbeeld. In uiterlijk en functie dragen echter alle groenvoorzieningen in grote mate bij aan de sfeer van het stedelijk leven: als contrast met het drukke stadsleven.

Groenconcept

In en rondom het plangebied komen op diverse plaatsen bomen voor, waarvan sommige monumentaal zijn. Er wordt naar gestreefd om deze bomen, als dat kan, te behouden, met name op de Nieuwe Markt. Zij kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van en de sfeer op het nieuwe plein. Een aantal kunnen echter als gevolg van de bouwplannen niet worden gehandhaafd. Zij zullen worden gekapt of indien mogelijk verplaatst. Voor meer uitgebreide informatie wordt verwezen naar subparagraaf 6.2.

5.2.5 Openbare ruimte

De stedelijke identiteit

Het historisch karakter van de binnenstad blijft sterk bepalend voor het eigen gezicht van de stad. Dat wordt zichtbaar door de vele monumenten en beeldbepalende panden die de binnenstad rijk is en het historisch samenstel van straten en pleinen.
Maar ook functies drukken in hoge mate hun stempel op de identiteit van Groningen. In de binnenstad is merkbaar dat Groningen een opleidingsstad is, met een universiteit en een scala aan hogeschoolstudies waaronder kunst-, architectuur- en muziekopleidingen.


Dat is voelbaar in de aanwezigheid van de instituten en minstens zo sterk in de activiteiten die daardoor opgeroepen worden, door de mensen die de straten bevolken, de podia, de kunst en de boeken die te zien en te koop zijn.


Groningen is van oudsher koopstad, handelsstad. In de nota Binnenstad Beter, basis voor het binnenstadsbeleid in Groningen op dit moment, wordt de schijnwerper gericht op het kernwinkelapparaat als belangrijk element van de economische bedrijvigheid. Daarmee is de betekenis van de binnenstad niet beschreven, maar is een voor het beleid in deze periode relevant accent gelegd.


In de nota 'Ruimte voor Ruimte' wordt de binnenstad getypeerd als een aantal elkaar overlappende stadskarakters: de beheerste stad, de karakteristieke stad, de expressieve stad en de verborgen stad. Vier manieren van kijken, waarbij als het ware steeds één betekenislaagje van de stad geïsoleerd en zichtbaar gemaakt wordt.


Sinds 1976 al wordt er in het Gronings beleid de nadruk op gelegd dat in de binnenstad alles samenkomt, alles te vinden moet zijn, voor bijna alles ruimte moet zijn. Dat heeft geleid tot een zeer intensief gebruik van de door de diepenring gemarkeerde vierkante kilometer. Meer dan in andere steden hebben functies daar of in de directe omgeving hun plek gehouden. De wereld op loopafstand. Het heeft bijgedragen aan de drukte en levendigheid die de binnenstad kenmerkt en aan de naam die de binnenstad elders heeft.


Concept openbare ruimte
De openbare ruimte binnen het plangebied sluit naadloos aan op het bestaande netwerk van de stad. Er is naar gestreefd geen geweld te doen aan de waardevolle historisch hiërarchie van straten en pleinen van de stad. De positie van de verbinding tussen Grote Markt en Nieuwe Markt, de breedtemaat van deze verbinding en daarmee het karakteristieke verschil in betekenis tussen beide pleinen getuigt hiervan.


Aan de pleinenreeks Grote Markt-Vismarkt wordt met de plannen voor de Grote Markt-oostzijde een nieuw plein toegevoegd, de Nieuwe Markt. De nieuwe bebouwing in de oostwand ligt aan twee van deze pleinen. Ze grenst aan de Grote Markt, maar vormt tevens één van de gevelwanden van het nieuwe plein. Dit plein wordt gedomineerd en bepaald door de belangrijkste functie aan dit plein, het Forum, vergelijkbaar met het gebouw van de Academiegebouw aan het Broerplein. De inrichting van de openbare ruimte is daaraan gerelateerd. Zoals in 'Ruimte voor Ruimte' de pleinen worden gezien als onderdeel van de karakteristieke stad geldt dit ook voor de Nieuwe Markt. Een openbare ruimte met een inrichting toegespitst op het Forum en de overige omringde functies. De rest van de straten sluit aan op de beheerste stad met haar gele klinkerbestrating.

5.3 Functionele Ontwikkeling

Detailhandel

De huidige oostwand wordt vooral gekenmerkt door de aanwezigheid van een studentensociëteit, dienstverlening (een bank, een VVV-kantoor) en horeca (op de verdiepingen). Hoewel behorend tot het kernwinkelapparaat speelt detailhandel hier nauwelijks een rol van betekenis. Doel van de nieuwe oostwand is verlevendiging en versterking van de verkleurigheid van de Grote Markt. De begane grond zal daarom een publieke functie moeten krijgen. Winkels kunnen hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Ze bevorderen de bezoekersstroom naar dit deel van de Grote Markt en helpen het economisch draagvlak te versterken. Daarom bestaat er een duidelijke voorkeur voor winkelvestiging, het liefst in het kwalitatief hoogwaardige segment. Om voldoende te kunnen inspelen op de vraag vanuit de markt wordt ook ruimte geboden voor een winkelfunctie op de verdieping(en).


Horeca

Behalve winkels kunnen ook horecavestigingen de publieke functie van de nieuwe oostwand versterken. Hierbij wordt in de eerste plaats gedacht aan winkelondersteunende horeca. Naast café's en restaurants zou ook een hotel zeer welkom zijn in de oostwand. Overigens wordt in het bestemmingsplan geen onderscheid gemaakt naar aard van de horecavestigingen. De doelstelling is levendigheid aan deze zijde van de Grote Markt te versterken, zowel overdag als in de avonduren. Zoals elders aan de Grote Markt is er dus ook plaats voor horeca die zich richt op het late uitgaanspubliek.

Wonen

Het gemeentelijk beleid is sinds jaar en dag gericht op het versterken van de woonfunctie in de binnenstad. De woonfunctie draagt bij aan de levendigheid en sociale veiligheid van de binnenstad. Uit woningbehoefteonderzoek is bovendien gebleken dat de binnenstad een zeer geliefd woonmilieu vormt. Wonen is daarmee een waardevolle binnenstadsfunctie. Een functie die overigens niet onaanzienlijk is. Het aantal woningen binnen de diepenring bedraagt ruimt 3000, het aantal bewoners ruim 8000, waaronder een groot aantal studenten. Het voorliggende plan biedt daarom nadrukkelijk ruimte aan de woonfunctie op de verdiepingen.

Overige functies

In de nieuwe oostwand keert de studentensociëteit Vindicat terug. Wel schuift deze functie binnen de gevelwand op van het midden naar de hoek Grote Markt/Martinikerkhof.

Naast wonen is op de verdiepingen ook plaats voor kantoren en dienstverlenende functies. Op de begane grond is dienstverlening alleen mogelijk, voor zover publiekaantrekkend van aard, zoals banken met een baliefunctie of reisbureaus.

Hoofdstuk 6 Randvoorwaarden / Omgevingsaspecten

6.1 Archeologie

Gelet op de ontstaansgeschiedenis van Groningen (zie hoofdstuk 2) behoort het gebied Grote Markt-oostzijde tot de belangrijkste archeologische gebieden in de gemeente Groningen. De kans is echter groot dat delen van het bodemarchief in het plangebied verstoord of verdwenen zijn, mede als gevolg van ingrepen in de bodem bij de wederopbouw. Voor de gehele binnenstad van Groningen geldt dat het plaatselijk niet meer intact is en het bodemarchief verstoord zo niet vernietigd is. Grote delen van dit bodemarchief zijn verstoord bij de aanleg van rioleringen, kabels en leidingen in de publieke ruimten en bij bouwwerkzaamheden op de bouwkavels.

Op basis van gegevens van verschillende bronnen is het waarschijnlijk dat in het algemeen in de binnenstad naar schatting nog 50% van het oorspronkelijk bodemarchief resteert en onder de openbare ruimten naar schatting nog slechts 25%. Verreweg het grootste deel van het vernietigde bodemarchief is niet gedocumenteerd. Dit geldt ook voor de gebieden die na 1945 opnieuw zijn opgebouwd. Vanaf 1987 wordt er structureel opgegraven op bedreigde locaties. In afbeelding 7 is de geschatte mate van verstoring van het bodemarchief ter plaatse van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP470GroteMarktOos-oh01_0007.jpg"

Afb. 7 Archeologische kwaliteit en kwantiteit (Bron: ROEZ, Rijksuniversiteit Groningen, RACM en Archis II)

Beschrijving waarnemingen en opgravingen

In het studiegebied zijn enkele waarnemingen gedaan en opgravingen uitgevoerd, waarvan de meest relevante hier zijn opgenomen (bijgehouden tot zomer 2009; de nummers verwijzen naar afb. 8) en de resultaten beknopt zijn beschreven.

Opgravingen

1. In de Schoolstraat heeft in 1984 een onderzoek plaatsgevonden voorafgaand aan bouw- en sloopwerkzaamheden. Er zijn sporen vanaf de volle middeleeuwen gevonden (Archisonderzoeksmelding 586, met centrumcoördinaten 234.050/581.990).

2. Tussen het Martinikerkhof en de Kreupelstraat vond in 1987 en 1989 een opgraving plaats (Archis-onderzoeksmeldingen 536 en 570). Op akkerland uit de Volksverhuizingstijd blijkt vanaf de vroege middeleeuwen tot aan heden gewoond.

3. In de Popkenstraat heeft in 2003 een opgraving plaatsgevonden, vanwege het ingraven van een ondergrondse afvalcontainer. (Archis-onderzoeksmelding 4075, centrumcoördinaten 234.025/582.037). Onder 19e-eeuwse bebouwing op een 17e-eeuwse fundering bevonden zich twee oost-west georiënteerde sloten, die een oudere sloot haaks oversneden (datering: vanaf ca 13e eeuw).

4. In de straat Martinikerkhof heeft in 1996 een onderzoek plaatsgevonden vanwege o.a. het planten van bomen (Archis-onderzoeksmelding 1605, 1622 en 1674, coördinaat 233.902/582.050). In twee sleuven werden begravingen vanaf ca de 7e eeuw tot in de 18e eeuw aangetroffen. Ook werden sporen uit de Romeinse tijd gevonden.

5. In Poelestraat 13 heeft in 2007 een archeologische begeleiding plaatsgevonden (Archis- onderzoeksmelding 24238). Het betreft een begeleiding van het vergroten van een kelder. Er werden sporen uit onder andere de Romeinse tijd en vanaf de 11e eeuw aangetroffen.

6. Op de Grote Markt (oostzijde) heeft in mei 2008 en mei-juni 2009 een opgraving plaatsgevonden ten behoeve van het project Grote Markt Oostzijde (Archis-onderzoeksmelding 26626). De eerste opgraving is recent gereed gemeld. Dit betreft een proefopgraving, waarbij één put is aangelegd. Bij de opgraving werd de keldervloer van het Scholtenhuis, een deel van de fundering van het naastgelegen Huis Panser (een midden 14e-eeuws stenen huis) en een mogelijk oudere houten voorganger aangetroffen. Tevens is een oude akker met grondsporen vanaf circa de 10e eeuw aangetroffen. De opgraving ten noorden daarvan vulde bovenstaand beeld aan.

