KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf-1
Artikel 4 Bedrijf-2
Artikel 5 Bos
Artikel 6 Gemengd-1
Artikel 7 Gemengd-2
Artikel 8 Gemengd-3
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 12 Water
Artikel 13 Leiding - Hoogspanning
Artikel 14 Leiding - Leidingstrook
Artikel 15 Waarde - Archeologie 1
Artikel 16 Waarde - Archeologie 5
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Artikel 18 Algemene Bouwregels
Artikel 19 Algemene Gebruiksregels
Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 23 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Vng 2009
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 4 Lijst Van Parkeernormen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Een Bestemmingsplan
1.2 Aanleiding Voor Dit Bestemmingsplan
1.3 Begrenzing Van Het Plangebied
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Karakteristieken Plangebied
2.2 Nieuwe Ontwikkelingen En Uitgangspunten Voor Dit Bestemminsplan
Hoofdstuk 3 Bestemmingen
3.1 Toelichting Op De Juridische Regeling
3.2 Bestemmingen
3.3 Dubbelbestemmingen En Gebiedsaanduidingen
3.4 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskaders
Hoofdstuk 5 Omgevingstoets
5.1 Milieu-effectrapportage
5.2 Verkeer
5.3 Geluid
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Milieuzonering En Functiemenging
5.7 Kabels En Leidingen
5.8 Ecologie
5.9 Waterparagraaf
5.10 Bodemkwaliteit
5.11 Archeologie En Cultuurhistorie
5.12 Radarverstoringsgebied
Hoofdstuk 6 Implementatie
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen
Bijlage 1 Beleidskader
Bijlage 2 Onderzoek Externe Veiligheid Bp Veluwsekant, Sallandsekant En Het Atelier Mei 2016
Bijlage 3 Kwantitatieve Risicoanalyse Lpg Tankstation Strubbenweg Almere
Bijlage 4 Verantwoording Groepsrisico En Hulpverlening Bp Veluwsekant, Sallandsekant En Het Atelier Mei 2016
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Het Atelier Juni 2016
Bijlage 6 Rapport Luchtemissie Het Atelier Juni 2016
Bijlage 7 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 8 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 9 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Veluwsekant, Sallandsekant en het Atelier

Bestemmingsplan - gemeente Almere

Vastgesteld op 08-12-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

Link naar de toelichting op de Inleidende regels

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Veluwsekant, Sallandsekant en het Atelier met identificatienummer NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01 van de gemeente Almere.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan-huis-verbonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 afhaalpunt

een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren en waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop of overige activiteiten.

1.7 ambachtelijk bedrijf

bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen of leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming.

1.8 archeologisch waardevol terrein

terrein met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang.

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

een in dit plan genoemd percentage dat het gedeelte van het bouwperceel aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.12 bed & breakfast

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Met dien verstande dat er maximaal 5 gasten tegelijk mogen verblijven.

1.13 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waaronder detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit. Onder bedrijf wordt ook verstaan: bezorgservice, webwinkel, afhaalpunt en andere vergelijkbare bedrijven.

1.14 bedrijfsmatige activiteiten aan huis

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter, die in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende erfbebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.15 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van bedrijven, kantoren, winkels en gebouwen die wordt gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

1.16 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw dat kennelijk bestemd is voor een ingevolge de bestemming toegelaten hoofdfunctie, niet zijnde wonen, die bewoond wordt door ten minste één persoon die werkzaam is voor de hoofdfunctie.

1.17 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.18 bestaande situatie

  1. a. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
  2. b. bij gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.24 bouwmarkt

een al dan niet geheel overdekt detailhandelsbedrijf, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden en de ondergeschikte verkoop van tuin gerelateerde artikelen.

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.29 cafetaria/afhaalrestaurant

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken.

1.30 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.31 CROW-kencijfer

De parkeerkencijfers zoals gepubliceerd in de CROW-publicatie 'Kencijfers en verkeersgeneratie' 317, oktober 2012, dan wel een hernieuwde uitgave van deze publicatie.

1.32 cultuur en ontspanning

diverse gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding waaronder ontspanningsvoorzieningen zoals een evenemententerrein of bowlingcentrum en culturele voorzieningen zoals een dansschool, muziekschool, filmhuis en bioscoop, één en ander met uitzondering van seksinrichtingen en detailhandelsbedrijven.

1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, perifere detailhandel, internetwinkel en supermarkt.

1.34 detailhandel in abc-goederen

detailhandel in auto's, boten, motoren en caravans

1.35 detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit

detailhandel vanuit vestigingen die als hoofdfunctie productie of vervaardiging van goederen hebben, waarvan de detailhandelsfunctie aantoonbaar ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en gelieerd is aan productiebedrijven en geen verkeers- en parkeerproblemen mag veroorzaken, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak.

1.36 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks al dan niet via een baliefunctie te woord wordt gestaan en geholpen.

1.37 dove gevel

  1. a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede;
  2. b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.

1.38 eigen terrein

een aaneengesloten stuk grond waarover door de gebruiker kan worden beschikt en waarbij het kan gaan om meerdere kadastrale percelen.

1.39 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover een bestemmingsplan van toepassing is de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.40 erfbebouwing

functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en door zijn ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken. Hieronder vallen aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.

1.41 extensief dagrecreatief medegebruik

vormen van recreatief medegebruik gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen, met de daar bijbehorende voorzieningen zoals een picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.42 gebied met mogelijk archeologische waarde

gebied waar naar verwachting terreinen met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang voorkomen, maar waar deze nog niet zijn vastgesteld.

1.43 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.44 geluidsgevoelige objecten

geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder, te weten:

  1. a. woningen;
  2. b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
    1. 1. onderwijsgebouwen;
    2. 2. ziekenhuizen;
    3. 3. verpleeghuizen;
    4. 4. verzorgingstehuizen;
    5. 5. psychiatrische inrichtingen;
    6. 6. kinderdagverblijven;

de aanwijzing als 'ander geluidsgevoelig gebouw' geldt niet voor de delen van een gebouw die een andere bestemming hebben dan verblijfsruimte;

  1. c. geluidsgevoelige terreinen:
    1. 1. een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
    2. 2. een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.

1.45 gevel

bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

1.46 gevellijn

  1. a. de op de verbeelding aangeduide lijn die geldt als begrenzing van de gebouwen van de aan de weg gekeerde zijde van een bouwperceel, of;
  2. b. ingeval van een bestemmingsvlak, de denkbeeldige doorgetrokken lijn van de voorgevel van een gebouw.

1.47 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren of leveren van goederen aan bedrijven, wederverkopers en aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.48 grootschalige detailhandel

een vestiging van detailhandel, met een minimum verkoopvloeroppervlak van 1.000 m2 per vestiging, waarvan uitgezonderd de branches food en warenhuizen en perifere detailhandel.

1.49 hogere waarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

1.50 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.51 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.52 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor consumptie ter plaatse waaronder tevens worden begrepen een pension, bed & breakfast, herberg e.d.

1.53 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen alsmede op het leveren van gewassen en andere goederen voor het inrichten van tuinen dan wel het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van tuinen voor derden met dien verstande dat detailhandel niet is toegestaan, tenzij ondergeschikt.

1.54 internetwinkel

een bedrijfsactiviteit waarbij de consument niet alleen via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, maar waar ook sprake is van uitstalling ten verkoop of overige activiteiten.

1.55 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.56 kantoor- en praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, juridisch, kunstzinnig, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.57 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.

1.58 coffeeshop

een horecabedrijf, dat als hoofddoel heeft het verstrekken van softdrugs en dranken voor gebruik ter plaatse.

1.59 kringloopwinkel

een vestiging welke bedrijfsmatige activiteiten en detailhandelsactiviteiten verricht, bestaande uit de inzameling "om niet" van een breed assortiment van tweedehands goederen van overwegend particulieren, de eventuele reparatie daarvan en verkoop van deze goederen (waaronder volumineuze) aan hoofdzakelijk particulieren.

1.60 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.61 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.62 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.63 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.64 maatschappelijke voorzieningen

(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.65 niet-permanente verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik van voorbijgaande aard is, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor niet langer dan een zomerseizoen.

1.66 nutsbedrijf

een bedrijf dat producten en/of diensten levert ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen zoals electriciteits- gas-, en drinkwatervoorziening en communcatie- en transportvoorzieningen.

1.67 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie, voorzieningen voor stadsverwarming, electrische oplaadpunten, zonnecollectoren, zonnepanelen.

1.68 ondergeschikte detailhandel

detailhandel vanuit vestigingen of voorzieningen die een andere hoofdfunctie hebben en waarvan de detailhandelsfunctie aantoonbaar ondergeschikt en gelieerd is aan de hoofdfunctie en geen verkeers- en parkeerproblemen mag veroorzaken, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak?.

1.69 ondergeschikte horeca

een horecavoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan horeca, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming of functie voor de consumptie van dranken en etenswaren, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging.

1.70 ondergeschikte workshops

een bijeenkomst of cursus die gegeven wordt in een vestiging/voorziening die een andere hoofdbestemming of functie dan 'cultuur en ontspanning', 'sport' of 'maatschappelijk' heeft en waaraan de bijeenkomst of cursus aantoonbaar gelieerd is aan de hoofdfunctie, en de verkeersaantrekkende werking niet die van de hoofdbestemming of functie overstijgt.

1.71 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde met maximaal één wand (waaronder ook de gevel van een woning), primair bedoeld als overkapping ten behoeve van een woning.

1.72 peil

  1. a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.

1.73 pension

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken aan de logerende gasten.

1.74 perifere detailhandel

een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair/badkamers en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderdelen en onderhoudsmiddelen;
  2. b. meubelbedrijven, woninginrichting en -stoffering;
  3. c. tuincentra;
  4. d. bouwmarkten.

1.75 permanente verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik een bestendig karakter draagt, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor langer dan een zomerseizoen.

1.76 prostitutie

het zich, tegen vergoeding, beschikbaar stellen voor seksuele handelingen.

1.77 reclameobjecten

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingborden, mupi's (reclameborden), billboards, vitrines, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden.

1.78 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.79 recreatieve voorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding, met uitzondering van seksinrichtingen, detailhandelsbedrijven en horecabedrijven.

1.80 restaurant

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van (alcoholische) dranken.

1.81 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

1.82 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke al dan niet besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, dan wel in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, seksclub, privé-huis, erotische massagesalon, raambordeel, of een combinatie daarvan.

1.83 seksshop

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen of leveren van goederen van erotische dan wel pornografische aard.

1.84 showroom

uitstallingsruimte voor goederen ten behoeve van de detail- of groothandel, waarbij de goederen niet direct kunnen worden geleverd.

1.85 sportvoorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen, gericht op sport, zoals een fitnesscentrum of sportveld, niet zijnde recreatieve voorzieningen.

1.86 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.87 Staat van bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.88 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.89 straatmeubilair

kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken (al dan niet ondergronds), prullenbakken, speeltoestellen en reclameobjecten, alsmede telefooncellen, oplaadpunten, abri's.

1.90 tuincentrum

Een bedrijf dat binnen een ruimte of op een terrein, al dan niet overdekt, planten en een volledig assortiment aan tuinartikelen uit voorraad aan particulieren aanbiedt alsmede daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en/of diensten. Tuinartikelen zijn artikelen die dienen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van en het verblijf in tuinen. Onder volledig assortiment wordt begrepen:

  1. a. basisassortiment: direct voor de aanleg, inrichting en onderhoud van tuinen benodigde artikelen;
  2. b. randassortiment: indirect voor de aanleg, inrichting en onderhoud van huis en tuin benodigde artikelen, alsmede dieren, dierenbenodigdheden en –voeding, decoratie en woonaccessoires binnenshuis, dierenservice (trimmogelijkheid, medische- en preventieve zorg, advies), tuin- en waxkleding, buitenspeelgoed, 'buitenkoken' en accessoires, streekproducten zoals appels, peren, honing e.d.;
  3. c. gelegenheidsassortiment: artikelen ten behoeve van bepaalde festiviteiten, zoals bijvoorbeeld Pasen en Kerstmis.

1.91 verblijfsruimte

een verblijfsruimte als bedoeld in het Besluit geluidhinder, te weten:

  • leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
  • onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven;
  • theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;
  • ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen.

1.92 verkoopvloeroppervlak/winkelvloeroppervlak

de voor winkelend publiek toegankelijke verkoopruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbank en kassa's.

1.93 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt.

1.94 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

1.95 webwinkel

een bedrijfsactiviteit waarbij er geen sprake is van fysiek klantcontact en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt.

1.96 windmolen

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.97 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel.

1.98 woning

een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm.

1.99 zendmast

bouwwerk, geen gebouw zijnde, die zelfstandig dan wel in onderlinge samenhang met bijbehorende bouwwerken, bedoeld is voor het dragen en laten functioneren van zend- of ontvangstantennes.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Link naar de toelichting op de Inleidende regels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot en met de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf-1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009, inclusief bijbehorende detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit, ondergeschikte horeca en ondergeschikte workshops;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder 3.1 onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met van categorie 3.1' bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 3.1 van de Staat vanBedrijfsactiviteiten VNG 2009 toegestaan, inclusief bijbehorende ondergeschikte horeca en ondergeschikte workshops;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder 3.1 onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met van categorie 4.1' bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 4.1 van de Staat vanBedrijfsactiviteiten VNG 2009 toegestaan, inclusief bijbehorende detailhandel als ondergeschiktebedrijfsactiviteit, ondergeschikte horeca en ondergeschikte workshops;
  4. d. detailhandel in abc-goederen, inclusief vracht- en bedrijfsauto's;
  5. e. kringloopwinkel, mits het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' tevens voor een tuincentrum inclusief bijbehorende detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit, ondergeschikte horeca en ondergeschikte workshops alsmede detailhandel in uitsluitend tuinbestrating, -hout, -inrichting en aanverwante artikelen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne' tevens voor een brandweerkazerne, inclusief ondergeschikte horeca en ondergeschikte workshops;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf' tevens voor een nutsbedrijf;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen' voor een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg inclusief autowasplaats en ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca tot maximaal categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
  10. j. voor opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk, indien de veiligheidsafstanden zoals bedoeld in art. 1.2 en 1.3 van Bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een (beperkt) kwetsbaar object of geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd;

met de daarbij behorende

  1. k. erven, terreinen, verhardingen, paden en verblijfsgebieden;
  2. l. toegangspaden, in- en uitritten;
  3. m. (ondergrondse)parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, laad- en losvoorzieningen, opstelplaatsen voor vracht- en bedrijfsauto's;
  4. n. straatmeubilair, reclame- en kunstobjecten, masten ten behoeve van telecommunicatie;
  5. o. nutsvoorzieningen;
  6. p. groen- en waterhuishoudingsvoorzieningen;
  7. q. overige functioneel met de bestemming Bedrijf-1 verbonden voorzieningen

een en ander met dien verstande dat:

  1. r. per bedrijf ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak mag worden gebruikt ten behoeve van niet zelfstandige kantooractiviteiten;
  2. s. in afwijking van 3.1 onder r. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' 60% van de bebouwing op het bouwperceel mag worden gebruikt ten behoeve van zelfstandige kantooractiviteiten;
  3. t. risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, niet zijn toegestaan;
  4. u. inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet zijn toegestaan;
  5. v. ter plaatse van de aanduiding 'beperkt kwetsbaar object' een maximum geldt van 1500 m2 bvo voor de vestiging beperkt kwetsbare objecten;
  6. w. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.

onder de voorwaarde dat:

  1. x. op eigen terrein wordt voorzien in ruimte voor laden en lossen;
  2. y. op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte van zowel eigen medewerkers als bezoekers, waarbij de parkeernormen zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Lijst van parkeernormen dienen te worden aangehouden.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  1. a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het voorgeschreven maximum bebouwingspercentage in acht dient te worden genomen;
  4. d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 4 m dient te bedragen, tenzij gebouwen aaneen zijn gebouwd of een zijdelingse perceelsgrens niet gedeeld wordt met een ander bouwperceel;
  5. e. ter plaatse van de bouwaanduiding 'karakteristiek' de voorgevel van de gebouwen binnen deze zone moet worden gebouwd;
  6. f. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoozieningen niet meer mag bedragen dan 5 meter en de oppervlakte niet meer dan 25m2.

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt

  1. g. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 3 m;
  2. h. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 12 m;
  3. i. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  4. j. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m²;
  5. k. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  6. l. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan de gevel van het hoofdgebouw en zijn uitsluitend toegestaan binnen het gevelvlak;
  7. m. vrijstaande reclameobjecten: de maximale bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
  8. n. zonnecollectoren en zonnepanelen: bouwhoogte maximaal 4 meter bij een dakopstelling en maximaal 5 meter bij een grondopstelling;
  9. o. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m;

3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  1. a. van het bepaalde in lid 3.2 onder b en ten behoeve van de bouw van windmolens, mits:
    1. 1. de windmolens worden gerealiseerd op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw;
    2. 2. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen met maximaal 3 m wordt overschreden;
    3. 3. de rotordiameter van de windmolen maximaal 2 m bedraagt;
  2. b. van het bepaalde in lid 3.2 onder d. ten einde een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toe te staan, mits uit brandweeradvies blijkt dat dit vanuit het oogpunt van brandveiligheid verantwoord is. Aan deze omgevingsvergunning kunnen voorwaarden verbonden worden ter waarborging van de brandveiligheid;

3.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van onbebouwde gronden ten behoeve van de opslag van goederen die geen verband hebben met de volgens de bestemming toegelaten bedrijfsvoering van deze gronden.
  2. b. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en coffeeshops.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  1. a. van het bepaalde in lid 3.1 onder a., b. en c. teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in twee categorieën hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar is of die niet in de Staatvan Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. van het bepaalde in lid 3.1 onder g. teneinde horecafuncties toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar, indien en voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, zoals openingstijden, of bijzondere verschijningsvormen) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Staat van Horeca-activiteiten;
  3. c. van het vereiste als bedoeld in lid 3.1 onder y, teneinde de parkeernorm vast te stellen voor functies die niet voorkomen in de bij deze regels behorende Lijst van parkeernormen;
  4. d. van het vereiste als bedoeld in lid 3.1 onder y, mits uit een gemeentelijke parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is voor de gevraagde functie.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde aan gronden met de bestemming 'Bedrijf-1' de aanduiding 'seksinrichting' toe te voegen ten einde de vestiging mogelijk te maken van een privé-huis, een erotische massagesalon of een parenclub, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. Op de bedrijventerreinen Gooisekant, Hollandsekant, Markerkant, Poldervlak, De Steiger, De Vaart en Veluwsekant zijn maximaal vijf privé-huizen, vijf erotische massagesalons en drie parenclubs toegestaan, met dien verstande dat per bedrijventerrein maximaal één privé-huis, één erotische massagesalon en één parenclub is toegestaan.
    2. 2. De vestiging heeft geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast in de directe omgeving van de seksinrichting tot gevolg;
    3. 3. De omvang van de seksinrichting bedraagt niet meer dan 500 m² bruto vloeroppervlak;
    4. 4. Een privé-huis en een erotische massagesalon omvatten niet meer dan vier werkruimtes;
    5. 5. De afstand tot een bedrijfswoning op een bedrijventerrein bedraagt minimaal 50 meter, met dien verstande dat een kortere afstand alleen is toegestaan indien daardoor niet vaststaat of niet met reden te vrezen is dat door handelingen door, ten behoeve van of samenhangende met de seksinrichting, de woon- en werkomstandigheden in, dan wel het uiterlijk aanzien van, het gebied in meer dan ondergeschikte mate zullen verslechteren;
  2. b. Burgemeester en wethouders maken geen gebruik van de wijzigingsbevoegdheid onder a, indien vaststaat of met reden te vrezen is dat door handelingen door, ten behoeve van of samenhangende met de seksinrichting of de daaraan verwante detailhandel, de woon- en werkomstandigheden in, dan wel het uiterlijk aanzien van, de voor Bedrijf-1 aangewezen gronden in meer dan ondergeschikte mate zullen verslechteren.
  3. c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat een aanduiding wordt aangebracht teneinde de vestiging mogelijk te maken van een in de aanduiding benoemde risicovolle inrichting, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, mits:
    1. 1. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en de risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht genomen worden;
    2. 2. met de toepasselijke richtwaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
    3. 3. de aanduiding voor een risicovolle inrichting wordt verwijderd, zodra de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 4 Bedrijf-2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009, inclusief bijbehorende detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit, ondergeschikte horeca en ondergeschikte workshops;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder 4.1 onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van BedrijfsactiviteitenVNG 2009 en ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 toegestaan, inclusief bijbehorende detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit, ondergeschikte horeca en ondergeschikte workshops;
  3. c. de verkoop en onderhoud van vrachtwagens;
  4. d. autowasplaatsen ten behoeve van vrachtwagens;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf' tevens voor een nutsbedrijf;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen' tevens voor een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg inclusief één zelfstandige horecavestiging tot maximaal categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
  7. g. voor opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk, indien de veiligheidsafstanden zoals bedoeld in art. 1.2 en 1.3 van Bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een (beperkt) kwetsbaar object of geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd;

met de daarbij behorende

  1. h. erven, terreinen, verhardingen, paden en verblijfsgebieden;
  2. i. toegangspaden, in- en uitritten;
  3. j. (ondergrondse)parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, laad- en losvoorzieningen, opstelplaatsen voor vracht- en bedrijfsauto's;
  4. k. straatmeubilair, reclame- en kunstobjecten, masten ten behoeve van telecommunicatie;
  5. l. nutsvoorzieningen;
  6. m. groen- en waterhuishoudingsvoorzieningen;
  7. n. overige functioneel met de bestemming Bedrijf-1 verbonden voorzieningen

een en ander met dien verstande dat:

  1. o. per bedrijf ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak mag worden gebruikt ten behoeve van niet zelfstandige kantooractiviteiten;
  2. p. in afwijking van 4.1 onder o. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' 50% van de bebouwing op het bouwperceel mag worden gebruikt ten behoeve van zelfstandige kantooractiviteiten;
  3. q. risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, niet zijn toegestaan;
  4. r. inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet zijn toegestaan;
  5. s. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.

onder de voorwaarde dat:

  1. t. op eigen terrein wordt voorzien in ruimte voor laden en lossen;
  2. u. op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte van zowel eigen medewerkers als bezoekers, waarbij de parkeernormen zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Lijst van parkeernormen dienen te worden aangehouden.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  1. a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het voorgeschreven maximum bebouwingspercentage in acht dient te worden genomen;
  4. d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 4 m dient te bedragen, tenzij gebouwen aaneen zijn gebouwd of een zijdelingse perceelsgrens niet gedeeld wordt met een ander bouwperceel;
  5. e. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoozieningen niet meer mag bedragen dan 5 meter en de oppervlakte niet meer dan 25m2.

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt

  1. f. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 3 m;
  2. g. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 12 m;
  3. h. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  4. i. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m²;
  5. j. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  6. k. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan de gevel van het hoofdgebouw en zijn uitsluitend toegestaan binnen het gevelvlak;
  7. l. vrijstaande reclameobjecten: de maximale bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
  8. m. zonnecollectoren en zonnepanelen: bouwhoogte maximaal 4 meter bij een dakopstelling en maximaal 5 meter bij een grondopstelling;
  9. n. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m;

4.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  1. a. van het bepaalde in lid 3.2 onder b en ten behoeve van de bouw van windmolens, mits:
    1. 1. de windmolens worden gerealiseerd op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw;
    2. 2. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen met maximaal 3 m wordt overschreden;
    3. 3. de rotordiameter van de windmolen maximaal 2 m bedraagt;
  2. b. van het bepaalde in lid 3.2 onder d. ten einde een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toe te staan, mits uit brandweeradvies blijkt dat dit vanuit het oogpunt van brandveiligheid verantwoord is. Aan deze omgevingsvergunning kunnen voorwaarden verbonden worden ter waarborging van de brandveiligheid;

4.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van onbebouwde gronden ten behoeve van de opslag van goederen die geen verband hebben met de volgens de bestemming toegelaten bedrijfsvoering van deze gronden.
  2. b. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  1. a. van het bepaalde in lid 4.1 onder a en b, teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in twee categorieën hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar is of die niet in de Staatvan Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. van het bepaalde in lid 4.1 onder g. teneinde horecafuncties toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar, indien en voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, zoals openingstijden, of bijzondere verschijningsvormen) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Staat van Horeca-activiteiten;
  3. c. van het bepaalde in 4.1 onder a teneinde perifere detailhandel in de branches auto's, boten en caravans of een kringloopwinkel toe te laten, onder de voorwaarde dat het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en voldoende ruimte voor laden en lossen.
  4. d. van het vereiste als bedoeld in lid 4.1 onder u teneinde de parkeernorm vast te stellen voor functies die niet voorkomen in de bij deze regels behorende Lijst van parkeernormen;
  5. e. van het vereiste als bedoeld in lid 4.1 onder u, mits uit een gemeentelijke parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is voor de gevraagde functie.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat een aanduiding wordt aangebracht ten einde de vestiging mogelijk te maken van een in de aanduiding benoemde risicovolle inrichting, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, mits:

  1. a. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en de risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht genomen worden;
  2. b. met de toepasselijke richtwaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
  3. c. de aanduiding voor een risicovolle inrichting wordt verwijderd, zodra de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos;
  2. b. natuurontwikkeling;
  3. c. extensief dagrecreatief medegebruik;
  4. d. houtproductie;
  5. e. waterberging;

met de daarbij behorende

  1. f. verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden,
  2. g. ontsluitingswegen,
  3. h. kunstwerken en kunstobjecten,
  4. i. parkeervoorzieningen,
  5. j. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen,
  6. k. overige functioneel met de bestemming Bos' verbonden voorzieningen;

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. l. voor erf- en terreinafscheidingen een bouwhoogte van maximaal 2 m geldt;
  2. m. voor speelvoorzieningen en overig straatmeubilair een bouwhoogte van maximaal 4,5 m geldt;
  3. n. voor antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast een bouwhoogte geldt van maximaal 15 m;
  4. o. voor kunstwerken geldt een bouwhoogte van 6 m;
  5. p. voor kunstobjecten geldt een bouwhoogte van maximaal 6 m, en een oppervlakte van maximaal 10 m2;
  6. q. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt een bouwhoogte maximaal 3 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 voor kunstwerken, zoals een brug, waarbij een bouwhoogte is toegestaan tot maximaal 20 m, mits het bouwwerk uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is.

5.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor:
    1. 1. het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    2. 2. het opslaan c.q. stallen van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
    3. 3. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
  2. b. Het bepaalde in lid 5.4 onder a is niet van toepassing op:
    1. 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
    2. 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming en aanduidingen.

Artikel 6 Gemengd-1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven behorende tot (ten hoogste) categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009, inlusief bijbehorende detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit, ondergeschikte horeca en ondergeschikte workshops;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder 6.1 onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met van categorie 3.1 bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 3.1 van de Bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten VNG 2009 toegestaan, inclusief bijbehorende detailhandel als ondergeschiktebedrijfsactiviteit, ondergeschikte horeca en ondergeschikte workshops;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat geluidsgevoelige objecten niet zijn toegestaan;
  4. d. kringloopwinkel, mits het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  5. e. cultuur en ontspanning, met dien verstande dat alleen de functies tot en met categorie 3.2 van de Staatvan Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 zijn toegestaan, inclusief ondegeschikte horeca en ondergeschikte detailhandel;
  6. f. sportvoorzieningen behorende tot (ten hoogste) categorie 3.2 van de Staat van BedrijfsactiviteitenVNG 2009, inclusief ondergeschikte horeca en ondergeschikte detailhandel;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'hotel' één hotel, inclusief horeca behorende tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, waaronder congres-, vergader-, en zalenaccommodatie;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'restaurant' tevens voor een restaurant, inclusief horeca tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' één horecavestiging behorende tot (ten hoogste) categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning ' tevens voor een inpandige bedrijfswoning;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting' tevens voor een erotische massagesalon;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens voor detailhandel in telecommunicatie, met een maximaal verkoopvloeroppervlak van 250 m2;
  13. m. opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk tot maximaal 10.000 kg per vestiging/inrichting, indien de veiligheidsafstanden zoals bedoeld in art. 1.2 en 1.3 van Bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een (beperkt) kwetsbaar object of geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd;

met de daarbij behorende

  1. n. erven, terreinen, verhardingen, paden en verblijfsgebieden;
  2. o. toegangspaden, in- en uitritten;
  3. p. (ondergrondse)parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, laad- en losvoorzieningen;
  4. q. straatmeubilair, reclame- en kunstobjecten, masten ten behoeve van telecommunicatie;
  5. r. nutsvoorzieningen;
  6. s. groen- en waterhuishoudingsvoorzieningen;
  7. t. overige functioneel met de bestemming Gemengd-1 verbonden voorzieningen;

een en ander met dien verstande dat:

  1. u. per bedrijf ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak mag worden gebruikt ten behoeve van niet zelfstandige kantooractiviteiten;
  2. v. in afwijking van 6.1 onder t. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' 50% van de bebouwing op het bouwperceel mag worden gebruikt ten behoeve van zelfstandige kantooractiviteiten;
  3. w. risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, niet zijn toegestaan;
  4. x. inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet zijn toegestaan;
  5. y. ter plaatse van de aanduiding 'beperkt kwetsbaar object' een maximum geldt van 1500 m2 bvo voor de vestiging beperkt kwetsbare objecten;
  6. z. bedrijfswoningen, met uitzondering van de in lid i toegestane woning, niet zijn toegestaan;

onder de voorwaarde dat:

  1. aa. op eigen terrein wordt voorzien in ruimte voor laden en lossen;
  2. ab. op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte van zowel eigen medewerkers als bezoekers, waarbij de parkeernormen zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Lijst van parkeernormen dienen te worden aangehouden.

6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  1. a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het voorgeschreven maximum bebouwingspercentage in acht dient te worden genomen;
  4. d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 4 m dient te bedragen, tenzij gebouwen aaneen zijn gebouwd of een zijdelingse perceelsgrens niet gedeeld wordt met een ander bouwperceel;
  5. e. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoozieningen niet meer mag bedragen dan 5 meter en de oppervlakte niet meer dan 25m2.

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt

  1. f. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 3 m;
  2. g. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 12 m;
  3. h. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  4. i. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m²;
  5. j. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  6. k. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan de gevel van het hoofdgebouw en zijn uitsluitend toegestaan binnen het gevelvlak;
  7. l. vrijstaande reclameobjecten: de maximale bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
  8. m. zonnecollectoren en zonnepanelen: bouwhoogte maximaal 4 meter bij een dakopstelling en maximaal 5 meter bij een grondopstelling;
  9. n. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2 onder b en m ten behoeve van de bouw van windmolens, mits:

  1. a. de windmolens worden gerealiseerd op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw;
  2. b. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen met maximaal 3 m wordt overschreden;
  3. c. de rotordiameter van de windmolen maximaal 2 m bedraagt.

6.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van onbebouwde gronden ten behoeve van de opslag van goederen die geen verband hebben met de volgens de bestemming toegelaten bedrijfsvoering van deze gronden.
  2. b. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  1. a. van het bepaalde in lid 6.1 onder a. en b. teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in twee categorieën hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar of die niet in de Staat vanBedrijfsactiviteiten VNG 2009 zijn genoemd , indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. van het bepaalde in lid 6.1 onder g. en h. teneinde horecafuncties toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar of die niet in de Staat vanHoreca-activiteiten zijn genoemd , indien en voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, zoals openingstijden, of bijzondere verschijningsvormen) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Staat vanHoreca-activiteiten;
  3. c. van het vereiste als bedoeld in lid 6.1 onder aa. teneinde de parkeernorm vast te stellen voor functies die niet voorkomen in de bij deze regels behorende Lijst van parkeernormen;
  4. d. van het vereiste als bedoeld in lid 6.1 onder aa, mits uit een gemeentelijke parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is voor de gevraagde functie.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde aan gronden met de bestemming 'Bedrijf-1' de aanduiding 'seksinrichting' toe te voegen ten einde de vestiging mogelijk te maken van een privé-huis, een erotische massagesalon of een parenclub, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. Op de bedrijventerreinen Gooisekant, Hollandsekant, Markerkant, Poldervlak, De Steiger, De Vaart en Veluwsekant zijn maximaal vijf.privé-huizen, vijf erotische massagesalons en drie parenclubs toegestaan, met dien verstande dat per bedrijventerrein maximaal één privé-huis, één erotische massagesalon en één parenclub is toegestaan;
    2. 2. De vestiging heeft geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast in de directe omgeving van de seksinrichting tot gevolg;
    3. 3. De omvang van de seksinrichting bedraagt niet meer dan 500 m² bruto vloeroppervlak;
    4. 4. Een privé-huis en een erotische massagesalon omvatten niet meer dan vier werkruimtes;
    5. 5. De afstand tot een bedrijfswoning op een bedrijventerrein bedraagt minimaal 50 meter, met dien verstande dat een kortere afstand alleen is toegestaan indien daardoor niet vaststaat of niet met reden te vrezen is dat door handelingen door, ten behoeve van of samenhangende met de seksinrichting, de woon- en werkomstandigheden in, dan wel het uiterlijk aanzien van, het gebied in meer dan ondergeschikte mate zullen verslechteren.
  2. b. Burgemeester en wethouders maken geen gebruik van de wijzigingsbevoegdheid onder a, indien vaststaat of met reden te vrezen is dat door handelingen door, ten behoeve van of samenhangende met de seksinrichting of de daaraan verwante detailhandel, de woon- en werkomstandigheden in, dan wel het uiterlijk aanzien van, de voor Bedrijf-1 aangewezen gronden in meer dan ondergeschikte mate zullen verslechteren.
  3. c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat een aanduiding wordt aangebracht ten einde de vestiging mogelijk te maken van een in de aanduiding benoemde risicovolle inrichting, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, mits:
    1. 1. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en de risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht genomen worden;
    2. 2. met de toepasselijke richtwaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
    3. 3. de aanduiding voor een risicovolle inrichting wordt verwijderd, zodra de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 7 Gemengd-2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven behorende tot (ten hoogste) categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009, inclusief bijbehorende detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit, ondergeschikte horeca en ondergeschikte workshops;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder 7.1 onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van BedrijfsactiviteitenVNG 2009 en ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 toegestaan, inclusief bijbehorende detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit, ondergeschikte horeca en ondergeschikte workshops;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend gericht op praktijkonderwijs;

met de daarbij behorende

  1. d. erven, terreinen, verhardingen, paden en verblijfsgebieden;
  2. e. toegangspaden, in- en uitritten;
  3. f. (ondergrondse)parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, laad- en losvoorzieningen;
  4. g. straatmeubilair, reclame- en kunstobjecten, masten ten behoeve van telecommunicatie;
  5. h. nutsvoorzieningen;
  6. i. groen- en waterhuishoudingsvoorzieningen;
  7. j. overige functioneel met de bestemming Gemengd-2 verbonden voorzieningen;

een en ander met dien verstande dat:

  1. k. per bedrijf ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak mag worden gebruikt ten behoeve van niet zelfstandige kantooractiviteiten;
  2. l. risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, niet zijn toegestaan;
  3. m. inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet zijn toegestaan;
  4. n. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan;

onder de voorwaarde dat:

  1. o. op eigen terrein wordt voorzien in ruimte voor laden en lossen;
  2. p. op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte van zowel eigen medewerkers als bezoekers, waarbij de parkeernormen zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Lijst van parkeernormen dienen te worden aangehouden.

7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  1. a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het voorgeschreven maximum bebouwingspercentage in acht dient te worden genomen;
  4. d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 4 m dient te bedragen, tenzij gebouwen aaneen zijn gebouwd of een zijdelingse perceelsgrens niet gedeeld wordt met een ander bouwperceel;
  5. e. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoozieningen niet meer mag bedragen dan 5 meter en de oppervlakte niet meer dan 25m2.

