KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Artikel 3 Uitmetingsverschillen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Centrum
Artikel 5 Detailhandel
Artikel 6 Gemengd
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Sport
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Leiding - Gas
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 16 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 17 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
Artikel 19 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfstypen
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfstypen Wonen-werken
Bijlage 3 Bestemming Dienstverlening
Bijlage 4 Bestemming Bedrijf
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Begrenzing Plangebied
Hoofdstuk 2 De Ruimtelijk - Functionele Structuur
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Wonen
2.3 Voorzieningen En Bedrijvigheid
2.4 Verkeer
2.5 Openbare Ruimte
Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden / Omgevingsaspecten
3.1 Archeologie
3.2 Ecologie
3.3 Water
3.4 Milieu
Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting
4.1 Algemeen
4.2 Geldende Bestemmingsplannen En Overige Regelingen
4.3 Toelichting Op De Artikelen
Hoofdstuk 5 Communicatie
5.1 Voorbereiding
5.2 Inspraak
5.3 Overleg
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid / Exploitatie

LewenborgRuischerwaard

Bestemmingsplan - Groningen

Onherroepelijk op 30-01-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Lewenborg/Ruischerwaard van de gemeente Groningen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-vg01 met de bijbehorende regels.

1.3 de kaart:

de plankaart van het bestemmingsplan Lewenborg/Ruischerwaard.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage:

een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.11 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.12 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.13 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.14 maatschappelijke dienstverlening:

het geheel van diensten die de overheden aan hun burgers leveren, alsmede het verlenen van maatschappelijke diensten, medische dienstverlening, psychosociale zorg, onderwijs, kinderdagopvang, sociaal-culturele voorzieningen, voorzieningen van levensbeschouwelijke aard, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en speelterreinen, evenwel met uitzondering van een seksinrichting.

1.15 maatvoeringsgrens:

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een maatvoeringsvlak.

1.16 maatvoeringsvlak:

een op de kaart geheel of gedeeltelijk door maatvoeringsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop bebouwingsregelingen van eenzelfde aard van toepassing zijn.

1.17 aan huis verbonden beroep:

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken kan worden uitgeoefend, mits:
1. het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, en
2. de woonfunctie in overwegende mate intact blijft, en
3. waarbij het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.18 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.19 additionele voorzieningen:

voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie.

1.20 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.21 bestaand:

op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand.

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw.

1.24 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is tevens functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

1.26 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen:

detailhandel in goederen die naar hun aard zodanig brand- en/of explosiegevaar kunnen opleveren dat uitstalling ten verkoop in een winkelgebied niet verantwoord is.

1.29 detailhandel in motorbrandstoffen:

detailhandel in motorbrandstoffen, waaronder begrepen smeermiddelen voor motorvoertuigen en benodigdheden voor gebruik, reiniging of spoedeisende reparaties van motorvoertuigen alsmede accessoires daarvoor en daaraan ondergeschikt detailhandel in voedings- en genotmiddelen.

1.30 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder ook een belwinkel en een internetcafé.

1.31 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.34 hoofdmassa van de bebouwing:

het hoofdgebouw exclusief architectonisch ondergeschikte delen die door de vorm onderscheiden kunnen worden van dit hoofdgebouw.

1.35 horeca - 1:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, grillrooms, shoarmazaken, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.36 horeca - 2:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.37 horeca - 3:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)café's, met uitzondering van discotheken en nachtclubs.

1.38 kap:

een door tenminste één hellend dakvlak omsloten dak dat meer dan 50% van de bovenste vloerlaag van de onderliggende verdieping omvat.

1.39 logies met ontbijt:

het verstrekken van gelegenheid tot overnachting met ontbijt als toeristisch-recreatieve voorziening in een woning en ondergeschikt aan de woonfunctie.

1.40 oorspronkelijk hoofdgebouw:

het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd.

1.41 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.42 peil:

voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

voor schepen: de waterspiegel.

1.43 standplaats voor straathandel:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten:

a. gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

b. door anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren.

1.44 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.45 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.46 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.47 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.48 woon-werkcombinaties:

het wonen in combinatie met aan de woonfunctie ondergeschikte kantoor- en werkfuncties in de vorm van aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

1.49 zakelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten, al dan niet in een kantoorgebouw, op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken en / of de buitenkant dakoverstek en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag:

op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.

2.9 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Artikel 3 Uitmetingsverschillen

Voorzover op de kaart niet anders is aangegeven, wordt de vaststelling van afmetingen bepaald door middel van meting op de kaart, met dien verstande dat:

  1. a. de maatbepaling tot op 1 meter nauwkeurig geschiedt, en
  2. b. de maat van de openbare ruimte wordt berekend naar de ter plaatse geldende werkelijke situatie, behoudens indien de grenslijn van de bebouwing niet in de bestaande voorgevellijn is geprojecteerd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Centrum

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. wonen, met dien verstande dat deze functie niet is toegestaan op de begane grond;
  4. d. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in een woning en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  5. e. horeca - 1, horeca - 2 en horeca - 3, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  6. f. additionele voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor logies met ontbijt.

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. additionele voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 1' wordt gewijzigd in:

  1. a. de bestemming Groen, waarbij het bepaalde in artikel 7 van overeenkomstige toepassing is;
  2. b. de bestemming Wonen, waarbij op de kaart nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, waarin een maximale bouwhoogte van 18 meter geldt en het bepaalde in artikel 13 van overeenkomstige toepassing is.

De bovenstaande wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast, mits:

  • de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • het plaatsgebonden risico vanwege inrichtingen en het transport van gevaarlijke stoffen voor (beperkt) kwetsbare objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde;
  • de oriëntatiewaarde van het groepsrisico zoals vermeld in het BEVI en in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen niet wordt overschreden, en blijkens onderzoek en een advies van de regionale brandweer blijkt dat er voldoende mogelijkheden zijn tot zelfredzaamheid en voor de bereikbaarheid voor hulpverlening en rampenbestrijding;
  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 5.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bedrijven als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'Lijst van bedrijfstypen' met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen;
  3. c. bedrijven als bedoeld in de bij dit plan behorende 'Lijst van bedrijfstypen wonen-werken';
  4. d. zakelijke dienstverlening;
  5. e. maatschappelijke dienstverlening;
  6. f. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', met dien verstande dat een supermarkt niet is toegestaan;
  7. g. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in een woning en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  8. h. gemalen, ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
  9. i. parkeervoorzieningen;
  10. j. additionele voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 6.1 onder b zijn toegestaan;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor logies met ontbijt.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder b en c juncto lid 6.5 onder a. voor de vestiging van bedrijven die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfstypen, mits het geen geluidszoneringplichtige of risicovolle inrichtingen betreft.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. het ontwikkelen van een ecokathedraal systeem ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - Le Roy-gebied', alsmede:
    1. 1. recreatief en educatief medegebruik;
    2. 2. atelierruimte;
    3. 3. een gebouw ten behoeve van van het ecokathedraal systeem;
  3. c. kinderboerderijen, ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij';
  4. d. nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  5. e. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  6. f. overbouwingen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing';
  7. g. het behoud van de historische structuren, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  8. h. bermen en beplantingen;
  9. i. paden;
  10. j. waterlopen en waterpartijen;
  11. k. additionele voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het veranderen van het profiel van de historische structuren ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  2. b. parkeren.

7.5 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 7.4 onder b voor het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren voorzover de gronden niet zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - Le Roy-gebied'. Het gestelde in lid 7.3.2 is hierbij van overeenkomstige toepassing;

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 1' wordt gewijzigd in:

  1. a. de bestemming Wonen, waarbij op de kaart nieuwe bouwvlakken worden aangegeven en waarbij het bepaalde in artikel 13 van overeenkomstige toepassing is, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 18 meter bedraagt.

De bovenstaande wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast, mits:

  • de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 7.3.2 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven in de categorieën horeca - 1 en horeca - 2;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. additionele voorzieningen

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke dienstverlening;
  2. b. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.
  3. c. nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  4. d. overbouwingen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing';
  5. e. wegen en paden;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. water;
  9. i. additionele voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 2' wordt gewijzigd in:

  1. a. de bestemming Groen, waarbij het bepaalde in artikel 7 van overeenkomstige toepassing is;
  2. b. de bestemming Wonen, waarbij op de kaart nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, waarin een maximale bouwhoogte van 11 meter geldt en het bepaalde in artikel 13 van overeenkomstige toepassing is.

De bovenstaande wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast, mits:

  • de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • het plaatsgebonden risico vanwege inrichtingen en het transport van gevaarlijke stoffen voor (beperkt) kwetsbare objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde;
  • de oriëntatiewaarde van het groepsrisico zoals vermeld in het BEVI en in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen niet wordt overschreden, en blijkens onderzoek en een advies van de regionale brandweer blijkt dat er voldoende mogelijkheden zijn tot zelfredzaamheid en voor de bereikbaarheid voor hulpverlening en rampenbestrijding;
  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 9.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 Sport

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportbeoefening;
  2. b. sportvoorzieningen;
  3. c. additionele voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, fiets- en voetpaden;
  2. b. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  3. c. het behoud van de historische structuren, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
  4. d. overbouwingen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing';
  5. e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. parkeervoorzieningen;
  8. h. bermen, taluds, groenvoorzieningen en waterlopen;
  9. i. additionele voorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • het veranderen van het profiel van de historische structuren ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.

11.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 1' wordt gewijzigd in:
    1. 1. de bestemming Groen, waarbij het bepaalde in artikel 7 van overeenkomstige toepassing is;
    2. 2. de bestemming Wonen, waarbij op de kaart nieuwe bouwvlakken worden aangegeven en het bepaalde in artikel 13 van overeenkomstige toepassing is, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 18 meter bedraagt;
  2. b. de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 3' wordt gewijzigd in:
    1. 1. de bestemming Groen, waarbij het bepaalde in artikel 7 van overeenkomstige toepassing is;
    2. 2. de bestemming Dienstverlening en/of Bedrijf, waarbij op de kaart nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, en het bepaalde in respectievelijk de artikelen 20 en 21 uit de bijlagen 3 en 4 van de regels van overeenkomstige toepassing is.

De bovenstaande wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast, mits:

  • de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • het plaatsgebonden risico vanwege inrichtingen en het transport van gevaarlijke stoffen voor (beperkt) kwetsbare objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde;
  • de oriëntatiewaarde van het groepsrisico zoals vermeld in het BEVI en in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen niet wordt overschreden, en blijkens onderzoek en een advies van de regionale brandweer blijkt dat er voldoende mogelijkheden zijn tot zelfredzaamheid en voor de bereikbaarheid voor hulpverlening en rampenbestrijding;
  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 11.4 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. het Le Roy-project ter plaatse van de aanduing 'specifieke vorm van natuur - Le Roy-gebied';
  3. c. het behoud van de historische structuren ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
  4. d. bermen en groenvoorzieningen;
  5. e. additionele voorzieningen, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor woon- en bedrijfsschepen.

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur;
  3. c. zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  4. d. maatschappelijke dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', met dien verstande dat deze functie uitsluitiend is toegestaan in de onderste twee bouwlagen;
  5. e. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  6. f. onderdoorgangen, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  7. g. het behoud van de historische structuren ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
  8. h. wegen en paden;
  9. i. groenvoorzieningen;
  10. j. additionele voorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

13.4 Afwijken van de bouwregels

13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  2. b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van standplaatsen;
  4. d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 13.1 is toegestaan.

13.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 13.5 onder d voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70m². Het gestelde in lid 13.4.2 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing;
  2. b. het bepaalde in lid 13.5 onder e voor het gebruik van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfstypen wonen-werken. Het gestelde in lid 13.4.2 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing.

13.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de kaart nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits:

  1. a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 13.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Leiding - Gas

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van aardgastransportleidingen.

14.2 Bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de bepalingen bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan ten behoeve van de aardgastransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 meter.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken, geen gebouw zijnde, na voorafgaand overleg met de betreffende leidingbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de aardgastransportleiding.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 15 Algemene Afwijkingsbevoegdheid

15.1 Afwijkingsbevoegdheid

Voor zover zulks niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden toegestaan, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan:

  1. a. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages en/of van de bij recht in de regels en/of op de plankaart gegeven maten en afmetingen tot maximaal 1 meter;
  2. b. voor aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. voor overschrijding van de bouw- en/of maatvoeringsgrenzen:
    1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
    2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijsinrichtingen, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
  4. d. voor overschrijding van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en buitentrappen, mits:
    1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 25 m² bedraagt;
    2. deze bouwhoogte met maximaal 25% wordt overschreden;
  5. e. voor het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met een maximale inhoud van 50 m3;
  6. f. voor het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasreduceerstations en daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een maximale inhoud van 200 m3;
  7. g. voor het oprichten van containers voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid, Wet milieubeheer, met een maximale inhoud van 200m3, met dien verstande dat voor ondergrondse containers geen maatvoeringsbeperkingen gelden;
  8. h. voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur;
  9. i. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen tot een maximale hoogte van 6 meter, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen;
  10. j. voor het innemen van een standplaats voor straathandel;
  11. k. voor het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
  12. l. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter vanaf peil, met dien verstande dat voor reclame-uitingen een maximale hoogte van 6 meter geldt;
  13. m. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter vanaf peil.

15.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van lid 15.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 16 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behalve ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepende overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanLewenborg/Ruischerwaard.

