KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Artikel 3 Uitmetingsverschillen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Agrarisch
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Detailhandel
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Natuur
Artikel 11 Recreatie
Artikel 12 Sport
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Water
Artikel 15 Wonen - 1
Artikel 16 Wonen - 2
Artikel 17 Wonen - 3
Artikel 18 Wonen - 4
Artikel 19 Leiding - Gas
Artikel 20 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 21 Leiding - Riool
Artikel 22 Waarde - Archeologie 1
Artikel 23 Waarde - Archeologie 2
Artikel 24 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Artikel 26 Algemene Gebruiksregels
Artikel 27 Bijzondere Aanduidingsregels
Artikel 28 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 29 Algemene Afwijkingsbevoegdheid
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
Artikel 31 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Wijzigingsgebieden
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Wonen-werken
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Nota Lintdorpen En Ruischerbrug
1.3 Begrenzing Plangebied
Hoofdstuk 2 De Ruimtelijk - Functionele Structuur Van De Dorpen
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Wonen
2.3 Bedrijvigheid En Voorzieningen
2.4 Verkeer
2.5 Openbare Ruimte
Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden / Omgevingsaspecten
3.1 Duurzaamheid, Energie En Leefomgevingskwaliteit
3.2 Archeologie
3.3 Ecologie
3.4 Water
3.5 Milieu
3.6 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting
4.1 Algemeen
4.2 Geldende Bestemmingsplannen En Overige Regelingen
4.3 Toelichting Op De Artikelen
Hoofdstuk 5 Participatie, Inspraak En Overleg
5.1 Participatie
5.2 Inspraak
5.3 Overleg
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid / Exploitatie
Bijlagen
Bijlage 1 Cultuurwaardenkaart

Lintdorpen en Ruischerbrug

Bestemmingsplan - Groningen

Vastgesteld op 26-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug van de gemeente Groningen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug, met het identificatienummer NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.11 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.12 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.13 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.14 maatvoeringsgrens:

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een maatvoeringsvlak.

1.15 maatvoeringsvlak:

een op de verbeelding geheel of gedeeltelijk door maatvoeringsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop bebouwingsregelingen van eenzelfde aard van toepassing zijn.

1.16 aan huis verbonden beroep:

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken kan worden uitgeoefend, mits:
1. het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, en
2. de woonfunctie in overwegende mate intact blijft, en
3. waarbij het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.17 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.18 additionele voorzieningen:

voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie.

1.19 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren.

1.20 archeologische verwachtingswaarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de hoge kans dat in dat gebied archeologische sporen voorkomen.

1.21 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.

1.22 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.23 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.24 bedrijfswoning / dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.25 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.26 bestaand:

op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand.

1.27 bodemingrepen:

werken en werkzaamheden waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.

1.28 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.29 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, kapverdieping en dakopbouw ten behoeve van technische voorzieningen.

1.30 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is tevens functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

1.32 cultuur en ontspanning:

het al dan niet bedrijfsmatig verrichten van activiteiten, gericht op cultuur, spel, vermaak en ontspanning, waaronder onder andere begrepen:

    1. 1. culturele voorzieningen;
    2. 2. bioscopen/filmhuizen;
    3. 3. muziek- en dansscholen, oefenruimten, creativiteitscentra;
    4. 4. sportscholen, sauna's, wellness-, fitness- en healthcentra;

en naar de aard daarmee vergelijkbare activiteiten, met uitzondering van seksinrichtingen en automaten-/amusementshallen en horeca.

1.33 culturele voorzieningen:

musea, (muziek)theaters, expositieruimten/galerieën en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.34 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.35 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.36 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.37 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.38 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.39 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg.

1.40 geluidsgevoelige objecten:

woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en elk ander gebouw waar gedurende een langere periode van de dag mensen verblijven.

1.41 geluidszoneringplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.42 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt.

1.43 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.44 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.45 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.46 hoofdmassa van de bebouwing:

het hoofdgebouw exclusief architectonisch ondergeschikte delen die door de vorm onderscheiden kunnen worden van dit hoofdgebouw.

1.47 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.48 horeca - 1:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, grillrooms, shoarmazaken, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.49 horeca - 2:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.50 horeca - 3:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)café's, met uitzondering van discotheken en nachtclubs.

1.51 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet.

1.52 intensief veehouderijbedrijf:

een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.

1.53 kampeermiddel:

1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan.

2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.54 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie.

1.55 kap:

een door tenminste één hellend dakvlak omsloten dak dat meer dan 50% van de bovenste vloerlaag van de onderliggende verdieping omvat.

1.56 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.

1.57 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.58 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.59 ligplaats:

een bij een bestemmingsplan aangewezen plaats in het water, die door een woonschip wordt ingenomen.

1.60 logies met ontbijt:

het verstrekken van gelegenheid tot overnachting met ontbijt als toeristisch-recreatieve voorziening in een woning en ondergeschikt aan de woonfunctie.

1.61 maatschappelijke dienstverlening:

het geheel van diensten die de overheden aan hun burgers leveren, alsmede het verlenen van maatschappelijke diensten, medische dienstverlening, psychosociale zorg, onderwijs, kinderdagopvang, sociaal-culturele voorzieningen, voorzieningen van levensbeschouwelijke aard, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en speelterreinen, evenwel met uitzondering van een seksinrichting.

1.62 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt.

1.63 oorspronkelijk hoofdgebouw:

het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd.

1.64 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel die wordt uitgeoefend als onzelfstandig onderdeel van en in rechtstreeks verband met de hoofdactiviteit, die volgens het bestemmingsplan ter plaatse is toegestaan en daaraan naar aard en omvang ondergeschikt is.

1.65 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.66 peil:

      1. a. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of een tuin grenst: de hoogte van die weg of tuin ter plaatse van de hoofdtoegang van het bouwwerk;
      2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.67 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.68 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.69 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie.

1.70 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.71 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.72 stacaravan:

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken.

1.73 standplaats voor straathandel:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten:

a. gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

b. door anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren.

1.74 standplaats voor woonwagen:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.75 verkooppunt van motorbrandstoffen:

een inrichting voor de uitoefening van detailhandel in motorbrandstoffen, waaronder begrepen smeermiddelen voor motorvoertuigen en benodigdheden voor gebruik, reiniging of spoedeisende reparaties van motorvoertuigen alsmede accessoires daarvoor en daaraan ondergeschikt detailhandel in voedings- en genotmiddelen.

1.76 verkoopvloeroppervlakte (vvo):

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke besloten winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.77 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van achtererfgebied.

1.78 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de gevel aan de zijde van de weg, waarop de hoofdtoegang van het gebouw is ontsloten.

1.79 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.80 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.81 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.82 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.83 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.84 woonschip:

een schip uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebruikt of tot woning bestemd.

1.85 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.86 woon-werkcombinaties:

het wonen in combinatie met aan de woonfunctie ondergeschikte kantoor- en werkfuncties in de vorm van aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

1.87 zakelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten, al dan niet in een kantoorgebouw, op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.

1.88 zomerhuis:

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken en / of de buitenkant dakoverstek en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag:

op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.

2.9 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Artikel 3 Uitmetingsverschillen

Voor zover op de verbeelding niet anders is aangegeven, wordt de vaststelling van afmetingen bepaald door middel van meting op de verbeelding, met dien verstande dat:

  1. a. de maatbepaling tot op 1 meter nauwkeurig geschiedt, en
  2. b. de maat van de openbare ruimte wordt berekend naar de ter plaatse geldende werkelijke situatie, behoudens indien de grenslijn van de bebouwing niet in de bestaande voorgevellijn is geprojecteerd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Agrarisch

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  2. b. het houden van paarden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  3. c. agrarische bedrijfsgebouwen en maximaal één agrarische bedrijfswoning voor één agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf', met bijbehorende erven, tuinen, verharding en parkeervoorzieningen;
  4. d. paardenbakken, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenbak' en paardenstapmolens, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenstapmolen';
  5. e. cultuurgrond;
  6. f. houtteelt, uitsluitend voorzover het de bestaande percelen betreft;
  7. g. recreatief medegebruik;
  8. h. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zoals beschreven in de bij dit plan behorende cultuurwaardenkaarten in de bijlage bij de toelichting;
  9. i. het behoud van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden in hun huidige verschijningsvorm; in het bijzonder de objecten, terreinen en structuren die zijn aangeduid en genummerd op de bij dit plan behorende cultuurwaardenkaarten in de bijlage bij de toelichting;
  10. j. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  11. k. bestaande stallen en schuurtjes/bergingen/overkappingen;
  12. l. gemalen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
  13. m. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  14. n. wegen, uitsluitend voorzover het de bestaande wegen betreft;
  15. o. wegen, paden en structuren met een cultuurhistorische en/of landschappelijke waarde, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' zoals beschreven in de bij dit plan behorende cultuurwaardenkaarten in de bijlage bij de toelichting;
  16. p. groenvoorzieningen en natuurontwikkeling;
  17. q. ontsluitingswegen en paden;
  18. r. waterlopen;
  19. s. additionele voorzieningen;

alsmede voor:

  • kleinschalige recreatieve voorzieningen, zoals een boerderijwinkel met detailhandel in streekeigen producten tot een oppervlakte van niet meer dan 120 m2; een kaasmakerij of een bijenhouderij; een kijkboerderij met een boerderijterras, een boerderij met ontvangstruimte voor rondleidingen of lezingen;
  • kleinschalig kamperen (kamperen bij de boer) met maximaal 15 seizoensgebonden kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verblijfsituatie:
  2. b. het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld:
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de milieusituatie:

Voor een toelichting zie de juridische toelichting in paragraaf 4.3.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf;
  2. b. reclamedoeleinden anders dan voor het op de gronden gevestigde bedrijf;
  3. c. het gebruik van de gronden voor de opslag van voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze regel is niet van toepassing op de opslag van materialen welke strekken tot realisering van de aan de grond gegeven bestemming, voor de opslag ten behoeve van de normale agrarische bedrijfsvoering en het normale onderhoud van tuinen en erven, waterlopen, paden en wegen;
  4. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor woonwagens;
  5. e. het gebruik van de gronden voor het plaatsen van stacaravans, chalets en trekkershutten en het gebruik als nachtverblijf, behoudens het kleinschalig kamperen bij de boer tot maximaal 15 plaatsen tijdens het kampeerseizoen van 15 maart tot en met 31 oktober;
  6. f. het gebruik van de gebouwen voor kamerverhuur;
  7. g. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  8. h. het gebruik van bijbehorende bebouwing voor zelfstandige bewoning;
  9. i. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardenbak en/of een paardenstapmolen buiten het bouwvlak;
  10. j. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van het oprichten van stallen, onderkomens voor (klein)vee, bergingen voor landbouwmaterieel en bouwwerken voor de opslag van hooi of veevoeder in de vorm van overkappingen of anderszins;
  11. k. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van de realisering van mestsilo's, mestbassins of andere werken of bouwwerken voor de opslag van mest, waaronder mestzakken;
  12. l. het gebruik van de gronden voor biomassavergisting;
  13. m. het veranderen van het profiel van de wegen, paden en structuren ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  14. n. de aanleg van nieuw bos, houtteelt en boomgaarden.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.1 juncto lid 4.5 onder e voor het gebruik van de gronden en bebouwing ten behoeve van maximaal 20 kampeermiddelen per agrarisch bedrijf;
  2. b. lid 4.1 juncto 4.5 onder c voor het gebruik van een deel van de bebouwing ten behoeve van de berging van caravans en boten, campers, aanhangwagens/paardentrailers, mits de stalling niet op het open erf plaatsvindt, niet zichtbaar is in het landschap, maar binnen de bestaande bebouwing;
  3. c. lid 4.1 juncto 4.5 onder i voor de aanleg van een paardenbak, mits:
    1. 1. de afstand tussen de paardenbak en een woning van derden ten minste 50 meter bedraagt;
    2. 2. de paardenbak direct of in iedergeval zo dicht mogelijk achter het hoofdgebouw c.q. de bedrijfsgebouwen word gesitueerd;
    3. 3. de oppervlakte van de paardenbak niet meer dan 800 m2 bedraagt;
    4. 4. er een open omheining wordt toegepast met een maximale hoogte van 2 meter;
    5. 5. de paardenbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
    6. 6. er niet meer dan één lichtmast wordt geplaatst met een maximale hoogte van 6 meter;
  1. d. het bepaalde in lid 4.1 juncto 4.5 onder i voor de aanleg van een paardenstapmolen, mits:
    1. 1. de afstand tussen de paardenstapmolen en een woning van derden ten minste 50 meter bedraagt;
    1. 1. de paardenstapmolen direct of in iedergeval zo dicht mogelijk achter het hoofdgebouw c.q. de bedrijfsgebouwen word gesitueerd;
    1. 1. de diameter niet meer dan 20 meter bedraagt;
    2. 2. er een open omheining wordt toegepast met een maximale hoogte van 2 meter;
    3. 3. er niet meer dan één lichtmast wordt geplaatst met een maximale hoogte van 6 meter.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

4.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd, mits:
    1. 1. de oppervlakte van het bouwvlak niet toeneemt;
    2. 2. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
    3. 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. b. de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming Wonen - 4, met dien verstande dat:
    1. 1. het aantal zelfstandige wooneenheden niet meer dan 2 zal bedragen en de oppervlakte per wooneenheid niet meer dan 200 m2 bedraagt, tenzij de bestaande oppervlakte van de wooneenheid groter is. Dan geldt de bestaande oppervlakte;
    2. 2. de woonfunctie beperkt blijft tot het bestaande hoofdgebouw, behoudens geringe uitwendige aanpassingen;
    3. 3. de gehele aanduiding 'agrarisch bedrijf' van de verbeelding wordt gehaald;
    4. 4. het bepaalde in artikel 18 van overeenkomstige toepassing is.
  3. c. de bestemming voor zover grenzend aan de Middelberterweg wordt gewijzigd in de bestemming Wonen - 3, met dien verstande dat:
    1. 1. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast in de zoekgebieden zoals genoemd in de Nota Lintdorpen en Ruischerbrug en opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
    2. 2. de geprojecteerde woning(en) op de Middelberterweg georiënteerd zijn;
    3. 3. het perceel/de percelen waarop de woningen worden geprojecteerd een minimale breedte van 15 meter krijgen;
    4. 4. de geprojecteerde woningen een minimale oppervlakte van 150 en een maximale oppervlakte van 250 m2 krijgen;
    5. 5. het bepaalde in artikel 17 van overeenkomstige toepassing is;
  4. d. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Maatschappelijk, met dien verstande dat:
    1. 1. deze functie in de bestaande bebouwing uitgeoefend worden;
    2. 2. de aanduiding 'agrarisch bedrijf' (gedeeltelijk) van de kaart wordt verwijderd.

Het gestelde in lid 4.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat vanbedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen;
  2. b. bedrijven die zijn genoemd in categorie 3 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3' waarbij per adres, naast een categorie 1 of 2 bedrijf uitsluitend het volgende categorie 3-bedrijf is toegestaan:
    1. 1. ter plaatse van Groningerweg 39 een bedrijf in het vervaardigen van veren;
    2. 2. ter plaatse van Groningerweg 42 een garagebedrijf;
    3. 3. ter plaatse van Middelberterweg 44 een handelsonderneming in shovels;
    4. 4. ter plaatse van Engelberterweg 79 een transportbedrijf;
  3. c. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4';
  4. d. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat per bedrijf maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
  5. e. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garageboxen';
  6. f. woonwerkcombinaties, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonwerkcombinatie';
  7. g. ondergeschikte detailhandel;
  8. h. instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zoals beschreven in de cultuurwaardenkaart in de bijlage bij de toelichting;
  9. i. additionele voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de verblijfssituatie;

b. het straat- en bebouwingsbeeld;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de milieusituatie;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

Voor een toelichting zie de juridische toelichting in paragraaf 4.3.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 5.1 onder a. zijn toegestaan;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan detailhandel als bedoeld in lid 5.1 onder g;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning anders dan als een bedrijfswoning;
  4. d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  5. e. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  6. f. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 5.1 onder f voor het vestigen van een woning zonder bedrijfsruimte op het meest westelijke perceel, waarbij het gestelde onder 5.2.2 onder d sub 2 van overeenkomstige toepassing is;
  2. b. het bepaalde in lid 5.5 onder a. juncto lid 5.1 onder a voor de vestiging van bedrijven die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, mits het geen geluidszoneringplichtige of risicovolle inrichtingen betreft, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie.

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. wonen;
  3. c. instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zoals beschreven in de cultuurwaardenkaart in de bijlage bij de toelichting;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. additionele voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie;

b. het straat- en bebouwingsbeeld;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de milieusituatie;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Voor een toelichting zie de juridische toelichting in paragraaf 4.3.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  2. b. het gebruik bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplantingen;
  3. c. recreatieve voorzieningen;
  4. d. fiets- en voetpaden;
  5. e. waterlopen en waterpartijen;
  6. f. waterkeringen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. wegen, paden en structuren met een cultuurhistorische en/of landschappelijke waarde, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' zoals beschreven in de bij dit plan behorende cultuurwaardenkaarten in de bijlage bij de toelichting;
  9. i. een zend- en ontvanginstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvanginstallatie';
  10. j. additionele voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: het veranderen van het profiel van de groenstructuren ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven in de categorieën horeca - 1, horeca - 2 en horeca - 3;
  2. b. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. additionele voorzieningen

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie;

b. het straat- en bebouwingsbeeld;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de milieusituatie;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Voor een toelichting zie de juridische toelichting in paragraaf 4.3.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke dienstverlening;
  2. b. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  3. c. begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' en rond de bestaande kerken van Middelbert en Engelbert;
  4. d. speeltuin, ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin';
  5. e. wegen en paden;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. water;
  9. i. additionele voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie;

b. het straat- en bebouwingsbeeld;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de milieusituatie;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Voor een toelichting zie de juridische toelichting in paragraaf 4.3.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud en herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;
  2. b. water;
  3. c. waterhuishoudkundige doeleinden;
  4. d. agrarisch medegebruik;
  5. e. paden;
  6. f. waterlopen, sloten, bermen en beplanting;
  7. g. additionele voorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  2. b. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf;
  3. c. het dempen en/of het geheel geheel of gedeeltelijk verondiepen van de Middelberterplas.

Artikel 11 Recreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatieve voorzieningen;
  2. b. kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' ten behoeve van recreatieve bewoning in kampeermiddelen;
  3. c. verblijfsrecreatieve voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
  4. d. recreatiewoningen, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  5. e. parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  6. f. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  7. g. additionele voorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportbeoefening;
  2. b. sportvoorzieningen;
  3. c. een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
  4. d. ontsluitingswegen;
  5. e. additionele voorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, fiets- en voetpaden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. bermen, taluds, groenvoorzieningen en waterlopen;
  5. e. waterkeringen;
  6. f. terrassen ten behoeve van horecabedrijven;
  7. g. wegen, paden en structuren met een cultuurhistorische en/of landschappelijke waarde, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' zoals beschreven in de bij dit plan behorende cultuurwaardenkaarten in de bijlage bij de toelichting;
  8. h. een stadsmarkering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - stadsmarkering';
  9. i. additionele voorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: het veranderen van het profiel van de wegen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. recreatief medegebruik;
  3. c. wegen, paden en structuren met een cultuurhistorische en/of landschappelijke waarde, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' zoals beschreven in de bij dit plan behorende cultuurwaardenkaarten in de bijlage bij de toelichting;
  4. d. bermen en groenvoorzieningen;
  5. e. waterkeringen;
  6. f. additionele voorzieningen, waaronder steigers, bruggen, dammen en/of duikers.

14.2 Bouwregels

14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor woon- en bedrijfsschepen;
  2. b. het veranderen van het profiel van de waterwegen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  3. c. het dempen en/of het geheel geheel of gedeeltelijk verondiepen van de Engelberterplas.

Artikel 15 Wonen - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen -1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur;
  3. c. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  4. d. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zoals beschreven in de bij dit plan behorende cultuurwaardenkaarten in de bijlage bij de toelichting;
  5. e. additionele voorzieningen.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie;

b. het straat- en bebouwingsbeeld;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de milieusituatie;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Voor een toelichting zie de juridische toelichting in paragraaf 4.3.

15.4 Afwijken van de bouwregels

15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  2. b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbondenberoep;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 15.1 is toegestaan;
  5. e. het gebruik van hoofdgebouwen voor meer dan één woning per hoofdgebouw, tenzij het bestaande aantal woningen in een hoofdgebouw groter is dan één. Dan geldt het bestaande aantal.

15.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 15.5 onder d voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70m². Het gestelde in lid 15.4.2 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing;
  2. b. lid 15.5 onder e voor het gebruik van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken. Het gestelde in lid 15.4.2 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing.

15.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de verbeelding nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits:

  1. a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 15.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Wonen - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat vanbedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  3. c. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat per bedrijf één bedrijfswoning is toegestaan;
  4. d. bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur;
  5. e. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  6. f. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garageboxen';
  7. g. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zoals beschreven in de bij dit plan behorende cultuurwaardenkaarten in de bijlage bij de toelichting;
  8. h. wegen, paden en structuren met een cultuurhistorische en/of landschappelijke waarde, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' zoals beschreven in de bij dit plan behorende cultuurwaardenkaarten in de bijlage bij de toelichting;
  9. i. additionele voorzieningen.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie;

b. het straat- en bebouwingsbeeld;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de milieusituatie;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Voor een toelichting zie de juridische toelichting in paragraaf 4.3.

16.4 Afwijken van de bouwregels

16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  2. b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 16.1 is toegestaan;
  5. e. het veranderen van het profiel van de wegen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  6. f. het gebruik van hoofdgebouwen voor meer dan één woning per hoofdgebouw, tenzij het bestaande aantal woningen in een hoofdgebouw groter is dan één. Dan geldt het bestaande aantal.

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 16.5 onder c voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70m². Het gestelde in lid 16.4.2 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing;
  2. b. lid 16.5 onder d voor het gebruik van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken. Het gestelde in lid 16.4.2 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing.

16.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de verbeelding nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits:

  1. a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 16.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Wonen - 3

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur;
  3. c. paardenbakken, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenbak';
  4. d. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  5. e. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garageboxen';
  6. f. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zoals beschreven in de bij dit plan behorende cultuurwaardenkaarten in de bijlage bij de toelichting;
  7. g. paardenstapmolens, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenstapmolen';
  8. h. additionele voorzieningen.

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie;

b. het straat- en bebouwingsbeeld;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de milieusituatie;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Voor een toelichting zie de juridische toelichting in paragraaf 4.3.

17.4 Afwijken van de bouwregels

17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  2. b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbondenberoep;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 17.1 is toegestaan;
  5. e. het gebruik van hoofdgebouwen voor meer dan één woning per hoofdgebouw, tenzij het bestaande aantal woningen in een hoofdgebouw groter is dan één. Dan geldt het bestaande aantal.

17.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 17.5 onder c en d voor het gebruik van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
    1. 1. een aan huis verbonden beroep;
    2. 2. dienstverlenende bedrijven;
    3. 3. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken;
    4. 4. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2, of naar aard en schaal daarmee te vergelijken bedrijven in categorie 3, van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen;

met dien verstande dat:

      1. a. de oppervlakte van de functies genoemd onder a sub 1 tot en met sub 4 van dit lid maximaal 150 m² bedraagt;
      2. b. de woonfunctie nadrukkelijk in het hoofdgebouw aanwezig blijft;
      3. c. de bedrijvigheid alleen in de gebouwen wordt gehuisvest en er geen opslag van goederen en materialen buiten de gebouwen plaatsvindt;
  1. b. lid 17.5 onder e voor het gebruik van hoofdgebouwen voor maximaal 2 woningen per hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte per woning niet meer dan 200 m2 bedraagt, tenzij de bestaande oppervlakte van de woning groter is. Dan geldt de bestaande oppervlakte;
    2. 2. de woonfunctie beperkt blijft tot het bestaande hoofdgebouw, behoudens geringe uitwendige aanpassingen.

Het gestelde in lid 17.4.2 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing.