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt

  1. f. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 3 m;
  2. g. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 12 m;
  3. h. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15, oppervlakte maximaal 10 m²;
  4. i. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m²;
  5. j. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  6. k. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan de gevel van het hoofdgebouw en zijn uitsluitend toegestaan binnen het gevelvlak;
  7. l. vrijstaande reclameobjecten: de maximale bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
  8. m. zonnecollectoren en zonnepanelen: bouwhoogte maximaal 4 meter bij een dakopstelling en maximaal 5 meter bij een grondopstelling;
  9. n. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m;

7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 onder b ten behoeve van de bouw van windmolens, mits:

  1. a. de windmolens worden gerealiseerd op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw;
  2. b. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen met maximaal 3 m wordt overschreden;
  3. c. de rotordiameter van de windmolen maximaal 2 m bedraagt.

7.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel;
  1. a. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van onbebouwde gronden ten behoeve van de opslag van goederen die geen verband hebben met de volgens de bestemming toegelaten bedrijfsvoering van deze gronden.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  1. a. van het bepaalde in lid 7.1 onder a teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar of die niet in de Staat vanBedrijfsactiviteiten VNG 2009 zijn genoemd , indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. van het vereiste als bedoeld in lid 7.1 onder p teneinde de parkeernorm vast te stellen voor functies die niet voorkomen in de bij deze regels behorende Lijst van parkeernormen;
  3. c. van het vereiste als bedoeld in lid 7.1 onder p, mits uit een gemeentelijke parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is voor de gevraagde functie.

Artikel 8 Gemengd-3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven behorende tot (ten hoogste) categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging, inclusief bijbehorende detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit, ondergeschikte horeca en ondergeschikte workshops;
  2. b. maatschappelijke voorzieningen behorende tot (ten hoogste) categorie B van de Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging, en voor zover niet geluidgevoelig op grond van de wet Geluidhinder;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder b. ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf' tevens voor een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of peuterspeelzaal;
  4. d. sportvoorzieningen behorende tot (ten hoogste) categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging, inclusief ondergeschikte horeca;
  5. e. in afwijking van het bepaalde onder d. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad', tevens voor een zwembad;
  6. f. cultuur en ontspanning, met dien verstande dat alleen de functies tot en met categorie B van de Staatvan Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn toegestaan, inclusief ondergeschikte horeca;
  7. g. dienstverlening behorende tot (ten hoogste) categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging;
  8. h. kantoren (zelfstandig), met een bedrijfsvloeroppervlakte van niet meer dan 1.500m2 per bouwperceel of (niet zelfstandig) tot maximaal 50% per (bedrijfs)vestiging;
  9. i. detailhandel in abc-goederen;
  10. j. kringloopwinkel, mits het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens voor één bedrijfswoning per perceel, al dan niet inpandig bij het gevestigde bedrijf en al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  12. l. opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk tot maximaal 10.000 kg per vestiging/inrichting, indien de veiligheidsafstanden zoals bedoeld in art. 1.2 en 1.3 van Bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een kwetsbaar object of geprojecteerd kwetsbaar object als bedoeld in het Vuurwerkbesluit en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd;

met de daarbij behorende

  1. m. erven, terreinen, verhardingen, paden en verblijfsgebieden;
  2. n. toegangspaden, in- en uitritten;
  3. o. (ondergrondse)parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, laad- en losvoorzieningen;
  4. p. straatmeubilair, reclame- en kunstobjecten, masten ten behoeve van telecommunicatie;
  5. q. nutsvoorzieningen;
  6. r. groen- en waterhuishoudingsvoorzieningen;
  7. s. overige functioneel met de bestemming Gemengd-3 verbonden voorzieningen;

een en ander met dien verstande dat:

  1. t. risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, niet zijn toegestaan;
  2. u. inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet zijn toegestaan;
  3. v. opslag, herverpakking en verkoop van vuurwerk niet is toegestaan in bedrijfswoningen, of in tot de bedrijfswoning behorende bijgebouwen.

onder de voorwaarde dat:

  1. w. op eigen terrein wordt voorzien in ruimte voor laden en lossen;
  2. x. op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte van zowel eigen medewerkers als bezoekers, waarbij de parkeernormen zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Lijst van parkeernormen dienen te worden aangehouden.

8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. de oppervlakte van een afzonderlijk bouwperceel maximaal 1.800m2 mag bedragen;
  2. b. in afwijking van het onder 8.2 onder a. bepaalde mag ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-1' de oppervlakte van het bouwperceel maximaal 4.500m2 bedragen;
  3. c. in afwijking van het onder 8.2 onder a. bepaalde mag ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-2' de oppervlakte van het bouwperceel maximaal 6.000m2 bedragen;
  4. d. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het maximale bebouwingspercentage niet mag worden overschreden;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
  7. g. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 4 m dient te bedragen, tenzij:
    1. 1. gebouwen aaneen zijn gebouwd of,
    2. 2. de zijdelingse perceelsgrens niet gedeeld wordt met een ander bouwperceel;

ten aanzien van erfbebouwing ten behoeve van bedrijfswoningen geldt bovendien dat:

  1. h. ten hoogste 50% van het erf (de gronden achter en naast het hoofdgebouw, gerekend vanaf 1 meter achter de voorgevel naar het achtererf toe) mag worden bebouwd met erfbebouwing, tot een maximum van 60 m2, met dien verstande dat in ieder geval 20 m2 is toegestaan;
  2. i. de diepte van aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde erfbebouwing niet meer mag bedragen dan 5 meter;
  3. j. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde erfbebouwing niet meer mag bedragen dan 0.30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen daaronder niet begrepen, een en ander tot een maximum van 4 meter;
  4. k. in afwijking van de onder j bepaalde maximale bouwhoogte dakterrassen zijn toegestaan op aan het hoofdgebouw gebouwde erfbebouwing, met dien verstande dat deze terrassen aan weerszijden (voor zover deze zijde(n) zich op minder dan twee meter van de grenslijn van het erf (de zijdelingse perceelsgrens) bevindt (bevinden)) worden afgeschermd met ondoorzichtig materiaal met een hoogte van minimaal 1.50 en maximaal 1.80 meter (dit geldt niet als de eigenaar van het naburige erf toestemming heeft gegeven om een doorzichtige of géén afscherming te plaatsen);

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. l. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 3 m;
  2. m. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 12 m;
  3. n. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  4. o. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
  5. p. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  6. q. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan de gevel van het hoofdgebouw en zijn uitsluitend toegestaan binnen het gevelvlak;
  7. r. vrijstaande reclameobjecten: de maximale bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
  8. s. zonnecollectoren en zonnepanelen: bouwhoogte maximaal 4 meter bij een dakopstelling en maximaal 5 meter bij een grondopstelling;
  9. t. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  1. a. van het bepaalde in lid 8.2 onder f. en ten behoeve van de bouw van windmolens, mits:
    1. 1. de windmolens worden gerealiseerd op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw;
    2. 2. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen met maximaal 3 m wordt overschreden;
    3. 3. de rotordiameter van de windmolen maximaal 2 m bedraagt;
  1. a. van het bepaalde in lid 8.2 onder g. ten einde een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toe te staan, mits uit brandweeradvies blijkt dat dit vanuit het oogpunt van brandveiligheid verantwoord is. Aan deze omgevingsvergunning kunnen voorwaarden verbonden worden ter waarborging van de brandveiligheid;

8.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel;
  2. b. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van onbebouwde gronden ten behoeve van de opslag van goederen die geen verband hebben met de volgens de bestemming toegelaten bedrijfsvoering van deze gronden;
  3. c. Het gebruik van ruimten in een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. tot 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
    2. 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m2 verkoopvloeroppervlak, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 50% regeling;
    3. 3. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
    4. 4. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen overeenkomstig de parkeerregeling in artikel 8.1 onder w en x;
    5. 5. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast met een maximum van 5 gasten per keer;
    6. 6. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
    7. 7. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  1. a. van het bepaalde in lid 8.1 onder a., b, d., f. en g.. teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar of die niet in de Staatvan Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn genoemd , indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging;
  2. b. van het vereiste als bedoeld in lid 8.1 onder x. teneinde de parkeernorm vast te stellen voor functies die niet voorkomen in de bij deze regels behorende Lijst van parkeernormen;
  3. c. van het vereiste als bedoeld in lid 8.1 onder x., mits uit een gemeentelijke parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is voor de gevraagde functie.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geluidsgevoelige functie' voor een of meer bouwperce(e)l(en) te wijzigen ten behoeve van een geluidsgevoelige bestemming tot maximaal categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging, een maatschappelijke geluidsgevoelige functie, zoals een kinderdagverblijf, danwel een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  1. a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op een gevel van de woning niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een of meer te verlenen hogere waarden ten aanzien van het wegverkeerslawaai;
  2. b. uit akoestisch onderzoek van het desbetreffende gebouw blijkt dat de bouwkundige staat van het object een goed woon- leefklimaat en een goed binnenklimaat (zie onder e) waarborgt ten aanzien van de geluidbelasting vanwege het wegverkeerslawaai;
  3. c. bij het akoestisch onderzoek genoemd onder b. wordt uitgegaan van de verkeersprognosecijfers voor het jaar 2030 zoals die door de gemeente Almere worden gehanteerd bij ruimtelijke planvorming;
  4. d. dat voorzover de geluidbelasting vanwege het wegverkeer hoger is dan het gestelde onder a, de desbetreffende gevel van geluidsgevoelige ruimten worden uitgevoerd als dove gevel;
  5. e. voor een goed woon- en leefklimaat en goed akoestisch binnenklimaat dient een waarborg te worden opgenomen om de gerealiseerde bouwkundige maatregelen ter voldoening aan de binnenwaarde van 33 dB(Lden) volgens het Bouwbesluit 2012 in stand wordt gelaten, danwel dat de gerealiseerde dove gevel of andere bouwkundige maatregel ter voldoening van het gestelde onder 1, in stand wordt gelaten;
  6. f. per bouwperceel maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
  7. g. een bevoegdheid voor het college wordt opgenomen in het wijzigingsplan tot het stellen van nadere eisen omtrent de situering van geluidgevoelige ruimten in bedrijfswoningen in verband met de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer;
  8. h. de nieuwe geluidsgevoelge functie de in 8.1 Bestemmingsomschrijving genoemde maximale gebruiksmogelijkheden van omliggende percelen niet beperkt en een waarborg wordt opgenomen dat de eventueel hiervoor benodigde (bouwkundige) maatregelen in stand worden gelaten.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. waterberging;
  3. c. bermen, bermsloten en waterpartijen;

met de daarbij behorende:

  1. d. verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden;
  2. e. speelvoorzieningen;
  3. f. kunstwerken, kunstobjecten, reclameobjecten;
  4. g. nutsvoorzieningen;
  5. h. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
  6. i. overige functioneel met de bestemming 'Groen' verbonden voorzieningen;

met dien verstande dat parkeren van motorvoertuigen op deze gronden niet is toegestaan.

9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  1. a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, bouwhoogte 3,5 m, oppervlakte 25 m2;
  2. b. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, bouwhoogte 15 m;
  3. c. lichtmasten, bouwhoogte 9 m;
  4. d. straatmeubilair, bouwhoogte 6 m;
  5. e. kunstwerken, bouwhoogte maximaal 6 m;
  6. f. kunstobjecten, bouwhoogte 6 m, bebouwde oppervlakte maximaal 10 m²;
  7. g. speeltoestellen, bouwhoogte 5 m;
  8. h. erf- en terreinafscheidingen, bouwhoogte 3 m;
  9. i. reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m; (oppervlakte maximaal 10 m2);
  10. j. geluidscherm: bouwhoogte maximaal 4 m;
  11. k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bouwhoogte 3 m.

9.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2 voor bouwwerken ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 15 m² bedragen;
    3. 3. de afstand tussen een gebouw of overkapping en woonbebouwing moet minimaal 50 m bedragen;
    4. 4. binnen een jongerenontmoetingsplaats zijn maximaal één gebouw en maximaal 3 overkappingen toegestaan;
    5. 5. de plaats moet uit oogpunt van sociale veiligheid een open karakter hebben.
  2. b. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.2 voor kunstwerken, zoals een brug, waarbij een bouwhoogte is toegestaan tot maximaal 20 m, mits het bouwwerk uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is.

9.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de gronden te gebruiken voor:
    1. 1. het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    2. 2. het opslaan c.q. stallen van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
    3. 3. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
  2. b. Het bepaalde in lid 9.4 onder a is niet van toepassing op:
    1. 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
    2. 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming en aanduidingen.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2 onder b. (antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie) tot een hoogte van maximaal 40 meter;
  2. b. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.1 voor het toestaan en daartoe geschikt maken van direct langs buurt- of ontsluitingswegen gelegen gronden ten behoeve van parkeren, mits:
    1. 1. de uitbreiding van de parkeergelegenheid plaatsvindt conform het actuele gemeentelijke parkeerbeleid en de parkeerbalans;
    2. 2. uit onderzoek is gebleken dat sprake is van een dringend duurzaam tekort aan parkeerplaatsen in de betreffende buurt en/of wijk;
    3. 3. de aanleg van extra parkeerstroken geen onevenredige afbreuk doet aan de belangen van omliggende bedrijven, het ter plaatse aanwezige groen en/of de aanwezige groen- en waterstructuur;
    4. 4. aanleg van extra parkeerstroken geen onevenredige afbreuk doet aan de verkeersveiligheid ter plaatse,

met dien verstande dat op gronden met de dubbelbestemming Leiding - Leidingstrook geen parkeerplaatsen mogen worden aangelegd.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, busbanen, fiets- en voetpaden;
  2. b. parkeerplaatsen, haltevoorzieningen, bermen, geluidwerende voorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, reclameobjecten en beplantingen;
  3. c. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer' verbonden voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  1. a. lichtmasten, bewegwijzeringsportalen en verkeerslichten, bouwhoogte 9 m;
  2. b. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, bouwhoogte 15 m;
  3. c. straatmeubilair, bouwhoogte 6 m;
  4. d. kunstobjecten, bouwhoogte 6 m, (oppervlakte 10 m2) ;
  5. e. reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m; (oppervlakte maximaal 10 m2);
  6. f. erf- en terreinafscheidingen, bouwhoogte 3 m;
  7. g. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bouwhoogte 3 m.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 onder b. (antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie) tot een hoogte van maximaal 40 meter.

Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, bepaald door en gericht op de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. parkeerplaatsen, straatmeubilair, fietsenstallingen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling;
  6. f. kunstwerken, kunstobjecten, reclameobjecten;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. jongerenontmoetingsplaatsen;
  9. i. geluidwerende voorzieningen;
  10. j. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' verbonden voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  1. a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, bouwhoogte 3,5 m, oppervlakte 25 m2,(tenzij elders in het plan een andere bouw- of goothoogte of oppervlakte is aangegeven);
  2. b. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, bouwhoogte 15 m;
  3. c. lichtmasten, bouwhoogte 9 m;
  4. d. straatmeubilair, bouwhoogte 6 m;
  5. e. kunstobjecten, bouwhoogte 6 m, (oppervlakte 10 m²);
  6. f. speeltoestellen, bouwhoogte 5 m;
  7. g. erf- en terreinafscheidingen, bouwhoogte 2 m;
  8. h. reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m; (oppervlakte maximaal 10 m2);
  9. i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bouwhoogte3 m.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Nutsgebouwen

  1. a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2 onder a. voor een nutsgebouw tot ten hoogste 5 meter hoog en met een oppervlakte tot ten hoogste 50 m2, mits het gebouw uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt als ook uit oogpunt van het woongenot in de directe woonomgeving aanvaardbaar is.

Jongerenontmoetingsplaatsen

  1. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 11.2 voor bouwwerken ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 15 m² bedragen;
    3. 3. de afstand tussen een gebouw of overkapping en woonbebouwing moet minimaal 50 m bedragen;
    4. 4. binnen een jongerenontmoetingsplaats zijn maximaal één gebouw en maximaal 3 overkappingen toegestaan;
    5. 5. de plaats moet uit oogpunt van sociale veiligheid een open karakter hebben.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterberging;
  2. b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. oevervoorzieningen;
  4. d. (extensief) recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  1. e. kunstwerken, zoals bruggen, sluizen, keermuren, duikers, aanlegsteigers en (strek)dammen;
  2. f. (natuurlijke) oevers;
  3. g. straatmeubilair en kunstobjecten;
  4. h. voet- en fietspaden;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. overige functioneel met de bestemming 'Water' verbonden voorzieningen.

een en ander met dien verstande dat:

  1. k. ligplaatsen voor (woon)schepen niet zijn toegestaan;

12.2 Bouwregels

Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  1. a. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 1,2 m;
  2. b. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
  3. c. vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
  4. d. kunstwerken: bouwhoogte 6 m;
  5. e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.2 voor kunstwerken, zoals een brug, waarbij een bouwhoogte is toegestaan tot maximaal 20 m, mits het bouwwerk uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is.

Artikel 13 Leiding - Hoogspanning

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor het transport van elektriciteit door een ondergrondse hoogspanningsleiding van 150kV (kilovolt) met bijbehorende belemmeringenstrook en overige functioneel met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' verbonden voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op de als 'Leiding - Hoogspanning' bestemde gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de hoogspanningsverbinding genoemd in lid 13.1 bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en):

  1. a. mits de veiligheid met betrekking tot de leidingen niet wordt geschaad;
  2. b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leidingen;
  3. c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder(s) van de leidingen.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Leiding -Hoogspanning' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
    1. 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    2. 2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    3. 3. het aanbrengen en/of het vellen/rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
    4. 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    5. 5. het aanleggen en/of het dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  2. b. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend:
    1. 1. mits de veiligheid met betrekking tot de leidingen niet wordt geschaad;
    2. 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leidingen;
    3. 3. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder(s) van de leidingen.
  3. c. Het in lid 13.4 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
    1. 1. die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
    2. 2. die het normale onderhoud ten aanzien van de hoogspanningsleiding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere daar voorkomende bestemming(en) betreffen;
    3. 3. die graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' uit het plan wordt verwijderd, indien het leidingtransport voor hoogspanning ter plaatse is beëindigd.

Artikel 14 Leiding - Leidingstrook

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor het hebben en instandhouden van ondergrondse leidingen, waaronder leidingen ten behoeve van het transport van gas door een leiding van maximaal 12 inch met een maximale druk van 40 bar, met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

14.2 Bouwregels

Op de als 'Leiding - Leidingstrook' bestemde gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de doeleinden in lid 14.1 gebouwen en bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leidingen en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder van de leidingen.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
    1. 1. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
    2. 2. het aanleggen van watergangen en -partijen;
    3. 3. het wijzigen van het maaiveldniveau;
    4. 4. het aanbrengen van hoog opgaande beplanting;
    5. 5. het leggen van kabels en leidingen;
    6. 6. het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. b. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leidingen en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder van de leidingen.
  3. c. Het in lid 14.4 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
    1. 1. die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
    2. 2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leidingen en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere daar voorkomende bestemming(en) betreffen;
    3. 3. die graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artkel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' uit het plan wordt verwijderd, indien de leidingen ter plaatse zijn verwijderd.

Artikel 15 Waarde - Archeologie 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden op een diepte vanaf 150 cm onder maaiveld (dekzand en Oude Getijden).

15.2 Bouwregels

  1. a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waarde -Archeologie 1' bouwwerken te bouwen.
  2. b. Het in lid a bedoelde verbod is niet van toepassing op:
    1. 1. die delen van de gronden die reeds bebouwd zijn of anderszins verstoord zijn of zijn geweest;
    2. 2. bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 500 m².

15.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 15.2 bedoelde verbod voor bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte groter dan 500 m².
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    1. 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    2. 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    3. 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  3. c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    2. 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
    4. 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de afwijking te stellen kwalificaties en eisen.
  4. d. Een uitzondering op het verbod, zoals bedoeld in lid 15.2, sub b onder 2, is niet van toepassing als gedurende de periode van 36 maanden voor verstrekking van de omgevingsvergunning een uitzondering op het verbod in lid 15.2, sub b onder 2, van toepassing is geweest op bouw- en aanlegactiviteiten zoals genoemd in lid 15.4, sub a in terreinen op een afstand van minder dan 50 m van het onderhavige terrein, voor zover de voorgenomen activiteiten in het onderhavige terrein een oppervlakte hebben van meer dan 100 m2.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1', zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het verlagen van de bodem, het uitvoeren van grondwerkzaamheden of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning nodig is;
    2. 2. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
    3. 3. het aanleggen van bos of boomgaard bestaande uit meer dan 10 bomen;
    4. 4. het verlagen van het waterpeil;
    5. 5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverharding;
    6. 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. 7. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    8. 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden kunnen aantasten en die niet aan te merken zijn als het normale gebruik van het terrein.
  2. b. Het verbod als bedoeld in lid 15.4 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. het normale onderhoud van de gronden betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
    4. 4. betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
    5. 5. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
  3. c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    1. 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    2. 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    3. 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  4. d. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
    1. 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    2. 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    3. 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  5. e. De opgravingen, de te treffen maatregelen en de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.

15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen in die zin dat:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' wordt verwijderd, indien er op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie geen archeologische waarden zijn vastgesteld;
  2. b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' wordt veranderd in de bestemming Waarde - Archeologie5 voor gronden waar door middel van archeologisch onderzoek dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie een of meer archeologisch waardevolle terreinen zijn vastgesteld.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 5

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 5 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de bescherming van de aanwezige archeologische waarden in het gebied.

16.2 Bouwregels

Op de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de in dat lid genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat:

  1. c. deze bouwwerken voor aanvullend definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. d. in afwijking van het bepaalde onder a mogen kunstobjecten ten behoeve van de herkenbaarheid en/ of markering van de bestemming Waarde - Archeologie 5 worden gebouwd tot een bouwhoogte van 10 m;
  3. e. ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

16.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid x.2 bedoelde verbod voor bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen.
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    1. 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    2. 2. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  3. c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    2. 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
    4. 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 5, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. Het verlagen van de bodem, het uitvoeren van grondwerkzaamheden of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning nodig is;
    2. 2. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
    3. 3. Het aanleggen van bos of boomgaard bestaande uit meer dan 10 bomen;
    4. 4. het verlagen van het waterpeil;
    5. 5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverharding;
    6. 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. 7. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    8. 8. Alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden kunnen aantasten en die niet aan te merken zijn als het normale gebruik van het terrein.
  2. b. Het verbod als bedoeld in lid x.4 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
  3. c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    1. 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    2. 2. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  4. d. Aan de vergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
    1. 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    2. 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    3. 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
    4. 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming Waarde -Archeologie 5 wordt verwijderd, indien het archeologisch waardevol terrein conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie voldoende is onderzocht door middel van een archeologische opgraving of begeleiding en de eventuele bodemvondsten elders zijn onder gebracht.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Link naar de toelichting op de Algemene regels

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene Bouwregels

18.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen / bouwgrenzen

De bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda's, overstekken, luifels en afdaken en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 3 meter bedraagt, met dien verstande dat:

  1. a. voor stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, luifels, afdaken en overstekken overschrijding over de volledige gevelbreedte is toegestaan;
  2. b. voor overige overschrijdingen geldt een maximum van 50% van de gevelbreedte.

18.2 Ondergeschikte bouwonderdelen op daken van gebouwen

Bouwwerken op het dak van een gebouw, zoals installatiecontainers, centrale verwarmings- en luchtbehandelinginstallaties, liftschachten, hekwerken en soortgelijke bouwwerken om installaties uit het zicht te houden worden niet meegerekend bij de bepaling van de hoogte van het gebouw, als zijnde ondergeschikt, mits:

  1. a. de hoogte van de bouwwerken vanaf het dak gemeten maximaal 3,5 meter bedraagt, en
  2. b. de oppervlakte van deze bouwwerken maximaal 1/3 bedraagt van het grondoppervlak van het gebouw.

Artikel 19 Algemene Gebruiksregels

19.1 Parkeerregeling

Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels

20.1 Veiligheidszones

Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels

21.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds kan worden afgeweken - voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3.00 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. c. het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen;
  4. d. het plaatsen van antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie tot een hoogte van maximaal 40 meter;
  5. e. het plaatsen van zonnecollectoren en zonnepanelen tot een hoogte van maximaal 15 meter.

21.2 Voorwaarden voor de afwijking

Er wordt niet afgeweken van de bepalingen van het plan, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels

22.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om:

Algemeen:

  1. a. de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen, voor zover zulks van belang is voor een bouwkundige danwel stedenbouwkundige betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein waarbij het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot;

Lijst van parkeernormen;

  1. b. de Lijst van parkeernormen te wijzigen in die zin dat de in de Lijst van parkeernormen opgenomen functies met de daarbij behorende parkeernormen kunnen worden gewijzigd, indien ontwikkelingen daartoe aanleiding geven;

Staat van bedrijfsactiviteiten:

  1. c. de Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de milieubelasting van de desbetreffende typen van bedrijven daartoe aanleiding geeft;

Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging:

  1. d. de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de milieubelasting van de desbetreffende typen van bedrijven daartoe aanleiding geeft;

Staat van Horeca-activiteiten:

  1. e. de Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van horeca kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de omgevingsbelasting van de desbetreffende typen van horecafuncties daartoe aanleiding geeft.

Artikel 23 Overige Regels

23.1 Overige regelingen en verordeningen

Indien in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen of verordeningen, dienen deze te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, tenzij anders bepaald.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Link naar de toelichting op de Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

24.2 Afwijking overgangsrecht bouwwerken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 24.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

24.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken

Lid 24.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

24.5 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 24.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

24.6 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in lid 24.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

24.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Lid 24.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Veluwsekant, Sallandsekant en het Atelier.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Vng 2009

(VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering 2009; lijst gespecificeerd voor bedrijventerreinen (max cat. 4))

SBI-1993 SBI-2008 OMSCHRIJVING
nr. grootste afstand cat.
15 10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 101, 102 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 100 3.2
151 101 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 300 4.2
151 101 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 100 3.2
151 101 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 50 3.1
151 101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 50 3.1
151 101, 102 7 - loonslachterijen 50 3.1
151 108 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 50 3.1
152 102 0 Visverwerkingsbedrijven:
152 102 2 - conserveren 200 4.1
152 102 3 - roken 300 4.2
152 102 4 - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² 300 4.2
152 102 5 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 100 3.2
152 102 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 50 3.1
1531 1031 0 Aardappelprodukten fabrieken:
1531 1031 1 - vervaardiging van aardappelproducten 300 4.2
1531 1031 2 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 50 3.1
1532, 1533 1032, 1039 0 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533 1032, 1039 1 - jam 100 3.2
1532, 1533 1032, 1039 2 - groente algemeen 100 3.2
1532, 1533 1032, 1039 3 - met koolsoorten 100 3.2
1532, 1533 1032, 1039 4 - met drogerijen 300 4.2
1532, 1533 1032, 1039 5 - met uienconservering (zoutinleggerij) 300 4.2
1541 104101 0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541 104101 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 4.1
1541 104101 2 - p.c. >= 250.000 t/j 300 4.2
1542 104102 0 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542 104102 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 4.1
1542 104102 2 - p.c. >= 250.000 t/j 300 4.2
1543 1042 0 Margarinefabrieken:
1543 1042 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 4.1
1543 1042 2 - p.c. >= 250.000 t/j 300 4.2
1551 1052 0 Zuivelprodukten fabrieken:
1551 1051 3 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 100 3.2
1551 1051 4 - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j 300 4.2
1551 1051 5 - overige zuivelprodukten fabrieken 300 4.2
1552 1052 1 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 100 3.2
1552 1052 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 30 2
1561 1061 0 Meelfabrieken:
1561 1061 1 - p.c. >= 500 t/u 300 4.2
1561 1061 2 - p.c. < 500 t/u 200 4.1
1561 1061 Grutterswarenfabrieken 200 4.1
1562 1062 0 Zetmeelfabrieken:
1562 1062 1 - p.c. < 10 t/u 200 4.1
1562 1062 2 - p.c. >= 10 t/u 300 4.2
1571 1091 0 Veevoerfabrieken:
1571 1091 3 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water 300 4.2
1571 1091 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 200 4.1
1571 1091 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u 300 4.2
1572 1092 Vervaardiging van voer voor huisdieren 200 4.1
1581 1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581 1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 30 2
1581 1071 2 - v.c. >= 7500 kg meel/week 100 3.2
1582 1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 3.2
1583 1081 0 Suikerfabrieken:
1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 10821 2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 100 3.2
1584 10821 4 - Suikerwerkfabrieken met suiker branden 300 4.2
1584 10821 5 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 100 3.2
1585 1073 Deegwarenfabrieken 50 3.1
1586 1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586 1083 2 - theepakkerijen 100 3.2
1587 108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 4.1
1589 1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 4.1
1589.1 1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 200 4.1
1589.2 1089 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2 1089 1 - zonder poederdrogen 100 3.2
1589.2 1089 2 - met poederdrogen 300 4.2
1589.2 1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 200 4.1
1591 110101 Destilleerderijen en likeurstokerijen 300 4.2
1592 110102 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592 110102 1 - p.c. < 5.000 t/j 200 4.1
1592 110102 2 - p.c. >= 5.000 t/j 300 4.2
1596 1105 Bierbrouwerijen 300 4.2
1597 1106 Mouterijen 300 4.2
1598 1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 100 3.2
16 12 - VERWERKING VAN TABAK
160 120 Tabakverwerkende industrie 200 4.1
17 13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
171 131 Bewerken en spinnen van textielvezels 100 3.2
172 132 0 Weven van textiel:
172 132 1 - aantal weefgetouwen < 50 100 3.2
172 132 2 - aantal weefgetouwen >= 50 300 4.2
173 133 Textielveredelingsbedrijven 50 3.1
174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren 50 3.1
1751 1393 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 200 4.1
176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 50 3.1
18 14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 141 Vervaardiging kleding van leer 50 3.1
183 142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 3.1
19 15 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
191 151, 152 Lederfabrieken 300 4.2
192 151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 3.1
193 152 Schoenenfabrieken 50 3.1
20 16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
2010.1 16101 Houtzagerijen 100 3.2
2010.2 16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2 16102 1 - met creosootolie 200 4.1
2010.2 16102 2 - met zoutoplossingen 50 3.1
202 1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 3.2
203, 204, 205 162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 100 3.2
203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 50 3.1
21 17 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
2111 1711 Vervaardiging van pulp 200 4.1
2112 1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
2112 1712 1 - p.c. < 3 t/u 50 3.1
2112 1712 2 - p.c. 3 - 15 t/u 200 4.1
2112 1712 3 - p.c. >= 15 t/u 300 4.2
212 172 Papier- en kartonwarenfabrieken 100 3.2
2121.2 17212 0 Golfkartonfabrieken:
2121.2 17212 1 - p.c. < 3 t/u 100 3.2
2121.2 17212 2 - p.c. >= 3 t/u 200 4.1
22 58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2221 1811 Drukkerijen van dagbladen 100 3.2
2222 1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 100 3.2
23 19 - AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.
2320.2 19202 A Smeeroliën- en vettenfabrieken 100 3.2
2320.2 19202 B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 300 4.2
2320.2 19202 C Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. 300 4.2
24 20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2411 2011 0 Vervaardiging van industriële gassen:
2412 2012 Kleur- en verfstoffenfabrieken 200 4.1
2413 2012 0 Anorg. chemische grondstoffenfabrieken:
2413 2012 1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 300 4.2
2414.1 20141 A0 Organ. chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1 20141 A1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 300 4.2
2414.1 20141 B0 Methanolfabrieken:
2414.1 20141 B1 - p.c. < 100.000 t/j 200 4.1
2414.1 20141 B2 - p.c. >= 100.000 t/j 300 4.2
2414.2 20149 0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):
2414.2 20149 1 - p.c. < 50.000 t/j 300 4.2
242 202 0 Landbouwchemicaliënfabrieken:
243 203 Verf, lak en vernisfabrieken 300 4.2
2441 2120 0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441 2110 1 - p.c. < 1.000 t/j 300 4.2
2442 2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 3.1
2451 2041 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 300 4.2
2452 2042 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 300 4.2
2462 2052 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462 2052 1 - zonder dierlijke grondstoffen 100 3.2
2464 205902 Fotochemische produktenfabrieken 100 3.2
2466 205903 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 3.1
2466 205903 B Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. 200 4.1
247 2060 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 300 4.2
25 22 - VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2511 221101 Rubberbandenfabrieken 300 4.2
2512 221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512 221102 1 - vloeropp. < 100 m2 50 3.1
2512 221102 2 - vloeropp. >= 100 m2 200 4.1
2513 2219 Rubber-artikelenfabrieken 100 3.2
252 222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
252 222 1 - zonder fenolharsen 200 4.1
252 222 2 - met fenolharsen 300 4.2
252 222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 50 3.1
26 23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
261 231 0 Glasfabrieken:
261 231 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 100 3.2
261 231 2 - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j 300 4.2
261 231 3 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j 300 4.2
2615 231 Glasbewerkingsbedrijven 50 3.1
262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 100 3.2
264 233 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 200 4.1
264 233 B Dakpannenfabrieken 200 4.1
2651 2351 0 Cementfabrieken:
2652 235201 0 Kalkfabrieken:
2652 235201 1 - p.c. < 100.000 t/j 200 4.1
2653 235202 0 Gipsfabrieken:
2653 235202 1 - p.c. < 100.000 t/j 200 4.1
2661.1 23611 0 Betonwarenfabrieken:
2661.1 23611 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 200 4.1
2661.1 23611 2 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d 300 4.2
2661.2 23612 0 Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2 23612 1 - p.c. < 100.000 t/j 100 3.2
2661.2 23612 2 - p.c. >= 100.000 t/j 300 4.2
2662 2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 100 3.2
2663, 2664 2363, 2364 0 Betonmortelcentrales:
2663, 2664 2363, 2364 1 - p.c. < 100 t/u 100 3.2
2663, 2664 2363, 2364 2 - p.c. >= 100 t/u 300 4.2
2665, 2666 2365, 2369 0 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666 2365, 2369 1 - p.c. < 100 t/d 100 3.2
2665, 2666 2365, 2369 2 - p.c. >= 100 t/d 300 4.2
267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 237 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 100 3.2
267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² 50 3.1
267 237 3 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j 300 4.2
2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 50 3.1
2682 2399 A0 Bitumineuze materialenfabrieken:
2682 2399 A1 - p.c. < 100 t/u 300 4.2
2682 2399 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2682 2399 B1 - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j 300 4.2
2682 2399 B2 - overige isolatiematerialen 200 4.1
2682 2399 C Minerale produktenfabrieken n.e.g. 100 3.2
2682 2399 D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur 200 4.1
2682 2399 D1 - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur 300 4.2
27 24 - VERVAARDIGING VAN METALEN
273 243 0 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273 243 1 - p.o. < 2.000 m2 300 4.2
274 244 A0 Non-ferro-metaalfabrieken:
274 244 A1 - p.c. < 1.000 t/j 300 4.2
2751, 2752 2451, 2452 0 IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:
2751, 2752 2451, 2452 1 - p.c. < 4.000 t/j 300 4.2
2753, 2754 2453, 2454 0 Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:
2753, 2754 2453, 2454 1 - p.c. < 4.000 t/j 300 4.2
28 25, 31 - VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
281 251, 331 0 Constructiewerkplaatsen:
281 251, 331 1 - gesloten gebouw 100 3.2
281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 50 3.1
281 251, 331 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 200 4.1
281 251, 331 3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 300 4.2
2821 2529, 3311 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821 2529, 3311 1 - p.o. < 2.000 m2 300 4.2
2822, 2830 2521, 2530, 3311 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 200 4.1
284 255, 331 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 200 4.1
284 255, 331 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 100 3.2
284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 50 3.1
2851 2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851 2561, 3311 1 - algemeen 100 3.2
2851 2561, 3311 10 - stralen 200 4.1
2851 2561, 3311 11 - metaalharden 100 3.2
2851 2561, 3311 12 - lakspuiten en moffelen 100 3.2
2851 2561, 3311 2 - scoperen (opspuiten van zink) 100 3.2
2851 2561, 3311 3 - thermisch verzinken 100 3.2
2851 2561, 3311 4 - thermisch vertinnen 100 3.2
2851 2561, 3311 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 100 3.2
2851 2561,3311 6 - anodiseren, eloxeren 100 3.2
2851 2561, 3311 7 - chemische oppervlaktebehandeling 100 3.2
2851 2561, 3311 8 - emailleren 100 3.2
2851 2561, 3311 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 100 3.2
2852 2562, 3311 1 Overige metaalbewerkende industrie 100 3.2
2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 50 3.1
287 259, 331 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287 259, 331 A1 - p.o. < 2.000 m2 200 4.1
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 100 3.2
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 50 3.1
29 27, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29 27, 28, 33 0 Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie:
29 27, 28, 33 1 - p.o. < 2.000 m2 100 3.2
29 27, 28, 33 2 - p.o. >= 2.000 m2 200 4.1
29 28, 33 3 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 300 4.2
30 26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 30 2
31 26, 27, 33 - VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
311 271, 331 Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie 200 4.1
312 271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 4.1
313 273 Elektrische draad- en kabelfabrieken 200 4.1
314 272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 3.2
315 274 Lampenfabrieken 300 4.2
32 26, 33 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
321 t/m 323 261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 50 3.1
3210 2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 3.1
33 26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 30 2
34 29 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
341 291 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven
341 291 1 - p.o. < 10.000 m2 200 4.1
341 291 2 - p.o. >= 10.000 m2 300 4.2
3420.1 29201 Carrosseriefabrieken 200 4.1
3420.2 29202 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 200 4.1
343 293 Auto-onderdelenfabrieken 100 3.2
35 30 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351 301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351 301, 3315 1 - houten schepen 50 3.1
351 301, 3315 2 - kunststof schepen 100 3.2
351 301, 3315 3 - metalen schepen < 25 m 200 4.1
352 302, 317 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352 302, 317 1 - algemeen 100 3.2
352 302, 317 2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 300 4.2
353 303,3316 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353 303, 3316 1 - zonder proefdraaien motoren 200 4.1
354 309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 100 3.2
355 3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 100 3.2
36 31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 310 1 Meubelfabrieken 100 3.2
361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 10 1
362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 2
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 2
364 323 Sportartikelenfabrieken 50 3.1
365 324 Speelgoedartikelenfabrieken 50 3.1
3663.1 32991 Sociale werkvoorziening 30 2
3663.2 32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 50 3.1
37 38 - VOORBEREIDING TOT RECYCLING
372 383202 A0 Puinbrekerijen en -malerijen:
372 383202 A1 - v.c. < 100.000 t/j 300 4.2
372 383202 B Rubberregeneratiebedrijven 300 4.2
372 383202 C Afvalscheidingsinstallaties 300 4.2
40 35 - PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 35 B0 bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:
40 35 B1 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 100 3.2
40 35 B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 100 3.2
40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 35 C1 - < 10 MVA 30 2
40 35 C2 - 10 - 100 MVA 50 3.1
40 35 C3 - 100 - 200 MVA 100 3.2
40 35 C4 - 200 - 1000 MVA 300 4.2
40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 35 D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 300 4.2
40 35 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 50 3.1
40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 35 E1 - stadsverwarming 100 3.2
41 36 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 36 A0 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
41 36 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. of straling 50 3.1
41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 36 B1 - < 1 MW 30 2
41 36 B2 - 1 - 15 MW 100 3.2
41 36 B3 - >= 15 MW 300 4.2
45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
45 41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 100 3.2
45 41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 50 3.1
45 41, 42, 43 2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 50 3.1
45 41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 30 2
50 45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501 451 Groothandel in vrachtauto's (incl. import) 100 3.2
5020.4 45204 A Autoplaatwerkerijen 100 3.2
5020.4 45204 C Autospuitinrichtingen 50 3.1
51 46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
5121 4621 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 50 3.1
5121 4621 1 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer 300 4.2
5122 4622 Grth in bloemen en planten 30 2
5123 4623 Grth in levende dieren 100 3.2
5124 4624 Grth in huiden, vellen en leder 50 3.1
5125, 5131 46217, 4631 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 50 3.1
5132, 5133 4632, 4633 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 50 3.1
5134 4634 Grth in dranken 30 2
5135 4635 Grth in tabaksprodukten 30 2
5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 30 2
5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 2
5138, 5139 4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 30 2
514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 30 2
5148.7 46499 0 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 30 2
5148.7 46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 50 3.1
5148.7 46499 5 - munitie 30 2
5151.1 46711 0 Grth in vaste brandstoffen:
5151.1 46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 50 3.1
5151.2 46712 0 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
5151.2 46712 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 200 4.1
5151.2 46712 3 - tot vloeistof verdichte gassen 300 4.2
5151.3 46713 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 100 3.2
5152.1 46721 0 Grth in metaalertsen:
5152.1 46721 1 - opslag opp. < 2.000 m2 300 4.2
5152.2 /.3 46722, 46723 Grth in metalen en -halffabrikaten 100 3.2
5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 4673 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 50 3.1
5153 4673 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 30 2
5153.4 46735 4 zand en grind:
5153.4 46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m² 100 3.2
5153.4 46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 30 2
5154 4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 50 3.1
5154 4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 30 2
5155.1 46751 Grth in chemische produkten 100 3.2
5155.2 46752 Grth in kunstmeststoffen 30 2
5156 4676 Grth in overige intermediaire goederen 30 2
5157 4677 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m² 100 3.2
5157 4677 1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² 50 3.1
5157.2/3 4677 0 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² 100 3.2
5157.2/3 4677 1 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² 50 3.1
518 466 0 Grth in machines en apparaten:
518 466 1 - machines voor de bouwnijverheid 100 3.2
518 466 2 - overige 50 3.1
519 466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 30 2
60 49 - VERVOER OVER LAND
6021.1 493 Bus-, tram- en metrostations en -remises 100 3.2
6023 493 Touringcarbedrijven 100 3.2
6024 494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 100 3.2
6024 494 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 50 3.1
603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 30 2
63 52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6311.1 52241 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen:
6311.1 52241 2 - stukgoederen 300 4.2
6311.1 52241 7 - tankercleaning 300 4.2
6311.2 52242 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
6311.2 52241 1 - containers 300 4.2
6311.2 52242 10 - tankercleaning 300 4.2
6311.2 52242 2 - stukgoederen 100 3.2
6311.2 52242 3 - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² 300 4.2
6311.2 52242 5 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u 300 4.2
6311.2 52242 7 - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 300 4.2
6312 52102, 52109 A Distributiecentra, koelhuizen 50 3.1
6312 52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 30 2
6321 5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 100 3.2
64 53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten 30 2
642 61 A Telecommunicatiebedrijven 10 1
71 77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 50 3.1
713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 50 3.1
714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 30 2
72 62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 58, 63 B Datacentra 30 2
74 63, 69tm71, 73,74,77,78, 80tm82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
747 812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 3.1
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 30 2
7484.3 82991 Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten 200 4.1
90 37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
9001 3700 A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9001 3700 A1 - < 100.000 i.e. 200 4.1
9001 3700 A2 - 100.000 - 300.000 i.e. 300 4.2
9001 3700 B rioolgemalen 30 2
9002.1 381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 3.1
9002.1 381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 50 3.1
9002.1 381 C Vuiloverslagstations 300 4.2
9002.2 382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2 382 A2 - kabelbranderijen 100 3.2
9002.2 382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 3.1
9002.2 382 A5 - oplosmiddelterugwinning 100 3.2
9002.2 382 A6 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 300 4.2
9002.2 382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 30 2
9002.2 382 B Vuilstortplaatsen 300 4.2
9002.2 382 C0 Composteerbedrijven:
9002.2 382 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 100 3.2
9002.2 382 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 200 4.1
9002.2 382 C5 - GFT in gesloten gebouw 200 4.1
93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1 96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 50 3.1
9301.1 96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 50 3.1
9301.2 96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 2
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen 30 2