7. Tijdens de restauratie van de Martinikerk werden in de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw inpandig opgravingen verricht (Archismeldingsnummer 9939). Aan de noordzijde van een rijengrafveld werden de palen van een 9e eeuwse kerk gevonden. Deze kerk werd in latere eeuwen vernieuwd in tufsteen en in baksteen.

Waarnemingen

8. Aan de Schoolstraat oostzijde zijn in 1938 drie proefsleuven aangelegd, waarbij twee grachten en de tussenliggende singel werden gesneden (Archis-waarnemingsnummer 238153).

9. De 13e-eeuwse Poelepoort is in 1936 deels blootgelegd (Archis-waarnemingsnummer 238154) en eveneens in 1989 bij rioleringswerkzaamheden (Archis-meldingsnummer 573).

10. Bij die laatste gelegenheid werden verder in de Poelestraat wegverhardingen vanaf de 11e eeuw waargenomen (Archis-onderzoeksmelding 573, centrumcoördinaten 234.050/581.950.

11. In 1945 werden bij het maken van een bouwput op de hoek Grote markt oostzijde en Martinikerkhof zuidzijde begravingen aangetroffen (Archis-waarnemingsnummer 238168). De zuidrand van het Martinikerkhof werd vastgelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP470GroteMarktOos-oh01_0008.jpg"

Afb. 8 Opgravingen en waarnemingen (Bron: ROEZ, Rijksuniversiteit Groningen, RACM en

Archis II)

6.2 Bomen

De plannen voor de Grote Markt-oostzijde hebben consequenties voor het aanwezige bomenbestand. Deze betreffen overigens vooral het binnenterrein en worden veroorzaakt door de bouw van het Forum en de ondergrondse parkeergarage en fietsenkelder. Het voorliggende bestemmingsplan, dat alleen de nieuwe oostwand omvat, heeft enkel gevolgen voor de bomen op de Grote Markt. Om een integraal beeld te schetsen wordt in het onderstaande ingegaan op de effecten voor bomen van de totale planonwikkeling.

Binnen het huidige bouwblok tussen de Grote Markt, het Martinikerkhof, de Sint Jansstraat, de Schoolstraat en de Poelestraat staan 13 bomen. Deze zijn in afbeelding 9 aangegeven met de nummers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 17. Hiervan hebben vier de status van monumentale boom, te weten een Rode Beuk (nr. 1), een Populier (nr. 2), een Linde (nr. 4) en een Kastanje (nr. 9.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP470GroteMarktOos-oh01_0009.jpg"

Afb. 9 Te verwijderen groen

Voor de fietsenkelder onder de Nieuwe Markt moeten een drietal bomen wijken, de nummers 3, 4 en 5. De nummers 3 en 5 moeten als gevolg van de bouw worden gekapt. De monumentale Linde (nr. 4), die midden op de bouwlocatie staat, wordt indien mogelijk verplant. Nader onderzoek moet de haalbaarheid hiervan uitwijzen. De monumentale Rode Beuk (nr. 1) en Populier (nr. 2) en de bomen met de nummers 6 en 7 staan buiten de bouwcontouren van de fietsenkelder en kunnen dus blijven staan. De Populier is echter zo ernstig door zwam aangetast, dat behoud niet mogelijk is.

Als gevolg van de bouw van het Forum en de daaronder gelegen parkeergarage moeten 6 bomen (8, 9, 10, 11, 12 en 17) worden gekapt. Eén daarvan – een Kastanje (nr. 9), die midden op de bouwlocatie staat – is monumentaal.

Voor de huidige oostwand bevinden zich drie bomen (de nummers 13, 14 en 15), die de boomhoofdstructuur van de Grote Markt vormen. Door het opschuiven van de oostwand en de daarmee gepaard gaande aanpassing van het wegprofiel kunnen deze niet worden gehandhaafd. Nummer 14 is niet verplantbaar en moet worden gekapt. De andere twee (13 en 15) zijn wel verplantbaar. Voor deze bomen wordt gezocht naar een alternatieve plek.

Aan het begin en aan het eind van de Poelestraat staat een Gleditsia triacanthos ofwel Valse Christusdoorn (nr. 16, resp. nr.18). Eén van de twee (nr. 18) staat in de geplande afvoerroute van het bouwverkeer en dient daarom te worden verwijderd. Na realisatie van het project vindt herplant op deze locatie plaats. De andere boom (nr. 16) kan worden gehandhaafd.

Samenvattend betekent dit het volgende:

  • kappen bomen Ø < 20cm: 1 stuks (nummer: 17),
  • kappen bomen Ø > 20cm: 2 stuks (monumentaal; nummers: 2 en 9),
  • kappen bomen Ø > 20cm: 8 stuks (nummers: 3, 5, 8, 10, 11, 12, 14 en 18),
  • indien mogelijk verplanten boom Ø > 20cm: 1 stuks (monumentaal; nummer: 4),
  • verplanten boom Ø > 20cm: 2 stuks (nummers: 13 en 15).

6.3 Ecologie

Ten behoeve van het project Grote Markt-oostzijde is een flora- en faunatoets uitgevoerd. Op één enkele plaats, dat wil zeggen op een muur van een pand aan de achterzijde van de Poelestraat, komt de beschermde Tongvaren voor. Omdat hier werkzaamheden zijn voorzien, kan de groeiplaats waarschijnlijk niet behouden blijven. Dit is overigens niet het gevolg van het voorliggende bestemmingsplan, maar van de uitvoering van één van de andere deelprojecten. Voordat daarmee een aanvang wordt gemaakt, zal voor het verwijderen van de Tongvaren een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet worden aangevraagd. Voorts broeden in het gebied vogels. Om verstoring te voorkomen zal de omgeving regelmatig worden geïnventariseerd op broedende vogels en worden er buiten het broedseizoen maatregelen getroffen om het gebied onaantrekkelijk te maken voor voortplanting.

In het plangebied zijn geen vleermuizenverblijfplaatsen of sporen daarvan aangetroffen. Het valt echter niet geheel uit te sluiten dat enkele vleermuizen de bebouwing in het plangebied (gaan) gebruiken als zomerverblijf of winterverblijf, hoewel de kans daarop klein is. Voor eventueel aanwezige vleermuizen geldt eveneens dat het niet mogelijk is alle werkzaamheden (sloop- en bouwactiviteiten, grondverzet, bomenkap) uit te voeren in perioden dat vleermuizen weinig gevoelig zijn voor verstoring. Effecten op vleermuizen zijn daarom niet op voorhand volledig uitgesloten.

Om deze effecten te voorkomen zal het plangebied voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden worden geïnventariseerd op vleermuizen, en indien mogelijk worden aanwezige vleermuizen zoveel mogelijk ontzien. Als dit niet mogelijk is, wordt onderzoek gedaan naar vervangende huisvesting voor de vleermuizen. Indien nodig zal een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet worden aangevraagd.

6.4 Water

Algemeen

De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als ordenend principe. Water legt verbindingen tussen bodem, natuurlijke ontwikkeling en beleving van de woon- en werkomgeving. Zowel van mens als dier.
Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht. Doel is hierbij tot een zo natuurlijk mogelijk watersysteem te komen, dat is afgestemd op duurzame ontwikkeling, natuurlijke ontwikkeling en geohydrologie van het gebied.
In dit hoofdstuk wordt eerst de waterhuishouding en de bodem beschreven. Vervolgens wordt de riolering beschreven. Tot slot wordt een link gelegd tussen bouwmaterialen en het water.

Waterhuishouding

Het plangebied valt binnen het bestemmingsplan binnenstad en ligt tussen de Grote Markt en het open deel van de Naberpassage. De locatie ligt min of meer op het uiteinde van de Hondsrug en midden in de binnenstad van Groningen. De binnenstad wordt rondom omgeven door water. Dit water vormt de diepenring en maakt deel uit van het boezemsysteem van het waterschap Hunze en Aa's en heeft een waterpeil van + 0.55 m. NAP. De maximale waterstand is circa + 1.50 m. en de waterkerende hoogte moet dan ook minimaal + 2.00 m. zijn. De afstand vanaf het plangebied tot aan het oppervlaktewater is ongeveer 150 meter.

In de huidige situatie is geen oppervlaktewater aanwezig. Het gebied is voor ongeveer driekwart volgebouwd en het overige deel is nagenoeg volledig verhard. Op een aantal plaatsen zijn kleine groenstroken aanwezig waarin diverse (grote) bomen staan. De verharding in het gebied bestaat uit klinkers, betonstraatstenen en overige open verharding. Dit type verharding laat een geringe hoeveelheid regenwater door en levert daardoor een positieve bijdrage aan het grondwater. Dit is van groot belang voor bomen en struiken. Het is wenselijk om zoveel mogelijk open verharding (zonder fundering) te blijven gebruiken opdat de ondergrond niet te veel uitdroogt en groen ook op een natuurlijke wijze aan water kan komen.

Bij de nieuwbouw, inbreiding en herinrichting moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verstedelijking zal regenwater sneller tot afstroming komen. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting en zal meer water geborgen moeten worden. En berging van regenwater kan het eenvoudigst bovenop het reeds aanwezige water. Vandaar dat een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist is. Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en / of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist.

Kort samengevat betekent het dat een uitbreiding van het verhard oppervlak niet mag leiden tot een toename van de waterafvoer in het gebied.

Bodem

Ter hoogte van het plangebied bevindt zich het grondwater op ongeveer 3 meter minus het maaiveld waarbij de maaiveldhoogtes variëren van + 7.0 m. tot + 4.5 m. Ter hoogte van de diepenring ligt het maaiveld op circa + 2.5 m. Hoogstwaarschijnlijk neemt de diepte van de grondwaterstand af naarmate de afstand tot aan de diepenring kleiner wordt. De afstroming van het grondwater is in oostelijke richting te verwachten. De snelheid en hoogte is onder andere afhankelijk van de grondsoorten (klei, leem of zand) en de aanwezigheid van grindlagen. Bij de bouw van een parkeerkelder of andere diepere bouwwerken kan de grondwaterstroming verstoord raken en moet wellicht de grondwaterstroming omgeleid worden.

Riolering

In en rondom het plangebied ligt een gemengd rioleringsstelsel. Dit type rioolstelsel voert zowel het regenwater als het huishoudelijke afvalwater (o.a. toilet- en douchewater) af naar het gemaal Damsterdiep. Vandaar wordt dit water verpompt naar de rioolwaterzuivering in Garmerwolde.

