Plutolaan
Uitwerkingsplan - Groningen
Vastgesteld op 15-03-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het uitwerkingsplanPlutolaan van de gemeente Groningen.
1.2 uitwerkingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0014.UP001Plutolaan-vg01 met de bijbehorende regels.
1.3 de kaart:
de plankaart van het uitwerkingsplanPlutolaan, bestaande uit één kaartblad.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.7 bebouwingspercentage:
een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.10 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.11 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.12 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.13 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.14 maatvoeringsgrens:
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een maatvoeringsvlak.
1.15 maatvoeringsvlak:
een op de kaart geheel of gedeeltelijk door maatvoeringsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop bebouwingsregelingen van eenzelfde aard van toepassing zijn.
1.16 aan huis verbonden beroep:
het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/ of de daarbij behorende aan- of uitbouwen (inclusief aangebouwde bijgebouwen) kan worden uitgeoefend, mits:
1. het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, en
2. de woonfunctie in overwegende mate intact blijft, en
3. waarbij het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.17 additionele voorzieningen:
voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie.
1.18 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.19 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.20 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.23 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.24 erf:
het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.25 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.27 kap:
een door tenminste één hellend dakvlak omsloten dak dat meer dan 50% van de bovenste vloerlaag van de onderliggende verdieping omvat.
1.28 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.29 logies met ontbijt:
het verstrekken van gelegenheid tot overnachting met ontbijt als toeristisch-recreatieve voorziening in een woning en ondergeschikt aan de woonfunctie.
1.30 peil:
voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
voor schepen: de waterspiegel.
1.31 standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.32 voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.33 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.34 woonwagen:
voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken en / of de buitenkant dakoverstek en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag:
op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.
Artikel 3 Uitmetingsverschillen
Voorzover op de kaart niet anders is aangegeven, wordt de vaststelling van afmetingen bepaald door middel van meting op de kaart, met dien verstande dat:
- a. de maatbepaling tot op 1 meter nauwkeurig geschiedt, en
- b. de maat van de openbare ruimte wordt berekend naar de ter plaatse geldende werkelijke situatie, behoudens indien de grenslijn van de bebouwing niet in de bestaande voorgevellijn is geprojecteerd.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur;
- c. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
- d. wegen en paden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen, waarin tevens begrepen een bushalte;
- g. additionele voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de woonsituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;
b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:
- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;
d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;
e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van standplaatsen;
- d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 4.4 onder d voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep. Het gestelde in lid 4.3 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing;
- b. het bepaalde in lid 4.4 onder e voor het gebruik van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfstypen wonen-werken. Het gestelde in lid 4.3 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behalve ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden;
- e. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsbevoegdheid
7.1 Afwijkingsbevoegdheid
Voorzover zulks niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden toegestaan, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan:
- a. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. voor aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. voor overschrijding van de bouwgrenzen:
1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijsinrichtingen, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken; - d. voor overschrijding van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en buitentrappen, mits:
1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 25 m² bedraagt;
2. deze bouwhoogte met maximaal 25% wordt overschreden; - e. voor het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met een maximale inhoud van 50 m3;
- f. voor het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasreduceerstations, verzamelcontainers voor flessen, oud papier e.d., en daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een maximale inhoud van 200 m3;
- g. voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur;
- h. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, gedenktekens, reclame-uitingen tot een maximale hoogte van 6 meter, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen;
- i. voor het innemen van een standplaats zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
- j. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 6 meter vanaf peil, met dien verstande dat voor reclame-uitingen een maximale hoogte van 6 meter geldt;
- k. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter vanaf peil.
7.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken van de regels met toepassing van lid 7.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht Gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het uitwerkingsplanPlutolaan.
Bijlagen
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfstypen Wonen-werken
SBI | OMSCHRIJVING | cat | ||||||||||
182 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 2 | ||||||||||
221 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 | ||||||||||
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 2 | ||||||||||
2223 | Grafische afwerking | 1 | ||||||||||
2223 | Binderijen | 2 | ||||||||||
2224 | Grafische reproduktie en zetten | 2 | ||||||||||
2225 | Overige grafische aktiviteiten | 2 | ||||||||||
223 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 | ||||||||||
362 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 2 | ||||||||||
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | 2 | ||||||||||
511 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 | ||||||||||
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 | ||||||||||
61, 62 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 | ||||||||||
6322, 6323 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 1 | ||||||||||
633 | Reisorganisaties | 1 | ||||||||||
634 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 | ||||||||||
642 | Telecommunicatiebedrijven | 1 | ||||||||||
65, 66, 67 | Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen | 2 | ||||||||||
70 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 | ||||||||||
72 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 1 | ||||||||||
731 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 2 | ||||||||||
732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 | ||||||||||
74 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 | ||||||||||
8021.3 | Praktijkonderwijs | 2 | ||||||||||
8022.2 | Educatie | 2 | ||||||||||
8042.1 | Afstandsonderwijs | 1 | ||||||||||
8042.2 | Bedrijfsopleiding en -training | 2 | ||||||||||
8042.3 | Studiebegeleiding, vorming en onderwijs n.e.g. | 2 | ||||||||||
8512, 8513 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | 1 | ||||||||||
853 | Kinderopvang | 2 | ||||||||||
921, 922 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 2 | ||||||||||
9234 | Muziek- en balletscholen | 2 | ||||||||||
9251, 9252 | Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. | 1 | ||||||||||
9302 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 1 | ||||||||||
9305 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | 1 |
Verklaring gebruikte afkortingen
n.e.g. niet elders genoemd
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Woningstichting De Huismeesters heeft bij openbare verkoping door de gemeente Groningen, de voormalige K. ter Laanschool aan de Plutolaan 541 in Paddepoel-Noord aangekocht ten behoeve van woningbouwontwikkeling. Doelstelling is een plan te maken dat qua stedenbouwkundige, architectonische en functionele invulling past in de stad en in de straat in het bijzonder.