Bijlagen

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfstypen

SBI-code volgnr omschrijving cat.
01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² 3.1
014 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 2
15 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 3.2
151 2 - vetsmelterijen 5.2
151 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 4.2
151 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 3.2
151 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 3.1
151 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 3.1
151 7 - loonslachterijen 3.1
151 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 3.1
152 0 Visverwerkingsbedrijven:
152 2 - conserveren 4.1
152 3 - roken 4.2
152 4 - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² 4.2
152 5 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 3.2
152 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 3.1
1531 0 Aardappelprodukten fabrieken:
1531 1 - vervaardiging van aardappelproducten 4.2
1531 2 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 3.1
1532, 1533 0 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533 1 - jam 3.2
1532, 1533 2 - groente algemeen 3.2
1532, 1533 3 - met koolsoorten 3.2
1532, 1533 4 - met drogerijen 4.2
1532, 1533 5 - met uienconservering (zoutinleggerij) 4.2
1541 0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1541 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2 Z
1542 0 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1542 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2 Z
1543 0 Margarinefabrieken:
1543 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1543 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2 Z
1551 0 Zuivelprodukten fabrieken:
1551 3 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 3.2
1551 4 - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j 4.2 Z
1551 5 - overige zuivelprodukten fabrieken 4.2
1552 1 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 3.2
1552 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 2
1561 0 Meelfabrieken:
1561 1 - p.c. >= 500 t/u 4.2 Z
1561 2 - p.c. < 500 t/u 4.1
1561 Grutterswarenfabrieken 4.1
1562 0 Zetmeelfabrieken:
1562 1 - p.c. < 10 t/u 4.1
1562 2 - p.c. >= 10 t/u 4.2 Z
1571 0 Veevoerfabrieken:
1571 3 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water 4.2
1571 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 4.1
1571 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u 4.2 Z
1572 Vervaardiging van voer voor huisdieren 4.1
1581 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581 1 - v.c. < 2500 kg meel/week 2
1581 2 - v.c. >= 2500 kg meel/week 3.2
1582 Banket, biscuit- en koekfabrieken 3.2
1583 0 Suikerfabrieken:
1584 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 3.2
1584 4 - Suikerwerkfabrieken met suiker branden 4.2
1584 5 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 3.2
1585 Deegwarenfabrieken 3.1
1586 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586 2 - theepakkerijen 3.2
1587 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 4.1
1589 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 4.1
1589.1 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 4.1
1589.2 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2 1 - zonder poederdrogen 3.2
1589.2 2 - met poederdrogen 4.2
1589.2 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 4.1
1591 Destilleerderijen en likeurstokerijen 4.2
1592 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592 1 - p.c. < 5.000 t/j 4.1
1592 2 - p.c. >= 5.000 t/j 4.2
1596 Bierbrouwerijen 4.2
1597 Mouterijen 4.2
1598 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 3.2
16 - VERWERKING VAN TABAK
160 Tabakverwerkende industrie 4.1
17 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
171 Bewerken en spinnen van textielvezels 3.2
172 0 Weven van textiel:
172 1 - aantal weefgetouwen < 50 3.2
172 2 - aantal weefgetouwen >= 50 4.2 Z
173 Textielveredelingsbedrijven 3.1
174, 175 Vervaardiging van textielwaren 3.1
1751 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 4.1
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 3.1
18 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 Vervaardiging kleding van leer 3.1
183 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 3.1
19 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
191 Lederfabrieken 4.2
192 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 3.1
193 Schoenenfabrieken 3.1
20 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
2010.1 Houtzagerijen 3.2
2010.2 0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2 1 - met creosootolie 4.1
2010.2 2 - met zoutoplossingen 3.1
202 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 3.2
203, 204, 205 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 3.2
203, 204, 205 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 3.1
21 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
2111 Vervaardiging van pulp 4.1
2112 0 Papier- en kartonfabrieken:
2112 1 - p.c. < 3 t/u 3.1
2112 2 - p.c. 3 - 15 t/u 4.1 Z
2112 3 - p.c. >= 15 t/u 4.2 Z
212 Papier- en kartonwarenfabrieken 3.2
2121.2 0 Golfkartonfabrieken:
2121.2 1 - p.c. < 3 t/u 3.2
2121.2 2 - p.c. >= 3 t/u 4.1 Z
22 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2221 Drukkerijen van dagbladen 3.2
2222 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 3.2
23 - AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
2320.2 A Smeeroliën- en vettenfabrieken 3.2
2320.2 B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 4.2
2320.2 C Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. 4.2
24 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2411 0 Vervaardiging van industriële gassen:
2412 Kleur- en verfstoffenfabrieken 4.1
2413 0 Anorg. chemische grondstoffenfabrieken:
2413 1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 4.2
2414.1 A0 Organ. chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1 A1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 4.2
2414.1 B0 Methanolfabrieken:
2414.1 B1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2414.1 B2 - p.c. >= 100.000 t/j 4.2 Z
2414.2 0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):
2414.2 1 - p.c. < 50.000 t/j 4.2
242 0 Landbouwchemicaliënfabrieken:
243 Verf, lak en vernisfabrieken 4.2
2441 0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441 1 - p.c. < 1.000 t/j 4.2
2442 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 3.1
2451 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 4.2
2452 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 4.2
2462 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462 1 - zonder dierlijke grondstoffen 3.2
2464 Fotochemische produktenfabrieken 3.2
2466 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 3.1
2466 B Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. 4.1
247 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 4.2
25 - VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2511 Rubberbandenfabrieken 4.2
2512 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512 1 - vloeropp. < 100 m2 3.1
2512 2 - vloeropp. >= 100 m2 4.1
2513 Rubber-artikelenfabrieken 3.2
252 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
252 1 - zonder fenolharsen 4.1
252 2 - met fenolharsen 4.2
252 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 3.1
26 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
261 0 Glasfabrieken:
261 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 3.2
261 2 - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j 4.2 Z
261 3 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j 4.2
2615 Glasbewerkingsbedrijven 3.1
262, 263 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 3.2
264 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 4.1
264 B Dakpannenfabrieken 4.1
2651 0 Cementfabrieken:
2652 0 Kalkfabrieken:
2652 1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2653 0 Gipsfabrieken:
2653 1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2661.1 0 Betonwarenfabrieken:
2661.1 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 4.1
2661.1 2 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d 4.2
2661.2 0 Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2 1 - p.c. < 100.000 t/j 3.2
2661.2 2 - p.c. >= 100.000 t/j 4.2 Z
2662 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 3.2
2663, 2664 0 Betonmortelcentrales:
2663, 2664 1 - p.c. < 100 t/u 3.2
2663, 2664 2 - p.c. >= 100 t/u 4.2 Z
2665, 2666 0 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666 1 - p.c. < 100 t/d 3.2
2665, 2666 2 - p.c. >= 100 t/d 4.2 Z
267 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 3.2
267 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² 3.1
267 3 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j 4.2
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 3.1
2682 A0 Bitumineuze materialenfabrieken:
2682 A1 - p.c. < 100 t/u 4.2
2682 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2682 B1 - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j 4.2 Z
2682 B2 - overige isolatiematerialen 4.1
2682 C Minerale produktenfabrieken n.e.g. 3.2
2682 D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur 4.1
2682 D1 - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur 4.2 Z
27 - VERVAARDIGING VAN METALEN
271 0 Ruwijzer- en staalfabrieken:
271 2 - p.c. >= 1.000 t/j 6 Z
272 0 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
273 0 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273 1 - p.o. < 2.000 m2 4.2
274 A0 Non-ferro-metaalfabrieken:
274 A1 - p.c. < 1.000 t/j 4.2
274 B0 Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.:
2751, 2752 0 IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:
2751, 2752 1 - p.c. < 4.000 t/j 4.2
2753, 2754 0 Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:
2753, 2754 1 - p.c. < 4.000 t/j 4.2
28 - VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
281 0 Constructiewerkplaatsen:
281 1 - gesloten gebouw 3.2
281 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 3.1
281 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 4.1
281 3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 4.2 Z
2821 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821 1 - p.o. < 2.000 m2 4.2
2822, 2830 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 4.1
284 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 4.1
284 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 3.2
284 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 3.1
2851 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851 1 - algemeen 3.2
2851 10 - stralen 4.1
2851 11 - metaalharden 3.2
2851 12 - lakspuiten en moffelen 3.2
2851 2 - scoperen (opspuiten van zink) 3.2
2851 3 - thermisch verzinken 3.2
2851 4 - thermisch vertinnen 3.2
2851 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 3.2
2851 6 - anodiseren, eloxeren 3.2
2851 7 - chemische oppervlaktebehandeling 3.2
2851 8 - emailleren 3.2
2851 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 3.2
2852 1 Overige metaalbewerkende industrie 3.2
2852 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 3.1
287 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287 A1 - p.o. < 2.000 m2 4.1
287 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 3.2
287 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 3.1
29 - VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29 0 Machine- en apparatenfabrieken:
29 1 - p.o. < 2.000 m2 3.2
29 2 - p.o. >= 2.000 m2 4.1
29 3 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 4.2 Z
30 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 A Kantoormachines- en computerfabrieken 2
31 - VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
311 Elektromotoren- en generatorenfabrieken 4.1
312 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 4.1
313 Elektrische draad- en kabelfabrieken 4.1
314 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 3.2
315 Lampenfabrieken 4.2
3162 Koolelektrodenfabrieken 6 Z
32 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
321 t/m 323 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 3.1
3210 Fabrieken voor gedrukte bedrading 3.1
33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 2
34 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
341 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven
341 1 - p.o. < 10.000 m2 4.1
341 2 - p.o. >= 10.000 m2 4.2 Z
3420.1 Carrosseriefabrieken 4.1
3420.2 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 4.1
343 Auto-onderdelenfabrieken 3.2
35 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351 1 - houten schepen 3.1
351 2 - kunststof schepen 3.2
351 3 - metalen schepen < 25 m 4.1
352 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352 1 - algemeen 3.2
352 2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 4.2 Z
353 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353 1 - zonder proefdraaien motoren 4.1
354 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 3.2
355 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 3.2
36 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 1 Meubelfabrieken 3.2
361 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 1
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. 2
363 Muziekinstrumentenfabrieken 2
364 Sportartikelenfabrieken 3.1
365 Speelgoedartikelenfabrieken 3.1
3661.1 Sociale werkvoorziening 2
3661.2 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3.1
37 - VOORBEREIDING TOT RECYCLING
372 A0 Puinbrekerijen en -malerijen:
372 A1 - v.c. < 100.000 t/j 4.2
372 B Rubberregeneratiebedrijven 4.2
372 C Afvalscheidingsinstallaties 4.2
40 - PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 A0 Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe)
40 A1 - kolengestookt (incl. meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 5.2 Z
40 A2 - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth 5.1 Z
40 A3 - gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth,in 5.1 Z
40 B0 bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:
40 B1 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 3.2
40 B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 3.2
40 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 C1 - < 10 MVA 2
40 C2 - 10 - 100 MVA 3.1
40 C3 - 100 - 200 MVA 3.2
40 C4 - 200 - 1000 MVA 4.2 Z
40 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 4.2
40 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 3.1
40 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 E1 - stadsverwarming 3.2
41 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 A0 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
41 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 B1 - < 1 MW 2
41 B2 - 1 - 15 MW 3.2
41 B3 - >= 15 MW 4.2
45 - BOUWNIJVERHEID
45 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 3.2
45 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 3.1
45 2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 3.1
45 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 2
50 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 2
502 Groothandel in vrachtauto's (incl. import) 3.2
5020.4 A Autoplaatwerkerijen 3.2
5020.4 C Autospuitinrichtingen 3.1
51 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
5121 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 3.1
5121 1 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer 4.2 Z
5122 Grth in bloemen en planten 2
5123 Grth in levende dieren 3.2
5124 Grth in huiden, vellen en leder 3.1
5125, 5131 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 3.1
5132, 5133 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 3.1
5134 Grth in dranken 2
5135 Grth in tabaksprodukten 2
5136 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 2
5137 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 2
5138, 5139 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 2
514 Grth in overige consumentenartikelen 2
5148.7 0 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 2
5148.7 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 3.1
5148.7 5 - munitie 2
5151.1 0 Grth in vaste brandstoffen:
5151.1 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 3.1
5151.2 0 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
5151.2 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 4.1
5151.2 3 - tot vloeistof verdichte gassen 4.2
5151.3 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 3.2
5152.1 0 Grth in metaalertsen:
5152.1 1 - opslag opp. < 2.000 m2 4.2
5152.2 /.3 Grth in metalen en -halffabrikaten 3.2
5153 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 3.1
5153 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 2
5153.4 4 zand en grind:
5153.4 5 - algemeen: b.o. > 200 m² 3.2
5153.4 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 2
5154 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 3.1
5154 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 2
5155.1 Grth in chemische produkten 3.2
5155.2 Grth in kunstmeststoffen 2
5156 Grth in overige intermediaire goederen 2
5157 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m² 3.2
5157 1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² 3.1
5157.2/3 0 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² 3.2
5157.2/3 1 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² 3.1
5162 0 Grth in machines en apparaten:
5162 1 - machines voor de bouwnijverheid 3.2
5162 2 - overige 3.1
517 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.) 2
60 - VERVOER OVER LAND
6021.1 Bus-, tram- en metrostations en -remises 3.2
6022 Taxibedrijven, taxistandplaatsen 2
6023 Touringcarbedrijven 3.2
6024 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 3.2
6024 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 3.1
603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 2
63 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6311.1 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen:
6311.1 2 - stukgoederen 4.2
6311.1 7 - tankercleaning 4.2
6311.2 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
6311.2 1 - containers 4.2
6311.2 10 - tankercleaning 4.2
6311.2 2 - stukgoederen 3.2
6311.2 3 - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² 4.2
6311.2 5 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u 4.2
6311.2 7 - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 4.2
6312 Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen 3.1
6312.3 Opslagruimteverhuur (niet in tanks, koel- en vriescellen) 2
6321 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 3.2
64 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 Post- en koeriersdiensten 2
642 A Telecommunicatiebedrijven 1
71 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 3.1
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 3.1
714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g., met uitzondering van verhuur van films, videobanden en overige geluid- en beelddragers aan particulieren 2
72 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 1
72 B Switchhouses 2
73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
74 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
747 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 3.1
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales 2
7484.3 Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten 4.1
75 - OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
7525 Brandweerkazernes 3.1
80 - ONDERWIJS
8041 Auto- en motorrijscholen 2
90 - MILIEUDIENSTVERLENING
9001 A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9001 A1 - < 100.000 i.e. 4.1
9001 A2 - 100.000 - 300.000 i.e. 4.2 Z
9001 B rioolgemalen 2
9002.1 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 3.1
9002.1 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 3.1
9002.1 C Vuiloverslagstations 4.2
9002.2 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2 A2 - kabelbranderijen 3.2
9002.2 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 3.1
9002.2 A5 - oplosmiddelterugwinning 3.2
9002.2 A6 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 4.2 Z
9002.2 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 2
9002.2 B Vuilstortplaatsen 4.2
9002.2 C0 Composteerbedrijven:
9002.2 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 3.2
9002.2 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 4.1
9002.2 C5 - GFT in gesloten gebouw 4.1
92 - CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
921, 922 Studio's (film, TV, radio, geluid) 2
93 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1 A Wasserijen en strijkinrichtingen 3.1
9301.1 B Tapijtreinigingsbedrijven 3.1
9301.2 Chemische wasserijen en ververijen 2
9301.3 A Wasverzendinrichtingen 2
9303 Begrafenisondernemingen 1

Verklaring gebruikte afkortingen

- niet van toepassing of niet relevant
< kleiner dan
>= groter dan of gelijk aan
cat. categorie
e.d. en dergelijke
kl. klasse
n.e.g. niet elders genoemd
o.c. opslagcapaciteit
p.c. produktiecapaciteit
p.o produktieoppervlak
v.c. verwerkingscapaciteit
u. uur
d. dag
w. week
j. jaar
Z zoneringplichtig

Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfstypen Wonen-werken

SBI OMSCHRIJVING cat
182 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 2
221 Uitgeverijen (kantoren) 1
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 2
2223 Grafische afwerking 1
2223 Binderijen 2
2224 Grafische reproduktie en zetten 2
2225 Overige grafische aktiviteiten 2
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. 2
363 Muziekinstrumentenfabrieken 2
511 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
633 Reisorganisaties 1
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
642 Telecommunicatiebedrijven 1
65, 66, 67 Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen 2
70 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 1
731 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
8021.3 Praktijkonderwijs 2
8022.2 Educatie 2
8042.1 Afstandsonderwijs 1
8042.2 Bedrijfsopleiding en -training 2
8042.3 Studiebegeleiding, vorming en onderwijs n.e.g. 2
8512, 8513 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 1
853 Kinderopvang 2
921, 922 Studio's (film, TV, radio, geluid) 2
9234 Muziek- en balletscholen 2
9251, 9252 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. 1
9302 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 1
9305 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. 1

Verklaring gebruikte afkortingen


n.e.g. niet elders genoemd

Bijlage 3 Bestemming Dienstverlening

Artikel 20 Dienstverlening

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. zakelijke dienstverlening;
  2. b. maatschappelijke dienstverlening, met uitzondering van onderwijs en kinderdagopvang of voorzieningen anderszins waar verminderd zelfredzame personen langdurig verblijven;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. additionele voorzieningen.

20.2 Bouwregels

20.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde doeleinden.

20.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. a. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de afstand tot de noordelijke perceelsgrens 10 meter bedraagt;
    2. 2. de afstand tot de oostelijke perceelsgrens 10 meter bedraagt;
    3. 3. de afstand tot de westelijke perceelsgrens 5 meter bedraagt.
  2. b. Er mogen maximaal 2 gebouwen worden gebouwd.
  3. c. Het bebouwingspercentage van het gebied waarop de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 3' van toepassing is mag maximaal 40% bedragen.
  4. d. De bouwhoogte mag maximaal 15 meter bedragen.

20.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,50 meter bedragen.
  2. b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

20.4 Afwijken van de bouwregels

20.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2.2 onder c voor het vergroten van het toegestane bebouwingspercentage met maximaal het getal 10.

20.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 20.4.1, is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 20.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Bijlage 4 Bestemming Bedrijf

Artikel 21 Bedrijf

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfstypen, met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. additionele voorzieningen.

21.2 Bouwregels

21.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde doeleinden.

21.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. a. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de afstand tot de noordelijke perceelsgrens 10 meter bedraagt;
    2. 2. de afstand tot de oostelijke perceelsgrens 10 meter bedraagt;
    3. 3. de afstand tot de westelijke perceelsgrens 5 meter bedraagt.
  2. b. Er mogen maximaal 2 gebouwen worden gebouwd.
  3. c. Het bebouwingspercentage van het gebied waarop de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 3' van toepassing is mag maximaal 40% bedragen.
  4. d. De bouwhoogte mag maximaal 15 meter bedragen.

21.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,50 meter bedragen.
  2. b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de verblijfssituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

21.4 Afwijken van de bouwregels

21.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2.2 onder c voor het vergroten van het maximaal toegestane bebouwingspercentage met het getal 10.

21.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 21.4.1, is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de verblijfssituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 21.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

21.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 20.1 onder a. zijn toegestaan;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning, anders dan als een bedrijfswoning;
  4. d. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf.

21.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.5 onder a. juncto lid 21.1 onder a voor de vestiging van bedrijven die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfstypen, mits het geen geluidszoneringplichtige of risicovolle inrichtingen betreft.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld om de wijken Lewenborg, Drielanden, Zilvermeer en Ruischerwaard een actueel juridisch-planologisch kader te geven. In het gebied zijn momenteel meerdere bestemmingsplannen van kracht. De huidige plannen voor Drielanden, Zilvermeer en Ruischerwaard zijn destijds opgesteld om de wijken te ontwikkelen en zijn globaal van aard. Dit nieuwe plan is gedetailleerder en gericht op beheer, een zogeheten beheersplan. Voor Lewenborg is sinds het ontstaan van de wijk al eens een nieuw beheersplan opgesteld, maar ook dit is inmiddels aan vervanging toe.

Delen van het plangebied (met name de herstructureringsprojecten in Lewenborg) zijn gerealiseerd op basis van artikel 19-procedures van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening. In planologische zin is hier dan ook sprake van een bestaande situatie. Deze projecten worden nu conform de daarvoor door de raad vastgestelde stedenbouwkundige plannen bestemd. Ook de woningbouw op de Boerhoflocatie aan de Rijksweg is hier een voorbeeld van. Nieuwe ontwikkelingen die nog niet volledig zijn uitgekristalliseerd, zijn niet meegenomen.

Met dit nieuwe bestemmingsplan wordt tevens voldaan aan de sinds 1 juli 2008 in werking getreden nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro). De Wro schrijft voor dat het hele grondgebied van de gemeente in 2013 van actuele bestemmingsplannen is voorzien. Hiertoe is in 2006 het actualiseringstraject van bestemmingsplannen ingezet.

In de navolgende hoofdstukken is de juridisch-planologische regeling van het plangebied nader gemotiveerd.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied bestaat uit de woonwijken Lewenborg, Drielanden, Zilvermeer en Ruischerwaard. Ook de strook bebouwing tussen het Damsterdiep en de wijk Lewenborg is in het plan meegenomen, alsmede het Wijkpark Lewenborg en het sportpark Lewenborg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0001.jpg"

Ligging plangebied

Voor de begrenzing van het gebied is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande grenzen van de bestemmingsplannen, kadastrale grenzen en logische lijnen in het veld. Een uitzondering hierop vormt Noorddijk. Hoewel de lintbebouwing wel in het vorige bestemmingsplan Lewenborg was opgenomen, is deze nu buiten het plan gelaten. Vanwege de wens om geheel Noorddijk van een eensluidende regeling te kunnen voorzien is deze nu in zijn geheel in het bestemmingsplan Buitengebied opgenomen.