Bij de nieuwbouw van woningen, gebouwen en nieuw openbaar terrein voert de gemeente het beleid om een gescheiden rioolsysteem aan te leggen. De gescheiden afvoer biedt diverse voordelen. Minder regenwater naar de afvalwaterzuivering komt het zuiveringsproces ten goede, er hoeft minder water verpompt te worden (minder energieverbruik) en met het regenwater wordt oppervlaktewater aangevuld en doorgespoeld. Het laatste heeft veelal een gunstig effect op de waterkwaliteit. Bij toekomstige herinrichtingen en nieuwbouwplannen is de aanleg van een gescheiden stelsel dan ook uitgangspunt waarbij het regenwater naar de diepenring afwatert. Deze afvoer mag niet meer dan de maximale stedelijke afvoer bedragen (namelijk 2 l/sec/ha). Bij een grotere afvoer moet in het plangebied water geborgen worden om op die wijze een overschrijding van de norm te voorkomen.

6.5 Milieu

In deze paragraaf worden de milieuaspecten beschreven die relevant zijn voor het onderhavige bestemmingsplan. Naar de milieuaspecten is uitgebreid onderzoek gedaan in het kader van de milieueffectrapportage (m.e.r.), die voor het project Grote Markt-oostzijde is gevolgd. In deze paragraaf zal allereerst een samenvatting van het milieueffectrapport (MER) worden gegeven. Daarnaast zal nog afzonderlijk worden ingegaan op de aspecten geluid, lucht, bodemkwaliteit, externe veiligheid en duurzaamheid.

6.5.1 Milieueffectrapportage

M.e.r.-plicht

De noodzaak van een m.e.r.-procedure vloeit voort uit de bouw van het Groninger Forum. Volgens het Besluit milieu-effectrapportage bestaat de verplichting een milieueffectrapport op te stellen wanneer wordt voorzien in de aanleg van een recreatieve of toeristische voorziening, die 500.000 of meer bezoekers per jaar trekt. Weliswaar wordt de bouw van het Forum niet geregeld in het voorliggende plan, maar door middel van een apart bestemmingsplan. Maar in het MER wordt het totale project Grote Markt-Oostzijde – Forum, nieuwe oostwand en de nieuwe achterzijde van de Poelestraat – aangemerkt als m.e.r.-plichtinge activiteit. Dat is de reden waarom ook hier wordt stilgestaan bij het MER.

Voorgenomen activiteit

Het MER bevat een beschrijving van de voorgenomen activiteit. Deze omvat:

  • de nieuwe oostwand van de Grote Markt (herstel vooroorlogse rooilijn)
  • de Nieuwe Markt
  • het Groninger Forum
  • de Poelestraat-achterzijde
  • een ondergrondse parkeergarage met maximaal 400 parkeerplaatsen
  • een ondergrondse fietsenstalling voor 1500 tot 1700 fietsen.

Alternatieven en varianten

Behalve een beschrijving van de voorgenomen activiteit, het voorkeursalternatief (VKA), beschrijft het MER het meest milieuvriendelijk alternatief (MMA). Het VKA komt overeen met het MMA.

Naast het VKA en het MMA bevat het MER geen alternatieven. Deze keuze is ingegeven door de volgende overweging. Doelstelling van het project is om de oostzijde van de Grote Markt een belangrijke kwalitatieve impuls te geven. Daarmee staat de locatie vast. Daarnaast heeft op verschillende momenten al een bestuurlijke afweging en besluitvorming plaatsgevonden, zowel in algemene zin – onder andere het parkeerbeleid – als specifiek met betrekking tot de locatie. In 2005 heeft de raad – na een referendum – de ruimtelijke hoofduitgangspunten vastgesteld. Daarmee is de stedenbouwkundige hoofdopzet (bouw Forum, sloop en nieuwbouw parkeergarage, realisatie nieuwe oostwand, etc.) voor het project vastgelegd. Deze hoofduitgangspunten zijn vervolgens geconcretiseerd in drie programma’s van eisen. In dat kader is onder meer de verkeersafwikkeling, de capaciteit van de parkeergarage en de locatie van de in- en uitgang van de parkeergarage onderzocht en bepaald. Voorts heeft de gemeenteraad - zich conformerend aan de resultaten van een uitgebreide publieksenquête - een keuze gemaakt ten aanzien van het schetsontwerp voor het Forumgebouw.

Wel zijn voor de nieuwe parkeergarage, in verband met de toename van de verkeersbelasting in de directe omgeving, drie ontsluitingsvarianten onderzocht:

  • variant ‘Schoolstraat’: ontsluiting via de Sint Jansstraat (voor zowel de aanrij- als de afrijroute wordt het noordelijke deel van de Schoolstraat gebruikt);
  • variant ‘Popkenstraat’: ontsluiting via de Sint Jansstraat (voor de aanrijroute wordt de Popkenstraat gebruikt en voor de afrijroute het noordelijke deel van de Schoolstraat);
  • variant ‘Poelestraat’: ontsluiting via de Sint Jansstraat en Poelestraat (voor de aanrijroute wordt het noordelijke deel van de Schoolstraat gebruikt en voor de afrijroute het zuidelijke deel van de Schoolstraat en de Poelestraat.

Deze drie varianten zijn onderling vergeleken op de meest relevante milieuaspecten. De ontsluitingsvariant met relatief de minste milieueffecten is vervolgens uitgebreider beoordeeld.

Conclusie onsluitingsvarianten

Uit het MER blijkt dat er bij alle ontsluitingsvarianten effecten optreden. Uit de onderlinge vergelijking blijkt ontsluitingsvariant 3 (variant 'Poelestraat') het minst gunstig, vooral vanwege de conflictsituatie die ontstaat in de Poelestraat en op de kruising Poelestraat-Diepenring (zowel qua verkeersafwikkeling als qua verkeersveiligheid), de negatieve geluidseffecten en de grote aantasting van het verblijfsgebied binnenstad.

Ontsluitingsvariant 1 (variant 'Schoolstraat') en 2 (variant 'Popkenstraat') zijn beide gunstiger dan variant 3. Uit een onderlinge vergelijking van variant 1 en 2 blijkt dat in variant 2 een conflictsituatie met het fietsverkeer bij de noordelijke inrit van de fietsenkelder ontstaat, deze situatie doet zich in variant 1 niet voor. Daarnaast scoort variant 2 ten aanzien van geluidsbelasting ongunstiger dan variant 1. In variant 1 worden minder objecten geluidsbelast en daarnaast wordt in variant 1 de maximaal toelaatbaar te achten geluidsbelasting van 65 dB(A) niet overschreden. Ten slotte is de aantasting van het verblijfsgebied binnenstad bij variant 2 groter dan in variant 1.

Gelet op het voorgaande is ontsluitingsvariant 1 gunstiger dan varianten 2 en 3. In het MER is vervolgens deze ontsluitingsvariant (variant 'Schoolstraat') verder beoordeeld, als onderdeel van de voorgenomen activiteit.

Milieueffecten

In het MER zijn de volgende aspecten onderzocht:

  • bodem en grondwater
  • water
  • natuur
  • archeologie
  • cultuurhistorie
  • verkeer en bereikbaarheid
  • geluid
  • luchtkwaliteit
  • windhinder
  • bezonning
  • veiligheid
  • duurzaam bouwen en energie

Bodem en grondwater

De ingrepen in de bodem bestaan uit sloop- en bouwwerkzaamheden. In het MER zijn de effecten van deze activiteiten op de omgeving (zetting/trillingen), op de grondwaterstanden en -stroming, de bodem- en grondwaterkwaliteit en de grondbalans beschreven.

Door de sloopwerkzaamheden en het aanbrengen van bouwputwanden is mogelijk grondwaterbemaling nodig, wat zou kunnen leiden tot grondwaterstandverlagingen en zettingen in de omgeving. Tevens kunnen sloopwerkzaamheden en het aanbrengen van funderingspalen leiden tot trillingen. Door de gekozen uitvoeringsmethode worden bij de bouw van de ondergrondse parkeergarage trillingshinder en zakking in de direct omgeving geminimaliseerd.

Door de bouw van de parkeergarage, fietsenkelder en eventuele kelder onder de oostwand worden de waterscheidende leem- en potkleilagen plaatselijk volledig doorgraven en wordt een relatief groot bodemvolume vervangen door een waterdichte constructie, wat gevolgen kan hebben voor de grondwaterstromen en de infiltratie van hemelwater naar de diepe ondergrond. Deze effecten zijn echter van beperkte omvang.

In het MER worden als mitigerende maatregelen genoemd:

  • de toepassing van trillingsarme uitvoeringsmethoden bij het plaatsen van damwanden of bemaling (bijv. diepwanden, het drukken van damwanden, geboorde in plaats van geheide funderingspalen);
  • het treffen van preventieve beschermende maatregelen, zoals bijvoorbeeld tijdelijke grondkerende constructies of preventief stut- en stempelwerk aan belendingen;
  • bij ondergronds bouwen, waar mogelijk en van toepassing, een volledige doorsnijding van scheidende lagen vermijden;
  • het niet verwijderen van bestaande palen of constructies, die scheidende lagen doorsnijden;
  • (afhankelijk van de resultaten van nader onderzoek naar de effecten) afkoppeling en infiltratie van hemelwaterafvoeren.

Ten aanzien van de bodemkwaliteit wordt verwezen naar subparagraaf 6.5.3.

Water

De voorgenomen activiteit leidt tot een toename van verhard oppervlak. De mogelijkheid tot infiltratie wordt beperkt door de aanwezigheid van de ondergrondse parkeergarage en fietsenkelder. Het van de daken en over verhard oppervlak afstromende hemelwater zal via een gescheiden rioleringssysteem worden afgevoerd naar de diepenring. Deze extra afvoer zou elders tot wateroverlast kunnen leiden. Compensatie door toevoeging van oppervlaktewater is in dit geval praktisch niet mogelijk. Het effect van de voorgenomen activiteit op de waterkwaliteit is neutraal.

Als mitigerende maatregel wordt aanbevolen om regenwater te infiltreren door middel van een infiltratieriool.

Ten aanzien van het aspect water wordt verder verwezen naar paragraaf 6.4.

Ecologie

In het MER is onderzocht wat de effecten van de voorgenomen activiteit op bomen en op beschermde planten- en diersoorten zijn.

Binnen het studiegebied van het MER bevinden zich 18 bomen, waarvan vier, een Rode Beuk, een Populier, een Linde en een Kastanje, monumentaal. Als gevolg van de bouwplannen moeten 11 bomen worden gekapt, waarvan twee monumentaal (de Populier en de Kastanje). Het kappen van de monumentale Populier is overigens geen rechtstreeks gevolg van de bouwplannen, maar van de aantasting door zwam. Vier bomen, waaronder de monumentale Rode Beuk, kunnen worden gehandhaafd. Twee andere bomen en indien mogelijk ook de monumentale Linde worden verplaatst.

In het studiegebied van het MER komt één beschermde plantensoort voor, een Tongvaren. Deze bevindt zich op een muur van een pand aan de achterzijde van de Poelestraat en kan in verband met werkzaamheden niet worden gehandhaafd. Verder broeden er in het studiegebied enkele vogelsoorten. Vleermuizenverblijfplaatsen zijn niet waargenomen, maar het is niet helemaal uit te sluiten dat enkele vleermuizen de bebouwing binnen het gebied (gaan) gebruiken als zomer- of winterverblijf.