In dit uitwerkingsplan wordt de inpassing van het plan beargumenteerd op verschillende aspecten als functie, bouwhoogte, inrichting openbare ruimte, parkeren e.d..
De randvoorwaarden voor het maken van het uitwerkingsplan zijn vastgelegd in het bestemmingsplan Paddepoel, Selwerd en Tuinwijk. In dit plan, vastgesteld op 27 januari 2010 en onherroepelijk sinds 23 april 2010, is voor de planlocatie de bestemming Wonen - uit te werken opgenomen.
ligging plangebied in de stad
1.2 Begrenzing Plangebied
De locatie van het uitwerkingsplan is gelegen in het uiterste noorden van de Plutolaan, waar deze samenkomt met de Planetenlaan. In de oude situatie bevonden zich hier een buslus voor de stadsbus en de K. ter Laanschool.
luchtfoto met het plangebied
1.3 Voorgeschiedenis
Voor het plangebied is al tweemaal een stedenbouwkundig plan gemaakt. In beide gevallen ging het om de bouw van zowel grondgebonden woningen als appartementen. Aanvankelijk zou het appartementengebouw 7 lagen hoog worden. Na raadpleging van de omwonenden, die grote bezwaren hadden tegen de in hun ogen forse invulling van de bouwlocatie, besloot de gemeenteraad om de hoogte van het appartementengebouw terug te brengen tot 5 bouwlagen. Enige tijd later besloot de ontwikkelaar, woningstichting De Huismeesters, het plan in deze vorm niet te gaan uitvoeren. De voorkeur gaat nu uit naar uitsluitend grondgebonden woningen. Deze invulling is vervolgens vertaald in de uitwerkingsregels in het bestemmingsplan Paddepoel, Selwerd en Tuinwijk.
fragment uit de plankaart van bestemmingsplan Paddepoel, Selwerd en Tuinwijk
De regels van de bestemming Wonen - uit te werken luiden als volgt:
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'wonen - uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur;
- c. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
- d. wegen en paden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. additionele voorzieningen.
17.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in lid 17.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
- a. er mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd;
- b. de hoogte van de gebouwen mag maximaal 4 bouwlagen bedragen;
- c. het bebouwingspercentage mag maximaal 60% bedragen. Het bebouwingspercentage wordt hierbij, in afwijking van het bepaalde in artikel 1, lid 3, berekend over het totale bestemmingsvlak;
- d. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
17.3 Voorlopig bouwverbod
Zolang en voorzover de in lid 17.2 bedoelde uitwerking niet in werking is getreden, mogen bouwwerken slechts worden gebouwd, mits het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan.
In de toelichting bij het bestemmingsplan is voorts de volgende tekst opgenomen:
"Ter vervanging van het aanwezige schoolgebouw heeft woningcorporatie De Huismeesters in 2008 een bouwplan ontwikkeld, bestaande uit een appartementenblok in 5 lagen en een rij grondgebonden woningen. De gemeenteraad heeft dit plan vastgesteld. Begin 2009 heeft de ontwikkelaar aangegeven dit plan niet verder uit te voeren en een geheel nieuw plan te willen maken met grondgebonden woningen. De planontwikkeling hiervoor is nog niet gestart. Daarom is de locatie nu voorzien van een uit te werken woonbestemming. In de regels worden enkele ruimtelijke randvoorwaarden voor de uitwerking meegegeven. Voor de uitwerking is het verder van belang dat:
- het bouwplan een architectonische en stedenbouwkundige eenheid op zich is;
- de nieuwe bebouwing een ensemble vormt met de aanliggende bebouwing;
- het bouwplan goed aansluit op de bestaande omgeving en bebouwing;
- het parkeren op zorgvuldige wijze wordt ingepast en bij voorkeur aansluit op het bestaande parkeren."
In hoofdstuk 2 wordt de uitwerking zoals die, met toepassing van bovenstaande randvoorwaarden, is gemaakt, uitvoerig beschreven.
Hoofdstuk 2 De Beoogde Onwikkeling
2.1 Inpassing In De Ruimtelijk-functionele Structuur
2.1.1 Ontstaansgeschiedenis
De wijk Paddepoel kan in stedenbouwkundige zin worden omschreven als een kenmerkende “stempelwijk”. Het zogenaamde stempelen leidt tot een karakteristieke structurele opzet die zich als volgt laat omschrijven:
- Een tweetal haaks op elkaar staande assen verzorgt de hoofdontsluiting en verdeelt de wijk in een viertal kwadranten.