17.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de verbeelding nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits:

  1. a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 17.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18 Wonen - 4

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur;
  3. c. paardenbakken, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenbak'.
  4. d. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  5. e. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garageboxen';
  6. f. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zoals beschreven in de bij dit plan behorende cultuurwaardenkaarten in de bijlage bij de toelichting;
  7. g. paardenstapmolens, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenstapmolen';
  8. h. additionele voorzieningen.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie;

b. het straat- en bebouwingsbeeld;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de milieusituatie;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Voor een toelichting zie de juridische toelichting in paragraaf 4.3.

18.4 Afwijken van de bouwregels

18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  2. b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbondenberoep;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 18.1 is toegestaan;
  5. e. het gebruik van hoofdgebouwen voor meer dan één woning per hoofdgebouw, tenzij het bestaande aantal woningen in een hoofdgebouw groter is dan één. Dan geldt het bestaande aantal.

18.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.5 onder c en d voor het gebruik van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. a. een aan huis verbonden beroep;
  2. b. dienstverlenende bedrijven;
  3. c. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat;
  4. d. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2, of naar aard en schaal daarmee te vergelijken bedrijven in categorie 3, van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen;
  5. e. lid 18.5 onder e voor het gebruik van hoofdgebouwen voor maximaal 2 woningen per hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte per woning niet meer dan 200 m2 bedraagt, tenzij de bestaande oppervlakte van de woning groter is. Dan geldt de bestaande oppervlakte;
    2. 2. de woonfunctie beperkt blijft tot het bestaande hoofdgebouw, behoudens geringe uitwendige aanpassingen;

met dien verstande dat:

  • de oppervlakte van de functies genoemd onder a tot en met d van dit lid maximaal 170 m² bedraagt;
  • de woonfunctie nadrukkelijk in het hoofdgebouw aanwezig blijft;
  • de bedrijvigheid alleen in de gebouwen wordt gehuisvest en er geen opslag van goederen en materialen buiten de gebouwen plaatsvindt.

Het gestelde in lid 18.4.2 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing.

18.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de verbeelding nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits:

  1. a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 18.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19 Leiding - Gas

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van aardgastransportleidingen.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.

19.2 Bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de bepalingen bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan ten behoeve van de aardgastransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 meter.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken, geen gebouw zijnde, na voorafgaand schriftelijk overleg met de betreffende leidingbeheerder en mits geen afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de aardgastransportleiding en geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Artikel 20 Leiding - Hoogspanningsverbinding

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoogspanningsleidingen.

20.2 Bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de bepalingen bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend hoogspanningsmasten toegestaan met een maximale bouwhoogte van 55 meter.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken geen gebouw zijnde, na voorafgaand overleg met de betreffende leidingbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding.

Artikel 21 Leiding - Riool

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van ondergrondse rioolleidingen.

21.2 Bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de bepalingen bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan ten behoeve van de rioolleiding tot een maximale bouwhoogte van 3 meter.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken, geen gebouw zijnde, na voorafgaand overleg met de betreffende leidingbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de rioolleiding.

Artikel 22 Waarde - Archeologie 1

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 50m2 en een grotere diepte dan 0,3 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

22.4 Afwijken van de bouwregels

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

22.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming Waarde - Archeologie - 1 van de verbeelding te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 2

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 200m2 en een grotere diepte dan 0,3 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

23.4 Afwijken van de bouwregels

23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

23.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' van de verbeelding te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 24 Waterstaat - Waterkering

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering.

24.2 Bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de bepalingen bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van waterkering.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken overeenkomstig de regels van de andere bij dit plan aangewezen bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering en voorafgaand overleg met de waterbeheerder heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met het normale onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een automaten/amusementshal;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor standplaatsen voor woonwagens.

Artikel 27 Bijzondere Aanduidingsregels

27.1 Geluidzone-industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone-industrie' gelden de volgende aanvullende regels:

27.2 Vrijwaringszone-molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' gelden de volgende aanvullende regels:

Artikel 28 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behalve ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 29 Algemene Afwijkingsbevoegdheid

29.1 Afwijkingsbevoegdheid

Voor zover zulks niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden toegestaan, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de voorgeschreven maximale maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% of 1 meter;
  2. b. voor aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. voor overschrijding van de bouw- en/of maatvoeringsgrenzen:
    1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
    2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijsinrichtingen, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
  4. d. voor overschrijding van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en buitentrappen, mits:
    1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 25 m² bedraagt;
    2. deze bouwhoogte met maximaal 25% wordt overschreden;
  5. e. voor het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met een maximale inhoud van 50 m3;
  6. f. voor het oprichten van bouwwerken van openbaar nut en voor duurzame energieopwekking, zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasreduceerstations, pompgebouwen voor warmte-koudeopslag en daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een maximale inhoud van 200 m3, met dien verstande dat voor ondergrondse bouwwerken geen maatvoeringsbeperkingen gelden;
  7. g. voor het oprichten van containers voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid, Wet milieubeheer, met een maximale inhoud van 200m3, met dien verstande dat voor ondergrondse containers geen maatvoeringsbeperkingen gelden;
  8. h. voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur;
  9. i. voor het bouwen van een collector voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking op een dak van een bouwwerk;
  10. j. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen tot een maximale hoogte van 6 meter, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen;
  11. k. voor het innemen van een standplaats voor straathandel;
  12. l. voor het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
  13. m. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter vanaf peil, met dien verstande dat voor reclame-uitingen een maximale hoogte van 6 meter geldt;
  14. n. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter vanaf peil, met dien verstande dat deze afwijkingsbevoegdheid niet van toepassing is op de gronden in en rond Noorderhoogebrug voor zover gelegen binnen dit bestemmingsplan.

29.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van lid 29.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

30.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug.

Bijlagen

Bijlage 1 Wijzigingsgebieden

Fragment uit de Nota Lintdorpen en Ruischerbrug, dat als losse bijlage, bij dit bestemmingsplan hoort.

Binnen de zoekgebieden nieuwe erven kan de wijzigingsbevoegdheid worden toegepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0029.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0030.png"

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

SBI-code SBI-code 2008 nr. omschrijving cat.
01 01 - landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw
014 016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 2
014 016 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² 3.1
15 10, 11 - vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken
151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 101, 102 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 3.2
151 101 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 4.2
151 101 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 3.2
151 101 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 3.1
151 101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 3.1
151 101, 102 7 - loonslachterijen 3.1
151 108 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 3.1
152 102 0 Visverwerkingsbedrijven:
152 102 2 - conserveren 4.1
152 102 3 - roken 4.2
152 102 4 - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² 4.2
152 102 5 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 3.2
152 102 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 3.1
1531 1031 0 Aardappelprodukten fabrieken:
1531 1031 1 - vervaardiging van aardappelproducten 4.2
1531 1031 2 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 3.1
1532, 1533 1032, 1039 0 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533 1032, 1039 1 - jam 3.2
1532, 1533 1032, 1039 2 - groente algemeen 3.2
1532, 1533 1032, 1039 3 - met koolsoorten 3.2
1532, 1533 1032, 1039 4 - met drogerijen 4.2
1532, 1533 1032, 1039 5 - met uienconservering (zoutinleggerij) 4.2
1541 104101 0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541 104101 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1541 104101 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2 Z
1542 104102 0 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542 104102 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1542 104102 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2 Z
1543 1042 0 Margarinefabrieken:
1543 1042 1 - p.c. < 250.000 t/j 4.1
1543 1042 2 - p.c. >= 250.000 t/j 4.2 Z
1551 1052 0 Zuivelprodukten fabrieken:
1551 1051 3 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 3.2
1551 1051 4 - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j 4.2 Z
1551 1051 5 - overige zuivelprodukten fabrieken 4.2
1552 1052 1 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 3.2
1552 1052 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 2
1561 1061 0 Meelfabrieken:
1561 1061 1 - p.c. >= 500 t/u 4.2 Z
1561 1061 2 - p.c. < 500 t/u 4.1
1561 1061 Grutterswarenfabrieken 4.1
1562 1062 0 Zetmeelfabrieken:
1562 1062 1 - p.c. < 10 t/u 4.1
1562 1062 2 - p.c. >= 10 t/u 4.2 Z
1571 1091 0 Veevoerfabrieken:
1571 1091 3 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water 4.2
1571 1091 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 4.1
1571 1091 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u 4.2 Z
1572 1092 Vervaardiging van voer voor huisdieren 4.1
1581 1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581 1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 2
1581 1071 2 - v.c. >= 7500 kg meel/week 3.2
1582 1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 3.2
1583 1081 0 Suikerfabrieken:
1583 1081 1 - v.c. < 2.500 t/j 5.1
1583 1081 2 - v.c. >= 2.500 t/j 5.3 Z
1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 10821 2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 3.2
1584 10821 4 - Suikerwerkfabrieken met suiker branden 4.2
1584 10821 5 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 3.2
1585 1073 Deegwarenfabrieken 3.1
1586 1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586 1083 2 - theepakkerijen 3.2
1587 108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 4.1
1589 1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 4.1
1589.1 1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 4.1
1589.2 1089 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2 1089 1 - zonder poederdrogen 3.2
1589.2 1089 2 - met poederdrogen 4.2
1589.2 1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 4.1
1591 110101 Destilleerderijen en likeurstokerijen 4.2
1592 110102 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592 110102 1 - p.c. < 5.000 t/j 4.1
1592 110102 2 - p.c. >= 5.000 t/j 4.2
1596 1105 Bierbrouwerijen 4.2
1597 1106 Mouterijen 4.2
1598 1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 3.2
16 12 - verwerking van tabak
160 120 Tabakverwerkende industrie 4.1
17 13 - vervaardiging van textiel
171 131 Bewerken en spinnen van textielvezels 3.2
172 132 0 Weven van textiel:
172 132 1 - aantal weefgetouwen < 50 3.2
172 132 2 - aantal weefgetouwen >= 50 4.2 Z
173 133 Textielveredelingsbedrijven 3.1
174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren 3.1
1751 1393 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 4.1
176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 3.1
18 14 - vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont
181 141 Vervaardiging kleding van leer 3.1
183 142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 3.1
19 15 - vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding)
191 151, 152 Lederfabrieken 4.2
192 151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 3.1
193 152 Schoenenfabrieken 3.1
20 16 - houtindustrie en vervaardiging artikelen van hout, riet, kurk e.d.
2010.1 16101 Houtzagerijen 3.2
2010.2 16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2 16102 1 - met creosootolie 4.1
2010.2 16102 2 - met zoutoplossingen 3.1
202 1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 3.2
203, 204, 205 162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 3.2
203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 3.1
21 17 - vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren
2111 1711 Vervaardiging van pulp 4.1
2112 1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
2112 1712 1 - p.c. < 3 t/u 3.1
2112 1712 2 - p.c. 3 - 15 t/u 4.1 Z
2112 1712 3 - p.c. >= 15 t/u 4.2 Z
212 172 Papier- en kartonwarenfabrieken 3.2
2121.2 17212 0 Golfkartonfabrieken:
2121.2 17212 1 - p.c. < 3 t/u 3.2
2121.2 17212 2 - p.c. >= 3 t/u 4.1 Z
22 58 - uitgeverijen, drukkerijen en reproduktie van opgenomen media
2221 1811 Drukkerijen van dagbladen 3.2
2222 1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 3.2
23 19 - aardolie-/steenkoolverwerk. ind.
2320.2 19202 A Smeeroliën- en vettenfabrieken 3.2
2320.2 19202 B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 4.2
2320.2 19202 C Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. 4.2
24 20 - vervaardiging van chemische produkten
2411 2011 0 Vervaardiging van industriële gassen:
2412 2012 Kleur- en verfstoffenfabrieken 4.1
2413 2012 0 Anorg. chemische grondstoffenfabrieken:
2413 2012 1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 4.2
2414.1 20141 A0 Organ. chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1 20141 A1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 4.2
2414.1 20141 B0 Methanolfabrieken:
2414.1 20141 B1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2414.1 20141 B2 - p.c. >= 100.000 t/j 4.2 Z
2414.2 20149 0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):
2414.2 20149 1 - p.c. < 50.000 t/j 4.2
242 202 0 Landbouwchemicaliënfabrieken:
243 203 Verf, lak en vernisfabrieken 4.2
2441 2120 0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441 2110 1 - p.c. < 1.000 t/j 4.2
2442 2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 3.1
2451 2041 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 4.2
2452 2042 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 4.2
2462 2052 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462 2052 1 - zonder dierlijke grondstoffen 3.2
2464 205902 Fotochemische produktenfabrieken 3.2
2466 205903 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 3.1
2466 205903 B Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. 4.1
247 2060 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 4.2
25 22 - vervaardiging van produkten van rubber en kunststof
2511 221101 Rubberbandenfabrieken 4.2
2512 221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512 221102 1 - vloeropp. < 100 m2 3.1
2512 221102 2 - vloeropp. >= 100 m2 4.1
2513 2219 Rubber-artikelenfabrieken 3.2
252 222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
252 222 1 - zonder fenolharsen 4.1
252 222 2 - met fenolharsen 4.2
252 222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 3.1
26 23 - vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsprodukten
261 231 0 Glasfabrieken:
261 231 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 3.2
261 231 2 - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j 4.2 Z
261 231 3 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j 4.2
2615 231 Glasbewerkingsbedrijven 3.1
262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 3.2
264 233 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 4.1
264 233 B Dakpannenfabrieken 4.1
2651 2351 0 Cementfabrieken:
2652 235201 0 Kalkfabrieken:
2652 235201 1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2653 235202 0 Gipsfabrieken:
2653 235202 1 - p.c. < 100.000 t/j 4.1
2661.1 23611 0 Betonwarenfabrieken:
2661.1 23611 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 4.1
2661.1 23611 2 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d 4.2
2661.2 23612 0 Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2 23612 1 - p.c. < 100.000 t/j 3.2
2661.2 23612 2 - p.c. >= 100.000 t/j 4.2 Z
2662 2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 3.2
2663, 2664 2363, 2364 0 Betonmortelcentrales:
2663, 2664 2363, 2364 1 - p.c. < 100 t/u 3.2
2663, 2664 2363, 2364 2 - p.c. >= 100 t/u 4.2 Z
2665, 2666 2365, 2369 0 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666 2365, 2369 1 - p.c. < 100 t/d 3.2
2665, 2666 2365, 2369 2 - p.c. >= 100 t/d 4.2 Z
267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 237 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 3.2
267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² 3.1
267 237 3 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j 4.2
2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 3.1
2682 2399 A0 Bitumineuze materialenfabrieken:
2682 2399 A1 - p.c. < 100 t/u 4.2
2682 2399 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2682 2399 B1 - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j 4.2 Z
2682 2399 B2 - overige isolatiematerialen 4.1
2682 2399 C Minerale produktenfabrieken n.e.g. 3.2
2682 2399 D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur 4.1
2682 2399 D1 - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur 4.2 Z
27 24 - vervaardiging van metalen
272 241 0 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
273 243 0 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273 243 1 - p.o. < 2.000 m2 4.2
274 244 A0 Non-ferro-metaalfabrieken:
274 244 A1 - p.c. < 1.000 t/j 4.2
274 244 B0 Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.:
2751, 2752 2451, 2452 0 IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:
2751, 2752 2451, 2452 1 - p.c. < 4.000 t/j 4.2
2753, 2754 2453, 2454 0 Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:
2753, 2754 2453, 2454 1 - p.c. < 4.000 t/j 4.2
28 25, 31 - vervaard. en reparatie van produkten van metaal (excl. mach./transportmidd.)
281 251, 331 0 Constructiewerkplaatsen:
281 251, 331 1 - gesloten gebouw 3.2
281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 3.1
281 251, 331 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 4.1
281 251, 331 3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 4.2 Z
2821 2529, 3311 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821 2529, 3311 1 - p.o. < 2.000 m2 4.2
2822, 2830 2521, 2530, 3311 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 4.1
284 255, 331 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 4.1
284 255, 331 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 3.2
284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 3.1
2851 2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851 2561, 3311 1 - algemeen 3.2
2851 2561, 3311 10 - stralen 4.1
2851 2561, 3311 11 - metaalharden 3.2
2851 2561, 3311 12 - lakspuiten en moffelen 3.2
2851 2561, 3311 2 - scoperen (opspuiten van zink) 3.2
2851 2561, 3311 3 - thermisch verzinken 3.2
2851 2561, 3311 4 - thermisch vertinnen 3.2
2851 2561, 3311 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 3.2
2851 2561,3311 6 - anodiseren, eloxeren 3.2
2851 2561, 3311 7 - chemische oppervlaktebehandeling 3.2
2851 2561, 3311 8 - emailleren 3.2
2851 2561, 3311 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 3.2
2852 2562, 3311 1 Overige metaalbewerkende industrie 3.2
2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 3.1
287 259, 331 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287 259, 331 A1 - p.o. < 2.000 m2 4.1
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 3.2
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 3.1
29 27, 28, 33 - vervaardiging van machines en apparaten
29 27, 28, 33 0 Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie:
29 27, 28, 33 1 - p.o. < 2.000 m2 3.2
29 27, 28, 33 2 - p.o. >= 2.000 m2 4.1
29 28, 33 3 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 4.2 Z
30 26, 28, 33 - vervaardiging van kantoormachines en computers
30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 2
31 26, 27, 33 - vervaardiging van over. elektr. machines, apparaten en benodigdh.
311 271, 331 Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie 4.1
312 271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 4.1
313 273 Elektrische draad- en kabelfabrieken 4.1
314 272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 3.2
315 274 Lampenfabrieken 4.2
32 26, 33 - vervaardiging van audio-, video-, telecom-apparaten en -benodigdh
321 t/m 323 261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 3.1
3210 2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 3.1
33 26, 32, 33 - vervaardiging van medische en optische apparaten en instrumenten
33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 2
34 29 -
34 29 vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers
341 291 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven
341 291 1 - p.o. < 10.000 m2 4.1
341 291 2 - p.o. >= 10.000 m2 4.2 Z
3420.1 29201 Carrosseriefabrieken 4.1
3420.2 29202 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 4.1
343 293 Auto-onderdelenfabrieken 3.2
35 30 - vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens)
351 301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351 301, 3315 1 - houten schepen 3.1
351 301, 3315 2 - kunststof schepen 3.2
351 301, 3315 3 - metalen schepen < 25 m 4.1
352 302, 317 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352 302, 317 1 - algemeen 3.2
352 302, 317 2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 4.2 Z
353 303,3316 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353 303, 3316 1 - zonder proefdraaien motoren 4.1
354 309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 3.2
355 3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 3.2
36 31 - vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g.
361 310 1 Meubelfabrieken 3.2
361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 1
362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 2
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 2
364 323 Sportartikelenfabrieken 3.1
365 324 Speelgoedartikelenfabrieken 3.1
3663.1 32991 Sociale werkvoorziening 2
3663.2 32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3.1
37 38 -
37 38 - voorbereiding tot recycling
372 383202 A0 Puinbrekerijen en -malerijen:
372 383202 A1 - v.c. < 100.000 t/j 4.2
372 383202 B Rubberregeneratiebedrijven 4.2
372 383202 C Afvalscheidingsinstallaties 4.2
40 35 - produktie en distrib. van stroom, aardgas, stoom en warm water
40 35 A0 Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe)
40 35 A1 - kolengestookt (incl. meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 5.2 Z
40 35 A2 - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth 5.1 Z
40 35 A3 - gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth,in 5.1 Z
40 35 B0 bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:
40 35 B1 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 3.2
40 35 B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 3.2
40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 35 C1 - < 10 MVA 2
40 35 C2 - 10 - 100 MVA 3.1
40 35 C3 - 100 - 200 MVA 3.2
40 35 C4 - 200 - 1000 MVA 4.2 Z
40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 35 D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 4.2
40 35 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 3.1
40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 35 E1 - stadsverwarming 3.2
41 36 - winning en ditributie van water
41 36 A0 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
41 36 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 3.1
41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 36 B1 - < 1 MW 2
41 36 B2 - 1 - 15 MW 3.2
41 36 B3 - >= 15 MW 4.2
45 41, 42, 43 - bouwnijverheid
45 41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 3.2
45 41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 3.1
45 41, 42, 43 2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 3.1
45 41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 2
50 45, 47 - handel/reparatie van auto's, motorfietsen; benzineservicestations
501, 502, 504 451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 2
501 451 Groothandel in vrachtauto's (incl. import) 3.2
5020.4 45204 A Autoplaatwerkerijen 3.2
5020.4 45204 C Autospuitinrichtingen 3.1
51 46 -
51 46 - groothandel en handelsbemiddeling
5121 4621 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 3.1
5121 4621 1 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer 4.2 Z
5122 4622 Grth in bloemen en planten 2
5123 4623 Grth in levende dieren 3.2
5124 4624 Grth in huiden, vellen en leder 3.1
5125, 5131 46217, 4631 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 3.1
5132, 5133 4632, 4633 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 3.1
5134 4634 Grth in dranken 2
5135 4635 Grth in tabaksprodukten 2
5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 2
5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 2
5138, 5139 4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 2
514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 2
5148.7 46499 0 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 2
5148.7 46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 3.1
5148.7 46499 5 - munitie 2
5151.1 46711 0 Grth in vaste brandstoffen:
5151.1 46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 3.1
5151.2 46712 0 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
5151.2 46712 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 4.1
5151.2 46712 3 - tot vloeistof verdichte gassen 4.2
5151.3 46713 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 3.2
5152.1 46721 0 Grth in metaalertsen:
5152.1 46721 1 - opslag opp. < 2.000 m2 4.2
5152.2 /.3 46722, 46723 Grth in metalen en -halffabrikaten 3.2
5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 4673 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 3.1
5153 4673 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 2
5153.4 46735 4 zand en grind:
5153.4 46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m² 3.2
5153.4 46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 2
5154 4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 3.1
5154 4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 2
5155.1 46751 Grth in chemische produkten 3.2
5155.2 46752 Grth in kunstmeststoffen 2
5156 4676 Grth in overige intermediaire goederen 2
5157 4677 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m² 3.2
5157 4677 1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² 3.1
5157.2/3 4677 0 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² 3.2
5157.2/3 4677 1 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² 3.1
518 466 0 Grth in machines en apparaten:
518 466 1 - machines voor de bouwnijverheid 3.2
518 466 2 - overige 3.1
519 466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 2
60 49 - vervoer over land
6021.1 493 Bus-, tram- en metrostations en -remises 3.2
6023 493 Touringcarbedrijven 3.2
6024 494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 3.2
6024 494 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 3.1
603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 2
63 52 - dienstverlening t.b.v. het vervoer
6311.1 52241 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen:
6311.1 52241 2 - stukgoederen 4.2
6311.1 52241 7 - tankercleaning 4.2
6311.2 52242 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
6311.2 52241 1 - containers 4.2
6311.2 52242 10 - tankercleaning 4.2
6311.2 52242 2 - stukgoederen 3.2
6311.2 52242 3 - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² 4.2
6311.2 52242 5 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u 4.2
6311.2 52242 7 - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 4.2
6312 52102, 52109 A Distributiecentra, koelhuizen 3.1
6312 52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 2
6321 5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 3.2
64 53 - post en telecommunicatie
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten 2
642 61 A Telecommunicatiebedrijven 1
71 77 - verhuur van transportmiddelen, machines, andere roerende goederen
711 7711 Personenautoverhuurbedrijven 2
712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 3.1
713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 3.1
714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 2
72 62 - computerservice- en informatietechnologie
72 62 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 1
72 58, 63 B Datacentra 2
73 72 - Speur- en ontwikkelingswerk
731 721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
74 63,69 t/m 71,73,74,77,78,80 t/m 82 - overige zakelijke dienstverlening
747 812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 3.1
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 2
7484.3 82991 Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten 4.1
75 84 - openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen
7525 8425 Brandweerkazernes 3.1
80 85 - onderwijs
85 85.53 Auto- en motorrijscholen 2
90 37, 38, 39 - milieudienstverlening
9001 3700 A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9001 3700 A1 - < 100.000 i.e. 4.1
9001 3700 A2 - 100.000 - 300.000 i.e. 4.2 Z
9001 3700 B rioolgemalen 2
9002.1 381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 3.1
9002.1 381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 3.1
9002.1 381 C Vuiloverslagstations 4.2
9002.2 382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2 382 A2 - kabelbranderijen 3.2
9002.2 382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 3.1
9002.2 382 A5 - oplosmiddelterugwinning 3.2
9002.2 382 A6 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 4.2 Z
9002.2 382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 2
9002.2 382 B Vuilstortplaatsen 4.2
9002.2 382 C0 Composteerbedrijven:
9002.2 382 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 3.2
9002.2 382 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 4.1
9002.2 382 C5 - GFT in gesloten gebouw 4.1
92 59 - Cultuur, sport en recreatie
921, 922 591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 2
93 96 - overige dienstverlening
9301.1 96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 3.1
9301.1 96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 3.1
9301.2 96012 Chemische wasserijen en ververijen 2
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen 2
9303 9603 0 Begrafenisondernemingen 1
Verklaring gebruikte afkortingen

- niet van toepassing of niet relevant
< kleiner dan
>= groter dan of gelijk aan
cat. categorie
e.d. en dergelijke
kl. klasse
n.e.g. niet elders genoemd
o.c. opslagcapaciteit
p.c. produktiecapaciteit
p.o produktieoppervlak
v.c. verwerkingscapaciteit



u. uur
d. dag
w. week
j. jaar
Z zoneringplichtig

Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Wonen-werken

SBI-code SBI-code 2008 omschrijving cat.
182 141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 2
221 581 Uitgeverijen (kantoren) 1
2222.6 18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 2
2223 1814 Grafische afwerking 1
2223 1814 Binderijen 2
2224 1813 Grafische reproduktie en zetten 2
2225 1814 Overige grafische aktiviteiten 2
223 182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 2
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 2
511 461 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
527 952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
61, 62 50, 51 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
6322, 6323 5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
633 791 Reisorganisaties 1
634 5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
642 61 Telecommunicatiebedrijven 1
65, 66, 67 64, 65, 66 Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen 2
70 41, 68 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
72 62 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 1
731 721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
732 722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
74 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
8021.3 85.31.3 Praktijkonderwijs 2
8022.2 85.32.2 Educatie 2
8042.1 85.59.1 Afstandsonderwijs 1
8042.2 85.59.2 Bedrijfsopleiding en -training 2
8042.3 85.59.9 Studiebegeleiding, vorming en onderwijs n.e.g. 2
8512, 8513 8621, 8622, 8623 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 1
853 88.91.1 Kinderopvang
921, 922 591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 2
9234 8552 Muziek- en balletscholen 2
9251, 9252 9101, 9102 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. 1
9302 9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 1
9305 9603 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. 1
Verklaring gebruikte afkortingen

n.e.g. niet elders genoemd

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Het voorliggende bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug omvat de dorpen Noorderhoogebrug, Ruischerbrug, Middelbert en Engelbert. Het plan maakt deel uit van het actualiseringstraject van bestemmingsplannen van de gemeente Groningen. Dit traject is in 2006 ingezet en moet er toe leiden dat in 2013 het hele grondgebied van de gemeente Groningen is voorzien van actuele bestemmingsplannen. Voorliggend bestemmingsplan vormt een (gedeeltelijke) herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 1998 en het Plan in onderdelen “Ruischerbrug 1956”.