Het plangebied wordt doorsneden door het Damsterdiep. Het water en delen van de oevers maken geen deel uit van dit bestemmingplan. Voor al het openbaar vaarwater, vallend binnen de gemeentegrenzen, geldt een afzonderlijk bestemmingsplan: het bestemmingsplan Openbaar Vaarwater.

Hoofdstuk 2 De Ruimtelijk - Functionele Structuur

2.1 Ruimtelijke Structuur

2.1.1 Ontstaansgeschiedenis

Lewenborg is een in de zeventiger jaren ontwikkelde nieuwbouwwijk. Ruischerwaard, Drielanden en Zilvermeer zijn eind jaren negentig ontwikkeld.

In 1969 is door een gemeentelijke herindeling de gemeente Noorddijk opgeheven en samen met het zuidelijkste deel van de gemeente Bedum (Beijum), toegevoegd aan de gemeente Groningen. De basis hiervoor en voor de ontwikkeling van het stadsdeel Noorddijk, dat op den duur zou bestaan uit drie wijken (Ulgersmaborg, Lewenborg en Beijum), was het gemeentelijk structuurplan uit 1969. Van de drie wijken is Lewenborg het eerst gerealiseerd. Uitgangspunten bij het ontwerp waren onder meer de woonerfgedachte, waarbij doorgaand verkeer om kleine woonbuurten werd geleid, en het realiseren van een groen karakter. Dit groene karakter werd gerealiseerd door privé-tuinen visueel over te laten lopen in publiek groen en omgekeerd. Daarnaast was er ruimte voor middelhoog- en hoogbouw, voornamelijk in de verhuursector. De huidige verkavelingsstructuur is gericht op optimale bezonning en houdt geen rekening met de verkaveling van het oorspronkelijke landschap. Daarentegen is aan de oostzijde, op de overgang naar het lint van Noorddijk bewust gekozen voor het behoud van landschappelijke waarden in de vorm van boerderijen met houtopstanden, slotenpatroon, en dergelijke. De middeleeuwse Stadsweg is op twee plaatsen nog te herkennen. In het noordoostelijk deel in het verlengde van de Wimpel zet de weg zich buiten het plangebied voort als fiets- en wandelpad tussen de weilanden. Achter het winkelcentrum aan de Lichtboei zet de Stadsweg zich in de vorm van een fietspad voort in westelijke richting.

Ruischerwaard is een grootschalige uitbreiding van eind jaren negentig met circa 500 woningen . Ook zijn aan de noordzijde twee relatief kleine uitbreidingswijken tegen Lewenborg aan gebouwd. De nadruk lag hierbij op een groene en ecologische ontwikkeling. Drielanden en Zilvermeer staan in stedenbouwkundige zin los van Lewenborg en zijn veel meer gericht op en geïntegreerd in de groene omgeving van Kardinge. De ontsluiting van de wijken is via de wijkring van Lewenborg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0002.jpg"

De omgeving van het plangebied

2.1.2 De (huidige) ruimtelijk - functionele structuur

In deze paragraaf is per deelgebied de huidige ruimtelijk-functionele structuur beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0003.jpg"

Deelgebieden

Lewenborg

Stedenbouwkundige opzet

De kwaliteit van de wijk Lewenborg bestaat voornamelijk uit het ontspannen, dorpse wonen tussen bomen en vijvers, dicht bij de stad. De straten zijn autoluw en de tuinen ruim. De grote groengebieden zijn niet ver weg. Dit alles is kenmerkend voor de stedenbouwkundige inzichten van de tuinstadgedachte. De bevordering van de gemeenschapszin door het realiseren van herkenbare kleine woonbuurten en de relatie tot de natuur zijn kenmerkende aspecten van deze gedachte. Met uitzondering van de centrumzone, waarin onder meer grootschalige niet-grondgebonden woongebouwen werden gerealiseerd, voldoen alle omliggende woonbuurten aan deze karakteristieken.

De grenzen tussen de verschillende functies zijn nooit strak en eenduidig. De minder strak gedefinieerde vormen en overgangen pasten in de tijdgeest van kleinschaligheid. Sinds 2000 heeft er een omvangrijke herstructureringsoperatie plaatsgevonden. Grote delen van het centrumgebied zijn over de kop gegaan. Het winkelcentrum heeft een facelift ondergaan en diverse hoogbouw heeft plaatsgemaakt voor laagbouw en grondgebonden woningen.

De verschillende woonbuurten zijn ontsloten op de wijkring. Deze loopt via de Bakboordswal, Lijzijde en Stuurboordswal terug naar de Kluiverboom. Lewenborg is een typische bloemkoolwijk zoals deze in de jaren '70 veelvuldig in Nederland zijn gebouwd. Woonbuurten zijn doorgaans via een kronkelig stratenpatroon (zoals in een bloemkoolroos) met één ontsluiting op de wijkring aangesloten. De woningen zijn georiënteerd op het stratenpatroon. De straten lopen in feite allemaal dood in woonerven of hofjes. Tussen de roosjes van de bloemkool zijn in principe alleen verbindingen voor langzaam verkeer aanwezig.

Kenmerkend voor de meeste woonbuurten zijn de rijtjeswoningen. Daarnaast wordt grondgebonden bouw afgewisseld met gestapelde bouw en portiek-etagewoningen. Zoals gezegd is de hoogbouw in Lewenborg grotendeels gesloopt. Aan de Meerpaal/Baken en aan de Sloep staan nog enkele flatjes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0005.jpg"

Vanuit de lucht is de “bloemkoolstructuur” van de wijk goed te zien (bron: www.bing.com)

Centrumgebied

In 2001 is een stedenbouwkundig plan vastgesteld voor herontwikkeling van het centrumgebied in Lewenborg. De reden hiervoor was de slechte verhuurbaarheid van enkele hoogbouwflats, de verloederde buitenkant en omgeving van het winkelcentrum en de daarmee samenhangende sociale problematiek. Voor bewoners bood de wijk te weinig doorstroommogelijkheden in de wooncarrière waardoor zij wegtrokken. Het stedenbouwkundig plan, getekend door Frits Palmboom, schetste een oplossing voor deze tekortkomingen. In 2004 is een nieuw stedenbouwkundig plan ontworpen als uitwerking van een deel van het plan uit 2001. Hierin zijn enkele verbeterpunten aangebracht in het plan van 2001. Anno 2010 is de meeste te slopen bebouwing ook daadwerkelijk gesloopt en is de herontwikkeling in volle gang.

Centraal bij de herstructurering is de aanleg van een singel door de wijk. Deze Lewenborgsingel wordt de centrale zone, een continue herkenbare ruimte in Lewenborg. Het winkelcentrum krijgt een duidelijk adres aan deze singel. Aan de zuidzijde hiervan liggen enkele nieuwbouwlocaties voor woningen. Het water “bemiddelt” op een vanzelfsprekende wijze tussen de individuele woonkavels en het meer collectieve openbare gebied rond de voorzieningen en het winkelcentrum.

Een tweede structurele ingreep is het doortrekken van de Ra. Eén van de problemen van het winkelcentrum was de slechte verkeerskundige ontsluiting. Door de Ra door te trekken in de Verlengde Ra wordt deze verbeterd en ontstaat een nieuwe verbinding tussen verschillende woonbuurten en het winkelcentrum. Ten behoeve hiervan zijn enkele woningen aan de Kajuit gesloopt en wordt nieuwbouw op een passende wijze teruggebouwd.

Het winkelcentrum zelf krijgt een facelift. Het centrum is volgens de traditionele gedachte uit de jaren '70 naar “binnen” gericht. Hierdoor is de uitstraling naar buiten toe verwaarloosd en verrommeld. Het winkelcentrum wordt ontwikkeld tot een open, representatief, openbaar gebied met daarin diverse voorzieningen. Er wordt een combinatie gemaakt met nieuwbouw van woningen. Hierdoor wordt ingespeeld op een te verwachten vraag naar seniorenwoningen.

De sporthal neemt een bijzondere plaats in het centrum in. In het stedenbouwkundig plan was het aanvankelijk de bedoeling de hal zelf te behouden, maar om de aangrenzende ruimten te slopen. De sporthal is in 2007 echter door brand geheel verwoest. Op dit moment is een nieuwe sporthal in aanbouw. Hierbij wordt een combinatie gemaakt met wonen en voorzieningen die aansluiten op het centrumgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0006.jpg"

Entree winkelcentrum 't Dok

Woonbuurten

De verschillende stempels in de wijk hebben dezelfde structuur. De woningen zijn georiënteerd op het kronkelige stratenpatroon. Dat betekent dat verschillende rijtjes steeds haaks op elkaar zijn geprojecteerd. Hierdoor zijn veel achterkanten gericht op de openbare ruimte, waardoor schuttingen en privé-tuinen het straatbeeld bepalen. Een ander kenmerk dat in de gehele wijk voorkomt is bebouwing op het voorerf. In het oorspronkelijke stedenbouwkundige concept is ervoor gekozen om de woningen zoveel mogelijk te ontsluiten via het voorerf. Dat betekent dat op het voorerf ruimte is voor parkeren en dat hier de bergingen zijn gerealiseerd. In veel gevallen zijn diverse uitbreidingen in de vorm van carports toegestaan op het voorerf. In het bestemmingsplan moet hiervoor een afwijkende regeling worden opgenomen. In de regel wordt bij woningen namelijk geen bebouwing op het voorerf toegestaan. In Lewenborg maakt dit concept juist deel uit van het oorspronkelijke ontwerp van de wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0009.jpg"

Verschillende typen woningen in Lewenborg

Dankzij het gekozen stedenbouwkundig concept zijn rustige en intieme woonbuurten temidden van groen ontstaan. In principe functioneren deze in Lewenborg nog altijd goed. Het toenemende autobezit zorgt wel voor een toename van geparkeerde auto's in de openbare ruimte. Een gevolg hiervan is dat pleintjes en hofjes worden gebruikt voor parkeren en ook dat voorerven in grote mate worden gebruikt voor de parkeerfunctie. Hoewel één van de kenmerken van Lewenborg de bebouwing op het voorerf is, is het niet gewenst alle voorerven dicht te bouwen met carports en/of garages.

Dakopbouwen

Binnen Lewenborg is het meest voorkomende woningtype de rijwoning. De meeste zijn twee bouwlagen hoog met kap afgedekt of met een plat dak. In het vorige bestemmingsplan was een uitgebreide regeling opgenomen die de dakhelling per voorkomend woningtype precies vastlegde. Daarnaast is destijds naar aanleiding van inspraakreacties een derde bouwlaag alleen met ontheffing (oude WRO: vrijstelling) mogelijk gemaakt.

In dit bestemmingsplan is ervoor gekozen de uitgebreide regeling te laten vervallen. Deze bestond uit een nauwkeurige regeling voor het vastleggen van een bestaande situatie. Hetgeen de regeling beoogde, het handhaven van een bepaalde kapstructuur, kan goed via het welstandsregime worden geregeld. Om die reden wordt in dit bestemmingsplan alleen een maximale bouwhoogte vastgelegd. Daar waar een kap deel uitmaakt van een belangrijke stedenbouwkundige structuur, wordt ook een goothoogte vastgelegd. Hierbij wordt tevens een kap verplicht gesteld. Bouwplannen die bijvoorbeeld een afwijkende kaphelling hebben, worden door welstand beoordeeld.

In een aantal gevallen is gebruik gemaakt van de ontheffingsmogelijkheid uit het vorige plan voor een derde bouwlaag in de vorm van een dakopbouw. Het betreffen voornamelijk de voormalige huurwoningen die zijn verkocht. Het feit dat mensen op deze manier willen investeren in de woning is een positieve ontwikkeling. Om die reden is er in dit bestemmingsplan voor gekozen om bij recht een derde bouwlaag mogelijk te maken. Dit geldt voor de woonblokken met een platte afdekking waar de stedenbouwkundige structuur een derde bouwlaag mogelijk maakt. Hierbij wordt aangesloten bij al bestaande dakopbouwen in de buurt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0010.jpg"

Voorbeeld dakopbouw aan de Stuurhut

Omgeving Rijksweg

Op een enkele plaats is het bebouwingspatroon afwijkend ten opzichte van wat hierboven beschreven staat. Dit geldt voor de bebouwing aan de Rijksweg. Tot 1839 was de Stadsweg, die dwars door het plangebied loopt, de belangrijkste toegangsweg vanuit het oosten. Later werd het zandpad langs het Damsterdiep verhard en ontstond de Rijksweg die deze functie overnam. Langs het Damsterdiep vestigden zich geleidelijk aan verschillende functies. Vanaf de Beneluxweg is deze kenmerkende opzet nog terug te vinden. Woonfuncties afgewisseld met bedrijvigheid waarbij de woning steeds op de Rijksweg zijn georiënteerd. Achter deze bebouwing is pas veel later de wijk Lewenborg gebouwd. Het karakteristieke bebouwingspatroon eindigt ter hoogte van de supermarkt en de benzinepomp. Meer oostelijk grenzen de woonbuurten van Lewenborg aan de Rijksweg.

Op het voormalig garageterrein, achter en naast de supermarkt aan de Rijksweg (Boerhoflocatie), is een nieuwbouwplan ontwikkeld. Het betreft een herinvulling van het terrein met grondgebonden woningen. In totaal zijn hier 57 woningen gebouwd in 7 rijen.

Het zuidoostelijk deel van de Boerhoflocatie is nog niet ingevuld. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid in dit bestemmingsplan kunnen hier bedrijfsmatige functies worden gerealiseerd in aansluiting op het tankstation en de detailhandel (zie onder het kopje 'nieuwe ontwikkelingen' verderop in deze paragraaf).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0011.jpg"

Tankstation met supermarkt aan de Rijksweg

Ruischerwaard

Tussen 1996 en 1999 is Ruischerwaard ontwikkeld. Een waard is een laaggelegen land tussen rivieren. De Ruischerwaard ligt in het verlengde van de Ruischerbrug tussen het Damsterdiep en het Eemskanaal. Het verkavelingconcept is afgestemd op de omringende landschapsstructuur, de aanwezige waterlijnen en dijklichaam langs het Eemskanaal. Het gebied kent een besloten karakter. Dit wordt versterkt door de dijk langs het Damsterdiep waarop een gesloten wand van dijkwoningen is gebouwd. Door middel van twee openingen, 'vensters', in de wand is er zicht op de achterliggende wijk.

Er is een viertal woongebieden te onderscheiden. Naast de genoemde strook met dijkwoningen is er een drietal eilanden naast elkaar gerealiseerd. Elk met een min of meer eigen identiteit. De eilanden worden gescheiden door een brede groenzone. Het westelijk gelegen eiland bestaat uit rijenwoningen en geschakelde twee-onder-één-kappers. Op het middelste eiland zijn vrijstaande woningen en geschakelde twee-onder-één-kappers gelegen. Op het meest oostelijk eiland komen juist weer rijwoningen voor. De meest voorkomende typologie is één of twee lagen met kap. Op een aantal plaatsen is een derde woonlaag in de vorm van een dakopbouw gerealiseerd. Daar waar een dergelijke trend in gang is gezet zal dit bestemmingsplan een gelijke bouwhoogte regelen voor het hele woonblok.

Net als in Lewenborg speelt ook in Ruischerwaard het groen een belangrijke rol. Aan de westkant van de wijk, grenzend aan de ringweg, ligt een groene zone met recreatieve voorzieningen (basketbalveldje, fiets- en wandelpaden). Langs het Eemskanaal ligt een dijk met daarop een fietspad. Daarnaast kennen de groene veldjes tussen de wooneilanden (vensters) een intensief recreatief gebruik. Hier zijn speeltoestellen geplaatst en trapveldjes aangelegd.

Ruischerwaard kent één belangrijke verkeersontsluiting. Die is gelegen ongeveer in het midden van de wijk. Hier wordt aangesloten op de Rijksweg. In 2010 is de kruising aangepast en daarmee met name voor fietsers veiliger geworden. Daarnaast kan autoverkeer ook via de Woldweg de wijk in en uit. De Woldweg sluit in Ruischerbrug aan op de Borgweg. Er is een langzaam-verkeersverbinding aan de westkant die aansluit op de Rijksweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0012.jpg"

Fragment Ruischerwaard in vogelvluchtperspectief (bron: www.bing.com)

Drielanden

Eind jaren '90 is Lewenborg aan de noordkant uitgebreid met de ecologische wijk Drielanden. Het initiatief voor een ecologische wijk kwam van de vereniging Ecologisch Wonen Groningen. In samenwerking met de gemeente en een projectontwikkelaar werd een plan uitgewerkt voor een drietal woongebieden. De integratie van bebouwing met ecologische kwaliteiten stond centraal in het stedenbouwkundig ontwerp. De oorspronkelijke sloten- en groenstructuur is zoveel mogelijk gehandhaafd. De wijk is een voorbeeld van milieubewuste en duurzame bouw.

De wijk bestaat uit drie eilanden die elk zijn aangesloten op de wijkring Lewenborg; Waterland, Zonland en Mooiland. De namen zijn ontleend aan de elementen water, vuur en wind. Deze elementen komen ook tot uitdrukking in het stedenbouwkundige concept van de wijk. Door de eilanden loopt een fietspad die de drie met elkaar verbindt. De ecologische betekenis blijkt uit de aanwezigheid van water waarin beschermde diersoorten aanwezig zijn en de groene inrichting rondom de wijk. Aan de noordkant grenst de wijk aan het natuurgebied Kardinge. Door de verkavelingsstructuur kan optimaal gebruik gemaakt worden van zonne-energie.