- Het wonen is buurtgewijs opgedeeld. Een buurt wordt gevormd door clustering van een aantal stempels. Een stempel is een specifieke –steeds verschillende- figuratie van meerdere woonvormen op een gegeven grondvlak.
- Langs de assen worden veelal voorzieningen gesitueerd, met als climax het winkelcentrum op het assenkruispunt. In het geval Paddepoel is er naast het centrale winkelcentrum een volledige strook met voorzieningen geprojecteerd langs de westzijde van de Zonnelaan (de noord-zuid as) en als het ware vóór de woonbuurten langs. Het project Plutolaan bevindt zich in deze zone.
2.1.2 De ruimtelijk - functionele structuur
In de zone - waar zich de locatie bevindt - staan verscheidene gebouwen van uiteenlopende grootte en bestemming, te weten: studentenflat (9 lagen), portieketagewoningen (4 lagen), winkelstrip + woningen (3 lagen), wijkgebouw (1 laag), en een woonzorgcomplex (6 lagen). Op de locatie zelf stond een school (2 lagen) en bevindt zich een op te heffen buslus. In hun ordening ten opzichte van elkaar is weinig structuur aangebracht. Men reageert - lijkt het - slechts op zijn directe buur. Gesproken kan worden van een losse verzameling individuele gebouwen welke op ad hoc basis is geformeerd..
Nieuwbouw zal zich naar deze orde moeten voegen. Het is niet realistisch met een enkele toevoeging een nieuwe orde aan te willen brengen.
Aldus ontstaan voor nieuwbouw uitgangspunten die als volgt kunnen worden omschreven:
- Een nieuw volume moet zich tonen als een ruimtelijke entiteit, een “object” naast/tusen de andere “objecten”. Is de nieuwbouw opgedeeld in meerdere massa's, dan dienen deze met architectonische middelen tot een eenheid te worden samengevoegd.
- Om de beoogde zelfstandigheid verder te onderstrepen moet de nieuwbouw eigenheid uitstralen.
- Het geheel moet zich ten opzichte van de zone naar alle zijden tonen met een voorgevel. Elementen als een tuinmuur moeten aldus op voorgevelkwaliteit worden gebracht. Via raampartijen moet gestreefd worden naar een goede sociale uitwisseling.
De functionele bestemming van de bouwlocatie is grondgebonden eengezinswoningen.
Het bijbehorende volume is als volgt nader te omschrijven:
- hoogte 2 lagen plus kap
- goothoogte max. 7 meter
- nokhoogte max 11 meter.
Het bouwplan van Woningstichting De Huismeesters voldoet aan bovenomschreven uitgangspunten en voorwaarden. In de afbeeldingen hieronder wordt een impressie gegeven van het bouwplan.
2.2 Openbare Ruimte
In de inrichting van de openbare ruimte zijn de volgende aandachtspunten van belang:
- De bestaande buslus verdwijnt. Volstaan kan worden met een haltering ter plaatse aan de weg.
- De nieuwe woningen creëren een extra parkeervraag. Daaraan dient te worden voldaan conform de aangepaste normering van 1 parkeerplaats per woning.
- Gestreefd moet worden naar een heldere inrichting van de openbare ruimte. De verschillende inrichtingsaspecten moeten zo weinig mogelijk worden versnipperd. Zo moeten de nieuwe parkeerplaatsen worden aangelegd in aansluiting op het bestaande parkeerterrein aan de noordzijde.
- De woningen aan de oostzijde oriënteren zich op het groene binnenterrein. Voor een heldere ontsluiting moet een ruime voetgangersroute voorlangs worden aangelegd.
2.2.1 Groen en ecologie
Inleiding
In het door de raad vastgestelde bomenstructuurplan is per straat de huidige groenkwaliteit en het te ontwikkelen groen verwoord. Op basis van het bomenstructuurplan, een globale terreininventarisatie en het voorliggende ontwerp van het gebouw en de omliggende ruimte is in deze paragraaf een onderbouwing gegeven van de toekomstige groenstructuur en ecologie.
Bestaand beleid Bomenstructuurplan en Stedelijke Ecologische Structuur
Langs de Plutolaan is volgens het bomenstructuurplan een nevenstructuur met een boomsoort van de tweede grootte wenselijk. Ten westen van de geplande laagbouw is momenteel een buslus aanwezig die met de herinrichting verdwijnt. Langs de Meteoorlaan is volgens het bomenstructuurplan een nevenstructuur met als boomsoort een sierpeer wenselijk. Het groen vormt geen onderdeel van de voor de stad vastgestelde Stedelijke Ecologische Structuur.
Inventarisatie groen
Het uitvoeren van de voorgestelde inrichting heeft tot gevolg dat er circa 21 gemeentelijke bomen gekapt (dikker dan 20 cm) moeten worden waarvan 3 bomen zeer waardevol zijn. Daarnaast moet er 630 m2 houtopstand (struiken/bosjes) gekapt worden. Naast deze kapvergunningsplichtige bomen/houtopstand zullen er 11 bomen, dunner dan 20 cm, gekapt moeten worden die niet kapvergunningsplichtig zijn. Al deze bomen moeten wijken, omdat ze op of nabij de voorgestelde bouwlocatie staan.