Als mitigerende maatregelen worden in het MER genoemd:

  • het hanteren van de richtlijnen voor boombescherming (opgesteld door de Vereniging Stadswerk Nederland);
  • grondwatermonitoring;
  • bescherming van bomen door middel van in de grond verankerde hekwerken;
  • voorbereiding van de te verplanten bomen minimaal één groeiseizoen van tevoren (wortelsnoei);
  • het zoeken naar een groeiplaats voor de te verplanten bomen in de directe omgeving (in verband met hun geringe transportmogelijkheden);
  • compensatie voor het verdwijnen van groen conform de groencompensatieregeling uit de Groenstructuurvisie (bij voorkeur binnen het plangebied zelf).

Ten aanzien van de ecologische aspecten wordt tevens verwezen naar paragraaf 6.3.

Archeologie en cultuurhistorie

De Grote Markt-oostzijde kent, zoals de hele binnenstad, een hoge archeologische verwachtingswaarde. Uitvoering van de verschillende deelprojecten leidt tot onvermijdelijk tot vernietiging van het aanwezige bodemarchief. Behoud in situ is niet mogelijk. Er wordt geen archeologisch vooronderzoek verricht, behalve een kleine opgraving voor de oostwand van de Grote Markt. Voor een dergelijk vooronderzoek ontbreekt de ruimte: er staan nu nog gebouwen. Er dient derhalve definitief archeologisch onderzoek te worden verricht op delocaties waar de bodemverstoringen zullen plaatsvinden. Tijdens het uitvoeren van die opgravingen wordt bekeken of er behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn en hoe deze mogelijk ingepast kunnen worden.

Bronbemaling bij het uitgraven van de bouwput van de fietsenkelder zal een negatief effect hebben op bepaalde vondstcategorieën, zoals botmateriaal, zaden en hout. Dit geldt tevens voor de aanleg van de gebouwen aan de oostwand van de Grote Markt.

Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie wordt herstel van de vooroorlogse rooilijn van de oostwand als een sterk positief effect beschouwd. Hierdoor wordt de beslotenheid van de Grote Markt vergroot. Ook de architectuur van de nieuwe oostwand, die teruggrijpt op de oud-Hollandse gevelkenmerken van de panden aan de Grote Markt-zuidzijde, draagt bij tot een versterking van de historisch-ruimtelijke structuur. Met het creëren van een nieuw plein (de Nieuwe Markt) met daarop een markant gebouw wordt duidelijk aangesloten bij de historische stedenbouwkundige ontwikkeling van de stad Groningen. Ook dit wordt als een positief effect gezien. Dit geldt eveneens voor de nieuwe gevelwand aan de Poelestraat-achterzijde. De bouwhoogte van het Forum kan de beleving van het historisch karakter van oude straten in beperkte mate negatief beïnvloeden. De brede opening in de bebouwingswand van de Schoolstraat tast het besloten karakter van deze straat, een ‘muurstraat’ met voornamelijk gesloten bebouwingswanden, aan. Dit is een negatief effect. Door sloop- en bouwwerkzaamheden kan, o.a. door trillingen, schade ontstaan aan de aanwezige waardevolle en monumentale bebouwing. Dit is in een binnenstedelijke omgeving niet uit te sluiten en kan worden hersteld. De af te breken panden zijn weliswaar deels kenmerkend voor de naoorlogse bouwstijl, maar hebben geen status als beschermd rijks- of gemeentelijk monument. Wel is de trap aan één van de panden in de oostwand, ontworpen door de Groninger Ploeg-kunstenaar Jan van der Zee, van kunsthistorische waarde.

Als mitigerende maatregelen worden genoemd:

  • het verrichten van archeologisch onderzoek voorafgaand aan het grondverzet;
  • elementen van hoge cultuurhistorische waarde zo mogelijk behouden en opnemen in de nieuwbouw;
  • de oorspronkelijke rooilijn van de westelijke bebouwingswand van de Schoolstraat visueel herkenbaar houden bij de inrichting van de openbare ruimte;
  • indien mogelijk de funderingen van de panden preventief versterken ter voorkoming van esthetische schade aan cultuurhistorisch waardevolle panden nabij de parkeergarage en de fietsenkelder;
  • het mitigeren van schade aan cultuurhistorisch waardevolle panden nabij de oostwand van de Grote Markt door trillingsarme uitvoeringsmethoden, bijvoorbeeld geboorde funderingspalen in plaats van geheide palen;
  • onderzoeken of waardevolle elementen van de trap van Ploeg-kunstenaar Van der Zee in of buiten het plangebied kunnen worden ingepast.

Ten aanzien van het aspect archeologie wordt verder verwezen naar paragraaf 6.1.

Verkeer en bereikbaarheid

Verwacht wordt dat veel bezoekers gezien de centrale ligging in de binnenstad en de goede aansluiting op de hoofdfietsstructuur per fiets naar de Grote Markt-oostzijde zullen komen. Door de goede bereikbaarheid van de Grote Markt per openbaar vervoer, die ook in de toekomst gewaarborgd zal blijven, is ook het effect op het gebruik van het openbaar vervoer positief.

Door uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen (van 230 in de huidige parkeergarage naar maximaal 400 in de nieuwe parkeergarage) en de situering van de in- en uitrit van de nieuwe parkeergarage aan de Schoolstraat zal de verkeersbelasting in deze straat toenemen. Daar staat tegenover dat de Popkenstraat en het deel van de Sint Jansstraat ten westen van de Schoolstraat autoluwe verbindingen worden.

Het MER geeft een prognose van de verkeersintensiteiten in en rondom het plangebied voor 2020. Deze is gebaseerd op een groter aantal parkeerplaatsen ten opzichte van het huidige aantal en een toename van het gebruik van de parkeergarage in de avonduren als gevolg van de culturele activiteiten in het Forum. Daarnaast is in het MER een zogenaamd maximaal scenario uitgewerkt. Hierbij wordt verondersteld dat de parkeergarage de gehele dag (van 8.00 tot 24.00 uur) maximaal wordt benut (bezetting van circa 95%). Deze situatie zou zich in theorie voor kunnen doen ten tijde van een groot evenement in de binnenstad. Hieruit blijkt dat het verkeer van en naar de parkeergarage ten opzichte van een normale situatie met circa 40% kan toenemen.

De verkeersafwikkeling is voldoende om (ook in het maximale scenario) de verwachte verkeersgroei op te vangen. Voor verkeersveiligheid zullen de geplande ontwikkelingen niet of nauwelijks gevolgen hebben.

Als mitigerende maatregel wordt aanbevolen om de inrichting van de Sint Jansstraat meer af te stemmen op de verblijfsfunctie van de binnenstad, waardoor de positie van het fietsverkeer beter wordt benadrukt. Vanwege de belangrijke functie van de Sint Jansstraat voor het fietsverkeer zal de huidige voorrangsregeling op de kruising met de Schoolstraat gehandhaafd dienen te blijven.

Geluid

Voor het aspect geluid is naast de voorgenomen activiteit ook een variant beschouwd. In deze variant is onderzocht wat de effecten zijn wanneer de parkeergarage maximaal wordt bezet.

Uit het MER blijkt dat bij een gemiddelde bezetting van de parkeergarage het totale aantal geluidsgevoelige objecten afneemt. Deze afname wordt veroorzaakt doordat geluidsbelaste objecten aan de Popkenstraat en aan een gedeelte van de Sint Jansstraat niet langer geluidsbelast zijn. In de andere onderzochte straten neemt het aantal geluidsbelaste objecten licht toe. In het noordelijke deel van de Schoolstraat is sprake van een grote toename.

Bij een maximale bezetting van de parkeergarage wijzigt het totale aantal geluidsbelaste objecten niet ten opzichte van de autonome ontwikkeling. Ten opzichte van de huidige situatie neemt deze licht toe.

In het MER wordt verder geconstateerd dat bij een gemiddelde bezetting van de parkeergarage de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de geluidsgevoelige objecten in de omgeving toeneemt. Er is sprake van een stijging van het aantal geluidsbelaste (geluidsgevoelige) objecten in de geluidsbelastingklassen 58-63 dB en 63-68 dB en er treedt een daling op in de geluidsbelastingklassen 48-53 dB en 53-58 dB. De toename wordt met name veroorzaakt door een hogere belasting van de geluidsgevoelige objecten langs de ontsluitingsroute van de parkeergarage (noordelijk deel Schoolstraat en oostelijk deel Sint Jansstraat).

Bij een maximale bezetting van de parkeergarage neemt het aantal geluidsbelaste (geluidsgevoelige) objecten in de hoogste geluidsbelastingklasse (63-68 dB) beduidend toe. Deze toename betreft met name de woningen langs de ontsluiting van de parkeergarage (noordelijk deel Schoolstraat en oostelijk deel Sint Jansstraat).

Voor de beoordeling van de geluidsbelasting vanwege het gebruik van de parkeergarage is zowel gekeken naar de directe hinder (de geluidsbelasting vanwege het gebruik van de garage zelf) als de indirecte hinder (de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van en naar de garage). Deze is getoetst aan de van toepassing zijnde regelgeving, het Activiteitenbesluit1 en de circulaire 'Beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wet milieubeheer'.

Hieruit blijkt dat de in het Activiteitenbesluit opgenomen grenswaarde van 50 dB(A) voor de dagperiode niet wordt overschreden bij de geluidsgevoelige objecten aan de Schoolstraat en de Sint Jansstraat. Bij de geluidsgevoelige objecten aan de Schoolstraat 15 t/m 27 wordt de grenswaarde van 45 dB(A) voor de avondperiode met maximaal 5 dB overschreden.

De grenswaarde van 40 dB(A) voor de nachtperiode wordt met maximaal 2 dB overschreden ter plaatse van de geluidsgevoelige objecten aan de Schoolstraat 19 t/m 23.

Voor indirecte hinder is de berekende etmaalwaarde van de geluidsbelasting van een deel van de woningen aan de Schoolstraat - bij aanwezigheid van klinkerbestrating - hoger dan de maximaal toelaatbaar te achten grenswaarde van 65 dB(A).

In het MER is ook aandacht besteed aan de effecten van de horeca-activiteiten binnen het Groninger Forum en de te realiseren horecagelegenheden aan de Grote Markt en rondom de Nieuwe Markt. Geluidhinder binnen de gebouwen kan worden beperkt door toepassing van het Activiteitenbesluit en de bouwregelgeving. Van geluid van terrassen en voorbijgangers zal met name de nieuwbouw aan de achterzijde van de Poelestraat en de oostkant van de Grote markt invloed ondervinden. De bestaande (woon)bebouwing aan de Poelestraat wordt door de nieuwbouw afgeschermd. Door toepassing van de Algemene Plaatselijke Verordening en het Activiteitenbesluit is beperking van terrasgeluid mogelijk.

Het MER noemt als mitigerende maatregelen het vervangen van de bestaande klinkerverharding door fijn asfalt (of een hieraan gelijkwaardig alternatief) en het aanbrengen gevelisolatie aan de woningen in de Schoolstraat en Sint Jansstraat . Als een eventueel alternatief wordt genoemd het plaatsen van een aan het gebouw gekoppeld scherm (tweede huidgevel).

Ten aanzien van de geluidsaspecten wordt tevens verwezen naar subparagraaf 6.5.2.