De dorpen Noorderhoogebrug, Engelbert en Middelbert waren opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 1998. Hierin was voor de dorpen een globale regeling opgenomen. De dorpen vormen echter een uniek woonmilieu binnen de gemeente Groningen, met eigen kenmerken en kwaliteiten. Er is daarom behoefte aan een actueel juridisch-planologisch kader met een gedetailleerde verbeelding die aan deze kenmerken en kwaliteiten recht doet. Hierin wordt met voorliggend bestemmingsplan voorzien.

Het bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug gaat uit van het beheren van de bestaande situatie. In voorliggend bestemmingsplan zijn dan ook geen grootschalige ontwikkelingen opgenomen. Wel is gekeken naar perceelgebonden ontwikkelingen die nodig kunnen zijn om het unieke woonmilieu in de dorpen ook in de toekomst aan te kunnen laten sluiten bij de huidige woonwensen.

Reeds vergunde bouwprojecten en enkele ontwikkelingen zijn wel in het bestemmingsplan opgenomen. In de volgende hoofdstukken is de juridisch-planologische regeling voor het plangebied nader gemotiveerd.

1.2 Nota Lintdorpen En Ruischerbrug

Toen een start werd gemaakt met de voorbereiding van het bestemmingsplan bleek dat het plan antwoorden zou moeten bevatten op vragen die al langere tijd in de dorpen leven. Herhaaldelijk kwamen er verzoeken binnen, die niet in het vigerend bestemmingsplan passen, maar die gevoelsmatig wel bij de dorpen zouden passen. Het gaat om zaken als vergroten van woningen ten behoeve van het wooncomfort en aanvragen voor grotere bijgebouwen om hobby en kleinschalige en dienstverlenende bedrijvigheid in onder te brengen.

Om een integraal en goed onderbouwd antwoord op de vragen te kunnen geven is een analyse van de kwaliteiten, kansen en bedreigingen per dorp gemaakt in de Nota Lintdorpen en Ruischerbrug. Deze nota bevat een belangrijke onderbouwing van de bestemmingsplanregels en zal daarom gelijktijdig met het voorontwerp-bestemmingsplan in procedure worden gebracht. De afstemming tussen de inspraak op het bestemmingsplan en de onderliggende analyse zal op deze wijze optimaal zijn.

De beschrijving van de dorpen in hoofdstuk 3 is grotendeels ontleend aan de nota. Ook de in paragraaf 2.1.2 beschreven ruimtelijk-functionele situatie per dorp vindt zijn oorsprong in de analyse in dit document.

1.3 Begrenzing Plangebied

Het plangebied bestaat uit de volgende drie delen:

  • Het eerste en meest noordelijke deel betreft het lint Noorderhoogebrug / Wolddijk. De noordelijke grens van het plangebied valt samen met die van de bebouwde kom van Groningen. De oostelijke grens volgt de Noordzeeweg (N370) en omvat de percelen aan de Groningerweg ten oosten van de Noordzeeweg. In het westen volgt de plangebiedsgrens de erfgrenzen van de bebouwing. De Winsumerweg (N361) vormt de zuidelijke grens van dit deel van het plangebied.
  • Het tweede deel van het plangebied betreft Ruischerbrug. Dit dorp ligt ingeklemd tussen het Damsterdiep en het Eemskanaal. De gemeentegrens vormt de oostelijke grens van het plangebied. In het westen ligt de grens van het plangebied achter de percelen aan de Boekweitstraat. Verder behoren de woningen aan de Rijksweg (N380), ten noorden van het Damsterdiep, ook tot dit bestemmingsplan.
  • Het derde deel van het plangebied omvat de dorpen Middelbert en Engelbert en de omliggende agrarische gronden. Het gaat hierbij om de lintbebouwing met bijbehorende erven, openbare ruimte en de eventuele uitbreidingen en nieuwbouwwijken van beide dorpen. De agrarische gronden worden in het noorden begrensd door het Eemskanaal en in het oosten door de gemeentegrens. In het zuiden en westen vormen de A7 en N7 de grens van het plangebied. Zie ook paragraaf 2.1, laatste alinea, onder het kopje Meerstadgronden.

In onderstaande afbeelding is het plangebied van bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug weergegeven in rood.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0001.jpg"

Ligging plangebied

Hoofdstuk 2 De Ruimtelijk - Functionele Structuur Van De Dorpen

2.1 Ruimtelijke Structuur

2.1.1 Ontstaansgeschiedenis

Inleiding

De lintdorpen Noorderhoogebrug, Ruischerbrug en Engelbert/Middelbert zijn onmiskenbaar verweven met het buitengebied van de gemeente Groningen. Toch heeft elk lintdorp eigen karakteristieke elementen, die het lintdorp een eigen gezicht en identiteit geven. Zo is bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van Noorderhoogebrug de kruising van het gegraven Boterdiep met de natuurlijke loop van de Hunze van groot belang geweest. Het lintdorp Ruischerbrug hangt sterk samen met de ontwikkelingsgeschiedenis van Noorddijk en de lintdorpen Engelbert en Middelbert dragen nog de karakteristieken van een ontginningslint in het veen.

Het is vooral de cultuurhistorische samenhang tussen en stapeling van de verschillende archeologische, geomorfologische, natuurlijke en landschappelijke waarden die de lintdorpen voor de gemeente Groningen uniek maken. De ontwikkelingsgeschiedenis is vaak nog af te lezen aan de structuur van het dorp. De linten kennen veel archeologisch waardevolle percelen, gemeentelijke en rijksmonumenten, waardevolle boerderijen en boerenplaatsen en landschappelijke en historisch-geografische structuren. Deze elementen, evenals de wijze waarop zij gerangschikt zijn bepalen voor een belangrijk deel het beeld en de beleving van dit gebied door passanten en recreanten.

Door de uitbreiding van de stad, de schaalvergroting van de landbouw, de aanleg van bedrijven- en industrieterreinen, de aanleg van nieuwe infrastructuur, ingrepen in het watersysteem en bosaanleg staat het ruimtelijk karakter van de dorpen onder druk. In geval van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is aansluiting bij de kernkarakteristieken van de lintdorpen, die ieder een eigen karakter hebben, een belangrijke voorwaarde.

Bescherming van waarden via het bestemmingsplan

Karakteristieke panden

De nieuwe Wet ruimtelijke ordening biedt de mogelijkheid om nadere regels en voorwaarden op te stellen ter bescherming van karakteristieke panden. Behoud van de bestaande hoofdvorm is het uitgangspunt. In het bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug is een aantal panden/objecten als 'karakteristiek' aangegeven. Het gaat hierbij om boerderijen, woonhuizen en structuren met een belangrijke cultuurhistorische waarde, die bijdragen aan het specifieke karakter van een lintdorp. Van deze panden is de bestaande hoofdvorm vastgelegd. Alleen door middel van een afwijkingsbevoegdheid zijn aanpassingen mogelijk.

Cultuurwaardenkaart

Op de verbeelding (plankaart), behorende bij dit bestemmingsplan zijn de archeologische waarden aangegeven, evenals de karakteristieke panden, objecten en structuren die in het gebied voorkomen. Veel belangrijke elementen in het buitengebied zijn echter beschermd via andere regelingen zoals de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening en komen niet voor op de verbeelding. Om geen afbreuk te doen aan de samenhang van cultuurhistorische en archeologische waarden en om een goed overzicht te kunnen geven van alle cultuurhistorische waarden in de Lintdorpen van Groningen is bij dit bestemmingsplan een cultuurwaardenkaart gevoegd. Hierop staan de cultuurhistorische, archeologische, historisch-geografische en landschappelijk waardevolle elementen met nummers aangegeven. De nummers verwijzen naar een korte beschrijving, waarbij ook staat vermeld onder welk beschermingsregime ze vallen.

Onderstaande paragrafen bevatten een toelichting op de specifieke cultuurhistorische waarden. Hierbij is de volgorde: Noorderhoogebrug, Ruischerbrug en Middelbert/Engelbert.

Noorderhoogebrug

Het voormalige dorp Noorderhoogebrug maakte tot aan de annexatie door de gemeente Groningen in 1969 deel uit van de gemeenten Noorddijk (Molenstreek en omgeving) en Bedum (Groningerweg en de Wolddijk). Het dorp is ontstaan op het kruispunt van de oude waterloop de Hunze en de Wolddijk, de belangrijke verbinding vanuit de stad Groningen naar het noorden. De Hunze meandert aan de oostkant van de stad naar het noordwesten. Over deze Hunze lag vanaf de 10de eeuw de St. Walfridusbrug, genoemd naar de heilige Walfridus die dagelijks blootsvoets de moeilijk begaanbare weg liep naar de stad Groningen en daar een brug bouwde omdat hij dikwijls gehinderd werd door de wisselende waterstand. Alle verkeer vanuit de stad naar Bedum en de streek daarachter ging vanuit de Ebbingepoort langs de Bedumerweg (in de 15de eeuw ook wel Walfridusweg genaamd) over deze brug en vervolgens verder over de Wolddijk of langs de Zuidwoldermaar in oostelijke richting. Over water volgde men ongeveer dezelfde route: door de Cleisloot (later het Boterdiep) tot aan de grondzijl bij de Hunze. In 1616 werd het grondzijl weggehaald, werd de Cleisloot met het Zuidwoldermaar verbonden en kon men ongehinderd van Groningen naar het noorden varen. De merkwaardige bocht in het oude Boterdiep, die thans nog te zien is in de weg (Molenstreek) door Noorderhoogebrug is daar het gevolg van.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0002.png"

Noorderhoogebrug en omgeving. De atlas van Hottinger (1773-1794)

Rond 1900 was ten zuiden van de bocht van het Boterdiep en naast de brug hierover sprake van enige bedrijvigheid, bestaande uit een korenmolen met een sarrieshut en een kalkmolen waaromheen in de loop der tijd enige bebouwing was ontstaan. Al in 1711 stond hier een pelmolen die in 1842 afbrandde. Ook een nieuwe molen, 'De Hoogebrug' onderging in 1906 hetzelfde lot. In 1907 werd de huidige molen 'De Wilhelmina' gebouwd; het achtkant is afkomstig van een afgebroken korenmolen uit Sappemeer. De molen kwam op een iets andere plek te staan, verder naar het oosten. Tegenover de brug lag de oude herberg 'Stad en Lande'.

In het gebied vormde veeteelt het belangrijkste middel van bestaan. Vanaf de kern van het dorp loopt de Wolddijk, de middeleeuwse verbinding naar het noorden richting Bedum. Aan weerszijden van de Wolddijk ten noorden van de oude dorpskern (Molenstreek) ontwikkelde zich in de loop van de tijd lintbebouwing, bestaande uit enkele boerenplaatsen en kleine huisjes. Bij de bocht van de Wolddijk op de grens van de bebouwde kom staat het voormalige tolhuis van Noorderhoogebrug. In de jaren '30 van de 20ste eeuw werd de bocht van het Boterdiep in Noorderhoogebrug afgesneden; het afgesneden stuk van het Boterdiep werd gedempt, nu nog herkenbaar aan het grasveldje met kinderspeelplek ten oosten van de Molenstreek. In 1938 werd een begin gemaakt met het dempen van het stuk Boterdiep tussen de stad en Noorderhoogebrug.

Tegelijkertijd – in de Interbellumperiode (1910-1940) - ontwikkelde zich ten noorden van de Groningerweg karakteristieke lintbebouwing van vrijstaande en dubbele woonhuizen, afgewisseld door een enkele kleine boerderij. De panden zijn voorzien van groene voorerven en hebben gevarieerde kapvormen van wisselend formaat en vorm zoals zadeldaken met de nok haaks op de weg, dubbele met de nok evenwijdig aan de weg, zadeldaken met wolfseinden en mansardedaken. Karakteristiek materiaalgebruik zoals helderrode baksteen, gesinterde steen voor trasramen en omlijstingen en houten topgevelbeschietingen.

Na de Tweede Wereldoorlog werd het dorp op bescheiden schaal uitgebreid met woningbouw (type 1000 woningen plan). Aan de westzijde van de Wolddijk werden acht blokjes van 2-onder-1-kapwoningen gebouwd met verspringingen in de rooilijn. De woningen zijn opgemetseld uit rode baksteen en zijn voorzien van oranjerode pannendaken. In de jaren '80 volgden twee-onder-1 kapwoningen aan de overzijde.

In 1953 werd het Boterdiep in het noordelijke gedeelte van de stad langs de Bedumerweg gedempt ten behoeve van het toenemende autoverkeer. Later werd ook de noordelijke ringweg aangelegd en ten noorden daarvan het industrieterrein De Hoogte, waardoor Noorderhoogebrug dichter tegen de stad kwam te liggen, maar met behoud van het eigen dorpse karakter.

In 1969 volgde annexatie door de gemeente Groningen.

Ruischerbrug

Ruischerbrug ligt op een ongeveer 500 meter brede strook, ingeklemd tussen het Eemskanaal en het Damsterdiep ten oosten van de stad Groningen. Ruischerbrug was de hoofdplaats van de voormalige gemeente Noorddijk, waartoe ook de omringende plaatsen Noorderhoogebrug, Middelbert, Engelbert, Roodehaan, Euvelgunne, Waterhuizen en Noorddijk zelf behoorden. Ruischerbrug is ontstaan bij de kruising van het Damsterdiep met een weg die in zuidoostelijke richting liep. Langs het water nabij de brug over het Damsterdiep ontstond in de loop der tijd enige bebouwing, waaronder een korenmolen (1819-1865). Veeteelt vormde in dit gebied het belangrijkste middel van bestaan. In de eerste helft van de 15de eeuw wordt een begin gemaakt met het graven van het Damsterdiep. Het eerste gedeelte liep vanaf de stad naar Oosterhoogebrug. Rond 1600 wordt dit diep verder uitgediept om het geschikt te maken voor de scheepvaart. Het Damsterdiep wordt dan de belangrijkste vaarverbinding van de stad Groningen via de Fivel bij Dijkshorn met de oostelijke Ommelanden. Over de weg was de Stadsweg, een zeer oude middeleeuwse kleiweg, de belangrijkste route van Groningen via Appingedam naar Emden en Bremen. Deze nog altijd bestaande Stadsweg loopt ten noorden van de kern van Oosterhoogebrug en Ruischerbrug via Lewenborg in oostelijke richting naar Ten Boer.

Later werd de functie van de Stadsweg als verkeersweg overgenomen door de Rijksweg langs de noordzijde van het Damsterdiep. Oorspronkelijk was deze weg niet meer dan een trekpad. In het midden van de 17de eeuw werd dit pad verbreed tot een trekweg, die in 1839 door het rijk werd overgenomen en sindsdien Rijksweg heet. Ten zuiden van en parallel aan het Damsterdiep loopt de Woldweg, de oude verbinding van Oosterhoogebrug in zuidoostelijke richting met de Wolddorpen Slochteren, Schildwolde, Hellum en Siddeburen. Een restant van deze Woldweg is nog aanwezig in Ruischerbrug en sluit aan op de Harkstederweg richting Harkstede. De functie van de Woldweg is later overgenomen door de Borgweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0003.jpg"

Ruischerbrug omstreeks 1900. Gezien in de richting van de stad met van links naar rechts het Eemskanaal, de Woldweg en het Damsterdiep. Foto: Coll. T. Dijkhuis, Groningen

Door de aanleg van het Eemskanaal in 1876 kwam de kern van het dorp geïsoleerd te liggen op een smalle strook grond tussen de nieuwe en oude waterweg. Over het nieuwe kanaal kwam een ijzeren brug, in het verlengde van de weg naar Harkstede en over de verlengde Borgsloot een til. Over het Damsterdiep werd een nieuwe ijzeren `draaibrug gelegd.

In de tweede helft van de 19de eeuw kwam in het gebied handel en industrie tot ontwikkeling, langs het Damsterdiep, het Eemskanaal en het Slochterdiep, zoals een pannenfabriek, een steenfabriek en de aardewerkfabriek 'Adco' (tot 1976). Ten oosten van de Rollen, vlak achter de school, verrees aan het Eemskanaal in 1937 de markante graansilo van de ACM. Het complex werd gesloopt in 2001.

In 1907 werd Ruisscherbrug uitverkoren als vestigingsplaats van het nieuwe gemeentehuis van de gemeente Noorddijk. Dit werd gebouwd ten zuiden van het Damsterdiep, aan de oostzijde van de brug. Daarvoor fungeerde het naastgelegen café 'Landzicht' als gemeentehuis, maar vanaf 1906 werd de combinatie van café/gemeentehuis verboden. In 1948 werd het gemeentehuis verbouwd en met een verdieping opgehoogd naar ontwerp van gemeentearchitect G. Koolhof. Nadat het gemeentehuis zijn functie verloor door de annexatie bij Groningen in 1969 is het nog tot 1973 in gebruik geweest als hulpsecretarie. Sindsdien is het gebouw in gebruik als woonhuis.

In 1920 werden langs de Woldweg 8 woningwetwoningen gebouwd door de Stichting Noorddijker Woningbouw. Aan de overzijde van het Damsterdiep, nabij de kruising met de Noorddijkerweg had zich al rond 1900 enige lintbebouwing ontwikkeld. Door de verbreding van de Rijksweg omstreeks 1930 werd een aantal woningen langs de oude weg gesloopt. De nieuwe huizen werden verder naar achteren gebouwd, achter de oorspronkelijke rooilijn. Aan de zuidkant, ten westen van de brug over het Damsterdiep aan de Woldweg, vond verdichting van de bestaande lintbebouwing plaats. De huidige brug over het Damsterdiep dateert van circa 1962.

Vanaf 1956 kwam een uitbreidingsplan tot stand, gelegen tussen de Woldweg en het Eemskanaal, waardoor het woningbestand van Ruischerbrug fors toenam. Rondom een drietal driehoekige groen ingerichte pleinen werd een krans van deels vrijstaande woningen en woningen in blokjes van twee en zes gebouwd. De pleinen zijn georiënteerd op de Woldweg en het Damsterdiep. Oorspronkelijk hadden de pleinen bloemennamen maar door de annexatie bij de gemeente Groningen zijn de namen veranderd in die van landbouwgewassen: Tarweplein, Haverplein en Roggeplein. Recent is een aantal woningen aan het Tarweplein vervangen door nieuwbouw. Ook vond nieuwbouw plaats langs het Damsterdiep op de plaats van de gesloopte woningwetwoningen in de vorm van een appartementengebouw en vrijstaande eensgezinswoningen. De drie pleinen vormen een cultuurhistorisch waardevolle stedenbouwkundige structuur als voorbeeld van een dorps uitbreidingsplan uit de jaren '50 van de 20ste eeuw.

In 1957 kreeg Ruischerbrug een nieuwe openbare lagere school ten oosten van de brug over het Damsterdiep aan de Woldweg. Deze vormt een dependance van de 'Driebondschool' in Engelbert.

Na de Tweede wereldoorlog ontwikkelden de dorpen ten oosten en zuidoosten van de stad zich slechts op beperkte schaal. Oosterhoogebrug werd geheel opgenomen in de bebouwde kom van de stad Groningen, terwijl Noorderhoogebrug, Ruisscherbrug en Noorddijk door de nieuwe uitbreidingswijken van Groningen direct tegen de stad aan kwamen te liggen.

Engelbert en Middelbert

De dorpen Engelbert en Middelbert zijn ontstaan als gevolg van veenontginningen en bestaan reeds rond 1300. Waarschijnlijk is door een relatief droge periode het veen toegankelijk geworden. De ontginning vindt plaats vanaf de hoger gelegen oeverwallen van de Hunze in oostelijke richting door het graven van sloten. Initiatief voor deze ontginningen komt waarschijnlijk van de dorpen die op de Hondsrug ten zuiden van Groningen lagen zoals Haren, Helpen, Essen, Glimmen en Noordlaren. Er ontstaan langgerekte smalle percelen en haaks daarop, aan een weg of dijk zogenaamde nederzettingsassen: een open lint van solitaire gebouwen. Engelbert en Middelbert zijn goede voorbeelden van deze linten. Beide dorpen bestaan uit een bebouwingslint langs een verhoogde weg evenwijdig aan de weg die vanuit Ruischerbrug naar het zuidoosten liep. Rond beide dorpen was de klei minder zwaar dan in het gebied ten noorden en noordoosten van de stad en vond zowel veeteelt als akkerbouw plaats. Verder naar het zuidoosten, met name voorbij Engelbert, was sprake van moerassige veengronden die rond 1900 voor een groot deel nog niet in gebruik waren als cultuurgrond. Door zijn lage ligging is Engelbert vaak overstroomd; in 1257, 1262 en in 1267 (de Marcellusvloed). Dat kwam enerzijds door de turfwinning en anderzijds door de bebouwing, waardoor de grond inklonk. Daardoor was de afwatering via de Hunze naar het Reitdiep niet meer goed mogelijk. Vanaf 1570 verliep deze via het Scharmerzijlvest naar Delfzijl. Vanaf de 17de eeuw werd de turfwinning op grotere schaal ter hand genomen. Maar op de plekken waar het laagveen was weggegraven, ontstonden watervlakten. Zelfs nadat het te bemalen land geheel omdijkt was en er watermolens waren gebouwd, die de polders bemaalden, was er sprake van overstromingsgevaar.