Verklaring van gebruikte afkortingen:

< kleiner dan d dag

> groter dan w week

= gelijk aan j jaar

cat. categorie B bodemverontreiniging

e.d. en dergelijke C continue

kl. klasse D divers

n.e.g. niet elders genoemd L luchtverontreiniging

o.c. opslagcapaciteit R risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogeljk van toepassing )

p.c. productiecapaciteit V vuurwerkbesluit van toepassing

p.o. productieoppervlak G goederenvervoer

v.c. verwerkingscapaciteit P personenvervoer

u uur

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

(VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering 2009; lijst SvB - Functiemenging, m.u.v. horecafuncties)

SBI-1993 SBI-2008 nr. OMSCHRIJVING categorie
01 01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014 016 0 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
014 016 2 - algemeen (o.a. loonbedrijven), b.o < 500 m² B
014 016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B
0142 0162 KI-stations B
15 10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B
1552 1052 2 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B
1581 1071 1 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, charge-ovens, v.c.< 7.500 kg meel/week B
1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 10821 3 - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B
1584 10821 6 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B
1593 t/m 1595 1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. B
17 13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren B
176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B
18 14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 141 Vervaardiging kleding van leer B
182 141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) C
20 16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 B
205 162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B
22 58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 581 Uitgeverijen (kantoren) A
2222.6 18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B
2223 1814 A Grafische afwerking A
2223 1814 B Binderijen B
2224 1813 Grafische reproduktie en zetten B
2225 1814 Overige grafische aktiviteiten B
223 182 Reproduktiebedrijven opgenomen media A
24 20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2442 2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 2120 2 - verbandmiddelenfabrieken C
26 23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
2615 231 Glasbewerkingsbedrijven B
262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B
267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen p.o. < 2.000 m² B
2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B
28 25 - VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 B
284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 B
2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 B
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 B
30 26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie B
33 26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie B
36 31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 A
362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. B
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken B
3663.1 32991 Sociale werkvoorziening B
40 35 - PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 35 C1 - < 10 MVA B
40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A A
40 35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C B
40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 35 E2 - blokverwarming B
41 36 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 36 B1 - < 1 MW B
45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
45 41, 42, 43 3 Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 B
50 45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 451, 452, 454 Reparatie- en servicebedrijven van auto's en motorfietsen B
5020.4 45204 B Autobeklederijen A
5020.5 45205 Autowasserijen B
51 46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 461 Handelsbemiddeling (kantoren) A
5134 4634 Grth in dranken C
5135 4635 Grth in tabaksprodukten C
5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk C
5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen C
514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen C
5148.7 46499 0 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton C
5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 5153 1 - algemeen C
5153 4673 2 - indien b.o. =< 2000 m2 B
5153.4 5153.4 4 zand en grind:
5153.4 46735 6 - indien b.o. =< 200 m² B
5154 4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 5154 1 - algemeen C
5154 4674 2 - indien b.o. =<2.000 m² B
5156 4676 Grth in overige intermediaire goederen C
518 466 2 Grth in machines en apparaten, exclusief machines voor de bouwnijverheid C
519 466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. C
52 47 - REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
527 952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) A
60 49 - VERVOER OVER LAND
6022 493 Taxibedrijven B
6024 494 1 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. =< 1.000 m² C
603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B
61, 62 50, 51 - VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
61, 62 50, 51 A Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) A
63 52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6321 5221 1 Autoparkeerterreinen, parkeergarages C
6322, 6323 5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) A
633 791 Reisorganisaties A
634 5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) A
64 53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten C
642 61 A Telecommunicatiebedrijven A
642 61 B0 zendinstallaties:
642 61 B2 - FM en TV B
65, 66, 67 64, 65, 66 - FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN
65, 66, 67 64, 65, 66 A Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen B
70 41, 68 - VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
70 41, 68 A Verhuur van en handel in onroerend goed A
71 77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 7711 Personenautoverhuurbedrijven B
712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) C
713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C
714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. C
72 62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 62 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. A
72 58, 63 B Datacentra B
73 72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A
74 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren A
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales C
7484.4 82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. A
75 84 - OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
75 84 A Openbaar bestuur (kantoren e.d.) A
7525 8425 Brandweerkazernes C
85 86 - GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8512, 8513 8621, 8622, 8623 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven A
8514, 8515 8691, 8692 Consultatiebureaus A
853 871 1 Verpleeghuizen B
853 8891 2 Kinderopvang B
90 37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
9001 3700 B rioolgemalen B
91 94 - DIVERSE ORGANISATIES
9111 941, 942 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) A
9131 9491 Kerkgebouwen e.d. B
9133.1 94991 A Buurt- en clubhuizen B
92 59 - CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
9213 5914 Bioscopen C
9232 9004 Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen C
9234 8552 Muziek- en balletscholen B
9234.1 85521 Dansscholen B
9251, 9252 9101, 9102 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. A
926 931 0 Zwembaden: overdekt C
926 931 A Sporthallen B
926 931 B Bowlingcentra B
926 931 0 Schietinrichtingen:
926 931 2 - binnenbanen: boogbanen A
926 931 F Sportscholen, gymnastiekzalen B
9271 9200 Casino's C
9272.1 92009 Amusementshallen B
93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen B
9301.3 96013 B Wasserettes, wassalons A
9302 9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten A
9303 9603 0 Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra A
9304 9313, 9604 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden B
9305 9609 B Persoonlijke dienstverlening n.e.g. A

Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten

Categorie 1: "lichte horeca"

Bedrijven die beperkte hinder veroorzaken voor omwonenden. Deze bedrijven zijn in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden). Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante lichte horeca (tot en met 250 m² bedrijfsvloeroppervlak)

  • automatiek;
  • broodjeszaak;
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • ijssalon;
  • snackbar;
  • tearoom;
  • traiteur.

1b. Overige lichte horeca (tot en met 250 m² bedrijfsvloeroppervlak)

  • bistro;
  • restaurant (zonder bezorg- of afhaalservice);
  • hotel of pension.

1c. Restaurant met bezorg- of afhaalservice tot en met 250 m² bedrijfsvloeroppervlak.

Categorie 2: "middelzware horeca"

Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere ontstaan door openingstijden 's nachts of door grote verkeersaantrekkende werking. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

2a. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking

  • bedrijven genoemd onder subcategorie 1a, 1b of 1c met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 250 m²;

2b. Horeca die in beginsel vooral 's avonds en 's nachts geopend is

  • bar;
  • biljartcentrum;
  • café;
  • proeflokaal;
  • shoarma/grillroom;
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Categorie 3: "zware horeca"

Bedrijven die grote hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere ontstaan door een combinatie van openingstijden 's nachts en een grote verkeersaantrekkende werking.

3. Zware horeca

  • dancing;
  • discotheek;
  • nachtclub;
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen)

Bijlage 4 Lijst Van Parkeernormen

De parkeernormen in deze lijst zijn gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals gepubliceerd in de CROW-publicatie 'Kencijfers en verkeersgeneratie' 317. De volgende normen, uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, zitplaats, baan dan wel brutovloeroppervlak (afgekort: bvo) zijn van toepassing. Voor dit gebied geldt een norm voor sterk stedelijk gebied in de rest bebouwde kom.

Bedrijfsverzamelgebouw 3,0 pp per 100m2 bvo

Bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensie f 0,7 pp per 100m2 bvo

(Logistieke bedrijven)

Bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief 1,1 pp per 100 m2 bvo

(Niet-logistieke bedrijven)

Bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief 2,3 pp per 100m2 bvo

Kantoor (zonder baliefunctie) 1,8 pp per 100m2 bvo

Commerciële dienstverlening (kantoor met baliefunctie) 2,4 pp per 100m2 bvo

Gezondheidscentrum 2,3 pp per behandelkamer

Huisartsenpraktijk/centrum 3,0 pp per behandelkamer

(met een min. van 3pp/praktijk)

Fysiotherapiepraktijk/centrum 1,9 pp per behandelkamer

Consultatiebureau 2,0 pp per behandelkamer

Consultatiebureau voor ouderen 1,9 pp per behandelkamer

Tandartsenpraktijk/centrum 2,5 pp per behandelkamer

Groothandel in levensmiddelen 7,0 pp per 100m2 bvo

Tuincentrum (incl. buitenruimte) 2,7 pp per 100m2 bvo

Kringloopwinkel 1,7 pp per 100m2 bvo

Café/Bar/Cafetaria 6,7 pp per 100m2 bvo

Restaurant 13,3 pp per 100m2 bvo

Partycentrum 9,5 pp per 100m2 bvo

(regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek-/dansevenementen)

Zalenverhuur 5,0 pp per 100m2 bvo

(zonder regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek-/dansevenementen)

Hotel (gemiddelde prijsklasse) 4,9 pp per 10 kamers

Luxe hotel 6,9 pp per 10 kamers

Budgethotel/hostel 2,3 pp per 10 kamers

Wellnes 9,3 pp per100 m2 bvo

Kinderspeelcentrum 7,4 pp per 100m2 bvo

Kerk, religieuze instelling 0,2 pp per bidplaats

Sporthal/gymzaal (met avondfunctie) 2,8 pp per 100m2 bvo

Sportschool/dansstudio/fitnessstudio 4,9 pp per 100m2 bvo

Middelbare school 5,0 pp per 100 leerlingen

ROC 5,9 pp per 100 leerlingen

Avondonderwijs of vrijetijdsonderwijs 6,7 pp per 10 studenten

Overige functies ter bepaling door verkeer en vervoer op basis van kengetallen CROW.

Deze normen worden gebruikt voor de parkeerbalans. In de balans kan worden gerekend met dubbelgebruik, hiervoor is het noodzakelijk dat parkeerplaatsen te allen tijde openbaar toegankelijk zijn. Voor deze berekeningen worden aanwezigheidspercentages gehanteerd, zoals gepubliceerd in de eerder genoemde CROW-publicatie 317.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen bewoners/werknemers parkeren en bezoekers parkeren.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een Bestemmingsplan

Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied en bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan.

De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven.

In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht.

Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.

1.2 Aanleiding Voor Dit Bestemmingsplan

Acualisatieverplichting

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) schrijft voor dat de geldigheidsduur van bestemmingsplannen een periode van 10 jaar bedraagt. Als deze periode afloopt moet het bestemmingsplan geactualiseerd worden. Aangezien de bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen Veluwsekant, Sallandsekant en het Atelier meer dan 10 jaar geleden zijn vastgesteld zijn deze aan plannen aan actualisatie toe.

Eén bestemmingsplan voor drie bedrijventerreinen

Gelet op het streven om minder bestemmingsplannen in procedure te brengen is voor deze drie bedrijventerreinen één bestemmingsplan opgesteld. Hierbij is ook het groengebied dat aangrenzend aan Sallandsekant in de oksel van de A6 en Tussenring is gelegen, meegenomen.

De Wro biedt twee alternatieven die zouden kunnen worden gebruikt in plaats van een actualisatie van een bestemmingsplan:

  1. 1. Verlengingsbelsuit. Artikel 3.1 Wro biedt de gemeenteraad ook de mogelijkheid om, indien het huidige bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, een verlengingsbesluit te nemen waarmee de werking van het bestemmingsplan met 10 jaar wordt verlengd. Op grond van overgangsrecht geldt deze regeling alleen voor bestemmingsplannen die ná 1 juli 2008 én digitaal zijn vastgesteld. Het bestemmingsplan Veluwsekant is in 2000 in werking getreden en in 2003 partieel herzien. Sallandsekant is in 2001 in werking getreden en Het Atelier maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 2L Tussen de Vaarten dat in 2002 in werking is getreden en is in 2007 uitgewerkt. Al deze plannen dateren dus van voor 1 juli 2008 en zijn niet digitaal vastgesteld. Daarom is een verlengingsbesluit niet aan de orde.
  2. 2. Beheersverordening. Het vaststellen van een beheersverordening is ook niet aan de orde omdat deze planologische figuur alleen voor een laag-dynamisch gebied waarin geen nieuwe ontwikkelingen worden voorzien, kan worden gebruikt. Er zijn momenteel nog een aantal uit te geven kavels op Sallandsekant en op Het Atelier. Verder is er nieuw beleid van kracht geworden voor bedrijventerreinen (GVV uit 2010) dat nog niet in genoemde bestemmingsplannen is verwerkt.

1.3 Begrenzing Van Het Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0001.png"

het nieuwe plangebied

De huidige west- en zuidgrens van het bedrijventerrein Veluwsekant is aangepast aan de grenzen van het nieuwe omgevingsplan 'Almere Centrum Weerwater', hetgeen inhoudt dat het gedeelte dat direct aan het Weerwater is gelegen en de groenstrook tussen het bedrijventerrein en de A6, die nu wordt gebruikt voor stadslandbouw, niet in het bestemmingsplan voor Veluwsekant zal worden opgenomen.

1.4 Vigerende Bestemmingsplannen

In het plangebied van bestemmingsplan 'Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier' zijn nu vier bestemmingsplannen van toepassing. Hieronder is aangegeven wat de belangrijkste bestemming is en het jaar van inwerkingtreding van het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0002.png"

1.5 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte Bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen in hoofdstuk 2 worden de Bestemmingen beschreven in hoofdstuk 3. Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar de Regels. In hoofdstuk 4 is een samenvatting van het beleidskader opgenomen. De Omgevingstoets is in hoofdstuk 5 opgenomen. In het hoofdstuk Implementatie (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Karakteristieken Plangebied

2.1.1 Veluwsekant

Algemeen

Veluwsekant is een regulier bedrijventerrein dat vanuit de economische programmeringsinvalshoek kan worden beschouwd als een modern gemengd bedrijventerrein. Het gebied uit een westelijk en oostelijk deel die worden gescheiden door de Veluwedreef. Verderop in deze paragraaf worden beide delen afzonderlijk beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0003.png"

Ligging plangebied

In het huidig geldende bestemmingsplan voor Veluwsekant is Bedrijfsdoeleinden de belangrijkste bestemming. Binnen deze bestemming is het toegestaan dat per bedrijf ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak wordt gebruikt ten behoeve van kantoor activiteiten met een maximum van 2.000 m². Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van de op Veluwsekant Oost gevestigde autodealers, het tuincentrum en het sierbestratingsbedrijf alsmede de KPN winkel op Veluwsekant West.

In het overgangsgebied naar Danswijk zijn maatschappelijke doeleinden en horeca toegestaan. Horeca is voorts toegestaan aan weerszijden van de Veluwedreef en is daar ook gerealiseerd. Er is nog een onbenutte kavel op Veluwsekant aan het Weerwater waar ook horeca is toegestaan. Deze kavel zal worden opgenomen in het omgevingsplan 'Almere Centrum Weerwater'.

In 1999 was de eerste uitgifte op Veluwsekant. Sinds die tijd is het aantal bedrijven gestegen tot het vanaf 2004 constant rond de 200 bedrijven zit.

Ongeveer 50% van de bedrijven op Veluwsekant houdt zich bezig met handel/reparatie en ongeveer 25% met zakelijke dienstverlening. Voor het overige zijn de bedrijven verdeeld over verschillende sectoren.

De toegestane milieucategorie op alle terreinen is maximaal categorie 3.2. Een uitzondering hierop vormt het brandstoffenverkooppunt Autoradam op Veluwsekant Oost dat in milieucategorie 4.1 valt vanwege de hoge doorzet van LPG. Hiervoor is in het verleden vergunning verleend. In de strook die grenst aan Danswijk is maximaal categorie 3.1 toegestaan.

Veluwsekant West

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0004.jpg"

Figuur Veluwsekant West

Voor Veluwsekant West is ruimtelijk kenmerkend de ligging nabij het Weerwater, het zicht vanaf de A6 en de ligging aan de Veluwedreef, mede als de entree naar Almere (Stad). De stadsentree met een representatieve uitstraling is gecreëerd door de hoge kwaliteit van de individuele bedrijfspanden, met name de 'Dome' en de 'Cube'.

In de stedenbouwkundige opzet werd het terrein in vier zones ingedeeld met ieder een eigen stedenbouwkundige uitstraling:

  • de oeverzone aan het Weerwater, waar hoogwaardige bebouwing in een laag bebouwingspercentage was geprojecteerd;
  • de middenzone, doorsneden door de vrije busbaan vanuit Filmwijk, waar een hoger bebouwingspercentage werd toegestaan;
  • de parkzone, in het verlengde van het Laterna Magicapark, hier is een hotel en een cluster bijzondere bebouwing, gericht op mode, gerealiseerd;
  • in de recreatieve zone aan de zuidzijde van het plangebied zijn stadsweiden en stadslandbouw gerealiseerd.

Inventarisatie geldende bestemmingen Veluwsekant West

Oeverzone en zuidzijde Recreatieve doeleinden dagrecreatie, waaronder stadsweide;
sociaal-culturele, sport-horecavoorzieningen 1 en 1b met uitzondering van hotel;
geen bedrijfswoningen
Midden zone Bedrijfsdoeleinden


Bedrijfsdoeleinden en Recreatieve doeleinden
bedrijven;
geen detailhandel en geen bedrijfswoningen;

bedrijven
een zwembad
geen detailhandel
Parkzone Horeca en bedrijfsdoeleinden 1 hotel
bedrijven
geen detailhandel en geen bedrijfswoningen

De hierboven beschreven Oeverzone en zuidzijde vallen buiten dit bestemmingsplan en worden opgenomen in het plan 'Almere Centrum Weerwater'.

Aanwezige bedrijven op Veluwsekant West

Een bedrijf met een opvallende uiterlijke verschijningsvorm is het aan de Veluwedreef gevestigde bedrijfsverzamelgebouw Brandboxx. Deze vestiging bestaat uit een tweetal bijzondere architectonische gebouwen: de Dome en de Cube. In beide panden zijn vestigingen die zich toeleggen op groothandel in mode. Ook bevindt zich hier sinds 2013 een KPN XL winkel met een omvang van circa 250 m². Het gehele Brandboxxcomplex is niet openbaar toegankelijk, het parkeerterrein wordt met slagbomen afgeschermd.

Verder zijn er op Veluwsekant West 11 andere, relatief grotere, bedrijven gevestigd op grote kavels. Een opvallend groot bedrijf op dit terrein is Athlon Car Lease met 485 werknemers. De andere drie grootste bedrijven zijn respectievelijk Henry Schein Dental, Avnet Technology Solutions (beiden groothandel en handelsbemiddeling, niet zijnde in auto's) en het Van der Valk Hotel. In 2013 heeft het Japanse bedrijf Kobelco Construction Machinery Europe op dit terrein haar Europese hoofdkantoor gevestigd.

In het middengedeelte van het terrein is in 2014 een nieuwe brandweerkazerne gebouwd.

Het zwembad is nooit gerealiseerd.

Op Veluwsekant West zijn geen bedrijfswoningen toegestaan. Er is een afwijking van het bestemmingsplan verleend voor een bedrijfswoning in het Van der Valkhotel.

Veluwsekant Oost

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0005.jpg"

Figuur Veluwsekant Oost

Veluwsekant Oost is evenals Veluwsekant West vooral bestemd voor bedrijven.

Bij de ontwikkeling van het terrein werd het ingedeeld in zones met ieder een eigen uitstraling:

  • de zone langs Veluwedreef werd gereserveerd voor representatieve bedrijven, hier is een horecavestiging gerealiseerd, een benzinestation met LPG-verkoop en diverse autoshowrooms;
  • de zone langs de A6 werd uit oogpunt van visuele kwaliteit gereserveerd voor bedrijven met een grotere kavelomvang dan 3.000 m2 met de ontsluiting via een weg die evenwijdig aan de A6 loopt;
  • de zone grenzend aan Danswijk werd bestemd voor kleinere kavels waar ook bedrijfswoningen, een horecavestiging en maatschappelijke doeleinden werden toegestaan. Hier is ook, met afwijking van het bestemmingsplan een tuincentrum gerealiseerd.

Inventarisatie geldende bestemmingen Veluwsekant Oost

Zone langs Veluwedreef Bedrijfsdoeleinden



Maatschappelijke, bedrijfs- en horecadoeleinden
bedrijven;
geen detailhandel m.u.v. autoverkoop en geen bedrijfswoningen.

maatschappelijke voorzieningen;
bedrijven;
1 restaurant;
geen detailhandel m.u.v. autoverkoop.
Zone langs de A6 Bedrijfsdoeleinden bedrijven;
geen detailhandel m.u.v. autoverkoop en geen bedrijfswoningen.
Zone grenzend aan Danswijk Horecadoeleinden


Maatschappelijke en overige voorzieningen (sportschool) en bedrijfsdoeleinden
1 horecavestiging, cat.1a
geen bedrijfswoningen

maatschappelijke voorzieningen
bedrijven
geen detailhandel m.u.v. autoverkoop
wel bedrijfswoningen

Aanwezige bedrijven op Veluwsekant Oost

De entree van Veluwsekant Oost wordt gekenmerkt door Het Gouden Huis, een Chinees restaurant en het ertegenover gelegen tankstation Autoradam, met wasstraat en autoverhuur. Het voorste gedeelte van het terrein kan gekarakteriseerd worden als een autoboulevard.

Er komen 6 bedrijfsverzamelpanden voor, waarvan één van aanzienlijke omvang in het midden van het terrein.

Bedrijfswoningen komen niet voor, maar zijn wel toegestaan in de strook die grenst aan Danswijk. Er is perifere detailhandel in de vorm van een tuincentrum en autobedrijven. Naast het pand van het tuincentrum is een groot terreingedeelte in gebruik voor de verkoop van tuin- en bestratingsmaterialen. Op het terreindeel dat grenst aan Danswijk zijn bedrijfsverzamelgebouwen met verschillende bedrijven; in het westelijk deel van deze strook zijn volgens het huidig geldende bestemmingsplan ook maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Ook is hier een erotische massagesalon gevestigd, die op grond van het prostitutiebeleid is toegestaan hier.

Aan de zuidzijde grenzend aan de A6 is een 'onderstation' van NUON op een oppervlak van 2,3 ha gevestigd. Daarnaast is de schaats fabriek van Viking gelegen. Het grafisch bedrijf Tetterode-Nederland is een van de grootste bedrijfven op Veluwsekant Oost.

De Strubbenweg ligt aan de zuidkant van het terrein en loopt evenwijdig aan de A6. Hier worden verhuurbare personenauto's gestald, voor een groot deel van Autoradam, inclusief een reclamevoertuig van deze firma. Ook in de berm van een deel van deze weg worden personenauto's en hier en daar een vrachtauto/oplegger geparkeerd.

Tenslotte is onlangs de groothandel voor horeca en grootverbruik Sligro geopend in een bestaand pand aan de Strubbenweg 17. Het pand is grondig verbouwd waardoor een groothandel van ongeveer 9.600 m2 op de begane grond en 3.000 m2 op de eerste verdieping is ontstaan.

2.1.2 Sallandsekant

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0006.jpg"

Figuur Sallandsekant

Sallandsekant is gelegen aan de oostzijde van de Hoge Vaart, in het verlengde van Veluwsekant. Bij de ontwikkeling was het primair bedoeld als logistiek bedrijventerrein met ruim opgezette kavels en grote panden voor (zelf)opslag en distributie. Het terrein is goed bereikbaar vanaf de A6 via de afrit Almere Buiten-West, de Tussenring en de Hagevoortdreef waar het tankstation Texaco is gelegen. Op het terrein is een ecologische zone ingericht nabij de centraal gelegen waterpartij met fietspad.

De voornaamste bestemming in het huidige bestemmingsplan is de 'Bedrijfsdoeleinden' bestemming (artikel 4) waarin het volgende is voorgeschreven:

Bedrijfsdoeleinden logistieke bedrijven zoals: transport-, groothandels-, distributiebedrijven en bedrijven gericht op het beheer van elektronische goederenstromen, met de daarbij behorende en ondergeschikte productiefaciliteiten ten behoeve van het be- en/of verwerken van goederen, kantoor(30% tot een maximum van 2.000m2), showroom, brandstofpomp (exclusief LPG) ten behoeve van het eigen bedrijf
milieucategorie 1 t/m 3
verkoop en onderhoud van vrachtwagens en/of bedrijfswagens
Servicepunt voor horeca, motorbrandstoffen (zonder LPG)

Aanwezige bedrijven op Sallandsekant

Een grote vestiging is het Datacentrum van KPN aan de Rondebeltweg. Het bedrijf van PON met zijn op poten staande hoofdkantoor en bijbehorende vestigingen, waaronder Pon Caterpillar en Motrac Internationaal Transport (vorkheftrucks en palletwagens) zijn ook sterk aanwezige vestigingen. Het Taiwanese bedrijf TYC Europe is met zijn Europese hoofdkantoor inclusief een groot magazijn is eveneens een belangrijke vestiging. Het bedrijf is gespecialiseerd in auto-onderdelen. Andere relatief grote bedrijven zijn Staples (kantoorartikelen) en Bunzl (verpakkingen). KAV is een bedrijf dat verhuurbare (vracht)wagens stalt. Bij verschillende bedrijven is ook het hoofdkantoor gevestigd, hetgeen een extra toegevoegde waarde is voor Almere.

Op het terrein is ook de Praktijkschool PRO voor voortgezet onderwijs gevestigd, die een aantal jaar geleden met een afwijkingsprocedure van het bestemmingsplan is gerealiseerd.

Er zijn nog enkele kavels uitgeefbaar.

2.1.3 Het Atelier

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0007.jpg"

Figuur Het Atelier

Het Atelier is een binnenstedelijk bedrijventerrein dat grenst aan de woonwijk Tussen de Vaarten. Het terrein is direct via de Hagevoortdreef aangesloten op de Tussenring en daarmee op de A6. Het terrein zelf is door de Edvard Munchweg en de Carel Willinklaan ontsloten en is divers van samenstelling; er zijn kantoren, dienstverlenende bedrijven, sociaal maatschappelijke voorzieningen en bedrijfswoningen gevestigd.

Aan de Carel Willinklaan zijn aan de westzijde woonwerkeenheden gelegen die onderdeel uitmaken van Tussen de Vaarten, de oostzijde van deze laan behoort bij Het Atelier, waardoor er een goede overgang is van de woonwijk naar het bedrijventerrein.

Voor het Atelier geldt een uitwerkingsplan van het bestemmingsplan '2L Tussen de Vaarten'.

Tegen dit uitwerkingsplan, vastgesteld door het college op 6 juli 2004, werd destijds beroep ingesteld dat gedeeltelijk werd gehonoreerd door de Raad van State.

Volgens de Raad van State voldeed het uitwerkingsplan niet helemaal aan de regels die in het moederplan '2L Tussen de Vaarten' (artikel 3 Beschrijving in hoofdlijnen) waren opgenomen. Daarin stond dat het bedrijventerrein gericht was op kleinschalige, industriële, ambachtelijke handels- en dienstverlenende bedrijfsactiviteiten met een lichte bedrijfsvoering. Omdat op de plankaart van het uitwerkingsplan geen bouwpercelen waren ingetekend en ook in de voorschriften geen maximale maat voor afzonderlijke bouwpercelen werd aangegeven, kon niet worden uitgesloten dat toch grootschalige bedrijfsbebouwing kon worden opgericht, terwijl dat volgens de voorschriften niet werd beoogd. Ook liet het uitwerkingsplan productiegebonden detailhandel toe, hetgeen niet in overeenstemming was met de uitwerkingsregels uit het bestemmingsplan '2L Tussen de Vaarten'. Het plandeel met de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' werd daarom vernietigd.

Het uitwerkingsplan is vervolgens op deze punten gerepareerd in het 'reparatieplan' van dit uitwerkingsplan, dat op 18-04-2007 (na beroep) in werking is getreden.

Inventarisatie geldende bestemmingen Het Atelier

Bedrijfsdoeleinden Bedrijven in categorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten (Bijlage I '2L Tussen de Vaarten')
Dienstverlening
Sociaal-maatschappelijke voorzieningen
Op enkele gedeelten aan de Carel Willinklaan zijn bedrijfswoningen toegestaan (middels afwijking van '2L Tussen de Vaarten')
Er is geen detailhandel toegestaan, ook niet productiegebonden
De oppervlakte van een afzonderlijk bouwperceel mag maximaal 1.800 m2 bedragen, (gb1, langs Hagevoortdreef) 4.500 m2, (gb2 langs Edvard Munchweg) 6.000 m2.

Er is een hogere grenswaarden verleend voor bedrijfswoningen tot maximaal 55 dB(A). (10 april 2001)

Aanwezige bedrijven en voorzieningen op Het Atelier

Op het terrein zijn kantoren en praktijkruimten gevestigd op het gebied van gezondheidszorg. Er zijn twee sportscholen gevestigd, respectievelijk op de hoek Hagevoortdreef/Carel Willinklaan en in een bedrijfsverzamelpand aan de Edvard Munchweg. Er zijn ook bedrijfsvestigingen zoals installatiebedrijf (Hollander Techniek) en groothandel gevestigd.