Luchtkwaliteit

Om de effecten voor luchtkwaliteit in beeld te brengen is naast de voorgenomen activiteit eveneens de variant van een parkeergarage met een maximale bezetting in beschouwing genomen.

De realisatie van het project Grote Markt-Oostzijde leidt tot een toename van de concentraties fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) in de Sint Jansstraat (gedeelte Schoolstraat-Schuitendiep) en de Schoolstraat. De verslechtering van de luchtkwaliteit wordt veroorzaakt door een sterke verhoging van het aantal verkeersbewegingen in deze straten. Op de overige onderzochte wegen doen zich geen verhogingen van de concentraties fijn stof en stikstofdioxide voor. Bij een maximale bezetting van de parkeergarage treden de bovengenoemde verslechteringen in de Sint Jansstraat en de Schoolstraat ook op.

Uit de berekeningen blijkt dat op alle onderzochte locaties aan de grenswaarden voor fijn stof (PM 10) en stikstofdioxide (NO2) kan worden voldaan.

Ook ten aanzien van overige stoffen , zoals benzeen, zwaveldioxide (SO2) en koolmonoxide (CO), worden geen waarden overschreden.

Ten aanzien van de luchtkwaliteit wordt tevens verwezen naar subparagraaf 6.5.4.

Windhinder en bezonning

Uit het MER blijkt dat in de toekomstige situatie op maaiveldniveau, zonder maatregelen, een goed windklimaat heerst rondom de nieuwe oostwand, de westelijke helft van de Nieuwe Markt en de noordoostkant van het Groninger Forum. In de directe omgeving van het Groninger Forum (met uitzondering van de noordoostkant) en op het dak is er sprake van een matig tot slecht windklimaat. Zonder het aanbrengen van schermen op de dakrand is er op het hoge dak van het Forumgebouw zelfs sprake van een zeer groot windgevaar (met name aan de westzijde van het gebouw). Ter verbetering van het windklimaat en ter voorkoming van windhinder wordt als mitigerende maatregel voorgesteld schermen rondom de dakrand te plaatsen, eventueel in combinatie met schermen ter plaatse van het verdiepte terras.

Verder is onderzocht welke gevolgen de bouw van het Forum voor de bezonning van omliggende woningen heeft. Dit is beoordeeld op basis van een TNO-richtlijn. Voor het onderzoek zijn drie referentiepunten gehanteerd, één gebouw aan de Popkenstraat (referentiepunt 1) en twee woningen aan de Schoolstraat (referentiepunten 2 en 3). Voor toetsing aan de richtlijn is de datum 19 februari genomen. Uit het onderzoek blijkt dat bij referentiepunt 1 zowel de bestaande situatie als de situatie na nieuwbouw niet voldoet aan de TNO-richtlijn. Bij referentiepunt 2 wordt in de bestaande situatie wel aan de richtlijn voldaan, maar in de nieuwe situatie niet meer. De afname van de verwachte bezonningsduur is echter beperkt tot 20 minuten, waardoor de beleving van de afname gering zal zijn. Bij referentiepunt 3 voldoet de bezonningsduur in de bestaande situatie net niet aan de richtlijn en neemt deze in de nieuwe situatie nog verder af. Deze afname bedraagt echter 12 minuten waardoor ook hier de beleving van de verminderde bezonningsduur beperkt zal zijn. Voor de bezonningseffecten worden in het MER geen mitigerende maatregelen voorgesteld.

Veiligheid

De voorgenomen activiteit heeft positieve gevolgen voor de sociale veiligheid. Als gevolg van de beoogde maatregelen ontstaat een nieuwe structuur, die helder en overzichtelijk is. De nieuwe functies, het Forum, detailhandel en horeca in de nieuwe oostwand, rondom de Nieuwe Markt en aan de achterzijde van de Poelestraat, leiden tot de aanwezigheid meer mensen in het plangebied, ook in de avonduren. Dit is een belangrijke verbetering ten opzichte van de huidige situatie, die onoverzichtelijk is. De nieuwe parkeergarage en de fietsenkelder worden ingericht volgens de huidige inzichten ten aanzien van sociale veiligheid (toegankelijkheid, routering, verlichting, e.d.). Ook dit is een verbetering.

Ten aanzien van de fysieke veiligheid wordt geconstateerd dat de aanwezigheid van grote aantallen personen in het plangebied in de toekomstige situatie zal leiden tot een grotere kwetsbaarheid voor brand of andere incidenten. Daarom verdient de bereikbaarheid voor hulpdiensten aandacht. In overleg met de brandweer komen er twee aanvalsroutes naar het binnengebied, één vanaf de westzijde en één vanaf de oostzijde.

Duurzaam bouwen en energie

In het programma van eisen (PvE) voor het Groninger Forum zijn een aantal doelstellingen geformuleerd voor de duurzaamheid van het gebouw.

Ten aanzien van het energieverbruik van het Forum is in het PvE opgenomen dat:

  • de EPC ten minste 10% lager dient te zijn dan de geldende norm ten tijde van de opening;
  • ten minste 50% duurzame energie ingezet dient te worden;
  • het gebouw zelf als voorbeeld voor het publiek dient hoe om te gaan met duurzaamheid bij energiegebruik.

Met de eerste doelstelling wordt (in beperkte mate) een positief effect bereikt ten aanzien van het thema energie. De invulling van de tweede doelstelling geeft een positief effect ten aanzien van het thema energie, op basis van de besparing aan uitstoot van CO2.

Het thema duurzaam bouwen wordt in het PvE ingevuld door het voorschrijven van maatregelen uit het pakket Duurzaam Bouwen die binnen de economische levensduur minimaal kostenneutraal zijn. Tevens worden minder harde voorschriften gesteld ten aanzien van gebruik van reststoffen. Hiermee wordt een positief effect bereikt ten aanzien van het aspect materiaalgebruik/duurzaam bouwen. De duurzaamheidsheidsdoelen (energie en materiaalgebruik/duurzaam bouwen) voor de overige plandelen moeten nog worden uitgewerkt en zijn voorlopig gelijk gesteld aan de generieke doelstellingen voor de gemeente Groningen ('het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+2025').

Ten aanzien van duurzaam bouwen/energie wordt verder verwezen naar subparagraaf 6.5.6.

Hinder in de aanlegfase en cumulatieve effecten

Naast de genoemde aspecten wordt in het MER ook ingegaan op hinder, die het gevolg is de uitvoering van het project, en de mogelijke cumulatie van effecten voor bewoners.

Met betrekking tot het eerste aspect zijn van belang de bouw- en sloopwerkzaamheden op de locatie en de tijdelijke verkeersstromen, veroorzaakt door bouwverkeer en verhuizingen. Geluidhinder als gevolg van de werkzaamheden dient zoveel mogelijk te worden beperkt. Hiervoor zullen de normen uit de (nieuwe) Circulaire Bouwlawaai worden gehanteerd. Waar mogelijk wordt gewerkt met geluidsarme methoden.

Daarnaast dient rekening te worden gehouden met het ontstaan van trillingen veroorzaakt door bouw- en sloopwerkzaamheden. Om de gevolgen hiervan te beperken wordt voor de bouw van het Forum, de parkeergarage en fietsenkelder een trillingsvrij systeem toegepast. Wat de verkeersgevolgen tijdens de aanlegfase betreft is op basis van de totale hoeveelheid af te voeren grond en de overige activiteiten een inschatting gemaakt van het aantal hiervoor benodigde vrachtauto's. Tevens is (indicatief) inzicht geboden in de periode waarin en de hoofdroute waarlangs dit transport plaatsvindt.

Ten aanzien van het tweede aspect is aangegeven dat vooral in de gebruiksfase sprake zal zijn van deels cumulerende effecten (m.n. cumulatie van de geluid- en luchtwaliteitseffecten van de parkeergarage en wind- en bezonningseffecten van het Forumgebouw). De effecten van de aanleg- en de gebruiksfase cumuleren niet of nauwelijks.

  1. 1. Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.

6.5.2 Geluid

Wegverkeerslawaai

De Grote Markt is niet open voor het normale wegverkeer maar wel voor stadsbussen, taxi's en, tijdens de venstertijden, voor bevoorradingsverkeer. De Grote Markt maakt deel uit van een 30 kilometer-zone en valt dus niet onder de werkingsfeer van de Wet geluidhinder. Dat betekent dat de in de wet gestelde grenswaarden voor geluidsbelasting vanwege het wegverkeer niet op de geluidgevoelige bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn en dat het instellen van een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk is.

Op termijn wordt mogelijk een tramlijn over de Grote Markt aangelegd. Het busverkeer verdwijnt dan van de Grote Markt. Een definitief besluit hierover is nog niet genomen. De tram maakt overigens geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan (hiervoor zal een separaat bestemmingsplan worden opgesteld).

In het kader van het MER zijn de gevolgen onderzocht van de totale planontwikkeling voor de Grote Markt-oostzijde (incl. Forum, parkeergarage en de achterzijde Poelestraat) op de geluidbelasting van de omgeving. Hieruit blijkt dat de toename van geluidbelasting met name wordt veroorzaakt door de parkeergarage onder het Forum. Het meest relevant hierbij zijn de geluidsniveau's in de Schoolstraat en de Sint Jansstraat. Verwezen wordt naar subparagraaf 6.5.1 en meer uitgebreid naar het MER Grote Markt Oostzijde d.d. 21 april 2010.

6.5.3 Bodemkwaliteit

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezigheid van gegevens over de bodemkwaliteit bij de Milieudienst van de gemeente Groningen. Hierbij is nagegaan of de huidige bodemkwaliteit binnen het plangebied belemmeringen oplevert voor de toe te kennen bestemmingen.

Het plangebied is gelegen in de binnenstad van Groningen. De aanwezigheid van bodemverontreiniging in dergelijke stedelijke gebieden is een gegeven. Enerzijds zijn er verontreinigingen aanwezig die verband houden met de activiteiten die in het verleden hebben plaatsgevonden. Anderzijds is er sprake van een diffuse verontreiniging die niet te relateren is aan specifieke activiteiten.

De bestaande bebouwing aan de Grote Markt/Naberpassage wordt gesloopt en maakt plaats voor de nieuwe oostwand. Voor het plangebied is met het oog op de voorgenomen ontwikkeling een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd.

Uit de inventarisatie komt naar voren dat in het plangebied enkele verdachte locaties aanwezig zijn vanwege bedrijfsactiviteiten (in het verleden) en de aanwezigheid van ondergrondse tanks. Daarnaast zijn enkele verontreinigingen aangetoond. Eén van deze verontreinigingen (Naberpassage 5/ Poelestraat 14) is potentieel spoedeisend. In de grond en het grondwater komt een olieverontreiniging voor boven de interventiewaarde. De omvang van deze verontreiniging moet nog nader worden onderzocht.

Het plangebied is overwegend bebouwd; onder deze bebouwing is nog geen bodemonderzoek uitgevoerd. Inmiddels wordt onderzoek voorbereid voor de eerste werkzaamheden. Het tracé van de kabels en leidingen wordt onderzocht en de bebouwingscontour wordt onderzocht voorafgaand aan de sloop. Met dit onderzoek wordt de bodemkwaliteit verder in beeld gebracht.

Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat ook in het plangebied diffuse bodemverontreiniging voorkomt. Dit is van invloed op de voorwaarden voor hergebruik van grond.

De locatie zal geschikt moeten worden gemaakt voor de functie. Welke maatregelen moeten worden getroffen zal met vervolgonderzoek in beeld worden gebracht.

6.5.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit2 geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model.

In het kader van de MER is onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat de realisatie van het bestemmingsplan weliswaar van enige invloed is op de luchtkwaliteit, maar dat ruimschoots wordt voldaan aan de normen van de Wet luchtkwaliteit. Verwezen wordt naar subparagraaf 5.5.1 en meer uitgebreid naar het MER Grote Markt Oostzijde d.d. 21 april 2010.

  1. 2. De Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).

6.5.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. De term 'externe veiligheid' wordt gehanteerd omdat het (overlijdens)risico voor derden centraal staat. Het gaat om mensen die niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) en de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen bevatten harde veiligheidsnormen. Beide kaders verplichten gemeenten rekening te houden met externe veiligheid bij het maken van bestemmingsplannen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.

In deze paragraaf wordt de veiligheidssituatie voor het plangebied geschetst. Hiervoor heeft een beoordeling plaatsgevonden van potentiële risicobronnen in het plangebied of in de nabijheid. Hieruit blijkt dat binnen het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Evenmin biedt het bestemmingsplan ruimte voor risicovolle bedrijven of activiteiten. Ook in de omgeving bevinden zich geen risicobronnen die doorwerken naar het plangebied.

6.5.6 Duurzaamheid

De gemeente heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft de raad in 2007 een duurzaamheidvisie vastgesteld. De uitwerking van deze visie heeft plaatsgevonden in de documenten het 'Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+ 2025'.

In het 'Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' wordt beschreven hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingkwaliteit duurzaam kunnen worden ontwikkeld en hoe de stad zich moet voorbereiden op de effecten van klimaatverandering.

In de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+ 2025' is aangegeven hoe, met wie, waarmee en wanneer de gemeente deze ambitie wil realiseren. Aan de ambitie 'Groningen energieneutraal' wordt inhoud gegeven door het gelijk te trekken met 'CO2-neutraal' met een extra plus op energie besparen. In de Routekaart wordt een nieuw denkpatroon geïntroduceerd: de Groningse energieladder. De energieladder wordt beschouwd als hèt gereedschap bij het afwegen van keuzes, bij het nemen van beslissingen, bij het sturen op processen en bij het concreet uitvoeren van acties en maatregelen.

De Groningse energieladder formuleert de volgende doelen:

  1. 1. Energievrij (voorkeur voor activiteiten die vrij zijn van energieverbruik, bijvoorbeeld fietsen als een vorm van duurzame mobiliteit)
  2. 2. Vermindering energieverbruik (besparingen op het energieverbruik door o.a. technologische vernieuwingen, aangepaste bouweisen, klimaatadaptatie en gedragsverandering)
  3. 3. Gebruik en productie van duurzame energie (energie uit duurzame bronnen, zoals zon, wind, water en aardwarmte, of uit reststromen zoals biomassa, bioethanol en groen gas).
  4. 4. Efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen
  5. 5. Compensatie van fossiele energiebronnen (bijv. door lokaal groen aan te planten of investeringen te doen in lokale duurzame energievoorzieningen).

Bij de planontwikkeling voor de Grote Markt-oostzijde heeft de duurzaamheid een concrete invulling gekregen in het ontwerp voor het Forumgebouw. Enkele maatregelen, die in het gebouw worden getroffen zijn:

  • sterk verbeterde isolatie van gevels en dak;
  • verhoogde isolatiewaarden van het glas;
  • duurzame energie van de zon, mogelijk van de wind;
  • geavanceerd klimaatsysteem;
  • warmtepompen in combinatie met warmte koude opslag;
  • gebruik duurzame materialen;
  • beperken van elektriciteitsvraag door o.a. domotica en zeer zuinige apparatuur;
  • duurzame materialen.

De maatregelen in het Forum zijn een goed voorbeeld hoe de duurzaamheid gestalte kan krijgen bij de uitwerking van de plannen voor de oostwand. Een nadere studie moet uitwijzen, welke duurzaamheidsmaatregelen toepasbaar zijn.

Naast energie richt het duurzaamheidsbeleid van de gemeente zich op de kwaliteit van de leefomgeving. In dit bestemmingsplan komt de kwaliteit van de leefomgeving tot uitdrukking in de manier hoe wordt omgegaan met ecologie, groen, (regen)water en onder meer de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem.

6.6 Kabels En Leidingen

Binnen het plangebied zijn alleen lokale ondergrondse nutsvoorziening en aanwezig. Er is geen sprake van hogedrukgasleidingen of hoogspanningskabels. Er hoeven derhalve in verband met veiligheid geen bebouwingsvrije zones in acht te worden genomen.

Hoofdstuk 7 Juridische Toelichting

7.1 Algemeen

Het voorliggende bestemmingsplan biedt het planologisch-juridisch kader voor de nieuwe oostwand van de Grote Markt. Deze nieuwe gevelwand is een onderdeel van de reconstructie van de Grote Markt-oostzijde. Deze omvat een drietal deelprojecten:

  • de nieuwe bebouwing in de oostwand;
  • de bouw van het Groninger Forum, inclusief ondergrondse parkeergarage en fietsenkelder en de aanleg van een nieuwe stadsplein, de Nieuwe Markt;
  • een nieuwe gevelwand aan de achterzijde van de Poelestraat.

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op het eerste deelproject. Voor beide andere deelprojecten wordt een apart bestemmingsplan opgesteld.

De reconstructie van de oostwand van de Grote Markt was reeds voorzien in het bestemmingsplan 'Binnenstad 1995'. In dit bestemmingsplan is de bouwgrens aan de oostzijde van de Grote Markt naar voren geschoven en in één lijn met de voet van de Martinitoren gelegd. Hiermee maakt het bestemmingsplan herstel van de vooroorlogse rooilijn mogelijk. Voorts is de oostwand in het bestemmingsplan aangeduid als 'reconstructiegebied'. Ook de locatie van het Groninger Forum ligt binnen deze aanduiding. Binnen de aanduiding 'reconstructiegebied' zijn burgemeester en wethouders volgens artikel 10, lid 1, van de regels van het bestemmingsplan 'Binnenstad 1995' bevoegd het plan met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te wijzigen voor zover het betreft de ligging van de bouwgrenzen en een afwijking van het (maximum-)bebouwingspercentage, het (minimum- en maximum-) aantal bouwlagen, de vloerindex en de korrelgrootte met niet meer dan 25% ten opzichte van de op de plankaart aangegeven bebouwingsmatrices. Hiermee wilde het bestemmingsplan de mogelijkheid bieden voor een totale herontwikkeling van de Grote Markt-oostzijde, inclusief het achterliggende binnengebied.

De bouw van de nieuwe oostwand is in principe binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan mogelijk. Op een aantal punten blijken de ontworpen bouwplannen echter in strijd met de planregels, ook wanneer toepassing aan de in het bestemmingsplan opgenomen flexibiliteitsbepalingen wordt gegeven. Dit maakt een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

Het onderhavige bestemmingsplan is gebaseerd op artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan biedt direct bouwrecht.

Het bestemmingsplan bestaat uit een kaart, waarop de bestemming van de in het plan begrepen gronden is aangegeven, en voorschriften en gaat vergezeld van een toelichting.

De in het plan voorkomende bestemmingen zijn: 'Centrum', 'Verkeer-Verblijf' en 'Waarde - Archeologie 1'. Een toelichting op deze bestemmingen is gegeven in paragraaf 7.3.

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform SVBP 2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008) en het standaard-bestemmingsplan van de gemeente Groningen.

De papieren plankaart bestaat uit één kaartblad met schaal 1 : 500. De kaart is getekend conform SVBP 2008. De plankaart geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.

Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale kaart is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via RO-online (www.ruimtelijkeplannen.nl) en de gemeentelijke website bestemmingsplannen.groningen.nl.

7.2 Geldende Bestemmingsplannen

In het plangebied is momenteel het onderstaande bestemmingsplan van kracht. Dit wordt gedeeltelijk door het voorliggend bestemmingsplan vervangen.

Bestemmingsplan Vastgesteld door de gemeenteraad Goedgekeurd door gedeputeerde staten
Binnenstad 1995 17-12-1997 23-07-1998

7.3 Artikelsgewijze Toelichting

Inleidende regels

De artikelen 1, 2 en 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.

Bestemmingsregels

Artikel 4

De bestemming 'Centrum' omvat de nieuwe bebouwing aan de oostzijde van de Grote Markt. Binnen de bestemming zijn in de eerste plaats detailhandel, horecabedrijven en dienstverlening met een publieksgericht karakter, zoals banken met een baliefunctie en reisbureau's, toegelaten. Dit maakt de vestiging van nieuwe publieksfuncties in de plint mogelijk, wat bijdraagt aan de gewenste verlevendiging van de Grote Markt-oostzijde. Tevens is in de bestemming rekening gehouden met de verplaatsing van Vindicat atque Polit, door de gronden waarop de nieuwbouw is voorzien mede te bestemmen voor een studentensociëteit (aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - studentensociëteit').

De hier bedoelde functies mogen ook op de verdiepingen worden uitgeoefend. Aan de omvang van deze functies is geen beperking gesteld.

Daarnaast laat de bestemming maatschappelijke dienstverlening, kantoren en wonen toe. Deze functies zijn uitsluitend op de verdiepingen toegestaan. Omdat ze niet of veel minder bijdragen aan het publieke karakter van de nieuwe oostwand is hun aanwezigheid op de begane grond niet gewenst. Alleen voor de functie maatschappelijke dienstverlening kan hiervan op grond van een nader te maken afweging worden afgeweken (lid 4.4, onder b, en lid 4.5, onder b).

Zoals reeds opgemerkt in subparagraaf 5.3 wordt in het bestemmingsplan geen onderscheid gemaakt naar aard van de horecavestigingen. Weliswaar bestaat gezien de wenselijkheid van een winkelfunctie een voorkeur voor dag- of omgevingsvriendelijke horeca. Gelet echter op de doelstelling om de levendigheid van de Grote Markt-oostzijde te versterken, ook in de avonduren, is er bewust voor gekozen andere types horecabedrijven, zoals discotheken, planologisch niet onmogelijk te maken. Het huidige bestemmingsplan sluit zwaardere horecacategorieën rondom de Grote Markt overigens ook niet uit. Desgewenst kan nadere regulering plaatsvinden op grond van de APVG (Algemene Plaatselijke Verordening Groningen). Op grond van artikel 2.3.1.4 van de APVG kunnen burgemeester en wethouders in het belang van de openbare orde, het woon- en leefklimaat, de veiligheid, zedelijkheid en gezondheid nadere regels stellen omtrent de exploitatie van horecabedrijven. Hieraan hebben zij uitvoering gegeven door vaststelling van de Staat van horecabedrijven. Hierin is het aantal horecavestigingen binnen het plangebied gelimiteerd en is de toegestane (sub)categorie horeca specifiek omschreven. De Staat van horecabedrijven zal in verband met de planontwikkeling zonodig worden gewijzigd.