Aan de oostzijde van de geplande laagbouw is een pad gepland. De bomen die op het aangrenzende perceel groeien worden behouden door rekening te houden met de wortels van deze bomen die onder dit geplande pad lopen (aangepaste wortelbesparende constructie).
De bovengenoemde hoeveelheden zijn globaal en in een latere uitwerkingsfase zal dit nader worden gedetailleerd. Door het globale karakter kunnen de aantallen uiteindelijk 20% naar boven of beneden afwijken.
Inventarisatie ecologie (Flora- en Faunawet)
Voor het vaststellen van de ecologische waarden is een ecologische quickscan uitgevoerd.
De huidige natuurwaarden bestaan uit (algemene) grondgebonden zoogdieren (egel en enkele muizensoorten) en algemene vogelsoorten (o.a. merel, tjiftjaf en roodborst).
De aanwezige beplanting wordt gebruikt door (algemene) dagvlinders (o.a. bont zandoogje en zilverblauwtje) voor foerageren en voortplanting. Vleermuizen kunnen het groen gebruiken als foerageergelegenheid. Mogelijk bevinden er zich voortplantingsplaatsen voor vleermuizen (o.a. gewone dwergvleermuis). Door middel van een vleermuisscan wordt gecheckt of er vleermuizen in het groen, of in de bestaande bebouwing zijn.
Gevolgen
Het voorgestelde plan heeft tot gevolg dat er 32 bomen gerooid moeten worden en 630 m2houtopstand. Voor het behoud van de natuurwaarden is het wenselijk alleen in de periode tussen oktober en februari te kappen. Dan is het de grootste kans dat er geen nestelende vogels aanwezig zijn.
Aanwezige holten in bomen kunnen duiden op een broedplaats van de specht, of op een voortplantingsplaats van de vleermuis (o.a. rosse en ruige dwergvleermuis). In het onderzoek (voorafgaand aan de kap) zijn geen holtes geconstateerd in de betreffende bomen.
Toekomstige groenstructuur
Voor het bereiken van de wenselijke groenstructuur zullen er volgens het ontwerp 10 bomen herplant worden. In de nabijheid zal zoveel mogelijk extra herplant gezocht worden. Dit dient als compensatie voor het gekapte groen. Het te handhaven gemeentelijk groen dient tijdens de bouw met bouwhekken afgeschermd te worden.
Ten oosten van de geplande hoogbouw staat waardevol groen. Dit dient tijdens de bouw met bouwhekken rondom een oppervlakte van de kroonprojectie (daar bevinden zich de wortels) beschermd te worden.
Nieuw te planten bomen zullen worden aangebracht volgens de door het Ingenieursbureau van de gemeente Groningen opgestelde standaard cultuurtechnische randvoorwaarden. Hiermee wordt het gekapte groen volwaardig gecompenseerd en de gewenste groenstructuur bereikt.
Ecologische duurzaamheidswensen bij de bouw van gebouwen
Faunavoorzieningen gebouwen: neststenen gierzwaluwen en vleermuizen in bouwblok; neststenen mus, spreeuw in particuliere woningen. Het is wenselijk gebouwen te slopen buiten het broedseizoen van vogels en vleermuizen. Het is wenselijk, voor zover mogelijk, dakgroen (vegetatiedaken) en gevelgroen aan te leggen.
2.3 Wonen
Door de wijkvernieuwing in Paddepoel Zuid is er een aanzienlijke verbreding van het woningaanbod ontstaan. Voor de nabije toekomst van de wijk is het belangrijk eenzijdigheid te vermijden en te zorgen voor voldoende verjonging en doorstroming. Voor een sterke positie op de stedelijke woningmarkt is dit noodzakelijk.
Het programma voor de Plutolaan is afgestemd op de doelgroep gezinnen. Dit sluit goed aan bij de overige ontwikkelingen in de wijk met onder andere een stevig accent op voorzieningen voor senioren.
De gemeente streeft naar evenwichtige wijken waar uiteenlopende bevolkingsgroepen goed kunnen wonen en gebruik kunnen maken van primaire voorzieningen. Het aanbieden van eengezinswoningen in de sociale huursector past bij de actuele vraagontwikkeling.
Van de Groninger Woonkwaliteit (GWK), het richtinggevend kader voor de stedelijke woonkwaliteit, is als basis het nieuwbouwpakket 1 van toepassing. Wat betreft de energetische kwaliteit gaan we uit van ambitieniveau 1 uit Toolkit Duurzame Woningbouw. Hiermee willen we bereiken dat wordt gekozen voor een toekomstbestendig pakket met een EPC indicatie van 0.65 en verbeterde isolatiewaarden van de buitenschil.
Voor de ruimtelijke inrichting en op woningniveau, geldt tevens het Politiekeurmerk Veilig Wonen.
Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden / Omgevingsaspecten
3.1 Archeologie
Het nieuwbouwplan ligt op circa honderd meter afstand van één van de wierden van de Paddepoel, daterend uit het begin van de jaartelling. De wierden zijn in de jaren ’60 deels opgegraven bij de aanleg van de wijk. Voorafgaand aan de start van de bouw zullen er in opdracht van de gemeente enkele grondboringen worden verricht. De uitkomsten van dit onderzoek zijn bepalend voor eventuele vervolgonderzoeken.
3.2 Water
De locatie ligt in het noordwesten van de wijk Paddepoel vlakbij de ringweg. Aan zowel de noord- als oostzijde bevinden zich diverse gebouwen. Het plangebied bestaat nu uit verharding en diverse groenstroken.
Compensatie
In de toekomstige situatie neemt het totaal verhard oppervlak toe van ca. 1800 m2 naar 2400 m2bebouwd/verhard oppervlak. De toename van het verhard oppervlak moet in principe gecompenseerd worden door 10% van het verhard oppervlak in te richten als open water. Dit kan bijvoorbeeld door een greppel, vijver of wadi (een dieper gelegen groenstrook waar water geborgen en geïnfiltreerd kan worden). In de directe omgeving is geen open water aanwezig. Alleen aan de zuidzijde van de ringweg ligt een watergang. Uitgangspunt is het afvoeren van regenwater naar de watergang, maar dat is in het kader van dit plan niet realistisch. Het realiseren van de 10%-norm is in dit kleine plangebied niet haalbaar. Het gaat hier echter om een uitwerking van het bestemmingsplan Paddepoel, Selwerd en Tuinwijk. In dat plan wordt de 10%-norm ruimschoots gehaald, waarmee aan de watertoets wordt voldaan.
De toepassing van een vegetatiedak kan zorgen voor het vasthouden en afvoeren van regenwater. De daken van de ontworpen woningen hebben echter een helling van 38°. Vegetatie hierop die regenwater vasthoudt is daar niet aan de orde. Dit is in beperkte mate wel mogelijk op de bergingen.
De grondwaterstand is niet bekend, maar een minimale drooglegging van 1,20 m is gewenst i.v.m. stabiliteit van de verharding, gebouwen en het drooghouden van bomen.
De bodem bestaat waarschijnlijk uit een zanderige bovenlaag (gemiddeld 80 cm) en daaronder een kleilaag. Het infiltreren van regenwater in de bodem is gewenst, maar dit is afhankelijk van de grondslag en de bijbehorende waterdoorlatendheid. Infiltreren kan onder andere door waterdoorlatende bestrating, IT-riolering en de aanleg van een wadi.
Riolering
De riolering rondom de locatie is een zogenaamd gemengd rioolstelsel; het huishoudelijk afvalwater en het regenwater komen samen in één buis. Vooralsnog blijft dit rioolstelsel gehandhaafd, maar de gemeente heeft de ambitie om steeds meer gescheiden rioolsystemen aan te leggen. Bij de nieuwbouw moet gekozen worden voor een gescheiden systeem vanuit de gebouwen.
Het zichtbaar maken van de afvoer van regenwater (door bijvoorbeeld een greppel of oppervlakkige afstroming) maakt kinderen en andere betrokkenen meer bewust van regenwater. Daarom is het belangrijk dat regenwater gescheiden wordt van het overige afvalwater. Hergebruik is gewenst en hier moet zuinig mee omgegaan worden.
Bouwmaterialen
In het kader van duurzaam bouwen is het bij de bouw niet toegestaan om uitlogende materialen toe te passen. Materialen zoals zink, lood en koper logen uit en deze stoffen zijn schadelijk voor mens en dier.
Op het dak van de gebouwen is, indien mogelijk, de toepassing van vegetatie gewenst. Het gebruik van vegetatiedaken is namelijk een uitstekend middel om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. De vegetatie neemt vocht op en bergt op die manier water. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming leiden. De toepassing van vegetatiedaken kan, zoals genoemd, ook een vorm van compensatie zijn.
3.3 Milieu
3.3.1 Geluid
Wegverkeerslawaai
Ten behoeve van de nieuwbouw is onderzocht wat de geluidsbelasting wordt op de gevels van de woningen. Uit het onderzoek (DHV, juni 2010) blijkt dat de geluidsbelasting geen belemmering vormt voor de ontwikkeling. De voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder worden niet overschreden. Hiermee wordt voldaan aan de eis uit de bestemming Wonen - uit te werken van het bestemmingsplan Paddepoel, Selwerd en Tuinwijk (artikel 17, lid 2 onder d). Daarom is er ook geen geluidontheffing nodig voor het plan. Vanzelfsprekend dient het binnenniveau te voldoen aan de geldende regels. Gezien de eis in het Bouwbesluit 2003 dat gevels van woningen een karakteristieke geluidwering moeten hebben van minimaal 20 dB(A) zal dit het geval zijn.
3.3.2 Luchtkwaliteit
De Wet luchtkwaliteit1 geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).
De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Voor het uitwerkingsplan Plutolaan is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2010 en 2020. De concentraties zijn berekend voor de meest drukke wegen in het plangebied Plutolaan, te weten: Zonnelaan en Meteoorstraat. Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2. De berekening is als bijlage bij dit plan gevoegd. De gemeente heeft in haar Duurzaamheidsbeleid opgenomen dat er ook getoetst wordt aan de veel strengere gezondheidskundige advieswaarde voor fijn stof van de Wereld Gezondheidsraad (WHO).
Uit het onderzoek blijkt dat de onderzochte situatie voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen.
Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor het vaststellen van het uitwerkingsplan Plutolaan. De gezondheidskundige advieswaarde voor fijn stof wordt net als in grote delen van Nederland wel overschreden. Deze norm voor fijn stof wordt hier, net als in grote delen van Nederland, overschreden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet optimaal is. Lokale maatregelen bieden echter geen oplossing om aan de normen te voldoen omdat de achtergrondconcentratie al hoger is dan deze advieswaarde. De overschrijding van de WHO-norm is daarom geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
- 1. Kortheidshalve wordt hier gesproken van de 'Wet luchtkwaliteit', die op 15 november 2007 in werking is getreden. Formeel gaat het hier echter om de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).
3.3.3 Externe Veiligheid (transport, bedrijven/instellingen en buisleidingen)
Inleiding
Het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen brengt de kans op ongevallen met invloed voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid gaat over het overlijdensrisico voor personen als gevolg van dergelijke ongevallen en de bescherming hiertegen. Er zijn normen vastgesteld om de overlijdensrisico's te beheersen en op een acceptabel niveau te houden. De veiligheidsnormen zijn voor inrichtingen vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, 2004) en voor het vervoer in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS, 2005). Beide kaders bevatten grenswaarden voor het plaatsgebonden risico (PR2) en richtwaarden voor het groepsrisico (GR3). Het BEVI en de Circulaire RNVGS verplichten gemeenten bij ruimtelijke besluiten de risiconormen in acht te nemen.
In deze paragraaf wordt de veiligheidssituatie voor het plangebied geschetst. Hiervoor zijn alle voor de externe veiligheid relevante bronnen geïnventariseerd. Vervolgens is hun invloed op het plangebied bepaald en getoetst aan de geldende wet- en regelgeving.
Uit de inventarisatie blijkt dat in de nabije omgeving van het plangebied geen risicobedrijven aanwezig zijn. De dichtstbijzijnde risicovolle inrichting (een LPG-tankstation) bevindt zich op meer dan 500 meter afstand. In de nabijheid van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats via het spoor, vaarwegen of buisleidingen.
Plaatsgebonden risico (PR)
Ten noorden van de planlocatie vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de N370 (Plataanlaan). Binnen de contourlijn van het PR met een kans van 10-6 mag niet worden gebouwd. In de huidige situatie ligt deze contour op de weg zelf. Het PR vormt daarom geen belemmering voor de geplande ruimtelijke ontwikkeling. Dit geldt zowel voor de huidige als voor de toekomstige situatie. Door een toename van de vervoersfrequentie, of door een wijziging van de aard van de vervoerde stoffen kan de 10-6-contour in de toekomst weliswaar buiten de N370 komen te liggen. Echter, een toekomstige veiligheidszone zou nooit groter zijn dan 30 meter. De planlocatie bevindt zich op een afstand van circa 100 meter van de N370.
Groepsrisico (GR)
Voor de bepaling van het GR is het zogenaamde invloedsgebied relevant. Het invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitgrens van een te verwachten ramp. Ofwel de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden. Het invloedsgebied van de N370 ligt voor een deel over de planlocatie. Dit leidt niet tot beperkingen voor de geplande nieuwe bestemming (woningen). Bij het GR gaat het om de (significante) toename van het aantal mensen dat in het invloedsgebied van een risicobron verblijft.
In onderhavige situatie neemt het aantal mensen in het plangebied juist af ten opzichte van de huidige bestemming. Op dit moment kent de locatie een bestemming als school met minimaal 8 groepen. Conform de huidige bestemming kunnen er 160 tot 200 personen in het gebied verblijven. In de nieuwe situatie zullen er 18 woningen worden gerealiseerd. Op grond van het paarse boek (CPR 18) kan worden uitgegaan van een woningbezettingsgraad van 2,4 personen per woning. Dat betekent dat in de toekomstige situatie circa 43 personen in het gebied verblijven.
De regionale brandweer heeft het plangebied beoordeeld op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid (zie bijlage 1 bij deze toelichting). Uit de beoordeling van deze aspecten blijkt dat het plangebied voldoende bereikbaar is en de toekomstige bewoners een gemiddelde bevolkingsgroep uit de samenleving vormen die over het algemeen als zelfredzaam worden beschouwd. Daarnaast blijkt dat de directe omgeving voldoende mogelijkheden biedt om van de risicobron weg te vluchten en dat het plangebied in het sirenebereik van het WAS ligt. De aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid geven geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.
Wel wordt opgemerkt dat wanneer de toegang van een woning meer dan 10 meter is verwijderd van een openbare weg, er een verbindingsweg tussen die toegang en het openbare wegnet dient te zijn die geschikt is voor onder andere hulpverleningsvoertuigen. Dit conform de Groninger Bouwverordening.