Aan de Carel Willinklaan tegenover Tussen de Vaarten is een moskee gevestigd, daarnaast is de zwemschool Aquayara met bedrijfswoning gerealiseerd, een kinderdagverblijf met bedrijfswoning, een hovenier met bedrijfswoning en een architectenbureau met bedrijfswoning.

Er is nog ruim1 ha grond uitgeefbaar. Volgens het geldend uitwerkingsplan mag een afzonderlijk bouwperceel maximaal 1.800 m2 bedragen voor percelen die aan de Carel Willinklaan zijn gelegen. De percelen die aan de Hagevoortdreef zijn gelegen mogen een maximale omvang van 4.500 m2 hebben en de percelen die grenzen aan de Tussenring mogen 6.000 m2 zijn. Deze maximale maten zijn in bovengenoemd 'reparatieplan' vastgelegd.

2.1.4 Groengebied 2O

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0008.jpg"

Figuur Sallandsebos

Het groengebied 2O ligt ingeklemd tussen de A6, Sallandsekant en de Tussenring.

Op de langere termijn zou meer eenheid kunnen ontstaan met Buitenhout door de ontwikkelingen daar en in de rest van 3V (de groenstrook langs de A6 gelegen in Almere Buiten). Vooralsnog zijn in deze optiek nog geen concrete ontwikkelingen.

In dit gebied is ook een fietsbrug over de A6 gepland die Nobelhorst moet verbinden met Almere Stad. Hoewel realisatie van deze fietsbrug nog onzeker is biedt dit nieuwe bestemmingsplan hiervoor wel de mogelijkheid middels een afwijkingsregel, opgenomen in de betreffende bestemmingen ('bos' en 'groen').

2.2 Nieuwe Ontwikkelingen En Uitgangspunten Voor Dit Bestemminsplan

De nieuwe ontwikkelingen en uitgangspunten voor dit bestemmingsplan worden hieronder beschreven:

2.2.1 Bedrijven

  • De huidige bedrijvenbestemmingen worden gehandhaafd.
  • Op Sallandsekant wordt deze bedrijvenbestemming verruimd door ook niet-logistieke bedrijven toe te staan, zoals op Veluwsekant. De toegestane milieucategorie 1 t/m 3.2 blijft ongewijzigd.
  • Volgens de GVV (Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid) is Sallandsekant als een regulier bedrijventerrein gekenschetst waarbij in de economische programmering dit terrein vooral gezien wordt als vestigingslocatie ten behoeve van logistieke bedrijven. Deze omschrijving biedt ruimte ook niet-logistieke bedrijven toe te staan.
  • De mogelijkheid van Business Facility Point op Sallandsekant wordt gehandhaafd, door middel van het toestaan van zelfstandige horeca nabij het tankstation.
  • Voor Het Atelier (binnenstedelijk bedrijventerrein) wordt met een functiemengingslijst gewerkt in plaats van een plaats van een functiescheidingslijst.
  • Voor Sallandsekant en Veluwsekant (reguliere bedrijventerreinen) wordt de functiescheidingslijst gehanteerd op basis van de laatste versie van de VNG.

2.2.2 Kantoren

  • Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan op Veluwsekant en Sallandsekant volgens het beleid dat is vastgelegd in de GVV. Deze beleidsregel wordt gehandhaafd. Op Het Atelier - een binnenstedelijk bedrijventerrein - zijn wel zelfstandige kantoren mogelijk.
  • Op Het Atelier is nu geen maximum voor kantoren opgenomen omdat kantoren daar nu op grond van het bestemmingsplan mogelijk zijn binnen het toegestane gebruik van dienstverlening. Dit wordt nu wel geregeld conform wat volgens de GVV is toegelaten op binnenstedelijke bedrijventerreinen: op maximaal 25% van het bebouwd gebied zijn zelfstandige kantoren toegestaan tot een maximum van 1.500 m2 bvo per vestiging.
  • Via een afwijkingsprocedure is op Veluwsekant West voor Neddex (Veluwezoom 15), en De Dome, (Veluwezoom 5) toegestaan dat hier 60 % respectievelijk 50% kantoorhoudendheid mogelijk is op kavel-/pandniveau, dit wordt nu voor deze panden positief bestemd.
  • Voor de overige panden wordt vastgehouden aan kantoorhoudendheid op bedijfsniveau zoals in de GVV in beleid is vastgelegd.
  • Op Sallandsekant is de toegestane kantoorhoudendheid nu 30% per bedrijf. In relatie met het toestaan van niet-logistieke bedrijven op Sallandsekant wordt dit percentage verhoogd naar 50% (conform de GVV), zoals ook op Veluwsekant is toegestaan.

2.2.3 Detailhandel

  • Volgens de Detailhandelsvisie Almere 2014 kan op de bedrijventerreinen geen detailhandel gevestigd worden. Ook PDV kan op de hier besproken bedrijventerreinen niet gevestigd worden, behalve op een klein deel van Veluwsekant Oost op de vlek waar nu al een tuincentrum gevestigd is en een handel in bestratings- en tuinartikelen (en met uitzondering van de shop van het tankstation).
  • Wel is – op grond van het meest recente detailhandelsbeleid - PDV in de vorm van auto's, boten en caravans mogelijk op Het Atelier en Veluwsekant West en Oost omdat deze terreinen vanuit de economische programmeringsinvalshoek als respectievelijk een binnenstedelijk en een modern gemengd bedrijventerrein zijn te kenschetsen.
  • Op Sallandsekant wordt deze vorm van PDV ook mogelijk omdat hier nu ook niet-logistieke bedrijven worden toegelaten.
  • Volgens de nota Afhaalpunten en Kringloopwinkels kunnen op alle terreinen afhaalpunten en kringloopwinkels worden gevestigd.
  • Webwinkels zijn ook mogelijk op elk van de genoemde terreinen omdat dit wordt gezien als een bedrijf, internetwinkels worden gezien als een vorm van detailhandel en zijn daarom niet toegestaan.
  • Conform het nieuwe aangescherpte beleid wordt ondergeschikte detailhandel alleen nog toegestaan wanneer deze is gekoppeld aan vervaardiging van producten.

2.2.4 Bedrijfswoningen

  • Er worden geen bedrijfswoningen toegelaten op Veluwsekant en Sallandsekant met uitzondering van een bedrijfswoning in het hotel van Van der Valk. Het vigerende bestemmingsplan maakte via afwijking een beperkt aantal bedrijfswoningen mogelijk in de strook op Veluwsekant Oost die grenst aan Danswijk. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt en deze afwijkingsbevoegdheid is niet meer opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
  • Op Het Atelier worden wel bedrijfswoningen en woonwerkeenheden toegestaan voor zover mogelijk op grond van de Wet geluidhinder. De verouderde definities in het huidige bestemmingsplan voor dit soort woningen worden aangepast aan de huidige standaard. De zogenoemde woonwerkeenheden worden voor toepassing van dit bestemmingsplan gelijkgesteld met bedrijfswoningen. Nieuwe bedirjfswoningen zijn nu onder voorwaarden mogelijk gemaakt middels een wijzigingsbevoegdheid en in een iets groter deel van het terrein dan voorheen.

2.2.5 Maatschappelijke voorzieningen en het toestaan van congressen

  • Maatschappelijke voorzieningen, waaronder ook sport, cultuur en ontspanning, zijn toegestaan op Veluwsekant, met name de kavels westelijk van de Veluwedreef, zoals de Dome en de Cube en voorts op een klein gedeelte van Veluwsekant Oost dat tegen Danswijk is gelegen en voorts op het binnenstedelijk bedrijventerrein Het Atelier.
  • Actueel is een initiatief voor een kliniek te vestigen in de Cube (modecentrum) op Veluwsekant, die gericht is op behandeling van borstkanker. Voorzover niet geluidgevoelig past deze functie in het nieuwe plan. Dit is een maatschappelijke voorziening die in strijd is met het vigerende bestemmingsplan voor Veluwsekant. De aanvraag is in augustus 2015 door de gemeente positief beoordeeld. In het nieuwe bestemmingsplan is voor de gebouwen van het modecentrum een bestemming 'Gemengd' opgenomen waarbinnen ook (niet geluidgevoelige) maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan.
  • Aangezien in het hotel van Van der Valk naast de hotelfunctie ook congressen en bijeenkomsten worden gehouden wordt er in aanvulling van het begrip hotel (een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor consumptie ter plaatse waaronder tevens worden begrepen een pension, bed & breakfast, herberg e.d.) in de bestemmingsregels voor dit hotel opgenomen dat congressen en zalenverhuur ook is toegestaan.

2.2.6 Ladder voor duurzame verstedelijking

Overheden dienen op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) nieuwe stedelijke ontwikkeling conform de ladder voor duurzame verstedelijking te motiveren. Het toestaan van nieuwe functies binnen bestaand bebouwd gebied kan een nieuwe stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in art. 3.1.6 lid 2 van het Bro zijn. Hieronder wordt per functie(groep) ingegaan op de ladder.

Naast bedrijven zijn tevens maatschappelijke en overige voorzieningen toegestaan binnen de gemengde bestemmingen en op Het Atelier. Het betreft hier slechts in beperkte mate een verruiming van de gebruiksmogelijkheden, zonder dat er extra ruimtebeslag plaatsvindt. Bovendien betreft het hier functies waarvoor in Almere onvoldoende vestigingslocaties geboden worden als gevolg van de planmatige opzet van Almere en de oorspronkelijke scheiding van functies. Veel lokale voorzieningen die passen in of bij woonwijken, komen nu op bedrijventerreinen terecht vanwege gebrek aan (passende) ruimte. Feitelijk vindt er nu min of meer een inhaalslag plaats van het zoeken naar geschikte vestigingsmilieu 's voor met name bevolkingsvolgende voorzieningen. Het mogelijk maken van deze voorzieningen binnen de bedrijvenbestemming zal niet leiden tot leegstand elders in de stad waar deze voorzieningen al wel mogelijk zijn. Terwijl het benutten van beschikbare gronden/panden door transformatie toe te staan naar diverse maatschappelijke of overige voorzieningen, waarbij het gebruik ten behoeve van reguliere bedrijvigheid mogelijk blijft, leegstand ter plaatse voorkomt en een rendabele exploitatie van de panden mogelijk maakt.

Bovenstaande argumentatie geldt ook voor het incidenteel toetaan van zelfstandige kantoren in bestaande bedrijfspanden, zoals toegepast voor Neddex op Veluwsekant West.

Wat detailhandel aangaat, op Sallandsekant zijn nu - via een afwijkingsbevoegdheid - ook ABC-goederen toegestaan. Ook hiervoor geldt bovenstaande argumentatie, evenals voor kringloopwinkels. Deze laatste categorie vormt geen bedreiging voor reguliere detailhandel. Op Veluwsekant Oost zijn een tuincentrum en handel in bestratingen en tuinmaterialen gevestigd. Deze zijn eerder via een afwijkingsprocedure mogelijk gemaakt en zijn nu positief bestemd.

Voor horeca geldt dat de bestaande vestigingen al eerder en volgens gelijke principes zijn gevestigd. Deze vestigingen zijn in dit nieuwe bestemmingsplan positief bestemd.

2.2.7 Nutsvoorzieningen

Ten noorden van het Atelier loopt de 380 kV lijn. Dit is een hoogspanningsleiding. Hier zal in het bestemmingsplan rekening mee gehouden moeten worden. Tennet heeft een beheergebied van 2 x 36 meter. Daarnaast is bij straling van 0,4 micro Tesla of hoger geen langdurig verblijf voor kinderen toegestaan (woningen, kinderdagverblijven en scholen). In de regels en op de verbeelding wordt deze 'magneetveldzone' als 'veiligheidszone - leiding' aangegeven.

Er wordt een nieuwe ondergrondse hoogspanningsverbinding aangelegd aan de westzijde van de Hoge Vaart. Deze zal aansluiten op het onderstation op Veluwsekant. In het nieuwe bestemmingsplan wordt de nieuwe ondergrondse verbinding in mogelijk gemaakt en vastgelegd. Deze verbinding heeft ook een magneetveldzone van maximaal ca. 30 m waarbinnen geen functies voor langdurig verblijf van kinderen mogelijk zijn.

Er is ook sprake van het verleggen van een ondergrondse 150 kV-leiding in verband met de verbreding van de A6. Deze verlegging die waarschijnlijk niet meer dan 1 meter zal bedragen, is ter hoogte van de toekomstige ondergrondse kruising van de busbaan op Sallandsekant en de A6 over een lengte van ongeveer 20 meter per abuis 'wegbestemd' in het bestemmingsplan voor de verbreding van de A6. In voorliggend bestemmingsplan is dit gerepareerd. Ook hierlangs geldt een magneetveldzone van maximaal ca. 30 waarbinnen geen functies voor langdurig verblijf van kinderen mogelijk zijn.

Op Veluweskant ligt een 150 kV onderstation van NUON van 132 MVA deze wordt mogelijk uitgebreid met 66 MVA en komt dan net onder de 200 MVA terecht. We hebben geen concrete gegevens over de exacte ligging van de omhullende 0,4 mT zone. Volgens de publicatie Bedrijven en Milieuzonering heeft deze een afstand voor gevaar van 50 m . Binnen deze afstand mogen geen functies voor langdurig verblijf van kinderen mogelijk zijn. Ook rond dit onderstation is de 'magneetveldzone' aangegeven.

2.2.8 Parkeren

  • In het nieuwe bestemmingsplan worden parkeernormen gehanteerd en opgenomen (is verplicht sinds de parkeerregeling niet meer in de bouwverordening is opgenomen);
  • Extra parkeergelegenheid is via afwijking en onder voorwaarden mogelijk gemaakt in het groen grenzend aan de bestaande wegen in het plangebied.

2.2.9 Recente initiatieven

Nieuwe (of wijziging van bestaande) vestigingen

In afwijking van de vigerende bestemmingsplannen is de in het recente verleden meegewerkt aan intiatieven, zoals de vestiging van zelfstandige kantoren door afsplitsing van bedrijfsgebouwen binnen de kavel (Kobelco, modecentrum, Staples). Indien bestuurlijk reeds is ingestemd, worden lopende intiatieven meegenomen in het ontwerp bestemmingsplan dan wel bij gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan.

Nieuw vestigingsbeleid

Het college van B&W heeft medio 2016 ingestemd met een ontwerp voor een nieuwe vestigingsvisie voor economische activiteiten, de Gemeentelijke Visie Werklocaties (GVW), met daarin een nieuwe Horecavisie. De GVW heeft ter inzage gelegen tot 13 juni jl. Vaststelling in de raad wordt begin 2017 voorzien.

Het nieuwe beleid heeft betrekking op de vestiging van economische activiteiten in Almere. Het is een actualisatie van de huidige Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (2010) en de Horecanota (2000).

Met de GVW als nieuw beleidskader wil de gemeente aangeven waar in Almere ruimte is voor welke economische activiteiten en welke randvoorwaarden daarbij gelden. Uitgangspunt is dat overal in Almere gewerkt kan worden. Optimale flexibiliteit en functiemenging passen hierbij. Niet alle economische activiteiten kunnen overal in Almere. Dit beleidskader geeft helderheid over ruimtelijke randvoorwaarden en inpassingseisen voor de economische activiteiten. Zo biedt het binnenstedelijk werkmilieu ruimte voor het verkleuren van de locatie naar diverse activiteiten. Het beleidskader vormt straks de basis voor bestemmingsplannen en voor omgevingsvergunningen bij afwijkingen van bestemmingsplannen.

Het nieuwe beleid biedt met name een verruiming voor de vestiging van voorzieningen op reguliere bedrijventerreinen, voor wonen aan de rand van binnenstedelijke bedrijventerreinen en voor maatwerk voor kavels of panden van vertrekkende bedrijven zonder nieuwe eigenaars/gebruikers. Deze verruiming kan niet zonder meer bij recht worden toegestaan in bestemmingsplannen. Vaak moet per locatie en per verruiming een nadere planologische, verkeerskundige of milieutechnische afweging gemaakt worden, of moeten maatregelen worden genomen voordat de verruiming in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

Vooraf is niet in te schatten wat de wensen vanuit de markt zijn en welke initiatieven zich zullen aandienen op welke locaties. Daarom is het niet effectief om nu in het bestemmingsplan alle mogelijkheden af te wegen of te regelen via binnenplanse afwijkingsbevoegdheden, mede vanwege de benodigde onderzoeken. Veel effectiever is het dan om volgend te zijn op initiatieven uit de markt en op basis van een goede ruimtelijke ordening te bezien of vestiging ter plaatse mogelijk en wenselijk is.

Aldus kunnen op Het Atelier, een binnenstedelijk bedrijventerrein, wellicht mogelijkheden ontstaan voor zelfstandig wonen: aan de randen van het terrein en onder voorwaarden van een goede ruimtelijke inpassing, te regelen via een omgevingsvergunning. Op het Atelier zijn nog kavels uitgeefbaar, totaal ruim 11.000 m2.

Ook op de reguliere bedrijventerreinen in voorliggend bestemmingsplan zullen meer voorzieningen en horecavestigingen wellicht mogelijk zijn, ook onder voorwaarden van goede ruimtelijke ordening.

Omgevingsvergunning

In het kader van een aanvraag omgevingsvergunning zal, nadat het nieuwe beleid is vastgesteld, moeten worden getoetst aan de voorwaarden zoals hierboven omschreven. Het gaat dan vooral om verkeer, parkeren, milieuaspecten, als ook de belangen van omliggende bedrijven en nabij gelegen woningen.

Aanpassing van het bestemmingsplan is op dit moment (najaar 2016) niet nodig en in dit stadium van de procedure (vaststelling) ook niet gewenst. Zo gauw de GVW (en daarmee de horecavisie) door de raad is vastgesteld en gepubliceerd, vindt toetsing plaats aan de hand van het dan geldende beleid. Kortom, mits voldaan wordt aan de (milieutechnische) randvoorwaarden en de aanvraag voldoet aan het principe van goede ruimtelijke ordening, kan een omgevingsvergunning worden verkregen voor vestiging van voorzieningen, horeca of woningbouw op de betreffende locatie.

GVW en woningen

Onlangs is er binnen de gemeente een inventarisatie uitgevoerd van de restkavels op bedrijventerreinen in de bestaande stad. Hierbij is gekeken naar de kansrijkheid van de kavels als bedrijfskavel en naar alternatieve invullingen. Hierbij is ook gekeken naar het Atelier. Voor de strook langs de Carel Willinklaan (de strook van de woon-werkcombinaties) kunnen mogelijkheden worden onderzocht voor woningbouw. Dit wordt in de nieuwe GVW opgenomen, als herziening van de GVV.

Indien de GVW is vastgesteld zullen woningbouw initiatieven op Het Atelier worden getoetst in het kader van een omgevingsvergunning. Medewerking kan slechts plaatsvinden mits kan voldaan aan de uiteenlopende voorwaarden onder noemer van een goede ruimtelijke ordening (zoals hierboven uiteengezet).

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk worden de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.

3.1 Toelichting Op De Juridische Regeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.


Opzet van de planregels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
  • in hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd.

Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming.

Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.

3.2 Bestemmingen

In dit hoofdstuk worden de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Voor zover de uitgangspunten voortvloeien uit een beleidsuitspraak of de omgevingsaspecten, is een koppeling naar de bijbehorende paragraaf opgenomen. Via de koppeling onderaan de paragraaf kan worden doorgeklikt naar de planregels. In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

VNG Bedrijvenlijst

In het eerste lid van de regels behorende bij de bestemmingen Bedrijf 1 en 2 en Gemengd 1 en 2 wordt verwezen naar bedrijfsactiviteiten die in de bijlage van de regels in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd. Voor de bestemnming Gemengd 3 is het de Staat van bedrijfsactiviteiten Functiemenging. In Bijlagen 7 en 8 Toelichting wordt uitleg gegeven over deze bedrijvenlijsten. De lijst zelf is opgenomen in Bijlage 1 en 2 bij de regels. In paragraaf 5.6 Milieuzonering en functiemenging is een afweging gemaakt voor de toelaatbare bedrijfsactiviteiten in het plangebied.

3.2.1 Bedrijf-1 en Bedrijf-2

Functionele mogelijkheden

De bestemmingen Bedrijf-1 en Bedrijf-2 zijn de meest voorkomende bestemmingen op de terreinen 'Veluwsekant' respectievelijk 'Sallandsekant' en gelden voor de meeste bedrijfsvestigingen op deze terreinen.

In de Bestemmingsomschrijving van artikel 3 en 4 is de toegestane milieucategorie van de bedrijven vastgelegd. Voor specifieke situaties zijn nadere aanduidingen opgenomen.

Volgens het oude bestemmingsplan was Sallandsekant voornamelijk bedoeld voor logistieke bedrijven. In het voorliggende plan worden (net als voor het bedrijventerrein Hollandsekant en Stichtsekant Noord) de teugels meer losgelaten ten gunste van meer gemengde en productiegerichte bedrijvigheid.

Kantoorhoudendheid

Bij bedrijven is een kantoorhoudendheid van 50% toegestaan. Dit houdt in dat per bedrijf ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak mag worden gebruikt ten behoeve van bij het bedrijf behorende, niet zelfstandige, kantooractiviteiten. De maximale oppervlaktes in vierkante meters zijn echter losgelaten.

Detailhandel, E-commerce, Webwinkels, afhaalpunten

Overeenkomstig de Detailhandelsvisie 2014 is detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit alleen toegestaan bij productiebedrijven, tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak.

Het aanwezige tuincentrum op Veluwsekant Oost is middels een aanduiding toegestaan.

Afhaalpunten zijn op grond van het beleid op bedrijventerreinen toegestaan, onder voorwaarde dat de locatie een directe en korte aansluiting op de hoofdinfrastructuur heeft. Hiervan is veelal sprake binnen het plangebied. Afhaalpunten zijn daarom bij recht mogelijk. Uiteraard geldt de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid en mogelijkheden voor laden en lossen op eigen terrein worden gerealiseerd.

Detailhandels in abc-goederen,kringloopwinkels zijn met een omgevingsvergunning na afwijking toegestaan onder de voorwaarde dat het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en voldoende ruimte voor laden en lossen. Dit is wat Sallandsekant aangaat een verruiming t.o.v. het voorgaande bestemmingsplan.

Een webwinkel is een logistieke bedrijfsactiviteit waarbij geen sprake is van fysiek klantcontact en verkoop en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt. Hierbij is geen sprake van detailhandel, maar van een bedrijf. Webwinkels zijn op alle bedrijfsterreinen in plangebied toegestaan als bedrijfsactiviteit. Een internetwinkel, waarbij wel sprake is van fysiek klantcontact of een showroom is daarentegen een vorm van reguliere detailhandel en daarom niet toegestaan binnen het plangebied.

Bebouwing

Ten aanzien van de toegstane bebouwing (bouwhoogte, bouwvlakken en bebouwingspercentage) is aansluiting gezocht bij de huidige bouwregels van de geldende bestemmingsplannen.

Overgenomen uit het huidige bestemmingsplan voor Veluwsekant is dat er een zone is bepaald nabij het Weerwater waarbinnen de voorgevel van de gebouwen moet worden gerealiseerd. Er is hier namelijk nog een kavel beschikbaar. Ook mag de bouwhoogte daar meer bedragen dan op de rest van de betreffende terreinen, namelijk 20 meter.

Conform het beleid van 'Energie Werkt' kan met een afwijking van de bouwregels worden toegestaan dat er kleine windmolens op het dak worden gerealiseerd.

Verder is het mogelijk conform het parapluplan 'prostitutie' om na wijziging van het bestemmingsplan een seksinrichting toe te staan op Veluwsekant. Overigens is er al een seksinrichting gevestigd op Veleuwsekant Oost dus is de ruimte die het parapluplan biedt reeds benut. Van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid kan dus slechts gebruik gemaakt worden nadat het reeds gevestigde bedrijf niet meer aanwezig is.

3.2.2 Bos

Functionele mogelijkheden

De bestemming Bos is vastgelegd voor het gedeelte dat is gelegen in de oksel van de Tussenring en de A6. Dit gebied maakt onderdeel uit van het Natuurnetwerk (voormalig EHS) en is daarom bestemd voor bos en natuurontwikkeling waarbinnen slechts extensief recreatief medegebruik mogelijk is.

Bebouwing

Er wordt slechts in beperkte mate bebouwing toegestaan, maar geen gebouwen.

3.2.3 Gemengd-1

Functionele mogelijkheden

De bestemming Gemengd-1 is opgenomen voor de kavels die op Veluwsekant West die grenzen aan de Veluwedreef. Hier is het hotel Van der Valk gevestigd en het modecentrum met diverse gebouwen.

Op Veluwsekant Oost hebben de kavels van het restaurant Het Gouden Huis, de verderop gelegen restaurantkavel, en het gedeelte dat aan Danswijk grenst waar voornamelijk bedrijfsverzamelgebouwen zijn gevestigd, deze bestemming.

Genoemde horecavestigingen zijn toegestaan middels een aanduiding.

In de Bestemmingsomschrijving is de toegestane milieucategorie van de bedrijven opgenomen. Verder zijn groothandel, ondergeschikte detailhandel, een kringloopwinkel en maatschappelijke voorzieningen, voor zover ze niet geluidgevoelig zijn op grond van de Wet geluidhinder, toegestaan.

De kavels binnen deze bestemming zijn minder geschikt voor het toestaan van detailhandel in auto's, boten en caravans vanwege de grootte en ligging van de kavels. Op het overige gedeelte van Veluwsekant is deze vorm van detailhandel wel mogelijk gemaakt.

Bebouwing

Ten aanzien van de toegstane bebouwing (bouwhoogte, bouwvlakken en bebouwingspercentage) is aansluiting gezocht bij de huidige bouwregels van de geldende bestemmingsplannen.

Conform het beleid van 'Energie Werkt' kan met een afwijking van de bouwregels worden toegestaan dat er kleine windmolens op het dak worden gerealiseerd.

Verder is het mogelijk conform het parapluplan 'prostitutie' om na wijziging van het bestemmingsplan een seksinrichting toe te staan op Veluwsekant. Overigens is er al een seksinrichting gevestigd op Veleuwsekant Oost dus is de ruimte die het parapluplan biedt reeds benut. Van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid kan dus slechts gebruik gemaakt worden nadat het reeds gevestigde bedrijf niet meer aanwezig is.

3.2.4 Gemengd-2

Functionele mogelijkheden

De bestemming Gemengd-2 is opgenomen voor de kavel op Sallandsekant waar de school is gevestigd. Er is een gemengde bestemming opgenomen zodat, mocht de school hier weggaan, er ook een bedrijf kan worden gevestigd.

Bebouwing

Ten aanzien van de toegstane bebouwing (bouwhoogte, bouwvlakken en bebouwingspercentage) is aansluiting gezocht bij de huidige bouwregels van de geldende bestemmingsplannen.

3.2.5 Gemengd-3

Functionele mogelijkheden

De bestemming Gemengd-3 is opgenomen voor het binnenstedelijk bedrijventerrein 'Het Atelier' dat is gelegen aangrenzend aan de woonwijk Tussen de Vaarten.

In de Bestemmingsomschrijving is het toegelaten type bedrijven en maatschappelijke voorzieningen opgenomen aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Deze lijst gaat uit van het mengen van functies en niet van functiescheiding zoals de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 die wordt gebruikt voor de bedrijventerreinen Veluwsekant en Sallandsekant.

Ook zijn sportvoorzieningen en voorzieningen op het gebied van cultuur en ontspanning, kantoren (tot maximaal 1500 m2 bvo), detailhandel in auto's, boten, caravans en een kringloopwinkel toegestaan.

De aanwezige bedrijfswoningen zijn met een aanduiding op de verbeelding positief bestemd.

Nieuwe bedrijfswoningen zijn mogelijk indien deze kunnen worden gerealiseerd op grond van de Wet Geluidhinder en alleen in de op de verbeelding aangegeven strook aan de Carel Willinklaan.

Bebouwing

Ten aanzien van de toegstane bebouwing (bouwhoogte, bouwvlakken en bebouwingspercentage) is aansluiting gezocht bij de huidige bouwregels van de geldende bestemmingsplannen. De voorgeschreven kavelgrootte uit het geldende uitwerkingsplan is overgenomen.

3.2.6 Groen

Functionele mogelijkheden

De bestemming Groen is opgenomen voor de grotere groene stroken in het gebied.

Binnen deze bestemming zijn ook voet- en fietspaden toegestaan.

Bebouwing

In principe mag hier niet worden gebouwd. Wel is het mogelijk om met een afwijking van het bestemmingsplan, onder voorwaarden, parkeervoorzieningen aan de leggen binnen deze bestemming.

3.2.7 Verkeer

Functionele mogelijkheden

De bestemming Verkeer is opgenomen voor de Veluwedreef en een gedeelte van de Hagevoortdreef aan de oostzijde van het plangebied.

Bebouwing

Hier zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen toegestaan ten dienste van de bestemming.

3.2.8 Verkeer-Verblijfsgebied

Functionele mogelijkheden

De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is opgenomen voor alle interne wegen. Behalve de wegen zijn ook de bermen en de kleinere groene delen in deze bestemming opgenomen. Ook het parkeren is toegestaan binnen deze bestemming.

Bebouwing

Met uitzondering van nutsgebouwtjes zijn hier alleen bouwwerken, geen gebouwen toegestaan.

3.2.9 Water

Functionele mogelijkheden

De bestemming Water is opgenomen voor de grotere waterpartijen

3.3 Dubbelbestemmingen En Gebiedsaanduidingen

Daar waar meerdere functies aanwezig zijn of verbijzondering van de juridische regeling noodzakelijk is, wordt (overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) gewerkt met dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen. In het bestemmingsplan zijn de volgende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen opgenomen:

3.3.1 Leidingen

Leiding - Hoogspanning voor o.a. het gedeelte van de ondergrondse hoogspanningsverbinding dat aansluit op het verdeelstation op Veluwsekant aan de Strubbenweg.

Leiding - Leidingstrook voor het de strook gelegen langs de A6 en de Tussenring. In deze strook zijn meerdere leidingen gelegen.

3.3.2 Waarde-Archeologie 1

Binnen het plangebied zijn gebieden aanwezig die mogelijk archeologisch waardevol zijn. Ook is door middel van onderzoek een aantal behoudenswaardige vindplaatsen opgespoord die zeker archeologisch waardevol zijn. Ter bescherming van deze gebieden zijn zogenaamde dubbelbestemmingen opgenomen. Dit betekent dat er behalve de basisbestemming voor bijvoorbeeld groen of water, ook een bestemming voor archeologie geldt.

Gebieden, zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere 2016, met mogelijke archeologische waarden op een diepte vanaf 150 cm onder maaiveld (op dekzand en Oude Getijden-afzettingen), hebben in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van "Waarde - Archeologie 1". Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.

De bestemming is tevens gekoppeld aan een stelsel van wijzigingsbevoegdheden teneinde een bestemmingswijziging mogelijk te maken op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Voor gronden waar in het onderzoek geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn vastgesteld, kan de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' vervallen. Indien wel behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' worden opgewaardeerd naar 'Waarde - Archeologie 5'.

In artikel 15 Waarde - Archeologie 1. zijn de planregels van de bestemming Waarde-Archeologie 1 opgenomen.

3.3.3 Waarde-Archeologie 5

Een archeologische vindplaats bestaat uit twee onderdelen, te weten een kern met aangetoonde behoudenswaardige archeologische resten, en een 10 meter brede zone rondom de kern die wordt aangeduid als buffer, die op grond van onderzoek elders verspreide archeologische resten kan bevatten (zoals begravingen en depots). Deze buffer dient ter fysieke bescherming van de vindplaatskern en om de toegankelijkheid daarvan voor de toekomst te garanderen. Voor beide onderdelen van een vindplaats (kern en buffer) geldt de bestemming Waarde - Archeologie 5.

Roering van de bodem van de buffer is in principe en onder voorwaarden mogelijk, met dien verstande dat dit sowieso geen (risico op) schadelijke effecten mag hebben op de archeologische resten in de kern van de vindplaats. Aan deze bestemming (Waarde-Archeologie 5) is een bouwverbod gekoppeld met ontheffingsmogelijkheden.

Aan deze bestemming is, net als bij de bestemming Waarde-Archeologie 1, een bouwverbod gekoppeld met ontheffingsmogelijkheden.

De ontheffingsmogelijkheden zijn opgenomen om toch bebouwing c.q. grondroering in de bufferzone mogelijk te maken, op voorwaarde dat de archeologische waarden die in de daarnaast gelegen kern van de vindplaats zijn gelegen niet aangetast worden, dan wel door middel van een archeologische opgraving voorafgaand aan het bouwen, ex situ veilig gesteld zijn (in een archeologisch depot of een museum).

Daarnaast geldt een omgevingsvergunningenstelsel voor de activiteit 'aanleggen' ter bescherming van de archeologische waarden. Tevens geldt een verplichting tot inpassing van de vindplaats.

3.4 Overige Regels

3.4.1 Inleidende regels

Begripsbepalingen

In artikel Artikel 1 Begrippen zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met bedrijven en met maatschappelijke voorzieningen wordt bedoeld.

Wijze van meten

In artikel Artikel 2 Wijze van meten is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwwerk moet worden gemeten.

3.4.2 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

In artikel Artikel 17 Anti-dubbeltelregel is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Overschrijding grenzen

In artikel Artikel 18 Algemene bouwregels is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.

Ondergeschikte bouwonderdelen op daken

In artikel Artikel 18 Algemene bouwregels is een regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.

Algemene gebruiksregels

In artikel 19 zijn regels opgenomen ten aanzien van gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, conform de normen opgenomen in de Lijst van parkeernormen, op eigen terrein. Tevens zijn er regels opgenomen ten aanzien van de maat van parkeerplaatsen. Er is een afwijkingsmogelijkheid van beide regels en een wijzigingsbevoegdheid voor de Lijst van parkeernormen.

Algemene aanduidingsregels

In artikel 20 zijn regels opgenomen ten aanzien van de vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten binnen veiligheidszones rond lpg- en propaantanks.

Ook zijn regels opgenomen die horen bij de bestemmingoverschrijdende gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding' i.v.m. de magneetveldzone van de betreffende hoogspanningsleidingen. Binnen het plangebied liggen ondergrondse hoogspanningsleidingen langs de Hogevaart met aftakkingen naar het onderstation van NUON en naar het Datacentrum van KPN. En in het uiterste noorden valt een een deel van Het Atelier binnen de magneetveldzone van de buiten het plangebied gelegen bovengrondse 380 kV hoogspanningsverbinding.

Algemene afwijkingsregels

In artikel 21 zijn vijf afwijkingsregels opgenomen. De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Wijzigingsregels

In artikel 22 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgmeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein.

Verder kan de Lijst van parkeernormen worden gewijzigd indien ontwikkelingen op parkeergebied daartoe aanleiding geven. Hetzelfde geldt voor de Staat van Bedrijfsactiviteiten, de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging en de Staat van Horeca-activiteiten, indien ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Overige regelingen

In artikel 23 is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.

3.4.3 Overgangs- en slotregels

In artikel Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

In artikel Artikel 25 Slotregel is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In tabel 4.1 staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader.

In deze Bijlage worden ook beleidsdocumenten beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden. Deze beleidsdocumenten zijn daarom niet in onderstaande tabel opgenomen.

Beleidsdocument Beleidsuitgangspunt Vertaling in het bestemmingsplan
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Excellent vestigingsklimaat in stedelijke regio's;




Ruimte voor unieke cultuurhistorische kwaliteiten;


Ladder voor duurzame verstedelijking
Veluwsekant en Sallandsekant bieden ruimte aan bedrijven tot en met categorie 3.2, en ook aan maatschappelijke en overige voorzieningen, waaronder horeca.

Mogelijk archeologisch waardevol gebied is in het bestemmingsplan geborgd.