Van de drie is Waterland (element water) het meest ecologisch gebouwd. Tijdens de bouw is geprobeerd zo milieubewust mogelijk te bouwen en om te gaan met afvalstoffen. Het woningtype is hier de rijwoning met zowel koop als huur. Opmerkelijk zijn twee binnenterreinen in het gebied die door bewoners zijn ingericht en worden onderhouden. Hier kunnen bewoners een groentetuintje lenen. Een van de bijzondere elementen is het helofytenfilter of rietzuiveringsveld. Hierin wordt het afvalwater uit keuken en douche (grijs afvalwater) van de meeste huizen in Waterland gezuiverd. Dit betekent wel dat de Waterlanders zorgvuldig moeten omgaan met was- en schoonmaakmiddelen. Gebleken is dat de sloten in het wijkwatersysteem veel schoner zijn dan het overige oppervlaktewater in de buurt. Aanvankelijk was het de bedoeling om Waterland geheel autovrij te maken. Aan het begin van de wijk, aan de Stuurboordswal, is een groot openbaar parkeerterrein aangelegd. Onder druk van de markt zijn er toch parkeermogelijkheden in de wijk aangelegd.

Ook Zonland (element vuur) bestaat uit rijwoningen. Hier zijn opvallende elementen de dijkwoningen aan de noordzijde die ogenschijnlijk in een dijkvorm aan de rand van de wijk liggen. In het midden van het buurtje liggen twee rijencomplexen met een bijzondere doorlopende gebogen dakvorm. Bij een aantal woningen zijn bijbehorende bouwwerken op het voorerf gebouwd.

Het oostelijke eiland Mooiland bestaat uit vrije kavels. Hier staan vrijstaande woningen, bestaande uit één laag met kap. De kapstructuur is een bepalend element in de wijk. Per straatkant is deze of haaks of parallel aan de straat gesitueerd. De entree van Mooiland wordt gekenmerkt door een rij geschakelde woningen met kap haaks op de straat. De woningen liggen met de voorgevel in een gebogen rooilijn. Het wijkje heeft de vorm van een wapperende vlag. Hiermee wordt het element wind benadrukt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0013.jpg"

“Stedenbouwkundig concept Drielanden: water, vuur, wind”

Zilvermeer

Zilvermeer is eveneens eind jaren '90 opgericht. Een woonwijk van beperkte omvang in de vrije sector. De wijk heeft een groen karakter waarbij nadrukkelijk gebruik is gemaakt van de landschappelijke kwaliteiten van het omringende landschap, met in het bijzonder de ligging aan de gelijknamige recreatieplas. De percelen grenzen allemaal aan sloten die in verbinding staan met de plas. Aan deze sloten kunnen steigers worden aangelegd. Rondom de wijk loopt een wandelpad over een steiger.

Opvallend kernmerk is de uitbreiding van de woningen tussen nummer 19 en 28. Hier zijn op het voorerf aanbouwtjes gerealiseerd. Deze aanbouw is mogelijk omdat de voorgevelrooilijn in het oude bestemmingsplan meer naar voren lag dan er daadwerkelijk is gebouwd. Zodoende is een uitbreiding van de woning op het voorerf bij recht toegestaan. In overleg met elkaar hebben de bewoners een aanbouw gekozen die bij de meeste woningen is uitgevoerd.

Welstandsnota

Lewenborg behoort in de welstandsnota tot de “planmatige woonwijken van het laatste kwartaal van de 20e eeuw”. De architectuur wordt aangeduid als structuralistisch. Dit komt tot uiting in zachte overgangen, schakelingen, trappen, open portieken, terrassen en de uit- en inbouwen. Traditionele vormen en materialen komen weer terug in het ontwerp. De architectuur is overwegend kleinschalig. Gevels kennen geen hiërarchische opbouw en bevatten veel verspringende elementen. De nadruk ligt op de informaliteit. De hoofdvorm wordt niet benadrukt en veel woningen kennen geen duidelijke voor- en achterkant. Hoeken zijn niet verbijzonderd. Hierdoor zijn individuele aanpassingen in het ontwerp heel goed mogelijk.

Drielanden, Zilvermeer en Ruischerwaard behoren tot de “recente uitbreidingen van en grootschalige transformaties in de stad”. In architectonisch opzicht zijn deze uitbreidingen rijker dan hun voorgangers. Dit komt tot uiting in materiaal- en kleurgebruik. Blok- en strookgewijze bebouwing laten een duidelijke architectonische eenheid zien. De architectuur is vaak divers, maar wel strak en duidelijk geabstraheerd. Nieuwe initiatieven moeten passen in eventuele hiërarchische structuren en moeten rekening houden met de samenhang tussen architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het belangrijkste uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat de ruimtelijk-functionele structuur zoals in voorgaande paragrafen beschreven, in tact blijft. Dit neemt niet weg dat individuele uitbreidingswensen toelaatbaar zijn. Het gaat dan over het algemeen om perceelsgebonden, kleinschalige aanpassingen aan woningen die geen afbreuk doen aan de structuur van een wijk of straat. De individuele verbouwplannen moeten uiteraard wel passen binnen de bestaande ruimtelijke karakteristiek van de wijk en de straat zoals in het voorgaande is beschreven.

Over het algemeen liggen de uitbreidingsmogelijkheden aan de achterzijde van de woning. In Lewenborg liggen de mogelijkheden echter ook vaak aan de voorzijde, omdat bepaalde woningtypen juist op deze wijze zijn ontworpen.

2.1.3 Nieuwe ontwikkelingen

Het Stedenbouwkundig plan Centrumzone Lewenborg (2001), gewijzigd in 2004, is op dit moment in uitvoering. Het plan is overgenomen in dit bestemmingsplan. Voor enkele gebieden geldt anno 2011 nog onzekerheid. Sinds de crisis die in 2008 begon, hebben lopende ontwikkelingen vertraging opgelopen en worden bouwopgaven uitgesteld. Dat betekent dat op sommige locaties wellicht weer wordt afgeweken van het stedenbouwkundig plan. Voor zover het hier nieuwe ontwikkelingen betreffen zijn deze niet meegenomen in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0014.jpg"

Ontwikkelingslocaties Lewenborg

Omgeving winkelcentrum Lewenborg

Volgens het laatste stedenbouwkundig plan uit 2004 was het de bedoeling om aan de Kombuis, in de bocht van de Lewenborgsingel, een hogere bouwmassa toe te staan. Hier wordt mogelijk weer teruggegrepen op het stedenbouwkundig plan van 2001 waarbij grondgebonden woningen in de bocht worden gebouwd.

De strip met voorzieningen vanaf het wijkcentrum tot aan het Activiteitencentrum Lewenborg (ACL) wordt nader bezien. Hier gaat mogelijk een uitwisseling van functies plaatsvinden en wordt geprobeerd het gebied meer op te laten gaan in de stedenbouwkundige structuur van het winkelcentrum. Dat betekent een duidelijke entree naar het centrum en een voorkant aan de Lewenborgsingel. De bibliotheek, die is verhuisd naar het wijkcentrum, zou kunnen worden ingevuld met woningbouw. Ook het ACL is inmiddels verhuisd naar het wijkcentrum. De gedachten is om het ACL een groenbestemming te geven. Hierdoor krijgt het wooncomplex de Mercator zicht op de singel en wordt een duidelijk voorerf gecreëerd. Deze ontwikkeling wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. De invulling van de Zwembadlocatie is op dit moment nog niet duidelijk. Het stedenbouwkundig plan gaat uit van hoogbouw. De definitieve uitwerking en de inrichting van de openbare ruimte alsmede de planning van deze ontwikkeling zijn nog onbekend. Voor de Zwembadlocatie zijn de bouwmogelijkheden uit het oude bestemmingsplan overgenomen. Bij initiatieven die afwijken van deze regeling zal een aparte juridisch-planologische procedure worden doorlopen.

In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor nieuwe ontwikkelingen aan de Midscheeps (zie paragraaf 4.3 Toelichting op de artikelen).

Aldilocatie - Lichtboei

De detailhandelslocatie aan de Lichtboei staat eveneens ter discussie. Hier was een plan voor woningbouw ontwikkeld. Ook hier heeft in verband met de crisis van 2008 een heroverweging plaats gevonden. Er is gezocht naar zowel tijdelijke als permanente invulling van het huidige pand. Op dit moment is de toekomstige bestemming onbekend. Ook voor deze locatie is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Boerhoflocatie

De locatie rondom de voormalige garage Boerhof aan de Rijksweg is al grotendeels herontwikkeld met woningbouw. Een klein gedeelte aan de voorkant van het terrein is nog niet ingevuld. Vanwege milieucontouren (LPG) en bodemverontreiniging is woningbouw hier niet zondermeer mogelijk. Conform het Stedenbouwkundig plan kan de verkeersbestemming hier door middel van een wijzigingsbevoegdheid worden omgezet naar dienstverlenende functies en lichte vormen van bedrijvigheid. Hierbij zijn vanuit milieuhygiënisch oogpunt voorwaarden opgenomen zodat in elk geval voldaan kan worden aan de afstandseisen.

Het Q8 tankstation heeft een maximale, vergunde doorzet van 1.000 m3 lpg per jaar. De aan te houden afstanden voor een dergelijke inrichting bedragen:

  • 35 meter vanaf het vulpunt;
  • 25 meter vanaf de tank;
  • 15 meter vanaf de afleverzuil.

Slechts een klein deel van het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid ligt valt binnen deze contouren.

Binnen de contouren mogen geen kwetsbare objecten (woningen, scholen e.d.) worden geprojecteerd. Voor deze objecten gelden deze contouren als grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten gelden deze afstanden als zogenoemde richtwaarde. Dit betekent dat beperkt kwetsbare objecten wel binnen deze afstanden geprojecteerd kunnen worden mits er veiligheidsmaatregelen worden getroffen.

De nu voorgestelde functies vallen in de categorie beperkt kwetsbare objecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0015.jpg"

Ontwikkelingslocatie Lichtboei

2.2 Wonen

Beleid

De centrale ambitie van het gemeentelijke woonbeleid de komende jaren is om een ieder zoveel mogelijk naar zijn zin te laten wonen. Daarom moet er genoeg te kiezen zijn in woningtype, woonmilieu en wijk. Kwaliteit is daarbij het sleutelbegrip. Het gaat dan niet alleen om de woning maar ook om de woonomgeving. Dit betekent dat de openbare ruimte goed en bruikbaar is ingericht en dat de voorzieningen zoveel mogelijk aansluiten bij de verschillende leefstijlen in de wijk of buurt. Maar ook dat er in wijken en buurten naar elkaar omgekeken wordt (WMO-beleid) en dat ze duurzaam ingericht zijn.

Woningvoorraad

In het structuurplan van 1969 zijn voor het eerst de contouren geschetst van Lewenborg als antwoord op de destijds toenemende suburbanisatie naar omliggende gemeenten. De woningen in Lewenborg zijn gebouwd vanaf 1971. Om gezinnen te behouden zijn met name grondgebonden woningen gebouwd, alhoewel in Lewenborg ook hoogbouw in het centrum van de wijk gerealiseerd is. In het kader van fysieke wijkvernieuwing zijn inmiddels wel een aantal flats gesloopt, waarvoor in de plaats grondgebonden woningen zijn gebouwd. Rond het winkelcentrum zijn daarentegen in 2009 wel nieuwe appartementen gebouwd. Van de totale woningvoorraad in Lewenborg, die 3900 woningen telt, is grofweg twee derde een eengezinswoning. Het betreft bijna alleen maar rijwoningen. Het merendeel van deze woningen zijn in bezit van eigenaar-bewoners. Dit geldt voor twee derde van het aantal grondgebonden woningen. Bij de gestapelde woningen is de verhouding andersom. Van de gestapelde woningen hebben de corporaties 70% in bezit. In Lewenborg worden door de woningcorporaties de komende jaren nog 100 woningen nieuw gebouwd, allemaal in het centrum van de wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0016.png"

Rondom Lewenborg zijn in de jaren '90 van de vorige eeuw drie nieuwe buurten gekomen. Dit zijn Drielanden, Ruischerwaard (vooral als aanvulling op Ruischerbrug) en Zilvermeer. In deze drie wijken zijn alleen maar grondgebonden woningen gebouwd.

De buurt Drielanden, die 400 woningen telt, bestaat uit drie delen: Waterland, Zonland en Mooiland. In Waterland en Zonland staan rijwoningen. In Mooiland staan vrijstaande en twee-onder-een-kap-woningen. Het overgrote merendeel van de woningen in Drielanden zijn van eigenaar-bewoners. In Drielanden staan twee blokken woningen die in bezit zijn van een woningcorporatie.

In Zilvermeer staan 86 vrijstaande en twee-onder-een-kap woningen. Dit zijn allemaal woningen die in bezit zijn van eigenaar-bewoners.

Ruischerwaard heeft ruim 500 woningen, vooral rijwoningen (70%). De overige 30% zijn twee-onder-een-kap en gestapelde woningen. Het percentage eigen-woning bezit bedraagt 94%.

Bevolkingsontwikkeling

Lewenborg is ontwikkeld als gezinswijk. Die zijn er dan ook in grote getale komen wonen. Als gevolg van de instroom van gezinnen in het begin, treedt nu een te verwachten demografisch proces op: de huishoudens die vlak na oplevering van de woningen in Lewenborg kwamen wonen en er nog steeds wonen, zijn aan het vergrijzen en de kinderen hebben het huis veelal verlaten.

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan

Ten aanzien van het wonen is het de bedoeling dat het bestemmingsplan de huidige structuur vastlegt. Mede met het oog op de demografische ontwikkelingen moeten er voldoende mogelijkheden zijn om woningen uit te breiden, bijvoorbeeld in verband met levensloopbestendigheid of ter verhoging van de toekomstige gebruikswaarde.

2.3 Voorzieningen En Bedrijvigheid

Binnen het plangebied komen diverse voorzieningen voor. Het betreft met name wijkgerichte voorzieningen. De meeste zijn geconcentreerd in en rond het winkelcentrum. Een aantal liggen verspreid over de wijk.

detailhandel

Het grootste deel van de detailhandel is gevestigd in het winkelcentrum Lewenborg. Hier bevinden zich twee supermarkten en diverse speciaalzaken. Daarnaast zijn er verschillende voorzieningen aanwezig zoals een videotheek, kappers en banken. Aan de Rijksweg bevindt zich een supermarkt en een tankstation. Van deze voorzieningen wordt ook veelvuldig gebruik gemaakt door de bewoners van Ruischerwaard, Ulgersmaborg en Ten Boer.

onderwijs / kinderopvang

Binnen het plangebied staat een aantal basisscholen. Aan een aantal hiervan is een buitenschoolse opvang gekoppeld. Aan de Vaargeul is de Catamaran gevestigd. De school ligt temidden van woningbouw en groen. In de scholendriehoek aan De Kiel zijn de Swoaistee en het Kompas gelegen. Dit complex ligt verder van woningen af aan de groenstructuur van de Lewenborgsingel. Aan de Valreep bevindt zich de Tweemaster. Aan de Kluiverboom is in 2009 de nieuwbouw van De Kimkiel geopend, een basisschool voor speciaal onderwijs. Het opvallend ontwerp ligt in een groene ecozone. Het ontwerp volgt de rondingen van de Kluiverboom. De lokalen en gemeenschappelijke ruimten zijn georiënteerd op het binnenterrein. Naar de Kluiverboom is een dichte wand geplaatst.

Aan de Kluiverboom / Langszij is een nieuw scholencomplex ontwikkeld. Hier zijn drie scholen (Werkmancollege, Wessel Gansfortcollege en Star Numanschool) in één gebouw gehuisvest. Bij het ontwerp voor het nieuwe gebouw heeft duurzaamheid een belangrijke rol gespeeld. Er is een combinatie gemaakt met de voetbalvereniging FC Lewenborg. Deze beschikt over een aantal kunstgrasvelden aan de overkant van de Stadsweg. Hier is een sportzaal met kantine gerealiseerd. De sportzaal is tevens bedoeld voor het scholencomplex. Beide gebouwen zijn middels een brug over de Stadsweg met elkaar verbonden. Voor de nieuwbouw is een afzonderlijke procedure gevolgd, waardoor deze ontwikkeling in het bestemmingsplan kan worden opgenomen.

overige voorzieningen

Aan de noordkant van de Kluiverboom, tegenover De Kimkiel, is een kinderboerderij gelegen. Deze kinderboerderij met dierenweide behoort tot de Stichting Dierenweides Groningen. Hierbij zijn ook een spelotheek en kinderdagopvang gevestigd. In het centrum van Lewenborg ligt een sporthal en aan de westkant van het plangebied, grenzend aan de oostelijke ringweg, liggen diverse voetbalvelden. Hier is ook een tennisvereniging met een tweetal tennisbanen gelegen. Net buiten het plangebied bevindt zich aan de noordkant het sport- en recreatiegebied Kardinge.

overige bedrijvigheid

Zelfstandige bedrijven komen in de wijken bijna niet voor. Alleen de bebouwing aan de Rijksweg kent vanuit de historie een veelheid aan functies. Met name meer oostelijk, ten oosten van de ongelijkvloerse kruising met de Beneluxweg (Ringweg), is dit het geval. Ter hoogte van Lewenborg is de bebouwing aan de Rijksweg daarom van eenzelfde bestemming voorzien dan het meer westelijk gelegen deel van de Rijksweg (in paragraaf 4.3.1 Artikelsgewijze toelichting is deze bestemming beschreven. Ook hier kunnen nieuwe functies naast het wonen ontstaan.

Tot slot kunnen de aan-huis-verbonden-beroepen worden genoemd. Dit zijn de (dienstverlenende) bedrijfjes en praktijkruimten aan huis.

uitgangspunten

Het doel van dit bestemmingsplan is om de bedrijven en voorzieningen, zoals weergegeven in het kaartje, van een adequate bestemming te voorzien. Het huidige gebruik wordt planologisch geregeld en waar mogelijk biedt het plan enige uitbreidingsruimte, wat betreft de bebouwing. Dit is mogelijk omdat de functies in een lage milieucategorie (zie paragraaf 3.4.2) vallen en zich goed verhouden tot de woonfunctie.