Op basis van het bovenstaande mag worden geconcludeerd dat het GR door voorgenomen bestemmingswijziging niet significant toeneemt, maar daalt. Samenvattend kan daarom worden geconcludeerd dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor het onderzochte gebied. Bovenstaande uiteenzetting vormt de verantwoording groepsrisico in deze.
3.3.4 Bodem
Het plangebied betreft één ontwikkellocatie waarbij de functies onderwijs en busbaan worden omgezet naar de functie wonen. Bij deze locaties is specifiek gekeken of de bodemkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functie en welke acties en inspanningen eventueel noodzakelijk zijn om de bodem geschikt te maken.
Op de locatie zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Het meest recente onderzoek is het “verkennend bodemonderzoek aan de Plutolaan 541 te Groningen” met projectnummer 3-359-07-01 van 22 januari 2007.
Uit het onderzoek blijkt dat er onder de fundering van de busbaan puin en slakken zijn aangetroffen. Verder zijn op de locatie kooldeeltjes waargenomen. De puinlaag onder de busbaan is licht verontreinigd met minerale olie en PAK 10 VROM en heeft een verhoogd gehalte aan EOX. Verder is de grond niet verontreinigd. Het grondwater is licht verontreinigd met arseen en zink. Het onderzoek beslaat niet het gehele terrein. Een toekomstige groenstrook is niet onderzocht.
In het rapport is de puinlaag aangemerkt als categorie 1 grond conform het Bouwstoffenbesluit. Dit besluit is inmiddels vervangen door het Besluit bodemkwaliteit. Er dient rekening gehouden te worden met het Besluit bodemkwaliteit.
Diffuse verontreinigingen
Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat in dit plangebied geen diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt. Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de “Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem” in acht genomen te worden.
3.3.5 Energie en kwaliteit van de leefomgeving
Het gemeentebestuur van Groningen heeft in 2007 de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidvisie opgesteld en vastgesteld. De uitwerking van deze visie heeft het college verwoord in de documenten: 'Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+2025'.
In het beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl is beschreven hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingkwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden en hoe de stad klaar gemaakt wordt voor de effecten van klimaatverandering.
Vanuit de ambitie de duurzaamste stad te worden ligt de focus op twee thema's: energie en de kwaliteit van de leefomgeving. In de onderstaande paragrafen staat hoe deze thema's in het kader van dit uitwerkingsplan worden ingevuld.
Energie
Binnen elk nieuwbouw- of renovatieplan moet de Groningse energieladder meegenomen worden. Bijvoorbeeld dient er naast aandacht aan een optimale isolatie en besparingen op het gebied van elektra en gas ook gekeken te worden of er ook andere mogelijkheden aanwezig zijn. Hierbij wordt gedacht aan het plaatsen van een zonneboiler (warm water) of zonnepanelen (elektrisch) op het dak of schuur. Ook kan dan gedacht worden aan het gebruik van lage temperatuur verwarming vanuit een warmtepomp in combinatie met warmte/koudeopslag in de bodem.
Kwaliteit van de leefomgeving
In dit uitwerkingsplan komt de duurzame leefomgeving tot uitdrukking in de manier hoe wordt omgegaan met ecologie, groen, water en onder meer de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem.
Overige (duurzaamheid)aspecten
Op het gebied van materiaalgebruik wordt gestreefd om materialen te gebruiken die gerecycled kunnen worden of herwinbaar zijn. Hiertoe dienen materialen tevens zodanig te worden toegepast dat deze na sloop eenvoudig kunnen worden gescheiden en geschikt voor hergebruik zijn. Bij het gebruik van materialen dient uitloging naar de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater zoveel mogelijk te worden voorkomen.
3.3.6 Kabels en leidingen
In het plangebied bevinden zich geen kabels en leidingen die vanwege hun omvang of ruimtelijke dan wel veiligheidsimpact in het plan moeten worden opgenomen.
Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting
4.1 Algemeen
Het uitwerkingsplan Plutolaan voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het uitwerkingsplan maakt deel uit van het bestemmingsplan Paddepoel, Selwerd en Tuinwijk. Op basis van het uitwerkingsplan kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemming en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.
Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen.Dit uitwerkingsplan is gemaakt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) en het standaard bestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels en afwijken van de gebruiksregels.
De papieren (analoge) plankaart bestaat uit één kaartblad met schaal 1:1000. De kaart is getekend conform de landelijke voorschriften (SVBP 2008). De plankaart geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.
Het plan is digitaal gemaakt. De digitale kaart is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (bestemmingsplannen.groningen.nl alsook www.ruimtelijke plannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.
4.2 Toelichting Op De Artikelen
4.2.1 Artikelsgewijze toelichting
Inleidende regels
De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.
Bestemmingsregels
Artiikel 4 Wonen
De bestemming Wonen is de enige bestemming in dit uitwerkingsplan. De regels van deze bestemming zijn de juridische vertaling van de gewenste ontwikkeling. Op de plankaart zijn om de vier geplande bouwblokken bouwgrenzen aangebracht. Ten behoeve van flexibiliteit zijn in vergelijking met de woninggevels in het bouwplan van de ontwikkelaar deze bouwgrenzen aan de zij- en achterkant iets ruimer gelegd. Op de kaart zijn de goot- en bouwhoogte vastgelegd. Er is geen afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor een grotere bouwhoogte. In de bestemming zijn tevens de functies groen, parkeren, wegen en paden toegestaan.
Regeling voor bijbehorende bouwwerken
Voor de bouwmogelijkheden is het van belang op welk gedeelte van het erf gebouwd wordt. Bijbehorende bouwwerken zijn (bij recht) uitsluitend toegestaan op het achtererfgebied.
Voorerfgebied en achtererfgebied
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken zijn (bij recht) toegestaan, mits zij:
- maximaal 4 meter hoog zijn, en;
- maximaal 4 meter diep zijn, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel.
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken
Vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 3 meter. Indien de zij- of achtererfgrens grenst aan het openbaar toegankelijk gebied moeten bijbehorende bouwwerken minimaal 1 meter uit deze zij- en/of achtererfgrens worden geplaatst.
Ligging aan het openbaar toegankelijk gebied
Voor alle bijbehorende bouwwerken op het achtererfgebied tezamen, dus inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat het achtererfgebied voor maximaal 50% mag worden bebouwd tot een maximale oppervlakte van 50 m2.
Algemene regels
Artikel 5
Dit artikel bevat de anti-dubbeltelbepaling. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt in een omgevingsvergunningstoets en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.
Artikel 6
In dit artikel wordt geregeld dat de aanvullende stedenbouwkundige bepalingen uit de Groninger Bouwverordening niet van toepassing zijn. Hetgeen het bestemmingsplan regelt gaat vóór datgene wat op dit gebied door de Bouwverordening wordt geregeld. Daarop is echter op een vijftal punten, die in dit artikel zijn genoemd, een uitzondering gemaakt. Het belangrijkste hierbij is onderdeel d., waarmee de Nota Parkeernormen van de gemeente Groningen voor dit bestemmingsplan van toepassing wordt verklaard.
Artikel 7
Dit artikel bevat een aantal afwijkingsbepalingen. Bedoeling daarvan is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 8
De regels bevatten geen bepalingen van overgangsrecht voor bouwwerken. Op de planlocatie is nl. geen bebouwing meer aanwezig. Wel is overgangsrecht voor gebruik opgenomen, omdat het gebruik van de gronden ten tijde van inwerkingtreding van het plan met het plan in strijd is (functie verkeer-buslus).
Artikel 9
Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.
Interpretatieve gebruiksbepalingen
Interpretatieve gebruiksbepalingen kunnen per bestemming worden opgenomen wanneer binnen die betreffende bestemming behoefte is aan specifieke gebruiksregels of -verboden.
4.2.2 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen
De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.
In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.
Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit bestemmingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning en/of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken) is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.
Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
a. de aard van het gebruik
b. de omvang van het gebruik
c. de intensiteit van het gebruik
Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.
Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.
Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).
Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar,logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, Cesar/Mensendieck, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.
Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk
Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in lid 4.5 onder a.
Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan (zie lid 4.5 onder b) voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfstypen wonen-werken (bijlage 1).
Hoofdstuk 5 Overleg
5.1 Overleg Met Omwonenden
De initiatiefnemer voor de ontwikkeling van het plangebied, Woningstichting De Huismeesters, heeft op 23 september 2010 een informatieavond belegd voor omwonenden. Deze werd bezocht door ca. 30 belangstellenden. Ook vertegenwoordigers van de gemeente waren daarbij aanwezig. Het plan is op die avond positief ontvangen.
5.2 Overleg Met Instanties
Zowel de inspectie VROM als de provincie Groningen hebben aangegeven geen noodzaak te zien het voorontwerp-uitwerkingsplan te beoordelen. Reden is dat het hier gaat om een uitwerking van het bestemmingsplan Paddepoel, Selwerd en Tuinwijk. Beide instanties hebben dat plan, inclusief de daarin opgenomen uitwerkingsplicht voor de Plutolaan, al eerder beoordeeld. Omdat het uitwerkingsplan binnen de kaders van het 'moederplan' past, achten zij vooroverleg niet meer nodig.
Het paln is wel toegezonden aan een drietal andere instanties, nl.:
1. de Regionale Brandweer Groningen
2. de brandweer Stad Groningen.
3. het waterschap Noorderzijlvest
ad 1 en 2
Beide instanties hebben een gezamenlijke reactie op het plan gegeven. Verzocht om een beperkte verantwoording van het groepsrisico in verband met de nabijheid van de N370 (Plataanlaan), een route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals voorgeschreven in het ontwerp Besluit transport externe veiligheid (Btev).
Commentaar:
De tekst van paragraaf 3.3.3 Externe Veiligheid is aangepast en daarmee is voldaan aan het verzoek van de Regionale Brandweer.
ad 3
Het waterschap Noorderzijlvest gaat accoord met het plan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid / Exploitatie
Tussen de ontwikkelaar en de gemeente Groningen is in het kader van de grondexploitatiewetgeving een overeenkomst van kostenverhaal afgesloten. Daardoor is het vaststellen van een exploitatieplan door de gemeenteraad niet noodzakelijk.