De situatie verbeterde nadat men een sluis had gebouwd en de twee molens naar de Borgsloot had verplaatst. In 1910 kwam er zelfs een stoomgemaal aan de Borgsloot. Op de plaats waar het oude kerkepad van Middelbert uitkomt bij de Borgsloot ligt een karakteristiek ensemble van twee kleine woningen met een trafo bij de Borgsloot en twee bruggetjes hierover. De woningen zijn met hun front naar de Harkstederweg gericht (behorend bij een vroegere molen).


De kadastrale kaart van circa 1830 laat slechts hier en daar wat spaarzame bebouwing zien langs de Middelberterweg en de Engelberterweg, bestaande uit de beide middeleeuwse kerken, een pastorie en kleine keuterijtjes of woninkjes, bewoond door de turfstekers. De Olgerweg, een oude dijk vormt nog steeds de scheiding tussen de dorpsgebieden van Engelbert en Middelbert. In het gebied ten noorden van Middelbert waar de ondergrond meer uit klei bestaat, geeft de kaart enkele boerenplaatsen aan.

Omstreeks 1867 zijn in het veenachtige gebied ten westen van de Middelberterweg (achter nr. 46 en ten zuiden van het kerkepad van Middelbert twee veenplassen te zien, de Kleine en de Grote Wiel. Ter plaatse hiervan ligt nu een grote plas.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0004.png"

Overzicht van het gebied met Ruischerburg (links), Middelbert en Engelbert.

Atlas van Hottinger (1773-1793)

Een viertal boerenplaatsen, dat terug te vinden is op de kadastrale minuut van 1830, en de twee kerken van Engelbert en Middelbert, gelegen aan deze linten, zijn in dit bestemmingsplan dubbelbestemd als Waarde - Archeologie 1. Onder deze oudste gebouwen uit het lint liggen zeer waarschijnlijk de oudste sporen van de lintdorpen bewaard in de bodem. De dorpskern van Engelbert, die zich ontwikkeld heeft om de kerk heen is aangewezen met als een zone van hoge archeologische verwachting, en is dubbelbestemd als Waarde - Archeologie 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0005.jpg"

De moerassige veengebieden ten zuidoosten van Engelbert. Kadastrale minuut, 1830

Rond 1900 worden de moerassige veengebieden steeds meer in cultuur gebracht en verdicht het lint langs de Engelberterweg zich met woonhuizen, arbeiderswoningen, winkelpanden, een openbare lagere school en nieuwe boerderijen, een ontwikkeling die tot in de jaren vijftig/zestig doorgaat. Met de voltooiing van de aanleg van de Woldjerspoorlijn in 1929 kreeg de ontwikkeling van Engelbert een flinke economische stimulans. De lijn verbond Groningen met Delfzijl via de Wolddorpen Engelbert, Harkstede-Scharmer, Kolham, Slochteren, Schildwolde-Hellum, Siddeburen, Tjuchem-Meedhuizen en Weiwerd. Voor de aanleg van de spoorlijn werd een deel van de zandrug, waarop de kern van Engelbert was ontstaan, afgegraven. Eén van deze afgravingen werd bestemd voor recreatieve doeleinden. Zo ontstond het natuurbad van Engelbert, een grote langgerekte plas met helder water met zomerhuisjes rondom (noordwestzijde) en voorzien van kleedcabines en een bijzondere spring/duiktoren uit 1935. Voor de aanleg van de Woldjerspoorlijn moest de oude pastorie van Engelbert die in het begin van het tracé aan het begin van de Woldjerspoorweg lag, wijken; een nieuwe werd hier tegenover gebouwd (Woldjerspoorweg nr. 1).

In 1927 werd verderop langs de spoorbaan het station van Engelbert gebouwd (ontwerp architect A. van der Steur). Aan de overzijde kwam café 'Spoorzicht' (nu 'Engelstede'). Na het buiten gebruik raken van de lijn in 1942 is het stationsgebouw in gebruik geweest als dubbel woonhuis. Een deel van het voormalige tracé is nog goed herkenbaar. Achter de Woldjerspoorweg ligt een nieuw multifunctioneel dorpscentrum met daarachter de sportvelden en de ijsbaan.

Ten noorden van de kern van Engelbert nabij de kruising van de Engelberterweg en de Olgerweg werd in de vorige eeuw een uitbreidingsplan gerealiseerd. Aan de noordwest en noordzijde van een centrale groenstrook met boombeplanting werd in 1955 een complex van 12 bejaardenwoningen en een wijkpost van het Groen kruis met twee dienstwoningen gerealiseerd door gemeentearchitect G.H. de Kiviet. Aan de overzijde van de 'brink' werden in de jaren vijftig en zestig vrijstaande enkele en dubbele woonhuizen gebouwd. Het geheel in combinatie met het ontworpen groen vormt een cultuurhistorisch waardevolle stedenbouwkundige structuur als voorbeeld van een dorps uitbreidingsplan uit de jaren '50 van de 20ste eeuw.

Ten westen van de 'brink' aan weerszijden van de Olgerweg werden in de periode 1967-1971 stroken nieuwbouwwoningen gerealiseerd, 3 blokjes van 4 aan de noordzijde en blokjes van 2 aan de zuidzijde.

2.1.2 De (huidige) ruimtelijk - functionele structuur

Noorderhoogebrug / Wolddijk

Het dorp Noorderhoogebrug is gelegen aan de noordrand van de stad. Deze ligging, direct ten oosten van de Koningslaagte, is een grote kwaliteit van het Noorderhoogebrug. Tussen de lintbebouwing zijn op verschillende plaatsen ruime doorzichten naar dit open landschap, waardoor de weidsheid vanaf het lint goed te beleven is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0006.jpg"

Noorderhoogebrug vanuit oostelijke richting

Een andere kwaliteit van het dorp is de aanwezigheid van relatief veel karakteristieke bebouwing, zoals de molen Wilhelmina en oudere woonhuizen langs de Molenstreek. Van mindere kwaliteit is de Noordzeeweg (N370) die als autonoom element, los van oorspronkelijke ruimtelijke structuren, het dorp doorsnijdt. De ontsluiting van Noorderhoogebrug loopt via de Wolddijk in noordelijke richting en de Groningerweg in oostelijke richting. De Molenstreek vormt een ontsluiting voor langzaam verkeer en sluit aan op de Winsumerweg en de Noordzeeweg. Vanuit Noorderhoogebrug zijn er goede fietsverbindingen met de binnenstad en andere voorzieningen.

Een sterk punt is de flexibiliteit die ontstaat doordat de bebouwing een individueel en divers karakter heeft. Zo is sprake van een individuele omvang van panden en individuele diepte van percelen. Hierdoor ontstaat ook variatie en flexibiliteit in functies die binnen het lint voorkomen.

Het dorp heeft een verdichte kern rond de Molenstreek en het zuidelijke deel van de Wolddijk. Het grootste deel van de bebouwing bestaat uit lintbebouwing langs de Wolddijk die in het zuiden splitst in de Groningerweg en de Molenstreek. Ten oosten van de Noordzeeweg zet de lintbebouwing aan Groningerweg zich voort tot aan de N361.

Zowel aan de oostelijke als westelijke zijde van de Wolddijk komt planmatige bebouwing voor in de vorm van 2 onder 1 kap woningen. De bebouwing is naar de straat gericht en de nokrichting is dwars op, of parallel aan de straat. De meeste woningen zijn gebouwd in één laag met kap. Enkele woningen zijn gebouwd in twee lagen met (flauwe) kap. Verspreid in het lint komen op verschillende plaatsen dorps wonen en werken voor. Aan het deel van de Groningerweg ten oosten van de N370 staat een aantal woon-werk combinaties.

Langs de Molenstreek ligt een brede berm met boombeplanting. Verder zijn op drie plekken in het dorp speel- en trapveldjes aanwezig. Ten zuiden van het dorp ligt een volkstuinencomplex.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0007.jpg"

De ruimtelijk-functionele structuur van Noorderhoogebrug

Bron: HKB

Vertaling naar het bestemmingsplan

In de meeste gevallen is de bestaande bestemming overgenomen. Het grootste deel van de bebouwing in het dorp heeft een woonbestemming. Binnen deze bestemming is ervoor gekozen om op perceelsniveau ruimte te bieden, waar dat ruimtelijk mogelijk is. Dit is meestal in de vorm van een relatief ruim bouwvlak en bijgebouwenregeling. In Noorderhoogebrug is dit toegepast bij de meeste woningen aan de Wolddijk en woningen aan het oostelijk deel van de Groningerweg. Aan deze straten staan de woningen op ruime kavels. Om de doorzichten in het lint te behouden is de uitbreidingsruimte in de meeste gevallen aan de achterzijde van de bebouwing gezocht. Het dichtslibben van het lint kan zo worden tegengegaan. De woningen aan het westelijk deel van de Groningerweg en rond het molenerf staan op kleinere kavels, waardoor hier iets minder ruime bouwvlakken zijn gehanteerd. Aan het oostelijk deel van de Groningerweg staan de woningen op diepe kavels. Ook zijn enkele bedrijfsbestemmingen opgenomen voor de bestaande bedrijven. De gebouwen die een monumentale status hebben of als karakteristiek zijn aangeduid, hebben een strak bouwvlak gekregen.

Ruischerbrug

Het dorp Ruischerbrug ligt op de overgang van het wierdenlandschap naar het laagveen landschap en is ingeklemd tussen het Damsterdiep en het Eemskanaal. Omdat Ruischerbrug geen lintdorp is, wijkt de ruimtelijke structuur af van de andere dorpen binnen het bestemmingsplan. De beleving van beide waterwegen is één van de belangrijkste kwaliteiten van het dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0008.jpg"

Ruischerbrug vanuit zuidelijke richting

Andere kwaliteiten van Ruischerbrug zijn de heldere ruimtelijke opzet en het aanbod van voorzieningen zoals een eigen basisschool en een speeltuinvereniging. Ook zijn goede fietsverbindingen met de binnenstad aanwezig. De Woldweg is de belangrijkste ontsluitingsweg door het dorp en is tegelijkertijd een belangrijke woonstraat. De Woldweg sluit aan op de Borgweg die in het noorden aansluit op de Rijksweg (N360) en in het zuiden op de Hoofdweg richting Harkstede. In westelijke richting gaat de Woldweg over in De Waard. Ook zijn er twee aansluitingen voor fietsers en voetgangers, vanaf de Gerststraat en de Boekweitstraat naar het Roeierspad dat langs het Eemskanaal ligt.

Aan het meest oostelijke deel van de Woldweg is de historische lintbebouwing nog aanwezig. Hier staat het karakteristieke, voormalige gemeentehuis dat de status van monument heeft. Ook de woningen aan de overzijde van het Damsterdiep maken deel uit van de historische lintbebouwing en horen bij het dorp Ruischerbrug. De historische bebouwing is gericht op het Damsterdiep. Dit in tegenstelling tot de veelal jongere bebouwing aan de Woldweg. Woningen aan de noordzijde van de Woldweg zijn georiënteerd op de weg en hebben een achtertuin die grenst aan het Damsterdiep. Dit met uitzondering van een aantal voormalige agrarische gebouwen die juist naar het Damsterdiep zijn gericht. Aan de Woldweg komt zeer diverse bebouwing voor, zowel wat betreft woningtype, bouwperiode als voorgevelplaatsing. Het betreft voornamelijk woonbebouwing met incidenteel een klein bedrijf (aan huis). Aan de zuidzijde van de Woldweg is een aantal lussen gevormd waaraan ook planmatige bebouwing is gerealiseerd.

Aan de Rollen is een overlaadstation van Esso gevestigd. Ten westen van dit terrein ligt een stuk grond braak waarop woon-werk combinaties kunnen worden gerealiseerd.

Ten zuiden van de Woldweg liggen drie plantsoenen en een speeltuin. Een ander belangrijk element in de groenstructuur is de groene strook langs het Eemskanaal waarin ook het Roeierspad is gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0009.jpg"

De Ruimtelijk-functionele structuur van Ruischerbrug

Bron: HKB

Vertaling naar het bestemmingsplan

Doordat Ruischerbrug een kleinschaliger opzet kent dan de lintdorpen binnen het bestemmingsplan, zijn de bouwmogelijkheden op perceelsniveau ook beperkter dan in de rest van het plangebied. Het zuidelijke deel van Ruischerbrug heeft een woonwijk-achtige structuur. Hierbinnen is waar mogelijk een ruim bouwvlak gehanteerd, maar er zijn ook situaties waarin dat onwenselijk is met oog op belendende percelen. Hetzelfde geldt voor de kleinschalige lintbebouwing aan de Rijksweg.

Op de locatie aan de Rollen, die bestemd is voor woon-werk combinaties, is een bouwvlak aangegeven. De woningen ten oosten van Allesco hebben een groter bouwvlak gekregen aangezien deze op ruimere kavels staan.

Middelbert

Het lint van Middelbert ligt ten oosten van de stad Groningen. De twee belangrijkste ontsluitingswegen, de Middelberterweg en de Olgerweg, vormen tegelijkertijd de bebouwingslinten van het dorp. De linten vertegenwoordigen ook de specifieke kwaliteiten van het dorp: een groene woonomgeving direct grenzend aan het landschap. Doordat het landschap doorloopt tot aan het lint, ontstaat samen met de erven een gevarieerd en groen karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0010.jpg"

Middelbert vanuit oostelijke richting

Binnen het lint is markante bebouwing aanwezig. Op de driesprong staat bijvoorbeeld een karakteristiek naoorlogs ensemble, bestaande uit een rij seniorenwoningen en een gebouw van het groene kruis. Vanaf de Borgweg zijn gave zichtlijnen aanwezig naar de kerk aan de Middelberterweg. Andersom is vanuit het dorp zicht op de skyline van Groningen. Dit verstrekt de oriëntatie en draagt bij aan de beleving van de ligging van het dorp.

De Middelberterweg is een doorgaande weg die in het noorden aansluit op de Driebondsweg en de Borgweg. In het zuiden gaat de weg over in de Engelberterweg. De Olgerweg vormt de ontsluiting in zuidwestelijke richting naar Oude Roodehaan. Vanaf de Middelberterweg is een verbinding met de Hoofdweg via het Kerkepad.

De driesprong waar de Middelberterweg, de Olgerweg en de Engelberterweg samenkomen, vormt het centrum van het dorp. Hier staan diverse soorten woningen waaronder een aantal blokken 2-onder-1-kap woningen. De woningen zijn gebouwd in één of twee bouwlagen met (steile) kap. Het lint van de Middelberterweg vertoont veel afwisseling in dichtheid. Veel (voormalige) agrarische bebouwing staat op ruime afstand van de weg. Ter plaatse van de kerk kent het lint een verdichting van bebouwing. De rest van de Middelberterweg is eenzijdig bebouwd. In het lint van de Middelberterweg komen zowel woningen als woon-werk combinaties voor.

Aan de Olgerweg komt meer kleinschalige bebouwing voor. Ook is het lint aan beide zijden bebouwd. In het eerste deel van de Olgerweg vanaf de driesprong is planmatige bebouwing gerealiseerd in twee lagen met (flauwe) kap. Meer naar het westen staat een mengeling van kleine landarbeiderswoningen, boerderijen, en ook grotere vrijstaande woningen. Alle woningen zijn georiënteerd op de Olgerweg, de afstand van de woningen tot de weg is zeer divers. Door de variatie in omvang van panden en in diepte van percelen beschikken de linten over een grote mate van flexibiliteit. De ruimten in bestaande boerderijen, schuren lenen zich voor een gemengd en gevarieerd gebruik, zoals wonen, werken of hobby. Dit is een belangrijke kwaliteit die gekoesterd dient te worden.

Ten westen van de Middelberterweg is een zandwinput aanwezig. Samen met de bospercelen aan weerzijden van het lint zorgt dit voor de nodige afwisseling in de directe omgeving van het dorp. Tussen de bebouwing door zijn veel doorzichten naar het achterliggende landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0011.jpg"

De ruimtelijk-functionele structuur van Middelbert

Bron: HKB

Vertaling naar het bestemmingsplan

Voor de lintbebouwing buiten de dorpskern geldt dat het overgrote deel van de gebouwen binnen de woonbestemming is voorzien van een ruimer bouwvlak. Net als in Noorderhoogebrug is de extra ruimte aan de achterzijde van bestaande woningen en gebouwen gezocht om de doorzichten in het lint zoveel mogelijk te behouden. Dit geldt ook voor de veelal recentere bebouwing aan de Olgerweg. In de dorpskern is hiervoor minder ruimte vanwege de hier aanwezige blokken (monumentale) rijwoningen en kleinschalige 2-onder-1 kappers. Desondanks is ook hier, waar de situatie dat toelaat, ruimte geboden in de vorm van een ruim bouwvlak en mogelijkheden voor aanbouw en bijgebouwen. Bestaande bedrijven in het lint zijn bestemd als bedrijf of detailhandel, de bedrijfsgebouwen zijn voorzien met een bouwvlak om het hoofd- en bijgebouw(en). Boederijen met een woonbestemming hebben, wanneer ze niet zijn aangeduid als monument of karakteristiek, een ruimer bouwvlak en bovendien een ruimere bijgebouwenregeling in vergelijking met “reguliere” vrijstaande woningen.

Engelbert

Het lint van Engelbert ligt in het verlengde van Middelbert. Samen met de bebouwing aan de Woldjerspoorweg en de relatief jonge uitbreidingen aan de Lintweg, Lintdal en Vrijdal vormt dit het dorp Engelbert. In zuidelijke richting sluit de Engelberterweg aan op de Oudeweg richting Westerbroek. Er is hier geen aansluiting op de A7. Verder wordt het dorp ontsloten door de Woldjerspoorweg in de richting van Harkstede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0012.jpg"

Engelbert vanuit zuidoostelijke richting

Het lint van Engelbert beschikt in grote lijnen over dezelfde kwaliteiten als het Middelberter lint. Ook in Engelbert is de beleefbaarheid van het landschap een van de bepalende kwaliteiten van het dorp. Verder is Engelbert een dorp met een aantal bijzondere voorzieningen als het natuurbad, multifunctioneel centrum, basisonderwijs, ijsbaan en horeca.

De bebouwing aan de Engelberterweg is een mengeling van voormalige agrarische bebouwing en individuele woningen waaronder kleine landarbeiderswoningen. Ook komen hier bedrijven (aan huis) voor. Kenmerkend is dat het bebouwingsbeeld aan de zuidkant van de Engelberterweg meer gesloten is dan aan de noordkant. Ook neemt de bebouwingsdichtheid aan het lint toe in de richting van de kruising Engelberterweg-Woldjerspoorweg. Aan de Woldjerspoorweg staan enkele blokken planmatige bouw en vrijstaande woningen.

Net zoals voor het lint in Middelbert geldt voor het lint van Engelbert dat flexibiliteit ontstaat door variatie in bebouwing en perceeldiepte. In boerderijen en schuren is voldoende ruimte beschikbaar voor wonen, werken en hobbyactiviteiten.

De bebouwing in het dorp is, met uitzondering van enkele voormalige agrarische gebouwen, gericht naar de straat. Zo goed als alle woningen zijn gebouwd in één laag met (steile) kap. Uitzonderingen daarop zijn de woningen aan het plantsoen op de kruising van de Engelberterweg-Woldjerspoorweg, de teruggerooide woningen aan de Woldjerspoorweg en een aantal woningen in de nieuwbouwwijk. Deze woningen zijn gebouwd in twee lagen met (flauwe) kap. Rond de Engelberterplas, een voormalige zandwinlocatie ten westen van het dorp, staan kleine vakantiewoningen. In Engelbert staan een aantal markante gebouwen uit de jaren '30, zoals het station aan de Woldjerspoorweg en de woning in de oksel van de kruising Engelberterweg en Woldjerspoorweg. Een deel van de jaren '30 bebouwing heeft de status van monument.

Binnen het dorp ligt een aantal open veldjes en plantsoenen, de zogeheten dorpsweiden. Deze geven nog een extra impuls aan de groene kwaliteit van Engelbert. De noordzijde van de Woldjerspoorweg wordt begeleid door boombeplanting met onderbeplanting. Langs de Engelberterweg komt wel boombeplanting voor, maar er is geen sprake van continue beplanting. Aan een aftakking van de Woldjerspoorweg liggen het MFC, de sportvelden en de ijsbaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0013.jpg"

Ruimtelijk-functionele structuur van Engelbert

Bron: HKB

Vertaling naar het bestemmingsplan

Voor Engelbert geldt in grote lijnen hetzelfde als voor Middelbert. In het lint wordt ruimte geboden middels ruimere bouwvlakken en bijgebouwenregeling. In de meer dichte delen op de kruising zijn de bouwvlakken wat beperkter. Aan de Woldjerspoorweg staan relatief nieuwe vrijstaande woningen op ruime kavels, ook hier zijn ruime bouwvlakken gehanteerd.

Bijzonderheden in Engelbert zijn de nieuwbouwwijk en het recreatiepark. De nieuwbouwwijk (Lintweg, Lintdal en Vrijdal) is kleinschaliger van opzet dan het oorspronkelijke lint waardoor hier de maat van de bouwvlakken ook beperkter is gehouden. Op het recreatiepark staan vakantiewoningen, deze zijn niet voorzien van een bouwvlak, maar mogen gerealiseerd worden ter plaatse van de daarvoor aangegeven aanduiding op de kaart. Aan de zuidkant van het natuurbad is de bestaande mogelijkheid voor het vestigen van recreatiewoningen overgenomen.

Meerstadgronden

Ten oosten en westen van de linten van Middelbert en Engelbert liggen de zogeheten Meerstadgronden. Het gebied wordt begrensd door de Driebondsweg in het noorden, de A7 in het westen en zuiden en de gemeentegrens aan de oostzijde. Het gebied bestaat voor het grootste deel uit agrarisch grasland, maar er komen ook productiebossen voor. Deze bossen zijn aangeplant in het kader van een Europese subsidieregeling.

De Olgerweg en de Woldjerspoorweg zijn de enige wegen die dit gebied doorkruisen in oost-west richting. Wel is er nog een fietspad dat vanuit Middelbert in oostelijke richting aansluit op de Hoofdweg. De agrarische gronden zijn verder niet toegankelijk. In het gebied liggen twee plassen die zijn ontstaat door zandwinning. Rond de Engelberterplas ligt een recreatiegebied met recreatiewoningen, een ligweide en zwemvoorzieningen. Beide plassen zijn grotendeels met bomen omzoomd, waardoor er vanaf het lint geen direct zicht op de plassen is.

Ten behoeve van de ontwikkeling van Meerstad als geheel, dus ook voor de agrarische gronden waaraan in dit bestemmingsplan de bestemming Agrarisch is gegeven, is in 2005 het Masterplan Meerstad vastgesteld. Hierin zijn de gedachten van de ontwikkeling van verschillende woongebieden, water, natuur, recreatie bedrijventerreinen neergelegd. Het is een document met een hoog abstractieniveau, dat uitgaat van een ontwikkeltermijn van zeker 20 jaar. Het masterplan is dan ook geen blauwdruk maar biedt nog veel flexibiliteit en ruimte voor nieuwe inzichten bij de verdere uitwerking. Het masterplan bevat de condities waarbinnen de uitwerking plaatsvindt.

Het Masterplan Meerstad is inmiddels opgevolgd door Meerstad Ontwikkelingsstrategie (december 2011). Hierin is verwoord dat de ambities uit het masterplan nog recht overeind staan, maar dat er nieuwe antwoorden en andere benaderingswijzen nodig zijn vanwege de gewijzigde context. De verwachtingen ten aanzien van de woningmarkt zijn bijgesteld en het plan, de fasering en de financiën zijn bijgesteld.

De ontwikkelstrategie beschrijft en verbeeldt op welke wijze Meerstad zich de komende 20 jaar kan gaan ontwikkelen en wat daarvan op verschillende momenten in de tijd de resultaten kunnen zijn.

Voor de komende jaren is het huidig planologisch kader het uitgangspunt. Dit betekent dat het bestemmingsplan Meerstad-Midden (gemeente Slochteren) voorlopig voldoende ruimte biedt.

Omdat de ontwikkelstrategie geen 'eindplan' is, bevat het geen concrete uitspraken over de termijn waarbinnen andere delen van Meerstad tot ontwikkeling kunnen komen.

2.2 Wonen

Woningtypen, bevolking en huishoudtypen

Het aantal inwoners in de verschillende lintdorpen is relatief constant. In Engelbert wonen rond de 850 inwoners; in Middelbert wonen ongeveer 90 mensen, Ruischerbrug telt ongeveer 450 inwoners en Noorderhoogebrug heeft ongeveer 300 inwoners.

In alle Lintdorpen zijn de 30-54 jarigen de grootste groep. In Engelbert vormt deze groep 39% van de bevolking. Kinderen t/m 17 jaar zijn de tweede groep in Engelbert qua omvang en sinds 2000 nam het aantal kinderen ook toe. In 2000 waren er 150 kinderen. De laatste jaren nam het aantal kinderen toe tot ruim boven de 200. Er is dan ook nog geen sprake van vergrijzing in Engelbert. Het aantal 65+'ers is al jarenlang net iets boven de 100. De 30-54 jarigen vormen in Middelbert bijna een derde van de bevolking. Het aandeel 55-64 jarigen is in deze buurt wel relatief sterk aan het toenemen en is momenteel 26% van de bevolking. Ook in Ruischerbrug zijn de 30-54 jarigen de grootste groep. Hun aantal is wel aan het afnemen. De tweede groep zijn de 65+'ers; hun aantal is stabiel. In Noorderhoogebrug is 40% van de bevolking tussen de 30 en 54 jaar. Noorderhoogebrug was relatief kinderrijk. Het aantal kinderen is wel licht aan het afnemen.

Het merendeel van de woningen in de Lintdorpen zijn in bezit van eigenaar-bewoners. Alleen aan de Olgerweg staat een plukje corporatiewoningen. De meest voorkomende woningtypen zijn vrijstaande en twee-onder-één-kap woningen. Samen zijn deze woningtypen goed voor 85% van de totale woningvoorraad.

Beleidskader

Beleid op het terrein van wonen is verwoord in de nota Kwaliteit van Wonen. Daarin wordt geconstateerd dat er een grote vraag is naar wonen in een groene setting. Daarnaast is er een trend dat er door individuen een vraag is naar vrije kavels waar de stad nauwelijks aan kan voldoen door het gebrek hieraan. Stimuleren van vrije kavels is dan ook aan de orde. Het beleid is gericht op meer grote grondgebonden woningen zowel in de bestaande stad als op uitleglocaties.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Voor dit bestemmingsplan is de bestaande woningvoorraad het uitgangspunt. Er zijn geen nieuwbouwprojecten opgenomen. Wel is het mogelijk de individuele woningen aan te passen om het wooncomfort te verbeteren. Hiervoor zijn flexibiliteitsbepalingen en bouwvlakken met enige marge opgenomen. Waar dit ruimtelijk inpasbaar is kunnen woningen op basis van dit bestemmingsplan in beperkte mate worden vergroot. Ook de vergunningsvrije mogelijkheden uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kunnen worden benut. Dit gaat buiten het bestemmingsplan om.

Voor de in de Nota Lintdorpen en Ruischerbrug genoemde zoekgebieden naar in te vullen locaties met enkele individuele woningen in Middelbert biedt een wijzigingsbevoegdheid mogelijkheden. Het college heeft hierdoor de bevoegdheid woningen toe te staan op de in de Nota genoemde plekken, binnen de marges die in dit bestemmingsplan zijn genoemd. In paragraaf 4.3 is beschreven hoe deze uitgangpspunten zijn vertaald in de regels en op de verbeelding.

2.3 Bedrijvigheid En Voorzieningen

Binnen het plangebied bevinden de functies zich verspreid langs de hoofdwegen. Het betreft met name eenmanszaken, kleinschalig bedrijvigheid en enkele bedrijven die van oudsher in de dorpen gevestigd zijn. Ook de aanwezige voorzieningen, met uitzondering van het MFC in Engelbert, zijn van oudsher in de dorpen gevestigd.

Bedrijvigheid

De bedrijvigheid kenmerkt zich door het hoge aantal eenmanszaken en ZZP'ers (Zelfstandige Zonder Personeel). Meer en meer worden in de laatste jaren beroepen aan huis uitgeoefend dan wel kleinschalige bedrijvigheid aan huis bedreven. Dit wordt nog eens onderstreept door de toename van inschrijvingen bij de Kamer van Koophandel en onderzoeken in het kader van de ontwikkeling van wijkeconomie die de laatste tijd landelijk wordt gepubliceerd. In het licht van deze trend en het feit dat burgers meer en meer tot mengvormen van ZZP activiteiten en loondienst neigen om in hun bestaan te voorzien, wordt in dit bestemmingsplan kleinschalige bedrijvigheid aan huis toegestaan. Voorwaarde is dat de woonfunctie in stand blijft en de bedrijfsmatige bezigheden niet meer dan een derde van het woonoppervlak beslaan. Naast de kleinschalige bedrijvigheid en de eenmanszaken is in Engelbert een groot bandenservicecentrum gevestigd. Op het gebied van detailhandel voor dagelijkse benodigdheden zijn geen vestigingen. De bewoners zijn aangewezen op naburige winkelcentra.

Woonwerkcombinaties

Aan de Rollen ligt een braakliggend terrein, tussen de bestaande bebouwing aan de Woldweg en de nieuwe woningen die reeds aan de Rollen zijn gerealiseerd. Op dit terrein is ruimte voor zeven woon-werk combinaties. Hiervoor is in het bestemmingsplan een bouwvlak opgenomen. Aan de invulling van de percelen worden enkele ruimtelijke eisen gesteld.

De woning dient gericht te zijn naar het Damsterdiep, de representatieve zijde van de woning dient zich als zodanig aan het Damsterdiep te presenteren. Op deze manier wordt het lint aan het Damsterdiep voortgezet in lijn met de bestaande woningen aan de Woldweg.

Het bedrijfsgebouw dient achter de woning te worden gebouwd en dient te worden ontsloten via de Rollen. Het bedrijfsgebouw dient op minimaal 10 meter vanaf de voorgevel van de woning gebouwd te worden. Woning en bedrijfsgebouw mogen zijn geschakeld, maar ook als twee afzonderlijke volumes worden opgezet, zolang deze maar in samenhang zijn ontworpen.

Voorzieningen

De voorzieningen bestaan uit een basisschool, kerken, kinderopvang, sociaal-medische voorzieningen (huisartsen) en dorpshuizen en een multifunctioneel centrum. Op het gebied van sport en ontspanning is er een speeltuin in Ruischerbrug en er zijn sportvoorzieningenm inclusief een ijsbaan, in Engelbert. Bijzonder is het natuurbad in Engelbert.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

De doelstelling van dit bestemmingsplan is uiteraard het behoud van de bedrijvigheid en de voorzieningen voor de dorpen. Waar mogelijk en wenselijk kan enige uitbreidingsruimte er voor zorgen dat de aanwezige bedrijvigheid toekomstperspectief heeft. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat er grootschalige bedrijfsvestigingen komen. Ook qua milieucategorie zal het gaan om lichte bedrijvigheid (categorie 1 en 2). Deze categorieën zijn goed met de woonfunctie te combineren. De bestaande, zwaardere bedrijven krijgen een positieve bestemming, maar geen verdere uitbreidingsruimte, omdat deze bedrijven vandaag de dag niet goed passen in een woonomgeving.

Aan de woon-werklocaties aan De Rollen worden in dit bestemmingsplan voorwaarden gekoppeld aan de situering en omvang van de bedrijfspanden en de bijbehorende bedrijfswoningen. Omdat op de betreffende locatie al een bedrijfsbestemming rust kunnen deze, nog te ontwikkelen, percelen positief worden bestemd.

2.4 Verkeer

Verschillende gemeentelijke beleidsnota's gaan uit van een nauwe samenhang tussen het ruimtelijke beleid en het verkeers- en vervoersbeleid. Dit tegen de achtergrond van het verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid van de stad. Het verkeers- en vervoersbeleid is vooral gericht op stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en langzaam verkeer. Dit impliceert een efficiënter gebruik van de bestaande verkeersruimte en een duidelijke verkeersstructuur. De doorstromingscapaciteit op het stedelijke hoofdwegennet en bundeling van verkeersstromen is daarbij van belang. In de tussenliggende gebieden is een zo aangenaam en veiliger woon- en leefklimaat het doel.

In het kader van het landelijke concept Duurzaam Veilig zijn in de gemeentelijke nota Kalm aan en rap een beetje alle wegen in de gemeente Groningen onderverdeeld in een drietal categorieën, te weten stroomwegen (ringwegen), gebiedsontsluitingswegen (50 km/u) waar stromen centraal staat en erftoegangswegen (30 km/u) waar verblijven centraal staat.

2.4.1 Auto

Noorderhoogebrug / Wolddijk

Vrijwel alle wegen binnen het plangebied zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen (woonstraten), waar verblijven centraal staat en een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De overgang van een gebiedsontsluitingsweg naar een erftoegangsweg is zo vormgegeven dat de weggebruiker wordt gewezen op het veranderde snelheidsregiem en het te verwachten verkeersgedrag. In de meeste gevallen is deze overgang in de vorm van een zogenaamde inritconstructie. Aan de oostzijde van het plangebied bevindt zich de aansluiting met de Noordzeeweg (N370). Naar het zuiden sluit deze weg aan op de ringstructuur van de stad Groningen, naar het noorden gaat deze weg over in de Eemshavenweg (N46). Deze aansluiting is gecategoriseerd als stroomweg en kent een maximum snelheid van 70 km/u.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0014.jpg"

Verkeersstructuur Noorderhoogebrug / Wolddijk

Ruischerbrug

Alle wegen binnen het plangebied, met uitzondering van de Borgweg, zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen (woonstraten), waar verblijven centraal staat en een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De overgang van een gebiedsontsluitingsweg naar een erftoegangsweg is zo vormgegeven dat de weggebruiker wordt gewezen op het veranderde snelheidsregiem en het te verwachten verkeersgedrag. In de meeste gevallen is deze overgang in de vorm van een zogenaamde inritconstructie bewerkstelligd. De Borgweg is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg met een maximum snelheid van 50 km/u. Via de Borgweg wordt het plangebied ontsloten op de N360, de provinciale weg tussen Groningen en Ten Boer.

Engelbert / Middelbert

Binnen het plangebied zijn de Borgweg, Driebondweg, Middelberterweg, Olgerweg en Engelberterweg, voor zover deze niet binnen de bebouwde kom gelegen zijn, gecategoriseerd als erftoegangswegen buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/u. Binnen het plangebied zijn alle wegen gelegen binnen de bebouwde kom gecategoriseerd als erftoegangswegen waar een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Op korte termijn zullen deze wegen binnen de bebouwde kom worden heringericht waarbij ook daadwerkelijk een snelheidslimiet van 30 km/u wordt ingesteld.

Het plangebied wordt in het noorden via de Ruischerbrug ontsloten op de N360, de provinciale weg tussen Groningen en Ten Boer. In het westen vormt de Olgerweg de ontsluiting richting het bedrijventerrein Eemsmond en daarmee ook richting de stad Groningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0015.jpg"

Verkeersstructuut Ruischerbrug, Middelbert en Engelbert

2.4.2 Fiets

In de beleidsnota Fietsverkeer 2000 wordt de fietsstructuur in de stad onderverdeeld in een hoofdstructuur en een secundaire structuur.

Noorderhoogebrug / Wolddijk

De Groningerweg tussen de Winsumerweg en de westelijke oprit naar de N370 behoort tot de hoofdfietsstructuur. Ook de westelijke oprit naar de N370 behoort tot de hoofdfietsstructuur. Op de Groningerweg maakt fietsverkeer gebruik van dezelfde rijbaan als het gemotoriseerde verkeer. Langs de oprit naar de N370 heeft fietsverkeer de beschikking over een eigen fietsstructuur.

De Groningerweg vanaf de westelijke oprit naar de N370 tot aan de Wolddijk en de Wolddijk zelf behoren tot de secundaire fietsstructuur. Fietsverkeer maakt hier gebruik van dezelfde rijbaan als gemotoriseerd verkeer.

Ruischerbrug

De N360 behoort tot de hoofdfieststructuur. Fietsverkeer beschikt hier over een vrijliggende fietsstructuur. De zogenaamde NAP-route behoort tot de secundaire fietsstructuur. De NAP-route, of LF9, is een lange afstandsfietsroute in Nederland tussen Bad Nieuweschans en Breda, een route van ongeveer 445 kilometer. Het is een fietsstructuur die alleen toegankelijk is voor fietsers en voetgangers. De gemeente heeft de wens een secundaire fietsstructuur te realiseren tussen de N360 en de Driebondsweg aan de andere zijde van het Eemskanaal. De doorsteek zal ter hoogte van de Waard worden gerealiseerd. Vooralsnog is nog geen invulling gegeven aan deze plannen.

Engelbert/Middelbert

De Driebondsweg, Borgweg, Olgerweg, Engelberterweg (tussen Olgerweg en Woldjerspoorweg), Woldjerspoorweg behoren tot de hoofdfietsstructuur. Op de Borgweg en Olgerweg heeft fietsverkeer de beschikking over een vrijliggende fietsstructuur. Op de overige wegen maakt fietsverkeer gebruik van dezelfde rijbaan als het gemotoriseerde verkeer. Naast de bestaande hoofdfietsstructuur heeft de gemeente Groningen de wens een hoofdfietsverbinding aan te leggen tussen de Osloweg en Middelbert.

De Middelberterweg, Engelberterweg (tussen Engelbert en de overgang A7), Weendersweg behoren tot de secundaire fietsstructuur. Op de Weendersweg heeft fietsverkeer de beschikking over een vrije fietsstructuur. Op de overige wegen maakt fietsverkeer gebruikt van dezelfde rijbaan als gemotoriseerd verkeer. De gemeente heeft de wens aanvullende secundaire fietsstructuur te realiseren tussen de N360 en de Driebondsweg ter hoogte van de Waard en vanaf de Verlengde Bremenweg tot aan de Middelberterplas. Daarnaast zijn er plannen een secundaire fietsstructuur parallel aan de oostzijde van de N46/N7 aan te leggen tussen de Driebondsweg en de Olgerweg.

2.4.3 Parkeren

Parkeren gebeurt in alle plangebieden grotendeels op eigen terrein. Daarnaast wordt er langs de rijbaan geparkeerd. Bij nieuwbouwplannen dient rekening te worden gehouden met voldoende parkeerruimte voor zowel de auto als de fiets. Het aantal parkeerplaatsen wordt bepaald door de geldende gemeentelijke parkeernormen.

2.4.4 Openbaar vervoer

Wolddijk

Het openbaar vervoer maakt alleen gebruik van de gebiedsontsluitings- en stroomwegen. Alleen de regionale dienst tussen Groningen en Uithuizen voert door het plangebied.

Engelbert/Middelbert

Het openbaar vervoer maakt gebruik van de Middelberterweg, Engelberterweg en Woldjerspoorweg. Het plangebied wordt alleen aangedaan door de regionale buslijn tussen Groningen en Appingedam.

Ruischerbrug

Het openbaar vervoer maakt alleen gebruik van de N360 en de Borgweg. Diverse stads- en regionale diensten voeren door en langs het plangebied.

2.5 Openbare Ruimte

2.5.1 Groenstructuur

Noorderhoogebrug

Het oostelijke deel van het dorp heeft zicht op de weide tussen het lint en de N370. Deze weg wordt afgeschermd door boombeplanting. Ook ten zuiden van Groningerweg ligt een weide. Een deel van dit gebied is ingericht als speeltuin. Een ander speelveld is gelegen aan de Molenstreek en aan de voet van de molen aan de Groningerweg ligt een trapveldje. Verder bestaat het groen in de openbare ruimte voornamelijk uit boombeplanting langs wegen. Dit is het duidelijkst langs het noordelijk deel van de Wolddijk en langs de Groningerweg. In het zuidelijke deel van de Wolddijk vormt het particulier groen als hagen en bomen een belangrijk deel van de groenstructuur. Ten zuiden van het dorp ligt een volkstuinencomplex. De oude Hunzeloop is in de verkaving van dit gebied duidelijk terug te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0016.jpg"

Groen en water in Noorderhoogebrug

Bron: HKB

Ruischerbrug

Tussen de woongebieden aan de zuidkant van de Woldweg liggen drie plantsoenen. De ruimte tussen het Tarweplein en de Boekweitstraat wordt gebruikt door de speeltuinvereniging. Langs de Borgweg en het oostelijke deel van de Woldweg is boombeplanting aanwezig waardoor deze straten een relatief groen karakter hebben. Verder vormt de oever van het Eemskanaal een groene zone die door middel van het Roeierspad ook goed ontsloten is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0017.jpg"

Groen en water in Ruischerbrug

Bron: HKB

Middelbert

De directe relatie met het achterliggende landschap bepaalt voor een groot deel het groene karakter van het lint. Daarnaast wordt het groen gevormd door erfbeplanting. Begeleidende boombeplanting langs de linten komt wel voor, maar is niet continu. In de omgeving van de driesprong zijn bredere bermen aanwezig en plantsoenen met boombeplanting en een speeltuintje. Verder ligt direct aan het lint een aantal bospercelen die zorgen voor een meer besloten karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0018.jpg"

Groen en water in Middelbert

Bron: HKB

Engelbert

Het groene karakter van het lint aan de Engelberterweg wordt in hoge mate bepaald door het directe zicht op het landschap. De boombeplanting langs de Woldjerspoorweg is continu, dit in tegenstelling tot de beplanting langs de Engelberterweg. Aangezien de Woldjerspoorweg een verhoogde ligging heeft is er goed zicht op het landschap, met name in zuidelijke richting. De groenstructuur in het dorp bestaat verder uit de erfbeplanting. Op verschillende plaatsen in het dorp komen veldjes of weiden voor met een openbaar karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0019.jpg"

Groen en water in Engelbert

Bron: HKB

2.5.2 Waterstructuur

Noorderhoogebrug / Wolddijk

Voor Noorderhoogebrug geldt dat in de directe omgeving grote watergangen als het Van Starkenborgkanaal en het Boterdiep liggen. Verder vormen in de omgeving van het dorp kavelsloten in het landschap een belangrijke waterstructuur. Hierbinnen is de watergang “Nieuwe Gat” de belangrijkste. Overigens ligt ook dit water buiten het plangebied.

Ruischerbrug

Voor Ruischerbrug geldt dat het dorp is ingeklemd tussen het Eemskanaal en het Damsterdiep. Oude (agrarische) bebouwing is nog steeds gericht naar het Damsterdiep. Bij de nieuwere delen van het dorp is de ruimtelijke relatie met het water niet aanwezig. Deze bebouwing is naar binnen gekeerd

De noordelijke oever van het Eemskanaal heeft een recreatieve functie voor wandelaars en fietsters.

Middelbert en Engelbert

Zowel ten westen van Middelbert als Engelbert liggen waterplassen die zijn ontstaan door zandwinning. Rond de zandwinning bij Middelbert zijn enkele paden aangelegd. De Engelbertplas maakt deel uit van een recreatiegebied. De plas is een zwemlocatie en rond de plas zijn recreatiewoningen gerealiseerd. Verder markeren kavelsloten dwars op het lint van zowel Middelbert als Engelbert de ontginningsrichting van het omliggende landschap.

Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden / Omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk gaat in op de wijze waarop bij het maken van het bestemmingsplan / het planvormingstraject rekening is gehouden met de omgeving. Aan de hand van de verschillende omgevingsaspecten is aangegeven hoe de in het plangebied voorkomende functies op elkaar zijn afgestemd om overlast en ongewenste effecten op de omgeving te voorkomen.

3.1 Duurzaamheid, Energie En Leefomgevingskwaliteit

Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen, aldus de definitie van de VN-commissie Brundtland uit 1987.

Beleidskader

De raad van de gemeente Groningen heeft in 2007 het Beleidskader duurzaamstestad.nl en de Routekaart Groningen Energieneutraal vastgesteld. Hierin is uitgewerkt hoe in Groningen 'duurzame ontwikkeling' concreet gemaakt wordt. In 2011 is de Routekaart geactualiseerd in het Masterplan Groningen Energieneutraal en in het bijbehorende uitvoeringsprogramma Groningen geeft energie. In deze documenten is het onderdeel energie verder uitgewerkt. In 2012 volgen nog de Visie op de ondergrond en de Warmtevisie Groningen geeft Energie. In deze visies wordt ook de ruimtelijke component wat betreft duurzame ontwikkeling verder ingevuld.

Energie

In het bestemmingsplan kunnen alleen ruimtelijk relevante aspecten van energie worden gereguleerd. Een bestemmingsplan regelt namelijk alleen het gebruik van de (boven- en onder)grond, het (oppervlakte)water en de opstallen en bepaalt de functies en daarmee de bouwmogelijkheden. Het bestemmingsplan fungeert als toetsingskader voor omgevingsaanvragen voor bouw, aanleg of sloop.

Het bestemmingsplan zou geen mogelijkheden voor toekomstige energie-infrastructuur moeten uitsluiten, zoals een warmte-koude-opslag, een warmtenetwerk en biogasleidingen. Het gebruik van zonnepanelen en zonneboilers op gebouwen is in een groot aantal situaties mogelijk zonder vergunning.

Andere aspecten

Andere aspecten van duurzaamheid, die ruimtelijk niet relevant zijn, worden geregeld in publiek-private samenwerking, convenanten, het programma van eisen, het exploitatieplan en de anterieure (privaatrechtelijke) overeenkomst zoals een bouw-, aanleg- of sloopvergunning.

Leefomgevingkwaliteit

De leefomgevingkwaliteit vormt een belangrijk onderdeel van de totale afweging over ruimtelijke plannen binnen de gemeente. Naast de milieukwaliteiten, zoals onder andere geluidhinder, fijnstof, externe veiligheid en bodemkwaliteit maken groen, water en ecologie onderdeel uit van de leefomgevingkwaliteit. Hieraan wordt in andere paragrafen aandacht besteed. Daar waar nodig zijn onderzoeken verricht en is aangegeven wat gedaan kan worden om de milieubelasting voor de omgeving te beperken.

Conclusie

Dit bestemmingsplan maakt geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Dit maakt dat een concrete vertaling van het hierboven weergegeven beleid pas aan de orde is bij ver- of nieuwbouwplannen, passend binnen het regime van dit bestemmingsplan. Hierbij is het stimuleren van het toepassen van de duurzaamheidsprincipes het uitgangspunt, ook bij particuliere initiatieven.

3.2 Archeologie

De in bijlage 1 opgenomen cultuurwaardenkaarten bevatten belangrijke illustraties bij deze paragraaf. Bij het digitaal raadplegen van het bestemmingsplan is deze bijlage in een los pdf-bestand te vinden.

Inleiding

De bescherming van de archeologische waarden moet vanwege de Monumentenwet 1988 in het bestemmingsplan gewaarborgd. Elk bestemmingsplan dient een paragraaf archeologie te bevatten, waarin wordt aangegeven welke archeologische waarden in het plan aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Daarnaast dient het bestemmingsplan voorschriften te bevatten om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen. Die regels kunnen in enkele, op archeologische gronden geselecteerde, gebieden aan een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden' worden verbonden. Daarmee wordt de aanvrager van een dergelijke vergunning verantwoordelijk voor behoud van archeologisch erfgoed. De Monumentenwet 1988 en de erfgoedverordening van de gemeente en dit bestemmingsplan beschrijven vervolgens de procedure.

In het bestemmingsplan lintdorpen zijn twee soorten dubbelbestemmingen opgenomen: de bestemming Waarde - Archeologie 1 betreft de terreinen waarvan bekend is dat er archeologische resten aanwezig zijn. Het gaat hierbij om (verlaten) verhoogde boerenplaatsen, om delen van dorpskernen, maar ook om terreinen waarin in het verleden vondsten aan het oppervlak zijn gedaan. Ingrepen in deze terreinen verstoren vrijwel zeker archeologische waarden.

De bestemming Waarde - Archeologie 2 betreft de zones met een hoge archeologische verwachting. In deze zones kunnen zich (nog niet ontdekte) vindplaatsen bevinden. Het gaat hierbij om het de uitlopers van het kweldergebied van de Koningslaagte, de oeverwallen van de Hunze, de dorpskernen van Engelbert en Middelbert en een gebied ten oosten van Engelbert waar een dunne spreiding van middeleeuwse scherven gevonden is.

Aan de dubbelbestemmingen zijn bouwregels en een aanlegvergunningstelsel gekoppeld, die de archeologische waarden beschermen. Voor de terreinen die bebouwd zijn, of die via het bestemmingsplan bebouwingsmogelijkheden hebben is een vrijstelling van 50 vierkante meter oppervlakte en dertig cm diepte opgenomen. De gebieden die mede bestemd zijn als Waarde - Archeologie 2' hebben een vrijstelling van 200 vierkante meter oppervlakte en 30 cm diepte. Archeologische resten kunnen zich hier namelijk zeer dicht onder het maaiveld bevinden. De vrijstelling van 200 vierkante meter is gebaseerd op de aard van de vindplaatsen. Een ingreep in de bodem met een oppervlakte van meer 200 vierkante meter zou al de sporen van een enkele vindplaats al compleet kunnen vernietigen.

Noorderhoogebrug

Archeologisch-landschappelijk gezien maakt het deelgebied van Noorderhoogebrug deel uit van het wierdengebied, meer specifiek de Koningslaagte. Het meest noordelijke gedeelte van het plangebied is daarom bestemd met een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2, omdat hier archeologische waarden verwacht kunnen worden die samenhangen met het wierdenlandschap. Dit kunnen kleinere, overslibde wierden zijn of bewoningsplekken langs de geulen die zich door het gebied slingerden en het gebied afwaterden in tijden dat de zee zich terugtrok, en waarlangs het zeewater op gezette tijden zich in omgekeerde richting ook weer opdrong.

Een tweede zone met een hoge archeologische verwachting is aan te wijzen in het zuiden van het plangebied, waar de voormalige Hunze heeft gestroomd. Op en langs de oeverwallen die de Hunze heeft achtergelaten in de ondergrond kunnen nog nederzettingsresten aanwezig zijn, omdat deze oeverwallen destijds betere vestigingsplekken bood dan de omringende, lager gelegen omgeving, die regelmatig overstroomde. Ook sporen van steenbakkerijen en kleiwinningen kunnen in deze zone gevonden worden. In deze gebieden heeft namelijk kleiwinning plaatsgevonden, voornamelijk voor het vervaardigen van onder andere bakstenen en dakpannen. Deze Hunzezone is – net als het kweldergebied in het noorden- in het bestemmingsplan daarom ook dubbelbestemd als Waarde - Archeologie 2.

De oudste kern van Noorderhoogebrug is – ten westen en ten oosten van de Molenstreek – dubbelbestemd in het bestemmingsplan als Waarde - Archeologie 1 omdat hier in de ondergrond de informatie over de oudste geschiedenis van Noorderhoogebrug ligt opgeslagen. Langs de Wolddijk liggen boerderijplaatsen met bijgebouwen, die op de kadastrale kaart van 1830 ingetekend staan. Deze zijn inmiddels niet meer in gebruik als boerenplaatsen.

Deze drie clusters met oude bebouwing zijn in het bestemmingsplan aangeduid als Waarde - Archeologie 1.

Ruischerbrug

Het deelgebied Ruischerbrug maakt deel uit van 'de Wolden', een voormalig veen-op-klei gebied. Dit veengebied werd tot ca 1000 aan de oostzijde begrensd door de oostzijde van het toenmalige stroomgebied van de Hunze, nu ongeveer de oostelijke ringweg. Vanaf de voorlaatste ijstijd (ongeveer 200.000 jaar geleden) was via het circa 4 kilometer brede oerstroomdal van de Hunze klei en zand aangevoerd vanuit zee. Geleidelijk aan werd het ca 10 meter diepe dal gevuld en verwerd de Hunze tot de huidige sloot. Als indirect gevolg van de stijging van de zeespiegel raakte dit kwelderlandschap overgroeid met veen, waar nu Ruischerbrug in ligt. Rond het jaar 1000 is sprake van een grootschalige ontwikkeling en ontginning en werd bewoning mogelijk. De oudste bewoning van het buurtschap Ruischerbrug ligt ten zuiden van het Damsterdiep is bestemd als Waarde - Archeologie 1. Het gaat hier om een verlaten boerenplaats, het terrein van een voormalige bakkerij en het gebied van een voormalige molenaarswoning met bijgebouwen.

Engelbert en Middelbert

Ten oosten van de Hunze liggen – tevens in het veen - de dorpen Engelbert en Middelbert. Dit gebied stond meer onder invloed van de Hunze dan van de kwelders in het noorden van de gemeente, en het veen is hier daarom vandaag de dag nog nadrukkelijker aanwezig. Rond het jaar 1000 is sprake van een grootschalige ontwikkeling en ontginning van het veengebied. Engelbert en Middelbert zijn als gevolg van deze ontginningen ontstaan, maar dat wil niet zeggen dat er in vroegere tijden geen bewoning mogelijk was in het gebied.

De veenontginningen vonden destijds plaats vanuit de dorpen op een hoger gedeelte van de Hondsrug. Deze bewoning op de Hondsrug is op meerdere plaatsen terug te voeren tot de Steentijd. Bewijs voor bewoning uit deze tijd op de Hondsrug is ook te vinden in onderhavig plangebied. Op een akker aan de Engelberterweg zijn namelijk vuursteenvondsten aangetroffen, wellicht opgespit vanuit de ondergrond (zie ook de cultuurwaardenkaart in de bijlage bij de toelichting).

Ook uit later tijd zijn er resten van bewoning teruggevonden. Ter hoogte van Middelberterweg 3 en ter hoogte van Engelberterweg 16 zijn bijvoorbeeld scherven uit de ijzertijd teruggevonden. De drie boven genoemde percelen zijn dubbelbestemd als Waarde - Archeologie 1.

Ook uit de middeleeuwen werden er bij veldverkenningen op drie plaatsen in het plan scherven gevonden, onder meer van kogelpotaardewerk. Deze resten hangen wellicht samen met de ontginningsgeschiedenis van Engelbert en Middelbert. Ten westen van de Middelberterplas (ter hoogte van nr. 46) is een concentratie van kogelpotaardwerk gevonden op perceel nr. NKD00B01680. Een tweede perceel met resten uit de middeleeuwen ligt ten oosten van de Middelberterweg, tegenover huisnummer 40-42. Deze percelen zijn daarom beschermd als Waarde - Archeologie 1. Tenslotte is ten zuidoosten van Engelbert over een groter terrein een dunne spreiding aardewerk aangetroffen. Omdat de herkomst van deze scherven niet precies te duiden is, is dit terrein bestemd als Waarde - Archeologie 2. Het terrein staat daarmee niet te boek als een perceel van archeologische waarde, maar draagt een hoge archeologische verwachting.

Conclusie

Door de archeologische waarden op de hiervoor weergegeven wijze te bestemmen is de bescherming van de aanwezige en verwachte waarden in voldoende mate gewaarborgd. In paragraaf 4.3 zijn de archeologische dubbelbestemmingen nader beschreven.

3.3 Ecologie

Ecologische groenstructuur Woldijk- Noorderhoogebrug

Het gebied ligt op de noordoostrand van de stad en vormt de directe grens met het open landschap en kleiweidegebied: de Koningslaagte. De Koningslaagte heeft de status van Ecologische Hoofdstructuur. De bebouwing van het lintdorp heeft duidelijk een dorpskarakter. Er is weinig nieuwbouw en veel huizen hebben nog traditionele pannendaken.

Aan de zuidkant van het plan ligt een ecologisch waardevol gebied grenzend aan de Winsumerweg en Noordzeebrug. Daarnaast grenst het noordoostdeel van het plan aan het ecologische gebied Boterdiep - Witte Lam. Beide ecologische zones zijn onderdeel van de vastgestelde Stedelijke Ecologische Structuur 2011.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0020.png"

SES-kaart 2011

Ecologische waarden

De Koningslaagte kenmerkt zich, vooral door de bewust ingezette vernatting van de afgelopen jaren, als waardevol weidevogelgebied met in de zomer grutto's, tureluurs, graspiepers, kievieten, slobeenden, zomertalingen en knobbelzwanen en 's winters grote aantallen goudplevieren, kemphanen, smienten en wintertalingen. Recent zijn ook zeldzame soorten als de waterspitsmuis en poelkikker in dit gebied aangetroffen die vooral in sloten met rijke oever- en watervegetaties leven. De graslanden geven verder ruimte aan graslandvlinders, hazen, marters, verschillende muizensoorten, egel en zelfs incidenteel reeën.

Een groot deel van het weidegebied is in beheer bij Stichting Groninger landschap. In en rond de bebouwing van woonhuizen en boerderijen zijn verder soorten als huis- en boerenzwaluw, kerkuil en ransuil, ringmus en huismus aan te treffen.

In houtige begroeiingen van aansluitingen van wegen en in de ecologische structuur vinden we algemene soorten van landschappelijke bosjes met soorten als ree, buizerd, bunzing, egel, wezel, steenmarter en verschillende muizensoorten.

Verschillende vleermuissoorten als ruige dwergvleermuis en water- en meervleermuis gebruiken de boomstructuren en/of waterstructuren als foerageerplek en trekroute. Deze trekroutes zijn wettelijk beschermd. Behoud en versterking van deze zones zijn van groot belang.

Waterstructuur

Binnen het plangebied komen geen grotere waterstructuren voor. Het gaat voornamelijk om sloten. In deze sloten zijn beperkte voortplantingsmogelijkheden voor vissen en watervogels. Voor verschillende libellen en amfibieën vormt het echter een belangrijke leefplaats. In dat laatste geval kunnen we denken aan kleine watersalamanders, bastaardkikkers, bruine kikkers en zelfs de zeldzame poelkikker. Voor het weidegebied wordt gestreefd naar een hogere waterkwaliteit. Beperken en voorkomen van kunstmestuitgifte, versterken van doorzicht, doorstroming, ondergedoken waterplanten en het ontwikkelen van ecologische oevers als ook hogere waterstanden zijn daarvoor van belang.

Gewenste ontwikkeling

Genetische uitwisseling en klimaatopwarming vragen om duurzame goed functionerende kerngebieden en ecologische verbindingen tussen groengebieden en het buitengebied.

Het plan voorziet in behoud en versterking van genoemde natuurwaarden. Inrichting en beheer van alle groengebieden moet afgestemd zijn op het Doelsoorten beleid Noord.

Waar nodig worden faunapassages gerealiseerd zodat de dieren ongehinderd de ringweg en wijkontsluitingswegen kunnen passeren. In dit plan gaat het om het verbinden van de Koningslaagte via “de groene oksel": hoek Winsumerweg - Noordzeebrug met Hunzezone en de groengordel van het Berlagetracé zodat de stadsnatuur verbonden blijft met het buitengebied. Zowel een faunaduiker onder de Winsumerweg als faunauittreedplaatsen langs het Van Starkenborchkanaal en Boterdiep zijn van belang.

Overige aandachtspunten

Het lintdorp kenmerkt zich onder andere door pannendaken en schuren. Mussen, ringmussen, huiszwaluwen en boerenzwaluwen kunnen hier broedkolonies vormen. Ook vleermuizen kunnen in spouwen en andere holle ruimten verblijfplaatsen hebben. Bij verlies van nest- en verblijfplaatsen is compensatie van belang. Nestplekken van de ransuil zijn eveneens beschermd.

Wet en regelgeving

Door middel van quickscans en zonodig nader onderzoek worden ruimtelijke ontwikkelingen getoetst aan de Flora- en faunawet als ook het stedelijke ecologische beleid. De afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur Structuur- Koningslaagte bedraagt gemiddeld 100 - 300 meter. De afstand tot Natura 2000 gebied Leekstermeer bedraagt circa 7 kilometer.

Ecologische groenstructuur Ruischerbrug - Middelbert-Engelbert

Dit gebied met een ondergrond van veen en klei ligt aan de zuidoostzijde van de stad. Het vormt een landelijk gebied met opstrekkende verkaveling. Weiden en akkers worden afgewisseld door populierenbossen, slibdepots en waterplassen. De woonlinten hebben een dorpskarakter en afwisselende bouwvormen. Het groen langs deze woonlinten is gevarieerd van karakter. De randen van het gebied zijn volop in ontwikkeling door het grote project Meerstad. Naast bestaande waardevolle groengebieden als slibdepot Eemskanaal en Middelberter en Engelberterplas is de zonering van nieuwe GIOS groengebieden zoals weergegeven in het Masterplan Meerstad van belang. Deze liggen deels binnen de begrenzingen van de oude productiebossen en deels haaks daarop als groenzone parallel en achter het woonlint. Slipdepot Eemskanaal, Middelberterplas maar ook de al vastgestelde, te ontwikkelen verbindingszones Oostzijde Europaweg- Euvelgunnetracé, Verlengde Bremenweg en Borgsloot zijn vastgesteld op de Stedelijke Ecologische Structuurkaart 2011.

Op deze kaart zijn tevens 3 zoekgebieden van circa 1 hectare aangewezen om de SES te complementeren.

Bestaande natuurwaarden

Het slipdepot langs het Eemskanaal vormt een belangrijke biotoop voor verschillende zoogdieren waaronder vleermuizen, egels, steenmarters, vos en das. Ook de broedvogellijst kent een flink aantal soorten waaronder buizerd, grote bonte specht, ransuil en zwartkop.

De populierenbossen met productiefunctie zijn relatief jong. De structuur en variatie in boom- en struiksoorten is beperkt. Wel zijn het rust- en stiltegebieden die rust en dekking geven aan het wild waaronder reeën, verschillende martersoorten, egel en muizensoorten. Veel van deze bossen herbergen voortplantingsplaatsen of overwinteringsbiotopen van de zwaar beschermde heikikker. Kap van bomen en/of omvorming van het gebied zal hierop getoetst moeten worden. Grenssloten van deze bossen zijn soms levensplaatsen van zeldzame libellensoorten als glassnijder en vroege glazenmaker. De bossen zijn mede hierom kansrijk voor natuur en recreatieve waarden indien de landbouwfunctie wordt beëindigd.

De dorpslinten zelf zijn eveneens dragers van een rijk geschakeerde fauna. Verschillende bouwvormen van woonhuizen, kerkjes, scholen, boerderijen en schuren bieden leefplaatsen aan huis- en boerenzwaluwen, huis- en ringmussen, witte kwikstaarten, kerkuilen, ransuilen maar ook vleermuizen. Het groen op en rond de woonkavels is eveneens gevarieerd. In combinatie met sloten en vijvers biedt dit eveneens een rijk planten- en dierenleven.

Waterstructuur

Binnen het plangebied komen twee grotere waterstructuren voor: de Middelberterplas en Natuurbad Engelbert. De voormalige zandwindplassen hebben een relatief goede tot hoge waterkwaliteit. Met name de oevervegetatie van de Engelberterplas scoort veel soorten. Op de waterplassen broeden soorten als de ijsvogel en fuut maar ook wintergasten als zaagbekken en verschillende eendensoorten gebruiken de plassen als voedsel en rustgebied.

De watergang van het Lintdal scoort met veel soorten planten en dieren zeer hoog. Vermeldenswaard is het voortplanten van de groene glazenmaker op deze locatie. Verandering in inrichting en beheer zullen steeds op het in stand houden van deze zwaar beschermde soort getoetst moeten worden.

Daarnaast gaat het in dit bestemmingsplan voornamelijk om sloten. In deze sloten zijn voortplantingsmogelijkheden voor libellen, vissen en amfibieën. In dat laatste geval kunnen we denken aan kleine watersalamanders, bastaardkikkers, bruine kikkers en zelfs de zeldzame poelkikker en heikikker. Voor het weidegebied geldt dat gestreefd wordt naar een hogere waterkwaliteit. Beperken en voorkomen van kunstmestuitgifte, versterken van doorzicht, doorstroming, ondergedoken waterplanten en het ontwikkelen van ecologische oevers als ook hogere waterstanden zijn daarvoor van belang.

Gewenste ontwikkeling

Genetische uitwisseling en klimaatopwarming vragen om duurzame goed functionerende kerngebieden en ecologische verbindingen tussen groengebieden en het buitengebied.

Het plan voorziet in behoud en versterking van genoemde natuurwaarden. Inrichting en beheer van alle groengebieden moet afgestemd zijn op het concept Doelsoorten beleid Oost.

Ontwikkeling van groengebieden moet zoveel mogelijk aansluiten bij bestaande ecologische structuren en reeds aangebrachte faunapassages waaronder Driebondsweg, Olgerweg en Verlengde Bremenweg (zie SES kaart 2011).

Waar nodig worden extra faunapassages gerealiseerd zodat de dieren ongehinderd wegen kunnen passeren. In dit plan gaat het om het verbinden van het zogenaamde “Meerstadgroen” met het Slibdepot in het noorden, de Hunzezone in het westen en EHS natuurontwikkelingsgebied Midden Groningen en Natura 2000 gebied Zuidlaardermeer.

Overige aandachtspunten

De lintdorpen kenmerken zich onder andere door pannendaken en schuren. Mussen, ringmussen, kerkuilen, steenuilen, huiszwaluwen en boerenzwaluwen kunnen hier broedkolonies vormen. Ook vleermuizen kunnen in spouwmuren en andere holle ruimten verblijfplaatsen hebben. Bij verlies van nest- en verblijfplaatsen is compensatie van belang. Nestplekken van de ransuil zijn eveneens beschermd.

Wet en regelgeving

Door middel van quickscans en zonodig nader onderzoek dienen de ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de Flora en faunawet als ook het stedelijke ecologische beleid. De afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur Structuur bedraagt gemiddeld ruim 1 kilometer. De afstand tot Natura 2000 gebied Zuidlaardermeer bedraagt circa 2 kilometer.

3.4 Water

Het waterbeleid voor Groningen is vastgelegd in Waterwerk het Groninger water- en rioleringsplan 2009-2013. Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijke wateropgave van het waterschap Noorderzijlvest en van het waterschap Hunze en Aa's.

De dorpen Noorderhoogebrug en Ruischerbrug liggen in het beheersgebied van Waterschap Noorderzijlvest, de dorpen Middelbert en Engelbert en de omliggende agrarische gronden liggen in het beheersgebied van Waterschap Hunze en Aa's.

In onderstaande figuur is het beleidskader weergegeven

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0021.png"

Het beleid is vertaald in ambities voor de Gemeente Groningen. De centrale ambitie is het streven naar een duurzaam stedelijk waterbeheer. Doelen bij het duurzaam stedelijk waterbeheer zijn onder meer:

  • Inspelen op klimaatveranderingen.
  • Voorkomen en beperken van wateroverlast.
  • Inrichten en beheren van het water op een wijze die aansluit bij natuurlijke processen.
  • Verhogen van de natuurwaarde van wateren en oevers.
  • Bevorderen van recreatief medegebruik van water en oevers.
  • Verbeteren van de leefomgevingkwaliteit in de wijken.
  • Zuiniger omspringen met drinkwater en grondwater.
  • Vergroten van het maatschappelijke draagvlak voor duurzaam waterbeheer.

Duurzaam stedelijk waterbeheer moet dus leiden tot een natuurlijker functionerend watersysteem. Dit kan worden gerealiseerd door een scala aan maatregelen, zoals waterbesparing, het voorkomen en zonodig terugdringen van verontreinigingen en het natuurlijker inrichten van waterlopen en vijvers.

De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als medeordenend principe. Water legt verbindingen tussen bodem, natuurlijke ontwikkeling en de gesteldheid en beleving van de woon- en werkomgeving.
Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (Watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden in overleg met de waterbeheerder. De locatie valt binnen het beheergebied van waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap vervult een adviserende en toetsende rol.

Waterstructuur huidige situatie

Het oppervlaktewater in Noorderhoogebrug voert in twee richtingen af. Het gebied ten oosten van de Wolddijk watert af in noordelijke richting. Het gebied ten westen van de Wolddijk voert af in zuidwestelijke richting en loost rechtstreeks op het Van Starkenborghkanaal dat onderdeel is van de |Electraboezem. In onderstaand figuur is het oppervlaktewatersysteem rond Noorderhoogebrug weergegeven .

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0022.png"

Ruischerbrug ligt tussen de boezemwateren; het Damsterdiep en het Eemskanaal. Het streefpeil in de boezem is hoger dan het streefpeil in de watergangen binnen het plangebied. In de boezem kunnen in extreme situaties hoge waterstanden optreden. Ruischerbrug watert middels een aantal watergangen en een gemaal af op het Damsterdiep.

Het gebied rond Middelbert en Engelbert bestaat uit diverse peilvakken die overstorten naar het laagste peilvak (-3,30 / -3,70 m NAP). Vanaf hier pompt een gemaal die het water in de Borgsloot pompt. In onderstaand figuur is het oppervlaktewatersysteem weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0023.png"

Waterfunctie

Groningen is een waterrijke stad en het water in de stad is zeer divers. Aan elk water in de stad is een functie toegekend. Voor elke functie is een streefbeeld opgesteld, dit streefbeeld bepaalt het onderhoud en beheer. Functiegericht beheer en onderhoud sluit aan bij de centrale ambitie op watergebied: het streven naar een duurzaam stedelijk waterbeheer.

In onderstaande figuur is de huidige situatie en de ambitie voor water weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0024.jpg"

Figuur 3. Huidige waterfunctie en de ambities,

Ruischerbrug, Middelbert, Engelbert en Noorderhoogebrug in inzet

In het gebied van bestemmingsplan komen de volgende functies voor:

  • Stedelijk natuurwater
  • Duurzaam stedelijk water
  • Stedelijk water
  • Landbouwwater
  • Zwemwater
  • Stedelijk natuurwater: Bestaat uit wateren in de stedelijk groengebieden die onderdeel zijn van de Stedelijke Ecologische Structuur. Ze hebben een zeer goede waterkwaliteit. De oever- en watervegetatie is een wezenlijk onderdeel van de biotoop.
  • Duurzaam stedelijk water: Treffen we veelal aan in of nabij nieuwe woonwijken en in kleinere stadsparken. Dit water heeft een goede waterkwaliteit.
  • Stedelijk water: Ligt in de regel in het stedelijke gebied en nabij woonwijken. Het water dient voor berging van water en deels voor de aan- en afvoer van water.
  • Landbouwwater: Watergangen langs openbare wegen in het buitengebied en een aantal hoofdwatergangen van het waterschap in het buitengebied.
  • Zwemwater: Water, dat geschikt is voor zwemmen, waarbij in de zomer extra aandacht is voor de daarop gerichte waterkwaliteit.

Waterschap Noorderzijlvest heeft in het deelgebied Ruischerbrug de zuidelijke oever van het Damsterdiep en de noordelijke oever van het Eemskanaal de functie; waterkerend gegeven. Dit is vastgelegd in het waterbeheerplan 2010-2015.

In het gebied Woldwijk heeft in het oostelijke deel van het plangebied de westelijke oever van het Boterdiep een waterkerende functie.

Waterberging

Voor het gebied rond Noorderhoogebrug is de waterberging gecontroleerd in kader van de Stedelijke Wateropgave. Hier is voldoende oppervlaktewater aanwezig om het neerslagoverschot dat tijdens het klimaatscenario T=100+10% optreedt te bergen. De maximale waterstandstijgingen zijn berekend op 50cm.

Ook in Ruischerbrug is voldoende waterberging aanwezig. Hier is de maximale waterstandstijging berekend op 80cm (bron: Stedelijke Wateropgave).

Voor het gebied rond de kernen Middelbert en Engelbert is geen bergingscontrole uitgevoerd omdat deze kernen in het landelijke gebied liggen. Echter is de verwachting dat hier voldoende berging aanwezig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0025.png"

Randvoorwaarden/ omgevingsaspecten

Water en riolering bij in- en uitbreidingen

Bij eventuele ontwikkelingen in het gebied moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verdere verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting en moet meer water worden geborgen. Hiervoor wordt door de waterschappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist. Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verharde en / of bebouwde oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist. Indien watergangen gedempt worden door nieuwe ontwikkelingen moet dit gecompenseerd worden door de aanleg van nieuwe watergangen/partijen. Het water moet indien mogelijk vertraagd afvoeren op de bestaande hoofdwatergangen door het plangebied.

Een ander nadeel van de verdere verstedelijking is dat geen regenwater in de bodem verdwijnt. Door de hiermee gepaard gaande grondwaterstandsdaling kan een verdroging van de ondergrond optreden. Dit is voor met name de bomen en het overige groen nadelig. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen en waterdoorlatende bestrating wordt water geïnfiltreerd. Door toepassing van deze systemen kan ook water geborgen worden. De plaatselijke grondslag moet duidelijk maken of deze toepassingen gebruikt kunnen worden.

De aanleg van een vegetatiedak/groene daken kan een bijdrage leveren aan het vertraagd afvoeren van regenwater. Het vegetatiedak gebruikt water voor de groei van de beplanting, het bergt enig water en voert het vervolgens vertraagd af. Ecologisch gezien biedt dit ook de nodige voordelen. Meer ruimte en ontwikkeling voor insecten, vogels en andere flora en fauna.

In de eventuele verdere uitwerking van de plannen moet duidelijk worden hoe de compensatie van de toename van het verharde oppervlak gerealiseerd wordt.

Bodem

De drooglegging is de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld. De ontwateringsdiepte is de afstand van de grondwaterstand tot aan het maaiveld. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroorzaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen. De ontwateringsdiepte moet bij wegen en bomen minimaal 1.00 m zijn en bij gebouwen moet dit minimaal 0,20 m zijn beneden de afdekking van de bodem van de kruipruimte. Bij kruipruimteloos bouwen moet deze afstand minimaal 0.20m beneden de fundering zijn. Op dit moment zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om een uitspraak te doen over de ontwateringsdiepte.

In onderstaande tabel staat de drooglegging per gebied weergegeven.

Gebied Waterpeil Laagste maaiveld Drooglegging
Noorderhoogebrug -1,12 / 1,32 m NAP -0,50 m NAP 0,82 m
Ruischerbrug -1,85 m NAP -0,80 1,05 m
Engelbert zuidwest -2,85 m NAP -1,70 1,15 m
Engelbert noord -3,30 / -3,70 m NAP -1,50 1,80 m
Engelbert zuidoost -3,05 / -3,55 m NAP -1,60 1,45 m
Middelbert -2,90 / -3,20 m NAP -1,65 1,25

Riolering

De meeste percelen in de lintdorpen zijn aangesloten op het rioolstelsel van gemeente de Groningen middels een drukriool. In de kern Engelbert ligt daarnaast zowel een gescheiden als een gemengd rioolstelsel, in Ruischerbrug ligt een gemengd stelsel.

Bouwmaterialen

Bij de bouw van de gebouwen mogen geen materialen gebruikt worden die milieuverontreinigend zijn zoals lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen en behandeld hout logen milieugevaarlijke stoffen uit welke via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.

Het toepassen van vegetatiedaken is een prima middel om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. De vegetatie neemt vocht op, bergt water en gebruikt op die manier water. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen. Ook dit kan een bijdrage leveren in de compensatie van de toename van het verharde en bebouwde oppervlak. Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieslurpende voorzieningen zoals airco's en dergelijke.

3.5 Milieu

De volgende paragrafen gaan in op de milieuaspecten die relevant zijn voor dit conserverend bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op bedrijven(terreinen), geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en bodem.

3.5.1 Bedrijven(terreinen)

Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of andere gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden. Dit geldt met name voor het bedrijventerrein aan De Rollen. In het geval van bedrijvigheid in de (lint)dorpen kan in beperkte mate worden uitgebreid. De uitbreidingsruimte is door middel van een vergroot bouwvlak op de verbeelding geregeld in dit bestemmingsplan.

Het plangebied betreft voornamelijk de grens tussen het stedelijk- en het landelijk gebied van de gemeente Groningen. Op deze grens wordt gewoond, bevinden zich bedrijven en is er natuur en landbouw. Dit zijn de basisfuncties in dit plangebied. Intensieve veehouderij behoort niet tot de basisfuncties in dit plangebied. Nieuwe intensieve veehouderij wordt daarom in zijn geheel uitgesloten.

In het plangebied zijn voornamelijk bedrijven gewenst die vallen onder de categorieën 1 en 2, conform de beschrijving van de VNG in “Bedrijven en milieuzonering”. De regels van dit bestemmingsplan staan geen bedrijven toe die vanwege de aard van de bedrijvigheid een risicocontour hebben die buiten het eigen terrein is gelegen.

Binnen het plangebied bevinden zich echter enkele bedrijven met een hogere categorie. Op dit moment veroorzaken deze inrichtingen geen overlast voor de omgeving. In onderstaand overzicht zijn die bedrijven weergegeven.

Bedrijf Adres Categorie
Allesco Olie BV Rollen 16 4
Bos Total Cleaning BV Engelberterweg 12 3
Natuurbad & Camping Engelbert BV Engelberterweg 54 3
Transportbedrijf W. Greving en Zn BV Engelberterweg 79 3
Handelsonderneming Jaap Tempel BV Middelberterweg 44 3
Bakker Springs BV Groningerweg 39 3

De Wet Ruimtelijke ordening schrijft de zorg voor een goede ruimtelijke ordening voor. Bedrijfsmatige activiteiten kunnen invloed hebben op de leefomgeving. Het aanhouden van een bepaalde afstand tussen een bedrijfsmatige activiteit en een woonbestemming is een middel om overmatige hinder te voorkomen. De VNG uitgave “Bedrijven en milieuzonering”geeft hiervoor richtlijnen. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet Milieubeheer stellen regels aan de milieugevolgen die ontstaan als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten. Het gaat daarbij om regels ten aanzien van het voorkomen of beperken van bijvoorbeeld geluidhinder, bodemverontreiniging en risicovolle situaties. In artikel 2.1 Wabo is aangegeven dat het verboden is een inrichting op te richten zonder daarbij in het bezit te zijn van een oprichtingsvergunning. Dit verbod is niet van toepassing indien de inrichting in het activiteitenbesluit (Barim) genoemd is als een type A of B inrichting. Indien het een type A of B inrichting is, dan is respectievelijk geen melding of het doen van een melding verplicht.

3.5.2 Geluid (industrie, spoor en weg)

Geluid is één van de factoren die invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke- of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen.

Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden:

  • wegverkeerslawaai
  • industrielawaai
  • spoorweglawaai

Voor de bestaande situatie in dit plangebied zijn de eerste twee bronnen van geluidhinder relevant.

Wegverkeerslawaai

In en langs het plangebied liggen zoneplichtigewegen zoals de Noordzeeweg, Winsumerweg, Rijksweg, Beneluxweg, Middelberterweg en Driebondsweg. Alle zoneplichtigewegen vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor de bestaande situatie. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk kan een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.

Industrielawaai

Een gedeelte van het plangebied is onderdeel van het industrieterrein Groningen Zuidoost. Dit betreft voornamelijk een klein gedeelte ten oosten van de Kieler Bocht. Dit gebied heeft een agrarische bestemming en is geen onderdeel van het bedrijventerrein Eemspoort. Met deze actualistie wordt de grens van het industrieterrein teruggelegd tot aan de rand van het plangebied.

Zoals hierboven vermeld grenst het plangebied aan het industrieterrein Groningen Zuidoost. Rond het industrieterrein ligt een geluidzone. Een deel van het plangebied ligt binnen de geluidzone van het industrieterrein. Dit industrieterrein is gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder. Buiten de geluidzone mag de geluidbelasting niet hoger zijn dan 50 dB(A). De geluidzone is weergegeven op de plankaart. Voor bestaande woningen heeft de geluidzone geen gevolgen. De geluidzone kan niet worden teruggelegd tot op de grens van het plangebied. Dit zou de huidige bedrijven te veel beperken.

3.5.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Voor het bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2010 en 2020.

De concentraties zijn berekend voor de meest drukke wegen in het plangebied te weten: Noordzeeweg, Groningerweg, Borgweg en de Middelberterweg. Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2.

Uit de berekeningen blijkt dat de onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen. Een en ander betekent dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Voor meer informatie over luchtkwaliteit en de resultaten van de model berekeningen wordt verwezen naar de Notitie luchtkwaliteit, die als losse bijlage bij dit bestemmingsplan hoort.

3.5.4 Externe Veiligheid (transport, bedrijven/instellingen en buisleidingen)

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

De minister van Infrastructuur&Milieu is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, VROM, 2004, laatst gewijzigd 2009) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Het beleid voor gevaarlijk transport staat in de nota 'Vervoer gevaarlijke stoffen', opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat (2005). Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (2011). Op dit moment wordt nieuw wettelijk instrumentarium ontwikkeld voor het transport van gevaarlijke stoffen (Besluit Transport Externe Veiligheid (BTEV), verwacht in 2013 en Basisnetten Weg, Spoor en Water).

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden.

Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.

De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft voor het bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug een risico-inventarisatie uitgevoerd. De resultaten van de inventarisatie zijn verwoord in een studie. De studie is in het losse, bij dit bestemmingsplan behorend, Bijlagenboek Omgevingsaspecten opgenomen. Uit de inventarisatie blijkt dat er binnen het plangebied de volgende risicobronnen aanwezig zijn.

  • Inrichting: Allesco Esso Center (Lintbebouwing),
  • weg: Provinciale weg N370 (Noorderhoogebrug),
  • weg: Provinciale weg N361(Noorderhoogebrug),
  • buisleiding: Hogedruk aardgastransportleiding N-507-31 (Noorderhoogebrug),
  • buisleiding: Hogedruk aardgastransportleiding N-508-50 (Lintbebouwing en Buitengebied).

In de directe omgeving van het plangebied zijn een aantal risicobronnen aanwezig met een invloedsgebied dat reikt tot in het plangebied. Het betreft de volgende risicobronnen:

  • Weg: Provinciale weg N360 (Lintbebouwing),
  • weg: Provinciale weg N46 (Noorderhoogebrug en Buitengebied),
  • weg: Rijksweg A7 (Lintbebouwing en Buitengebied),
  • water: Van Starkenborghkanaal (Noorderhoogebrug),
  • water: Eemskanaal (Lintbebouwing en Buitengebied).

Voor deze risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden van het plaatsgebonden risico, met dien verstande dat de maatregel strikte begeleiding voor de hogedruk aardgastransportleiding in Middelbert wordt geborgd in het bestemmingsplan.

Daarnaast kan vermeld worden dat er geen objecten voor verminderd zelfredzame personen in de zogenaamde 30-meterzone (het plasbrandaandachtsgebied (PAG)) zijn geprojecteerd.

Voor het groepsrisico geldt dat deze voor de provinciale wegen N360, N361 en de N46 recentelijk zijn onderzocht (bestemmingsplan 'Lewenborg-Ruischerwaard' en bestemmingsplan 'De Hunze-van Starkenborgh'). Gebleken is dat het groepsrisico past binnen het wettelijke kader en de oriëntatiewaarde (OW) niet wordt overschreden. Voor het Van Starkenborghkanaal geldt dat uit onderzoek (2008) het groepsrisico in de huidige situatie laag is en onder de oriëntatiewaarde blijft.

Het groepsrisico van de A7 ligt geheel beneden de oriëntatiewaarde. Ook geldt voor de twee hogedruk aardgasleidingen dat in geen enkel geval sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Tevens geldt voor beide leidingen dat het groepsrisico dusdanig laag is dat de FN-curve niet zichtbaar is.

De regionale brandweer heeft in dit kader uit beoordeling van de aspecten 'bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid' het volgende geconstateerd.

Uit de beoordeling van het aspect bereikbaarheid blijkt, dat het plangebied over het algemeen tweezijdig bereikbaar is, maar dat door de ligging in het buitengebied een lange opkomsttijd geldt.Ten aanzien van het aspect bluswatervoorzieningen kan de brandweer niet optimaal beschikken over bluswater. Primaire bluswatervoorzieningen zijn niet of nauwelijks aanwezig. Hierdoor is voor het bestrijden van grote incidenten ondersteuning benodigd en daarvoor geldt een opkomsttijd van minimaal een half uur. Dit beperkt de mogelijkheden voor het snel en effectief bestrijden van incidenten.

Uit beoordeling van het aspect zelfredzaamheid blijkt, dat in het plangebeid geen sprake is van langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen. Daarnaast biedt het plangebied voldoende vluchtwegen om het gebied te verlaten. Door de ligging van het plangebied in het buitengebied bevindt het plan zich niet in het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS). De verwachting is dat medio 2012 Cell Broadcasting (alarmering via tekstberichten op mobiele telefoons) wordt geïntroduceerd. Hierdoor is een snelle signalering mogelijk.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.5.5 Bodem

In het bestemmingsplan de Lintdorpen en Ruischerbrug wordt de bestaande situatie vastgelegd. Er zijn geen ontwikkellocaties benoemd. Voor het plangebied is een inventarisatie van de bodemkwaliteit gemaakt. Deze inventarisatie is in de losse bijlage Omgevingsaspecten aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

Het gebied is, volgens de bodemfunctiekaart, voornamelijk bestemd voor de functies: wonen met tuin, landbouw en oppervlaktewater. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de huidige functie.

Bodemverontreiniging kan bestaan uit bronverontreiniging of diffuse verontreiniging. Een bronverontreiniging is een verontreiniging die kan worden gekoppeld aan een bron of oorzaak. Dit in tegenstelling tot een diffuse verontreiniging die ontstaan is door jarenlange gebruik van de bodem en waarbij de verontreiniging niet tot een specifieke bron is te herleiden.

Bronverontreinigingen

Binnen het plangebied zijn 27 locaties bekend die verdacht zijn van een ernstige bodemverontreiniging. De verdachtmakingen kunnen het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten, dempingen of een eerder bodemonderzoek. Daarnaast is bij 5 locaties een geval van ernstige bodemverontreiniging vastgesteld. Deze locaties zijn opgenomen in tabel 1.

Tabel 1: locaties met een ernstige bodemverontreiniging

Locatie code Locatie naam Beoordeling verontreiniging Sanering uitgevoerd* Zorg na sanering
AA001400986 Groningerweg 39 Ernstig, niet urgent Nee
AA001401196 Beneluxweg, Oostelijke Ringweg Ernstig, niet urgent Deels
AA001403083 Groningerweg / Molenstreek Ernstig, niet urgent Deels
AA001403339 Rollen 16-18 Ernstig, niet urgent Deels 2,3

Zorgmaatregelen en gebruiksbeperkingen na sanering
1. bestemmingswijzigingen melden bij bevoegd gezag Wbb
2. leeflaag in stand houden
3. verharding in stand houden
4. monitoring grondwater
5. verbod graafactiviteiten
6. grondwateronttrekkingsysteem aanwezig
7. verbod op bouwwerkzaamheden

* Bij functiewijzigingen zal nagegaan moeten worden of de sanering voldoende uitgevoerd is voor het beoogde gebruik.

Bij de aanpak van de bodemverontreiniging moet aangesloten worden bij de geplande ontwikkelingen. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van een bodemonderzoek en voor een sanering ligt bij de veroorzaker, de eigenaar en/of de belanghebbende. Het uitgangspunt is dat de locatie geschikt wordt gemaakt voor het beoogde gebruik.

Voordat met de sanering kan worden begonnen, moet de gemeente Groningen als bevoegd gezag op grond van de Wet bodembescherming instemmen met de voorgestelde sanering. De gemeente ziet toe op de juiste uitvoering van de sanering en van grondverzet in het algemeen. Voor de locaties die verdacht zijn van (ernstige) bodemverontreiniging is een bodemonderzoek bij de aanvraag van een Wabo-vergunning in ieder geval noodzakelijk.

Diffuse verontreinigingen

Eventuele diffuse bodemverontreiniging ontstaat door jarenlang gebruik en de verontreiniging is niet tot een specifieke bron te herleiden. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat in het plangebied een diffuse bodemverontreiniging voorkomt ten aanzien van lood en PAK's waarbij de te verwachten gemiddelde bodemkwaliteit onder de zogenaamde 'Maximale Waarde Wonen' blijft.

Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem in acht genomen te worden.

3.6 Kabels, Leidingen En Straalpaden

In bestemmingsplannen worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben en/of van belang zijn in het kader van beheer, externe veiligheid of gezondheidsrisico's. Het gaat dan altijd om de hoofdtransportstructuur. In elk bestemmingsplangebied bevinden zich uiteraard ook kabels en leidingen voor distributie en huisaansluitingen, maar die worden niet in het plan opgenomen.
In het plangebied bevinden zich de volgende kabels en leidingen die als dubbelbestemming op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen:

  • Een tweetal hogedrukgasleiding van de Gasunie. In de externe veiligheidsstudie voor dit bestemmingsplan is het effect van deze leidingen op zijn omgeving beschreven. Aangezien het aantal mensen dat binnen het invloedsgebied van deze leidingen verblijft, gering is en door vaststelling van het bestemmingsplan niet wordt verhoogd, is een nadere uitwerking van het veiligheidsrisico niet aan de orde.
  • Een tweetal bovengrondse hoogspanningsverbinding van TenneT van 110 kV (Vierverlaten - Hunze en Slochteren Woltersum - Hunze). De verbindingen hebben een indicatieve zone van 2x50 meter. Omdat binnen deze zones geen nieuwe gevoelige functies kunnen worden gerealiseerd, kan op de verbeelding volstaan worden met opname van de zakelijk rechtstrook. Deze meet voor deze verbindingen 2x25 meter. Binnen deze zones mag alleen gebouwd worden ten behoeve van de verbindingen, of anders uitsluitend na toestemming van de leidingbeheerder.
  • Een rioolpersleiding waardoor afwalwater onder druk naar de waterzuiveringsinstallatie Garmerwolde wordt gepompt.

Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting

4.1 Algemeen

Het bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan. Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen.

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform SVBP 2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008) en het standaard-bestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels, en waar nodig een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale verbeelding is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (groningen.nl/bestemmingsplan. alsook www.ruimtelijke plannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.

De papieren verbeelding bestaat uit meerdere kaartbladen. De verbeelding is getekend conform de SVBP 2008. De verbeelding geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.

4.2 Geldende Bestemmingsplannen En Overige Regelingen

In het plangebied vigeren momenteel de onderstaande (bestemmings)plannen. Deze worden geheel of gedeeltelijk door het voorliggend bestemmingsplan vervangen.

Nr. (Bestemmings)plan Vastgesteld door de gemeenteraad Goedgekeurd door gedeputeerde staten
N10 Plan in onderdelen "Ruischerbrug" 31 mei 1956 8 februari 1957
241 Engelbert II 2 oktober 1978 27 november 1979
371 Engelbert, Nieuw Lint 13 september 1995 23 november 1995
398 Buitengebied herziening 24 maart 1999 23 oktober 2001
388 Rijksweg 24 september 1997 20 januari 1998
389 Ruischerwaard 25 september 1996 3 juni 1997

4.3 Toelichting Op De Artikelen

4.3.1 Artikelsgewijze toelichting

Algemeen

In deze paragraaf is per bestemming beschreven hoe de uitgangspunten en randvoorwaarden uit de voorgaande hoofdstukken in de regels zijn vertaald. Een aantal regelingen komen in meerdere bestemmingen terug omdat ze op meerdere van de onderliggende bestemmingen van toepassing zijn. Nutsleidingen en cultuurhistorie zijn voorbeelden van zaken die de bestemmingen overstijgen. Deze zijn door middel van dubbelbestemmingen of aanduidingen geregeld. De dubbelbestemmingen (zie onder artikel 18 tot en met 21) bevatten regels voor de nutsleiding (gas en hoogspanning).

Voor een tweetal cultuurhistorische zaken zijn aanduidingen opgenomen:

- karakteristieke panden -

Voor bebouwing die (nog) geen monumentale status heeft, maar wel beschermwaardig is, is in het bestemmingsplan de regeling voor karakteristieke panden opgenomen. Deze regeling houdt in dat de bestaande verschijningsvorm is vastgelegd. De bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling zijn in de bouwregels genoemd. In de cultuurwaardenkaart bij deze bestemmingsplantoelichting zijn deze panden genoemd en is per pand een beschrijving opgenomen.

- cultuurwaarden -

De aanduiding 'cultuurwaarden' is op enkele cultuurhistorische landschapselementen, zoals voormalige waterlopen, paden en structuren gelegd. In de verschillende bestemmingen waarin deze aanduiding is opgenomen zijn de bijbehorende regels te vinden. Deze komen er op neer dat een aantal activiteiten niet mogen worden uitgevoerd zonder een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden. Bij deze regels is een koppeling met de cultuurwaardenkaart in de bijlage bij deze bestemmingsplantoelichting gelegd. De cultuurwaardenkaart bevat onder andere beschrijvingen van de historische structuren. De regeling staat het normaal gebruik overigens niet in de weg. Deze kan zonder meer worden voortgezet.

Inleidende regels

De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.

Bestemmingsregels

Nadere eisen

In veel van de bestemmingen komt een nadere-eisen-regeling voor. Daarbij kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de verblijfssituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

Artikel 4 Agrarisch

De bestemming Agrarisch is van toepassing op de gronden die momenteel een agrarisch gebruik kennen of hobbymatig worden gebruikt voor het houden van schapen, paarden en dergelijke. Voor de bebouwing zijn aanduidingsvlakken opgenomen. Zo is op het enige agrarische bedrijf dat nog actief is in het gebied de aanduiding 'agrarisch bedrijf' gelegd. De bedrijfsgebouwen, inclusief de bedrijfswoning, behoren binnen het aanduidingsvlak te staan. Verder zijn aanduidingen voor losse stallen, schuren, paardenbakken en paardenstapmolens opgenomen. Hieraan zijn voorwaarden verbonden om deze, bij het agrarisch gebied behorende functies, zo goed mogelijk in te passen en om overlast te voorkomen.

Ook de gronden aan weerzijden van de bebouwingslinten Middelbert en Engelbert zijn opnieuw van de bestemming Agrarisch voorzien. Deze gronden zullen in de toekomst weliswaar voor de ontwikkeling van Meerstad worden gebruikt, maar tot het moment dat tot ontwikkeling wordt overgegaan zal het agrarisch gebruik intact blijven. Hoewel het gebruikelijk is om in het bestemmingsplan alvast regels op te nemen om het in de nabije toekomst te wijzigen gebruik alvast mogelijk te maken (in dit geval van agrarisch naar wonen, natuur, bedrijventerrein of andere functies ten behoeve van Meerstad) is daar in dit bestemmingsplan niet voorgekozen. Het opnemen van dergelijke regels, zoals afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden waarmee het gebruik of de bestemming kan worden gewijzigd, gebeurt als de wijzigingen binnen de planperiode aan de orde zullen zijn en er concrete plannen liggen. Aan beide voorwaarden wordt voor de ontwikkeling van Meerstad op de gronden vallend binnen dit bestemmingsplan niet voldaan. De ontwikkeltermijn is onzeker en er zijn nog geen concrete uitwerkingen voor dit deel van Meerstad. De huidige agrarische bestemming is daarom overgenomen. Zie ook paragraaf 2.1. van de bestemmingsplantoelichting onder het kopje Meerstadgronden.

De aanwezige productiebossen zijn eveneens binnen deze bestemming geregeld. Verder is het binnen deze bestemming mogelijk in beperkte mate paden aan te leggen of natuur te ontwikkelen.

Aan de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid toegevoegd (artikel 4.8). Hiermee wordt het mogelijk om op een tweetal plekken aan de Middelberterweg een zeer gering aantal woningen toe te voegen (2 tot 4 stuks). Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens vanuit de dorpen om het lint op daarvoor geschikte plekken te mogen verdichten. De twee locaties waar dit mogelijk is vloeien voort uit de analyse van de linten in de Nota Lintdorpen en Ruischerbrug, dat een losse bijlage bij dit bestemmingsplan vormt.

Artikel 5 Bedrijf

In de linten is relatief veel bedrijvigheid aanwezig. Dit is vanuit de historie zo gegroeid. Bedrijven en de woonfunctie komen naast elkaar voor. Om overlast te voorkomen is in principe alleen bedrijvigheid tot en met categorie 2 toegestaan. Daar waar al zwaardere bedrijven aanwezig zijn, zijn deze van een specifieke aanduiding voorzien. Hiermee is geregeld dat na de beëindiging van een zwaar bedrijf opnieuw een zwaar bedrijf op het perceel kan worden opgericht. Hetzelfde bedrijfstype kan uiteraard wel worden doorgezet. De bestaande bedrijfswoningen zijn aangeduid.

De bestemming Bedrijf is eveneens van toepassing op het bedrijventerrein aan de Rollen in Ruischerbrug. Dit terrein is in tweeën gesplitst. Het westelijk deel is bestemd voor woon-werk-combinaties: percelen waar een bedrijf en een bijbehorende woning is toegestaan. Hier is uitsluitend lichtere bedrijvigheid (tot en met categorie 2) mogelijk. Op het oostelijk deel is zwaardere bedrijvigheid mogelijk (tot en met categorie 4). Dit is ingegeven door de reeds aanwezige olieopslag en -overslag.

Artikel 6 Detailhandel

De bestemming Detailhandel is op een tweetal panden in Engelbert gelegd, een winkel in antiek en een winkel in fietsen en bromfietsen. Binnen deze bestemming is ook het wonen geregeld. Na een eventuele beëindiging van de detailhandelsfunctie kan het hele pand voor wonen worden gebruikt.

Artikel 7 Groen

De bestemming Groen omvat overwegend het openbaar groen in de dorpen. De doorzichten in de linten, die voor een belangrijk deel het groene karakter van de dorpen bepalen zijn niet in deze bestemming opgenomen. Hierop rust de bestemming Agrarisch, conform het huidige gebruik. De bestemming kent geen mogelijkheden voor het oprichten van gebouwen.

Artikel 8 Horeca

De twee horecavestigingen in Engelbert, aan de Woltjerspoorweg en de Engelberterweg hebben een specifieke Horecabestemming gekregen. Horeca tot en met categorie 3 is hier toegestaan. Een beschrijving van de horecacategorieën is in artikel 1 lid 1.48, 1.49 en 1.50 opgenomen.

Omdat er ook gewoond wordt in de betreffende panden is de aanduiding 'wonen' op de panden gelegd. De bebouwing mag uitsluitend binnen de bouwvlakken voorkomen, met uitzondering van een bijbehorende bouwwerk van maximaal 50 m² op het perceel Woldjerspoorweg 5.

Artikel 9 Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk is toegekend aan de in het gebied voorkomende kerken en scholen, de speeltuin in Ruischerbrug, het groene kruis gebouw en het multifunctioneel centrum in Engelbert en het dorpshuis en de molen in Noorderhoogebrug. Ook de beeldentuin, expositieruimte en theehuis aan de Winsumerweg zijn van deze bestemming voorzien. Binnen de bestemming is uitwisseling van functies mogelijk. Om welke functies dat kan gaan is in artikel 1 onder 1.61 beschreven.

Daar waar binnen de bestemming gewoond mag worden is dat specifiek aangeduid. Hetzelfde geldt voor de bestaande begraafplaatsen en de speeltuin. De historische begraafplaatsen rond de kerken van Middelbert en Engelbert zijn niet aangeduid, deze zijn in de regels genoemd en daarmee planologisch geregeld.

Artikel 10 Natuur

Op de Middelberterplas is de bestemming Natuur gelegd. Deze bestemming is voorgeschreven in provinciale omgevingsverordening.

Artikel 11 Recreatie

Deze bestemming is op de gronden rond de Engelberterplas gelegd. Hiermee zijn zowel de bestaande (verblijfs)recreatieve voorzieningen als de nog te realiseren zomerhuisjes geregeld. Er zijn vier aanduidingen opgenomen: 'bedrijfswoning', op Engelberterweg 54, 'kampeerterrein', voor de niet-permanente kampeervormen, 'recreatie', voor de permanente huisjes, 'recreatiewoning' voor de nog te ontwikkelen vakantiehuisjes. Met deze laatstgenoemde aanduiding zijn de bestaande rechten, die op de zuidoostzijde van de plas rusten, gerespecteerd. Hier kunnen maximaal 34 kleine recreatiewoningen worden opgericht. De regeling uit het vorige bestemmingsplan is hiermee overgenomen.

Artikel 12 Sport

De sportvelden in Engelbert hebben de bestemming Sport gekregen. De naastgelegen ijsbaan is binnen deze bestemming van de aanduiding 'ijsbaan' voorzien. Voor de kantine bij de ijsbaan is een bouwvlak opgenomen.


Artikel 13 Verkeer

De bestemming Verkeer omvat de hoofdverkeersstructuur in het plangebied. Alle openbare wegen zijn onder deze bestemming gebracht. In veel gevallen beslaat de bestemming eveneens de naastgelegen trottoirs en groenstroken. Dit heeft als voordeel dat eventuele aanpassingen aan de wegen, bijvoorbeeld ten behoeve van de verkeersveiligheid, binnen de bestemming uitgevoerd kunnen worden.

Artikel 14 Water

De bestemming Water is op de beide plassen in Middelbert en Engelbert gelegd alsmede op het water rond het Lintdal en de sloot langs de Wolddijk die door Waterschap Noorderzijlvest wordt beheerd. De sloten in het agrarisch gebied zijn niet van een specifieke waterbestemming voorzien. Deze zijn in de bestemming Agrarisch geregeld zonder op de kaart te zijn aangeduid.

Het Damsterdiep en het Eemskanaal zijn niet in dit bestemmingsplan opgenomen. Voor al het openbaar vaarwater in de gemeente Groningen, waar ook deze twee kanalen deel van uitmaken, is onlangs het bestemmingsplan Openbaar Vaarwater vastgesteld.

Artikel 15 tot en met 18 Wonen 1 t/m 4

In zijn algemeenheid geldt dat de regels van de woonbestemmingen zijn gericht op behoud en versterking van de ruimtelijke karakteristiek, maar het is niet de intentie het gebied op 'slot' te zetten. Zo worden bij de bestaande woningen aan de achterzijde royale uitbreidingsmogelijkheden geboden. Dit in aanvulling op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen die de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) sinds 1 oktober 2010 biedt.

Meer specifiek voor de lintdorpen en Ruischerbrug geldt dat er een uniek woonmilieu aanwezig is. De ligging in het landschap maar op fietsafstand van de stad maakt de dorpen bijzonder aantrekkelijk. De bebouwing is veelal karakteristiek. Wel zijn de woningen, naar hedendaagse maatstaven, vaak aan de kleine kant terwijl de bijgebouwen vaak juist fors zijn en op ruime kavels staan. Deze situatie leent zich uitstekend voor dienstverlenende en lichte vormen van bedrijvigheid aan huis. Aan deze wens komt het bestemmingsplan tegemoet. De verschillende typen bebouwing hebben, wat betreft de woning, enige uitbreidingsruimte gekregen. Ook de mogelijkheden voor bedrijvigheid aan huis zijn op de grotere percelen ruimer dan in de stad.

In het bestemmingsplan zijn hiervoor vier woonbestemmingen opgenomen. De bestemmingen verschillen van elkaar wat betreft de omvang van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en de mogelijkheden om bedrijvigheid te vestigen. De rij- en twee-onder-één-kap-woningen zijn van bestemmingen voorzien vergelijkbaar met de stadse situatie. De bijbehorende bouwwerken bij de vrijstaande woningen en voormalige boerderijen zijn afgestemd op de omvang van het perceel (zie ook onder het kopje 'Regeling voor bijbehorende bouwwerken'). Vrijstaande woningen en de voormalige boerderijen hebben ruimere mogelijkheden als het gaat om volumes van bijbehorende bouwwerken. In de voormalige boerderijen, die overigens ook sterk wisselen in grootte, is tevens meer ruimte geboden aan dienstverlenende en lichte vormen van bedrijvigheid. Aan-huis-verbonden beroepen zijn altijd toegestaan in combinatie met de woonfunctie. Kleinschalige en lichte vormen van bedrijvigheid kan binnen de bestemmingen Wonen 3 en 4 gerealiseerd worden. Ook is in afwijking van de gebruikelijke regeling aan deze bestemmingen toegevoegd dat de aan huis verbonden beroepen en (dienstverlenende) bedrijvigheid in vrijstaande bijbehorende bouwerken gevestigd mag zijn.

Tot slot is in de bestemmingen Wonen - 3 en Wonen - 4 opgenomen dat in voormalige boerderijen maximaal 2 zelfstandige wooneenheden gevestigd mogen worden. Hieraan is een oppervlakte-eis van 200 m2 per zelfstandige wooneenheid gekoppeld.

Regeling voor bijbehorende bouwwerken

Voor de bouwmogelijkheden is het van belang op welk gedeelte van het erf gebouwd wordt. Bijbehorende bouwwerken zijn (bij recht) uitsluitend toegestaan in achtererfgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0026.jpg"
Voorerfgebied en achtererfgebied


Aangebouwde bijbehorende bouwwerken zijn (bij recht) toegestaan, mits zij:

in Wonen - 1 en 2:

  • maximaal 4 meter hoog zijn, en;
  • maximaal 4 meter diep zijn, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel;

in Wonen - 3:

  • maximaal de goot-, bouwhoogte hebben van het hoofdgebouw;
  • maximaal 5 meter diep zijn, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel;

in Wonen - 4:

  • een maximaal de goot- en bouwhoogte hebben van het hoofdgebouw;
  • maximaal 6 meter diep zijn, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0027.jpg"
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken


Vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 3 meter in Wonen - 1 en 2. Voor Wonen - 3 en 4 geldt een maximale goot- en bouwhoogte van 3,50 respectievelijk 7 meter. Indien de zij- of achtererfgrens grenst aan het openbaar toegankelijk gebied moeten bijbehorende bouwwerken minimaal 1 meter uit deze zij- en/of achtererfgrens worden geplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01_0028.jpg"
Ligging aan het openbaar toegankelijk gebied


Voor alle bijbehorende bouwwerken in achtererfgebied tezamen, inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat achtererfgebied voor maximaal 50% mag worden bebouwd tot een maximale oppervlakte van 50 m2 in Wonen - 1, 60 m2 in Wonen - 2, 80 m2 in Wonen - 3 en 100 m2 in Wonen - 4.

Artikel 19 Leiding - Gas, Artikel 20 Leiding - Hoogspanningsverbinding en 21 Leiding -Riool

Voor een drietal te beschermen functies zijn dubbelbestemmingen toegevoegd. Deze bestemmingen hebben betrekking op een tweetal gasleidingen, twee bovengrondse hoogspanningsleidingen en een rioolpersleiding die door het gebied lopen. Door middel van de dubbelbestemming wordt het functioneren van de leidingen gewaarborgd. In een zone langs de leidingen mag niet worden gebouwd.

Artikel 22 en 23 Waarde - Archeologie 1 en 2

In het bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug zijn twee archeologische dubbelbestemmingen opgenomen: de bestemming Waarde - Archeologie 1 betreffen de terreinen waarvan bekend is dat er archeologische resten aanwezig zijn. Het gaat hierbij om (verlaten) verhoogde boerenplaatsen, om delen van dorpskernen en locaties waar in het verleden vondsten aan de oppervlakte zijn gedaan. Ingrepen in deze terreinen verstoren vrijwel zeker archeologische waarden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden is daarom een omgevingsvergunning vereist.

De bestemming Waarde - Archeologie 2 betreft de zones met een hoge archeologische verwachting. In deze zones kunnen zich (nog niet ontdekte) vindplaatsen bevinden. Het gaat hierbij voornamelijk om het wierdengebied ten westen van Noorderhoogebrug en het hunzedal aan de zuidkant. Zie voor een uitgebreidere beschrijving van de gebieden paragraaf 3.2.

Aan de dubbelbestemmingen zijn bouwregels en een vergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden gekoppeld, die de archeologische waarden beschermen. Voor de terreinen die bebouwd zijn, of die via het bestemmingsplan bebouwingsmogelijkheden hebben is een vrijstelling van 50 m² oppervlakte opgenomen. De gebieden die mede bestemd zijn als Waarde - Archeologie 2 hebben een vrijstelling van 200 m² oppervlakte en 30 cm diepte. Archeologische resten kunnen zich hier namelijk zeer dicht onder het maaiveld bevinden. De vrijstelling van 200 m² is gebaseerd op de aard van de vindplaatsen. Een ingreep in de bodem met een oppervlakte van meer 200 m² zou een potentiële vindplaats al compleet kunnen vernietigen.

Artikel 24 Waterstaat - Waterkering

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' is op de oevers van het Boterdiep, het Damsterdiep en het Eemskanaal gelegd, voor zover gelegen binnen het plangebied. Conform de nota Richtlijnen Vaarwegen 2011 van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is langs het Boterdiep een zone van 10 meter aangehouden en langs het Eemskanaal een zone van 15 meter. De bestemming heeft ten doel de waterkerende functie van de oevers en kaden te beschermen. Ter plaatse kan slechts nieuwbouw ten behoeve van in de andere bestemmingen toegestane bouwwerken worden gepleegd na toepassing van de afwijkingsbevoegdheid zoals beschreven in lid 24.3. Voordat wordt afgeweken moet worden overlegd met de beheerder van de waterkering. De afwijking mag niet leiden tot onevenredige afbreuk aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering.

Algemene regels

Artikel 25

Dit artikel bevat de anti-dubbeltelbepaling. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt bij de toets van de aanvraag om een omgevingsvergunning en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 28

In dit artikel wordt geregeld dat de aanvullende stedenbouwkundige bepalingen uit de Groninger Bouwverordening niet van toepassing zijn. Hetgeen het bestemmingsplan regelt gaat vóór datgene wat op dit gebied door de Bouwverordening wordt geregeld. Daarop is echter op een vijftal punten, die in dit artikel zijn genoemd, een uitzondering gemaakt. Het belangrijkste hierbij is onderdeel d., waarmee de Nota Parkeernormen van de gemeente Groningen voor dit bestemmingsplan van toepassing wordt verklaard.

Artikel 29

Dit artikel bevat een afwijkingsbevoegdheid, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 30

Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 31

Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.

4.3.2 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen

De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.

Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit bestemmingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.

Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de aard van het gebruik

b. de omvang van het gebruik

c. de intensiteit van het gebruik

Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.

Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.

Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).

Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar,logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk

Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in lid 15.6.

Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan (zie lid 15.6, voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken (bijlage 3).

Hoofdstuk 5 Participatie, Inspraak En Overleg

5.1 Participatie

Tijdens de voorbereiding van de Nota en het bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug zijn de bewonersverenigingen van de dorpen geïnformeerd over de doelstelling en procedure van dit plan. Vervolgens is er in elk dorp een informatieavond georganiseerd. De tijdens deze overleggen en avonden gemaakte inhoudelijke opmerkingen zijn voor zover mogelijk en wenselijk meegenomen in het bestemmingsplan. De verslagen van deze bijeenkomsten zijn in het inspraakverlag opgenomen. Het inspraakverslag is een losse bijlage bij dit plan.

Omdat de Meerstadgronden ter weerzijden van Middelbert en Engelbert ook in dit bestemmingsplan zijn meegenomen is buro Meerstad eveneens nauw bij de voorbereiding betrokken.

5.2 Inspraak

Op grond van de Algemene Inspraakverordening Groningen 2005 heeft het bestemmingsplan vier weken ter inzage gelegen in de zomer van 2012. Hierop zijn negen schriftelijke reacties binnengekomen. Deze zijn samengevat en van commentaar voorzien in het bij dit bestemmingsplan behorend inspraakverslag. In dit verslag is aangegeven of en op welke wijze aan de gemaakte opmerkingen is tegemoet gekomen.

5.3 Overleg

Gelijktijdig met de inspraak is het voorontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan de gebruikelijke (overheids)instanties, op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierop zijn vijf reacties binnengekomen. Onderstaand zijn deze samengevat en van een gemeentelijk standpunt voorzien. Kopieën van de brieven zijn in het inspraakverslag opgenomen. Met de provincie Groningen is ambtelijk overleg gevoerd over het voorontwerpplan. De tijdens dit overleg gemaakte opmerkingen hadden betrekking op de afstemming van het bestemmingsplan op de provinciale verordening. De naar voren gebracht punten zijn inmiddels verwerkt.

De volgende instanties hebben schriftelijk gereageerd:

1. Waterschap Noorderzijlvest, Groningen

2. Brandweer, Regio Groningen, Groningen

3. TenneT TSO B.V., Arnhem

4. N.V. Nederlandse Gasunie, Groningen

5. Waterschap Hunze en Aa's, Veendam

Onderstaand zijn de brieven samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. Kopieën van de brieven zijn in de analoge versie van het inspraakverslag opgenomen.

Ad. 1. Waterschap Noorderzijlvest

Het Waterschap Noorderzijlvest heeft alleen de deelgebieden Woldijk en Ruischerbrug beoordeeld. De overige gebieden vallen niet in het beheergebied van deze waterschap. In grote lijnen is het bestemmingsplan akkoord en voldoet het aan het beleid ten aanzien van het water dat in paragraaf 3.4. van de bestemmingsplantoelichting is verwoord. Wel worden enkele tekstuele aanvullingen over het watersysteem gegeven en wordt verzocht de waterkerende functies van de oevers van het Boterdiep, het Damsterdiep en het Eemskanaal te regelen.

Reactie:

De aanvullingen ten aanzien van het waterhuishoudkundig systeem zijn inmiddels doorgevoerd in de tekst. Op de verbeelding is op de oevers van het Damsterdiep en het Eemskanaal, voor zover gelegen binnen het plangebied, een dubbelbestemming gelegd. Deze bestemming heeft tot doel de waterkerende functie van de oevers te geschermen door te vookomen dat hier gebouwd wordt, zonder dat er overleg met de beheerder van de waterkeringen is gevoerd. Zie ook de dubbelbestemming in artikel 24.

Ad. 2. Brandweer, regio Groningen

De Brandweer verzoekt het risico-onderzoek in het bestemmingsplan op te nemen.

Reactie:

Hieraan is inmiddels tegemoet gekomen. In de externe veiligheidsparagraaf (3.5.4) is een passage over het groepsrisico opgenomen. De berekeningen zijn in de bijlage Omgevingsaspecten opgenomen.

Ad. 3. TenneT TSO B.V.

Tennet merkt op dat er in de tekst wordt gesproken van één hoogspanningsleiding in het gebied. Er lopen echter twee leidingen door het plangebied. Verzocht wordt dit aan te vullen. Daarnaast is Tennet van mening dat onvoldoende rekening is gehouden met de bescherming van de belangen van de leidingen. Verzocht wordt extra regels op te nemen, ook wat betreft het houden van evenementen onder de leidingen.

Reactie:

De tekst in paragraaf 3.6 van de bestemmingsplantoelichting is nu aangevuld met leiding Slochteren Woltersum - Hunze. Beide bovengrondse hoogspanningsleidingen zijn nu genoemd. Op de verbeelding waren ze al correct ingetekend.

Aan het verzoek van Tennet voor het voorschrijven van een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten komen we niet tegemoet omdat deze bestemming een bovengrondse hoogspanningsverbinding regelt en ingrepen in de bodem niet rechtstreeks van invloed zijn op het veilig en doelmatig functioneren van de leiding. Bovendien heeft Tennet met de gebruikers van de gronden onder de leidingen een zakelijk rechtovereenkomst gesloten waarin duidelijk is vastgelegd wat er wel en niet mag. Met het opnemen van de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding is het goed en veillig kunnen functionere van de leidingen voldoende gewaarborgd.

Tot slot verzoekt Tennet geen evenementen mogelijk te maken onder de leidingen. Hierop kan gezegd worden dat een bestemmingsplannen alleen voor een periodiek gehouden evenement een regeling moet bevatten. Binnen het plangebied is dit niet aan de orde. Voor eventuele eenmalige evenementen vindt een toets op veiligheid in het kader van de vergunning plaats. Het bestemmingsplan is hiertoe niet het aangewezen document.

Ad. 4. N.V. Nederlandse Gasunie

De Gasunie verzoekt een leiding die niet meer in gebruik is van de verbeelding te verwijderen en de leiding die hiervoor in de plaats is gekomen wel op te nemen.

Ook ziet de Gasunie graag dat als dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen de dubbelbestemming Leiding - Gas voorrang krijgt. Dit kan door het opnemen van een voorrangsbepaling in de dubbelbestemming van de gasleidingen.

Reactie:

Op de verbeelding van het dorp Ruischerbrug is het deel van de gasleiding dat niet meer in gebruik is verwijderd. Het wel in gebruik zijnd deel is toegevoegd. Ook is de door de Gasunie verzochte voorrangsbepaling ingevoegd in lid 1 van artikel 19, voorheen artikel 18.

Verder verzoekt de Gasunie om aan artikel 18 een aantal bepalingen toe te voegen:

  • Artikel 18.3 zodanig uitbreiden dat een afwijking van de bouwregels alleen mogelijk is wanneer de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • In ditzelfde artikel toevoegen dat voordat van de bouwregels wordt afgeweken de leidingbeheerder om schriftelijk advies wordt gevraagd;
  • Artikel 18.1 sub a zodanig uitbreiden dat ook het rooien van diepwortelende beplanting en bomen omgevingsvergunningplichtig wordt;
  • Artikel 18.4.2 uitbreiden met "die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning";
  • Artikel 18.4.3 uitbreiden met de bepaling dat voordat een omgevingsvergunning wordt afgegeven vooraf schriftelijk advies bij de leidingbeheerder wordt ingewonnen.

Reactie:

We kunnen ons vinden in dit verzoek en hebben de regels van artikel 19, voorheen artikel 18, aangepast conform het verzoek van de Gasunie.

Voor de toelichting wordt tot slot verzocht het groepsrisico in relatie tot aardgastransportleidingen inzichtelijk te maken.

Reactie:

In het voorontwerp-bestemmingsplan was opgenomen dat het groepsrisico ten aanzien van de gastransportleiding nog moest worden uitgevoerd. Dit is inmiddels gebeurd. De tekst in de toelichting is hiermee aangevuld en de berekeningen zijn in de losse, bij dit bestemmingsplan behorende, bijlage Omgevingsaspecten opgenomen.

Ad. 5. Waterschap Hunze en Aa's

Het waterschap merkt op dat de beheersgebieden niet correct in de bestemmingsplantoelichting zijn genoemd. De dorpen Middelbert en Engelbert liggen in het beheersgebied van Waterschap Hunze en Aa's. Verzocht wordt dit op te nemen.

Reactie:

In de inleiding van paragraaf 3.4, de waterparagraaf, is nu opgenomen dat het plangebied in beheersgebieden van twee waterschappen valt. Voor de volledigheid is dit toegevoegd. Op de inhoud van de waterparagraaf heeft deze toevoeging geen effect.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid / Exploitatie

Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug heeft echter betrekking op een reeds bebouwd deel van de gemeente, waarbij de ontwikkelingen aan het particuliere initiatief worden overgelaten. De door de gemeente te maken kosten bestaan uitsluitend uit plankosten en de kosten van onderzoek, dat nodig is met het oog op de voorbereiding van het plan. Deze uitgaven komen ten laste van de algemene middelen van de gemeente.

Omdat het voorliggende plan een actualisering vormt van geldende planologische regelingen en voornamelijk de bestaande toestand vastlegt, hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Voor zover functiewijziging heeft plaatsgevonden, is daarvoor vergunning verleend en strekt het voorliggende plan slechts tot inpassing daarvan. Voor het overige worden de bouwmogelijkheden, die volgens de vigerende regelingen bestaan, in het nieuwe bestemmingsplan niet gewijzigd of uitgebreid. Er doet zich dus geen mogelijkheid voor van kostenverhaal als bedoeld in afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening.

Bijlagen

Bijlage 1 Cultuurwaardenkaart