De eerder genoemde aan-huis-verbonden-beroepen passen zonder meer in de woonbestemming. Deze, over het algemeen dienstverlenende bedrijfjes en voorzieningen, krijgen in het bestemmingsplan daarom geen specifieke bestemming of aanduiding. Uiteraard geldt voor de aan-huis-verbonden-beroepen dat de woonfunctie de hoofdfunctie van het betreffende pand moet blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0017.jpg"

Spreiding van de voorzieningen in de wijk

2.4 Verkeer

De verschillende gemeentelijke beleidsnota's gaan uit van een nauwe samenhang tussen het ruimtelijke beleid en het verkeers- en vervoersbeleid. Dit tegen de achtergrond van het verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid van de stad. Het verkeers- en vervoersbeleid is vooral gericht op stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en langzaam verkeer. Dit impliceert een efficiënter gebruik van de bestaande verkeersruimte en een duidelijke verkeersstructuur. De doorstromingscapaciteit op het stedelijke hoofdwegennet en bundeling van verkeersstromen is daarbij van belang. In de tussenliggende gebieden is een zo aangenaam en veilig woon- en leefklimaat het doel.

In het kader van het landelijke concept “Duurzaam Veilig” zijn in de gemeentelijke nota “Kalm aan en rap een beetje” alle wegen in de gemeente Groningen onderverdeeld in een drietal categorieën, te weten stroomwegen (ringwegen), gebiedsontsluitingswegen (50 km/u), waar stromen centraal staat en erftoegangswegen (30 km/u), waar verblijven centraal staat.

Autostructuur

Aan de westzijde wordt het gebied begrensd door een stroomweg, de oostelijke ringweg (Beneluxweg). De aansluiting op de oostelijke ringweg via de Kluiverboom is momenteel gelijkvloers uitgevoerd. Op korte termijn wordt de aansluiting van de oostelijke ringweg op de Lewenborg/Ulgersmaborg uitgevoerd als Haarlemmermeer aansluiting. Dit betekent dat de route Kluiverboom-Akeleiweg over de Oostelijke Ringweg heen gaat en dat aan weerszijden van de Ringweg op- en afritten worden aangelegd. De nieuwe aansluiting is alleen geschikt voor het gemotoriseerde verkeer. Voor het langzame verkeer is op deze aansluiting net als in de huidige situatie geen mogelijkheid om de Ringweg te kruisen. De aansluiting van de Oostelijke Ringweg op de Rijksweg (N360) is reeds ongelijkvloers. In de provinciale planstudie N360/N46 Groningen - Delfzijl worden mogelijk verbeteringen voorgesteld voor deze aansluiting.

In het zuidelijke deel van het gebied loopt de N360 die Groningen met Delfzijl verbindt. De N360 is gecategoriseerd als een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom. De kruising met Ruischerwaard naar het zuiden en het tankstation en de Albert Heijn naar het noorden is gelijkvloers vormgegeven door middel met verkeersregelinstallaties. Een voorrangskruispunt regelt het verkeer, ten oosten van het kruispunt met Ruischerwaard, dat van het tankstation en de Albert Heijn komt.

De aansluiting met de N46 is ongelijkvloers uitgevoerd door middel van op- en afritten. Het betreft een Haarlemmermeeraansluiting. Ten oosten van het gebied liggen de Bakboordswal en de Noorddijkerweg. De Bakboordswal loopt door het gebied heen vanaf de Noorddijkerweg en is een gebiedsontsluitingsweg. De Noorddijkerweg is een erftoegangsweg.

In het gebied zelf zijn verder de Bakboordswal ten westen van de Lijzijde, de Lijzijde ten noorden van de Bakboordsweg, de Stuurboordwal en de Kluiverboom de gebiedsontsluitingswegen. Alle overige wegen in het gebied zijn erftoegangswegen (woonstraten), waar verblijven centraal staat en een maximum snelheid van 30 km/u geldt. De wijk kent geen straten met eenrichtingsverkeer.

Overgangen van een gebiedsontsluitingsweg naar een erftoegangsweg zijn zo vormgegeven dat de weggebruiker wordt gewezen op het veranderde snelheidsregiem en het te verwachten verkeersgedrag. De aansluitingen op de gebiedsontsluitingswegen zijn in de meeste gevallen vormgegeven door middel van een inritconstructie. De kruispunten van de Bakboordswal met de Sloep en met de Loefzijde zijn vormgegeven door middel van een rotonde.

Fietsstructuur

In de beleidsnota “Fietsverkeer 2000” wordt de fietsstructuur in de stad onderverdeeld in een hoofdstructuur en een secundaire structuur. In het plangebied behoren de Langszij, Kluiverboom – Bakboordswal, Stuurboordswal, Loefzijde – Midscheeps en de Rijksweg N360 tot de hoofdstructuur. De Kluiverboom – Bakboordswal, Stuurboordswal en Rijksweg hebben vrijliggende fietspaden. De loefzijde beschikt over fietsstroken en de Midscheeps is alleen voor fietsers en voetgangers.

De Overloop, Lijzijde, Bakboordswal ten oosten van de Lijzijde, de Wimpel tussen de Lijzijde en de Noordijkerweg en het verlengde van zowel de Stuurboordswal en Midscheeps behoren tot de secundaire fietsstructuur. De Overloop, Bakboordswal ten oosten van de Lijzijde en het verlengde van de Stuurboordswal, Wimpel en Midscheeps zijn aparte fietspaden. De Lijzijde en de Wimpel hebben niet de beschikking over een aparte fietsstructuur.

Parkeren

Het parkeren vindt afwisselend op eigen terrein of in het openbare gebied plaats. Daarbij geldt in het gehele gebied gratis parkeren.

Bij nieuwbouwplannen dient rekening te worden gehouden met voldoende parkeerruimte voor zowel de auto als de fiets. Het aantal parkeerplaatsen voor de auto wordt bepaald door de geldende gemeentelijke parkeernormen. De kosten van de parkeerplaatsen zijn voor rekening van de ontwikkelaar. De parkeerplaatsen dienen in principe op eigen erf te worden gerealiseerd.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer maakt grotendeels gebruik van de gebiedsontsluitingswegen in het gebied als mede de Loefzijde. Lijn 3 en lijn 26 rijden via de Loefzijde, Stuurboordswal, Lijzijde, Bakboordswal en Kluiverboom. Lijn 40, 42 en 47 maken gebruik van de Kluiverboom en de Bakboordswal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0018.jpg"

Verkeersstructuur auto

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0019.jpg"

Verkeersstructuur fiets

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

De bedoeling van de wegen en paden in het plangebied is om deze door middel van een passende bestemming vast te leggen. Ook voor deze bestemming geldt dat een zeker marge wordt aangehouden, zodat geringe aanpassingen aan de paden en de kruispunten binnen het bestemmingsvlak tot stand kunnen komen. Hierbij moet ook gedacht worden aan aanpassingen ter verbetering van de verkeersveiligheid.

2.5 Openbare Ruimte

2.5.1 Groenstructuur

Lewenborg wordt gekenmerkt door grote groengebieden. Het groen nam een belangrijke plaats in bij het ontwerp van de wijk. Tot op heden heeft Lewenborg een groene uitstraling en bevinden zich binnen het plangebied belangrijke ecologische waarden.

De hoofdontsluiting (wijkring) van Lewenborg wordt begeleid door een brede groenzone. Dit kan worden gezien als een belangrijke ruimtelijke hoofdstructuur, de ruggegraat van de wijk. Deze structuur ondersteunt de hoofdopzet van het stedenbouwkundig ontwerp. De Bakboordswal en Stuurboordswal liggen in een brede groene setting. Binnen de verschillende stempels komt eveneens veel groen voor. Dit zijn de kleinere, meer intieme groene invullingen bestaand uit een trapveldje, speelplekje of wijkgroen. In een enkel geval is ook een waterpartij in het groen aangelegd. In onderstaande figuur is het aandeel groen in de wijk goed zichtbaar. Tussen de eerste woningen van de wijk en de Beneluxweg ligt eveneens een groene zone. Hierin zijn sportvoorzieningen aanwezig waarop recentelijk de uitbreiding van een scholencomplex is gesitueerd. Opvallend is de overgang tussen Lewenborg en het buitengebied. De Noorddijkerweg is goed herkenbaar als lintstructuur doordat de achterkanten van bebouwing in Lewenborg op redelijke afstand liggen van de bebouwing aan de Noorddijkerweg. Het contrast tussen stad en land is hier duidelijk vorm gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0020.jpg"

De groenstructuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0021.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0022.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0023.png"

Openbaar gebied in Lewenborg (pleintje, speelterrein en singel aan de Midscheeps)

Een bijzonder deel van het openbaar groen is het Le Roy-gebied. Het gebied is genoemd naar zijn grondlegger de kunstenaar / schrijver Louis Le Roy. De groenstrook die zich uitstrekt van de Wimpel tot aan het Kluisgat is een toegankelijke groene oase waar buurtbewoners en passanten van de natuur kunnen genieten. Buurtbewoners hebben een grote inbreng bij het onderhoud en de inrichting van het gebied. Het gebied wordt gezien als een soort collectieve tuin. De fundamentele gedachte van Le Roy achter dit gebied is dat er geen vastomlijnde plannen liggen voor de ontwikkeling hiervan en dat het zich op lange termijn moet bewijzen. Hierbij moet men aan duizenden jaren denken (aldus Le Roy). De natuur mag z'n gang gaan en de mens mag ingrijpen waar hij wil.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0024.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0025.jpg"

Inrichting in groen volgens de Le Roy-gedachte

De Stadsweg is een historische route die door Lewenborg loopt. Zoals eerder al beschreven is deze route vrijwel niet meer herkenbaar. Alleen aan de westkant en de oostkant loopt de route als een fietspad, aangekleed door groene gebieden, door het gebied. Het is van belang om deze route, voorzover nog herkenbaar, te behouden, danwel te versterken.

De wijk Ruischerwaard kent minder groene gebieden. Deze zijn beperkt tot groene speelweides tussen de drie wooneilandjes. Deze gebieden zijn haaks georiënteerd op het Eemskanaal en het Damsterdiep waardoor de relatie met het water wordt versterkt. De openheid en zichtlijnen zijn hier erg belangrijk. Drielanden kent daarentegen een ruimere groene opzet waarbij ook het water en riet meegerekend kunnen worden. Hier is een duidelijke hoofdstructuur in te herkennen met een blauwe scheiding tussen de drie buurten. Dit geldt ook voor Zilvermeer. De wijken liggen als enclaves tussen groen en water. Handhaving van ecologische natuurwaarden is de inzet van dit bestemmingsplan. Deze waarden worden onder de bestemmingen Groen en Water ondergebracht.

Boomstructuurplan

In het boomstructuurplan zoals vastgesteld in 2002 is de huidige situatie weergegeven en daarnaast de gewenste situatie met betrekking tot boomstructuren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een hoofd- en nevenstructuur. De bomenhoofdstructuur is belangrijk op stedelijk niveau en de nevenstructuur is belangrijk voor de wijk. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt in de wenselijke grootte van de bomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0026.jpg"

Boomstructuurplan

Zoals uit het kaartje is af te leiden is Lewenborg een wijk dooraderd met bomenhoofdstructuren (bruin-rood gekleurd) en verspreid liggende groene elementen. Belangrijke bomenhoofdstructuren worden gevormd langs de hoofdverkeerswegen: Stuurboordswal, Lijzijde, Kluiverboom, Bakboordswal en de Rijksweg. Een andere bomenhoofdstructuur in Lewenborg loopt parallel en ten noorden van de Bakboordswal, langs het pad Midscheeps westwaarts. Hierlangs is in 2009 in het kader van wijkvernieuwing een grote watergang (Lewenborgsingel) gegraven begeleid door boomgroepen.

Ruischerwaard is een langgerekt stadsdeel omkaderd door een belangrijke bomenhoofdstructuur langs het Eemskanaal en de overzijde van het Damsterdiep.

Groenstructuurvisie

In de groenstructuurkaart (maart 2009) is voor de basisgroenstructuur aangegeven dat hier sprake is van hoogwaardige, integrale groenblauwe verbindingen op stedelijke schaal. Vaak zijn deze verbindingen multifunctioneel en zowel ecologisch, als recreatief, cultuurhistorisch en ruimtelijk van belang om de voor wonen, werken of recreëren gewenste omgevingskwaliteit te bereiken. De groenelementen en -structuren die deel uitmaken van de basisgroenstructuur staan niet op zichzelf, maar hebben binnen de stad nauwe relaties met de diverse 'sectorale' netwerken, zoals de bomenstructuur, de ecologische verbindingen, waterstructuren en recreatieve routes. Gestreefd wordt naar versterking van de functionele kwaliteit en complementering van de samenhang in het netwerk.

Wat betreft Lewenborg is op deze kaart goed de samenhang te zien van de groenelementen. De basisgroenstructuur wordt gevormd door de brede groene linten door de wijk en het 'wijkpark' tegen Kardinge, het park Lewenborg aan de westzijde en de verschillende groene gebiedjes. In het Le Roygebied is 30 jaar geleden met veel bewonersparticipatie het groen natuurlijk omgevormd. De natuurlijke processen en menselijke invloeden zijn in deze gebiedjes in 2009 door de gemeente ingekaderd zodat het groen minder ruig is geworden.

Ruischerwaard is een smalle wijk met basisgroenstructuur aan de oostzijde van de wijk en langs het Eemskanaal.

2.5.2 Waterstructuur

De belangrijkste waterstructuren liggen net buiten het plangebied. Het Damsterdiep en het Eemskanaal liggen aan de zuidzijde van het plangebied. Ruischerwaard ligt tussen beide kanalen in. De kanalen zelf zijn opgenomen in het bestemmingsplan “Openbaar vaarwater”. Ten noordwesten van het plangebied ligt het Zilvermeer, een waterpartij met strand dat grenst aan recreatiegebied Kardinge. De wijk Zilvermeer grenst aan het meer. Een wandelpad in de vorm van een steiger loopt langs de rand van de wijk.

Binnen het plangebied is het water in en rond Drielanden van grote ecologische waarde. Hier neemt het water, naast de groene oevers, een belangrijke plaats in de stedenbouwkundige structuur in. In Lewenborg liggen enkele vijvers in het groen verscholen. De Lewenborgsingel is een belangrijke waterstructuur door de wijk. Deze groenblauwe structuur geldt als hoofdstructuur. De Lewenborgsingel zorgt voor een continuïteit in de wijk. Aan de singel zijn het winkelcentrum gelegen en diverse maatschappelijke voorzieningen.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het is de bedoeling om door middel van dit bestemmingsplan de groen- en waterstructuur te beschermen, met name het Le Roy gebied. De hoofdstructuren worden dan ook van een specifieke groen- en waterbestemming voorzien.

Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden / Omgevingsaspecten

3.1 Archeologie

In 1992 is door Nederland het 'verdrag van Valetta' ondertekend, in de volksmond ook wel 'verdrag van Malta' genoemd. Het verdrag van Malta is wettelijk vertaald met een ingrijpende wijziging in de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten, zoals de Ontgrondingenwet en de Woningwet. Hierin wordt de verantwoordelijkheid voor een goede omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden bij de gemeenten gelegd. De bescherming van die waarden dient te worden meegenomen in de ruimtelijke ordening, dat wil zeggen de bestemmingsplannen.

Elk bestemmingsplan dient vanaf 1 september 2007 een paragraaf archeologie te bevatten, waarin wordt aangegeven welke archeologische waarden in het plan aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Daarnaast dient het bestemmingsplan regels te bevatten om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen. Die regels kunnen in enkele op archeologische gronden geselecteerde gebieden aan de omgevingsvergunningen worden gehangen. Daarmee wordt de aanvrager van een dergelijke vergunning verantwoordelijk voor het behoud van archeologisch erfgoed. De Monumentenwet 1988, de erfgoedverordening van de gemeente en dit bestemmingsplan beschrijven vervolgens de procedure.

Er is in het grootste gedeelte van het plangebied géén archeologisch (voor)onderzoek verricht en de gegevens over de ligging van archeologische waarden zijn daarmee (nog) schaars.

In het plangebied worden heel weinig archeologische waarden verwacht. Bij de aanleg van de wijk zullen de eventueel aanwezige archeologische waarden waarschijnlijk verloren zijn gegaan. Er kan echter niet worden uitgesloten dat er zich nog archeologische sporen en resten bevinden in het plangebied die gerelateerd zijn aan vroegere bewoning. Het feit dat er niet zoveel vondsten in het gebied bekend zijn, wil dus niet zeggen dat het gebied ook 'archeologisch leeg' is. Mochten er bij werkzaamheden in het gebied archeologische resten aantroffen worden, dan dienen deze te worden gemeld bij de gemeentelijk archeoloog conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.

Hieronder wordt kort de bewoningsgeschiedenis van het plangebied weergegeven.

Ontginning en verkaveling

Lewenborg is aangelegd op laaggelegen weidegebieden in een voormalig veen-op-kleigebied. In een ruime boog om Zuidwolde, Bedum en Thesinge heen - dit gebied heet de Wolden - maakte dit veen verbinding met de venen in het zuidoosten van de provincie. Het plangebied ligt grofweg tussen de meanders van de oude Hunze en het dorp Noorddijk.