De bouw- en gebruiksmogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplannen worden in dit nieuwe actualisatie bestemmingsplan overgenomen met hier en daar wat meer flexibiliteit.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012) Radarverstoringsgebieden Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines die hoger zijn dan 110 m boven NAP. Kleinschalige windmolens op gebouwen onder voorwaarden toestaan
Nationaal Waterplan (2016-2021) Waterberging Bestaande waterpartijen zijn bestemd voor water en waterberging. Binnen de bestemming Groen is eveneens water/waterberging mogelijk.
Rijksbeleid en -wetgeving archeologische monumentenzorg Beheer en behoud van het archeologisch erfgoed Er zijn dubbelbestemmingen voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde opgenomen.
Provinciaal en regionaal beleid
Omgevingsplan Flevoland (2006) en Partiële herzieningen (2008, 2009, 2015)
Het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 met een doorkijk naar 20130
Het plangebied valt binnen 'stedelijk gebied' van de gemeente Almere

Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland (2012) De verordening omvat de onderwerpen: stortplaatsen en afvalwater, bodemsanering, watersystemen, grondwaterontrekkingen, wegen en vaarwegen, ontgrondingen, bescherming landschap en ecologische hoofdstructuur. Voor de ecologische hoofdstructuur zijn de wezenlijke kenmerken en waarden in beeld gebracht. Een gedeelte van het plangebied ligt in overig EHS, hier zal een passende bestemming voor worden opgenomen.
RO visie werklocaties Flevoland Het doel van de visie is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties zodat het aanbod passend is bij de behoefte en regionaal is afgestemd. Het maatschappelijk effect dat de provincie daarmee wil bereiken is slim en zuinig ruimtegebruik. Veluwsekant en Sallandsekant is een werkmilieu, regulier bedrijventerrein.
Het Atelier is binnenstedelijk bedrijfsterrein, een werkmilieu met ook woon-werkeenheden of bedrijfswoningen. Dit bestemmingsplan behelst een actualisatie van de vigerende bestemmingplannen en biedt de nodige flexibiliteit voor een duurzame doorontwikkeling.
Beleidsregel Windmolens 2008 Opschalen en saneren van windmolens Het bestemmingsplan biedt geen ruimte aan nieuwe windmolenopstellingen.
Kleine windmolens op gebouwen zijn wel mogelijk (via afwijking).
Noodverordening wind (2015) Opschalen en saneren windmolens Het bestemmingsplan biedt geen ruimte aan nieuwe windmolenopstellingen.
Kleine windmolens op gebouwen zijn wel mogelijk (via afwijking).
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008) Beschermen van archeologische waarden Beleid is verwerkt, er zijn dubbelbestemmingen voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde opgenomen.
Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2016-2021(2015) Bevat langetermijndoelen (zichtjaar 2050), doelen voor de planperiode (2016-2021) en maatregelen die het waterschap (samen met gebieds-partners) uit gaat voeren. De doelen en maatregelen hebben betrekking op de kerntaken van het waterschap (waterveiligheid, schoon water, voldoende water) en het thema 'water en ruimte'. Hierbij gaat het om reguliere werkzaamheden, zoals peilbeheer, onderhoud aan dijken en het zuiveren van afvalwater en om nieuwe ontwikkelingen. Voor het bestemmingsplan is een watertoets gedaan.
Waterkader (2013) Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen. Voor het bestemmingsplan is een watertoets gedaan.
Gemeentelijk beleid
1.ruimtelijke ontwikkeling
Almere Principles 2009 Zeven stelregels voor een duurzame stadsontwikkeling:
1. Koester diversiteit
2. Verbind plaats en context
3. Combineer stad en natuur
4. Anticipeer op verandering
5. Blijf innoveren
6. Ontwerp gezonde systemen
7. Mensen maken de stad
Het bestemmingsplan betreft een actualisatieplan zonder nieuwe ontwikkelingen.
Structuurplan Almere (2003) Ruimtelijk beleid voor de gemeente Almere Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Structuurplan Almere.
Kadernota Grondbeleid 2009 In de nota zijn de doelen van het grondbeleid beschreven en een repertoire aan beleidsinstrumenten, bestaande uit verwervingsbeleid, kostenverhaal, kostenverevening en grondprijs- uitgiftebeleid. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kadernota Grondbeleid
Programmaplan Energie Werkt! 2015 Energieneutraliteit in 2022. Het programma bevat een werkwijze langs 5 inhoudelijke werklijnen Binnen het plangebied zijn zonnepanelen, zonnecollectoren en kleine windmolens op of aan gebouwen (via afwijking) mogelijk.
Welstandsnota 2014 Welstandstoezicht voor :
- het groenblauwe raamwerk;
- de hoofdstructuur;
- de centrumgebieden;
- bijzondere gebieden;
- reclame;
Gebouwen en reclameobjecten in het plangebied die gelegen zijn langs de hoofdinfrastructuur kunnen onder het welstandstoezicht vallen.
Beleidsnota kleine bouw 2008 Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrjfsmatige activiteiten aan huis Toetsingskader uit nota is overgenomen.
Masten en antennes t.b.v. mobiele telefoonnet 1999 Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken Voor het plangebied betekent dit dat er principe masten en antennes kunnen worden geplaatst. Hiertoe zal in de regels een bepaling worden opgenomen dat masten met een hoogte van 15 meter worden toegestaan met een afwijkingsmogelijkjheid tot 40 meter.
Prostitutiebeleid Almere 2000 Vestigingsbeleid seksinrichtingen Op Veluwsekant is een erotische massagesalon gevestigd aan de Palmpolstraat 81. Hier geldt een bestemming voor Gemengde Doeleinden, waarbinnen maatschappelijke doeleinden en bedrijfsdoeleinden zijn toegestaan.
Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 Vestigingsbeleid coffeeshops In Almere Stad zijn reeds meerder coffeeshops gevestigd. Binnen het plangebied van Veluwsekant, Sallandsekant en het Atelier is de vestiging van een coffeeshop niet aan de orde.
Uitgiftebeleid benzineverkooppunten 2000 Vestigingsbeleid benzineverkooppunten Op Veluwsekant is een benzineverkooppunt evenals op het bedrijventerrein Sallandsekant. Beide verkooppunten zijn in dit beleid opgenomen.
2. bereikbaarheid en mobiliteit
Nota Mobiliteitsplan 2012 Hoofdkeuzes op het gebied van verkeer en vervoer Er zijn geen wijzigingen in het verkeerssysteem.
3. werk in de stad
Detailhandelsvisie Almere (2014) Uitgangspunten detailhandelsstructuur:
- Fijnmazigheid winkelvoorzieningen
- Positie van het stadscentrum als hèt centrale (winkel)centrum van Almere. - Ruimte bieden aan ondernemers.
- E-commerce faciliteren.

Op bedrijventerreinen is dagelijkse detailhandel niet toegestaan. Niet-dagelijkse detailhandel is evenmin toegestaan, m.u.v. PDV is auto's, boten e caravans (ABC). E-commerce is wel toegestaan.
Dagelijkse detailhandel is niet toegestaan.
Recreatieve detailhandel is niet toegestaan.
Doelgerichte detailhandel in ABC is toegestaan.
Webwinkel/internetwinkel is niet toegestaan.
Via aanduiding is een tuincentrum en handel in bestrating en tuinmaterialen toegestaan.
Afhaalpunten zijn toegestaan
Kringloopwinkel is toegestaanop het Atelier en Veluwsekant, via afwijking op Sallandsekant
Detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit is toegestaan.
Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid 2010 In deze visie is gemeentelijk locatiebeleid ten aanzien van bedrijventerreinen opgenomen.

Sallandsekant en Veluwsekant zijn regulier gemengde bedrijventerreinen.

Het Atelier is een binnenstedelijk bedrijventerrein.
Op het binnenstedelijke bedrijventerrein het Atelier worden de volgende functies toegestaan:
- bedrijvigheid met milieucategorie A en B;
- wonen, uitsluitend inpandig of in woon-werkeenheden;
- zelfstandige kantoren, tot een oppervlak van maximaal 1500 m2 bvo; in totaal mag maximaal 25% van het bedrijventerrein gebruikt worden voor kantoren;
- maatschappelijke voorzieningen, mits passend naar aard en schaal;
- overige voorzieningen; hieronder wordt verstaan voorzieningen op het gebied van cultuur, sport en recreatie (muziek-, ballet-, dans- en sportscholen, ateliers e.d.) en aan-huis-gebonden beroepen
- parkeren op eigen of gedeeld terrein.

Op de regulier gemengde bedrijventerreinen Veluwsekant en Sallandsekant worden de volgende functies toegestaan:
- bedrijvigheid tot en met milieucategorie 3;
- kantoorhoudendheid van max. 50% bvo per bedrijf, met uitzondering van toegstane afwijkingen;;
- maatschappelijke en overige voorzieningen (voorzover niet positief bestemd) alleen in business facility point of binnen zoekzone indien uit onderzoek blijkt dat het kan;
- wonen (w.o bedrijfswoningen) is niet toegestaan;
- parkeren op eigen of gedeeld terrein.
Afhaalpunten (2014) Afhaalpunten toegestaan op alle bedrijventerreinen met uitzondering van De Vaart en Buitenvaart Afhaalpunten tworden toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor laden, lossen en manoeuvreren op eigen terrein;
- goede ontsluiting: een directe en korte aansluiting op de hoofdwegenstructuur.
Kringloopwinkels (2014) Kringloopwinkels toestaan op binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen Op .het Atelier en op Veluwsekant is een kringloopwinkel toegestaan onder de volgende voorwaarde:
- parkeren, laden, lossen en manoeuvreren op eigen terrein.

Horecanota 2000 Gemeentelijk locatiebeleid t.a.v. horeca Voor het plangebied betekent dit dat op het Atelier geen horeca is toegestaan. Op Sallandsekant en Veluwsekant is op diverse plaatsen horeca toegestaan (via aanduiding).
Nota Hotelmarkt Almere 2002 Gemeentelijk locatiebeleid t.a.v. hotels Op Veluwsekant is een hotel van Van der Valk gevestigd.
4. Groene Stad
Waterplan Almere 2005 Het Waterplan geeft aan welke rol het binnendijks water binnen de stad speelt en wat er nodig is om die rol te vervullen. Bij herstructurering van de bestaande stad of nieuwbouw, geeft de watervisie richting aan de omgang met water. Binnen het plangebied vinden geen reconstructies plaats
Kleur aan Groen (2014) Spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van Almere De Nota Kleur aan Groen is binnen het plangebied van dit bestemmingsplan van toepassing op de oksel van de A6 en de Tussenring.
Dit gedeelte maakt ook onderdeel uit van het NNN (voormalige overige EHS) en dient als zodanig beschermd te worden in het bestemmingsplan.
Ecologisch Masterplan 2005 In het Ecologisch Masterplan is het beleid opgenomen gericht op de natuur in Almere en er zijn een aantal uitgangspunten benoemd. Voor het plangebied betekent dit extra aandacht voor het groengebied in de oksel van de A6 en de Tussenring.
Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003 wandelinfrastructuur en samenhangende voorzieningen Voor het plangebied betekent dit extra aandacht voor het groengebied in de oksel van de A6 en de Tussenring.
Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan 2011-2016 Het Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan Almere 2011-2016 bundelt de hoofdlijnen van deze beleidsdocumenten en geeft daarmee structuur en samenhang aan de gemeentelijke waterhuishouding. Met dit Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan wordt nogmaals de visie uit het waterplan bevestigd. In het plangebied vindt geen herstructurering plaats die effect heeft op de waterhuishouding.
5. Veiligheid
Vuurwerknota 2005
Het vuurwerkbeleid is in 2009 vertaald in een paraplubestemmingsplan, genaamd 'parapluherziening opslag en verkoop vuurwerk'.
Vuurwerkopslag en -verkoop is onder voorwaarden toegestaan op bedrijventerreinen en is niet mogelijk in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven. Voor het plangebied betekent dit dat de opslag en verkoop van vuurwerk onder voorwaarden is toegestaan.
Conform bestemmingsplan Parapluherziening opslag en verkoop vuurwerk, is opslag en verkoop van (consumenten- en theater)vuurwerk mogelijk op Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier (in principe >10.00 kg). Vanwege het feit dat Het Atelier zich tot een gemengd gebied heeft ontwikkelt en de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wordt toegepast, is in dit plandeel (conform deze Staat) alleen opslag en verkoop van vuurwerk van minder dan 10.000 kg vuurwerk toegestaan.
6. Sociale structuur, onderwijs en cultuur
Archeologienota (2016) Beschermen van archeologische waarden Onderzoeksplicht opnemen bij de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' t/m 'Waarde - Archeologie 4 en voor ''Waarde - Archeologie 6'
Gemeentelijke archeologieverordening Archeologisch waardevolle terreinen op de ABA moeten overeenkomstig de verordening worden beschermd. Opnemen van een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' t/m 'Waarde - Archeologie 6'
7. Overig gemeentelijk beleid
Nota Evenementen Almere Speregels voor evementen In het plangebied wordt niet voorzien in het houden van evenementen

Tabel 4.1 Beleidskader

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

5.1 Milieu-effectrapportage

Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer).

De activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben staan genoemd in het Besluit milieueffectrapportage in de bijlagen. Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten staan genoemd waarvoor mer-verplichtingen kunnen gelden. De aard en omvang van de activiteit bepaalt in belangrijke mate welke verplichtingen gelden ten aanzien van de rapportages. Er is sprake van een vormvrije mer-beoordeling, een mer-beoordeling of een mer-plicht.

De gevallen waarvoor een milieueffectrapportage verplicht is, staan in onderdeel C. De gevallen waarvoor een mer-beoordeling verplicht is, staan in onderdeel D. De gevallen in onderdeel D zijn overigens indicatief. De verplichting voor een mer-beoordeling geldt ook wanneer op grond van de selectiecriteria in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Deze omstandigheden zijn:

  1. 1. de kenmerken van de projecten (omvang project, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico en ongevallen en de cumulatie met andere projecten);
  2. 2. de plaats van de projecten (bijzondere gebieden, bestaand grondgebruik, rijkdom/kwaliteit/regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijk milieu);
  3. 3. de kenmerken van de potentiële effecten (in samenhang met de eerste twee criteria: bereik, grensoverschrijdende karakter van het effect, orde/grootte/complexiteit effect, waarschijnlijkheid effect, duur/frequentie/onomkeerbaarheid van het effect).

Voor de volgende gevallen geldt een mer-beoordelingsplicht:

  • de aanleg, wijziging of uitbreiding van een jachthaven met 250.000 bezoekers 100 ligplaatsen , een oppervlakte van 25 hectare of meer, 100 ligplaatsen of meer of een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied (D 10);
  • de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen met een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer (D 11.2).

Bedrijventerrein Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier is grotendeels uitgegeven. Het bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van aard. Eventuele ontwikkelingen in de sfeer van uitbreiding of wijziging van bedrijfsactiviteiten binnen het bestemmingsplan blijven ver onder de drempelwaarden van een stedelijk ontwikkelingsproject. Gelet op de omvang van de ontwikkelingen in het bestemmingsplan en het feit dat het plangebied niet in of nabij bijzondere gebieden ligt, kan worden uitgesloten dat de ontwikkelingen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Een mer-beoordelingsbesluit voor het bestemmingsplan is daarom niet nodig.

5.2 Verkeer

Autoverkeer

Ontsluiting

Het bedrijventerreinen Veluwsekant is onderverdeeld in twee delen Oost en West. Beide delen worden eenzijdig ontsloten via de Veluwedreef. Deze heeft in zuidelijke richting een directe aansluiting op de A6 en in noordelijke richting een snelle verbinding naar het stadscentrum. Veluwsekant Oost heeft geheel oostelijk nog een verbinding onder de A6 door richting het Weteringpark.

Aan de zuidzijde van Veluwsekant West ligt de busbaan, die tevens het gebied doorkruist. Veluwsekant Oost heeft geen direct busverbinding door het gebied lopen.

Het bedrijventerrein Sallandsekant ligt ingesloten tussen de A6 aan de zuidzijde en de wijk Tussen de Vaarten aan de noordzijde. Sallandsekant wordt eenzijdig ontsloten via de Hagevoortdreef. Deze heeft via de Tussenring een directe aansluiting op de A6.

Aan de noordzijde van het gebied ligt de busbaan. Tevens ligt dwars over het bedrijventerrein een reservering voor een busbaan de te zijner tijd de wijk Nobelhorst zal bedienen.

Het bedrijventerrein Het Atelier is een binnenstedelijk bedrijventerrein en ligt tussen geklemd tussen de wijk Tussen de Vaarten aan de westkant en de Tussenring aan de oostkant. Het gebied wordt ontsloten via een doorgaande route door en langs het gebied die aansluit op de Hagevoortdreef. Deze heeft in oostelijke richting via de Tussenring een directe aansluiting op de A6 en in westelijke richting een goede verbinding richting het centrum van Almere. Er ligt geen busbaan in of langs het bedrijventerrein.

Voor alle bedrijventerreinen geldt een snelheidsregime van 30 km/uur.


Parkeren

Voor de bedrijventerreinen geldt dat het parkeren en laden en lossen op eigen terrein moet worden opgelost. Voor het merendeel van de bedrijven gaat dit ook goed. Door functieveranderingen van een aantal bedrijven is er echter rondom deze bedrijven een parkeerdruk in het openbare gebied ontstaan. In overleg met de gemeente kunnen ondernemers oplossingen in de openbare ruimte ontwerpen.

Openbaar vervoer

Aan de zuidzijde van Veluwsekant West ligt de busbaan, die tevens het gebied doorkruist.

In Veluwsekant West is aan de zuidkant één bushalte (halte Veluwsekant). Vlak naast het gebied in de zuidwesthoek is nog een bushalte gesitueerd (halte Kasteel). Daarmee is dit deel van het bedrijventerrein goed ontsloten per openbaar vervoer.

Veluwsekant Oost heeft geen direct busverbinding door het gebied lopen. De dichtstbijzijnde halte ligt in de Danswijk op ongeveer 350 - 600 meter van het gebied. Een groot deel van de bedrijven ligt binnen een loopcirkel van 400 meter een bushalte. Enkele bedrijven vallen daarbuiten. Dit deel van Veluwsekant is daarom redelijk bereikbaar met het openbaar vervoer.

Aan de noordzijde van Sallandsekant ligt de busbaan. Tevens ligt dwars over het bedrijventerrein een reservering voor een busbaan die te zijner tijd de wijk Nobelhorst zal bedienen. Bushalte Sallandsekant is gesitueerd aan de noordzijde van het terrein en bestrijkt binnen een straal van 400 meter het grootste gedeelte van het terrein. Daarmee is Sallandsekant goed bereikbaar per openbaar vervoer.

Het Atelier kent geen eigen openbaar vervoer voorzieningen. De dichtstbijzijnde bushalte is Tussen de Vaart Zuid die op meer dan 550 meter lopen van het gebied is gesitueerd. Het Atelier is hiermee matig bereikbaar per openbaar vervoer.


Fiets

Veluwsekant West is goed bereikbaar per fiets. Vanuit de Filmwijk zijn er drie fietsverbindingen het gebied in. De fiets maakt gebruik van zowel vrijliggende fietspaden als de straten. Tussen Veluwsekant West en Oost is, onder de Veluwsedreef, een directe fietsverbinding die de twee delen voor de fiets goed bereikbaar maakt. Veluwsekant Oost kent ook drie fietsverbindingen vanuit de naastgelegen Danswijk. Ook hier is sprake van een combinatie van vrijliggende fietspaden en gemengd gebruik van de straten. Bedrijventerrein Veluwsekant is goed per fiets bereikbaar.

Sallandsekant is ook goed bereikbaar per fiets. Zowel om het terrein heen als op twee locaties door het terrein heen zijn vrijliggende fietspaden. Tevens kan de fiets gebruik maken van de overige ontsluitingsstructuur. Vanuit de wijk zijn vijf fietsverbindingen het gebied in en een zesde fietsverbinding gaat onder de Tussenring door richting de manege in Almere Buiten.

Het Atelier is via de woonstraten van Tussen de Vaarten goed te bereiken per fiets. Door de kleinschaligheid van het terrein zijn op het terrein geen aparte fietsvoorzieningen. Tevens is er aan de noordwestzijde een aansluiting op het fietspad dat parallel ligt aan de Tussenring.

5.3 Geluid

Algemeen

In en om het plangebied liggen wegen met zones die binnen het plangebied liggen. Dit zijn zones van de wegen A-6, Hagevoortdreef, Veluwedreef en Tussenring. Voor zover het betreft de terreinen Veluwsekant en Sallandsekant worden geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Ook zal de actualisatie van het bestemmingsplan niet leiden tot wijziging van verkeersstromen buiten het plangebied. Er is daarmee geen noodzaak tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek voor de deelgebieden Veluwsekant en Sallandsekant.

Binnen het meest noordoostelijke deel, het binnenstedelijke terrein Het Atelier, worden wel geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt.

Rondom het plangebied zijn wegen aanwezig met een zone op grond van de Wet geluidhinder, te weten de Tussenring en de Hagevoortdreef.

Het Atelier

Rondom Het Atelier zijn wegen aanwezig met een zone op grond van de Wet geluidhinder, te weten de Tussenring en de Hagevoortdreef. Het nieuwe bestemmingsplan maakt geluidgevoelige functies mogelijk binnen dit binnenstedelijk bedrijventerrein.

Voor de locatie Het Atelier is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd en is de toekomstige geluidsbelasting in kaart gebracht. Bedrijfswoningen werden ten tijde van het opstellen van het vigerend bestemmingsplan (<2007) op grond de Wet milieubeheer (lees: 8.40 AMvB's voor diverse sectoren) niet als geluidsgevoelig aangemerkt. Bedrijfswoningen konden dan ook bij recht worden gerealiseerd. De wetgeving is op dit punt (ingrijpend) gewijzigd met de inwerking treding van Besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer). Enerzijds is het begrip "bedrijfswoning" komen te vervallen en anderzijds is een koppeling gemaakt met het begrip "woning" van de Wet geluidhinder. Consequentie is dat elke woning die nu gerealiseerd zou worden op Het Atelier, als beperkend kan worden gezien voor de (toekomstige) bedrijfsactiviteiten van naburige/aanpandige bedrijven. Gezien dit feit is het in principe niet zonder meer mogelijk het vigerend recht over te nemen. Derhalve is een akoestisch onderzoek verricht om na te gaan waar op grond van de Wet geluidhinder zonder hogere waarde een bedrijfswoning kan worden gevestigd en voor welke locatie een procedure hogere waarde benodigd zal zijn. Een hogere waarde wordt per weg bepaald.

Hetzelfde geldt voor kinderdagverblijven die gevestigd zijn. Kinderdagverblijven die op 1 juli 2012 als zodanig zijn bestemd , werden tot 1 juli 2015 niet aangemerkt als een ander geluidsgevoelig gebouw. De overgangstermijn kon worden benut om voorzieningen te treffen die nodig zijn om aan de geluidsgrenswaarden te voldoen, vergunningvoorschriften aan te passen en/of het bestemmingsplan aan te passen.

Het akoestisch onderzoek (zie Bijlage 5) geeft aan dat binnen de kaders van de Wet geluidhinder en de Wet ruimtelijke ordening (Wro) het realiseren van geluidsgevoelige objecten op genoemde locaties mogelijk is. Tevens bevat het onderzoek enkele praktische richtlijnen die het mogelijk moet maken om:

  • na te gaan waar voorkeursgrenswaarde wordt overschreden en waar dus rekening moet worden gehouden met de eisen van de Wet geluidhinder indien een bedrijfswoning zal worden gerealiseerd;
  • rekening te houden met de kaders voor het vaststellen van de hogere waarden geluid.


Gebleken is dat de geluidsbelasting vanwege de verschillende wegen niet overal kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Dit is per weg, locatie en hoogte afhankelijk . Indien een hogere waardeprocedure moet worden gevolgd, dienen de uitgangspunten en advies zoals opgenomen in dit onderzoek, als basis te worden gebruikt. Hiermee wordt bewerkstelligd dat dit geschiedt binnen de akoestische kaders van het bestemmingsplan.

5.4 Luchtkwaliteit

Binnen Almere zijn er op dit moment geen locaties waar luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Voor het plangebied zijn wat dat betreft geen problemen te verwachten. Het plangebied betreft overigens bedrijventerreinen, welke buiten de toetsing aan de luchtkwaliteit valt. Alleen nieuwe gevoelige functies ((bedrijfswoningen) of nieuwe te projecteren publiekstoegankelijke functies dienen te worden getoetst aan de normstelling. Voor Het Atelier is een luchtkwaliteitsonderzoek verricht omdat mogelijk in de toekomst bedrijfswoningen kunnen worden gerealiseerd. Uit dit onderzoek (Zie Bijlage 6) is gebleken dat luchtkwaliteit geen belemmering zal vormen voor realisering van bedrijfswoningen op Het Atelier.

5.5 Externe Veiligheid

Kernboodschap

Een LPG-tankstation, propaantank en transport van gevaarlijke stoffen over de A6, zijn de voor het plangebied relevante risicobronnen met ruimtelijke consequenties op gebied van externe veiligheid.

Plaatsgebonden risico

De wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden, er worden met dit bestemmingsplan geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen de wettelijke milieukwaliteitseisen voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar van de A6, het LPG-tankstation en binnen de veiligheidsafstanden van de propaantank. Dit wordt in dit bestemmingsplan geborgd, middels de feitelijke ligging van de bestemmingen direct naast deze risicobronnen en/of via aanduidingen op de plankaart in combinatie met planregels.

Verantwoordingselementen groepsrisico, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied

Voor andere onderwerpen die verband houden met externe veiligheid gelden geen wettelijke eisen, maar een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag. De in onderstaande paragrafen, opgenomen informatie bevat de overwegingen, die hebben geleid tot de invulling van deze verantwoordingsplicht.

Door middel van deze toelichting en de bijbehorende onderliggende documenten, verantwoord het college van burgemeester en wethouders de bij deze ontwikkeling vastgestelde groepsrisiconiveaus (= kleine-kans-groot-effect risico's). Door middel van de genoemde ruimtelijke maatregelen wordt in kwalitatieve zin het groepsrisico en de potentiële effecten verkleind en de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid verhoogd.

De gemeente acht het te bereiken externe veiligheidsniveau aanvaardbaar. Zowel qua hoogte van de toekomstige relatief lage groepsrisico's, als ten aanzien van het advies van de Brandweer Flevoland over de bestrijdbaarheid van een calamiteit op de weg/spoor en bij het LPG-tankstation en de zelfredzaamheid van de personen in de omgeving van deze risicobronnen:

  • voldoende vluchtmogelijkheden;
  • voldoende bluswater;
  • matige bereikbaarheid.

Het advies van de Brandweer Flevoland leidt niet tot extra ruimtelijke maatregelen in het kader van dit bestemmingsplan.

Incidenten op spoor, weg en met een buisleiding kunnen nu eenmaal gebeuren. Echter, de kans hierop is klein en de effecten voor het plangebied zijn beheersbaar.

Tot slot

Risico- en veiligheidsinformatie wordt gekenmerkt door onzekerheden; rekenpartijen en kwalitatieve beschouwingen geven geen resultaten die de werkelijkheid nauwkeurig zullen beschrijven.

Onderbouwing

Plaatsgebonden risico

Het voor dit bestemmingsplan relevante wegvak van de A6 (= Basisnetroute), hebben geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar. Het relevante wegvak van de Tussenring (= geen basisnetroute) heeft geen plaatsgebonden risico van 10-6/jaar. De wettelijke basisbescherming wordt geboden.

Het LPG-tankstation heeft een PR-10-6 contour van 110 m gemeten vanaf het vulpunt, die buiten het eigenterrein ligt. Er wordt voldaan aan de grenswaarden ter plaatse van beperkt kwetsbare objecten in relatie tot het LPG-tankstation. Niet aan de richtwaarde tot beperkt kwetsbare objecten, voor 3 bedrijfsgebouwen en een restaurant. In dit geval - actualisering van een verouderd bestemmingsplan - wordt afwijking van deze richtwaarden (voor dit bestaande object) toegestaan, omdat deze al een aantal jaren aanwezig zijn en gezien het planologisch en economisch belang van de continuering van deze situatie.

In het bestemmingsplan wordt 'omkleuring' van deze objecten tot een kwetsbaar object voorkomen, via een gebiedsaanduiding voor deze objecten. Zo wordt een grens gesteld aan het maximale toegestane aantal m2 bvo van het restaurant van minder dan 1.500 m2. En voor de bedrijfsgebouwen geldt minder dan 1.500 m2 bvo kantooroppervlakte.

De propaantank heeft een veiligheidsafstand van maximaal 25 m die deels binnen de eigenterrein grens en de bestemmingen Groen (G) en Water (WA) ligt. Deze bestemmingen borgen het voldoen aan deze afstand.

Groepsrisico

Voor dit wegvak van de Tussenring is volgens vuistregels geen sprake van een overschrijding van 0,1 x de oriëntatiewaarde.

Het groepsrisico van de A6 voor en na het planbesluit bedraagt ca. 0,04 maal de oriëntatiewaarde. De bepalende kilometer voor het groepsrisico ligt ter hoogte van Sallandsekant en verschuift niet door de voorgenomen planontwikkeling.

Verantwoording groepsrisico en hulpverlening

De gemeente acht het totale te bereiken externe veiligheidsniveau aanvaardbaar. Zowel qua hoogte van de toekomstige groepsrisico's als ten aanzien van het advies van de Brandweer Flevoland over de bestrijdbaarheid van een calamiteit op de weg/spoor en bij het LPG-tankstation en de zelfredzaamheid van de personen in de omgeving van deze risicobronnen:

  • voldoende vluchtmogelijkheden;
  • voldoende bluswater;
  • matige bereikbaarheid.

Het advies van de Brandweer Flevoland leidt niet tot extra ruimtelijke maatregelen in het kader van dit bestemmingsplan.

Incidenten kunnen nu eenmaal bij de aanwezige risicobronnen gebeuren. Echter, de kans hierop is klein en de effecten voor het plangebied zijn beheersbaar.

Ruimtelijke maatregelen

De volgende ruimtelijke maatregelen worden getroffen:

  1. 1. de bepalende PR-10-6/jaar contour van het LPG-tankstation vanaf het vulpunt, is als aanduiding op de plankaart opgenomen, met daaraan verbonden de planregel dat binnen deze aanduiding geen nieuwe kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan;
  2. 2. een gebiedsaanduiding 'beperkt kwetsbaar object' voor het restaurant aan de Palmpolstraat met een bovengrens aan het totaal aantal m2 bvo van minder dan 1.500 m2; en
  3. 3. een gebiedsaanduiding 'beperkt kwetsbaar object' voor de bedrijfsgebouwen aan de Palmpolstraat 5, de Huchtstraat 3 en Strubbenweg 8 met een bovengrens van minder dan 1.500 m2 bvo kantooroppervlakte.

Door nieuwe technische inzichten, verandering van wetgeving en nieuwe rekenmodellen kan de omvang van risicocontouren fluctueren zonder dat de risicovolle activiteit verandert. Om deze reden is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze contouren te kunnen verschuiven of te laten vervallen indien het risico is beperkt dan wel opgeheven.

Onderliggende documenten

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn onderstaande onderzoeken uitgevoerd:

  1. 1. Memo 'Onderzoek externe veiligheid bestemmingsplan Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier', mei 2016 (zie bijlage 2);
  2. 2. Rapport 'Kwantitatieve risicoanalyse LPG tankstation Strubbenweg Almere', Anteagroup, 12 april 2016 (zie bijlage 3);
  3. 3. Rapport 'Verantwoording groepsrisico en hulpverlening bestemmingsplan Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier, gemeente Almere, mei 2016 (zie bijlage 4).

Gezondheidsrisico's magneetvelden

380 kV Hoogspanningslijn

Ten noorden van het plangebied loopt een bovengrondse 380 kV hoogspanningslijn (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0009.png"

Ligging hoogspanningslijn [bron: netkaart Rivm http://geodata.rivm.nl/netkaart.html ]

Voor deze hoogspanningslijn geldt een indicatieve magneetveldzone van 140 meter aan weerzijden, gemeten vanuit het hart van de hoogspanningslijn. Het zuidelijke deel van deze magneetveldzone valt over het plangebied. Hierbinnen bedraagt de z.g. magneetveldsterkte gemiddeld over een jaar tenminste 0,4 micro Tesla. Vanaf deze hoeveelheid wordt dit magneetveld als schadelijk voor de gezondheid van kinderen beoordeeld.

Conform beleidsadvies uit 2005 van het toenmalige ministerie van VROM en de bijbehorende verduidelijking uit 2008, mogen geen nieuwe gevoelige functies binnen deze zone worden gevestigd. Als “gevoelige bestemmingen” worden aangemerkt woningen, scholen crèches en kinderopvangplaatsen, inclusief daarbij behorend “buiten” gedeelte. Andere bestemmingen waar kinderen voor (nog) kortere tijd en niet dagelijks verblijven, zoals sportvelden, zwembaden, kinderspeelplaatsen, recreatiegebieden etc.) zijn geen gevoelige bestemmingen.

Voor deze zone is een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone- leiding' op de verbeelding opgenomen met bijbehorende planregel.

Ondergrondse 150 kV hoogspanningskabels

In het plangebied liggen een aantal ondergrondse 150 kV kabels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0010.png"

Figuur van website http://www.hoogspanningsnet.com/google-earth/standaardnetkaart/ : lichtblauw zijn de 150 kV kabels

Ook rond ondergrondse hoogspanningkabels bevinden zich magneetveldzones. Conform de memo van het Kennisplatform EMV - 'Omgaan met elektromagnetische velden, 2014', volgt de gemeente Almere hun advies om ook voor ondergrondse elektriciteitskabels van 150 kV hiermee rekening te houden. Afstand houden is de enige maatregel bij bestaande kabels, om blootstelling aan magnetische velden te verminderen. Het is vrijwel onmogelijk om magnetische velden af te schermen.

Voor magneetveldzones van ondergrondse hoogspanningskabels houdt de gemeente Almere een generieke breedte aan van 25 m aan weerszijden, gebaseerd op basis van door het Rivm verzamelde meetgegevens in het rapport '' Verkenning van extreem-laagfrequente (ELF) magnetische velden bij verschillende bronnen, 2009''.

Voor deze zone is een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone- leiding' op de verbeelding opgenomen met bijbehorende planregel.

150 kV onderstation De Strubbenweg 37

Ook rond onderstations bevinden zich dergelijke magneetveldzones. Conform de memo van het Kennisplatform EMV - 'Omgaan met elektromagnetische velden, 2014', volgt de gemeente Almere hun advies om ook voor onderstations hiermee rekening te houden.

Van dit onderstation (nu 132 MVA mogelijk uitgebreid met 66 MVA) zijn geen specifieke gegevens bekend over de ligging van de omhullende magneetveldzone.

5.6 Milieuzonering En Functiemenging

Algemeen

Bij bestemmingsplannen voor bestaande bedrijventerreinen en andere bestaande bedrijvenlocaties is milieuzonering en/of een goede regeling voor functiemenging, volgens vaste jurisprudentie noodzakelijk. Dit vanwege de mogelijke vestiging van nieuwe bedrijfsactiviteiten en de uitbreiding van de activiteiten van gevestigde bedrijven en de benodigde afstemming hiervan met milieugevoelige functies in de omgeving van en/of op een bedrijventerrein. Hierbij dient de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (hierna publicatie) als hulpmiddel.

Risicovolle bedrijven, vuurwerkbedrijven en bedrijven met ontplofbare stoffen voor civiel gebruik (bedrijven waarbij volgens de publicatie gevaar maatgevend is) zijn specifiek beoordeeld op het aspect gevaar volgens de hiervoor geldende regelgeving. Zie paragraaf 5.5 Externe veiligheid.

Voor een algemene toelichting op de toepassing van de publicatie ''Bedrijven en milieuzonering'' (verder publicatie) zie de bijlagen 7 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten en 8 Toelichting op de Staatvan Bedrijfsactiviteiten Functiemenging. Hieronder staat de in dit bestemmingsplan gemotiveerde toepassing van eerder genoemde publicatie.

Functiemenging Het Atelier

Op deze werklocatie hebben zich steeds meer andere functies dan traditionele bedrijvigheid gevestigd, zoals (persoonlijke) dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen zoals praktijkruimten op gebied van gezondheidszorg en kinderdagverblijven en enkele vestigingen op het gebied van sport, recreatie en religie. Verder zijn op deze werklocatie een aantal bedrijfswoningen gelegen. Er is sprake van een gebied met een sterke mate van functiemenging.

In het gemeentelijk beleid (de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid, GVV 2010) is dit terrein ook aangewezen als een binnenstedelijk bedrijventerrein waar functiemenging mogelijk is. Daarom wordt niet uitgegaan van functiescheiding, maar van functiemenging, en is de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging (bijlage 4) uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gemotiveerd toegepast.

