Bedrijventerrein Reitdiep
Bestemmingsplan - gemeente Groningen
Vastgesteld op 27-06-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Bedrijventerrein Reitdiep met identificatienummer NL.IMRO.0014.BP573BedrtReitdiep-vg01 van de gemeente Groningen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.
1.3 verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Reitdiep, met het identificatienummer NL.IMRO.0014.BP573BedrtReitdiep-vg01.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.7 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.10 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.11 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.12 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.13 additionele voorzieningen:
voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie.
1.14 afhaalpunt voor elders gereinigde of gerepareerde goederen;
een locatie waar de consument uitsluitend voorafgaand aan het bezoek elders gerepareerde of gereinigde goederen kan (betalen en) afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van deze goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ter verkoop en/of overige activiteiten.
1.15 afhaalpunt voor via het internet bestelde goederen:
een locatie waar de consument uitsluitend voorafgaand aan het bezoek- via internet bestelde goederen kan (betalen en) afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van deze eerder bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ter verkoop en/of overige activiteiten.
1.16 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.17 bedrijfswoning / dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.18 bestaand:
op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand.
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.22 detailhandel in motorbrandstoffen:
detailhandel in motorbrandstoffen, waaronder begrepen smeermiddelen voor motorvoertuigen en benodigdheden voor gebruik, reiniging of spoedeisende reparaties van motorvoertuigen alsmede accessoires daarvoor en daaraan ondergeschikt detailhandel in voedings- en genotmiddelen.
1.23 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.25 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg.
1.26 geluidszoneringplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.27 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.28 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.29 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.30 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; daaronder niet begrepen kamerverhuur.
1.31 kantoor:
een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie.
1.32 peil:
- a. voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke niet bij het verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.33 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.34 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.35 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.36 standplaats voor straathandel:
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden,
- verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten: gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;
- door anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren.
1.37 standplaats voor woonwagen:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.38 verkooppunt van motorbrandstoffen:
een inrichting voor de uitoefening van detailhandel in motorbrandstoffen, waaronder begrepen smeermiddelen voor motorvoertuigen en benodigdheden voor gebruik, reiniging of spoedeisende reparaties van motorvoertuigen alsmede accessoires daarvoor en daaraan ondergeschikt detailhandel in voedings- en genotmiddelen.
1.39 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.40 woonwagen:
voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken en / of de buitenkant dakoverstek en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmurenmaten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 meter buiten beschouwing blijven.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag:
op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.
2.5 netto vloeroppervlak:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) vloeroppervlakte van horecagelegenheden, kantoren, winkels, bedrijven of instellingen uitgezonderd de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Artikel 3 Uitmetingsverschillen
Voor zover op de kaart niet anders is aangegeven, wordt de vaststelling van afmetingen bepaald door middel van meting op de kaart, met dien verstande dat:
- a. de maatbepaling tot op 1 meter nauwkeurig geschiedt, en
- b. de maat van de openbare ruimte wordt berekend naar de ter plaatse geldende werkelijke situatie, behoudens indien de grenslijn van de bebouwing niet in de bestaande voorgevellijn is geprojecteerd.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de kaart voor bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven en instellingen als bedoeld in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen, met dien verstande dat maximaal 50% van het bruto vloeroppervlak mag bestaan uit kantoorruimte ten dienste van het ter plaatse gevestigd bedrijf;
- b. kantoren;
- c. maximaal 1 verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg en zonder lng, echter uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-1';
- d. afhaalpunten voor elders gereinigde of gerepareerde goederen;
- e. afhaalpunten voor via het internet bestelde goederen;
- f. reparatie- en servicebedrijven voor auto's, motorfietsen, fietsen e.d.;
- g. een autowasstraat;
- h. een gezondheidscentrum, waarin of waarbij tevens een eerstelijns diagnostisch centrum is toegestaan;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. wegen, voet- en fietspaden;
- k. groenvoorzieningen en water;
- l. maximaal één reclameverzamelpunt;
- m. additionele voorzieningen, waaronder windturbines en zonnecollectoren.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen:
Met het oog op mogelijke calamiteiten dient de bereikbaarheid van gebouwen, zowel vanaf de openbare weg als ten opzichte van elkaar op één bouwperceel voldoende gewaarborgd te zijn.
b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:
- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.
d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.
e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed. Van belang daarbij kunnen zijn bijvoorbeeld de bezonningssituatie, de lichttoetreding, zichtlijnen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 4.1 onder a zijn toegestaan;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van detailhandel als bedoeld in lid 4.1 onder c juncto sublid 4.2.2 onder g;
- c. het gebruik van gronden voor bewoning.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de kaart nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits:
- de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
- voldaan moet worden aan de alsdan geldende eisen ten aanzien van externe veiligheid vanwege inrichtingen en/of vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een P+R-voorziening met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een wachtruimte, fietsenstallingen, een fietsenverhuurpunt, toiletvoorzieningen;
- b. wegen, pleinen, fiets- en voetpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. openbare nutsvoorzieningen;
- e. zonnecollectoren;
- f. bermen, taluds, groenvoorzieningen en waterlopen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. windturbines;
- i. maximaal één reclameverzamelpunt;
- j. additionele voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. bermen en groenvoorzieningen;
- c. zonnecollectoren;
- d. additionele voorzieningen, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Leiding - Gas
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van aardgastransportleidingen.
7.2 Bouwregels
Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de bepalingen bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de aardgastransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 meter, met dien verstande dat tevens zijn toegestaan:
- de bestaande Leiding-Hoogspanningsverbinding als bedoeld in artikel 8, alsmede
- het bestaande deel van de overkapping -maar zonder uitbreiding of nadere bebouwing- ter plaatse van de bestemming Verkeer.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken, geen gebouw en geen kwetsbaar object zijnde, na voorafgaand schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder en mits geen afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de aardgastransportleiding.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoogspanningsleidingen.
8.2 Bouwregels
Er zijn wat de bebouwing betreft, in afwijking van de bepalingen bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend hoogspanningsmasten toegestaan met een maximale bouwhoogte van 55 meter, met dien verstande dat de bestaande aardgas- transportleiding als bedoeld in artikel 7 tevens ter plaatse is toegestaan.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken na voorafgaand schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder en mits geen afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Parkeren
Een omgevingsvergunning voor het bouwen of verbouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat ten behoeve van de betreffende functie in voldoende mate is voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
10.2 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1:
- a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op over- wegende bezwaren stuit, of
- b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
10.3 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 2 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. de parkeersituatie in de omgeving;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Beleidsregels
Burgemeester en wethouders passen deze bouwregels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met het normale onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een automaten-/ amusementshal;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor standplaatsen voor woonwagens.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
12.1 Afwijkingsbevoegdheid
Voor zover zulks niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden toegestaan, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan:
- a. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages en/of van de bij recht in de regels en/of op de plankaart gegeven maten en afmetingen tot maximaal 1 meter;
- b. voor aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. voor overschrijding van de bouw- en/of maatvoeringsgrenzen:
1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijsinrichtingen, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken; - d. voor overschrijding van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en buitentrappen, mits:
1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 25 m² bedraagt;
2. deze bouwhoogte met maximaal 25% wordt overschreden; - e. voor het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met een maximale inhoud van 50 m3;
- f. voor het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasreduceerstations en daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een maximale inhoud van 200 m3;
- g. voor het oprichten van containers voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid, Wet milieubeheer, met een maximale inhoud van 200 m3, met dien verstande dat voor ondergrondse containers geen maatvoeringsbeperkingen gelden;
- h. voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur;
- i. voor het bouwen van een collector voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking op een dak van een bouwwerk;
- j. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen tot een maximale hoogte van 6 meter, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen;
- k. voor het innemen van een standplaats voor straathandel;
- l. voor het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
- m. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter vanaf peil, met dien verstande dat voor reclame-uitingen een maximale hoogte van 6 meter geldt;
- n. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter vanaf peil.
12.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken van de regels met toepassing van lid 12.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevings- vergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Reitdiep.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Bestemmingsplan Bedrijventerrein Reitdiep betreft een terrein in het noorden van de stad Groningen aan de zuidwestzijde van de wijk Reitdiep.
Het plangebied is in het vigerend bestemmingsplan Reitdiep 2012 hoofdzakelijk voorzien van de bestemming Bedrijf. In de zuid-/zuidwestrand van het gebied is recent, na een buitenplanse afwijkingsprocedure, een Park+Ride (P+R)-voorziening gerealiseerd, omdat dit een passende plek is: nabij de Friesestraatweg en aan de rand van de stad. De rest van het plangebied blijft bestemd als Bedrijventerrein.
Het plangebied
De P+R-voorziening heeft onder meer een wachtruimte, toiletten en fietsenstallingen. Zo kunnen mensen uit het omliggend gebied op een comfortabele manier overstappen op een bus of fiets naar de stad en vice versa voor bijvoorbeeld werk, winkels of studie.
De overkapping van de P+R-voorziening
In het plangebied waren in het vigerend plan bedrijven t/m milieucategorie 3.2, kantoren en twee benzinepompstations toegestaan. Het voorliggend bestemmingsplan laat in het noordelijk deel ook bedrijven (tot en met milieucategorie 3.1) en (kleinschalige) kantoren toe. De (overige) bedrijvigheid is grotendeels toegespitst op de nabijheid van het transferium en op de locatie aan de rand van de stad nabij de Friesestraatweg. Het gaat bijvoorbeeld om afhaalpunten voor een supermarkt of stomerij of om een fietsenherstelplaats. Ook een verkooppunt voor motorbrandstoffen (zonder lpg en zonder lng), een garagebedrijf en een autowasstraat zijn toegestaan, omdat zij passen bij een transferium. Tot slot is ook een gezondheidscentrum toegestaan, omdat een dergelijke voorziening noodzakelijk is voor, maar qua omvang niet inpasbaar is in, het wijkcentrum. Bij het gezondheidscentrum is tevens een eerstelijns diagnostisch centrum toegestaan. Eerstelijnsdiagnostiek kan worden gezien als ' anderhalflijnszorg': zorg op het grensvlak van eerstelijnszorg en eenvoudige tweedelijnszorg, gegeven in de eerste lijn. Betere en snellere communicatie over de diagnose (door middel van bijvoorbeeld echografie en röntgenfoto's) wordt mogelijk, wat voordelen biedt aan patiënten, huisartsen en specialisten.
Samengevat is de inzet van het voorliggend bestemmingsplan in hoofdzaak:
- de Park+Ride-voorziening voorzien van een planologische regeling, en
- bedrijvigheid toestaan die hoofdzakelijk aan de locatie is gerelateerd.
1.2 Begrenzing Plangebied
Het plangebied wordt begrensd door de Friesestraatweg in het zuiden-zuidwesten, de Professor Uilkensweg in het oosten en een brede groenstrook aan de noordzijde.
Begrenzing van het plangebied door wegen en groen
Hoofdstuk 2 Het Stedenbouwkundig Concept
2.1 Inpassing In De Ruimtelijk-functionele Structuur
Algemeen
Het bedrijventerrein met het zojuist gerealiseerde P+R-terrein zal ruimtelijk onderdeel uitmaken van de afronding van de wijk Reitdiep. Deze bevindt zich in het open wierdenlandschap ten noordwesten van de stad Groningen. De wijk vormt voor de stad een specifieke begrenzing ten opzichte van het open landschap. Dit is dan ook het uitgangspunt geweest voor het ontwikkelen van het woongebied aan het begin van deze eeuw: heldere begrenzingen, duidelijke en herkenbare randen. De keuze voor een harde, scherpe overgang, als contrast met het open wierdenlandschap, komt voort uit de nota 'De Stad van Straks'. 'De overgang van het landschap naar de stad is hier de overgang van een open wierdenlandschap -met een ecologische hoofdstructuur en tegelijkertijd een weidevogelgebied- naar onder andere de harde randen van de wijken Vinkhuizen en Paddepoel'.
De belangrijkste uitgangspunten voor het ontwerp van de wijk Reitdiep zijn de thema's 'wonen aan het water' en 'wonen in het landschap'. Daarbij wordt ook de entree van de stad via de Friesestraatweg nader vormgegeven.
Het bedrijventerrein en de Park and Ride
Het voorliggend bestemmingsplan biedt ruimte aan een Park-and-Ridevoorziening en circa 7 kleinschalige bedrijven.
Park-and-Ride en bedrijven
Binnen het plangebied van de wijk Reitdiep is ervoor gekozen om in de 'oksel' van de Friesestraatweg, als entree van de stad vanuit het noordwestelijk ommeland, en de Professor Uilkensweg, als stadsdeelontsluitingsweg, een 'Park and Ride'-voorziening te realiseren gecombineerd met een overstapstation voor de bus en met voorzieningen, die daar functioneel vanzelfsprekend bij aansluiten. Daarbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld een benzinestation, een autowasstraat en een afhaalpunt. De P+R ligt zowel vanuit het ommeland als de stad gezien op een volstrekt logische, vanzelfsprekende, herkenbare en vooral zichtbare plek in de stad.
Deze P+R maakt in haar ruimtelijke vormgeving onlosmakelijk onderdeel uit van de overgang van stad naar landschap en omgekeerd. Het groen, de vorm en het gebruik van waterpartijen dragen bij aan de ruimtelijke inpassing.
De ambitie is om deze plek een hoog kwaliteitsniveau mee te geven. Daarbij is op de P+R een droogloop gerealiseerd voor automobilisten, die willen overstappen op het openbaar vervoer (inclusief een plek met toilet- en fietsvoorzieningen) en waar droog gewacht kan worden op het openbaar vervoer. Tevens zijn er oplaadpunten voor elektrische auto's en fietsen aangelegd.
Gezien de zichtbaarheid van de locatie in de stad is dit de plek waar de stad haar 'groene ambitie' kan laten zien. Met de realisatie van een 'stedelijk dak' in de vorm van zonne- panelen is deze ambitie zichtbaar gemaakt, is de overgang van ommeland naar stad op architectonische wijze vormgegeven en is daarbij tevens het kwaliteitsniveau van de P+R op een hoog niveau gebracht. Daarmee draagt het 'stedelijk dak' op deze plek bij aan de ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van de plek.
Gezondheidscentrum
In de wijk Reitdiep zijn in het bestemmingsplan alle voorzieningen geconcentreerd rond de Reitdiephaven. Ondertussen zijn alle daar aanwezige commerciële bedrijfsruimtes gevuld. In een woonwijk is ook behoefte aan functies die bijdragen aan het welzijn van de bewoners. Daarbij kan worden gedacht aan een huisarts, een tandarts, een fysiopraktijk en dergelijke. Nu de wijk langzaamaan wordt volgebouwd en volwassen wordt is er behoefte aan een Medisch Centrum in de wijk. De gewenste oppervlakte van deze functie bedraagt netto 800-1000 m². In dit Medisch centrum kunnen naast de hierboven genoemde functies ook bijvoorbeeld een verloskundige of een psycholoog een plek krijgen.
Een vanzelfsprekende randvoorwaarde is dat een dergelijke functie centraal in de wijk gelegen is, goed zichtbaar en goed bereikbaar wordt voor zowel de fietser, de voetganger alsook de automobilist.
Aangezien rond de Reitdiephaven een dergelijk grote ruimte niet voor handen is, kijken enkele initiatiefnemers vanzelfsprekend naar de locatie naast de Park and Ride op de hoek van de Professor Uilkensweg en de Wadwerd. Deze locatie is groot genoeg en voldoet aan alle ruimtelijke en functionele randvoorwaarden die bij deze functie horen. Op dit moment staat het vigerend bestemmingsplan deze functie in principe echter niet toe. Op grond van het voorliggend bestemmingsplan is dit bedrijventerrein gericht op kleinschalige bedrijven die in hun stedenbouwkundige setting en architectonische uitstraling bijdragen aan het vormgeven van de entree van de wijk zowel aan de Professor Uilkensweg als aan de Wadwerd. Omdat het gewenste programma voor het gezondheidscentrum een functionele bijdrage levert aan de leefbaarheid van de wijk en in ruimtelijke zin beantwoordt aan de gewenste kleinschaligheid is op deze plek ook deze functie wenselijk, mits ruimtelijk en architectonisch goed ingepast.
Stedenbouw en architectuur
Rijdend over de Friesestraatweg richting de stad nemen vanaf de Zijlvesterweg de bebouwing en de stedelijke functies tot aan de daadwerkelijke entree van de stad ter plaatse van het plangebied gestaag toe. Op grond van bestemmingsplan Reitdiep 2012 is hier, in de 'oksel' van Friesestraatweg en Professor Uilkensweg, al bedrijfsbebouwing mogelijk; het voorliggend bestemmingsplan biedt ruimte aan circa 7 bedrijven. Daarmee wordt de langzaam toenemende verstedelijking langs de Friesestraatweg verder zichtbaar. In relatie tot de ontsluiting van deze zone is veel aandacht besteed aan de architectonische kwaliteit en uitstraling van de 'droogloop' langs de Friesestraatweg. Dit moet ook gelden voor de kwaliteit van de architectuur langs de Professor Uilkensweg als interwijkontsluiting en in het verlengde van Joeswerd als buurtontsluitingsroute. Ruimtelijke en architectonische randvoorwaarden zullen daarvoor worden meegegeven.
2.2 Verkeer
Autostructuur
Bedrijventerrein Reitdiep is goed bereikbaar vanaf de westelijke ringweg en de Friesestraatweg (N355). De entree van het plangebied sluit aan op de nieuwe rotonde Professor Uilkensweg-Reitdiephaven. Het eerste gedeelte van de nieuwe ontsluitingsroute (Wadwerd) is ter hoogte van het bedrijventerrein ingericht als gebiedsontsluitingsweg; de overgang naar de erftoegangsweg zal gemaakt worden bij het begin van de bebouwing Reitdiep fase 3.
P+R Reitdiep
De gemeente Groningen is voortvarend bezig met het waarborgen en verbeteren van de bereikbaarheid van de stad en de regio. Een belangrijk project in dit kader is de Aanpak Ring Zuid, welke tussen 2016 en 2020 gerealiseerd wordt. Voordat de werkzaamheden rond de Aanpak Ring Zuid van start gaan, is de Park+Ride-voorziening (genaamd P+R Reitdiep) aan de noordwestzijde van de stad langs de Friesestraatweg (N355) gerealiseerd. Dit P+R-terrein is één van de belangrijkste onderdelen van de Regionale bereikbaarheidsstrategie (Netwerkanalyse) en de Hoogwaardige-Openbaar-Vervoervisie. P+R Reitdiep krijgt een HOV-verbinding met de stad. Voor P+R Reitdiep is een ruimtelijk ontwerp gemaakt, waarbinnen het P+R-terrein is ingepast binnen de bestaande verkeersstructuur. De capaciteit van het nieuwe terrein is 300 parkeerplaatsen. De locatie is aangesloten op het hoofdfietsnetwerk naar de stad.
Wie hier zijn auto stalt, kan met de bus snel het UMCG, de binnenstad of het hoofdstation bereiken. Het nieuwe P+R-terrein biedt een goed alternatief voor parkeren in de Groningse binnenstad. Het terrein is uitgerust met digitale panelen met actuele informatie over de bustijden, een overdekte wachtruimte, fietsenstallingen en toiletten.
Openbaar vervoer
Langs de locatie loopt een goede OV-verbinding, waardoor kan worden volstaan met het realiseren van één haltevoorziening bij het P+R-terrein. Deze wordt bediend door de groene HOV-lijn 1 (Europapark–UMCG–Zernike/Zuidhorn), die vier keer per uur rijdt tussen Station Europapark en Reitdiephaven. De helft van de bussen rijdt door naar Zuidhorn en de andere helft keert bij de kluifrotonde (een rotonde in de vorm van een kluif) onder de provinciale weg N355. Een alternatieve keermogelijkheid is de nieuwe rotonde Professor Uilkensweg–Reitdiephaven (voor toekomstige lijnvoering) als alternatief voor het keren bij de kluifrotonde.
Fietsstructuur
We onderscheiden het hoofdnetwerk, gericht op de snelle en doorgaande fietser, en het basisnetwerk, dat ontsluitend en fijnmazig is (Fietsstrategie Groningen 2015-2025). De omgeving van het plangebied heeft uitstekende fietsverbindingen; de locatie wordt aangesloten op het fietsnetwerk naar het centrum van Groningen en aanliggende wijken.
Parkeren
Bij nieuwbouwprojecten moeten de door de raad vastgestelde parkeernormen worden gehanteerd en moet zo mogelijk worden gezocht naar oplossingen op eigen terrein.
Verkeersgeneratie
De totale toekomstige verkeersgeneratie van de te ontwikkelen functies in Reitdiep is in beeld gebracht. Het betreft de uitbreiding van het woningaanbod, de realisatie van het P+R-terrein en de ontwikkeling van het bedrijventerrein. Hierna is een overzicht opgenomen van de etmaalintensiteiten van motorvoertuigen voor de referentiesituatie.
Bron: Rapportage Verkeerssituatie Reitdiep
(GGR013 BonoTraffics19-01-2015)
2.3 Openbare Ruimte
De openbare ruimte wordt binnen dit plan voornamelijk bepaald door de ruimtelijke hoofdstructuur in de vorm van de wegen die langs en door het gebied gaan. Dit zijn in volgorde van belangrijkheid: de Friesestraatweg (stadsontsluiting en stedenbouwkundig van de 1ste orde), de Professor Uilkensweg (interwijkverbinding en stedenbouwkundig van de 2de orde) en Wadwerd, het verlengde van de Joeswerd (buurtontsluiting en stedenbouwkundig van de 3de orde). Tot slot wordt het bedrijventerrein fysiek gescheiden van de woonwijk Reitdiep door een brede groenstrook, deels ter plaatse van de aanwezige hoogspanningsleiding.
Kenmerkend voor Groningen is, dat ernaar wordt gestreefd de afleesbaarheid van de stadstructuur zo duidelijk mogelijk te maken door de stedenbouwkundige, de verkeers- kundige en de groenstructuur te laten samenvallen.
De Friesestraatweg heeft als stadsentree een belangrijke verkeersfunctie, waarvan het kenmerk is, dat het de stad nadert door het voor het weidegebied kenmerkende open landschap. De weg wordt dan ook marginaal door bomen begeleid. De Friesestraatweg vormt op deze plek de stadsentree van de stad. Ter hoogte van het bedrijventerrein met de P+R is dit vormgegeven door een, naar de stad toe, in breedte afnemende waterpartij. De P+R wordt omzoomd door een groene haag, die de geparkeerde auto's deels uit het zicht houdt. Het groen, de vorm en het gebruik van waterpartijen dragen bij aan de ruimtelijke inpassing.
De Professor Uilkensweg verdeelt het verkeer binnen de stad over de wijken. Het kenmerk is een breed profiel, waar de verschillende verkeerssoorten fysiek van elkaar gescheiden zijn en met, daar waar mogelijk, een dubbele bomenrij in de groene middenberm en met aan weerszijden een brede waterpartij. Ter plekke van het plangebied bevindt zich een overstapstation voor de bus. De inrichting van de openbare ruimte is hier dan ook een uitzondering en wordt gekenmerkt door meer verharding, abri's, laadpalen voor de elektrische bussen en door de hier kenmerkende groene hagen.
Het Wadwerd wordt als buurtontsluitingsroute gekenmerkt door een rijbaan met ter plekke een fietssuggestiestrook; de route wordt aan beide zijden begeleid door een groenstrook met bomen. Daardoor neemt de toekomstige bebouwing als vanzelfsprekend afstand tot de weg. De weg dient tevens als ontsluitingsroute voor het P+R-terrein.
De open groenstrook tussen bedrijventerrein en woongebied (buiten het plangebied) biedt plaats aan speelplekken voor de buurt in combinatie met ecologische voorzieningen en een enkele sloot die de oorspronkelijke verkaveling van het gebied nog zichtbaar maakt. Het woongebied wordt omzoomd door een bomenrij aan de kant van de woningen zelf.
Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden
3.1 Duurzaamheid, Energie En Leefomgevingskwaliteit
Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden, zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.
Beleidskaders
De raad van de gemeente Groningen heeft in 2007 het 'Beleidskader duurzaamstestad.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal' vastgesteld. Hierin is uitgewerkt hoe in Groningen duurzame ontwikkeling concreet gemaakt wordt. In 2011 is de Routekaart geactualiseerd in het 'Masterplan Groningen Energieneutraal' en in het bijbehorende uitvoeringsprogramma 'Groningen geeft energie'. In 2015 is deze routekaart geactualiseerd met “Groningen geeft energie, programma 2015-2018”. Een uitwerking van dit programma is het in 2017 vastgestelde actieplan “Groningen aardgasloos in 2035”. Hierin wordt geschetst hoe in de gemeente Groningen in de warmtebehoefte kan worden voorzien zonder het gebruik van aardgas. Op de nationale schaal wordt gewerkt aan wetgeving die de plicht om bebouwd gebied aan te sluiten op aardgas zal vervangen door een plicht om warmtelevering te garanderen.
Energie
In een bestemmingsplan kunnen alleen ruimtelijk relevante aspecten van energie worden gereguleerd. Een bestemmingsplan regelt namelijk alleen het gebruik van de (boven- en onder)grond, (oppervlakte)water en de opstallen en bepaalt de functies en daarmee de bouwmogelijkheden. Het bestemmingsplan fungeert als toetsingskader voor omgevingsaanvragen voor bouw, aanleg of sloop.
Voor Bedrijventerrein Reitdiep betekent dit concreet het volgende. De behoefte aan warmte vertegenwoordigt in de stad de grootste energievraag. De gemeente Groningen streeft naar energiesystemen die warmte en elektriciteit leveren zonder het gebruik van fossiele brandstoffen. Een nieuw plangebied leent zich bij uitstek voor toepassing hiervan. Gestreefd wordt naar het gebruik van zonne-energie, zowel om elektriciteit als warmte te produceren. Het is noodzakelijk dat rekening gehouden wordt met een dakoriëntatie en voldoende sterke dakconstructies die maximaal geschikt zijn voor de opwekking van zonne-energie, nu of in de nabije toekomst. Op dit moment is het transferium reeds voorzien van een groot aantal zonnepanelen.
Leefomgevingskwaliteit
De leefomgevingskwaliteit vormt een belangrijk onderdeel van de totale afweging inzake ruimtelijke plannen binnen de gemeente. Naast milieukwaliteiten, zoals onder andere geluidhinder, fijnstof, externe veiligheid en bodemkwaliteit, maken groen, water en ecologie onderdeel uit van de leefomgevingskwaliteit. Hieraan wordt in andere paragrafen aandacht besteed. Daar waar nodig zijn onderzoeken verricht.
3.2 Archeologie
In 1992 is door Nederland het 'verdrag van Valetta' ondertekend, in de volksmond ook wel 'verdrag van Malta' genoemd. Het verdrag van Malta is wettelijk vertaald met een ingrijpende wijziging in de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten, zoals de Ontgrondingenwet en de Woningwet. Hierin wordt de verantwoordelijkheid voor een goede omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden bij de gemeenten gelegd. De bescherming van die waarden dient te worden meegenomen in de ruimtelijke ordening, dat wil zeggen: de bestemmingsplannen.
Elk bestemmingsplan dient vanaf 1 september 2007 daarom een paragraaf archeologie te bevatten, waarin wordt aangegeven welke archeologische waarden in het plan aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Daarnaast dient het bestemmingsplan regels te bevatten om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen. Die regels kunnen in bepaalde, op archeologische gronden geselecteerde, gebieden aan bouwregels en aanleg- vergunningen worden gehangen. Daarmee wordt de aanvrager van een bouwvergunning verantwoordelijk voor behoud van archeologisch erfgoed. De Monumentenwet 1988 en de erfgoedverordening van de gemeente en dit bestemmingsplan beschrijven vervolgens de procedure.
Bewoning en overstroming
Het bestemmingsplan 'bedrijventerrein Reitdiep' ligt aan de zuidelijke rand van het kweldergebied dat zich boven Groningen uitstrekt. Meer precies ligt het plangebied in het stroomdal van de benedenloop van de Drentse Aa, op de overgang naar het oerstroomdal van de Hunze. Het gebied wordt gedomineerd door klei, die werd afgezet door de zee en door de hoofdgeulen A en Hunze, die via kleinere geulen het zoete water naar zee afvoerden. Pas in de middeleeuwen werd het gebied door bedijkingen afgeschermd van de invloed van de zee. De nog resterende verkaveling dateert dan ook op zijn vroegst uit de 12de eeuw na Christus.
De aanwezigheid van bewoning is in het gebied sterk wisselend geweest, omdat de invloed van de zee onregelmatig voor overstroming zorgde. Toch heeft men al vanaf de jaartelling zich geprobeerd te vestigen in het plangebied, met wisselend succes. Een kleine wierde onder de Friesestraatweg ten zuidoosten van het plangebied is een voorbeeld van een dergelijke nederzetting uit de eerste eeuwen van de jaartelling.
Proefsleuvenonderzoek 2011
In 2011 heeft een proefsleuvenonderzoek plaatsgevonden, waarvan hieronder kort de resultaten worden weergegeven.
Het gebied is arm aan vondstmateriaal, maar geconcludeerd kan worden dat het gebied in de 10de eeuw in gebruik werd genomen. Na verloop van tijd is het terrein weer verlaten en in de 12de/13de eeuw werd het opnieuw ontgonnen. In beide gevallen is de ontginningsrichting oost-west.
Het onderzoek geeft een fraai beeld van het landschap, zoals dat eruit zag in de periode tussen globaal 500 voor Christus en de 10de eeuw na Christus. Nederzettingsresten werden echter niet aangetroffen. Het is daarom zeer aannemelijk dat hier zich geen archeologische waarden in het plan bevinden. In dit gebied is dan ook geen dubbelbestemming Archeologie opgenomen.
3.3 Ecologie
Ecologische groenstructuur
Het bestemmingsplan is onderdeel van een zeer jong stadsdeel aan de noordwestrand van de stad, dat wordt gekenmerkt door een beperkte bebouwingsdichtheid, waarbij het open plattelandskarakter van het wierdenlandschap nog herkenbaar is. Natuurwaarden bestonden deels uit graslanden met weidevogels die bij de ontwikkeling van dit stadsdeel zijn verschoven. De voormalige weilanden zijn deels nog aanwezig. Sloten en oevers kunnen voor beschermde soorten als poelkikker en rietorchis een biotoop vormen.
Het bestemmingsplan vormt geen onderdeel van de door de raad vastgestelde Groen- en Ecologische structuur, maar grenst aan de oostzijde wel aan de Professor Uilkensweg die als ecologische verbinding een onderdeel van de Stedelijke Ecologische Structuur betreft. Ook de zuidzijde grenzend aan de N355 heeft deze status.
Waterstructuur
Het watermilieu zorgt voor natuurwaarden op het gebied van vleermuizen, vissen, watervogels, oevervogels, amfibieën en libellen, niet alleen als voortplantingsgebied, maar tevens als foerageer- of rustgebied. Het bestemmingsplan draagt positief bij aan het behoud van deze waarden, zeker als ecologische principes bij de profilering van water en taluds worden benut.
Gewenste ontwikkeling
Inrichting en beheer van alle gebieden moeten zoveel mogelijk afgestemd zijn op het Doelsoortenbeleid Noord. In dit geval betreft dat speciale aandacht voor mogelijkheden voor huiszwaluwen, visdiefjes, mussen en vleermuizen. Door middel van het aanbrengen van kunstmatige nestgelegenheid kunnen deze soorten geholpen worden. Het gaat bij opstallen en gebouwen om een natuurinclusieve bouwmethode, waarbij mogelijkheden voor natuurwaarden integraal worden opgenomen. Evenzo moet de keuze voor natuurvriendelijke oevers bijdragen aan een gezond water- en oevermilieu, dat kansen biedt aan vissen, libellen en amfibieën.
Wet en regelgeving
Door middel van quickscans en zonodig nader onderzoek dienen ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de Wet Natuurbescherming alsook het stedelijke ecologisch beleid.
De afstand tot Nationaal NatuurNetwerk bedraagt ongeveer 1 kilometer. De afstand tot het dichtstbijgelegen Natura-2000-gebied Leekstermeer bedraagt ruim 3 kilometer. Er is in dit kader geen relevante wijziging ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan. Gezien de afstand en de afscherming door bestaande bebouwing is er geen sprake van invloed ten gevolge van het voorliggend plan op beide gebieden. Er is dan ook geen nader onderzoek nodig.
3.4 Water
Beleid
Het waterbeleid voor Groningen is vastgelegd in 'Waterwerk' het Groninger water- en rioleringsplan 2014-2018. Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijke wateropgave van het waterschap Noorderzijlvest en Hunze en Aa's.
Beleidskader
Bij planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (Watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden in overleg met de waterbeheerder. De locatie valt binnen het beheergebied van Waterschap Noorderzijlvest die een adviserende en toetsende rol vervult.
Openbare ruimte
Waterstructuur
Het plangebied bevindt zich in het noordwesten van de stad nabij Dorkwerd. Op dit moment is fase 1, 2 en Reitdiephaven gereed en zijn fases 3 en 4 in ontwikkeling.
De betreffende gebieden zijn weergegeven op de hierna opgenomen afbeelding en worden per onderdeel beschreven.
Deelgebieden
Het totale gebied maakt onderdeel uit van polder Jonge Held dat een vast peil heeft van -1,00 m NAP (zomer) en -1,15 m NAP (winter). Het Reitdiep (boezem) aan de oostkant van het plan heeft een waterpeil van NAP +0,53 m.
Af- en aanvoer van het water geschiedt via een stelsel van hoofdwatergangen richting gemaal de Helden in het zuidelijker gelegen dorp Hoogkerk. Dit gemaal heeft een verbinding met het Hoendiep.
Het landbouwgebied watert zoveel mogelijk af naar gemaal de Jonge Held, bij de molen aan de N355. Dit gemaal heeft een verbinding met het Aduarderdiep. Tijdens hoge afvoeren kan het landbouwgebied ook gebruik maken van gemaal de Helden.
Fase 1 en 2
Het gebied tussen het Reitdiep en Hoogeweg is uitgevoerd met voor het overgrote deel bevaarbaar water. Vaarverbinding vanuit de wijk naar het Reitdiep is mogelijk via twee kleine sluizen die het peilverschil van -1,00/-1,15 m NAP naar +0,53 m NAP (boezem) overbruggen. Het gebied is aangelegd als eilandenzone.
Het gebied ten oosten van de Hoogeweg is momenteel nog grasland. Dit gebied is aangemerkt als de groene enclave en is omringd met brede watergangen en zal in de toekomst worden ingericht als water- en groengebied.
Reitdiephaven
De jachthaven heeft een open verbinding met de boezem. Tijdens hoge waterstanden op het Reitdiep kan de verbinding worden geblokkeerd door het optrekken van de keerklep en eventueel het aanbrengen van keerwanden. Bij langdurige natte perioden, met gesloten keerklep, moet water uit het afgesloten deel van de wijk worden afgevoerd via een tijdelijke noodpomp.
Plangebied
Het plangebied bestaat op dit moment uit grasland met een aantal smalle watergangen met een afvoer richting de Friesestraatweg. Onder deze weg liggen drie duikers die het watersysteem van de wijk Reitdiep verbinden met die van de Held. Binnen het plangebied ligt een aantal watergangen die naast een belangrijke functie hebben in de water aan- en afvoer ook van belang zijn voor het bergen van water. Allen hebben een peil van -1,00/-1,15 m NAP.
Huidige waterstructuur
Randvoorwaarden/ omgevingsaspecten
Water en riolering bij ontwikkelingen
Het bedrijventerrein wordt aan vrijwel alle kanten ingesloten door oppervlaktewater in de vorm van een grote vijver en brede watergangen.
Nabij de rotonde van de Professor Uilkensweg wordt de duiker gedeeltelijk vervangen door een open watergang. Het uiteindelijke streefpeil zal worden ingesteld op -0,90 m NAP . Daar zal een peilbesluitprocedure voor doorlopen moeten worden. In dit plan zal het peil van -1,00/-1,15 m NAP niet worden gewijzigd.
Waterberging
Het bedrijventerrein bestaat uit circa 10% water, 10 % groen en de 80% verharding. Hierbij is aangenomen dat 75% van de bedrijfskavels wordt verhard. Bij de aanleg van het bedrijventerrein moet rekening gehouden worden met de gevolgen van deze toename van verhard en bebouwd oppervlak. Door de verdere verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting: er moet meer water worden geborgen. Hiervoor wordt door de waterschappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist. Een ander nadeel van de verdere verstedelijking is, dat geen regenwater in de bodem verdwijnt. Door de hiermee gepaard gaande grondwaterstandsdaling kan verdroging van de ondergrond optreden. Dit is voor met name de bomen en het overige groen nadelig. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen en waterdoorlatende of -passerende bestrating wordt water geïnfiltreerd. Door toepassing van deze systemen kan ook water geborgen worden.
De aanleg van een vegetatiedak/groene daken kan, afhankelijk van de uitvoering, een bijdrage leveren aan het vertraagd afvoeren van regenwater. Het vegetatiedak gebruikt water voor de groei van de beplanting, het bergt enig water en, afhankelijk van de uitvoering, voert het vervolgens vertraagd af. Ecologisch gezien biedt dit ook de nodige voordelen: meer ruimte en ontwikkeling voor insecten, vogels en andere flora en fauna.
Berekening heeft aangetoond dat bij hevige neerslag (bui T=100+10%) er een theoretische stijging van het waterpeil ontstaat van circa 0,52 m. Bij een gebiedsafvoer van 1,33 l/s/ha (liter per seconde per hectare) en een drooglegging van 1,40 m is dit acceptabel.
Conclusie: binnen het ontwerp is voldoende water aanwezig om het neerslagoverschot, dat tijdens het klimaatscenario bij T=100+10% optreedt, te bergen.
Grondwater
Het grondwater binnen het plangebied is op circa 1 meter beneden maaiveld te verwachten. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de aanwezigheid van storende lagen. Deze lagen, die vaak uit klei of leem bestaan, zorgen ervoor dat hemelwater moeilijk in de grond kan infiltreren. Hierdoor kan er wateroverlast ontstaan bij hevige neerslag. Deze locaties zijn zonder aanvullende maatregelen, zoals grondverbetering, ongeschikt voor bijvoorbeeld woningbouw. Ook infiltratie is niet mogelijk binnen de onderzoeklocatie zonder aanvullende maatregelen.
Op en nabij de onderzoeklocatie heeft tot op heden geen wateroverlast plaatsgevonden. De onderzoeklocatie bevindt zich niet binnen een attentie- of beschermingsgebied behorend tot een waterwingebied.
De ontwateringsdiepte moet bij wegen en bomen minimaal 1,00 m zijn en bij gebouwen moet dit minimaal 0,20 m zijn beneden de afdekking van de bodem van de kruipruimte. Bij kruipruimteloos bouwen moet deze afstand minimaal 0,20 m beneden de fundering zijn. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroorzaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen.
Voor de aanleghoogte wordt een drooglegging, de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld, geadviseerd van minimaal 1,40 m. Met een streefpeil van -0,90 m NAP is dat +0,50 m NAP.
Ontwateringsdiepte en drooglegging
Riolering
In het plangebied is een gescheiden stelsel aanwezig. In de Joeswerd en de Professor Uilkensweg ligt een droogweerafvoer (dwa)-leiding naar het gemaal aan de noordkant van de wijk.
Bij de realisatie van het bedrijventerrein moet een gescheiden rioolsysteem aangelegd worden, waarbij regenwater gescheiden wordt van het afvalwater. Bij voorkeur wordt het regenwater rechtstreeks op de omliggende watergangen geloosd. Het afvalwater dient te worden geloosd op het dwa-stelsel. Of aansluiting op het bestaande stelsel mogelijk is in relatie tot diepteligging en capaciteit moet uitgezocht worden. Dit zal ook afhankelijk zijn van de stedenbouwkundige inrichting. Het dakwater en het overige regenwater gaat naar het oppervlaktewater. Ook eventuele drainagesystemen moeten, indien mogelijk, afwateren op het oppervlaktewater. Daar waar bedrijven rechtstreeks aan oppervlaktewater grenzen, kan rechtstreeks afgevoerd worden op oppervlaktewater.
Bouwmaterialen
Ten behoeve van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater moet er bij de bouw van de gebouwen naar gestreefd worden geen materialen te gebruiken die milieuverontreinigend zijn zoals lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen en behandeld hout logen milieugevaarlijke stoffen uit welke via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.
Het toepassen van vegetatiedaken is een goed middel om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. De vegetatie neemt vocht op, bergt water en gebruikt op die manier water. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen. Ook dit kan een bijdrage leveren in de compensatie van de toename van het verhard en bebouwd oppervlak. Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieslurpende voorzieningen zoals airco's.
3.5 Milieu
3.5.1 Geluid
Geluid is één van de factoren die invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen. Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Er worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden: wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai. Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van spoorweg- of industrielawaai.
Op het bedrijventerrein zijn bedrijven tot en met categorie 3.1 mogelijk, waaronder een verkooppunt van motorbrandstoffen. Het vigerend bestemmingsplan staat bedrijven tot en met categorie 3.2 toe. Dit betekent een afname van de mogelijke geluidsbelasting op de omliggende woningen en andere geluidsgevoelige functies. De VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' geeft een indicatie van de afstand waarbuiten zeker geen overlast meer plaatsvindt. Voor categorie 3.1-bedrijven is de hoogst aangegeven richtafstand 50 meter. De afstand tot de rooilijn van de bestaande woningbouw bedraagt eveneens 50 meter.
De toegestane geluidsbelasting is vastgelegd in de Wet Milieubeheer (Activiteitenbesluit). De bedrijven die zich vestigen op het bedrijventerrein zullen aan de normen uit dit besluit moeten voldoen. Hiermee is er voldoende garantie dat geluidsoverlast wordt voorkomen.
Uit onderzoek van de afdeling Verkeer van de gemeente Groningen blijkt dat het aantal verkeersbewegingen op de Professor Uilkensweg (tussen de Friesestraatweg en de toegangsweg tot het bedrijventerrein en de carpoolplaats) 11750 gaat bedragen. Het merendeel is toe te schrijven aan de nieuwbouwwoningen in Reitdiep; verder maakt ook het vigerend bestemmingsplan voor bedrijven in het plangebied al verkeersbewegingen mogelijk.
Van de 11750 verkeersbewegingen zijn er 2500 toe te rekenen aan het voorliggend plangebied. Dit heeft een verhoging van het geluidsniveau tot gevolg van 1,0 dB. Volgens de Wet geluidhinder is sprake van reconstructie als de toename meer is dan 1,5 dB. De toename van 1 dB kan worden beschouwd als niet significant.
3.5.2 Luchtkwaliteit
De Wet Milieubeheer geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet staan luchtkwaliteitsnormen voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Een groot deel van de luchtverontreiniging in Groningen wordt van elders aangevoerd met de wind. Dit geldt vooral voor fijnstof. Met name voor NO2 komen langs drukke wegen verhoogde concentraties voor.
Het 'Verslag luchtkwaliteit 2016 gemeente Groningen' geeft een actueel beeld van de luchtkwaliteit in Groningen. Op de bijbehorende luchtkwaliteitskaart is per locatie/weg aan de hand van kleuren te zien wat de concentratie van luchtverontreiniging is. Het verslag en de kaart zijn gebaseerd op meetgegevens van het RIVM en op gedetailleerde modelberekeningen (conform het Besluit Regeling beoordeling luchtkwaliteit). Het verslag en de luchtkwaliteitskaart staan op het internet. Hierbij kan ook per woning worden ingezoomd om de plaatselijke concentraties van stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) . Zie: https://gemeente.groningen.nl/luchtkwaliteitskaart-inzien
Uit het verslag luchtkwaliteit en de luchtkwaliteitskaart 2016 blijkt, dat in Groningen overal ruimschoots wordt voldaan aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Ook komen in Groningen geen situaties voor, die uit het oogpunt van gezondheid als 'onvoldoende' moeten worden beoordeeld.
Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmering is voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
3.5.3 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd, omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.
Voor risicovolle inrichtingen, transportroutes en transportleidingen is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is dit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor transportroutes het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor hogedrukaardgastransportleidingen het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden. Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij het vaststellen van ruimtelijke plannen dient de gemeente het groepsrisico te verantwoorden.
De Omgevingsdienst Groningen heeft voor onderhavig plan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat binnen het plangebied geen risicovolle inrichtingen zijn gelegen. In de omgeving van het plangebied bevinden zich wel de spoorlijn Groningen Oost - Sauwerd, het Van Starkenborghkanaal, de provinciale wegen N355 en N370 en de risicovolle transportleidingen N-507-25, N-507-26 en N-507-50. Uit nader onderzoek is gebleken dat voor de genoemde risicobronnen aan de veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor deze risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG).
De provinciale weg N355 is gelegen naast het plangebied en de risicovolle transportleiding N-507-26 is gelegen in het plangebied. Voor beide risicobronnen is het groepsrisico berekend. Met het vaststellen van onderhavig plan zal het groepsrisico van beide risicobronnen marginaal toenemen, maar het blijft ruim onder de oriënterende waarde. De verantwoording groepsrisico is uiteengezet in de veiligheidsstudie (zie bijlage1).
Uit de beoordeling van de bestrijdbaarheid blijkt, dat binnen het plangebied geen primaire bluswatervoorzieningen aanwezig zijn. De Veiligheidsregio adviseert om in het bestemmingsplan bedrijventerrein Reitdiep de realisatie van een primaire bluswater- voorziening op te nemen. Met de realisatie van een primaire bluswatervoorziening zal het plangebied ook voor een eventuele verdere ontwikkeling voorzien zijn van voldoende bestrijdbaarheid in het plangebied.
Uit de beoordeling van de aspecten bereikbaarheid, zelfredzaamheid en alarmerings- mogelijkheden blijkt, dat deze als voldoende worden beoordeeld; de Veiligheidsregio Groningen ziet geen noodzaak tot het treffen van maatregelen.
Ongeacht de inzet van de gemeente Groningen en de hulpverleningsdiensten om de situatie zo veilig mogelijk te maken zal er altijd sprake zijn van een restrisico. Immers, de kans op een ongeval, hoe klein dan ook, blijft altijd aanwezig.
Alles overwegende wordt geconcludeerd, dat vanuit oogpunt van externe veiligheid het verantwoord is om het bestemmingsplan bedrijventerrein Reitdiep vast te stellen. Het restrisico is in dit kader aanvaardbaar
3.5.4 Bodem
Algemeen
Bodemverontreiniging kan ontstaan door een bron (bronverontreiniging). Mogelijke bronnen van bodemverontreiniging zijn (ondergrondse) brandstoftanks, huidige of voormalige bedrijfsactiviteiten en dempingen en/of ophogingen met verontreinigde grond. Bodemverontreiniging kan ook ontstaan door jarenlang gebruik van de bodem (diffuse verontreiniging). Door jarenlang gebruik kan de bodem verontreinigd raken zonder dat er sprake is van een specifieke bron.
Aanpak van een bodemverontreiniging
Aanpak van een bodemverontreiniging is nodig, indien er uit een bodemonderzoek blijkt, dat er sprake is van een grote sterke verontreiniging (een geval van ernstige bodemverontreiniging). Bij een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft ernstig verminderd. Een bodemsanering is dan nodig om de locatie weer geschikt te maken voor het beoogde gebruik. De verantwoordelijkheid voor het onderzoek en/of de sanering ligt over het algemeen bij de initiatiefnemer (soms is de veroorzaker en/of de eigenaar aansprakelijk). Voordat met de sanering kan worden begonnen, moet de gemeente Groningen als bevoegd gezag op grond van de Wet bodembescherming instemmen met de voorgestelde sanering.
Hergebruik vrijkomende grond
Schone of licht verontreinigde grond kan onder bepaalde omstandigheden hergebruikt worden. De regels die gelden voor hergebruik van grond staan in de 'Nota Bodembeheer 2014, gemeente Groningen'. Deze is in te zien via https://gemeente.groningen.nl/sites/default/files/nota-bodembeheer-2014.pdf.
Toezicht
De omgevingsdienst Groningen ziet namens de gemeente toe op de juiste uitvoering van saneringen en grondverzet.
Gegevens plangebied
Bronverontreinigingen
De inventarisatie van eventuele bronverontreinigingen is uitgevoerd op 12 september 2017. Deze is gebaseerd op de op dat moment bij de gemeente Groningen beschikbare gegevens over (potentiële) ernstige verontreinigingen. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Voor een actuele situatie of voor informatie over individuele locaties: zie http://fleximap.groningen.nl/gnmaps/bodeminformatie.
Uit de inventarisatie blijkt dat er in het plangebied een aantal onderzochte locaties aanwezig is, waar sprake is van een bronverontreiniging zonder dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
In het plangebied zijn geen (nog niet onderzochte) locaties aanwezig die verdacht zijn van een ernstige bodemverontreiniging.
Diffuse verontreinigingen
Uit de Bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt, dat in dit plangebied geen diffuse bodemverontreiniging voorkomt in de boven- en ondergrond (Landbouw-/Natuur- kwaliteit).
Conclusie
De conclusie is, dat er vanwege de bodemkwaliteit geen belemmering is voor het vaststellen van het bestemmingsplan. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan de toekomstige functie (Bedrijventerrein).
3.5.5 Kabels en leidingen
In bestemmingsplannen worden uitsluitend kabels en leidingen opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben en/of van belang zijn in het kader van de externe veiligheid. Het gaat dan altijd om de hoofdtransportstructuur. In elk bestemmingsplangebied bevinden zich uiteraard ook kabels en leidingen voor distributie en huisaansluitingen, maar die worden niet in het plan opgenomen.
In het plangebied bevinden zich de volgende leidingen die als dubbelbestemming op de verbeelding en in de regels (artikelen 7 en 8) zijn opgenomen:
- een hogedrukgasleiding van de Gasunie met een diameter van 406 mmen een ontwerpdruk van 40 bar;
In de Externe veiligheidsparagraaf is het effect van deze leidingen op de omgeving beschreven. Daaruit blijkt dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risico en dat de aan te houden veiligheidsafstanden voor het groepsrisico 170 meter is. - een 110 kV hoogspanningsleiding van Tennet.
In verband met stralingsgevaar bestaat er voor gevoelige functies een indicatieve veiligheidszone van 25 meter aan weerszijden van het hart van de leiding. In principe zijn in die zone geen gevoelige functies (bijvoorbeeld wonen of onderwijs) toegestaan. De leiding is voor de helft in het plangebied opgenomen.
Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting
4.1 Algemeen
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Reitdiep voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.
Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) en het standaardbestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, en waar nodig, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels, een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale verbeelding is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (gemeente.groningen.nl/projecten-en-bestemmingsplannen alsook www.ruimtelijke plannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.
De papieren (analoge) verbeelding bestaat uit één kaartblad met schaal 1: 1000. Deze verbeelding is getekend conform de PRABPK 2012 (Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmings- plankaart). De verbeelding geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.
4.2 Geldend Bestemmingsplan En Overige Regelingen
Voor het plangebied is het vigerend bestemmingsplan: bestemmingsplan Reitdiep 2012 (nr. 495), vastgesteld op 18 juli 2012, nr. 6 j, onherroepelijk op 11 juli 2013. Dit is inclusief Uitwerkingsplan Reitdiep 2015, vastgesteld d.d. 15 december 2015, onherroepelijk 3 maart 2016. De gronden vanaf de zuidelijke buitengrens van de zone van de hoogspanningsleiding tot het hart van deze leiding bevinden zich in het voorliggend plangebied; in het uitwerkingsplan Reitdiep 2015 is hier de bestemming Gemengd en de dubbelbestemming Leiding-Hoogspanningsverbinding gelegd.
Naast dit bestemmingsplan geldt voor het plangebied momenteel een aantal aanvullende en uniforme voorschriften. Deze worden eveneens meegenomen en daarmee vervangen door het voorliggend bestemmingsplan. Het betreft bestemmingsplan Facetherziening Parkeren, vastgesteld d.d. 8 juni 2016.
4.3 Toelichting Op De Artikelen
Inleidende regels
De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.
Bestemmingsregels
Artikel 4 Bedrijventerrein
Globaal het noordelijke deel van het plangebied is voorzien van de bestemming Bedrijventerrein. Het gaat om een klein bedrijventerrein, waar ruimte is voor circa 7 bedrijven. Hier zijn toegestaan: bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij de regels), kleinschalige kantoren, één motorbrandstoffenstation en afhaalpunten voor via het internet bestelde goederen of voor elders gereinigde of gerepareerde zaken (bijvoorbeeld kleding, schoenen). De bedrijven, kantoren, het motorbrandstoffenstation, de reparatie- en servicebedrijven voor auto's, motorfietsen en fietsen en de autowasstraat waren al toegestaan op grond van het vigerend bestemmingsplan Reitdiep 2012. De afhaalpunten zijn als service aan de OV-reizigers vooral gerelateerd aan de P+R-voorziening.
Tevens is een gezondheidscentrum toegestaan, omdat een dergelijke voorziening noodzakelijk is voor, maar qua omvang niet inpasbaar is in, het wijkcentrum. Dit is inclusief de mogelijkheid van eerstelijns diagnostisch centrum. Eerstelijnsdiagnostiek kan worden gezien als ' anderhalflijnszorg': zorg op het grensvlak van eerstelijnszorg en eenvoudige tweedelijnszorg, gegeven in de eerste lijn. Dergelijke zorg wordt steeds vaker bepleit als een middel om zorg te verbeteren en kosten te beheersen, doordat betere zorg mogelijk is door op één locatie samen te werken. Betere en snellere communicatie over de diagnose (door middel van bijvoorbeeld echografie en röntgenfoto's) wordt mogelijk, wat voordelen biedt aan patiënten, huisartsen en specialisten.
Horeca en detailhandel zijn niet toegestaan; het zijn functies die niet op een bedrijven- terrein thuishoren; bovendien biedt de wijk Reitdiep op dit punt voldoende mogelijk- heden.
Artikel 5 Verkeer
De bestemming Verkeer omvat de hoofdverkeersstructuur in het plangebied, alsmede een P+R-terrein met bijbehorende voorzieningen.
Artikel 6 Water
De bestemming Water is toegekend aan de zuidelijke rand van het plangebied, die grenst aan de Friesestraatweg, alsmede aan een deel van de oostelijke rand van het plangebied.
Artikel 7 Leiding-Gas en artikel 8 Leiding-Hoogspanningsverbinding
De artikelen 7 en 8 betreffen de dubbelbestemmingen waarin de leidingstroken in het plangebied worden geregeld. Om de leidingen te beschermen moet een minimum afstand voor het bouwen in acht worden genomen.
Onder de zone van de hoogspanningsleiding kan in de meest zuidelijke strook van 10 meter breed bebouwing worden toegestaan na toepassing van een afwijkings- bevoegdheid; daarbij is de bouwhoogte beperkt tot 4 meter. TenneT, die reeds heeft aangegeven hiermee in principe akkoord te zijn, dient, voordat van de afwijkingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt, hierover eerst schriftelijk advies uit te brengen. Algemeen geldt: er mag geen afbreuk worden gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding.
Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bevat de anti-dubbeltelregel. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt in een omgevingsvergunningstoets en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.
Artikel 10 Algemene bouwregels
In dit artikel is geregeld dat in een omgevingsvergunning voor bouwen of verbouwen in het plangebied moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de beoogde functie. Het toetsingskader dat hierbij wordt gehanteerd zijn de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Groningen die op het moment van aanvragen van de vergunning gelden. De verwijzing naar deze beleidsregels is toegestaan op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a. van het Besluit ruimtelijke ordening. In principe dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien. Voor gevallen waarin dit door bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd, of wanneer elders aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de opgenomen afwijkingsmogelijkheid.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de gebruiksregels die op alle bestemmingen van toepassing zijn.
In het voorliggend bestemmingsplan zijn geen seksinrichtingen toegestaan. Reden is, dat de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders, de raad gehoord, hebben besloten seksinrichtingen te concentreren in één concentratiegebied binnen de Diepenring en in de tippelzone. Daarbuiten wordt vestiging van prostitutie-inrichtingen tegengegaan. Het gemeentelijk beleid heeft onder meer ten doel om het woon- en leefklimaat te beschermen. De strijdigheid met de woonfunctie ontstaat door de ruimtelijke uitstraling door bijvoorbeeld aanstootgevende of storende uiterlijke kentekenen en/of door de mogelijke verkeers- en parkeeroverlast.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel bevat enkele afwijkingsbepalingen, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 13 Overgangsrecht
Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Artikel 14 Slotregel
Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.
Interpretatieve gebruiksbepalingen
Interpretatieve gebruiksbepalingen kunnen per bestemming worden opgenomen wanneer binnen die betreffende bestemming behoefte is aan specifieke gebruiksregels of -verboden.
Hoofdstuk 5 Participatie En Overleg
5.1 Participatie
Er is voldaan aan het bepaalde in artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening door middel van een kennisgeving van het voornemen tot het maken van het voorliggend bestemmingsplan op 20 september 2017. Gezien het stadium waarin het plan op dat moment verkeerde, zijn toen geen stukken ter inzage gelegd, is toen evenmin gelegenheid geboden zienswijzen omtrent het voornemen naar voren te brengen en zijn onafhankelijke instanties niet in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het voornemen.
Het plan is toegelicht op 29 november 2017 op de bestuursvergadering van de wijkvereniging Reitdiep. Er is besloten om het plan vooralsnog niet met de buurt te bespreken, maar de reguliere procedure te volgen, gezien de beperkte veranderingen ten opzichte van het huidige bestemmingsplan en de bestaande situatie (het transferium is al gerealiseerd).
5.2 Overleg
In het kader van het vooroverleg is het bestemmingsplan toegezonden aan de bij het plan betrokken instanties.
Het bestemmingsplan geeft de provincie geen aanleiding tot opmerkingen.
Waterschap Noorderzijlvest stelt dat de waterpeilen niet altijd goed zijn benoemd. De tekst is aangepast conform de suggesties van het waterschap.
De Gasunie verzoekt:
- 1. te controleren of de ligging van de leidingen juist op de verbeelding is weergegeven en stelt dat de belemmeringenstrook wettelijk 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding dient te bedragen;
- 2. het bouwvlak met de dubbelbestemming Leiding-Gas aan te passen en over de consequenties van de dubbelbestemming ter plaatse van de bestemmingen Water en Verkeer te overleggen met de tracébeheerder;
- 3. de planregels aan te passen door: kwetsbare objecten van de afwijkingsbepaling uit te sluiten, het permanent opslaan van goederen ter plaatse van de dubbelbestemming Leiding-Gas uit te sluiten;
- 4. een voorrangsbepaling op te nemen ter plaatse van de samenloop met andere bestemmingen.
Ad 1. De leidingen zijn correct op de verbeelding weergegeven en in de dubbelbestemming is een strook van 4 meter ter weerszijden van het hart van de leiding opgenomen.
Ad 2. Reeds in een eerder stadium is over de plannen overleg geweest en overeen- stemming bereikt met de genoemde tracébeheerder.
Ad 3. De planregels zijn overeenkomstig het verzoek aangepast.
Ad 4. De voorrangsbepaling is reeds verwerkt in de voorschriften, maar aangescherpt, zodanig dat geen gebouwen zijn toegestaan en met de vermelding dat het reeds bestaande deel van de overkapping is toegestaan (zie lid 7.2).
Overige instanties zien in het plan geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
De reacties van de overleginstanties zijn opgenomen in een afzonderlijke bijlage bij dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen, waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd. De wijziging van het voorliggend bestemmingsplan heeft deels betrekking op een reeds bebouwd deel van de gemeente. Op dit deel, dat in gemeentelijk eigendom is, is onder meer een Park + Ride-voorziening gerealiseerd. Ook het onbebouwde, nog te ontwikkelen deel van het plangebied, is in bezit van de gemeente Groningen. De daar geprojecteerde bedrijfsmatige ontwikkelingen vinden volledig plaats op eigen grondgebied. Dit betekent dat van een exploitatieplan wordt afgezien.
In de grondexploitatie Reitdiep fase 3 en 4 is rekening gehouden met deze bedrijfsmatige ontwikkelingen en de kosten zijn daarmee volledig gedekt.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
SBI-code | SBI-code 2008 | nr. | omschrijving | cat. | |||||
01 | 01 | - | landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw | ||||||
014 | 016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² | 2 | |||||
014 | 016 | 3 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² | 3.1 | |||||
15 | 10, 11 | - | vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken | ||||||
151 | 101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | ||||||
151 | 101, 102 | 1 | - slachterijen en pluimveeslachterijen | 3.2 | |||||
151 | 101 | 3 | - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval | 4.2 | |||||
151 | 101 | 4 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² | 3.2 | |||||
151 | 101 | 5 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² | 3.1 | |||||
151 | 101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² | 3.1 | |||||
151 | 101, 102 | 7 | - loonslachterijen | 3.1 | |||||
151 | 108 | 8 | - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² | 3.1 | |||||
152 | 102 | 0 | Visverwerkingsbedrijven: | ||||||
152 | 102 | 2 | - conserveren | 4.1 | |||||
152 | 102 | 3 | - roken | 4.2 | |||||
152 | 102 | 4 | - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² | 4.2 | |||||
152 | 102 | 5 | - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² | 3.2 | |||||
152 | 102 | 6 | - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² | 3.1 | |||||
1531 | 1031 | 0 | Aardappelprodukten fabrieken: | ||||||
1531 | 1031 | 1 | - vervaardiging van aardappelproducten | 4.2 | |||||
1531 | 1031 | 2 | - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² | 3.1 | |||||
1532, 1533 | 1032, 1039 | 0 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | ||||||
1532, 1533 | 1032, 1039 | 1 | - jam | 3.2 | |||||
1532, 1533 | 1032, 1039 | 2 | - groente algemeen | 3.2 | |||||
1532, 1533 | 1032, 1039 | 3 | - met koolsoorten | 3.2 | |||||
1532, 1533 | 1032, 1039 | 4 | - met drogerijen | 4.2 | |||||
1532, 1533 | 1032, 1039 | 5 | - met uienconservering (zoutinleggerij) | 4.2 | |||||
1541 | 104101 | 0 | Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | ||||||
1541 | 104101 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 4.1 | |||||
1541 | 104101 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 4.2 | Z | ||||
1542 | 104102 | 0 | Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | ||||||
1542 | 104102 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 4.1 | |||||
1542 | 104102 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 4.2 | Z | ||||
1543 | 1042 | 0 | Margarinefabrieken: | ||||||
1543 | 1042 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 4.1 | |||||
1543 | 1042 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 4.2 | Z | ||||
1551 | 1052 | 0 | Zuivelprodukten fabrieken: | ||||||
1551 | 1051 | 3 | - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j | 3.2 | |||||
1551 | 1051 | 4 | - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j | 4.2 | Z | ||||
1551 | 1051 | 5 | - overige zuivelprodukten fabrieken | 4.2 | |||||
1552 | 1052 | 1 | Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² | 3.2 | |||||
1552 | 1052 | 2 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² | 2 | |||||
1561 | 1061 | 0 | Meelfabrieken: | ||||||
1561 | 1061 | 1 | - p.c. >= 500 t/u | 4.2 | Z | ||||
1561 | 1061 | 2 | - p.c. < 500 t/u | 4.1 | |||||
1561 | 1061 | Grutterswarenfabrieken | 4.1 | ||||||
1562 | 1062 | 0 | Zetmeelfabrieken: | ||||||
1562 | 1062 | 1 | - p.c. < 10 t/u | 4.1 | |||||
1562 | 1062 | 2 | - p.c. >= 10 t/u | 4.2 | Z | ||||
1571 | 1091 | 0 | Veevoerfabrieken: | ||||||
1571 | 1091 | 3 | - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water | 4.2 | |||||
1571 | 1091 | 5 | - mengvoeder, p.c. < 100 t/u | 4.1 | |||||
1571 | 1091 | 6 | - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u | 4.2 | Z | ||||
1572 | 1092 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 4.1 | ||||||
1581 | 1071 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | ||||||
1581 | 1071 | 1 | - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens | 2 | |||||
1581 | 1071 | 2 | - v.c. >= 7500 kg meel/week | 3.2 | |||||
1582 | 1072 | Banket, biscuit- en koekfabrieken | 3.2 | ||||||
1583 | 1081 | 0 | Suikerfabrieken: | ||||||
1583 | 1081 | 1 | - v.c. < 2.500 t/j | 5.1 | |||||
1583 | 1081 | 2 | - v.c. >= 2.500 t/j | 5.3 | Z | ||||
1584 | 10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||||||
1584 | 10821 | 2 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² | 3.2 | |||||
1584 | 10821 | 4 | - Suikerwerkfabrieken met suiker branden | 4.2 | |||||
1584 | 10821 | 5 | - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² | 3.2 | |||||
1585 | 1073 | Deegwarenfabrieken | 3.1 | ||||||
1586 | 1083 | 0 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | ||||||
1586 | 1083 | 2 | - theepakkerijen | 3.2 | |||||
1587 | 108401 | Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden | 4.1 | ||||||
1589 | 1089 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | 4.1 | ||||||
1589.1 | 1089 | Bakkerijgrondstoffenfabrieken | 4.1 | ||||||
1589.2 | 1089 | 0 | Soep- en soeparomafabrieken: | ||||||
1589.2 | 1089 | 1 | - zonder poederdrogen | 3.2 | |||||
1589.2 | 1089 | 2 | - met poederdrogen | 4.2 | |||||
1589.2 | 1089 | Bakmeel- en puddingpoederfabrieken | 4.1 | ||||||
1591 | 110101 | Destilleerderijen en likeurstokerijen | 4.2 | ||||||
1592 | 110102 | 0 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | ||||||
1592 | 110102 | 1 | - p.c. < 5.000 t/j | 4.1 | |||||
1592 | 110102 | 2 | - p.c. >= 5.000 t/j | 4.2 | |||||
1596 | 1105 | Bierbrouwerijen | 4.2 | ||||||
1597 | 1106 | Mouterijen | 4.2 | ||||||
1598 | 1107 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | 3.2 | ||||||
16 | 12 | - | verwerking van tabak | ||||||
160 | 120 | Tabakverwerkende industrie | 4.1 | ||||||
17 | 13 | - | vervaardiging van textiel | ||||||
171 | 131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 3.2 | ||||||
172 | 132 | 0 | Weven van textiel: | ||||||
172 | 132 | 1 | - aantal weefgetouwen < 50 | 3.2 | |||||
172 | 132 | 2 | - aantal weefgetouwen >= 50 | 4.2 | Z | ||||
173 | 133 | Textielveredelingsbedrijven | 3.1 | ||||||
174, 175 | 139 | Vervaardiging van textielwaren | 3.1 | ||||||
1751 | 1393 | Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken | 4.1 | ||||||
176, 177 | 139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 3.1 | ||||||
18 | 14 | - | vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont | ||||||
181/182 | 141 | Vervaardiging kleding en -toebehoren | 3.1 | ||||||
183 | 142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 3.1 | ||||||
19 | 15 | - | vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding) | ||||||
191 | 151, 152 | Lederfabrieken | 4.2 | ||||||
192 | 151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 3.1 | ||||||
193 | 152 | Schoenenfabrieken | 3.1 | ||||||
20 | 16 | - | houtindustrie en vervaardiging artikelen van hout, riet, kurk e.d. | ||||||
2010.1 | 16101 | Houtzagerijen | 3.2 | ||||||
2010.2 | 16102 | 0 | Houtconserveringsbedrijven: | ||||||
2010.2 | 16102 | 1 | - met creosootolie | 4.1 | |||||
2010.2 | 16102 | 2 | - met zoutoplossingen | 3.1 | |||||
202 | 1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 3.2 | ||||||
203, 204, 205 | 162 | 0 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 3.2 | |||||
203, 204, 205 | 162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 3.1 | |||||
21 | 17 | - | vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren | ||||||
2111 | 1711 | Vervaardiging van pulp | 4.1 | ||||||
2112 | 1712 | 0 | Papier- en kartonfabrieken: | ||||||
2112 | 1712 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 3.1 | |||||
2112 | 1712 | 2 | - p.c. 3 - 15 t/u | 4.1 | Z | ||||
2112 | 1712 | 3 | - p.c. >= 15 t/u | 4.2 | Z | ||||
212 | 172 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 3.2 | ||||||
2121.2 | 17212 | 0 | Golfkartonfabrieken: | ||||||
2121.2 | 17212 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 3.2 | |||||
2121.2 | 17212 | 2 | - p.c. >= 3 t/u | 4.1 | Z | ||||
22 | 58 | - | uitgeverijen, drukkerijen en reproduktie van opgenomen media | ||||||
2221 | 1811 | Drukkerijen van dagbladen | 3.2 | ||||||
2222 2223 t/m 2225 | 1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) Binderijen, grafische reproduktie en zetten, overige grafische aktiviteiten | 3.2 2 | ||||||
23 | 19 | - | aardolie-/steenkoolverwerk. ind. | ||||||
2320.2 | 19202 | A | Smeeroliën- en vettenfabrieken | 3.2 | |||||
2320.2 | 19202 | B | Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie | 4.2 | |||||
2320.2 | 19202 | C | Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. | 4.2 | |||||
24 | 20 | - | vervaardiging van chemische produkten | ||||||
2411 | 2011 | 0 | Vervaardiging van industriële gassen: | ||||||
2412 | 2012 | Kleur- en verfstoffenfabrieken | 4.1 | ||||||
2413 | 2012 | 0 | Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: | ||||||
2413 | 2012 | 1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 4.2 | |||||
2414.1 | 20141 | A0 | Organ. chemische grondstoffenfabrieken: | ||||||
2414.1 | 20141 | A1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 4.2 | |||||
2414.1 | 20141 | B0 | Methanolfabrieken: | ||||||
2414.1 | 20141 | B1 | - p.c. < 100.000 t/j | 4.1 | |||||
2414.1 | 20141 | B2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 4.2 | Z | ||||
2414.2 | 20149 | 0 | Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): | ||||||
2414.2 | 20149 | 1 | - p.c. < 50.000 t/j | 4.2 | |||||
242 | 202 | 0 | Landbouwchemicaliënfabrieken: | ||||||
243 | 203 | Verf, lak en vernisfabrieken | 4.2 | ||||||
2441 | 2120 | 0 | Farmaceutische grondstoffenfabrieken: | ||||||
2441 | 2110 | 1 | - p.c. < 1.000 t/j | 4.2 | |||||
2442 | 2120 | 0 | Farmaceutische produktenfabrieken: | ||||||
2442 | 2120 | 1 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 3.1 | |||||
2451 | 2041 | Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken | 4.2 | ||||||
2452 | 2042 | Parfumerie- en cosmeticafabrieken | 4.2 | ||||||
2462 | 2052 | 0 | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | ||||||
2462 | 2052 | 1 | - zonder dierlijke grondstoffen | 3.2 | |||||
2464 | 205902 | Fotochemische produktenfabrieken | 3.2 | ||||||
2466 | 205903 | A | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 3.1 | |||||
2466 | 205903 | B | Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. | 4.1 | |||||
247 | 2060 | Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken | 4.2 | ||||||
25 | 22 | - | vervaardiging van produkten van rubber en kunststof | ||||||
2511 | 221101 | Rubberbandenfabrieken | 4.2 | ||||||
2512 | 221102 | 0 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | ||||||
2512 | 221102 | 1 | - vloeropp. < 100 m2 | 3.1 | |||||
2512 | 221102 | 2 | - vloeropp. >= 100 m2 | 4.1 | |||||
2513 | 2219 | Rubber-artikelenfabrieken | 3.2 | ||||||
252 | 222 | 0 | Kunststofverwerkende bedrijven: | ||||||
252 | 222 | 1 | - zonder fenolharsen | 4.1 | |||||
252 | 222 | 2 | - met fenolharsen | 4.2 | |||||
252 | 222 | 3 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen | 3.1 | |||||
26 | 23 | - | vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsprodukten | ||||||
261 | 231 | 0 | Glasfabrieken: | ||||||
261 | 231 | 1 | - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j | 3.2 | |||||
261 | 231 | 2 | - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j | 4.2 | Z | ||||
261 | 231 | 3 | - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j | 4.2 | |||||
2615 | 231 | Glasbewerkingsbedrijven | 3.1 | ||||||
262, 263 | 232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | ||||||
262, 263 | 232, 234 | 2 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 3.2 | |||||
264 | 233 | A | Baksteen en baksteenelementenfabrieken | 4.1 | |||||
264 | 233 | B | Dakpannenfabrieken | 4.1 | |||||
2651 | 2351 | 0 | Cementfabrieken: | ||||||
2652 | 235201 | 0 | Kalkfabrieken: | ||||||
2652 | 235201 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 4.1 | |||||
2653 | 235202 | 0 | Gipsfabrieken: | ||||||
2653 | 235202 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 4.1 | |||||
2661.1 | 23611 | 0 | Betonwarenfabrieken: | ||||||
2661.1 | 23611 | 1 | - zonder persen, triltafels en bekistingtrille | 4.1 | |||||
2661.1 | 23611 | 2 | - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d | 4.2 | |||||
2661.2 | 23612 | 0 | Kalkzandsteenfabrieken: | ||||||
2661.2 | 23612 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 3.2 | |||||
2661.2 | 23612 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 4.2 | Z | ||||
2662 | 2362 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 3.2 | ||||||
2663, 2664 | 2363, 2364 | 0 | Betonmortelcentrales: | ||||||
2663, 2664 | 2363, 2364 | 1 | - p.c. < 100 t/u | 3.2 | |||||
2663, 2664 | 2363, 2364 | 2 | - p.c. >= 100 t/u | 4.2 | Z | ||||
2665, 2666 | 2365, 2369 | 0 | Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: | ||||||
2665, 2666 | 2365, 2369 | 1 | - p.c. < 100 t/d | 3.2 | |||||
2665, 2666 | 2365, 2369 | 2 | - p.c. >= 100 t/d | 4.2 | Z | ||||
267 | 237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | ||||||
267 | 237 | 1 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² | 3.2 | |||||
267 | 237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² | 3.1 | |||||
267 | 237 | 3 | - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j | 4.2 | |||||
2681 | 2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | 3.1 | ||||||
2682 | 2399 | A0 | Bitumineuze materialenfabrieken: | ||||||
2682 | 2399 | A1 | - p.c. < 100 t/u | 4.2 | |||||
2682 | 2399 | B0 | Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): | ||||||
2682 | 2399 | B1 | - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j | 4.2 | Z | ||||
2682 | 2399 | B2 | - overige isolatiematerialen | 4.1 | |||||
2682 | 2399 | C | Minerale produktenfabrieken n.e.g. | 3.2 | |||||
2682 | 2399 | D0 | Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur | 4.1 | |||||
2682 | 2399 | D1 | - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur | 4.2 | Z | ||||
27 | 24 | - | vervaardiging van metalen | ||||||
272 | 241 | 0 | IJzeren- en stalenbuizenfabrieken: | ||||||
273 | 243 | 0 | Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: | ||||||
273 | 243 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 4.2 | |||||
274 | 244 | A0 | Non-ferro-metaalfabrieken: | ||||||
274 | 244 | A1 | - p.c. < 1.000 t/j | 4.2 | |||||
274 | 244 | B0 | Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.: | ||||||
2751, 2752 | 2451, 2452 | 0 | IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: | ||||||
2751, 2752 | 2451, 2452 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 4.2 | |||||
2753, 2754 | 2453, 2454 | 0 | Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: | ||||||
2753, 2754 | 2453, 2454 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 4.2 | |||||
28 | 25, 31 | - | vervaard. en reparatie van produkten van metaal (excl. mach./transportmidd.) | ||||||
281 | 251, 331 | 0 | Constructiewerkplaatsen: | ||||||
281 | 251, 331 | 1 | - gesloten gebouw | 3.2 | |||||
281 | 251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | 3.1 | |||||
281 | 251, 331 | 2 | - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 | 4.1 | |||||
281 | 251, 331 | 3 | - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 | 4.2 | Z | ||||
2821 | 2529, 3311 | 0 | Tank- en reservoirbouwbedrijven: | ||||||
2821 | 2529, 3311 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 4.2 | |||||
2822, 2830 | 2521, 2530, 3311 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 4.1 | ||||||
284 | 255, 331 | A | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 4.1 | |||||
284 | 255, 331 | B | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 3.2 | |||||
284 | 255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | 3.1 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 0 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | ||||||
2851 | 2561, 3311 | 1 | - algemeen | 3.2 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 10 | - stralen | 4.1 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 11 | - metaalharden | 3.2 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 12 | - lakspuiten en moffelen | 3.2 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 2 | - scoperen (opspuiten van zink) | 3.2 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 3 | - thermisch verzinken | 3.2 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 4 | - thermisch vertinnen | 3.2 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 5 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 3.2 | |||||
2851 | 2561,3311 | 6 | - anodiseren, eloxeren | 3.2 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 7 | - chemische oppervlaktebehandeling | 3.2 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 8 | - emailleren | 3.2 | |||||
2851 | 2561, 3311 | 9 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) | 3.2 | |||||
2852 | 2562, 3311 | 1 | Overige metaalbewerkende industrie | 3.2 | |||||
2852 | 2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | 3.1 | |||||
287 | 259, 331 | A0 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | ||||||
287 | 259, 331 | A1 | - p.o. < 2.000 m2 | 4.1 | |||||
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 3.2 | |||||
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | 3.1 | |||||
29 | 27, 28, 33 | - | vervaardiging van machines en apparaten | ||||||
29 | 27, 28, 33 | 0 | Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: | ||||||
29 | 27, 28, 33 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 3.2 | |||||
29 | 27, 28, 33 | 2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 4.1 | |||||
29 | 28, 33 | 3 | - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW | 4.2 | Z | ||||
30 | 26, 28, 33 | - | vervaardiging van kantoormachines en computers | ||||||
30 | 26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 2 | |||||
31 | 26, 27, 33 | - | vervaardiging van over. elektr. machines, apparaten en benodigdh. | ||||||
311 | 271, 331 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie | 4.1 | ||||||
312 | 271, 273 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | 4.1 | ||||||
313 | 273 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | 4.1 | ||||||
314 | 272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 3.2 | ||||||
315 | 274 | Lampenfabrieken | 4.2 | ||||||
32 | 26, 33 | - | vervaardiging van audio-, video-, telecom-apparaten en -benodigdh | ||||||
321 t/m 323 | 261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. | 3.1 | ||||||
3210 | 2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 3.1 | ||||||
33 | 26, 32, 33 | - | vervaardiging van medische en optische apparaten en instrumenten | ||||||
33 | 26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 2 | |||||
34 | 29 | - | |||||||
34 | 29 | vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers | |||||||
341 | 291 | 0 | Autofabrieken en assemblagebedrijven | ||||||
341 | 291 | 1 | - p.o. < 10.000 m2 | 4.1 | |||||
341 | 291 | 2 | - p.o. >= 10.000 m2 | 4.2 | Z | ||||
3420.1 | 29201 | Carrosseriefabrieken | 4.1 | ||||||
3420.2 | 29202 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 4.1 | ||||||
343 | 293 | Auto-onderdelenfabrieken | 3.2 | ||||||
35 | 30 | - | vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens) | ||||||
351 | 301, 3315 | 0 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | ||||||
351 | 301, 3315 | 1 | - houten schepen | 3.1 | |||||
351 | 301, 3315 | 2 | - kunststof schepen | 3.2 | |||||
351 | 301, 3315 | 3 | - metalen schepen < 25 m | 4.1 | |||||
352 | 302, 317 | 0 | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | ||||||
352 | 302, 317 | 1 | - algemeen | 3.2 | |||||
352 | 302, 317 | 2 | - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW | 4.2 | Z | ||||
353 | 303,3316 | 0 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | ||||||
353 | 303, 3316 | 1 | - zonder proefdraaien motoren | 4.1 | |||||
354 | 309 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 3.2 | ||||||
355 | 3099 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 3.2 | ||||||
36 | 31 | - | vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g. | ||||||
361 | 310 | 1 | Meubelfabrieken | 3.2 | |||||
361 | 9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 1 | |||||
362 | 321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 2 | ||||||
363 | 322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 2 | ||||||
364 | 323 | Sportartikelenfabrieken | 3.1 | ||||||
365 | 324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 3.1 | ||||||
3663.1 | 32991 | Sociale werkvoorziening | 2 | ||||||
3663.2 | 32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 3.1 | ||||||
37 | 38 | - | |||||||
37 | 38 | - | voorbereiding tot recycling | ||||||
372 | 383202 | A0 | Puinbrekerijen en -malerijen: | ||||||
372 | 383202 | A1 | - v.c. < 100.000 t/j | 4.2 | |||||
372 | 383202 | B | Rubberregeneratiebedrijven | 4.2 | |||||
372 | 383202 | C | Afvalscheidingsinstallaties | 4.2 | |||||
40 | 35 | - | produktie en distrib. van stroom, aardgas, stoom en warm water | ||||||
40 | 35 | A0 | Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe) | ||||||
40 | 35 | A1 | - kolengestookt (incl. meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth | 5.2 | Z | ||||
40 | 35 | A2 | - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth | 5.1 | Z | ||||
40 | 35 | A3 | - gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth,in | 5.1 | Z | ||||
40 | 35 | B0 | bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe: | ||||||
40 | 35 | B1 | - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie | 3.2 | |||||
40 | 35 | B2 | - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa | 3.2 | |||||
40 | 35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||||||
40 | 35 | C1 | - < 10 MVA | 2 | |||||
40 | 35 | C2 | - 10 - 100 MVA | 3.1 | |||||
40 | 35 | C3 | - 100 - 200 MVA | 3.2 | |||||
40 | 35 | C4 | - 200 - 1000 MVA | 4.2 | Z | ||||
40 | 35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | ||||||
40 | 35 | D1 | - gascompressorstations vermogen < 100 MW | 4.2 | |||||
40 | 35 | D5 | - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D | 3.1 | |||||
40 | 35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | ||||||
40 | 35 | E1 | - stadsverwarming | 3.2 | |||||
41 | 36 | - | winning en ditributie van water | ||||||
41 | 36 | A0 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | ||||||
41 | 36 | A2 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 3.1 | |||||
41 | 36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | ||||||
41 | 36 | B1 | - < 1 MW | 2 | |||||
41 | 36 | B2 | - 1 - 15 MW | 3.2 | |||||
41 | 36 | B3 | - >= 15 MW | 4.2 | |||||
45 | 41, 42, 43 | - | bouwnijverheid | ||||||
45 | 41, 42, 43 | 0 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² | 3.2 | |||||
45 | 41, 42, 43 | 1 | - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² | 3.1 | |||||
45 | 41, 42, 43 | 2 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² | 3.1 | |||||
45 | 41, 42, 43 | 3 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 2 | |||||
50 | 45, 47 | - | handel/reparatie van auto's, motorfietsen; benzineservicestations | ||||||
501, 502, 504 | 451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 2 | ||||||
501 | 451 | Groothandel in vrachtauto's (incl. import) | 3.2 | ||||||
5020.4 | 45204 | A | Autoplaatwerkerijen | 3.2 | |||||
5020.4 | 45204 | C | Autospuitinrichtingen | 3.1 | |||||
51 | 46 | - | |||||||
51 | 46 | - | groothandel en handelsbemiddeling | ||||||
5121 | 4621 | 0 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders | 3.1 | |||||
5121 | 4621 | 1 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer | 4.2 | Z | ||||
5122 | 4622 | Grth in bloemen en planten | 2 | ||||||
5123 | 4623 | Grth in levende dieren | 3.2 | ||||||
5124 | 4624 | Grth in huiden, vellen en leder | 3.1 | ||||||
5125, 5131 | 46217, 4631 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 3.1 | ||||||
5132, 5133 | 4632, 4633 | Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën | 3.1 | ||||||
5134 | 4634 | Grth in dranken | 2 | ||||||
5135 | 4635 | Grth in tabaksprodukten | 2 | ||||||
5136 | 4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 2 | ||||||
5137 | 4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 2 | ||||||
5138, 5139 | 4638, 4639 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 2 | ||||||
514 | 464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | 2 | ||||||
5148.7 | 46499 | 0 | Grth in vuurwerk en munitie: | ||||||
5148.7 | 46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 2 | |||||
5148.7 | 46499 | 2 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 3.1 | |||||
5148.7 | 46499 | 5 | - munitie | 2 | |||||
5151.1 | 46711 | 0 | Grth in vaste brandstoffen: | ||||||
5151.1 | 46711 | 1 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 3.1 | |||||
5151.2 | 46712 | 0 | Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: | ||||||
5151.2 | 46712 | 1 | - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 | 4.1 | |||||
5151.2 | 46712 | 3 | - tot vloeistof verdichte gassen | 4.2 | |||||
5151.3 | 46713 | Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) | 3.2 | ||||||
5152.1 | 46721 | 0 | Grth in metaalertsen: | ||||||
5152.1 | 46721 | 1 | - opslag opp. < 2.000 m2 | 4.2 | |||||
5152.2 /.3 | 46722, 46723 | Grth in metalen en -halffabrikaten | 3.2 | ||||||
5153 | 4673 | 0 | Grth in hout en bouwmaterialen: | ||||||
5153 | 4673 | 1 | - algemeen: b.o. > 2000 m² | 3.1 | |||||
5153 | 4673 | 2 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 2 | |||||
5153.4 | 46735 | 4 | zand en grind: | ||||||
5153.4 | 46735 | 5 | - algemeen: b.o. > 200 m² | 3.2 | |||||
5153.4 | 46735 | 6 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 2 | |||||
5154 | 4674 | 0 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||||||
5154 | 4674 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m² | 3.1 | |||||
5154 | 4674 | 2 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 2 | |||||
5155.1 | 46751 | Grth in chemische produkten | 3.2 | ||||||
5155.2 | 46752 | Grth in kunstmeststoffen | 2 | ||||||
5156 | 4676 | Grth in overige intermediaire goederen | 2 | ||||||
5157 | 4677 | 0 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m² | 3.2 | |||||
5157 | 4677 | 1 | - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² | 3.1 | |||||
5157.2/3 | 4677 | 0 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² | 3.2 | |||||
5157.2/3 | 4677 | 1 | - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² | 3.1 | |||||
518 | 466 | 0 | Grth in machines en apparaten: | ||||||
518 | 466 | 1 | - machines voor de bouwnijverheid | 3.2 | |||||
518 | 466 | 2 | - overige | 3.1 | |||||
519 | 466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 2 | ||||||
60 | 49 | - | vervoer over land | ||||||
6021.1 | 493 | Bus-, tram- en metrostations en -remises | 3.2 | ||||||
6023 | 493 | Touringcarbedrijven | 3.2 | ||||||
6024 | 494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² | 3.2 | |||||
6024 | 494 | 1 | - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² | 3.1 | |||||
603 | 495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 2 | ||||||
63 | 52 | - | dienstverlening t.b.v. het vervoer | ||||||
6311.1 | 52241 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen: | ||||||
6311.1 | 52241 | 2 | - stukgoederen | 4.2 | |||||
6311.1 | 52241 | 7 | - tankercleaning | 4.2 | |||||
6311.2 | 52242 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: | ||||||
6311.2 | 52241 | 1 | - containers | 4.2 | |||||
6311.2 | 52242 | 10 | - tankercleaning | 4.2 | |||||
6311.2 | 52242 | 2 | - stukgoederen | 3.2 | |||||
6311.2 | 52242 | 3 | - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² | 4.2 | |||||
6311.2 | 52242 | 5 | - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u | 4.2 | |||||
6311.2 | 52242 | 7 | - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 | 4.2 | |||||
6312 | 52102, 52109 | A | Distributiecentra, koelhuizen | 3.1 | |||||
6312 | 52109 | B | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 2 | |||||
6321 | 5221 | 2 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 3.2 | |||||
64 | 53 | - | post en telecommunicatie | ||||||
641 | 531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 2 | ||||||
642 | 61 | A | Telecommunicatiebedrijven | 1 | |||||
71 | 77 | - | verhuur van transportmiddelen, machines, andere roerende goederen | ||||||
711 | 7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 2 | ||||||
712 | 7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 3.1 | ||||||
713 | 773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 3.1 | ||||||
714 | 772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 2 | ||||||
72 | 62 | - | computerservice- en informatietechnologie | ||||||
72 | 62 | A | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 1 | |||||
72 | 58, 63 | B | Datacentra | 2 | |||||
73 | 72 | - | Speur- en ontwikkelingswerk | ||||||
731 | 721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 2 | ||||||
74 | 63,69 t/m 71,73,74,77,78,80 t/m 82 | - | overige zakelijke dienstverlening | ||||||
747 | 812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 3.1 | ||||||
7481.3 | 74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 2 | ||||||
7484.3 | 82991 | Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten | 4.1 | ||||||
75 | 84 | - | openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen | ||||||
7525 | 8425 | Brandweerkazernes | 3.1 | ||||||
80 | 85 | - | onderwijs | ||||||
85 | 85.53 | Auto- en motorrijscholen | 2 | ||||||
90 | 37, 38, 39 | - | milieudienstverlening | ||||||
9001 | 3700 | A0 | RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: | ||||||
9001 | 3700 | A1 | - < 100.000 i.e. | 4.1 | |||||
9001 | 3700 | A2 | - 100.000 - 300.000 i.e. | 4.2 | Z | ||||
9001 | 3700 | B | rioolgemalen | 2 | |||||
9002.1 | 381 | A | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 3.1 | |||||
9002.1 | 381 | B | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 3.1 | |||||
9002.1 | 381 | C | Vuiloverslagstations | 4.2 | |||||
9002.2 | 382 | A0 | Afvalverwerkingsbedrijven: | ||||||
9002.2 | 382 | A2 | - kabelbranderijen | 3.2 | |||||
9002.2 | 382 | A4 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 3.1 | |||||
9002.2 | 382 | A5 | - oplosmiddelterugwinning | 3.2 | |||||
9002.2 | 382 | A6 | - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW | 4.2 | Z | ||||
9002.2 | 382 | A7 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 2 | |||||
9002.2 | 382 | B | Vuilstortplaatsen | 4.2 | |||||
9002.2 | 382 | C0 | Composteerbedrijven: | ||||||
9002.2 | 382 | C3 | - belucht v.c. < 20.000 ton/jr | 3.2 | |||||
9002.2 | 382 | C4 | - belucht v.c. > 20.000 ton/jr | 4.1 | |||||
9002.2 | 382 | C5 | - GFT in gesloten gebouw | 4.1 | |||||
92 | 59 | - | Cultuur, sport en recreatie | ||||||
921, 922 | 591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 2 | ||||||
93 | 96 | - | overige dienstverlening | ||||||
9301.1 | 96011 | A | Wasserijen en strijkinrichtingen | 3.1 | |||||
9301.1 | 96011 | B | Tapijtreinigingsbedrijven | 3.1 | |||||
9301.2 | 96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 2 | ||||||
9301.3 | 96013 | A | Wasverzendinrichtingen | 2 | |||||
9303 | 9603 | 0 | Begrafenisondernemingen | 1 |
Verklaring gebruikte afkortingen - niet van toepassing of niet relevant < kleiner dan >= groter dan of gelijk aan cat. categorie e.d. en dergelijke kl. klasse n.e.g. niet elders genoemd o.c. opslagcapaciteit p.c. produktiecapaciteit p.o produktieoppervlak v.c. verwerkingscapaciteit | u. uur d. dag w. week j. jaar Z zoneringplichtig |