Het gebied is tot ongeveer het jaar 1000 niet heel geschikt geweest voor bewoning. Rond het jaar 1000 is sprake van een grootschalige ontwikkeling en ontginning van de randen van de uitgestrekte veengebieden ten westen en ten oosten van, toen nog het dorp, Groningen. Waarschijnlijk is door een relatief droge periode het veen toegankelijk geworden en is de ontginning ingezet. Dit gebeurde door het graven van sloten en vond in oostelijke richting plaats vanaf de hooggelegen oeverwallen van de Hunze. Zodoende ontstonden langgerekte smalle percelen en haaks daarop wegen, zogenaamde nederzettingsassen. Deze nederzettingsassen werden gevormd door een open lint van solitaire gebouwen. Op het veen werd akkerbouw bedreven, vee geweid en turf gestoken. Als gevolg daarvan erodeerde het veen, daalde het maaiveld en trad vernatting op. Om deze vernatting in de hand te houden werden maren, zoals de Noorddijkermaar, gegraven en ontstonden in de middeleeuwen de zijlvesten, die de waterhuishouding regelden. Al eerder werden boerderijen en ook kerken op kleine wierden gebouwd. Langs de Noorddijkerweg zijn daarvan nog enkele voorbeelden te vinden. De nu bekende wierden zijn echter allen buiten het plangebied gelegen, omdat de Noorddijkerweg en de percelen ten westen ervan buiten dit bestemmingsplan vallen.

Stadsweg

Op de kadastrale minute van 1830 is te zien dat er een weg vanuit de stad naar het oosten loopt. Deze zeer oude middeleeuwse kleiweg wordt de Stadsweg genoemd. Omdat de weg in het begin een tracé volgt dat geen verband toont met de verkaveling, wekt het de indruk ouder te zijn dan de omliggende verkaveling (Van de Broek, J., Groningen, een stad apart. Over het verleden van een eigenzinnige stad (1000-1600). Groningen, 2007, pag. 387).

Verder naar het westen maakt de Stadsweg een dubbele knik waarna hij een kavellijn volgt die in de 'nieuwe' percelering past en die geraaid is op de driesprong Kleiweg/Korreweg. De weg liep via Noorddijk, Garmerwolde, Ten Boer en Ten Post naar een klein gehucht (Muda) bij Garrelsweer. Bij dit gehucht stak de Stadsweg het Damsterdiep over om vervolgens parallel (zuidkant) aan deze waterloop te eindigen aan de Eems.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0027.png"

De kadastrale minute uit 1830, waarop de Stadsweg te zien is, lopende vanaf de huidige ringweg tot voorbij Noorddijk

De Stadsweg is bij de aanleg van de wijk Lewenborg in de jaren zeventig voor het grootste gedeelte vernietigd. Slechts op drie plaatsen in het plangebied is de weg nog te herkennen:

  • Aan de westkant van Lewenborg komt de Stadsweg binnen bij Langszij en loopt dan door als fietsroute tussen Lichtboei en Vaargeul. Binnen het plangebied is het nog bestaande deel van de route aan de westzijde van Lewenborg voldoende beschermd door middel van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.
  • Waar de Stadsweg een knik maakt naar het oosten is op de kadastrale minute langs de weg een klein boerenplaatsje te zien. Het verkavelingspatroon rond het boerenplaatsje is nog bewaard gebleven, evenals de sloten die de loop van de 'knik' in de stadsweg weergeven. Het is van belang dat bovengenoemde sloten niet gedempt of veranderd worden, teneinde het verkavelingspatroon dat de plaats van de weg aangeeft te bewaren.
  • In het noordoostelijke deel van het plangebied, in het verlengde van de Wimpel zet de weg zet zich buiten het plangebied voort als fiets- en wandelpad tussen de weilanden richting Ten Post. Het deel van de weg dat zich binnen het plangebied bevindt, is op de plankaart met 'cultuurhistorische waarden' aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0028.png"

De kadastrale minute gecombineerd met de huidige slootverkaveling. Duidelijk is nog de 'knik' in de stadsweg te zien, alsmede de kavel waar een boerderijtje gestaan heeft.

3.2 Ecologie

Ecologische groenstructuur

Dit relatief jonge stadsdeel kenmerkt zich door een natuurlijke en rijk vertakte groenstructuur die goed verdeeld over de hele wijk aanwezig is. De wijk ligt aan de stadsrand en de groenstructuren zijn goed verbonden met het buitengebied. Het zijn vooral de Bakboords- en Stuurboordswal, het Wijkpark ten zuiden van de Overloop, en de verschillende groenstructuren langs de watergangen en de vijvers zoals Langszij, Midscheeps, Eemskanaal en Drielanden en het bekende Le Roy-gebied die belangrijke natuurfuncties dragen. Daarnaast ondersteunen talrijke particuliere groene tuinen de groenstructuur.

Ecologische waarden

Ecologisch gezien zijn het met name Drielanden, het zuidelijk deel van het Wijkpark, het Le Roy gebied, het groen langs Langszij, de Bakboords- en Stuurboordswal, de noordwestrand van Zilvermeer en het Midscheeps die van belang zijn. Deze gebieden en verbindingszones zijn vastgesteld op de Stedelijke Ecologische Structuurkaart van 2008. Hier leven belangrijke (deel)populaties van onder andere verschillende (beschermde) vleermuissoorten, marters, egels, muizen, planten, libellen, vlinders en veel vogelsoorten. In het bijzonder de wijk Drielanden kent hoge natuurwaarden met onder andere orchideeën, ijsvogels, bunzings en groene glazenmakers. Eveneens komen aan de noordelijke randen van Zilvermeer orchideeën voor.

Ook de kleinere groenstructuren die soms wat meer diffuus in de wijk liggen, werken versterkend. Dit zijn ondersteunende groenaders die de wijk voor genoemde diergroepen ontsluiten en verbinden.

Verschillende vleermuissoorten gebruiken de boomstructuren en/of waterwegen als foerageerplek en trekroute. Deze trekroutes zijn wettelijk beschermd. Behoud en versterking van deze zones is van groot belang. Genetische uitwisseling en klimaatopwarming vragen om duurzame goed functionerende ecologische verbindingen.

Alle boomstructuren in het gebied zijn waardevol voor vogels en vleermuizen als nestplaats, voedselvoorziening en trekroute. De inrichting en het beheer in het gebied moeten afgestemd zijn op het Doelsoortenbeleid noord.

Waterstructuur

Vooral waterstructuur Drielanden en de in ontwikkeling zijnde waterstructuur Midscheeps zijn ecologisch van belang. Daarnaast zijn de vele vijvers belangrijk.

Deze wateren zijn belangrijke voortplantingsbiotopen voor vissen, watervogels, amfibieën en libellen. Vogels, denk bijvoorbeeld aan de ijsvogel, blauwe reiger en aalscholver, maar ook vleermuizen gebruiken het als foerageergebied. In de vijver van de Loefzijde komt een redelijke voortplantingspopulatie van de gewone pad voor.

In de oostelijke watergang van Drielanden komt een populatie van de zwaar beschermde groene glazenmaker voor, op de waterplant krabbenscheer.

Voor de ecologische wateren wordt gestreefd naar een hogere waterkwaliteit (sanering riooloverstorten), doorzicht, doorstroming, ondergedoken waterplanten en het ontwikkelen van ecologische oevers. Bij de meeste watergangen, uitgezonderd Drielanden en Midscheeps, is het doorzicht en de doorstroming nog onvoldoende. Veel taluds zijn zeer steil of verhard waardoor ecologische kwaliteiten van oeverbeplanting ontbreken.

Het water en de oever zijn van belang als effectieve trekroute voor daaraan verbonden flora en fauna.

Gewenste ontwikkeling

Genetische uitwisseling en klimaatopwarming vragen om duurzame, goed functionerende kerngebieden en ecologische verbindingen tussen groengebieden.

Optimale stadsverbindingen zijn minimaal 25 meter breed en bevatten benevens een waterstructuur een boom-, struik- en kruidlaag om voor een doelsoort als wezel en egel passeerbaar te zijn. Bij langere verbindingszones zijn aansluitende kleinere groengebieden als ondersteuning van belang.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt niet alleen het behoud van de genoemde kerngebieden en verbindingszones maar juist ook het veiligstellen en ecologisch functioneel houden van de “ecologische stadspoorten” – Stuurboords- en Bakboordswal als verbinding of aansluiting met het buitengebied en de nationale ecologische hoofdstructuur (EHS). Ook de verbindingen met de binnenstad zijn belangrijk. Het gaat hier om de verbinding Kluiverboom, Stadsweg met Kalmoesstraat en Kluiverboom met oostelijke groenzone Oostelijke ringweg.

Voorts moet gezocht worden naar mogelijkheden om de plaatselijk harde oevers om te vormen naar meer ecologische oevers.

Het inrichting en het beheer van alle groengebieden moeten afgestemd zijn op het Doelsoortenbeleid Noord.

Overige aandachtspunten

De bouwwijze van huizen in dit stadsdeel kenmerken zich voor een groot deel door het ontbreken van holten en spleten in daken en gevels. Deze holten zijn van belang voor waardevolle stadsdieren als gierzwaluwen, huismussen, roodstaarten en verschillende vleermuissoorten.

De aantallen van deze soorten nemen stadsbreed af. In Ruischerwaard zijn enkele kleinere huismuskolonies aanwezig evenals in woningen in Lewenborg met dakpannen. Momenteel zijn er voor deze wijk geen gegevens bekend van overige bestaande kolonies.

Bij renovatie en nieuwbouwplannen is het noodzakelijk voorzieningen voor deze soorten als randvoorwaarde op te nemen. Op platte daken met grind worden wel scholeksternesten gevonden. Deze zeldzamer geworden soort van het kustlandschap laat zich in de stad steeds vaker door grinddaken en gazons verleiden.

Bij nieuwbouw moet tevens nadrukkelijk ingezet worden op het realiseren van dakvegetaties.

Deze dragen in een intense stad in hoge mate bij aan verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en de duurzaamheid.

Wet- en regelgeving

Door middel van quickscans en zonodig nader onderzoek dienen de ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de Flora- en faunawet als ook het stedelijke ecologisch beleid.

De afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur - Koningslaagte - bedraagt gemiddeld 2,5 kilometer. De afstand tot het Leekstermeergebied bedraagt ruim 6 kilometer. Vanwege deze afstand en het feit dat het bestemmingsplan conserverend van aard is, veroorzaakt dit bestemmingsplan geen nadelige gevolgen voor flora en fauna.

3.3 Water

Beleid

Het waterbeleid voor Groningen is vastgelegd in 'Waterwerk' het Groninger water- en rioleringsplan 2009-2013. Onderstaand is het beleidskader weergegeven

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0029.jpg"

Het beleid is vertaald in ambities voor de gemeente Groningen. De centrale ambitie is het streven naar een duurzaam stedelijk waterbeheer. Doelen bij het duurzaam stedelijk waterbeheer zijn onder meer:

  • Inspelen op klimaatveranderingen.
  • Voorkomen en beperken van wateroverlast.
  • Inrichten en beheren van het water op een wijze die aansluit bij natuurlijke processen.
  • Verhogen van de natuurwaarde van wateren en oevers.
  • Bevorderen van recreatief medegebruik van water en oevers.
  • Verbeteren van de leefomgevingskwaliteit in de wijken.
  • Zuiniger omspringen met drinkwater en grondwater.
  • Vergroten van het maatschappelijke draagvlak voor duurzaam waterbeheer.

Duurzaam stedelijk waterbeheer moet dus leiden tot een natuurlijker functionerend watersysteem. Dit kan worden gerealiseerd door een scala aan maatregelen, zoals waterbesparing, het voorkomen en zonodig terugdringen van verontreinigingen en het natuurlijker inrichten van waterlopen en vijvers.

De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als medeordenend principe. Water legt verbindingen tussen bodem, natuurlijke ontwikkeling en de gesteldheid en beleving van de woon- en werkomgeving.
Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden in overleg met de waterbeheerder. De locatie valt binnen het beheergebied van waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap vervult een adviserende en toetsende rol.

Watersysteem, huidige situatie

Het plangebied bestaat uit drie deelgebieden:

  • Ruischerwaard met een streefpeil van NAP -1,85 meter (vast peil voor zomer en winter). De watergangen van Ruischerwaard zijn onderling verbonden en wateren af naar het poldergemaal;
  • Lewenborg bestaande uit drie peilgebieden: polder Grondzijl met een streefpeil van NAP -1,60 meter, polder Grondzijl met een streef winterpeil van NAP -1,85 meter en een streef zomerpeil NAP-1,65 meter en het gebied Lewenborg waarvoor momenteel nog geen vastgesteld peil is;
  • Drielanden valt onder de polder Innersdijken met een streef winterpeil van NAP -1,70 meter en een streef zomerpeil van NAP -1,50 meter. In het watersysteem van Drielanden is een stuw opgenomen. Volgens de stedelijke wateropgave van de gemeente Groningen is uitgegaan van een streefpeil van NAP -1,40 meter. Het watersysteem watert via een helofytenfilter af op de omliggende polder.

De peilgebieden van Lewenborg, Drielanden en Ruischerwaard zijn weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0030.jpg"

De peilgebieden

Waterberging

Voor het plangebied is gekeken in hoeverre de waterstructuur voldoende waterberging biedt (bron: stedelijke wateropgave).

In het hele plangebiedgebied is voldoende oppervlaktewater aanwezig om het neerslagoverschot dat tijdens het klimaatscenario optreedt te kunnen bergen en risico`s op wateroverlast te beperken. De berekende maximale waterstandstijging bedraagt voor de wijken Ruischerwaard, Drielanden en Lewenborg respectievelijk 80, 35 en 95 cm.

Riolering

In Ruischerwaard is een gescheiden rioolstelsel aanwezig. Hierbij wordt het regenwater gescheiden van het overige huishoudelijke afvalwater van onder meer toilet, douche en keuken. Het dakwater plus het overige regenwater gaat vervolgens rechtstreeks naar het oppervlaktewater.

In Lewenborg is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Het regenwater en overig huishoudelijk afvalwater wordt in één buis verzameld en getransporteerd naar de rioolwaterzuivering.

In de ecologische wijk Drielanden is een gescheiden stelsel aangelegd. In het deel Waterland is tevens onderscheid gemaakt tussen grijs en zwart water. Grijs water omvat de afvoer van water uit keuken en douche. Dit water wordt afgevoerd naar een helofytenfilter. Dit filter zorgt voor de zuivering van dit water. Zwart water omvat het overige huishoudelijke afvalwater van de toiletten. Dit wordt afgevoerd naar de zuivering. Het schone hemelwater van wegen en daken wordt tevens rechtstreeks afgevoerd op oppervlaktewater. In Zonland en Mooiland is een traditioneel gescheiden stelsel aangelegd

Watersysteem, geprojecteerde situatie

Waterschap Noorderzijlvest heeft in 2002 het Waterstructuurplan Noorddijk vastgesteld. Dit plan geeft de kaders weer waarbinnen de waterstructuur binnen het gebied kan worden verbeterd. Het waterstructuurplan is uitgewerkt in het document Uitwerking maatregelen waterstructuurplan Noorddijk (Grontmij, 2006). Uit dit plan zijn al diverse maatregelen uitgevoerd of in voorbereiding om uit te voeren. De belangrijkste punten van het waterstructuurplan zijn:

  • waar mogelijk schoon en vuil water scheiden;
  • schoon water vasthouden;
  • aanvoer van gebiedsvreemd water minimaliseren.

Het basisprincipe van de toekomstige waterstructuur is de waterketen zoveel mogelijk te sluiten en daarmee de inlaat van gebiedsvreemd water zoveel mogelijk te beperken. Hiertoe dient voldoende buffercapaciteit in het watersysteem te worden gecreëerd. Hierbij komen met name de natuurgebieden in beeld.

Om zoveel mogelijk recreatief medegebruik van het oppervlaktewater (kanovaren, pleziervaart) te bevorderen wordt het aantal peilvakken zoveel mogelijk beperkt om ongehinderde doorvaart mogelijk te maken.

De principes zijn opgenomen in zowel het Waterstructuurplan Noorddijk als het Ontwikkelingsplan Kardinge (Grontmij, 2002). Voor de exacte maatregelen wordt verwezen naar deze rapportage.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0031.jpg"

Waterstructuur uit het ontwikkelingsplan Kardinge

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0032.jpg"

Toekomstige peilgebieden uit het ontwikkelingsplan Kardinge

Uitgangspunten watersysteem

Bij nieuwbouw en eventuele inbreiding van het plangebied moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verdere verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting. Er moet meer water worden geborgen. Hiervoor wordt door de waterschappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist is. Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en/of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist. Binnen het plan moet hier ruimte voor gereserveerd worden. Indien watergangen gedempt worden door nieuwe ontwikkelingen moet dit gecompenseerd worden door de aanleg van nieuwe watergangen/partijen.

Drainagesystemen moeten indien mogelijk rechtstreeks afwateren richting het oppervlaktewater.

Een ander nadeel van de verdere verstedelijking is dat geen regenwater in de bodem verdwijnt. Door de hiermee gepaard gaande grondwaterstandsdaling kan een verdroging van de ondergrond optreden. Dit is voor met name de bomen en het overige groen nadelig. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen en waterdoorlatende bestrating wordt water geïnfiltreerd. Door toepassing van deze systemen kan ook water geborgen worden. De plaatselijke grondslag moet duidelijk maken of deze toepassingen gebruikt kunnen worden.

De aanleg van een vegetatiedak/groene daken kan een bijdrage leveren aan het vertraagd afvoeren van regenwater. Het vegetatiedak gebruikt water voor de groei van de beplanting, het bergt enig water en voert het vervolgens vertraagd af. Ecologisch gezien biedt dit ook de nodige voordelen; meer ruimte en ontwikkeling voor insecten, vogels en andere flora en fauna.