In sublid 4.2.2 zijn bouwregels voor de gebouwen opgenomen. Bepaald is dat binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak dient te worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' ononderbroken in de bouwgrens dient te worden gebouwd. Ten aanzien van het ononderbroken bouwen kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan (sublid 4.4, onder c). Voor zover aan de gronden op de plankaart de 'specifieke bouwaanduiding overbouwing' is gegeven, is uitsluitend bebouwing toegestaan in de vorm van een overbouwing vanaf de onderkant van de vloer van de derde bouwlaag. In sublid 4.2.2 is in onderdeel d voorgeschreven dat het aantal bouwlagen, entresols of tussenverdiepingen niet meegerekend, maximaal 5 mag bedragen. Hieraan is toegevoegd de voorwaarde, dat de hoogte van de voorgevel gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de dakrand c.q. het boeibord niet meer mag bedragen dan 19,50 meter. Volgens onderdeel e kan hiervan worden afgeweken voor een zesde bouwlaag, mits deze ten minste twee meter wordt teruggelegd ten opzichte van de voorgevel van de onderliggende bouwlaag en door het bouwen van de zesde laag het gebouw geen grotere bouwhoogte krijgt dan 23 meter. De minimale hoogte van de eerste bouwlaag is 4,50 meter. Ten aanzien van de overige bouwlagen is geen minimum- of maximum-hoogte voorgeschreven. Van de eis dat de gevel van de zesde laag minimaal twee meter moet terugwijken ten opzichte van de voorgevel van het gebouw kan door burgemeester en wethouders op grond van lid 4.4, onder d, bij een omgevingsvergunning worden afgeweken. Sublid 4.3.2 geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om bij een omgevingsvergunning een nadere eis te stellen ten aanzien van de teruglegging van de gevels van de extra bouwlaag ten opzichte van de naar de weg gekeerde zijgevel of de achtergevel. De korrelgrootte bedraagt maximaal 10. Deze maat kan met toepassing van de aan burgemeester en wethouders in lid 4.4, onder f, toegekende afwijkingsbevoegdheid worden verdubbeld of gehalveerd.

Artikel 5

De bestemming 'Verkeer-Verblijf' heeft betrekking op de openbare ruimte in het plangebied. Het omvat een deel van het Martinikerkhof/de Sint Jansstraat en de nieuwe straat, die de Grote Markt en de Nieuwe Markt verbindt. In de bestemmingsomschrijving is rekening gehouden met het gebruik van de openbare ruimte voor het houden van markten en evenementen en het inrichten van terrassen door de aangrenzende horecabedrijven.


Artikel 6

In paragraaf 6.1 en subparagraaf 6.5.1 bleek dat de gronden in het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde hebben. Daarom is aan de gronden binnen het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' gegeven. Op grond van lid 6.2 is de aanvrager van een omgevingsvergunning verplicht om een archeologisch rapport over te leggen. Deze bepaling vindt haar grondslag in artikel 40 van de Monumentenwet 1988. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan in een aantal gevallen bij een omgevingsvergunning afwijken, bijvoorbeeld wanneer uit archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, archeologisch onderzoek door middel van opgraving wordt uitgevoerd of de bouw wordt begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Algemene regels

Artikel 7

Dit artikel bevat de anti-dubbeltelbepaling. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 8

Dit artikel regelt de verhouding tussen het bestemmingsplan en de bouwverordening.

Volgens artikel 9, lid 1, van de Woningwet blijven de voorschriften van de bouwverordening, voor zover deze niet overeenstemmen met de voorschriften van het desbetreffende bestemmingsplan, buiten toepassing. Het tweede lid van dit wetsartikel bepaalt dat de voorschriften van de bouwverordening van toepassing blijven indien het desbetreffende bestemmingsplan geen voorschriften bevat, die hetzelfde onderwerp regelen, tenzij het desbetreffende bestemmingsplan anders bepaalt. Artikel 8 van de planregels is hierop gebaseerd.

Artikel 9

Dit artikel bevat een interpretatieve gebruiksbepaling.

Artikel 10

Dit artikel bevat een afwijkingsbevoegdheid, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing is.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11

Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 12

Dit artikel bevat de zogenaamde citeerbepaling.

7.4 Referentiekader Nadere Eisen- En Afwijkingsbevoegdheid

Een aantal bepalingen geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere eisen te stellen of bij een omgevingsvergunning van de planregels af te wijken. De nadere eisen kunnen betrekking hebben op de plaats en afmetingen van de bebouwing. In de planregels wordt een aantal criteria voor de uitoefening van de nadere eisen-bevoegdheid

gesteld, te weten:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

De bevoegdheid om af te wijken is van toepassing op een aantal specifieke bouwregels en regels, die het gebruik in enge zin regelen. Voor zover aangegeven zijn ook hierbij bovengenoemde criteria van toepassing.

In het onderstaande wordt nader uiteengezet hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.

De woonsituatie

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

Het straat- en bebouwingsbeeld

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

De verkeersveiligheid

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

De sociale veiligheid

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

De milieusituatie

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking.

De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

Hoofdstuk 8 Participatie En Overleg

8.1 Participatie

Op 29 juni 2005 is een referendum gehouden over de vernieuwing van de Grote Markt-oostzijde. De bevolking van de stad kon zich uitspreken over Startnotitie Grote Markt-Oostzijde. Zoals inleidend al werd opgemerkt behelsde de startnotitie de bouw van een nieuwe oostwand, waarbij de vooroorlogse rooilijn wordt hersteld, de aanleg van een nieuw plein (de Nieuwe Markt) en de bouw van het Groninger Forum met ondergrondse parkeergarage. Van de stemgerechtigden, die deelnamen aan het referendum (57.542), stemde de meerderheid (53,4%) voor de plannen. De in de referendumverordening voorgeschreven gekwalificeerde meerderheid werd echter niet behaald, zodat het referendum als niet gehouden diende te worden beschouwd. Op basis van deze uitslag stelde de gemeenteraad de startnotitie op 7 juli 2005 vast. In januari/februari 2007 werd een publieksenquete georganiseerd over het ontwerp van het Groninger Forum, waarvoor een 7-tal architecten was uitgenodigd. Het ontwerp van NL Architects behaalde de meeste (circa 25%) van het totaal aantal te behalen punten. De gemeenteraad besloot op grond hiervan voor dit ontwerp te kiezen.

Ten slotte werd begin 2008 een inspraakprocedure gevoerd over het Beeldkwaliteitsplan Grote Markt-oostwand, de stedenbouwkundige onderlegger voor dit bestemmingsplan. De gemeenteraad stelde dit beeldkwaliteitsplan op 18 juni 2008 vast.

8.2 Inspraak

Over het voorontwerpbestemmingsplan Grote Markt-Oostwand is een inspraakprocedure gehouden op grond van de Algemene Inspraakverordening Groningen 2005. In dat kader heeft het voorontwerp samen met de voorontwerpen van het bestemmingsplan Forum en het bestemmingsplan Poelestraat-achterzijde van 28 mei 2010 tot en met 8 juli 2010 ter inzage gelegen. Dit gebeurde gelijktijdig met de terinzagelegging van het MER op grond van artikel 7.20 (oud) van de Wet milieubeheer. Gedurende deze termijn kon een ieder schriftelijk een zienswijze over de stukken naar voren brengen. Tevens is op 22 juni 2010 een bijeenkomst gehouden, waarop mondeling op de stukken kon worden gereageerd. Dit heeft geleid tot enkele reacties. Voor zover deze betrekking hebben op het voorontwerpbestemmingsplan Grote Markt-Oostwand hebben deze geen aanleiding gegeven daarin wijzigingen aan te brengen. Kortheidshalve wordt verwezen naar het eindverslag van de inspraak, waarin burgemeester en wethouders hun standpunt ten aanzien van de zienswijzen hebben gegeven. Dit eindverslag zal aan de indieners van de zienswijzen worden toegezonden en met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd.

8.3 Overleg

In het kader van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, is het voorontwerpbestemmingsplan gezonden aan:

  1. 1. de provincie Groningen;
  2. 2. de VROM-inspectie, Regio Noord;
  3. 3. het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat – Directie Noord-Nederland;
  4. 4. het Ministerie van Economische Zaken, Regio Noord;
  5. 5. het Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit - Directie Noord;
  6. 6. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
  7. 7. het Ministerie van Defensie, Dienst Vastgoed Defensie, Directie Noord;
  8. 8. de Commissie voor de Welstands- en Monumentenzorg;
  9. 9. de brandweer;
  10. 10. de N.V. Nederlandse Gasunie;
  11. 11. het Waterschap Hunze en Aa's;
  12. 12. de N.V. Waterbedrijf Groningen;
  13. 13. KPN Telecom UTN Straalverbindingen;
  14. 14. Essent netwerkbedrijf;
  15. 15. Essent Lighting;
  16. 16. Essent Kabelcom.

Dit heeft geleid tot een aantal schriftelijke reacties, die hieronder zijn samengevat en, voor zover ze

daartoe aanleiding geven, van commentaar voorzien.

Provincie Groningen

Inhoud reactie

De provincie merkt op dat de planregels een aantal ontheffingsbevoegdheden voor het oprichten en het vergroten van de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bevatten, die de bouw van reclamemasten hoger dan 6 meter niet uitsluiten. Dat acht zij in beginsel in strijd met artikel 4.14, lid 1, van de provinciale omgevingsverordening. Gelet op de ligging in de binnenstad is niet te verwachten dat binnen het plangebied reclamemasten zullen worden opgericht. Het gegeven dat in dit geval de inrichting van de fysieke omgeving de bouw van reclamemasten de facto uitsluit, brengt de provincie tot de conclusie dat er geen materieel belang is om te verlangen dat in de planregels de bouw van reclamemasten hoger dan zes meter wordt uitgesloten.

Commentaar

Hier wordt met belangstelling kennis van genomen.

VROM-inspectie, Regio Noord

Inhoud reactie

Geluid

De inspectie merkt op dat uit het akoestisch onderzoek blijkt dat voor een deel van de geluidsgevoelige objecten aan de Schoolstraat, de Sint Jansstraat en het Martinikerkhof geluidreducerende maatregelen moeten worden getroffen. Niet duidelijk is op welke wijze (financieel en materieel) gegarandeerd is dat de benodigde maatregelen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd.

Cultureel erfgoed

De VROM-inspectie spreekt mede namens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) allereerst waardering uit over de voorliggende plannen. Het Groninger Forum zal een belangrijke impuls geven aan de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit van dit deel van de binnenstad. Het hoge ambitieniveau komt tot uiting in een eigentijdse ontwikkeling die zoveel mogelijk rekening houdt met de historische structuur.

De inspectie merkt op dat het plangebied ligt binnen het beschermd stadsgezicht Groningen. Volgens de toelichting bij het besluit tot aanwijzing van het beschermd stadsgezicht zijn voor de Poelestraat en een deel van de Schoolstraat en het Engelenpoortje de rooilijn, bebouwingschaal en het historisch bebouwingsbeeld beschermenswaardig. Deze bestaande kwaliteiten zouden op grond van artikel 36, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 een verankering moeten krijgen in de verbeelding en de regels van de bestemmingsplannen, met name in het bestemmingsplan Poelestraat-achterzijde. Opgemerkt wordt dat ervoor is gekozen geen dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' te leggen op de plangebieden.

In de toelichting bij alle drie plannen wordt uitvoerig ingegaan op de cultuurhistorische waarden die beschreven zijn in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit. Geconstateerd wordt dat de maatvoering (aantal bouwlagen) aan de ruime kant is met vijf bouwlagen aan de Poelestraat voorzijde en vier bouwlagen aan de achterzijde. Ook ontbreekt een bebouwingszone tussen voor- en achterzijde met een stringenter bouwregime, ter voorkoming van het geheel dichtbouwen van de achtererven tot vijf, respectievelijk vier bouwlagen. Met een ontheffing kunnen de maatvoeringseisen nog worden verruimd, waarmee het risico bestaat dat de maximale grenzen van de geboden bouwmogelijkheden worden gezocht.

Een overweging zou kunnen zijn de monumentencommissie een adviserende rol te geven bij het verlenen van dergelijke ontheffingen.

Om het bebouwingsbeeld beter te beschermen zouden naast de beschermde rijksmonumenten en de gemeentelijke monumenten in de plangebieden ook 'karakteristieke panden' aangeduid kunnen worden op de verbeelding.

Aandacht wordt gevraagd voor de vormgeving van de entree naar de parkeergarage aan de Schoolstraat. Wanneer deze entree in een gebouw wordt gesitueerd, waarvan de muren de rooilijn van de Schoolstraat volgen, dan wordt de aantasting van de historische structuur van dit gedeelte van de 'muurhuizen' voor een groot deel opgeheven.

Ten slotte wordt aandacht gevraagd voor de effecten van trillingen op monumenten tijdens de sloop-, aanleg- en bouwfase.

Commentaar

Geluid

De opmerkingen ten aanzien van het geluidsaspect hebben betrekking op het voorontwerpbestemmingsplan 'Forum'. Voor de beantwoording van deze reactie kan daarom worden verwezen naar de paragraaf Participatie en overleg in de toelichting van dat plan.

Cultureel erfgoed

De gemeente verwelkomt de uitgesproken waardering voor de planvorming.

Ten aanzien van de opmerkingen van de inspectie over de bescherming van cultuurhistorische waarden, voor zover die specifiek betrekking hebben op het bestemmingsplan 'Poelestraat-achterzijde', wordt verwezen naar het hoofdstuk Participatie en overleg in de toelichting van dat bestemmingsplan. Aanvullend kan met betrekking tot het voorliggende plan nog het volgende worden opgemerkt. Het voorontwerpbestemmingsplan 'Grote Markt-Oostwand' voorziet in de vervanging van de naoorlogse bebouwing aan de oostzijde van de Grote Markt. Daarbij wordt de historische rooilijn hersteld en in schaal aangesloten bij de bebouwing rondom de Grote Markt. Uitgangspunt hierbij is het beeldkwaliteitsplan van Thomas Müller, dat voorziet in een gevelwand met een klassieke architectuur. De ruimtelijke aspecten uit dat beeldkwaliteitsplan zijn in het voorontwerp vertaald door een strakke begrenzing van het bouwvlak, het voorschrijven van een maximum-aantal van vijf bouwlagen (met een ontheffingsmogelijkheid voor een zesde bouwlaag) en het aanduiden van de bouwgrenzen aan de zijde van de Grote Markt, het Martinikerkhof en de Poelestraat als gevellijn. Deze regels zijn in het ontwerp verder aangescherpt door de bepaling dat, indien in vijf bouwlagen wordt gebouwd, de hoogte van de voorgevel vanaf peil tot aan de dakrand, c.q. boeibord, maximaal 19,50 meter mag bedragen. Aan de geboden mogelijkheid van een zesde bouwlaag is de beperking gesteld dat deze laag ten opzichte van de voorgevel ten minste 2 meter moet worden teruggelegd en niet mag leiden tot een grotere bouwhoogte dan 23 meter. Van de eerste voorwaarde kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken. Hierdoor kan ook een dakverdieping worden toegestaan, die iets minder terugspringt of wordt vormgegeven met een schuin dak, indien dat aan het in het beeldkwaliteitsplan geschetste beeld beantwoord. Anderszijds hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid gekregen om als nadere eis te stellen dat de zesde bouwlaag ook ten opzichte van de naar de weg gekeerde zijgevel of achtergevel wordt teruggelegd. Tevens is nu een korrelgrootte voorgeschreven van 10 meter. Overigens is aan de bepaling, dat ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' in de bouwgrens dient te worden gebouwd, nog toegevoegd dat de gevelwand ononderbroken dient te zijn.

Voor een dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' is alleen reden, voor zover de basisbestemming de te beschermen waarden niet voldoende veilig stelt en met het oog daarop specifieke regels nodig zijn. In dit geval bieden echter de bouwregels, behorende bij de bestemming 'Centrum', zoals uit de vorige alinea blijkt, voldoende bescherming. Er bestaat dus geen noodzaak om aanvullend regels te stellen, die aan de voorgestelde dubbelbestemming kunnen worden gekoppeld.

Ten aanzien van het voorstel om panden de aanduiding 'karakteristiek' te geven, wordt opgemerkt dat binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan 'Grote Markt-Oostwand' geen beschermenswaardige panden voorkomen. Overigens wordt met betrekking tot deze opmerking verwezen naar het hoofdstuk Participatie en overleg in de toelichting van het bestemmingsplan 'Poelestraat-achterzijde'.

De opmerking over de vormgeving van de in- en uitrit van de parkeergarage heeft betrekking op het voorontwerpbestemmingsplan 'Forum'. Voor de beantwoording van deze reactie kan daarom worden verwezen naar het hoofdstuk Participatie en overleg in de toelichting van dat plan.

In het MER is op een aantal plaatsen ingegaan op het risico van trillingen als gevolg van sloop- en bouwwerkzaamheden. Er worden een aantal maatregelen genoemd, waardoor deze effecten kunnen worden gemitigeerd. Bij het aanbrengen van damwanden bijvoorbeeld zullen trillingsarme uitvoeringsmethoden moeten worden toegepast. In plaats van geheide zullen geboorde funderingspalen moeten worden gebruikt. Dergelijke maatregelen zullen in ieder geval worden toegepast bij de bouw van het Groninger Forum, de parkeergarage en fietsenkelder. Een nadere uitwerking hiervan moet echter nog plaatsvinden.

De Commissie voor de Welstands- en Monumentenzorg

Inhoud reactie

In de toelichting van het bestemmingsplan wordt, refererend aan het beeldkwaliteitsplan van Thomas Müller, opgemerkt dat dit plan de architectonische eisen voor de nieuwe oostwand bevat. De commissie wijst erop dat het beeldkwaliteitsplan ook stedenbouwkundige uitgangspunten bevat.

De commissie acht het teleurstellend dat een aantal uitgangspunten voor het stedenbouwkundige plan niet in het bestemmingsplan worden genoemd en geregeld. Als voorbeelden kan de commissie onder meer noemen de parcellering, de (verschillen in) bouwhoogte, de entree/toegangen tot gebouwen en de minimale hoogte van het plint.

Ten slotte mist de commissie een welstandsparagraaf.

Commentaar

De opmerking over de betekenis van het beeldkwaliteitsplan wordt gedeeld. In de toelichting van het voorontwerp is overigens wel aangegeven, dat dit beeldkwaliteitsplan tevens de stedenbouwkundige grondlegger is voor het bestemmingsplan. In het ontwerp is in de laatste volzin in paragraaf 1.1 na het woordje 'architectonische' ingevoegd: 'en stedenbouwkundige'.

Met betrekking tot de vertaling van de stedenbouwkundige uitgangspunten in het bestemmingsplan wordt opgemerkt, dat de regels op dit punt zijn aangescherpt. Daarbij zijn onder andere de in het beeldkwaliteitsplan gehanteerde hoogtematen als voorwaarden voor het bouwen van een vijfde, respectievelijk zesde bouwlaag toegevoegd en is ten aanzien van de zesde bouwlaag ook het terugspringen ten opzichte van de voorgevel voorgeschreven. Ten aanzien van de eerste bouwlaag is een minimale hoogte van 4,50 meter vastgelegd. De korrelgrootte is bepaald op 10. Verwezen wordt verder naar het commentaar op de reactie van de VROM-inspectie in het vorenstaande. Het stellen van eisen aan de entree of toegangen van gebouwen is niet in het belang van een goede ruimtelijke ordening en leent zich derhalve niet voor regeling in een bestemmingsplan.

Met betrekking tot het ontbreken van een welstandsparagraaf in de toelichting wordt opgemerkt, dat de Wet ruimtelijke ordening geen grondslag biedt voor het opnemen van welstandseisen in een bestemmingsplan.

Brandweer

Inhoud reactie

Het voorontwerpbestemmingsplan geeft de brandweer geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Het plan is met het oog op mogelijke externe risico's ook voorgelegd aan de regionale brandweer, die eveneens geen opmerkingen heeft.

Waterschap Hunze en Aa's

Inhoud reactie

Het waterschap deelt mee dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van op- of aanmerkingen.

Waterbedrijf Groningen

Inhoud reactie

Het waterbedrijf heeft geen bezwaren tegen het voorontwerp, mits geen graafwerkzaamheden vlak voor de gevel plaatsvinden.

Commentaar

Van deze opmerking is kennisgenomen.

KPN

Inhoud reactie

KPN geeft aan graag bij de nadere uitwerking van het plan betrokken te worden. Onderwerpen, die

daarbij aan de orde kunnen komen, zijn onder andere het creëren van nieuwe en het handhaven van bestaande leidingentracés en het vrijhouden van de tracés van bomen en beplanting.

Commentaar.

Indien nodig zal bij de uitvoering van werkzaamheden in overleg met KPN worden getreden.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid / Exploitatie

Economische uitvoerbaarheid

Het plangebied maakt deel uit van de grondexploitatie Grote Markt-Oostzijde. Door een concernbijdrage en een subsidie ten laste van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) is een sluitende exploitatie verzekerd.

Exploitatieplan

De gronden in het plangebied zijn eigendom van de gemeente Groningen of zullen (grotendeels) door de gemeente worden verworven. De op grond van afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening te verhalen kosten zullen worden verdisconteerd in de grondprijs. Daarmee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en hoeft op grond van artikel 6.12, tweede lid, onder a, van de wet geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Voor zover gronden buiten de gemeentelijke grondexploitatie vallen voorziet het bestemmingsplan ten opzichte van de geldende bestemmingsregeling niet in een utibreiding of wijziging van de bouwmogelijkheden. Op grond van artikel 9.1.20 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening bestaat in zoverre evenmin de verplichting een exploitatieplan vast te stellen.