In deze Staat worden niet alleen 'bedrijven', maar ook (maatschappelijke) voorzieningen, kantoren, bedrijven in de cultuur-, sport en recreatiesector etc. genoemd. Categorie A, B en C activiteiten zoals bedoeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn toegestaan binnen de bestemming: 'Gemengd-3'. Categorie C in dit specifieke geval ook. De ontsluiting van de bedrijven via de Edvard Munchweg en de Carel Willinklaan is deels ook de ontsluiting van de woonwijk. Hierbij worden alleen de woonwerkeenheden aan de westzijde van de Carel Willinklaan gepasseerd (die onderdeel uitmaken van Tussen de Vaarten). Het extra verkeer van en naar de categorie C activiteiten, leidt naar verwachting niet tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat bij deze woningen.

Bij de totstandkoming van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging is verder gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst opgenomen.

Milieuzonering Veluwesekant en Sallandsekant

Veluwsekant

Dit deelgebied heeft vooral de bestemming 'bedrijfsdoeleinden'. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van autodealers in Veluwsekant Oost en het daar gevestigde tuincentrum en handel in sierbestrating. In het overgangsgebied naar Danswijk is maatschappelijke doeleinden en horeca toegestaan. Horeca is ook toegestaan aan weerszijden van de Veluwedreef en is daar ook gerealiseerd.

Er liggen slechts in beperkte mate milieugevoelige functies in het gebied, zoals een bedrijfswoning in het Van der Valkhotel.

Sallandsekant

Bij de ontwikkeling was het primair bedoeld als logistiek bedrijventerrein met ruim opgezette kavels en grote panden voor (zelf)opslag en distributie. Het terrein is goed bereikbaar vanaf de A6 via de afrit AlmereBuiten-West, de Tussenring en de Hagevoortdreef waar het tankstation Texaco is gelegen. Op het terrein is een ecologische zone ingericht nabij de centraal gelegen waterpartij met fietspad. De voornaamste bestemming in het huidige bestemmingsplan is 'bedrijf'. Een afwijkende vestiging is de Praktijkschool PRO voor het voortgezet onderwijs (een milieugevoelige functie).

Voor deze gebieden wordt een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen voor een 'doorsnee bedrijventerrein', gebaseerd op bijlage 3 van de publicatie. Op basis van de gewenste bestemmingen (bedrijfsactiviteiten in 'beperkte zin'), heeft een selectie plaatsgevonden van de activiteiten uit de richtafstandenlijst in bijlage 1 van de publicatie. Hieronder is gemotiveerd op welke wijze deze Staat is opgesteld.

Uitgangspunten:

  • 'bedrijven' toestaan die volgens de gebruikelijke definities van bestemmingsplannen passen in de bestemming 'bedrijf' of 'bedrijventerrein'.
  • de locaties van de bestaande milieugevoelige functies strak begrenzen; vanwege de ligging op een bedrijventerrein wordt een lager kwaliteitsniveau van het woon- een leefklimaat aanvaard;
  • in principe geen nieuwe milieugevoelige functies ((bedrijfs)woningen, KDV-en, ziekenhuizen, scholen, verblijfsrecreatie etc.) toestaan;
  • milieucategorieën: 1 t.m. 3.2 toestaan, conform het huidige bestemmingplan;
  • gevestigde bedrijven die niet passen in de genoemde milieuzonering krijgen een specifieke aanduiding om te waarborgen dat de huidige bedrijfsactiviteiten blijvend kunnen worden uitgeoefend;
  • geen Wgh-inrichtingen ('grote lawaaimakers') toestaan;
  • vuurwerkopslag toestaan conform vuurwerkbeleid, risicovolle inrichtingen alleen toestaan via afwijkingsbevoegdheid (= d.w.z. uitsluiten i.c.m. met afwijkingsbevoegheid) met als voorwaarde dat de veiligheidsruimte op de eigen kavel wordt opgelost;

Omgevingstypen:

In de omgeving van het bedrijventerrein liggen de volgende functies/omgevingstypen:

Naam Functie & aard van de omgeving Omgevingstype Toelichting
Filmwijk Woonwijk Rustige woonwijk Omgevingskwaliteit die wordt nagestreefd is die van een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingtype. De strook direct langs de Veluwsekant West is verhoogd geluidbelast vanwege de A6 en de Veluwedreef, dus een gemengd gebied.
Danswijk Woongebied Rustige woonwijk Omgevingskwaliteit die wordt nagestreefd is die van een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. De strook direct langs de Veluwsekant Oost is verhoogd geluidbelast vanwege de A6 en de Veluwedreef, dus een gemengd gebied.
Tussen de Vaarten Woongebied Rustige woonwijk Omgevingskwaliteit die wordt nagestreefd is die van een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. De strook direct langs Sallandsekant is verhoogd geluidbelast vanwege de A6 en de busbaan, dus een gemengd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0012.png"

De volgende richtafstanden dienen te worden aangehouden tot de in de vorige tabel bepaalde omgevingstypen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0013.png"

Uitwerking milieuzonering

De dichtstbij de bedrijven op Veluwsekant en Sallandsekant (deelgebied ten zuiden van de Rondebeltweg) gelegen woningen, liggen in een gemengd omgevingtype en in het algemeen op een afstand van meer dan 50 m. Het gevolg is dat hier geen inwaartse zonering van de bedrijven nodig is.

Uitzondering hierop volgt het deelgebied van Veluwsekant Oost ten noorden van de Palmpolstraat en ten westen van het Kolthoornpad. Hier liggen de woningen (gemengd omgevingstype) op een afstand van minimaal 30 m, zodat hier alleen milieucategorie 3.1 bedrijfsactiviteiten worden toegelaten.

De woningen langs het Renaissancepad, direct grenzend aan het deelgebied van Sallandsekant ten noorden van de Rondebeltweg, liggen in een omgevingstype rustige woonwijk. Tot een afstand van 50 m zouden alleen milieucategorie 1 en 2, tot 100 m maximaal milieucategorie 3.1 en vanaf 100 m milieucategorie 3.2 bedrijfsactiviteiten mogen plaatsvinden. Deze milieuzonering is in het geldende bestemmingsplan opgenomen, maar leidt tot kavels met meerdere milieucategorieën, wat niet gewenst is. De dichtstbij zijnde afstand tot de bedrijfskavels is ca. 30 m, zodat in dit deel van Sallandsekant (ten westen van de Koningsbeltweg en ten noorden van de Rondebeltweg) maximaal milieucategorie 3.1 bedrijfsactiviteiten worden toegelaten. Hierbij speelt mee dat het om een bestaande situatie gaat en de kavels aan de voorzijde - op meer dan 150 m van deze woningen - worden ontsloten op de Koningsbeltweg.

Afwijken van de gebruiksregels

De toelaatbaarheid zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten (hierna SvB) geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Vooral komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Standaard SvB is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit toe worden gelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal twee categorieën hoger dan de in het bestemmingsplan toegestane categorie.

Motivering Staat van Bedrijfsactiviteiten

De in dit bestemmingsplan opgenomen SvB is gebaseerd op Lijst 1 Activiteiten van bijlage 1 van de VNG-publicatie. Met het oog op de overzichtelijkheid en de maximaal toegestane milieucategorie 3.2, zijn de activiteiten uit milieucategorie 5.1 en hoger niet opgenomen.

Ten opzichte van Lijst 1 Activiteiten, zijn alle activiteiten weggelaten die niet passen op een bedrijventerrein of die rechtstreeks via de redactie van bestemmingsregeling toelaatbaar worden gesteld, bijvoorbeeld als nevenfunctie. Hier zijn de volgende activiteiten uit Lijst 1 Activiteiten van bijlage 1 geschrapt:

  • de meeste landbouw, jacht en bosbouwactiviteiten;
  • winning van delfstoffen;
  • horeca-activiteiten;
  • detailhandel;
  • overheidsdiensten, onderwijs, gezondheidszorg en welzijnszorg;
  • zakelijke dienstverlening.

Verder is er een specifieke Staat van Horeca Activiteiten opgenomen.

Milieugevoelige functies op het bedrijventerrein

Op Sallandsekant aan de Koningsbeltstraat nr. 4 ligt Praktijkschool PRO voor het voortgezet onderwijs (een milieugevoelige functie). Deze school is hier bewust gelegen. Een school is zowel een milieubelastende als een milieugevoelige functie. Het is qua milieubelasting een milieucategorie 2 bedrijfsactiviteit.

Een school op een bedrijventerrein betreft een specifiek type milieugevoelige functie waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld dan bij ligging in een rustige woonwijk. Dit komt erop neer dat:

  • in nieuwe situaties in de directe omgeving van de school bedrijven uit milieu categorie 2 van de SvB zijn toegestaan;
  • in bestaande situaties daar flexibeler mee omgegaan en dat direct aangrenzend aan de school bedrijven uit maximaal categorie 3.1 van de Standaard SvB zijn toegestaan.

Hieraan wordt voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0014.png"

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door toepassing van de hiervoor gemotiveerde functiemenging en milieuzonering, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van woningen en andere milieugevoelige functies en worden de milieubelastende activiteiten niet onaanvaardbaar in hun functioneren belemmerd.

5.7 Kabels En Leidingen

Nutsvoorzieningen

Alle nutsvoorzieningen voor bebouwing op uitgegeven kavels worden geleverd via kabels en leidingen, gelegen in gemeentelijke ondergrond. Een uitzondering hierop zijn draadloze telecommunicatieverbindingen. De ligging in gemeentelijke ondergrond is voor de nutsbedrijven belangrijk omdat deze ligging duurzaam is; er is een gegarandeerde toegang en daarmee zijn capaciteitaanpassing en onderhoud gewaarborgd.

Evenwijdig aan de busbaan-tracés ligt, zoals gebruikelijk in Almere, de hoofd-infrastructuurstructuur voor de nutsvoorzieningen voor het plangebied. Dit plangebied is aangesloten op stadsverwarming.


Leidingenstraat

Door de (zuid)oostzijde van het plangebied (hoofdzakelijk binnen de bestemming groen en bos), deels evenwijdig aan de A-6 en verder oostelijk van Sallandsekant loopt de leidingenstraat. De gemeentelijke leidingenstraat is de hoofdader voor het voeden van de verschillende stadsdelen. Voor deze leidingenstraat is een strook van netto circa 23 meter breed nodig die vrij toegankelijk moet zijn voor onderhoudsverkeer van de netbeheerders.

Straalverbindingen c.a.

Radars voor militaire luchtvaart

Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordeningis aangegeven (zie Bijlage 1Beleidskader) is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen.

LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO.

Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME Muiden opgenomen. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 15 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 15 km) is enkel van toepassing op windturbines.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0015.jpg"Hoogteradialen luchtvaartverkeer

Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m (NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 15 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 15 km) is enkel van toepassing op windturbines.

Voor het plangebied geldt geen toetsingsvlak voor bouwwerken tot een hoogte van 51,56 meter.Voor het plangebied geldt echter wel een toetsingsvlak voor windturbines vanaf 51,56 meter, maar het bestemmingsplan maakt de bouw van grotere windturbines niet mogelijk.

5.8 Ecologie

Boswet

Bij het kappen van bomen die vallen onder het regime van de Boswet, dient een melding te worden gedaan en is er sprake van een herplantplicht. Onder de Boswet vallen alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are of, als het een rijbeplanting betreft, uit meer dan 20 bomen bestaan en die zich buiten de bebouwde kom inzake de Boswet bevinden. Een aantal boomsoorten valt niet onder de Boswet, namelijk: linde, paardenkastanje, Italiaanse populier en treurwilg. Ook éénrijige beplantingen van populier en wilg langs landbouwgronden vallen niet onder de Boswet, net als boomgaarden en kwekerijen van kerstbomen of van bosplantsoen en erfbeplanting.

Het plangebied ligt deels binnen en deels buiten de bebouwde kom zoals die is vastgesteld voor de Boswet, zie onderstaande uitsnede. Voor de delen van het gebied die binnen de bebouwde kom liggen, valt een eventuele voorgenomen houtvelling niet onder de werking van de Boswet. Voor de groene zone die buiten de bebouwde kom ligt, dient in het geval dat houtopstand wordt geveld, een kapmelding te worden gedaan en herplant van bomen te worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0016.png"

Figuur: Uitsnede van kaart met de bebouwde kom zoals die is vastgesteld in het kader van de Boswet rood gearceerd.

Natuurbeschermingswet 1998

De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) heeft betrekking op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld (Natura 2000-gebieden) en beschermde natuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in of nabij deze gebieden plaatsvinden, moeten worden getoetst op hun effecten, zowel direct als indirect, op de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit, en ligt niet in de nabijheid van een Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn de Lepelaarplassen en Oostvaardersplassen, beide op circa 4,5 kilometer afstand van het plangebied. Daarmee zijn directe effecten op instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden uitgesloten. Gezien de aard van het bestemmingsplan en de grote afstand van het plangebied tot deze beschermde gebieden, zijn indirecte effecten (externe werking) eveneens uitgesloten. Daarmee is er vanuit de NB-wet geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

Nationaal Natuurnetwerk

Het plangebied ligt voor een deel binnen het Nationaal Natuurnetwerk (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en is begrensd als 'overige EHS', zie navolgende kaart. Hoewel de naam van het netwerk aan natuur in Nederland is veranderd, gelden dezelfde regels als voorheen voor de EHS. De EHS is in 1990 in het leven geroepen om de achteruitgang van natuur in Nederland een halt toe te roepen. Het is een netwerk van gebieden in Nederland dat moet voorkomen dat dieren en planten geïsoleerd raken en uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het Rijk en de provincies hebben spelregels afgesproken met betrekking tot de planologische en kwalitatieve bescherming van dit netwerk aan natuur, deze zijn verwerkt in de 'Spelregels EHS' (LNV, 2007). Hierin zijn de voorwaarden voor economische ontwikkelingen uitgewerkt. In de EHS geldt het 'nee, tenzij'-principe. Dit houdt in dat ingrepen waarbij de oppervlakte of de 'wezenlijke kenmerken en waarden' van de EHS significant worden aangetast niet zijn toegestaan, tenzij aangetoond wordt dat sprake is van groot openbaar belang, geen reële alternatieven aanwezig zijn èn effecten worden voorkomen. Resteffecten moeten worden gecompenseerd.

Het plangebied ligt deels binnen het NNN, namelijk het groengebied dat ligt ingeklemd tussen de A6, Sallandsekant en de Tussenring. Zoals eerder genoemd, wordt in het Programmaplan Stad wel gesproken van een verbinding van dit groengebied met Tussen de Vaarten, om deze wijk een park te kunnen bieden, wat het nu nog niet heeft. Op de langere termijn zou meer eenheid kunnen ontstaan met Buitenhout door de ontwikkelingen daar en in de rest van 3V (de groenstrook langs de A6 gelegen in Almere Buiten). Vooralsnog zijn in deze optiek nog geen concrete ontwikkelingen. Het bos is daarnaast voor het Ecologisch Masterplan Almere aangewezen als 'ecologische verbinding aan te vullen', zie verder.

Voor dit groengebied wordt, zoals al eerder genoemd, de bestemming 'bos' vastgelegd. Het is bestemd voor bos en natuurontwikkeling, waarbinnen slechts extensief recreatief medegebruik mogelijk is. Daarmee wordt er van uitgegaan dat er geen exploitatie of wijziging van de bestemming plaatsvindt en zijn direct negatieve effecten ter plaatse van het NNN uitgesloten. Eventuele ontwikkelingen, of een transformatie van het gebied, kunnen niet zonder meer uitgevoerd worden zonder wijziging van de bestemming en herbegrenzing van het NNN.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0017.png"

Figuur: Plangebied ten opzichte van het NNN (voorheen EHS) = groene arcering (Bron: begrenzing EHS provincie Flevoland).

Ecologisch Masterplan Almere

In het Ecologisch Masterplan 2006 ligt de visie van Almere op het gebied van ecologie vastgelegd. In acht uitgangspunten staat concreet aangegeven hoe Almere als natuurstad versterkt kan worden. Hieronder valt onder andere de realisatie van een aantal ecologische verbindingszones. Een van deze zones, welke op kaart zijn aangegeven, bevindt zich in het oostelijk deel van het plangebied, in het groengebied in de oksel van de A6 en de Tussenring. Op basis van het Masterplan is deze zone nog 'aan te vullen', er zijn twee knelpunten aanwezig, namelijk ter hoogte van de A6 over de Hoge Vaart en ter hoogte van de Tussenring. Het vaststellen van het bestemmingsplan heeft hier echter geen nadelige gevolgen voor. Aangezien de groenzone in het nieuwe bestemmingsplan als 'bos' bestemd wordt, zijn er geen belemmeringen voorzien. Extra aandacht voor deze zone, door bijvoorbeeld gericht beheer, kan de functie van het groen als ecologische verbindingszone verbeteren.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet (hierna Ff-wet) heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Ff-wet behorende besluiten en regelingen.

De Ff-wet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust of verblijfplaatsen. Artikel 2 van de Ff-wet schrijft voor dat iedereen de algemene zorgplicht voor de in het wild levende planten en dieren in acht moet nemen. Dit houdt in dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel, maar nadelig zijn voor de flora en fauna, achterwege moeten blijven.

In de meeste gevallen kan voor de verbodsbepalingen een ontheffing worden aangevraagd voor de in het gebied voorkomende beschermde soorten. Bepaalde algemeen voorkomende soorten planten en dieren vallen onder de zogenaamde vrijstellingsregeling indien het werk te omschrijven is als bestendig beheer of onderhoud, of een ruimtelijke ontwikkeling. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. In 2015 is een deel van de stad, waaronder het westelijk deel van het plangebied, geïnventariseerd op het voorkomen van beschermde planten en dieren. Het oostelijk deel van het plangebied is geïnventariseerd in 2010. Daarnaast is de Nationale Databank Flora en Fauna geraadpleegd. De volgende beschermde soorten zijn daarbij vastgesteld:

  • Planten: rietorchis (Tabel 2 Ff-wet) is langs de S103 in de Veluwse Kant van het plangebied waargenomen. Brede wespenorchis en een enkel exemplaar van grote kaardenbol (beide Tabel 1 Ff-wet) zijn waargenomen in de groenzone in het oostelijk deel van het plangebied.
  • Broedvogels: verschillende algemene broedvogels zijn waargenomen binnen het plangebied. Blauwe reiger , ekster, heggenmus, houtduif, spreeuw, grote bonte specht en boomkruiper komen voor. Daarnaast komen broedvogels met jaarrond beschermde nestplaatsen voor. Huismus is waargenomen in het westelijk deel van het plangebied. In het oostelijk deel, in het bos is een territorium van sperwer (jaarrond beschermd nest) vastgesteld. Daarnaast is in deze groenzone een nest van een buizerd waargenomen (waarneming uit 2010).
  • Grondgebonden zoogdieren: in de omgeving zijn waarnemingen van bever (Tabel 3 Ff-wet) bekend, maar het plangebied vormt geen geschikt habitat voor deze soort. Daarnaast komen algemene soorten grondgebonden zoogdieren zoals ree, vos egel, mol en konijn voor, met name binnen de groenzone in de oksel van de A6 en de Tussenring.
  • Vleermuizen: het water ten noorden van de Veluwsekant wordt gebruikt als vliegroute door ruige- en gewone dwergvleermuis. Hier zijn ook baltsende gewone dwergvleermuizen waargenomen.
  • Reptielen & amfibieën: algemene soorten amfibieën zoals bruine kikker en gewone pad komen voor binnen het plangebied.
  • Vissen: in de watergang ten noorden van de Veluwsekant en in de Hoge Vaart komen kleine modderkruiper en rivierdonderpad (beide Tabel 2 Ff-wet) voor.

De aanwezigheid van algemeen voorkomende en zwaar beschermde soorten staat vaststelling van het bestemmingsplan echter niet in de weg. Met dit bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien waarbij de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten in het geding komt. Wanneer werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, zal voorafgaand onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde soorten moeten plaatsvinden. Indien noodzakelijk, zal hier rekening mee moeten worden gehouden.

Nieuwe Wet Natuurbescherming

Het Rijk is voornemens om de natuurbeschermingswetgeving in één wet onder te brengen en te vereenvoudigen. Momenteel is de nieuwe Wet Natuurbescherming in voorbereiding. In deze wet worden de bepalingen uit de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet opgenomen. De Europese regels staan hierin centraal. Daarnaast wordt zorg gedragen voor de totstandkoming en instandhouding van het Natuurnetwerk Nederland. De provincies krijgen regie over het natuurbeleid in de regio, terwijl voorheen de Rijksoverheid verantwoordelijk was. De wet gaat in op 1 januari 2017. De inmiddels bekend geworden teksten (wet van 16 december 2015), geven echter geen aanleiding om een ander oordeel ten aanzien van de wettelijke en bestuurlijke kades te vellen.

5.9 Waterparagraaf

Waterhuishouding

Het plangebied van het bestemmingsplan ligt aan de noordzijde van de A6 en is waterhuishoudkundig opgedeeld in twee deelgebieden namelijk:

  1. 1. Het gebied Veluwsekant Oost enWest, gelegen tussen Weerwater en Hoge Vaart;
  2. 2. Het gebied Sallandsekant zuidelijk gelegen van de wijk Tussen de Vaarten en het binnenstedelijk bedrijventerrein "Het Atelier" dat in de NO hoek van de wijk tussen de Vaarten is gelegen, beide oostelijk van de Hoge Vaart.

Deze twee deelgebieden hebben ieder een eigen watersysteem en worden onderstaand per gebied beschreven.


Veluwsekant Oost en West

Het gebied is aan de westzijde begrenst door het Weerwater, aan de noordzijde door Filmwijk en Danswijk , de oostzijde wordt gevormd door de Hoge Vaart en aan de zuidzijde is de A6 gelegen.

De afwatering wordt middels een regenwaterriool verzorgd door de grachten tussen Veluwsekant en de gebieden Film- en Danswijk. Deze grachten hebben een streefpeil van 5.50 minus NAP van het peilgebied ALM 03. De diepte van de grachten is ca, 1,20 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0018.png"


Sallandsekant en Atelier

Het gebied ligt feitelijk tussen de Hoge- en de Lagevaart. Het totale gebied inclusief de bebouwing van een deel van de wijk Tussen de Vaarten en het Atelier ligt in het peilgebied ALM 11 met een streefpeil van 4.80 minus NAP. De afvoer van het water verloop via de grachten in peilgebied ALM 12 naar de Lage Vaart (6.20 minus NAP).


Het systeem kan worden ververst door water uit de Hoge Vaart het gebied in te pompen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0019.png"



Riolering

Voor zowel Veluwsekant, Sallandsekant en het Atelier geldt dat hier een verbeterd gescheiden rioolsysteem is aangelegd. Het vuilwaterriool voert af richting de rioolwaterzuiveringsinstallatie van Het Waterschap Zuiderzeeland. Deze afvoer vind plaats middels een vrijverval riool naar een op de terreinen gelegen verzamleput waarna het wordt doorgevoerd middels een persleiding richting de RWZI op de Vaart.

5.10 Bodemkwaliteit

Historie

De bodem van het plangebied ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. In de
ondergrond komen voornamelijk pleistocene dekzanden voor die tijdens de laatste ijstijd (Weichselien) zijn afgezet als gevolg van verstuivingen en rivierafzettingen. Na de laatste ijstijd is tijdens het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) een pakket slappe klei-, zavel- en veenlagen op het pleistoceen zandpakket afgezet. Hierna ontstond een zoetwatermeer dat eerst 'Mare Flevum' heette maar later de naam 'Aelmere' kreeg. Vanaf het begin van onze jaartelling veranderde het zoetwatermeer langzaam in de zoute 'Sudersee' waardoor lokale afzettingen nog steeds veel zout bevatten. Na de aanleg van de afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het 'IJsselmeer'. In 1968 is de zuidelijke IJsselmeerpolder drooggemaakt, waarmee de voormalige zeebodem een landbodem (polder) werd. Voordat met de bouw van woningen werd begonnen, is de grond met circa 1 meter zand uit het Markermeer opgehoogd.

Bodemkwaliteit

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Op de bedrijventerreinen Veluwsekant, Sallandsekant en het Atelier zijn in het verleden een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd.

Veluwsekant

Het algemene beeld op de Veluwsekant laat zien dat de bodem weinig verontreinigingen bevat. Plaatselijk is er echter een ophooglaag aanwezig waarin resten baksteen, sporen roest, resten schelpen, puin en betonstukken zijn aangetroffen. In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan nikkel, EOX en minerale olie en licht tot sterk verhoogde gehalten aan PAK aangetroffen.

In de ondergrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan zink, nikkel, EOX en minerale olie en matig verhoogde gehalten aan PAK aangetroffen. In het grondwater zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan chroom, EOX, benzeen, tolueen, naftaleen, xylenen, 1,1,2-trichloorethaan, fenolen en minerale olie en licht tot sterk verhoogde gehalten aan arseen aangetroffen.

Sallandsekant

Het algemene beeld op de Sallandsekant laat zien dat de bodem zeer weinig verontreinigingen bevat.

Incidenteel worden sporen van puin aangetroffen. In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan cadmium, PAK en minerale olie aangetroffen.

In de ondergrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan nikkel, EOX en minerale olie aangetroffen. In het grondwater zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan barium, zink, chroom, EOX en xylenen en licht tot sterk verhoogde gehalten aan arseen aangetroffen.

In 1994 zijn o.a. in de noord-oosthoek van de Sallandsekant, een aantal slibvloeivelden gesaneerd vanwege de aanwezigheid van verontreinigd slib (zware metalen). Uit de controlemonsters na sanering bleek dat, in het algemeen, de terugsaneerwaarde ruimschoots was behaald en er geen nadelige invloeden meer bestaan voor de volksgezondheid en het milieu.

Het Atelier

Het algemene beeld op Het Atelier laat zien dat de bodem weinig verontreinigingen bevat.

Plaatselijk wordt een matige hoeveelheid puin en cementbrokjes aangetroffen. In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan kobalt, koper, nikkel en minerale olie aangetroffen.

In de ondergrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan kobalt, cadmium, minerale olie en PAK aangetroffen. In het grondwater zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan nikkel, zink, cadmium, koper, chroom, barium, xylenen, naftaleen en 1,1,2-trichloorethaan en matig tot sterk verhoogd gehalte arseen aangetroffen.

Geschiktheidsverklaring

Op grond van de Woningwet moet elke aanvraag voor een omgevingsvergunning vergezeld gaan van de resultaten van bodemonderzoek. Als hieruit blijkt dat de bodem geschikt is of wordt gemaakt voor woningbouw wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een geschiktheidsverklaring afgegeven.

Ook bij uitgifte is een bodemonderzoek vereist om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke aanwezigheid van explosieven, moet onderzoek (explosievenonderzoek) hierover uitsluitsel geven. Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een termijn aangehouden van vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) stelt regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen, grond en baggerspecie die in contact kunnen komen met regenwater, grondwater of oppervlaktewater. Het gaat om onder meer asfalt, bitumineuze dakbedekkingen, baggerspecie, ophoogzand, grond, dakpannen, tegels, nieuwe bakstenen, heipalen, straatstenen, beton- en menggranulaat.

In sommige gevallen moet de gebruiker die een bouwstof gebruikt dit melden aan het bevoegd gezag. Het bevoegde gezag beoordeelt de meldingen van eigenaren en opdrachtgevers van een werk over de toepassing van bouwstoffen. Ook ziet het bevoegd gezag toe op de naleving van het Besluit bodemkwaliteit.

Vanwege de industriële activiteiten in het gebied en de aangetroffen verontreinigingen kan de bodemkwaliteitskaart van Almere niet zonder meer gebruikt worden als bewijsmiddel voor de kwaliteit van de grond. Van grond die vrijkomt in dit gebied dient dan ook voor toepassing elders de kwaliteit bepaald te worden. Over de hergebruiksmogelijkheden en voor informatie over het Besluit bodemkwaliteit, de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan moet contact worden opgenomen met de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek.

Grondwater

De grondwaterstand in het plangebied wordt sterk beïnvloed door de regulatie van het oppervlaktewaterpeil en wordt in Almere op ca 1,0 tot 1,5 meter onder het maaiveld gehouden. Door handhaving van vaste polderpeilen zijn de fluctuaties in de grondwaterstand gering. Als gevolg van de kweldruk van het grondwater zou in een ongereguleerde situatie het grondwater net boven of net onder het maaiveld staan.

Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied waardoor er geen belemmeringen zijn voor mogelijkheden voor warmte- en koudeopslag in de bodem.

5.11 Archeologie En Cultuurhistorie

Historische-geografische en (Steden)bouwkundige waarden

Historisch-geografische waarden zijn elementen in het landschap die door menselijk handelen zijn ontstaan. Bouwkundige waarden betreft bouwwerken bedoeld voor bewoning, huisvesting of bedrijvigheden. Stedenbouwkundige waarden betreft ingerichte gebieden in het stedelijk gebied, inclusief de openbare ruimte.

In het plangebied Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier zijn geen bovengronds beschermde bouwkundige monumenten of stads- of dorpsgezichten aangewezen. Er zijn geen historisch-geografische waarden aanwezig. Het bedrijventerrein “Het Atelier” heeft een representatieve uitstraling met opvallende architectuur. Voorbeelden zijn de Geluidswalwoningen aan de Cezannestraat (Tangram Architekten B.V.; 2004) , het bedrijfspand van Hollander Techniek (BDG Architekten en ingenieurs; 2005) en de Patiowoningen aan de Albrecht Dürerweg (Claus en Kaan Architecten; 2005). Ook elders in het bestemmingsplangebied staan opvallende gebouwen, zoals Huis PON op de Sallandsekant (QuA Associates B.V.; 2008) en het Modecentrum aan de Veluwezoom (KOW, Frans Dirks Architects A.v.B; 2003)

Archeologische waarden

Algemeen

Aan het einde van het Paleolithicum (de Oude Steentijd), 11.500 jaar geleden, was Almere al bewoond. Het gebied van Almere bestond toen uit een glooiend zandlandschap waar de rivier de Eem doorheen stroomde. Door het alsmaar natter en warmer wordende klimaat, gepaard gaand met oprukkend veen en een oostwaartse verplaatsing van de kust, was het gebied van Almere rond 3800 voor Chr. veranderd in een uitgestrekt moerasgebied onder invloed van de zee. Wonen werd hier wordt steeds moeilijker en was uiteindelijk niet langer mogelijk. Maar voor die tijd was het goed toeven hier. Een landschap met allerhande voedselbronnen, groot en klein wild, vis, planten en vruchten. Hiervan hebben de mensen destijds gebruik van gemaakt. Zij woonden overal in het landschap en leefden als jagers en verzamelaars. Tijdens de Midden Steentijd en het vroege Jonge Steentijd is men langzaam aan overgegaan op een combinatie van jacht en akkerbouw.

Rond het jaar nul was in het moeras een reeks meren gevormd. In de Romeinse tijd is door aaneensluiting van deze wateren één groot meer ontstaan, dat het Lacus Flevum genoemd werd. Hieruit ontstond later het Aelmere, dat rond 850 na Chr. een feit was en vanaf 1340 Zuiderzee genoemd werd. De Zuiderzee was lange tijd het economisch hart van Nederland. Er in en na de Middeleeuwen druk gevaren, getuige de scheepswrakken die ook in Almere zijn gevonden. Er is in het plangebied één scheepswrak bekend.

Uit de onderzoeken blijkt dat dekzandkoppen van het oude landschap en de bij de Eem behorende oeverwallen in de Steentijd zeer geschikte locaties voor bewoning vormden. In het plangebied is in het verleden slechts beperkt archeologische onderzoeken uitgevoerd. Er is in het plangebied één behoudenswaardige vindplaatsen uit de prehistorie bekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0020.png"

Figuur: Uitsnede Archeologische Beleidskaart met begrenzing van het plangebied

Binnen de bestemmingsplangrenzen zijn op de Archeologische Beleidskaart Almere (hierna: ABA) verschillende terreinen vrijgesteld van archeologische verplichtingen. Deze terreinen zijn vrijgesteld omdat ze bebouwd zijn of in het verleden bebouwd zijn geweest, of anderszins verstoord zijn. Deze terreinen zijn op de ABA aangeduid met een donker grijze kleur. De overige gebieden zijn aangeduid met “Waarde-Archeologie 1” of “Waarde-Archeologie 5”. In deze gebieden moet in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen rekening worden gehouden met mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen uit de steentijd. Dergelijke vindplaatsen kunnen worden aangetroffen in de top van het pleistocene zand en in de daarboven gelegen Oude Getijdenafzettingen.

Binnen de bestemmingsplangrenzen is slechts beperkt onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van archeologische waarden.

Er is in het plangebied 1 prehistorische vindplaats bekend. Deze vindplaats is in 2008 ontdekt naast de praktijkschool Pro Almere (2Y_1, “De Verzamelplaats”). Zie figuur XXX. Tijdens archeologisch booronderzoek in wat tegenwoordig de schooltuin is, zijn op meerdere plekken fragmenten van bewerkt vuursteen aangetroffen en verkoolde etensresten. Deze vondsten zijn afkomstig uit een intact bodemprofiel in de top van het pleistocene zand, op een diepte van circa 7,75 meter –NAP. Twee 14C-dateringen van verkoolde hazelnootdoppen hebben een ouderdomsbepaling opgeleverd uit het Vroeg en Midden Mesolithicum (grofweg 8.800-6.500 v. Chr.). Deze vindplaats is inmiddels herkenbaar en beleefbaar ingericht volgens de principes van de ToolboxInrichting Steentijdvindplaatsen van de gemeente Almere.

De aanwezigheid van verdere vindplaatsen in de ondergrond is niet uit te sluiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0021.png"

Figuur: Archeologische vindplaats naast de Praktijkschool Pr Almere (rood): 2Y_1 De Verzamelplaats

Er is in het plangebied 1 scheepswraklocatie bekend. Op Sallandsekant is in 1981 is langs de A6 een scheepswrak ontdekt van een vrachtschip uit het midden van de 16e eeuw. Het wrak (ca. 18 m lang en 5 m) breed ligt onder zware slagzij over stuurboord in de klei. De grootste diepte onder maaiveld wordt geschat op 2,30 m, terwijl een geringste diepte van 0,65 m onder maaiveld werd vastgesteld. De conserveringsomstandigheden zijn mede door de getroffen beschermingsmaatregelen - het schip is in 1982 ingekuild - stabiel en gunstig.

Op 19 oktober 2011 is dit schip beschermd als rijksmonument nr. 528011. Voor ingrepen op het beschermde rijksmonumenten is altijd een monumentenvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) nodig. Omdat er geen gemeentelijke regels aan zijn verbonden worden rijksmonumenten niet op de plankaart weergegeven. Daarom wordt dit scheepswrak hier nadrukkelijk benoemd, beschreven en afgebeeld.

De aanwezigheid van verdere scheepswrakken en –restanten in de ondergrond is niet uit te sluiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0022.png"

Figuur: Locatie van het scheepswrak in Sallandsekant

Veranderingen in inrichting van vergunningsplichtige gebieden

Voor zover dat bodemingrepen niet in aanmerking komen voor een vrijstelling, moet archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd en inzicht te worden verkregen in de aan-/afwezigheid van 'behoudenswaardige vindplaatsen van nationaal belang', en de noodzakelijke omgang daarmee. Het onderzoek moet voldoen aan wat daarover is vastgelegd in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016.

Veranderingen in inrichting van behoudenswaardige vindplaatsen

Overeenkomstig de vastgestelde beleidsuitgangspunten, moeten vastgestelde behoudenswaardige archeologische vindplaatsen beleidsconform worden ingepast, dat wil zeggen, de vindplaats moet herkenbaar, beleefbaar en recht doend aan de aangetroffen archeologische waarden worden ingericht. Inrichtingsplannen, gecombineerd met monitoring- en beheerplannen, moeten ter goedkeuring aan de stadsarcheoloog worden voorgelegd. Binnen terreinen met behoudenswaardige vindplaatsen zijn bodemingrepen zonder vergunning niet toegestaan.

Voor ingrepen op het beschermde rijksmonumenten (528011) is op grond van artikel 11 van de Monumentenwet 1988 altijd een monumentenvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig.

Toevalsvondsten

Het is denkbaar dat er zich binnen het plangebied onder het maaiveld nog onbekende scheepswrakken bevinden. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat scheepsresten, evenals andersoortige archeologische resten, aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Een dergelijk aantreffen dient conform artikel 53 lid 1 van de Monumentenwet 1988 gemeld te worden aan de stadsarcheoloog van de gemeente Almere.

Ter voorkoming van verdere beschadiging dienen de werkzaamheden ter plaatste direct gestaakt te worden. Na vaststelling van de waarde en het belang van de aangetroffen resten, zal in overleg met de stadsarcheoloog besloten worden welke maatregelen nodig zijn.

5.12 Radarverstoringsgebied

Radars voor militaire luchtvaart

Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordeningis aangegeven (zie Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders, ) is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen.

LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO.

Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME Muiden opgenomen. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 15 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 15 km) is enkel van toepassing op windturbines.



Hoogteradialen luchtvaartverkeer

Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m (NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 15 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 15 km) is enkel van toepassing op windturbines.

Voor het plangebied geldt wel/niet een toetsingsvlak voor bouwwerken tot een hoogte van 51,56 meter.

Voor het plangebied geldt wel/niet een toetsingsvlak voor windturbines vanaf 51,56 meter.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het exploitatieplan


Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van (onder meer) een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd.


Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (Art. 6.2.1 Bro):

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000m2 of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m2 (was 1000 m2) bedraagt;'
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2.


Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:

  1. a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  2. b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  3. c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,

of

bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Bro):

  1. d. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
  2. e. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
  3. f. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.


Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen. Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt.

Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid.

De herziening van dit bestemmingsplan betreft een actualisering van de vigerende plannen, waarbij de vigerende bestemmingen in hoofdzaak worden voortgezet en er vrijwel geen sprake is ven nieuwe ontwikkelingen. Waar nog sprake is van grondexploitatie (bij nog uit te geven kavels) is het kostenverhaal anderszins verzekerd via de gronduitgifte. Een exploitatieplan is niet vereist.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Consultatie belanghebbenden

Veluwsekant/Sallandsekant

Op 25 juni 2015 heeft vanuit de Dienst Stedelijke Ontwikkeling (DSO) ambtelijk overleg plaatsgevonden met de heer Schurer van het garagebedrijf Schurer-Kamphuis over het voornemen van de gemeente tot actualisatie van het bestemmingsplan voor de terreinen Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier. De heer Schurer is momenteel voorzitter van de ondernemersvereniging.

De heer Schurer gaf aan dat Veluwsekant een mooi bedrijventerrein is dat goed functioneert. Het vasthouden van deze kwaliteit vindt hij de belangrijkste doelstelling.

In die zin maakte hij zich wel zorgen over het groot aantal auto's dat op het openbaar terrein wordt geparkeerd. Niet ieder bedrijf houdt zich aan het voorschrift dat moet worden geparkeerd op eigen terrein. Dit leidt tot verkeersonveilige situaties- zeker als groothandel Sligro de deuren binnenkort opent- en maakt een rommelige indruk. Hij pleit ervoor om in het kader van het nieuwe bestemmingsplan te bezien of er parkeerplaatsen op openbaar gebied zouden kunnen worden aangelegd.

Afgesproken is dat over dat laatste punt de gemeente nog een gesprek aan zal gaan met de heer R van de Boogaard van Autoradam.

Dit gesprek heeft op 1 september 2015, in aanwezigheid van de afdeling Verkeer van DSO, plaatsgevonden: Het bedrijf Autoradam heeft vestigingen op verschillende bedrijventerreinen, ook in Amsterdam Westpoort bijvoorbeeld. Uit ervaring benadrukt de heer van de Boogaard het belang van het bieden van ruimte voor doorontwikkeling van bedrijven. Hijzelf is een aantal jaar geleden begonnen met de verhuur van auto's, hetgeen een groeiende markt is. Hij loopt echter nu tegen het knelpunt van de aanwezigheid van voldoende parkeerruimte voor de huurauto's en ruimte voor de huurders van deze auto's. Momenteel worden deze auto's op de openbare weg geparkeerd, terwijl de hoofdregel van de gemeente is dat er op eigen terrein moet worden geparkeerd. Afgesproken wordt dat de gemeente in het kader van het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan de parkeerbehoefte van de bedrijven inventariseert en het 'probleem' in kaart brengt.

Een tweede punt is de verkeersveiligheid van de uitrit vanaf zijn bedrijf naar de openbare weg.

Ten derde vroeg hij aandacht voor de inrichting van de rotonde en dan gaat het name over de versmalling naar een baan als je het bedrijventerrein richting Veluwedreef afrijdt. Deze versmalling veroorzaakt files in de spits.

Het Atelier

Op 30 juli 2015 zijn vertegenwoordiger van DSO op bezoek geweest bij de heer O. Hoekstra die een architectenbureau heeft op Het Atelier aan de Carel Willinklaan en daar ook woont. De ondernemers van Het Atelier hebben een goede verstandhouding, komen minstens eens per jaar bij elkaar en spreken elkaar ook aan als er bijvoorbeeld parkeeroverlast dreigt te ontstaan.

Hij gaf aan de kleinschaligheid die het terrein nu kenmerkt, met name voor de kavels aan de Carel Willinklaan, te willen handhaven in het nieuwe bestemmingsplan. Hij vroeg aan de gemeente om hiermee bij de uitgifte van de braakliggende kavels rekening te houden. Op deze manier is er ook een goede overgang van het woongebied Tussen de Vaarten naar het bedrijventerrein Het Atelier.

De heer Hoekstra gaf aan geen voorstander te zijn van zelfstandige woonvormen op het Atelier.

In de beginfase toen de moskee nog in aanbouw was, was er veel parkeeroverlast, ook van de bezoekers van het zwembad. Inmiddels is deze toestand genormaliseerd en hebben het zwembad en de moskee die naast elkaar zijn gelegen afspraken gemaakt over het parkeren op elkaars terrein waardoor er van overlast geen sprake meer is.

6.2.2 Vooroverleg

Onderdeel van de bestemmingsplanprocedure is het vooroverleg met de wettelijke overlegpartners ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het concept ontwerp bestemmingsplan Veluwsekant, Sallandsekant & Het Atelier is in de periode van 12 april t/m 11 mei 2016 voor het overleg ex artikel 3.1.1. Bro toegestuurd aan de volgende instanties:

Brandweer Flevoland;

Hoofd Afdeling RWN van de provincie Flevoland;

Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie / Energie;

Ministerie van Economische Zaken;

KPN;

Liander;

Gasunie;

Tennet;

Waterschap Zuiderzeeland;

Staatsbosbeheer;

Vogel- en natuurwacht Zuid-Flevoland;

Politie Flevoland.

Provincie Flevoland, de Gasunie, Brandweer Flevoland en Waterschap Zuiderzeeland hebben een reactie ingediend. Hieronder worden deze reacties kort samengevat en beantwoord (cursief). Van de overige instanties zijn geen reacties ontvangen.

Samenvatting reactie Provincie Flevoland

Duurzaamheid

In het plan worden via de regels zonnepanelen toegestaan, grondgebonden tot maximaal 15 meter. In de toelichting wordt hier geen enkele onderbouwing voor gegeven. De provincie stelt vragen bij de maximale bouwhoogte van zonnepanelen tot 15 meter. Is dat niet aan de hoge kant?

Windmolens zijn ook toegestaan. Het is van belang om in de toelichting te vermelden dat deze 'windmolens' voldoen aan de Noodverordening Wind provincie Flevoland.

Locatiebeleid

Ladder voor duurzame verstedelijking (Lvdv)

Het is correct dat er in de toelichting aandacht is aan de Lvdv, aangezien het plan(-gebied) niet eerder beladderd is. Het is van belang om dat in de toelichting tot uitdrukking te laten komen, en dat dit plan een actualisatie betreft en als zodanige geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.

Detailhandel

Het valt op dat op binnen de bestemming 'Bedrijf' (grootschalig en/of perifeer) detailhandel toegestaan wordt. In de Beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk Gebied 2008 wordt hierover aangegeven dat detailhandel op een regulier bedrijventerrein wel mogelijk is, maar dan wel binnen een zone op een dergelijk terrein. In de toelichting staat niet vermeld hoe op dit punt met de Beleidsregel wordt omgegaan.

Gebiedsaanduiding beperkt kwetsbare objecten

In de toelichting wordt melding gemaakt van 4 van dit soort aanduidingen. Het is voorstelbaar dat deze aanduidingen op de verbeelding worden geplaatst, net zoals dat is gebeurd met de veiligheidszone van met LPG-tankstation.

Antwoord gemeente

Duurzaamheid

Wat de zonnepanelen betreft zijn de regels hiervoor terecht aangescherpt. Grondgebonden is de bouwhoogte bij recht op 5 meter begrensd. Via de algemene afwijkingsregels is onder voorwaarden een bouwhoogte tot 15 meter mogelijk gemaakt. Dit ten behoeve van incidentele situaties, waarbij het gaat om kunstbomen en dergelijke objecten of masten met zonnepanelen.

Wat de windmolens aangaat, is zowel in hoofdstuk 4 als in Bijlage 1 van de plantoelichting aangegeven dat deze voldoen aan de Noodverordening Wind.

Locatiebeleid

Almere onderschrijft de opmerkingen inzake de ladder voor duurzame verstedelijking. In hoofdstuk 4 en bijlage 1 van de plantoelichting is de tekst op dit punt nog verduidelijkt. Verder is een nieuwe paragraaf ingevoegd in hoofdstuk 2. In deze paragraaf 2.2.6 Ladder voor duurzame verstedelijking wordt voor de mogelijke functieverschuivingen binnen het plangebied nader op de ladder ingegaan.

Detailhandel is toegestaan bij productiebedrijven,, mits ondergeschikt tot maximaal 20% van het aantal m2 bvo met een maximum van 100m2. Perifere detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van perifere detailhandel in de vorm van Auto's Boten en Caravans, op Sallandsekant via afwijking. Op Veluwsekant zijn een tuincentrum en handel in bestratingen en tuinmaterialen gevestigd. Deze bestaande vestigingen zijn via een aanduiding positief bestemd. Beperkte detailhandel in combinatie met facilitypoint en e-commerce faciliteiten is mogelijk. Van het breed toestaan van perifere detailhandel op de reguliere bedrijventerreinen binnen het plangebied is derhalve geen sprake.

Gebiedsaanduiding beperkt kwetsbare objecten

De betreffende aanduidingen rond het LPG-tankstation zijn op de verbeelding aangeven.

Samenvatting reactie Gasunie

Het concept ontwerp bestemmingsplan is door ons getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid.
Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtstbij gelegen aardgastransportleiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Antwoord gemeente

Deze constatering wordt voor kennisgeving aangenomen.

Samenvatting reactie Brandweer Flevoland

Risicobron

In het plangebied ligt een LPG tankstation. Nabij het plangebied, maar verder dan 200 meter, ligt de rijksweg A6 die onder het basisnet valt. Daarnaast liggen er nabij het plangebied diverse dreven met geringe hoeveelheden transport van gevaarlijke stoffen. Tevens is er een kleine propaantank in het plangebied.


Beperking van de omvang

Gezien de conserverende aard is het niet opportuin ruimtelijke maatregelen te nemen. Wel wordt het plan aangepast aan de huidige regelgeving. Een deel bestaande beperkt kwetsbare objecten wordt bestemd, en nieuw (beperkt) kwetsbaar gebruik wordt strijdig gemaakt.


Zelfredzaamheid

Om bij een incident zelfredzaam te zijn moeten burger op de hoogte zijn van risico's in hun omgeving en een idee hebben wat ze kunnen doen ten tijde van een incident. Veiligheidsregio en gemeente verzorgen vooraf de risicocommunicatie.

Bij een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen verzorgen de veiligheidsregio met de gemeente de alarmering en crisiscommunicatie, via WAS-sirenes, omroepinstallaties, publieke omroepen (radio, televisie, internet) en beschikbare netwerken (telefoonnetwerken, NL Alert).

Het plangebied kent voldoende mogelijkheden om van de verschillende risicobronnen af te vluchten.

Bestrijdbaarheid

Het plangebied bestaat uit diverse losse bedrijventerreinen. Omwille van de sociale veiligheid worden die ontsloten via een enkele weg. De brandweer adviseert vanuit het oogpunt van hulpverlening een dubbele ontsluiting (Handreiking bereikbaarheid). Voor een deel van het plangebied wordt de busbaan als tweede ontsluiting gebruikt.

De Oostzijde van de Veluwsekant heeft een enkele (brede) toegangsweg en geen busbaan, wel zijn er diverse fietspaden die mogelijk als ontsluiting kunnen dienen. Tevens ligt de risicobron direct aan de ontsluitingsweg, waardoor een incident invloed heeft op de beschikbaarheid van die weg. Daarmee is de bereikbaarheid van dit gebied matig.

In zijn algemeenheid heeft het gebied voldoende bluswater (Handreiking bluswater).

Antwoord gemeente

Het advies van van Brandweer Flevoland wordt voor kennisgeving aangenomen. Extra maatregelen in het kader van dit bestemmingsplan zijn niet nodig.

Samenvatting reactie Waterschap Zuiderzeeland

Hoewel de relevante aspecten van de waterhuishouding over het algemeen goed zijn verwerkt op de verbeelding, in de toelichting en de regels van het plan, heeft het waterschap nog enkele op- en of aanmerkingen.

Beleidskaders

In de hoofdstukken met betrekking tot het beleid van het waterschap wordt verwezen naar het Waterbeheerplan 2010-2015 (WBP2-I-).

Ten aanzien hiervan wijst het Waterschap er op dat de Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland op 27 oktober 2015 het Waterbeheerplan 2016-2021 "Het waterschap midden in de maatschappij" heeft vastgesteld. Het Waterbeheerplan 2016-2021 (WPB3) is de opvolger van WPB2+ en bevat langetermijndoelen (zichtjaar 2050), doelen voor de planperiode (2016-2021) en maatregelen die het waterschap (samen met gebieds-partners) uit gaat voeren.

Het waterschap verzoekt de (inhoud van de) tekst hierop aan te passen.

Waterparagraaf

Onder 5.9 Waterparagraaf van de toelichting van voorliggend bestemmingsplan ontbreekt een volledige beschrijving dan wel weergave van het watersysteem binnen het plangebied.

Hoewel het waterschap verwacht dat de waterhuishouding en de afvalwaterketen met voorliggend bestemmingsplan nagenoeg onveranderd blijft verzoeken wij u voor de volledigheid alsnog de inhoud van de waterparagraaf ter afstemming/advisering aan ons voor te leggen.

Verbeelding

Waterpartij ter hoogte van het 'Van der Valk Hotel' en het bedrijfsverzamelgebouw 'de Dome' en 'de Cube'

In de toelichting is onder 3.2.9 'Water' beschreven dat de grotere waterpartijen binnen het plangebied apart met 'Water' worden bestemd.

Ten aanzien daarvan merkt het waterschap op dat op de verbeelding/plankaart de waterpartij om de bedrijfsverzamelgebouwen 'de Dome' en 'de Cube' op het bedrijventerrein Veluwsekant in het geheel niet apart met 'Water' is bestemd, maar is opgenomen binnen de vlakken met de bestemmingen 'Gemengd - 1' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Daarnaast constateert het waterschap dat het watersysteem rondom het Van der Valk Hotel, maar gedeeltelijk is bestemd met 'Water'. Een ander deel van het watersysteem valt binnen het vlak met bestemming 'Gemengd - 1'.

Ten aanzien van het voorgaande verzoeken wij u het complete watersysteem ter hoogte van de bedrijfsverzamelgebouwen 'de Dome' en 'de Cube' en rondom het Van der Valk Hotel met 'Water' te bestemmen.

Antwoord gemeente

Beleidskaders: de tekst is aangepast.

Waterparagraaf: de beschrijving/weergave van het watersysteem is opgenomen in de toelichting in paragraaf 5.9Waterparagraaf.

Verbeelding: Deze is aangepast, de watersystemnen rond de Dome en de Cube en bij het Van der Valk hotel zijn nu volledig in de bestemming 'Water' opgenomen.

6.2.3 Inspraak

De gemeente Almere hanteert bij het maken van bestemmingsplannen als uitgangspunt de beleidslijn, zoals die is neergelegd in de inspraakverordening. Inspraak vindt plaats indien sprake is van nieuwe ontwikkelingen. Dit nieuwe bestemmingsplan is hoofdzakelijk een actualisatie van het voorgaande bestemmingsplan. Echt nieuwe ontwikkelingen zijn niet in dit plan opgenomen. Er is hoofdzakelijk sprake van een functionele aanpassing, namelijk een verruiming binnen de toe telaten bedrijfstypen. Zo was Sallandsekant voorheen voornamelijk bestemd voor logistieke bedrijvigheid, maar in de voorliggende herziening zijn tevens reguliere productiebedrijven toegelaten, alles overigens binnen dezelfde milieucategorie als in het voorgaande bestemmingsplan.

Bovendien is er in het voortraject reeds gesproken met de ondernemers (consultatie over de startnotitie en bespreking concept-ontwerp bestemmingsplan). Er is daarom voor gekozen om geen voorafgaande inspraak te houden.

6.2.4 Reacties op concept ontwerp bestemmingsplan

Conform de op 1 juli 2015 vastgestelde “Procesbeschrijving bestemmingsplannen en beheersverordeningen” wordt het bestemmingsplan voor Veluwsekant, Sallandsekant & Het Atelier aangemerkt als C-plan (i.c. een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein). Op grond van deze procesafspraken is het concept (ontwerp) bestemmingsplan met belanghebbenden besproken, alvorens het ontwerpplan is voorgelegd aan het college en de raad is geïnformeerd per raadsbrief over het ontwerp.

Om belanghebbenden de gelegenheid te bieden nader kennis te nemen van het concept ontwerp bestemmingsplan is op 20 juni 2016 een inloopbijeenkomst gehouden in het Van der Valk hotel op Veluwsekant, Veluwezoom 45.

Er zijn vijf ondernemers langs gekomen, van wie vier uit plangebied Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier. Een ondernemer gevestigd op Veluwsekant Oost vroeg aandacht voor de verkeerssituatie op de Strubbenweg als gevolg van geparkeerde auto's/vrachtwagens, te hard rijden en parkeren in de berm. Deze wordt als onveilig ervaren. Bij de gemeente is het probleem bekend en aangegeven is dat in overleg met de ondernemers aan verbetering van de situatie wordt gewerkt. Deze vallen overigens grotendeels buiten de scope van de bestemmingsplannen. Voor zover aanleg extra parkeergelegenheid nodig is binnen de langs de wegen gelegen groenstroken (zoals zuidzijde Strubbenweg, Veluwsekant Oost), biedt het bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid (9.5). En in geval verhardingen nodig zijn binnen de leidingenstrook, dient bovendien de procedure gevolgd te worden, zoals aangegeven binnen artikel 14Leiding - Leidingstrook.

Een ondernemer in de autobranche gaf aan dat hij vanwege het stoppen van de productie in zijn bedrijf een nieuw product moet toevoegen om sluiting te voorkomen. Hij heeft plannen voor een nieuw concept, dat niet past binnen de huidige bestemming van de kavel. Hij heeft bij de gemeente een aanvraag voor verbreding van de bestemming aangevraagd en heeft tijdens de inloopbijeenkomst gevraagd om dit op te nemen in het bestemmingsplan. Een andere ondernemer gevestigd op Het Atelier uitte zich positief over de voortzetting van de gemengde bestemming op dit binnenstedelijk bedrijventerrein.

6.2.5 Zienswijzen

Voor het ontwerp bestemmingsplan wordt de Wro-procedure gevolgd. Dit houdt in dat het nieuwe bestemmingsplan als ontwerp voor een periode van zes weken (van 18 augustus t/m 28 september 2016) ter visie is gelegd conform het bepaalde in artikel 3.8 Wro en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Er is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is hieronder kort beschreven en beantwoord. De integrale zienswijze is te raadplegen via www.almere.notudoc.nl onder 'brieven aan de raad' (periode september-oktober 2016).

Zienswijze

Ontvankelijkheid

Zienswijzen moeten binnen de termijn van terinzageligging van het ontwerp bestemmingsplan schriftelijk of mondeling worden ingediend. Schriftelijke zienswijzen zijn tijdig ingediend indien:

  • deze voor het einde van de termijn van terinzageligging zijn ontvangen, of;
  • deze voor het einde van de termijn van terinzageligging ter post zijn bezorgd,

mits deze niet later dan een week na afloop van de termijn van terinzageligging zijn ontvangen.

De termijn van terinzageligging was van 18 augustus tot en met 28 september 2016. De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van terinzageligging ingediend en kan daarom in behandeling worden genomen.

Samenvatting zienwijze
Een onderneming gevestigd aan de Palmpolstraat 59 op Veluwsekant Oost verzoekt in de zienswijze hun pand naast hun bestaande activiteit als postorderbedrijf ook aan te wenden als kleinschalige zaalverhuur. Voorheen was ter plaatse een sportschool gevestigd.

Het vigerende bestemmingsplan (Veluwsekant) noch het nieuwe ontwerp bestemmingsplan voorzien in de vestigingsmogelijkheid van deze vorm van horeca op deze locatie. Reclamant geeft aan dat het aankomende nieuwe beleid, waarvan de ontwerpversie is gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de Staatscourant, wel mogelijkheden biedt tot vestiging van kleinschalige zalenverhuur. Immers - zo stelt reclamant - vormt dit nieuwe beleidskader de basis voor bestemmingplannen en omgevingsvergunningen.

Omschrijving pand

Het pand aan de Palmpolstraat 59 welke geruime tijd te koop heeft gestaan leent zich bij uitstek voor horeca activiteiten, en is al zodanig ingericht dat het als feestzaal en sociaal ontmoetingscentrum gebruikt kan worden. Dit op kleine schaal. De afstand tot de dichtbijzijnde woningen (Danswijk) is ongeveer 175 meter. Dit zal dus niet leiden tot geluidsoverlast. De beschikbare oppervlakte is 150 m2. Deze zaal heeft een capaciteit van +/-100 gasten. Door de ligging en de capaciteit zal er geen onevenredige afbreuk ontstaan van het woonplezier en werkcapaciteit. Omdat het mandelig parkeerterrein, met 50 parkeerplaatsen, in de avond bijna niet in gebruik is kan hiervan optimaal gebruik gemaakt worden en zal dat helemaal niet voor overlast zorgen met name voor de overige bedrijven.

Uiteenzetting activiteiten:

1. Het is voor groepen vaak moeilijk om een betaalbare feestzaal te huren waarbij de mogelijkheid bestaat om eigen vervaardigd eten en drinken mee te nemen. De meeste feestzalen hebben deze optie niet. Bij "allochtone" doelgroepen is dit vaak een eis in verband met speciale en wensen op het gebied van eten en drinken. De meeste zalen zijn te groot en duur, en voorzien niet in de mogelijkheid om eigen eten en drinken mee te nemen.

2. Een betaalbare kleine zaal aanbieden voor de minder draagkrachtigen onder alle doelgroepen, zoals studenten, ouderen met een minimum inkomen enz. enz.

3. Een kleinere betaalbare feestzaal aanbieden voor verjaardagsfeestjes, kleinere bruiloften/recepties en andere partijtjes, zoals bijvoorbeeld viering van de heilige communie. Suikerfeest enz. Maar ook voor reünies en troostdiensten. Zoals bekend zijn de faciliteiten om thuis het feestje te vieren beperkt.

4. De mogelijkheid bieden aan derde om de zaal af te huren voor het geven van danslessen, zoals bijvoorbeeld inline dansen, salsa dansen en andere vormen van stijldansen,

5. Wij willen de zaal tevens gebruiken, in samenspraak met de bedrijfsvereniging, om samen met de overige ondernemers periodiek een bedrijfsverenigingsborrel te organiseren, om de samenhorigheid binnen het bedrijventerrein te vergroten/optimaliseren.

7. De optie bieden de zaal te huren voor (multi)culturele bijeenkomsten.

8. De optie bieden om de zaal te huren voor kleinere kerkelijke bijeenkomsten.

9. Vanwege de behoefte aan deze kleinschalige zalenverhuur en het ontbreken hiervan doet zich het fenomeen voor dat deze wel worden aangeboden zonder de hiervoor geldende vergunningen en veiligheidsvoorschriften. Met deze zaal willen wij op een correcte wijze meer keuze bieden en vooral meer zekerheid bieden aan klanten. Hiermee dragen wij bij aan een stuk veiligheid en verantwoord ondernemerschap.

Reclamant geeft als volgt samenvattend het nieuwe vestigingsbeleid (GVW 2016) weer:

In de gemeentelijke visie werklocaties Almere 2016 wordt duidelijk:

  • Dat Almere wil inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen en de huisvestingswensen die daarmee samenhangen.
  • De gemeente geeft aan initiatiefnemers te willen stimuleren en faciliteren.
  • In de binnenstedelijke gebieden zit ruimte om te verkleuren naar andere activiteiten.
  • Voorzieningen en Horeca zijn mogelijk maakt.
  • De gemeente geeft aan de transformatie van het vastgoed te willen versnellen. Dit wordt o.a. bereikt door vastgoed eigenaren te stimuleren en belemmeringen weg te halen, o.a. door haalbaarheidsonderzoeken en extra capaciteit voor het wijzigen van bestemmingsplannen.

En voor wat betreft het onderdeel vestigingsvisie Horeca Almere 2016:

  • De horecavisie beoogt functiemenging. De gemeente wil nieuwe initiatieven stimuleren en faciliteren.
  • De Gemeente wil experimenteerruimte aanbieden; o.a. door het gebruik van leegstaande panden.
  • Horeca gelegenheden die niet te verwezenlijken zijn in het centrum kunnen worden toegestaan op de bedrijventerreinen.
  • Zalencentra zijn vernieuwende, bijzondere horecavoorzieningen die passen op een bedrijventerrein; hier kunnen uitzonderingen voor gemaakt worden.

Op grond van deze uitgangspunten verzoekt reclamant de nieuwe bedrijfsactiviteit toe te staan door hetzij het ontwerp bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met de verruimde kaders van de nieuwe GVW en de daarin opgenomen horecavisie 2016, door hun pand aan de Palmpolstraat 59 aan te duiden als bijzondere horecavoorziening kleinschalige zalenverhuur of dit initiatief middels een omgevingsvergunning toe te staan.

Reactie gemeente

Het pand Palmpolstraat 59 maakt deel uit van een overgangszone binnen Veluwsekant Oost aan de zuidzijde van de Danswijk. In het voorliggende betemmingsplan krijgt deze strook de bestemming 'Gemengd 1'. Binnen deze bestemming zijn naast bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 tevens onder meer maatschappelijke voorzieningen, cultuur en ontspanning (bijvoorbeeld een dansschool) en sportvoorzieningen (zoals fitness) toegestaan. Horeca is alleen ter plaatse van specifieke aanduidingen dan wel ondergeschikt aan de toegestane functies mogelijk.

Reclamant beroept zich in zijn zienswijze echter op het komende nieuwe vestigingsbeleid. Dit beleid is echter nog niet door de gemeentaraad vastgesteld en vormt daarom nog geen onderdeel van voorliggend bestemmingsplan. De verwachting is evenwel dat de nieuwe beleidsvisie eind dit jaar in de raad zal worden behandeld en wellicht begin 2017 in werking zal treden.

Gelet op de ligging van het onderhavige pand zou de GVW wellicht uitkomst kunnen bieden voor medewerking aan het initiatief van reclamant. De in het ontwerp voor het nieuwe beleid opgenomen horecavisie zegt over horeca op (reguliere) bedrijventerreinen onder meer het volgende:

"Echter, de gemeente wil nieuwe horecavestigingen op bedrijventerreinen wel beperkt toelaten zolang deze niet belemmerend zijn voor omliggende functies. Op de bedrijventerreinen dient horeca voornamelijk ondersteunend te zijn aan het faciliteren van werknemers en zakelijk bezoekers van de bedrijven op deze werklocaties. De horeca kan hier fungeren als vergader- en werkfaciliteit, beurs- en congresgelegenheid. Hiermee versterkt horeca zelfs de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het terrein. Voorwaarden voor vestiging zijn de ruimtelijk-fysieke voorwaarden als goede inpasbaarheid met betrekking tot milieu, verkeersontsluiting, parkeren en bereikbaarheid. In bestemmingsplannen kan bijvoorbeeld gestuurd worden door het stellen van een maximum aan het aantal vierkante meters of vestigingen. Het is niet de bedoeling dat op bedrijventerreinen concentraties van horeca ontstaan die veel bezoekers trekken van buiten de betreffende bedrijventerreinen. Voorkomen moet worden dat door afzonderlijke initiatieven een horecastrook ontstaat. Ook mag de horeca geen belemmering vormen voor de primaire functie van het bedrijventerrein, geen onevenredige hinder opleveren voor eventueel nabij gelegen woningen en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer."

...

"Op de bedrijventerreinen is lichte (cat. 4) en middelzware (cat. 5) horeca mogelijk, primair gericht op de aldaar gevestigde bedrijven."

...

En voor de categorie horeca waaronder zalenverhuur voor feesten en partijen zegt de ontwerp horecavisie onder meer het volgende:

"Bijzondere horecavoorzieningen zijn de partycentra, grootschalige restaurants/zalencentra en andere vernieuwende grootschalige uitgaansgelegenheden. Deze relatief zware horecacategorie biedt ruimte aan vrijetijdsvoorzieningen die vaak niet op andere plekken in de stad, met name Almere Centrum, gevestigd kunnen worden. Aangezien deze horeca-activiteit in de regel vraagt om meer ruimte (prijsniveau), grotere panden en veel parkeerplaatsen, is ruimte buiten de centra gewenst. In tegenstelling tot hetgeen hierboven is gezegd met betrekking tot bedrijventerreinen, kan voor dit type horeca op bedrijventerreinen een uitzondering worden gemaakt.

Ruimtelijke randvoorwaarden voor vestiging zijn: goede bereikbaarheid en ontsluiting van de locatie en afdoende parkeerplaatsen. Het feitelijke aantal vestigingen zal daarmee vooral bepaald worden door de ruimtelijk-fysieke mogelijkheden. Per situatie zal de mogelijkheid van vestiging beoordeeld worden."

In het kader van een aanvraag omgevingsvergunning zal, nadat het nieuwe beleid is vastgesteld, moeten worden getoetst aan de voorwaarden zoals hierboven omschreven. Het gaat dan vooral om verkeer, parkeren, de belangen van omliggende bedrijven en eventuele nabij gelegen woningen. Met name zal recalamant in dat kader moeten aantonen dat het parkeren goed geregeld is en hierover instemming is van de overige bedrijven/vestigingen die gebruik maken het mandelig parkeerterrein.

Aanpassing van het bestemmingsplan is op dit moment niet nodig. In de plantoelichting van voorliggend bestemmingsplan wordt wel geanticipeerd op de komende GVW. Zo gauw de GVW en daarmee de horecavisie door de raad is vastgesteld en gepubliceerd (naar verwachting begin 2017) vindt toetsing plaats aan de hand van het dan geldende beleid. Kortom, mits voldaan wordt aan de (milieutechnische) randvoorwaarden en de aanvraag voldoet aan het principe van goede ruimtelijke ordening, kan een omgevingsvergunning worden verkregen voor vestiging van het initiatief van reclamant.

6.2.6 Ambtshalve wijzigingen

Ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan zijn de volgende ambtshalve wijzigingen aangebracht.

Verbeelding

Op het noordelijke deel van Sallandsekant is alsnog de milieuzonering opgenomen, zoals die ook in het vigerende bestemmingsplan gold voor dit deelgebied, grenzend aan de woonwijk (Danswijk). In het ontwerp was voor deze strook maximaal milieucategorie 3.1 toegestaan, terwijl er voor een belangrijk deel van de diepe kavels maximaal 3.2 mogelijk was in het vigerende plan. De keuze in het ontwerp was gebaseerd op het argument om de kavels niet binnen meerdere zones te laten vallen.

Om zowel recht te doen aan de zittende bedrijven als aan belangen van het aangrenzende woonmilieu is de milieuzonering toch weer opgenomen. Dit past ook beter in het licht van een goede ruimtelijke ordening.

Verder zijn enkele technische verberingen aangebracht ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan voor wat betreft de juiste ligging en breedte van dubbelbestemmingen Leiding - leidingenstrook, Leiding - Hoogspanning en de gebiedsaanduiding veiligheidszone - leiding.

Regels

  • In de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen Bedrijf-2 en Gemengd-2 is (voor zover nog ontbrekend) de regel toegevoegd dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 en ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 zijn toegestaan. Zie 4.1 onder b en 7.1 onder b.
  • In de doeleindenomschrijving is een omissie hersteld. Hoewel op de ontwerp verbeelding wel de aanduiding op een kavel op Sallandsekant is aangeven voor het toestaan van 50 % zelfstandige kantoorgebruik op perceelsniveau, ontbrak de bijbehorende planregel. Daarom is een nieuw lid p onder artikel 4.1 ingevoegd die bovenstaande regelt.

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskader

1.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. Deze nationale belangen zijn:

  1. 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  2. 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  3. 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  4. 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  5. 5. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  6. 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  7. 7. Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
  8. 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  9. 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  10. 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  11. 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  12. 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  13. 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.

Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.


In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In het onderhavige actualisatie bestemmingsplan zijn geen 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' opgenomen. De binnen het plangebied gelegen nieuwbouwlocaties (nog enkele uit te geven kavels) hebben reeds een bedrijvenbestemming die planologisch is verankerd in de vigerende bestemmingsplannen. Het onderhavige bestemmingsplan biedt vooral flexibiliteit bij de invulling van bestaande stedelijke ontwikkelingen. Hiermee wordt een optimale benutting van de ruimte in het bestaande stedelijk gebied nagestreefd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking.

Het bestemmingsplan is ook in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden.

De onderwerpen waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt zijn:

  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Bescherming van de waterveiligheid in het Kustfundament
  • Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
  • Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
  • Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • Uitoefening van defensietaken

Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):

  • Veiligheid rond rijksvaarwegen
  • Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • Verstedelijking in het IJsselmeer
  • Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken

De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

Op het plangebied is alleen het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het voorheen geldende regime is aangepast op basis van nieuwe technische inzichten en ontwikkelingen op het gebied van radarverstoring. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bouwwerken in het algemeen en windturbines. Het regime geldt niet voor bestaande bouwwerken en windturbines. Voor windturbines gelden ruimere radarverstoringsgebieden dan voor overige bouwwerken. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP.

Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van grote windturbines niet mogelijk. Zie ook paragraaf 5.7Kabels en leidingen, onder kopje Straalverbindingen c.a.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.

Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro.

Nationaal Waterplan 2016-2021-NWP2 (10-12-2015)

Het NWP2 geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor 2016 tot 2021 en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. De verschillende NWP2 onderdelen met bijbehorende mijlpalen en onderlinge relaties zijn samengevat in een routekaart.

Tegelijk met het NWP2 is het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 (Bprw) vastgesteld met daarin de operationele uitwerking van het NWP2 voor de rijkswateren: de rollen en taken van Rijkswaterstaat en de hoofdlijnen van het beheer en onderhoud.

Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050.

Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij streeft de overheid naar een integrale benadering, door economie, natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen.

Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterplan. Grote waterpartijen worden bestemd voor water en waterberging.

Rijksbeleid en wetgeving cultuurhistorische waarden

Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar herkenbaarheid van het archeologisch erfgoed voor het publiek door het te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische, historisch-geografische als bouwkundige waarden. Het beginpunt van dit beleid is gelegen in de Nota Belvedère uit 1999. In deze nota geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt.

Het beleid is onder meer geworteld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Via de Wamz is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Daartoe zijn behalve de Monumentenwet 1988 ook de Woningwet, de wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet gewijzigd. Het beleid is daarnaast geworteld in de Nota Belvedère uit 1999 en de Notitie 'Kunst van leven' hoofdlijnen Cultuurbeleid uit 2007. In 2008 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd waardoor onder andere de rol van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) in het adviestraject voor vergunningverlening is beperkt. In 2007 is het Project Modernisering Monumentenstelsel (MoMo) van start gegaan. Doel hiervan is onder meer een integrale modernisering van de Monumentenwet 1988. Sinds december 2008 heeft de minister van OC en W drie beleidstukken uitgebracht: De discussienotitie 'Een lust geen last' (2008), de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (eind 2009) en de Visie Cultureel Erfgoed 'Kiezen voor karakter' (juni 2011).

Als consequentie van de Beleidsbrief is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Per 1 januari 2012 is de 50-jaren termijn voor wettelijk beschermde monumenten uit de wet gehaald. Ook is op 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Op grond van artikel 3.1.6 Bro moeten naast archeologische waarden nu ook bovengrondse cultuurhistorische waarden bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden meegewogen.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is voor het onderwerp 'cultureel erfgoed' aangegeven dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (inclusief voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van het landschap is geen rijksverantwoordelijkheid meer, maar laat zij over aan de provincies.

Op 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 (herziening 2007) van kracht geworden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:

  • behoud in situ van waardevolle archeologische resten;
  • de verstoorder betaalt;
  • vooronderzoek, zo ver mogelijk voorafgaande aan de planontwikkelingen;
  • het is in de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) verplicht om rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden;
  • gemeenten worden verantwoordelijk voor de archeologie en de archeologische monumentenzorg;
  • liberalisering van de opgravingsmarkt.

De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid' (juli 2007) is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in deze notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, innovatie en e-cultuur, participatie, mooier Nederland en een sterke cultuursector.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het rijksbeleid en de wetgeving voor cultuurhistorische waarden.

Overig rijksbeleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van (ruimtelijk) belang voor het plangebied van Veluwsekant, Sallandsekant en het Atelier bevonden:

  • Europese Kaderichtlijn Water (2000)
  • Het nationaal Bestuursakkoord Water (2008)
  • RAAM-brief
  • Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (2013) (RAAM)
  • Bestuursovereenkomst RAAM (2013)
  • Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2)
  • Structuurvisie Randstad 2040 (2010)
  • Structuurvisie Buisleidingen 2012-2035 (2012)
  • Structuurvisie Windenergie op land (2014)

1.2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsplan Flevoland 2006

In het Omgevingsplan Flevoland 2006 (Omgevingsplan) is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan (onder de Wet ruimtelijke ordening nu een Structuurvisie), Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid.

In het Omgevingsplan is Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier aangemerkt als behorende tot het 'stedelijk gebied' van Almere.

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het Omgevingsplan.

Partiële herzieningen Omgevingsplan Flevoland (2008, 2009, 2015)

In het kader van de komst van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 is het Omgevingsplan op onderdelen herzien. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de juridische doorwerking van het Omgevingsplan na inwerking treden van de Wro.

Een tweede herziening van het Omgevingsplan heeft betrekking op de waterhuishouding. Bij de vaststelling van het Omgevingsplan op 2 november 2006 is bepaald dat het onderdeel waterhuishouding van het plan in 2009 op twee onderwerpen nader uitgewerkt wordt in een partiële herziening. Het eerste onderwerp is waterkwaliteit, naar aanleiding van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). In deze partiële herziening worden de waterlichamenkaart en de waterkwaliteitsdoelen en –maatregelen vastgelegd. Het tweede onderwerp is de wateropgave, ook wel bekend onder de naam Waterbeheer 21-ste eeuw of kortweg WB21. Bij de vaststelling van het Omgevingsplan in 2009 was er nog onvoldoende duidelijkheid over de omvang van de wateropgave en de wijze waarop deze in onze zich nog sterk ontwikkelende provincie kan worden opgelost. In deze partiële herziening zijn de aanpak en de rolverdeling bij het oplossen van de wateropgave nader bepaald en vastgelegd. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele kleinere zaken te repareren c.q. meer uitvoeringsgericht te maken.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de partiële herzieningen van het Omgevingsplan.

Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland (2012)

In de Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland zijn in één verordening alle publiekrechtelijke regelingen voor Flevoland opgenomen. De verordening omvat de volgende onderwerpen: stortplaatsen en afvalwater, bodemsanering, watersystemen, grondwaterontrekkingen, wegen en vaarwegen, ontgrondingen, bescherming landschap en ecologische hoofdstructuur. Voor de ecologische hoofdstructuur zijn de wezenlijke kenmerken en waarden in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0023.png"

Een gedeelte van het plangebied ligt in het NatuurNetwerk Nederland (NNN) (voormalige overige EHS), hier zal een passende bestemming voor worden opgenomen.

Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 en Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011

De Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 is op 28 september 2011 vastgesteld door Provinciale Staten en is een nadere concretisering van het Omgevingsplan Flevoland 2006. De Structuurvisie heeft betrekking op bedrijventerreinen en kantorenlocaties in de stedelijke gebieden van de provincie en geeft invulling aan de programmatische uitwerking van het economisch beleid. In de Structuurvisie wordt een meer vastomlijnd kader gegeven voor een Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV). Dit houdt onder ander het volgende in:

  • er wordt inzicht verlangd in de bestaande en geplande omvang van bedrijvigheid;
  • voor het aanwijzen van vestigingslocaties moet de SER-ladder worden toegepast (eerst intensiveren en herstructureren, dan pas nieuwe locaties ontwikkelen);
  • gemeenten wordt nadrukkelijk gevraagd te overwegen om een herstructureringsfonds en parkmanagement op nieuwe - en zo mogelijk op bestaande - bedrijventerreinen in te stellen en een visie op zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit op te stellen;
  • gemeenten wordt aanbevolen om in de GVV grondbeleid en beleid voor het ontwikkelen van duurzame bedrijventerreinen op te nemen;
  • het verdient de voorkeur om de GVV in een structuurvisie neer te leggen;
  • zowel overschotten als tekorten aan bedrijventerreinen moeten worden voorkomen. De omvang van nieuw aan te leggen bedrijventerreinen en kantoorlocaties is neergelegd in de provinciale Visie werklocaties Flevoland 2030+;
  • de provincie wil dat ook ruimte geboden wordt aan informele werklocaties;
  • de provincie hecht nadrukkelijker aan (bestuurlijke) afstemming op bovengemeentelijke schaal.

Naar aanleiding van de Structuurvisie is de Beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk Gebied (uit 2008) in 2011 aangevuld.

In de Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011 hebben Gedeputeerde Staten criteria genoemd die worden gebruikt bij het beoordelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De motivering die aan een ruimtelijk plan ten grondslag ligt dient opgenomen te worden in een Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV) voor zover dit betrekking heeft op vestigingslocaties in het stedelijk gebied van de gemeente. In de GVV wordt voor een periode van telkens 4 jaar, met een doorkijk over 10 en 20 jaar, de concrete kwalitatieve en kwantitatieve uitbreidingsbehoefte vastgelegd voor de gemeente op het gebied van vestigingslocaties en wordt de inzet benoemd voor instandhouding en herstructurering van de bestaande voorraad.

De kaders voor het opstellen van de GVV worden gevormd door het Omgevingsplan Flevoland 2006, de Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011, de provinciale Visie Werklocaties Flevoland 2030+ (waarmee de gemeenten voor de komende tijd akkoord mee zijn gegaan), het Provinciaal Herstructureringprogramma (PHP), het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 en de beleidsregel. Gedeputeerde Staten zaullen aan de hand van deze beleidskaders beoordelen of een GVV voldoet aan het provinciaal beleid. De beoordeling van een verzoek aan Gedeputeerde Staten om in te stemmen met de GVV zal plaatsvinden op basis van algemene criteria en inhoudelijke criteria.

Met betrekking tot algemene criteria houden de gemeenten het volgende aan:

  • Voor de huidige en toekomstige werklocaties wordt in het plan beschreven tot welke provinciale locatietype(n) deze worden gerekend.
  • Per locatie wordt binnen het provinciale locatietype aangegeven welke typen bedrijven er gevestigd kunnen worden.
  • De voorgestelde locatietype(n) en de hierbinnen bestaande en geplande omvang van de
    bedrijvigheid passen binnen het Omgevingsplan Flevoland 2006 en Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 en daarnaast binnen de herijking van het rapport Visie Werklocaties Flevoland dat een doorkijk geeft naar de komende 10 jaar en gemiddeld om de 3 à 4 jaar wordt herzien.
  • Als een gemeente voor een locatie geheel of gedeeltelijk wil overgaan tot een ander type bedrijvigheid dan in een eerder vastgestelde GVV is mogelijk gemaakt, dan wordt in het ruimtelijk plan ingegaan op de noodzaak, de gevolgen voor het aanbod voor het oorspronkelijke type bedrijvigheid en eventuele compensatie hiervan.
  • De GVV bevat een onderbouwde gemeentelijke opgave op het gebied van werklocaties voor de korte en de lange termijn.
  • Over de planning en programmering van werklocaties heeft afstemming plaats gevonden op
    regionaal niveau.

Met betrekking tot inhoudelijke criteria houden de gemeenten het volgende aan:

  • Bij de aanwijzing van werklocaties dient de SER-ladder onverkort toegepast te worden zodat ligging, omvang en categorie van de locaties conform de SER-ladder wordt afgewogen door te toetsen aan:
    1. 1. de behoefte als gevolg van de vervangings- en uitbreidingsvraag;
    2. 2. de mogelijkheid om deze behoefte door herstructurering of intensivering van bestaande locaties te ondervangen;
    3. 3. clustering binnen of in aansluiting op bestaand bebouwd gebied;
    4. 4. de inpasbaarheid ten opzichte van woonbebouwing;
    5. 5. het optimaliseren van bereikbaarheid en vervoersaspecten.
  • De herstructureringsopgave is afgestemd op de meest recente versie van het Provinciaal Herstructureringsprogramma (PHP).
  • Intergemeentelijke afstemming vindt plaats ten aanzien van de aanbodzijde (programmering en ontwikkeling van zowel bestaande als nieuwe bedrijven- en kantorenlocaties) en herstructurering van bestaande bedrijven- en kantoren locaties.
  • De GVV wordt bij voorkeur als structuurvisie (een thematische structuurvisie of als onderdeel van een integrale structuurvisie) vastgesteld. Indien de gemeente besluit de GVV niet vast te stellen als thematische structuurvisie of als onderdeel van een integrale structuurvisie dient zij dat nader te onderbouwen hoe het GVV-beleid is afgestemd op het beleid voor andere beleidsterreinen.

De provincie geeft in de beleidsregel aan welke 7 typen werklocaties worden onderscheiden en welke vestigingsvoorwaarden (kantorenomvang, ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid) daaraan worden verbonden.

Als vervolg op de beleidsregel heeft de provincie een nieuwe visie op de werklocaties in voorbereiding genomen: de RO Visie Werklocaties 2015 (zie hierna).

Op grond van de beleidsregel kan het plangebied worden aangemerkt als werkmilieu, regulier bedrijfsterrein en gemengd woonwerkmilieu.

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het locatiebeleid (zie nadere uitwerking in Bijlage 1, paragraaf 1.3.3 Werk in de stad, Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid).

RO Visie Werklocaties (2016)

Gedeputeerde Staten van Flevoland hebben in juni 2016 de RO visie Werklocaties Flevoland vastgesteld. Het doel van de visie is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties zodat het aanbod passend is bij de behoefte en regionaal is afgestemd. Het maatschappelijk effect dat de provincie daarmee wil bereiken is slim en zuinig ruimtegebruik. Om dit te bereiken worden acht leidende principes gehanteerd:

  1. 1. Ladder voor duurzame verstedelijking staat centraal. Aangezien de juridische borging van de ladder al sinds 1 oktober 2012 is geregeld in het Bro, gaat de provincie geen aanvullende juridische vereisten toevoegen. De provincie is verantwoordelijk voor het generiek toezicht op de toepassing van de ladder.
  2. 2. Echte stappen zetten in creëren van marktspanning en deprogrammeren. Met de (samenwerkende) gemeenten in Flevoland zal de provincie de (regionale) behoefteraming voor bedrijventerreinen, kantoren en winkels uitwerken en confronteren met het aanwezige en toekomstige aanbod. Waar nodig zal de provincie met de gemeenten extra stappen zetten om te komen tot het deprogrammeren van plannen en locaties.
  3. 3. Dynamisch voorraadbeheer: centraal hierin staan drie zaken: 1) werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad, 2) waar mogelijk schrappen van plannen die niet de beoogde kwaliteit toevoegen en 3) onder voorwaarden toevoegen en goede, nieuwe voorraad.
  4. 4. Aanpak herstructurering en duurzaam beheer: tot eind 2015 kunnen aanvragen voor de PHP-regeling worden ingediend. Verwacht wordt dat de middelen uit het PHP dan ook op zijn. Om de herstructureringsopgave in de toekomst ook aan te pakken ziet de provincie twee sporen: 1) terugbrengen van het overaanbod en 2) met (nieuw) instrumentarium meer private actie op bedrijventerrein stimuleren.
  5. 5. Duurzaamheid: de provincie streeft naar energiezuinige en klimaatbestendige werklocaties. Dit wil de provincie bereiken door de energievraag te beperken, duurzame energiebronnen in te zetten en energiebronnen zuinig en efficiënt te gebruiken. Daarnaast streeft de provincie naar duurzame mobiliteit. Voor een goede bereikbaarheid dienen nieuwe werklocaties daarom geaccommodeerd te worden rond multimodale verkeersknooppunten.
  6. 6. Grip op de bestaande voorraad en monitoring: doel is het verbreden van de ontwikkeling van het instrument van de kwaliteitskaart naar alle Flevolandse gemeenten en voor de overige segmenten. Mogelijk kan hierbij aangehaakt worden op systemen die in omliggende regio's zijn en worden ontwikkeld, zoals de monitor werklocaties van het Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord.
  7. 7. Meer ruimte aan het veld via uitnodigingsplanologie: de komende jaren ligt er een flink aantal opgaven ten aanzien van de ontwikkeling en realisatie van werklocaties. Het is echter niet zo dat de provincie deze problemen alleen gaat oplossen. De rol van de provincie is voornamelijk regisserend en bovenlokaal. De daadwerkelijke aanpak geschiedt in cocreatie met gemeenten, marktpartijen en andere partners. De provincie gebruikt daarbij de 'Ladder van Overheidsparticipatie' om de precieze provinciale rol te bepalen.
  8. 8. Stimuleren van pioniers en ruimte voor experiment: de voorliggende veranderopgave roept om creatieve oplossingen. De provincie wil daarom ruimte blijven bieden aan pioniers en 'het experiment'. Per gemeente of regio wil de provincie één of enkele experimenten of voorbeeld projecten starten.

Met het oog op de verschuivende behoefte van formele naar informele locaties neemt de provincie afscheid van de zeven locatietypen uit de beleidsregel 'Locatiebeleid stedelijk gebied 2011'. In het locatiebeleid worden voortaan twee verschillende concepten van werklocaties voor het stedelijk gebied onderscheiden: formele en informele werklocaties.

De visie wordt afgesloten met een veranderagenda. Als aanzet voor het noodzakelijke transitieproces dat partijen in de provincie Flevoland de komende jaren moeten ondergaan bij werklocaties. Hierbij ligt de focus op elf agendapunten waaraan inhoudelijke en procesindicatoren zijn gekoppeld om de voortgang hiervan te monitoren. Gemeenten zijn in de 'lead' op de agendapunten die direct raken aan de ontwikkeling en de realisatie van werklocaties. De provincie is in de 'lead' op de agendapunten met een bovenlokale impact.

In het onderhavige actualisatie bestemmingsplan zijn geen 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' opgenomen. De binnen het plangebied gelegen nieuwbouwlocaties (nog enkele uit te geven kavels) hebben reeds een bedrijvenbestemming die planologisch is verankerd in de vigerende bestemmingsplannen. Het onderhavige bestemmingsplan biedt vooral flexibiliteit bij de invulling van bestaande stedelijke ontwikkelingen. Hiermee wordt een optimale benutting van de ruimte in het bestaande stedelijk gebied nagestreefd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de onder 1 genoemde ladder voor duurzame verstedelijking. Zie ook paragraaf 2.2.6Ladder voor duurzame verstedelijking. Ook met de overige uitgangspunten wordt in het onderhavige bestemmingsplan rekening gehouden.

Beleidsregel Windmolens 2008 (2008)

Het windmolenbeleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006. Het voorziet in opschaling en sanering van de huidige situatie gericht op het bereiken van een grotere ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Door middel van opschaling kan met minder windmolens meer vermogen gerealiseerd worden en tevens een kwaliteitsverbetering in ruimtelijke en landschappelijke zin gehaald worden. Daarmee kunnen de nadelen van de huidige situatie worden weggenomen en kan ingespeeld worden op ontwikkelingen in de markt. Om de bestaande situatie geleidelijk over te laten gaan in een nieuwe situatie met meer ruimtelijke kwaliteit, is het nodig sanering en ontwikkeling bij het nemen van planologische besluiten aan elkaar te koppelen en gericht ontwikkelingsplanologie te bedrijven. Met het instellen van de tijdelijke stop op de plaatsing van windmolens is de huidige situatie geconsolideerd. De voortzetting van de exploitatie van de windmolens betekent (op termijn) meegaan in de schaalvergroting die de marktontwikkeling oplegt aan de windenergiebranche. Dit bepaalt tegelijkertijd het kader voor de bedrijfsvoering, de herinvesteringen en de acceptatie van de gewenste sanering. In de praktijk zullen de huidige eigenaren hun belangen en verkregen rechten dienen samen te brengen in nieuwe exploitatievormen waarmee minder maar grotere windmolenopstellingen in Flevoland ontstaan. Alleen op deze manier kan de gewenste landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitsverbetering worden bereikt. Ook dient aandacht besteed te worden aan uniformering qua type en grootte van de windmolens.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe opstellingen windmolens mogelijk. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen wordt wel mogelijk gemaakt (via afwijking). Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel windmolens.

Noodverordening wind (2015)

De provincie Flevoland heeft beleid voor opschalen en saneren van windmolens. Doel van dit beleid is dat met minder windmolens meer elektriciteit wordt opgewekt. Dit beleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006 (inclusief aanpassingen ervan) en de Beleidsregel windmolens 2008. Daarnaast heeft het Rijk beleid voor windenergie opgenomen in de Rijksstructuurvisie Wind op land. Hierin zijn binnen Flevoland zoekgebieden voor nieuwe windmolens aangegeven. Verder geldt voor het windmolenbeleid in Flevoland de 5e tranche en de 7e tranche van de Crisis- en herstelwet. De 5e tranche bepaalt dat in Flevoland omgevingsvergunningen kunnen worden afgegeven die voor een termijn van maximaal 25 jaar gelden. De 7e tranche bepaalt dat in Flevoland gebruik kan worden gemaakt van het moderniseringsartikel van de Wro waarbij dat artikel meer is toegesneden op het beleid voor opschalen en saneren van windmolens.

Het beleid voor wind wordt in samenspraak met het werkveld uitgewerkt wat mogelijk ook tot aanpassing van dit beleid en regels leidt. De bedoeling van het proces is tevens dat hieruit projecten voortkomen die passen binnen het (nieuwe) beleid voor opschalen en saneren. Voor realisatie van het beleid en die projecten zullen de bestaande bestemmingsplannen moeten worden aangepast. Tot die tijd is het echter gewenst dat er geen nieuwe molens worden opgericht, waaronder ook wordt verstaan gehele vervanging van windmolens en/of vergroting van de bestaande capaciteit van de windmolen. Tot die tijd kunnen gemeenten te maken krijgen met aanvragen om een omgevingsvergunning die mogelijk passen binnen het geldende bestemmingsplan.

De combinatie provinciale Noodverordening wind met daaraan voorafgaand een voorbereidingsbesluit biedt daartegen bescherming. Provinciale Staten hebben op 29 oktober 2014 het voorbereidingsbesluit wind vastgesteld dat op 31 oktober 2014 in werking is getreden. De Noodverordening wind is op 12 maart 2015 in werking getreden.

Een windmolen is in de Noodverordening wind omschreven als: een turbine voorzien van wieken, geplaatst op een hoge mast, waarmee de bewegingsenergie van de lucht (wind) wordt omgezet in rotatie-energie voor het opwekken van elektriciteit, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen. Het gaat om turbines voorzien van wieken, geplaatst op een hoge mast. Kleine windmolens - veelal in de vorm van een turby - die op gebouwen gangbaar zijn worden hier niet onder begrepen.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe opstellingen mogelijk van turbines voorzien van wieken op een hoge mast. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen is wel mogelijk (via afwijking). Hetbestemmingsplan is in overeenstemming met de Noodverordening wind.

Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008

In deze beleidsregel hebben GS aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten in het Omgevingsplan met betrekking tot archeologie. Hierbij maken GS onderscheid tussen behoudenswaardige en niet-behoudenswaardige archeologische waarden. Voor zover in een plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.

In dit bestemmingsplan worden de behoudenswaardige archeologische waarden beschermd (zie nadere uitwerking in paragraaf 5.11 Archeologie en cultuurhistorie).

Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2016-2021 (2015)

De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerplan 2016-2021 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2010-2015. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is.

Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar vier belangrijke doelen: waterveiligheid, schoon water, voldoende water en water en ruimte

Waterveiligheid

Hoog water is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. De primaire keringen beschermen
Flevoland tegen deze bedreiging. In 2017 komen er nieuwe wettelijke veiligheidsnormen voor primaire waterkeringen. Die houden rekening met de kans op overstromingen en met de schade die daardoor kan ontstaan. Het waterschap wil ook in de toekomst de veiligheid blijven waarborgen door zich voor te bereiden op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. Ook worden de primaire waterkeringen getoetst aan de nieuwe normen en zonodig versterkt. De veiligheid van Flevoland tegen overstromingen wordt binnendijks ondersteund door een compartimenteringsdijk (de Knardijk). Ook de Knardijk wordt onderzocht om te kijken of versterking nodig is. De buitendijkse gebieden worden door middel van regionale keringen beschermd tegen de dreiging van hoog water.

Maatschappelijk is er vraag naar bebouwing van of op de waterkeringen aan de randen van de polder. Technisch kan het en daarom werkt het waterschap aan ruimtelijke oplossingen mits de veiligheid gewaarborgd kan worden.

Schoon water

Samen met gebiedspartners wordt gewerkt aan een ecologisch gezond watersysteem in het stedelijk en landelijk gebied. Goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden (structuurdiversiteit) voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied zijn noodzakelijk. Zo worden natuurvriendelijke oevers en vispassages aangelegd. Tegelijk wordt vestiging en verspreiding van exoten tegengegaan.

Het Waterschap streeft naar een goede oppervlaktewaterkwaliteit waarbij de aanwezigheid van schadelijke stoffen in het water en de waterbodems geen probleem is. Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat water wordt verontreinigd. Door goed om te gaan met afvalwater zorgt het Waterschap ervoor dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Het waterschap zet de 1e stappen naar een duurzaam afvalwatersysteem: door energie en grondstoffen terug te winnen uit afvalwater wordt de uitstoot van broeikasgassen verminderd en wordt zuinig omgegaan met schaarse nutriënten.

Voldoende water

Het Waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige
klimaatveranderingen. Dit betekent dat het watersysteem zo is ingericht dat wateroverlast wordt
voorkomen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De andere kant van de verwachte
klimaatveranderingen is dat ook extreem droge periodes vaker voor zullen komen. Het robuuste
watersysteem dat het Waterschap nastreeft zal dan ook in staat moeten zijn om te anticiperen op
watertekort tijdens extreme droogte. Daarbij is de feitelijke situatie van het watersysteem ook
daadwerkelijk zoals in de legger is beschreven. Het beheer en onderhoud richt zich op het goed
functioneren van het watersysteem, daarnaast is het ook afgestemd op het ter plekke gewenste ecologische functioneren van de watergang. Grondwaterbeheer (uitgezonderd drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen van meer dan 500.000 m³ per jaar en koude-warmte opslag) ligt vanaf 2009 bij het Waterschap. De verschillende eisen die gebruiksfuncties stellen aan het peil, de voorraad en de kwaliteit van het grondwater zullen goed moeten worden afgestemd.

Water en ruimte

Samen met gemeenten gaat het waterschap op zoek naar nieuwe maatregelen om overlast van hevige neerslag of extreme droogte te voorkomen. De ruimtelijke ambities zijn groot (uitbreiding in Almere met 60.000 woningen) en het watersysteem biedt prachtige kansen. Daarom wil het waterschap vroeg bij nieuwe ontwikkelingen worden betrokken.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterbeheerplan.

Waterkader (2013)

Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen. Voor het bestemmingsplan is de watertoets doorlopen en is het waterkader toegepast. In de Waterparagraaf is de watertoets voor het bestemmingsplan opgenomen.

Overig provinciaal en regionaal beleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van (ruimtelijk) belang voor het plangebied van Veluwsekant, Sallandsekant en het Atelier bevonden:

  • Verordening groenblauwe zone
  • Waterbeheerplan 2010-2015
  • Beleidsregel kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied (2008)
  • Beleidsregel bescherming landschap (2008)
  • Beleidsregel voor de beoordeling van geurhinder (2008)
  • Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht Eindbalans 2015-2030 (2009)

1.3 Gemeentelijk beleid

Bijlage 2 Onderzoek Externe Veiligheid Bp Veluwsekant, Sallandsekant En Het Atelier Mei 2016

Bijlage 3 Kwantitatieve Risicoanalyse Lpg Tankstation Strubbenweg Almere

Bijlage 4 Verantwoording Groepsrisico En Hulpverlening Bp Veluwsekant, Sallandsekant En Het Atelier Mei 2016

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Het Atelier Juni 2016

Bijlage 6 Rapport Luchtemissie Het Atelier Juni 2016

Bijlage 7 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Inleiding

In dit bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand en explosiegevaar).

De hier gebruikte lijst deelt de bedrijven in in zes gewone categorieën (waarbij twee categorieën nog zijn onderverdeeld in subcategorieën) en drie A categorieën. Categorie 1 heeft betrekking op bedrijven die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 6 op zeer zware industrie. De drie A categorieën (categorieën 4.1A/4.2A, 5A en 6A) bevatten de inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

Gebruikte bronnen

Als belangrijkste bron bij het opstellen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebruikgemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009. In deze lijst worden voor een groot aantal bedrijfstypen en activiteiten richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk gegeven. Daarbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die thans als de meest gebruikelijke worden beschouwd.

De lijst is ten behoeve van de Staat van Bedrijfsactiviteiten met behulp van andere bronnen en praktijkervaringen verder verfijnd (o.a. differentiatie naar grootte). De Staat van Bedrijfsactivieteiten wijkt dus op een aantal punten af van de lijst van bedrijfstypen van de VNG.

In deze Staat van Bedrijfsactiviteiten is voor de indeling van de bedrijven naar activiteiten, net als in de VNG-publicatie, uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993.

Categorie-indeling en criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven

In de VNG-publicatie zijn de 10 richtafstanden van de lijst van bedrijfstypen teruggebracht tot zes categorieën. Met het oog op de praktische toepassing zijn in deze Staat van Bedrijfsactiviteiten de categorieën 3 en 4 nader onderverdeeld in elk twee subcategorieën.

De richtafstanden en het aspect verkeersaantrekkende werking zijn vertaald naar de volgende (ruimtelijke) criteria voor de toelaatbaarheid:

categorie 1: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken.

categorie 2: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies.

categorie 3: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd- en/of verzamelwegen:

subcategorie 3.1: toelaatbaar aan de rand van woonwijken, echter in het algemeen gescheiden door een weg of een groenstrook;

subcategorie 3.2: gescheiden door een andere niet of weinig gevoelige functie (afstandsindicatie 100 meter).

categorie 4: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn:

subcategorie 4.1: afstandsindicatie 200 meter;

subcategorie 4.2: afstandsindicatie 300 meter.

categorieën 5 en 6: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald (richtafstanden van bedrijven uit categorie 5: 500 -1.000 meter, categorie 6: 1.500 meter).

Met name bij bedrijven uit categorie 3.1 is er van uitgegaan dat bij de inrichting van het terrein (wijze van ontsluiting, situering van bebouwing) voldoende rekening wordt gehouden met mogelijke hinder in de directe omgeving. Dit kan in voorkomende gevallen worden afgedwongen door middel van de in de voorschriften opgenomen bevoegdheid om nadere eisen te stellen aan onder meer de situering van de bebouwing.

De bedrijven uit categorieën 4.1A/4.2A, 5A en 6A komen voor wat betreft de mate van hinder en gewenste afstand overeen met de categorieën 4.1/4.2, 5 en 6 maar zijn alleen toelaatbaar als op het betreffende terrein een geluidszone ex artikel 41 en verder respectievelijk 53 en verder van de Wet geluidhinder wordt vastgesteld.

Bij de bovenbeschreven criteria voor de toelaatbaarheid is (behalve voor categorie 2) uitgegaan van zonering ten opzichte van een rustige woonwijk. Voor andere omgevingstypen zoals incidentele woonbebouwing, woonbebouwing in een stedelijke omgeving, andere gevoelige functies of stiltebehoevende gebieden met natuurwaarden kunnen, indien de situatie daartoe aanleiding geeft, de richtafstanden worden aangepast. Dit zal per geval beoordeeld moeten worden.

Opzet van de Staat

In de Staat zijn twee verschillende soorten categorie-indelingen toegepast (zie ook de inhoudsopgave):

  • indeling op grond van bedrijfsactiviteiten (hoofdstuk I);
  • indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II).

In beginsel zijn beide indelingen van toepassing.

De indeling van hoofdstuk I is de belangrijkste. Hiervoor is gebruikgemaakt van de SBI. Deze indeling wordt hier gebruikt om bedrijfsactiviteiten in te kunnen delen. Het kan dus voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In die gevallen geldt dan de hoogste categorie van deze Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld.

Bij sommige activiteiten wordt ook onderscheid gemaakt naar de omvang van de activiteiten. Dit betreft in de eerste plaats de afbakening van de A-categorieën. Daarnaast worden veel voorkomende kleinere bedrijven op grond van hun oppervlak of capaciteit apart ingedeeld om te voorkomen dat dergelijke relatief weinig hinderlijke bedrijven zich alleen op grootschalige bedrijventerreinen kunnen vestigen. Dit oppervlak betreft de bij het bedrijf c.q. voor de betreffende bedrijfsactiviteit in gebruik zijnde gronden, ongeacht of de gronden bebouwd zijn of niet.

De indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II) is altijd aan de indeling volgens hoofdstuk I gekoppeld en is slechts in een beperkt aantal gevallen bepalend voor de uiteindelijke indeling van bedrijven. Het gaat hierbij om inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en om bedrijfsactiviteiten die in de indeling volgens hoofdstuk I de aanduiding * hebben gekregen. De laatstgenoemde aanduiding is gebruikt bij bedrijfstypen waar vaak kleinere, weinig hinderlijke bedrijven voorkomen die op deze wijze rechtstreeks in een lagere categorie kunnen worden ingeschaald. Bij deze activiteiten is het aspect geluid bepalend en daarom geeft het elektromotorisch vermogen een betere maat voor de hinderlijkheid dan bijvoorbeeld het bedrijfsoppervlak.

Flexibiliteit

De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een ontheffing een categorie lager kunnen indelen (dus bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2 of van categorie 4 naar 3); bij de categorieën met een onderverdeling in subcategorieën wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste van de subcategorieën mogelijk is (dus van categorie 4 naar maximaal 3.1). Om een ontheffing te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op de in de staat aangegeven maatgevende milieuaspecten.

Voor de bedrijven uit de A categorieën is alleen maar een ontheffing mogelijk voor de indeling in een lagere A categorie.

Bij sommige bedrijfsactiviteiten is bij de indeling uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de staat aangegeven met een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via bovengenoemde ontheffingsmogelijkheid een categorie lager in te delen.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegelaten bedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een ontheffing worden verleend.

Ten slotte is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat genoemde bedrijven en bedrijfsactiviteiten zich als gevolg van bepaalde technologische ontwikkelingen in positieve zin wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders in dergelijke situaties bevoegd de Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen.

Bijlage 8 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Inleiding

Voor functiemenggebieden geldt een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bij functiemengingsgebieden kan gedacht worden aan:

stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;

horecaconcentratiegebieden;

zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen;

(delen van) woongebieden met kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid.

Het kan daarbij gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten is wenselijk omdat de activiteiten in dergelijke functiemengings- gebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op een bedrijventerrein.

Categorie-indeling functiemenging

In de lijst voor functiemenging is gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene lijst van de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). De activiteiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C. De betekenis voor de toelaatbaarheid is als volgt:

Categorie A

Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Categorie B

Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

Categorie C

De activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  1. 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  2. 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  3. 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  4. 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.


De Staat-van-bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is afgeleid van de richtafstandenlijst uit bijlage 1 in de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). Naast de randvoorwaarden 1 tot en met 4 zijn bij de selectie van activiteiten de volgende criteria gehanteerd:

  • Voor categorie A gaat het om activiteiten in milieucategorie 1.
  • Voor categorie B gaat het om activiteiten:

- in categorie 1 voor het aspect gevaar;
- in maximaal categorie 2 voor de aspecten stof en geur;
- in maximaal categorie 3.1 voor het aspect geluid;
- met een index voor verkeer van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen).

  • Voor categorie C gaat het om activiteiten zoals bij categorie B, echter met een index voor verkeer van maximaal 2G (goederen) en 3P (personen).

Bij de totstandkoming van de lijst is gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst opgenomen.

Flexibiliteit

De lijst zoals opgenomen in dit plan, is bedoeld om in te spelen op actuele ontwikkelingen. Toch is het tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de lijst wordt verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een afwijkingsprocedure een categorie lager kunnen indelen (van C naar B). Om de afwijking te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf (of anderssoortige voorziening) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op maatgevende milieuaspecten zoals geluid, stof, geur en verkeer.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven, kantoren of voorzieningen zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de lijst. Wanneer deze bedrijven, kantoren of voorzieningen wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met wat volgens de bestemmingsregeling is toegelaten en (uiteraard) passen binnen de doeleindenomschrijving kan de vestiging van deze bedrijven, kantoren of voorzieningen eveneens via een afwijkingsprocedure mogelijk worden gemaakt.

Bijlage 9 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.

Voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer (Wm) en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich daarom in aanvulling op de Wet milieubeheer en Algemene Plaatselijke Verordening op de volgende vormen van hinder:

  • geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
  • (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk.

Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij het ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • het indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • het onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • het uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het bestemmingsplan vindt de nadere ruimtelijke afweging per locatie plaats.

Gehanteerde criteria

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007) een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:

  • de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden;
  • de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (onderverdeeld in subcategorieën):

Categegorie 1: "lichte horeca"

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke.

In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca, die in de praktijk nauwelijks van detailhandel kan worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke. Met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;

1b. Overige lichte horeca, zoals restaurants (zonder bezorg- of afhaalservice); Bij deze categorie dient een afweging plaats te vinden ten aanzien van overlast voor omwonenden en de aanwezigheid van parkeergelegenheid.

1c. Restaurant met bezorg- of afhaalservice. Bij deze categorie dient, behalve de afweging onder 1b ook een afweging plaats te vinden ten aanzien van de vekeersontsluiting in verband met de verkeersaantrekkende werking.

Categorie 2: "middelzware horeca"

Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere ontstaan door openingstijden 's nachts of door grote verkeersaantrekkende werking.


In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:

2a. Bedrijven genoemd onder 1a, 1b en 1c met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 250 m². Bij deze categorie dient een afweging plaats te vinden ten aanzien van de verkeersontsluiting in verband met de relatief grote verkeersaantrekkende werking.

2b. Bedrijven die ook 's nachts geopend kunnen zijn en aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals cafés, bars, biljartcentra en zalenverhuur. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals (centrum)gebieden met primair een functie voor detailhandel, horeca en voorzieningen.

Categorie 3: "zware horeca"
Bedrijven die grote hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden, zoals dancings, discotheken en partycentra. Deze hinder kan onder andere ontstaan door een combinatie van openingstijden 's nachts en een grote verkeersaantrekkende werking. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.

Flexibiliteitsbepalingen

De Staat van Horeca-activiteiten is een relatief grof hulpmiddel om hinder door horeca-activiteiten in te schatten en is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die één categorie hoger zijn, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2a, maar ook van categorie 1c naar 1b. Deze mogelijkheid tot afwijken dient met name te worden getoetst aan de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlakte en openingstijden.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. In de planregels is daarom bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten.

Verder is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat van Horeca-activiteiten genoemde horeca-activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om via een wijziging de categorie-indeling van de bedrijven in de Staat van Horeca-activiteiten aan te passen.