Uitgangspunten bodem

De drooglegging is de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld. De ontwateringsdiepte is de afstand van de grondwaterstand tot aan het maaiveld. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroorzaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen. De ontwateringsdiepte moet bij wegen en bomen minimaal 1.00 m zijn en bij gebouwen moet dit minimaal 0.20 m beneden de bodemafsluiting van de kruipruimte zijn. Op dit moment zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar om een uitspraak te doen over de ontwateringsdiepte. De drooglegging op basis van de stedelijke wateropgave bedraagt:

  • Lewenborg Noord 2,10 meter
  • Lewenborg Zuid 1,90 meter
  • Lewenborg west 1,35 meter
  • Drielanden 1,30 meter

De drooglegging in het gebied voldoet aan de gestelde uitgangspunten voor drooglegging.

3.4 Milieu

Binnen de gemeente Groningen is sinds eind jaren '80 van de vorige eeuw het principe van de compacte stad uitgangspunt van het milieu- en ruimtelijk beleid. Het compacte stadsbeleid staat voor een concentratie van stedelijke functies waardoor op regionaal niveau het milieu gunstig wordt beïnvloed. De compacte stad leidt immers tot minder ruimtebeslag in het buitengebied en minder mobiliteit.

Het concept van de compacte stad brengt echter met zich mee dat de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving door de concentratie van stedelijke functies, plaatselijk kan leiden tot milieubelasting. Het is dan ook belangrijk om de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving gericht in de gaten te houden. Uitgangspunt hierbij is dat de relatief goede kwaliteit van het Groningse milieu wordt gehandhaafd en waar nodig verbeterd.

Het plangebied omvat de woonwijken Lewenborg, Zilvermeer, Drielanden en Ruischerwaard. Het voorliggend plan is een conserverend plan, dat in het kader van de actualisering van bestemmingsplannen is opgesteld. Dit betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen in worden meegenomen.

De volgende paragrafen gaan in op de milieuaspecten die relevant zijn voor dit bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op duurzaamheid, bedrijven(terreinen), geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en bodem.

3.4.1 Duurzaamheid

De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidvisie opgesteld en vastgesteld. De uitwerking van deze visie heeft het college verwoord in de documenten: het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl en de Routekaart Groningen Energieneutraal+2025. Vanuit de ambitie de duurzaamste stad te worden ligt de focus op twee thema's: energie en de kwaliteit van de leefomgeving.

Kwaliteit van de leefomgeving

In het plangebied komt de duurzame leefomgeving tot uitdrukking in de manier hoe wordt omgegaan met ecologie, groen, water en onder meer de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem. In algemene zin kunnen we dan concluderen dat duurzaamheid een goede verankering in het plangebied heeft gekregen.

Overige (duurzaamheid)aspecten

Op het gebied van materiaalgebruik wordt ernaar gestreefd materialen te gebruiken die gerecycled kunnen worden of herwinbaar zijn. Hiertoe dienen materialen tevens zodanig te worden toegepast dat deze na sloop eenvoudig kunnen worden gescheiden en geschikt voor hergebruik zijn. Bij het gebruik van materialen dient uitloging naar de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater zoveel mogelijk te worden voorkomen.

3.4.2 Bedrijven

Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden.

In dit plangebied zijn bedrijven toegestaan in de categorieën 1 en 2, conform de beschrijving van de VNG in Bedrijven en milieuzonering. Dergelijke bedrijven passen binnen een woonomgeving. Op dit moment is er één bestaand bedrijf met een hogere categorie binnen het woongebied van dit bestemmingsplan. Dat bedrijf is het Q8 tankstation aan de Rijksweg 130. Dit bedrijf valt onder categorie 3. Op dit moment veroorzaakt dit bedrijf geen overlast voor de omgeving.

De regels van dit bestemmingsplan staan geen nieuwe bedrijven toe die vanwege de aard van de bedrijvigheid een risicocontour hebben die buiten het eigen terrein is gelegen.

De regulering van de milieubelasting door bedrijven vindt plaats met behulp van de Wet milieubeheer en/of op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening. Bij de aanvraag van een vergunning voor een nieuwe bedrijfsvestiging wordt nauwgezet beoordeeld of aan de geldende randvoorwaarden kan worden voldaan en of er hinder zal optreden.

3.4.3 Geluid

Geluid is één van de factoren die (grote) invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke- of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen.

Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van (nieuwe) geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden:

  1. 1. industrielawaai
  2. 2. wegverkeerslawaai
  3. 3. spoorweglawaai

Voor de bestaande situatie in dit plangebied is alleen wegverkeerslawaai relevant. In en langs het plangebied liggen rijkswegen en provinciale en gemeentelijke wegen zoals de Rijksweg, Beneluxweg. Bakboordswal en Stuurboordswal. Al deze wegen vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder.

De geluidbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor de bestaande situatie. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk zal een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.

3.4.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Voor het bestemmingsplan Lewenborg / Ruischerwaard is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2010 en 2020. De concentraties zijn berekend voor de meest drukke wegen in het plangebied Lewenborg / Ruischerwaard, te weten: Rijksweg, Beneluxweg en Kluiverboom. Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2. De gemeente heeft in zijn Duurzaamheidsbeleid opgenomen dat er ook getoetst wordt aan de veel strengere gezondheidskundige advieswaarde voor fijn stof van de Wereld Gezondheidsraad (WHO).

Uit het onderzoek blijkt dat de onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen.

Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Voor een toelichting/onderbouwing wordt verwezen naar de bij dit bestemmingsplan behorende losse bijlage Notitie luchtkwaliteit.

Geur

Indien van toepassing worden de richtlijnen voor geur meegenomen via de vergunningen van de bedrijven in het kader van Wet milieubeheer en/of een Algemene Maatregel van Bestuur.

3.4.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

De minister van VROM is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, 2004) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Het beleid voor gevaarlijk transport staat in de nota 'Vervoer gevaarlijke stoffen', opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat (2005) in nauwe samenwerking met VROM. Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB, 2011). Op dit moment wordt nieuw wettelijk instrumentarium ontwikkeld voor het transport van gevaarlijke stoffen (Besluit Transport Externe Veiligheid). De verwachting is dat deze in 2012 in werking zal treden.

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden.

Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.


De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat het plangebied te maken heeft met een aantal risicobronnen. Deze bevinden zich zowel binnen het plangebied als in de omgeving. Het betreft de volgende bronnen:

  • N 46 (Beneluxweg);
  • N360 (Rijksweg);
  • 6 hoge druk aardgasleidingen;
  • LPG tankstation Q8 Groningen Oost (Rijksweg);
  • LPG tankstation Euro kartracing Kardinge;
  • LPG tankstation Total Ronda (Ulgersmaweg);
  • Sportcentrum Kardinge.

Verder bevinden zich geen risicobronnen in of nabij het plangebied.

De afstand tussen het plangebied en de twee laatstgenoemde LPG tankstations bedraagt respectievelijk 750 en 1.250 meter. Als gevolg van deze grote afstand zijn deze bedrijven niet van invloed op de veiligheidssituatie binnen het plangebied.

Voor alle risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG).


Delen van het plangebied liggen binnen het invloedsgebied van één of meerdere van de genoemde risicobronnen. De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft een kwantitatieve analyse van het groepsrisico uitgevoerd voor zowel de provinciale wegen, de hoge druk aardgasledingen en het LPG-tankstation Q8. Uit de berekeningen blijkt dat de hoogte van het groepsrisico past binnen het bestaande wettelijke kader. De zogenaamde oriëntatiewaarde, een belangrijke ijkwaarde, wordt niet overschreden. Voor meer informatie wordt verwezen naar de risico-inventarisatie. De rapportage en de verantwoording groepsrisico maakt deel uit van het bestemmingsplan.


De externe veiligheidssituatie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.4.6 Bodem

Met het bestemmingsplan Lewenborg/Ruischerwaard wordt de bestaande situatie vastgelegd. Er zijn geen ontwikkellocaties.

De functies in dit gebied zijn voornamelijk wonen en bedrijven. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de huidige functie. In het plangebied zijn echter wel diverse bronnen van verontreiniging aanwezig en is er sprake van een diffuse (lichte) verontreiniging van de bodem.

Bronverontreiniging

Binnen het plangebied bevinden zich diverse locaties die verdacht zijn van een (ernstige) bodemverontreiniging. De verdachtmaking kan het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten in het verleden of een eerder bodemonderzoek. Binnen het plangebied bevinden zich voornamelijk dempingen en ophogingen.

Binnen het plangebied zijn meerdere locaties gesaneerd. Momenteel wordt één locatie gesaneerd. Er zijn geen locaties bekend waar ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld en nog niet is gesaneerd.

In de losse, bij dit bestemmingsplan behorende, bijlage Omgevingsaspecten zijn de gesaneerde locaties weergegeven. Tevens is aangegeven of een sanering is afgerond en of er eventuele gebruiksbeperkingen zijn.

Diffuse verontreinigingen

Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat in dit plangebied een diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt ten aanzien van PAK's (10 VROM) en minerale olie. Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem in acht genomen te worden.

3.4.7 Kabels en leidingen

In bestemmingsplannen worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben en/of van belang zijn in het kader van de externe veiligheid. Het gaat dan altijd om de hoofdtransportstructuur. In elk bestemmingsplangebied bevinden zich uiteraard ook kabels en leidingen voor distributie en huisaansluitingen, maar die worden niet in het plan opgenomen.

In het plangebied bevindt zich een hogedrukgasleiding die als dubbelbestemming op de verbeelding en in de regels is opgenomen. In paragraaf 3.4.5 Externe veiligheid is het effect van deze leiding op zijn omgeving beschreven. In paragraaf 4.3.1 Artikelsgewijzetoelichting is beschreven op welke wijze de leiding is geregeld in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting

4.1 Algemeen

Het bestemmingsplan Lewenborg/Ruischerwaard voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.


Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen alsmede wijzigingsbevoegdheden. Deze zijn beschreven onder de bestemming waarin ze zijn geregeld (zie paragraaf 4.3.1 Artikelsgewijze toelichting).

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform SVBP 2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008) en het standaard-bestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels, en waar nodig een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale kaart (verbeelding) is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (bestemmingsplannen.groningen.nl alsook www.ruimtelijke plannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.

De papieren plankaart bestaat uit één kaartblad met schaal 1 : 2.000. De kaart is getekend conform de SVBP 2008. De plankaart geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.

4.2 Geldende Bestemmingsplannen En Overige Regelingen

In het plangebied vigeren momenteel de onderstaande (bestemmings)plannen. Deze worden geheel of gedeeltelijk door het voorliggend bestemmingsplan vervangen.

Nr. (Bestemmings)plan Vastgesteld door de gemeenteraad Goedgekeurd door gedeputeerde staten
N10 Ruischerbrug 31 mei 1956 8 februari 1957
346-1 Noorddijk 10 oktober 1990 14 mei 1991
364 Drielanden 15 juni 1994 11 oktober 1994
382 Zilvermeer 19 november 1997 2 maart 1998
389 Ruischerwaard 25 september 1996 3 juni 1997
424 Lewenborg 2001 30 oktober 2002 10 juni 2003

4.3 Toelichting Op De Artikelen

4.3.1 Artikelsgewijze toelichting

Inleidende regels

De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.

Bestemmingsregels

Artikel 4 Centrum

Het Winkelcentrum Lewenborg aan de Kajuit en de woningen boven het winkelcentrum zijn onder de bestemming Centrum geregeld. Voor de detailhandels- en horecafunctie is hierbij opgenomen dat deze uitsluitend op de begane grond gevestigd mogen zijn. Het wonen, daarentegen, mag uitsluitend op de verdiepingen plaatsvinden. Het parkeerterrein ten behoeve van het centrum is in de bestemming Verkeer geregeld.

Artikel 5 Detailhandel

Deze bestemming is op het gebouw van de voormalige Aldi aan de Lichtboei gelegd. Sinds de Aldi is vertrokken wordt er gezocht naar een permanente alternatieve invulling van het gebouw en mogelijk van de omliggende gronden (het parkeerterrein). Er wordt gedacht aan woningbouw. Momenteel zijn de plannen hiervoor niet concreet genoeg om in dit bestemmingsplan een passende regeling te kunnen opnemen. Duidelijk is wel dat het voorterrein ook in de toekomst groen zal blijven. Daarom is alleen op het gebouw en het voorterrein een wijzigingsbevoegdheid gelegd. Hiermee kan het college op termijn de bestemmingen Detailhandel (het gebouw) en het voorterrein (Groen) wijzigen in de bestemmingen Groen en/of Wonen. Als van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt er een klein plannetje gemaakt waarin nieuwe bouwvlakken aangeven waar de bebouwing opgericht mag worden. In de wijzigingsbevoegheid in lid 5.5 is de bouwhoogte op 18 meter vastgelegd.

Artikel 6 Gemengd

Het bebouwingslint langs de noordzijde van de Rijksweg is van de bestemming Gemengd voorzien. Van oudsher komt hier een mix aan functies voor en dit is ook gewenst. Daarom wordt de bestemming Gemengd gebruikt. Naast het ruime toelatingsbeleid, dat in het algemeen geldt voor deze bestemming, is op een aangeduid perceel tevens de detailhandelsfunctie mogelijk (met uitzondering van een supermarkt).

In de bestemming Gemengd is een bouwregel opgenomen die het karakter van de bebouwing, met de woonfunctie aan de voorzijde van de percelen, moet bewaren. Dit is aangeduid met een strook langs de Rijksweg, voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw'. In een drietal gevallen staat het hoofdgebouw (de woning) achter op het perceel. Daar ligt ook de hiervoor genoemde aanduiding op de achterzijde van het perceel.

Tussen de huisnummers 98 en 102 is sprake van een opening in de bebouwing. Hier ligt een waterloop die van belang is voor de waterhuishouding in Lewenborg. Door middel van een gemaal wordt de waterstand geregeld. Dit gemaal is eveneens van een aanduiding voorzien, waarmee deze is bestemd.

Artikel 7 Groen

De bestemming Groen omvat de hoofdgroenstructuur in het plangebied. Daarnaast zijn voet- en fietspaden in deze bestemming toegestaan, kleine waterpartijen en -gangen, recreatieve voorzieningen en, waar aangeduid op de kaart, een kinderboerderij (aan de Overloop) en een volkstuinencomplex (aan de Beneluxweg). De bebouwingsmogelijkheid voor gebouwen op het volkstuinencomplex is specifiek geregeld (maximaal 8m² en 3 meter hoog). Hetzelfde geldt voor de kinderboerderij. Hier is een bouwhoogte van 4 meter toegestaan en de totale oppervlakte van de gebouwen mogen maximaal 25% van het aanduidingsvlak bedragen.

Op delen van het tracé van de oude Stadsweg is de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' gelegd (zie ook paragraaf 3.1). Het doel hiervan is het historisch tracé, dat ter plaatse nog zichtbaar is, te behouden.

Op een strookje groen rond de voormalige Aldi aan de Lichtboei ligt een wijzigingsbevoegdheid (zie de beschrijving onder artikel 5 Detailhandel).

- het Le Roy-gebied -

Een groot deel van de groenstructuur in Lewenborg, waaronder enkele waterpartijen, maakt deel uit van het Le Roy-gebied (zie ook paragraaf 2.5.1). Hiervoor is een regeling opgenomen waarmee de Le Roy-gedachte, het ecokathedraal systeem, zoveel mogelijk worden beschermd. Het Le Roy-gebied is aangeduid als 'specifieke vorm van natuur - Le Roy-gebied. Binnen dit aanduidingsvlak kan het ecokathedraal systeem zich verder ontwikkelen. Een ecokathedraal systeem ontstaat zonder blauwdruk of bouwplan van een vooraf gedefinieerd eindresultaat. Het gaat om een proces dat zich eindeloos in de tijd voortzet; er zal nooit een eindsituatie ontstaan. Gelet hierop is het niet zinvol een specifiek bouwvlak aan te geven; het bouwvlak wordt begrensd door de grenzen van het aanduidingsvlak. Ook is er geen hoogtebeperking aangebracht voor de bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het proces van ontwikkeling is zodanig traag, dat er binnen de planperiode maar een geringe verandering op zal treden. Bij de ecokathedraal is een gebouw toegestaan ten behoeve van onderhoud en beheer en atelierruimte. De totale oppervlakte aan bebouwing mag niet groter zijn dan 150 m².

Artikel 8 Horeca

De snackbar aan de Loefzijde is de enige horecagelegenheid die van de bestemming Horeca is voorzien. De horeca in het winkelcentrum is onder de bestemming Centrum geregeld.

Voor de snackbar is een klein bouwvlakje opgenomen waarin een gebouw met een maximale hoogte van 4 meter mag staan. Alleen lichte vormen van horeca zijn hier toegestaan (categorie 1 en 2). Een beschrijving van de horecacategorieën is in artikel 1 opgenomen.

Artikel 9 Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk is van toepassing op bijna alle maatschappelijke functies in het plangebied. Hieronder vallen scholen, kinderopvang, sportvoorzieningen, verzorgingstehuizen, kerken, alsmede de (oude) bibliotheek, het wijkcentrum en het scoutinggebouw in het Wijkpark. Per bestemmingsvlak is aangegeven wat de bouwmogelijkheden zijn.

De tehuizen die binnen deze bestemming vallen zijn van de aanduiding 'wonen' voorzien, vanwege de combinatie van zorg en wonen.

Voor de in paragraaf 2.1.3 beschreven toekomstige ontwikkelingen in het centrumgebied is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hiermee kan het college op termijn de bestemming Maatschappelijk wijzigen in de bestemmingen Groen en/of Wonen. Als van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt er een plan gemaakt waarin de nieuwe bouwvlakken aangeven waar de bebouwing opgericht mag worden. In de wijzigingsbevoegheid in lid 9.5 is de bouwhoogte op 11 meter vastgelegd. Binnen deze bepaling passen woningen of woongebouwen van bijvoorbeeld twee bouwlagen met een kap en/of drie bouwlagen zonder kap.

Artikel 10 Sport

Op een tweetal sportvoorzieningen is de bestemming Sport gelegd. Dit zijn de sportvelden aan de Langszij en de tennisbanen aan de Kluiverboom. Beide voorzieningen zijn onbebouwd.

De nieuwe sporthal van de VMBO-school ligt weliswaar meteen naast de sportvelden, maar is samen met de school onder de bestemming Maatschappelijk geregeld. Over het algemeen zijn de sportvoorzieningen bij scholen onder deze bestemming ondergebracht.

Artikel 11 Verkeer

De bestemming Verkeer omvat de hoofdverkeersstructuur in het plangebied, de wijkring en de woonstraten. De fiets- en voetpaden zijn veelal in de bestemming Groen geregeld.

De bestemming Verkeer ligt eveneens op de garageboxen die veel voorkomen in Lewenborg. Deze zijn van de aanduiding 'garage' voorzien. Hier is een maximale bouwhoogte van 3,50 meter aan gekoppeld.

Ook het Q8-tankstation aan de Rijksweg is in deze bestemming ondergebracht. Voor het gebouw en de overkapping is een bouwvlak opgenomen, waarbinnen een maximale bouwhoogte van 6 meter is toegestaan.

Op delen van het tracé van de oude Stadsweg is de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' gelegd (zie ook paragraaf 3.1). Het doel hiervan is het historisch tracé, dat ter plaatse nog zichtbaar is, te behouden.

Voor de Boerhoflocatie aan de Rijksweg is het nog in te richten deel van een wijzigingsbevoegdheid voorzien (zie paragraaf 2.1.3 Nieuwe ontwikkelingen). Hiermee kan het college besluiten de bestemming Verkeer te wijzigen in de bestemmingen Groen, Dienstverlening en/of Bedrijf. De twee laatsgenoemde bestemmingen komen in het onderhavig plangebied niet als zelfstandige bestemmingen voor. Daarom zijn deze in de bijlagen bij de regels opgenomen.

In de bestemming Dienstverlening is zowel zakelijke als maatschappelijke dienstverlening toegestaan, met uitzondering van onderwijs en kinderdagopvang, vanwege de aanwezigheid van het LPG-tankstation. In de bestemming Bedrijf is opgenomen dat het alleen om bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2 mag gaan. Dit vanwege het feit dat er woningen op korte afstand van de locatie liggen die geen hinder mogen ondervinden van de bedrijven.

Aan beide bestemmingen zijn inrichtingseisen gekoppeld. Zo is geregeld dat het deel waarop de wijzigingsbevoegdheid ligt aan twee zijden een bebouwingsvrije strook van 10 meter krijgt, de noordelijke en oostelijke grens. Aan de westzijde blijft 5 meter onbebouwd.

Artikel 12 Water

Deze bestemming is van toepassing op de grotere waterlopen en vijvers in het plangebied die van betekenis zijn voor de ruimtelijke kwaliteit en de waterhuishouding. Op de vijvers in het Le Roy-gebied is dezelfde aanduiding van toepassing als op de groengebieden 'specifieke vorm van natuur - Le Roy-gebied'. Zie voor de beschrijving paragraaf 2.5.1Groenstructuur en onder Artikel 7 Groen.

Op een paar smalle strookjes, langs het voormalig tracé van de historische Stadsweg, ligt de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'. Het doel hiervan is de historische structuur, die ter plaatse nog zichtbaar is, te beschermen (zie ook paragraaf 3.1).

Artikel 13 Wonen

Met de bestemming Wonen is in grote lijnen de huidige stedenbouwkundige structuur vastgelegd. De bestemming is van toepassing op alle grondgebonden woningen en woongebouwen (met uizondering van enkele woongebouwen). De op de kaart aangegeven bouwvlakken geven aan waar de hoofdgebouwen (de woningen) zich bevinden. Deze bouwvlakken zijn, in het geval van rijwoningen en woongebouwen, strak rond de bebouwing gelegd. Bij twee-onder-één-kap en vrijstaande woningen is er meer ruimte in het bouwvlak opgenomen, omdat eventuele uitbreidingen van dit type woning minder ingrijpend zijn voor naastgelegen woningen. Voor alle typen woningen geldt echter dat royale uitbreidingsmogelijkheden worden geboden, over het algemeen aan de achterzijde. Dit in aanvulling op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen die de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) sinds 1 oktober 2010 biedt.

Veel woningtypen in met name Lewenborg zijn ontworpen met garages en/of schuurtjes aan de voorzijde van de woning. Omdat dit niet gebruikelijk is, zijn er specifieke regels opgenomen voor bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen) en overkappingen op het voorerf (zie onder het kopje Regeling voor bijbehorende bouwwerken).

Per bouwvlak zijn de maximale goot- en/of bouwhoogtes van de woningen (hoofdgebouwen) aangegeven. In het geval van woningen die uit één of twee bouwlagen zonder kap bestaan, kan de bouwhoogte, door gebruikmaking van een afwijkingsbevoegdheid, worden verhoogd ten behoeve van een tweede of derde bouwlaag. Deze regeling is overgenomen uit het oude bestemmingsplan Lewenborg.

Voor een woningtype aan de Golfslag is een specifieke bouwaanduiding opgenomen zodat alle woningen van dit type dezelfde uitbreidingsmogelijkheden krijgen als een reeds gerealiseerde opbouw.

De goot- en bouwhoogte kunnen hier door gebruikmaking van de afwijkingsbevoegdheid naar respectievelijk 11 en 13 meter gebracht worden.

Voor het zorgcentrum aan de Kajuit is de aanduiding 'maatschappelijk' opgenomen. Hiermee zijn de zorgfuncties in de onderste twee bouwlagen geregeld.

Verder is een tweetal dienstverlenende instanties (Dukdalf en Valreep) geregeld door middel van de aanduiding 'dienstverlening'.

Omdat de ontwikkeling van woningen aan de Kajuit nog niet rond is, is in het bestemmingsplan de bouwmogelijkheid uit het vorige bestemmingsplan overgenomen. Op basis hiervan kunnen nu bij recht grondgebonden woningen gerealiseerd worden.


Regeling voor bijbehorende bouwwerken

Voor de bouwmogelijkheden is het van belang op welk gedeelte van het erf gebouwd wordt. Bijbehorende bouwwerken zijn (bij recht) uitsluitend toegestaan op het achtererfgebied, tenzij er ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan bijbehorende bouwwerken aanwezig zijn op het voorerf. Op het voorerf geldt voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen een maximale oppervlakte van respectievelijk 10 en 15 m². Met een afwijkingsbevoegdheid kan deze maat met 5 m² worden verruimd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0033.jpg"
Voorerfgebied en achtererfgebied


Aangebouwde bijbehorende bouwwerken zijn (bij recht) toegestaan, mits zij:

  • maximaal 4 meter hoog zijn, en;
  • maximaal 4 meter diep zijn, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0034.jpg"
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken


Vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 3 meter. Indien de zij- of achtererfgrens grenst aan het openbaar toegankelijk gebied moeten bijbehorende bouwwerken minimaal 1 meter uit deze zij- en/of achtererfgrens worden geplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01_0035.jpg"
Ligging aan het openbaar toegankelijk gebied


Voor alle bijbehorende bouwwerken op het achtererfgebied tezamen, inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat het achtererfgebied voor maximaal 50% mag worden bebouwd tot een maximale oppervlakte van 50 m². Als er bijbehorende bouwwerken op het voorerf staan, wordt de oppervlakte hiervan in mindering gebracht op de bouwmogelijkheden op het achtererfgebied. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het voor- en achtererfgebied mag niet meer bedragen dan 50 m². Door gebruikmaking van de afwijkingsbevoegdheid uit lid 11.4.1 kan hier maximaal 70 m² van gemaakt worden.

Artikel 14 Leiding - Gas

Deze dubbelbestemming heeft betrekking op een gasleiding die door het gebied loopt. Door middel van de dubbelbestemming wordt het functioneren van de leiding gewaarborgd. In een zone langs de leiding mag niet worden gebouwd.


Algemene regels

Artikel 15 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Dit artikel bevat een afwijkingsbevoegdheid, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Artikel 16 Anti-dubbeltelbepaling

Dit artikel bevat de anti-dubbeltelbepaling. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt bij de toets van de aanvraag om een omgevingsvergunning en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 17 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

In dit artikel wordt geregeld dat de aanvullende stedenbouwkundige bepalingen uit de Groninger Bouwverordening niet van toepassing zijn. Hetgeen het bestemmingsplan regelt gaat vóór datgene wat op dit gebied door de Bouwverordening wordt geregeld. Daarop is echter op een vijftal punten, die in dit artikel zijn genoemd, een uitzondering gemaakt. Het belangrijkste hierbij is onderdeel d., waarmee de Nota Parkeernormen van de gemeente Groningen voor dit bestemmingsplan van toepassing wordt verklaard.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 18 Overgangsrecht

Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 19 Slotregel

Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.

Interpretatieve gebruiksbepalingen

Interpretatieve gebruiksbepalingen kunnen per bestemming worden opgenomen wanneer binnen die betreffende bestemming behoefte is aan specifieke gebruiksregels of -verboden.

Wijzigingsbevoegdheid

Dit bestemmingsplan bevat geen algemene procedureregels voor wijzigingsplannen. De procedure hiervoor is voorgeschreven in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening en heeft rechtstreekse werking. Dit artikel regelt dat deze procedure de weg moet volgen die is voorgeschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent een terinzagelegging van 6 weken, gedurende welke zienswijzen kunnen worden ingediend. Burgemeester en wethouders besluiten vervolgens binnen 8 weken over de vaststelling van het wijzigingsplan.

4.3.2 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen

De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.

Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit bestemmingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.

Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de aard van het gebruik

b. de omvang van het gebruik

c. de intensiteit van het gebruik

Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.

Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.

Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).

Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar,logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, Cesar/Mensendieck, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk

Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in lid 13.6.

Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan (zie lid 13.6, voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfstypen wonen-werken (bijlage 2 bij de regels).

Hoofdstuk 5 Communicatie

5.1 Voorbereiding

Voorafgaande aan de terinzagelegging van het voorontwerp-bestemmingsplan zijn de wijkraden van Lewenborg, De Scheepsraad, en Ruischerbrug geïnformeerd over de doelstelling en procedure van dit plan. Tijdens deze overleggen zijn enkele inhoudelijke opmerkingen gemaakt die voor zover mogelijk en wenselijk zijn meegenomen in het bestemmingsplan. Daarnaast is met de beherende stichting van het Le Roy-gebied overleg gepleegd over de wijze van bestemmen van het deel van de Groenstructuur dat is aangemerkt als het Le Roy-gebied.

5.2 Inspraak

De inspraakprocedure is gevoerd worden op grond van de Algemene Inspraakverordening Groningen 2005. In het kader van deze procedure is het voorontwerp-bestemmingsplan vier weken ter inzage gelegd van 15 april tot en met 12 mei 2011. Gedurende deze termijn hebben 4 personen en instanties op het bestemmingsplan gereageerd. Het verslag hiervan is in een losse, bij dit bestemmingsplan behorende, bijlage opgenomen. Voor zover er aanpassingen aan het bestemmingsplan uit de inspraak voortvloeiden, zijn deze inmiddels verwerkt.

5.3 Overleg

Gelijktijdig met de inspraak is het voorontwerp-bestemmingsplan, in het kader van het op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorgeschreven overleg, toegezonden aan de gebruikelijke instanties. De volgende instanties hebben op het bestemmingsplan gereageerd:

  1. 1. Provincie Groningen
  2. 2. Brandweer Regio Groningen
  3. 3. Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de VROM-Inspectie
  4. 4. Waterschap Noorderzijlvest

Onderstaand zijn de ingekomen brieven genoemd onder de nummers 1 en 2 samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. De VROM-inspectie en het waterschap hebben aangegeven geen op- of aanmerkingen ten aanzien van het plan te hebben. Kopieën van de brieven zijn als bijlage bij het analoge inspraakverslag gevoegd. Het inspraakverslag maakt als losse bijlage deel uit van dit bestemmingsplan.

Ad. 1 Provincie Groningen

De provincie verzoekt om voldoende rekening te houden met de aanleg van een nieuwe viaduct in de Oostelijke ringweg, ter hoogte van de ontsluiting van Lewenborg.

Reactie:

Aan de hand van de laaste ontwerptekeningen van de reconstructie van de kruising Beneluxweg - Kluiverboom/Akeleiweg is de begrenzing van de bestemming Verkeer ter hoogte van deze kruising iets aangepast, zodat de hele reconstructie binnen deze bestemming past. Qua hoogteregels is een maximale hoogtebepaling van 8 meter opgenomen. De ongelijkvloerse kruising past nu binnen de regels van dit bestemmingsplan.

Ad. 2. Brandweer Regio Groningen

De brandweer heeft het plan beoordeeld in het kader van externe veiligheid, specifiek het groepsrisico.

Ten eerste wordt opgemerkt dat het sportcentrum Kardinge in het bestemmingsplan en in de bijlagen niet wordt genoemd als risicobron. Omdat hier opslag van chloorbleekloog plaatsvindt, wordt verzocht deze risocobron alsnog te vermelden.

Reactie:

Dit advies is overgenomen en sportcentrum Kardinge is als risicobron volledigheidshalve genoemd in de veiligheidsstudie en de externe veiligheidsparagraaf.

In het bestemmingsplan wordt nog verwezen naar de oude circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 1984. Verzocht wordt dit te wijzigen en te verwijzen naar de nieuwe circulaire die vanaf 1 januari 2011 geldt.

Reactie:

De teksten zijn geactualiseerd. Er wordt nu een verwijzing gemaakt naar de nieuwe wetgeving (BEVB).

In de veiligheidsstudie en in de externe veiligheidsparagraaf ontbreekt een verantwoording. Volgens artikel 12 van het Bevb is voor de risico's veroorzaakt door de aardgastransportleidingen een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Verzocht wordt dit alsnog te doen.

Reactie:

Aan dit verzoek is tegemoetgekomen. Er is een berekening gemaakt van de verantwoording van het groepsrisico voor de hoge druk aardgasleidingen. Deze is in de bijlage omgevingsaspecten opgenomen.

De brandweer adviseert om de westkant van het plangebied te voorzien van adequate bluswatervoorzieningen.

Reactie:

Voor de aanleg van bluswatervoorzieningen hoeft het bestemmingsplan geen regels te bevatten. Dergelijke voorzieningen kunnen zonder meer binnen het plan gerealisserd worden. Dit uitvoering van dit advies van de brandweer behoeft dan ook geen vertaling in het bestemmingsplan, maar kan bij de verdere aanleg en aankleding van het terrein ingevuld worden. Overigens is uit de op 29 juni 2011 uitgevoerde controle door de afdeling preventie van de brandweer Groningen gebleken dat er na voltooiing van de bouw voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig zijn.

Naar aanleiding van de zelfredzaamheid wordt geadviseerd in de regels uit te sluiten dat in wijzigingsbevoegdheid (de Boerhoflocatie) een bestemming voor het verblijf van verminderd zelfredzame groepen kan worden gerealiseerd. Dit vanwege de ligging in de nabijheid van het LPG-tankstation aan de Rijksweg.

Daarnaast wordt verzocht om duidelijk aan te geven dat voor de Boerhoflocatie niet alleen beperkingen gelden vanwege het milieu, maar tevens vanwege de naburige risicobron.

Reactie:

In het deel van de Boerhoflocatie dat van een wijzigingsbevoegdheid is voorzien kan de bestemming worden gewijzigd naar de bestemmingen 20 en 21 die in de bijlagen bij de regels zijn opgenomen. In de bestemmingsomschrijving van de bestemming Dienstverlening zijn onderwijs en kinderdagopvang al uitgesloten in verband met de nabijheid van het LPG-tankstation. Om aan het verzoek van de brandweer tegemoed te komen is hier nu aan toegevoegd; of voorzieningen anderszins waar verminderd zelfredzame personen langdurig verblijven.

Ten aanzien van de laatste opmerking kan gezegd worden dat in de veiligheidsstudie is vermeld dat er vanuit externe veiligheid voor deze ontwikkelingslocatie beperkingen gelden vanwege het LPG-tankstation.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid / Exploitatie

Nagegaan is of het op basis van de in de Wro opgenomen regeling omtrent grondexploitatie noodzakelijk is een exploitatieplan aan het bestemmingsplan toe te voegen. Een dergelijk plan wordt tezamen met het bestemmingplan door de raad vastgesteld en bevat een verantwoording van de wijze, waarop de kosten van een ontwikkeling verzekerd zijn. Daarnaast kan een exploitatieplan inrichtingseisen voor de ontwikkeling bevatten. Het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig als ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan een exploitatieovereenkomst is gesloten met de ontwikkelaar, als het gaat om gronden die in eigendom zijn van de gemeente danwel die reeds zijn vergund of waarvoor een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan is opgenomen. In afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Grondexploitatie) is geregeld dat een exploitatieplan ten behoeve van een ontwikkeling die door middel van een wijzigingsbevoegheid wordt mogelijk gemaakt pas ten tijde van de wijziging van de bestemming hoeft worden vastgesteld.

In het onderhavige bestemmingsplan gaat het om de ontwikkeling van het centrumgebied, de zwembadlocatie, de Aldilocatie en de Boerhoflocatie. Voor deze eventuele ontwikkelingen zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Hierdoor is het niet nodig dat de raad bij dit bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt.