Almere Poort West en Pampushout
Bestemmingsplan - gemeente Almere
Vastgesteld op 11-10-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Link naar de toelichting op de Inleidende regels
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Almere Poort West en Pampushout met identificatienummer NL.IMRO.0034.BP4EFHJKM01-vg01 van de gemeente Almere;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan-huis-verbonden beroep
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 afhaalpunt
een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren en waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop of overige activiteiten;
1.7 ambachtelijk bedrijf
bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen of leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming;
1.8 archeologisch waardevol terrein
terrein met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang;
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage
een in dit plan genoemd percentage dat aangeeft hoeveel van het (bouwvlak van het) desbetreffende bestemmingsvlak ten hoogste mag worden bebouwd;
of
een in dit plan genoemd percentage dat het gedeelte van het bouwperceel aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.12 bed & breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt;
1.13 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren repareren en verhandelen van goederen. Onder bedrijf wordt ook verstaan: bezorgservice, webwinkel, afhaalpunt en andere vergelijkbare bedrijven;
1.14 bedrijfsmatige activiteiten aan huis
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter, die in een gedeelte van een woning of bijbehorende bouwwerken worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.15 bedrijfsvloeroppervlak (bvo)
de totale vloeroppervlakte van bedrijven, kantoren, winkels en gebouwen die wordt gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;
1.16 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw dat kennelijk bestemd is voor een ingevolge de bestemming toegelaten hoofdfunctie, niet zijnde wonen, die bewoond wordt door tenminste één persoon die werkzaam is voor de hoofdfunctie;
1.17 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.18 bestaande situatie
- a. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
- b. bij gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.22 bosgebied
een begroeiing die voornamelijk uit bomen in een dominante boomlaag bestaat met daarbij een ondergroei van kruiden en struiken;
danwel
volgens de Boswet indien het bos buiten de bebouwde kom als bedoeld in deze wet is gelegen: 10 are (1000 vierkante meter) bomen, of bij een rijbeplanting (één of meer rijen) van ten minste 21 bomen;
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.27 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.28 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.29 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.30 cafetaria/afhaalrestaurant
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken;
1.31 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;
1.32 CROW-kencijfer
de parkeerkencijfers zoals gepubliceerd in de CROW-publicatie 'Kencijfers en verkeersgeneratie' 317, oktober 2012, danwel een hernieuwde uitgave van deze publicatie;
1.33 cultuur en ontspanning
voorzieningen die zijn gericht op ontspanning, amusement, vrijetijdsbesteding, recreatie, vermaak, actieve en passieve sportbeoefening.
1.34 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt bij dat bouwwerk of gebied;
1.35 dagrecreatie
recreatie gedurende de dag, zonder overnachting;
1.36 dansschool
een inrichting waar één of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimte dansen en het geven van dansonderricht, zonder verhuur van zalen of regulier gebruik ten behoeve van het geven van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek- en dansevenementen;
1.37 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, perifere detailhandel, internetwinkel en supermarkt;
1.38 detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit
detailhandel vanuit een bedrijf dat als hoofdfunctie productie of vervaardiging van goederen heeft, waarvan de detailhandelsfunctie gelieerd is aan de hoofdfunctie, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak;
1.39 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks al dan niet via een baliefunctie te woord wordt gestaan en geholpen;
1.40 dierenweide
een perceel grond dat in de recreatieve sfeer wordt gebruikt voor het houden van dieren en toegankelijk is voor publiek;
1.41 discotheek of bar-dancing
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen;
1.42 dove gevel
- a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede;
- b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte;
1.43 ecologische waarde
waarde betreffende de natuurlijke samenhang tussen organismen en hun milieu;
1.44 eigen terrein
een aaneengesloten stuk grond waarover door de gebruiker kan worden beschikt en waarbij het kan gaan om meerdere kadastrale percelen;
1.45 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover een bestemmingsplan van toepassing is de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
1.46 erker
een ondergeschikt op de begane grond gelegen uitbouw van één bouwlaag aan de voorgevel van het hoofdgebouw;
1.47 evenementen
- 1. elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
- a. bioscoopvoorstellingen;
- b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet;
- c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
- d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
- e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
- f. muziek en vermakelijkheden als bedoeld in artikel 2:5 Algemene plaatselijke verordening gemeente Almere 2011 en een ;
- g. reguliere voorstellingen in theateraccommodaties;
- h. reguliere sportactiviteiten in en op sportaccommodaties;
- 1. betaald voetbalwedstrijden;
- 2. onder een evenement wordt in ieder geval verstaan voor het publiek toegankelijke verrichtingen van vermaak op het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning, sport of vermaak alsmede herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, optochten, kermissen, circussen, filmopnamen, feesten, braderieën, etcetera;
1.48 expeditiehof
een gebied dat is bestemd voor laad- en losvoorzieningen ten behoeve van het op de aangrenzende gronden toegelaten gebruik;
1.49 fundering
dat deel van een bouwwerk dat ervoor zorgt dat het eigen gewicht ervan en de daarop uitgeoefende krachten worden overgedragen aan de draagkrachtige ondergrond;
1.50 garagebox
gebouw ten behoeve van de stalling van vervoermiddelen en de opslag of berging van goederen;
1.51 gebied met mogelijk archeologische waarde
gebied waar naar verwachting terreinen met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang voorkomen, maar waar deze nog niet zijn vastgesteld;
1.52 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.53 geluiddragende evenementen
een evenement waarbij de geluidproductie van het gehele evenement hoger is dan 120 dB(A) bronvermogen en waarbij deze geluidproductie langer duurt dan 4 uur of geheel of gedeeltelijk plaatsvindt in de avond (19:00 - 23:00 uur) of nacht (23:00 - 7:00 uur). Een bronvermogen hoger dan 120 dB(A) wil zeggen dat het geluidsdrukniveau (LAr,LT) van de muziekinstallatie gemeten op 10 meter afstand van het front van de luidsprekers meer mag bedragen dan 90 dB(A).
1.54 geluidsgevoelige objecten
geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder, te weten:
- a. woningen;
- b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
- 1. onderwijsgebouwen;
- 2. ziekenhuizen;
- 3. verpleeghuizen;
- 4. verzorgingstehuizen;
- 5. psychiatrische inrichtingen;
- 6. kinderdagverblijven;
de aanwijzing als 'ander geluidsgevoelig gebouw' geldt niet voor de delen van een gebouw die een andere bestemming hebben dan verblijfsruimte;
- c. geluidsgevoelige terreinen:
- 1. een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
- 2. een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen;
1.55 gevel
bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;
1.56 gevellijn/ voorgevelrooilijn
- a. de op de verbeelding aangeduide lijn die geldt als begrenzing van de gebouwen van de aan de weg gekeerde zijde van een bouwperceel, of;
- b. ingeval van een bestemmingsvlak, de denkbeeldige doorgetrokken lijn van de voorgevel van een gebouw;
1.57 grondgebonden woning
woning die rechtstreeks toegankelijk is op straatniveau en waarvan één van de bouwlagen aansluit op het maaiveld;
1.58 hogere waarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.59 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.60 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;
1.61 hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor consumptie ter plaatse waaronder tevens worden begrepen een pension, bed & breakfast, herberg e.d.;
1.62 hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen alsmede op het leveren van gewassen en andere goederen voor het inrichten van tuinen dan wel het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van tuinen voor derden met dien verstande dat detailhandel niet is toegestaan, tenzij ondergeschikt;
1.63 internetwinkel
een bedrijfsactiviteit waarbij de consument niet alleen via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, maar waar ook sprake is van uitstalling ten verkoop of overige activiteiten;
1.64 kampeermiddel
- a. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;
die worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.65 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.66 kantoor- en praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, juridisch, kunstzinnig, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;
1.67 kelder
een bijzondere bouwlaag waarvan de bovenkant onder het peil is gelegen;
1.68 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken;
1.69 kleinschalige verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen bij wijze van minicamping of met gebruikmaking van pensions of kampeerboerderijen;
1.70 kringloopwinkel
een vestiging welke bedrijfsmatige activiteiten en detailhandelsactiviteiten verricht, bestaande uit de inzameling "om niet" van een breed assortiment van tweedehands goederen van overwegend particulieren, de eventuele reparatie daarvan en verkoop van deze goederen (waaronder volumineuze) aan hoofdzakelijk particulieren;
1.71 kunsthandel
het in- en verkopen, waaronder de uitstalling ten verkoop, van goederen met een overwegend artistieke waarde;
1.72 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten;
1.73 kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.74 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.75 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
1.76 maatschappelijke voorzieningen
(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, kinderdagverblijf en daarmee gelijk te stellen sectoren;
1.77 natuur(lijke) waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen zowel afzonderlijk als in onderling verband;
1.78 niet-permanente standplaats
het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel gedurende het zomerseizoen;
1.79 niet-permanente verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik van voorbijgaande aard is, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor niet langer dan een zomerseizoen;
1.80 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie, voorzieningen voor stadsverwarming, electrische oplaadpunten, zonnecollectoren, zonnepanelen;
1.81 onderbouw
een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1.20 m boven peil is gelegen;
1.82 ondergeschikte detailhandel
detailhandel vanuit een vestiging of voorziening dat een andere hoofdfunctie heeft en waarvan de detailhandelsfunctie gelieerd is aan de hoofdfunctie, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging, een en ander met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak;
1.83 ondergeschikte horeca
een horecavoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan horeca, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming of functie voor de consumptie van dranken en etenswaren, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging;
1.84 ondergeschikte workshops
een bijeenkomst of cursus die gegeven wordt in een vestiging/voorziening die een andere hoofdbestemming of functie dan 'cultuur en ontspanning', 'sport' of 'maatschappelijk' heeft en waaraan de bijeenkomst of cursus aantoonbaar gelieerd is aan de hoofdfunctie;
1.85 onderheide bebouwing
een bouwwerk waarbij de fundering op heipalen rust;
1.86 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde met maximaal één wand (waaronder ook de gevel van een woning), primair bedoeld als overkapping ten behoeve van een woning;
1.87 peil
- a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van die hoofdtoegang;
- b. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het gemiddelde aangrenzende terrein ter hoogte van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor bouwwerken, vaartuigen of soortgelijke objecten, drijvend in het water: de waterlijn;
- d. voor overige bouwwerken, al dan niet op, boven of in het water: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijk, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
1.88 pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken aan de logerende gasten;
1.89 perifere detailhandel
een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair/badkamers en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderdelen en onderhoudsmiddelen;
- b. meubelbedrijven, woninginrichting en -stoffering;
- c. tuincentra;
- d. bouwmarkten;
1.90 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
1.91 permanente verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik een bestendig karakter draagt, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor langer dan een zomerseizoen;
1.92 platte afdekking
een (min of meer) horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat;
1.93 pleziervaartuig
elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport met uitzondering van een zeilplank;
1.94 prostitutie
het zich, tegen vergoeding, beschikbaar stellen voor seksuele handelingen;
1.95 reclameobjecten
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingborden, mupi's (reclameborden), billboards, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden;
1.96 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.97 recreatieve voorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding, met uitzondering van seksinrichtingen, detailhandelsbedrijven en horecabedrijven;
1.98 restaurant
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van (alcoholische) dranken;
1.99 risicovolle inrichting
een inrichting als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.100 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke al dan niet besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, dan wel in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, SM-praktijk,een parenclub, seksclub, privé-huis, erotische massagesalon, raambordeel, of een combinatie daarvan;
1.101 seksshop
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen of leveren van goederen van erotische dan wel pornografische aard;
1.102 showroom
uitstallingsruimte voor goederen ten behoeve van de detail- of groothandel, waarbij de goederen niet direct kunnen worden geleverd;
1.103 sportvoorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen, gericht op sport, zoals een fitnesscentrum of sportveld, niet zijnde recreatieve voorzieningen;
1.104 snuffelmarkt
een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats; onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:
- a. een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
- b. een evenement als bedoeld in lid 1.47;
1.105 Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging
de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging die van deze regels onderdeel uitmaakt;
1.106 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;
1.107 stacaravan
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.108 straatmeubilair
kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, speeltoestellen en reclameobjecten, alsmede telefooncellen en abri's;
1.109 supermarkt
detailhandel met tenminste 500 m² verkoopvloeroppervlak en een grote verscheidenheid aan artikelen, merendeels levens- en genotmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening door klanten;
1.110 toeristische standplaats
het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel gedurende een beperkte periode;
1.111 tuinmeubilair
bouwwerken, geplaatst in de tuin of erf behorend bij een woning, zoals erfafscheidingen, pergola's, zonnewijzers, zandbakken, vlaggenmasten, barbecues e.d. en speeltoestellen zoals wipkippen, glijbanen en schommels;
1.112 verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie met nachtverblijf in kampeermiddelen, zoals bijvoorbeeld tenten, caravans, stacaravans, recreatiewoningen en was- en toiletgebouwen en gebouwen ten behoeve van receptie, kantine en andere groepsruimten.
1.113 verblijfsruimte
een verblijfsruimte als bedoeld in het Besluit geluidhinder, te weten:
- leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
- onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
- onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven;
- theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;
- ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
1.114 verkoopvloeroppervlak
de voor winkelend publiek toegankelijke verkoopruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbank en kassa's;
1.115 voetgangersgebied
een openbaar toegankelijk gebied dat permanent of gedurende bepaalde periode(n) exclusief toegankelijk is voor voetgangers en waar de aanwezigheid van (brom)fiets- en autoverkeer gedurende deze periode(n) ontbreekt of waar dit verkeer het gebied via een afgebakende rijloper met aangepaste snelheid mag passeren;
1.116 volkstuincomplex
een terrein waarop zich twee of meer volkstuinen bevinden. Hieronder wordt ook een moestuin verstaan.
1.117 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.118 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.119 webwinkel
een bedrijfsactiviteit waarbij er geen sprake is van fysiek klantcontact en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt;
1.120 werkruimte van een prostitutiebedrijf
het gedeelte van een prostitutiebedrijf waarin seksuele handelingen feitelijk worden verricht;
1.121 windmolen
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding;
1.122 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel;
1.123 winkelondersteunende horeca
een bedrijf, dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleine maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee, frisdranken en zwak alcoholische dranken;
1.124 woning
een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm;
1.125 woonschip
elk vaartuig of drijvend voorwerp, niet zijnde een pleziervaartuig, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf;
1.126 zeer kwetsbaar object
objecten waar groepen personen verblijven met een beperkte zelfredzaamheid, zoals minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, bijvoorbeeld ziekenhuizen en andere zorginstellingen, gebouwen voor onderwijs voor minderjarigen of buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, justitiële inrichtingen en asielzoekerscentra.
1.127 zendmast
bouwwerk, geen gebouw zijnde, die zelfstandig dan wel in onderlinge samenhang met bijbehorende bouwwerken, bedoeld is voor het dragen en laten functioneren van zend- of ontvangstantennes;
1.128 zolder
de bovenste verdieping van een gebouw die is afgedekt met hellende daken;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Link naar de toelichting op de Inleidende regels
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot en met de (wieken)as van de windturbine.
2.7 de rotordiameter van een kleinschalige windmolen
Voor kleine horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter moet worden gemeten.
HAT VAT
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf-nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf-Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een gebouw ten behoeve van elektriciteitsvoorziening en voor warmteoverdracht;
met de daarbij behorende;
- b. bebouwing, erven en terreinen;
- c. voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, reclameobjecten, verhardingen, ontsluitingswegen, paden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;
- d. overige functioneel met bedrijfsmatige activiteiten verbonden voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.2.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
ten aanzien van gebouwen:
- a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- c. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte 2 m;
- d. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
- e. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
- f. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
- g. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
- h. vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
- i. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen: bouwhoogte mag het gevelvlak van het hoofdgebouw niet overschrijden;
- j. vrijstaande reclameobjecten: bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
- k. straatmeubilair: bouwhoogte 6 m;
- l. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van onbebouwde gronden ten behoeve van de opslag van goederen.
- b. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel.
Artikel 4 Bos
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos(sen);
- b. natuurontwikkeling en natuurbehoud;
- c. houtteelt en houtprodructie;
- d. recreatief medegebruik;
- e. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
- f. water en waterberging;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos-gemengd' ook voor maatschappelijke voorzieningen waaronder een kinderdagverblijf/buitenschoolse opvang, scouting, kantoor, horeca behorende tot categorie 3 van bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten, ondergeschikte detailhandel en maximaal twee bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'infrastructuur' zijn de gronden gereserveerd voor de mogelijke realisering van een verbinding ten behoeve van openbaar vervoer in de vorm van railverkeer;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' opslag ten behoeve van bos en natuurontwikkeling;
- j. ontsluitingswegen en openbaar vervoerbanen (ruimte voor het doortrekken van de busbaan van Poort naar het toekomstig woongebied Pampus);
met de daarbij behorende:
- k. ruiter-, voet- en fietspaden en overige verhardingen;
- l. straatmeubilair;
- m. kunstwerken en kunstobjecten;
- n. parkeer-, groen-, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
- o. overige functioneel met de bestemming Bos verbonden voorzieningen;
onder de voorwaarde dat:
- p. dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage6 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;
waarbij:
- q. de in lid p. bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen. In geval van parkeergarages en/ of afgesloten parkeerterreinen van 20 of meer parkeerplaatsen gelden de eisen uit de NEN 2443:2013nl of een vervangende meer recente regeling ten aanzien van parkeergelegenheid.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
ten aanzien van gebouwen:
- a. het bedrijfsvloeroppervlak (bvo) van de bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoningen binnen het vlak met de aanduiding 'specifieke vorm van bos-gemengd' bedraagt maximaal 2.600 m², met dien verstande dat de volgende maximale oppervlakten gelden:
- 1. kinderdagverblijf/bso en/of kantoor: 800 m² bedrijfsvloeroppervlakte;
- 2. horeca: 1.500 m² bedrijfsvloeroppervlakte ;
- 3. bedrijfswoningen: 300 m² bedrijfsvloeroppervlakte;
- b. de bouwhoogte 12 meter bedraagt;
- c. overkapte permanente terrassen zijn toegestaan aan een gebouw met een horecafunctie tot een diepte van 10 m en een bouwhoogte van 6 m;
- d. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen een hoogte hebben van 3,5 m en een oppervlakte van 25 m²;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' een gebouw met een maximale hoogte van 10 meter en een oppervlakte van 1.000 m²;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- f. erf- en terreinafscheidingen: 3 m;
- g. speelvoorzieningen en overig straatmeubilair: bouwhoogte 4,5 m;
- h. terrasafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte 1,5 m;
- i. overige terrasafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
- j. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
- k. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2 ;
- l. lichtmasten en vlaggenmasten: 9m;
- m. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. van het bepaalde in 4.2 onder d. voor nutsgebouwen met een maximum bouwhoogte van 5 m en een maximale oppervlakte van 50 m² mits de gebouwen uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt en uit het oogpunt van het woongenot in de directe omgeving aanvaardbaar zijn.
- b. van het bepaalde in 4.2 onder j. voor het toestaan voor antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie tot een hoogte van maximaal 40 meter, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- c. van het bepaalde in 4.2 onder k. voor kunstobjecten met een grotere hoogte en een grotere omvang, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor de opslag van goederen;
- b. Het bepaalde in lid 4.4 onder a. is niet van toepassing op:
- 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
- 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming en aanduidingen.
- c. Het gebruik van ruimten in de bedrijfswoning (het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken) ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. tot 33% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
- 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² verkoopvloeroppervlak , met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 33% regeling;
- 3. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen overeenkomstig de parkeerregeling in artikel 4.1 lid p en q;
- 4. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
- 5. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
- 6. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. lid 4.1 onder g teneinde horecafuncties toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat vanHoreca-activiteiten en die naar hun aard en invloed (gelet op de specifieke werkwijze, zoals openingstijden, of bijzondere verschijningsvormen) op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
- b. lid 4.1 onder p.:
- 1. mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
- 2. voor functies die niet voorkomen in Bijlage 6 Lijst van parkeernormen, indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte;
- c. artikel 4.1 onder q ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden.
- d. lid 4.4 onder c, onverminderd het overig bepaalde in dat lid, om tot maximaal 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis te kunnen gebruiken, mits het gebruik:
- 1. niet leidt tot onevenredige hinder voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- 2. geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid-1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bos ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone -wijzigingsgebied-1' te wijzigen in een bestemming voor wonen en bos onder de volgende voorwaarden:
- a. voorafgaand aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid dient aan de verplichtingen ten aanzien van het NNN-Natuurnetwerk Nederland (natuurcompensatie) en de Wet Natuurbescherming (boscompensatie) te zijn voldaan, waaronder een verzoek van burgemeester en wethouders aan Gedeputeerde Staten van Flevoland tot herbegrenzing en/of saldering;
- b. het maximaal toegestane aantal woningen bedraagt 850;
- c. minimaal 50% van het 'wro- wijzigingsgebied-1' blijft behouden voor bos en groen, en dat delen van dit bos en groen zodanig worden gesitueerd dat zo veel als mogelijk een aaneengesloten en robuust groen aanzicht vanaf de Godendreef behouden blijft;
- d. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter voor grondgebonden woningen;
- e. 10% van het 'wro-wijzigingsgebied-1' mag worden bebouwd met gestapelde woningen met een maximale bouwhoogte van 13 meter
- f. in afwijking van de maximale bouwhoogte genoemd in 4.6 e. mag 5% van het 'wro-wijzigingsgebied-1' een maximale bouwhoogte van 30 meter hebben en 3% van het 'wro-wijzigingsgebied-1' een maximale bouwhoogte van 80 meter;
- g. er worden regels opgenomen ten aanzien van de toegestane erfbebouwing bij woningen;
- h. er worden regels opgenomen voor het toestaan van de uitoefening van aan-huis-verbonden-beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- i. ten behoeve van de te realiseren woningen dient in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien, conform Bijlage 6 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte, waarbij:
- j. de in lid i. bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen. In geval van parkeergarages en/of afgesloten parkeerterreinen van 20 of meer parkeerplaatsen gelden de eisen uit de NEN 2443:2013nl of een vervangende meer recente regeling ten aanzien van parkeergelegenheid;
- k. de (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in artikel 4.6 mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) dan wel de vastgestelde vastgestelde hogere waarden d.d. 5 maart2018 en de daaraan gekoppelde voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 4Geluidregeling Almere Poort en Bijlage 5 Borgingsregels geluid;
- l. wegverkeer, openbaar vervoer (waaronder ruimte voor het doortrekken van de busbaan van Poort naar het toekomstig woongebied Pampus) en langzaamverkeer, al dan niet ten behoeve van de ontsluiting van het woongebied en de verbinding met overige gebieden is toegestaan, voorzover er niet meer dan 2 rijstroken worden geprojecteerd, waarbij de voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 4 Geluidregeling Almere Poort en Bijlage 5 Borgingsregels geluid gelden;
4.7 Wijzigingsbevoegdheid-2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bos ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone -wijzigingsgebied-2' te wijzigen in een bestemming voor wonen en/of maatschappelijke voorzieningen onder de volgende voorwaarden:
- a. voorafgaand aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid dient aan de verplichtingen ten aanzien van het NNN-Natuurnetwerk Nederland (natuurcompensatie) en de Wet Natuurbescherming (boscompensatie) te zijn voldaan, waaronder een verzoek van burgemeester en wethouders aan Gedeputeerde Staten van Flevoland tot herbegrenzing en/of saldering;
- b. het maximaal aantal toegestane woningen bedraagt 150;
- c. de omvang van de maatschappelijke voorzieningen bedraagt maximaal 10.000m2 bedrijfsvloeroppervlak;
- d. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter voor grondgebonden woningen;
- e. de maximale bouwhoogte voor maatschappelijke voorzieningen is 15 meter;
- f. er worden regels opgenomen ten aanzien van de toegestane erfbebouwing bij de woningen en maatschappelijke voorzieningen;
- g. er worden regels opgenomen ten aanzien van het toestaan van de uitoefening van aan-huis-verbonden-beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- h. ten behoeve van de te realiseren woningen en activiteiten dient in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien, conform Bijlage 6 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte, waarbij:
- i. de in lid h.. bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen. In geval van parkeergarages en/of afgesloten parkeerterreinen van 20 of meer parkeerplaatsen gelden de eisen uit de NEN 2443:2013nl of een vervangende meer recente regeling ten aanzien van parkeergelegenheid;
- j. de (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in artikel 4.7 mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) dan wel de vastgestelde hogere waarden d.d. 5 maart 2018 en de daaraan gekoppelde voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 4Geluidregeling Almere Poort en Bijlage 5 Borgingsregels geluid;
- k. wegverkeer, openbaar vervoer en langzaamverkeer, al dan niet ten behoeve van de ontsluiting van het woongebied en de verbinding met overige gebieden is toegestaan, voorzover er niet meer dan 2 rijstroken worden geprojecteerd, waarbij de voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 4 Geluidregeling Almere Poort en Bijlage 5 Borgingsregels geluid gelden.
Artikel 5 Gemengd-1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
- b. dienstverlening en kantoor;
- c. maatschappelijke voorzieningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'kdv' in ieder geval een kinderdagverblijf;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' ook voor horeca uit categorie 3 uit Bijlage 2 Staat vanHoreca-activiteiten;
- f. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
met de daarbij behorende:
- g. erven;
- h. verkeers- en verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen;
- i. straatmeubilair en reclameobjecten;
- j. groen-, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
- k. overige functioneel met de hiervoor genoemde bestemmingen verbonden voorzieningen;
een en ander met dien verstande dat:
- l. het gebruik genoemd onder a. tot en met e. uitsluitend in de eerste bouwlaag is toegestaan;
- m. risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, niet zijn toegestaan;
- n. inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet zijn toegestaan;
- o. de (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in artikel 5.1 mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) dan wel de vastgestelde hogere waarden d.d. 5 maart 2018 en de daaraan gekoppelde voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 4Geluidregeling Almere Poort en Bijlage 5 Borgingsregels geluid.
onder de voorwaarde dat:
- p. de parkeerbehoefte die ontstaat als gevolg van de bedrijfsmatige activiteiten op eigen terrein moet worden opgelost conform de parkeernorm uit Bijlage 6 Lijst van parkeernormen;
waarbij:
- q. de in lid p. bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen. In geval van parkeergarages en/ of afgesloten parkeerterreinen van 20 of meer parkeerplaatsen gelden de eisen uit de NEN 2443:2013nl of een vervangende meer recente regeling ten aanzien van parkeergelegenheid.
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
ten aanzien van gebouwen:
- a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het voorgeschreven maximum bebouwingspercentage in acht dient te worden genomen;
ten aanzien van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een woning:
- d. ten hoogste 50% van het erf (gronden achter en naast het hoofdgebouw, gerekend vanaf de voorgevel naar het achter- of zijerf toe) mag worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 60 m², met dien verstande dat in ieder geval 20 m² is toegestaan;
- e. de diepte van aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m;
- f. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen daaronder niet begrepen, een en ander tot 4 m;
- g. in afwijking van de onder f bepaalde maximale bouwhoogte zijn dakterrassen toegestaan op aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat deze terrassen aan weerszijden (voor zover deze zijde(n) zich op minder dan twee meter van de grenslijn van het erf (de zijdelingse perceelsgrens) bevindt (bevinden)) worden afgeschermd met ondoorzichtig materiaal met een hoogte van minimaal 1,5 en maximaal 1,8 m (dit geldt niet als de eigenaar van het naburige erf toestemming heeft gegeven om een doorzichtige afscherming te plaatsen);
- h. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- i. erf- en perceelafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte 1 m;
- j. overige erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m mits:
- 1. op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,
- 2. achter de voorgevelrooilijn, en
- 3. op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
- k. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
- l. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
- m. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
- n. vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
- o. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan en binnen de gevel van het hoofdgebouw;
- p. vrijstaande reclameobjecten: maximale bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
- q. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel.
- b. Het gebruik van ruimten in de woning (het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken) ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. tot 33% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
- 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m2 verkoopvloeroppervlak , met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 33% regeling;
- 3. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen overeenkomstig de parkeerregeling in artikel 5.1 lid p. en q.;
- 4. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
- 5. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
- 6. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. lid 5.1 onder a teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar of die niet in de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
- b. lid 5.1 onder l. voor het toestaan van gebruik in de overige bouwlagen indien dit niet leidt tot onevenredige hinder voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt en indien kan worden voldaan aan de parkeerbehoefte;
- c. lid 5.1 onder p.:
- 1. mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
- 2. voor functies die niet voorkomen in Bijlage 6 Lijst van parkeernormen, indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte.
- d. lid 5.1 onder q. ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden.
- e. lid 5.3 onder b, onverminderd het overig bepaalde in dat lid, om tot maximaal 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis te kunnen gebruiken, mits het gebruik:
- 1. niet leidt tot onevenredige hinder voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- 2. geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
Artikel 6 Gemengd-2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven, dienstverlening en kantoor met een maximum van 3.500 m² bedrijfsvloeroppervlak;
- b. cultuur en ontspanning en sportvoorzieningen met een maximum van 500 m² bedrijfsvloeroppervlak;
- c. maatschappelijke voorzieningen met een maximum van 8.000 m² bedrijfsvloeroppervlak;
- d. detailhandel, met een maximum van 2.500 m2 bedrijfsvloeroppervlak, waaronder maximaal 1 supermarkt van maximaal 1.000 m² verkoopvloeroppervlak;
- e. horeca behorende tot categorie 3 van bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten met een maximum van 1.000 m² bedrijfsvloeroppervlak;
- f. ondergeschikte detailhandel, ondergeschikte horeca en ondergeschikte workshops ten behoeve van de functies genoemd onder a t/m f;
- g. webwinkel, internetwinkel en afhaalpunt;
- h. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis, met dien verstande dat maximaal 30 woningen zijn toegestaan;
met de daarbij behorende:
- i. erven;
- j. verkeers- en verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen;
- k. straatmeubilair en reclameobjecten;
- l. groen- en nutsvoorzieningen,
- m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- n. overige functioneel met de bestemming 'Gemengd-2' verbonden voorzieningen;
een en ander met dien verstande dat:
- o. risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, niet zijn toegestaan;
- p. inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet zijn toegestaan;
- q. de onder a. tot en met c. genoemde functies uitsluitend mogelijk zijn tot en met categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
- r. de (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in artikel 6.1 mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) dan wel de vastgestelde hogere waarden d.d. 5 maart 2018 en de daaraan gekoppelde voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 4Geluidregeling Almere Poort en Bijlage 5 Borgingsregels geluid;
onder voorwaarde dat:
- s. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 6Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;
waarbij:
- t. de in lid s. bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen. In geval van parkeergarages en/ of afgesloten parkeerterreinen van 20 of meer parkeerplaatsen gelden de eisen uit de NEN 2443:2013nl of een vervangende meer recente regeling ten aanzien van parkeergelegenheid.
6.2 Bouwregels
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
ten aanzien van gebouwen voor woningen:
- a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
- c. gebouwen grondgebonden (vrijstaand of aaneengebouwd) of gestapeld dienen te worden gebouwd;
ten aanzien van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een woning:
- d. ten hoogste 50% van het erf (gronden achter en naast het hoofdgebouw, gerekend vanaf de voorgevel naar het achter- of zijerf toe) mag worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 60 m², met dien verstande dat in ieder geval 20 m² is toegestaan;
- e. de diepte van aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m;
- f. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen daaronder niet begrepen, een en ander tot 4 m;
- g. in afwijking van de onder e bepaalde maximale bouwhoogte zijn dakterrassen toegestaan op aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat deze terrassen aan weerszijden (voor zover deze zijde(n) zich op minder dan twee meter van de grenslijn van het erf (de zijdelingse perceelsgrens) bevindt (bevinden)) worden afgeschermd met ondoorzichtig materiaal met een hoogte van minimaal 1,5 en maximaal 1,8 m (dit geldt niet als de eigenaar van het naburige erf toestemming heeft gegeven om een doorzichtige afscherming te plaatsen);
- h. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
ten aanzien van gebouwen voor bedrijven, cultuur en ontspanning, sport, detailhandel, kantoor, dienstverlening, maatschappelijk en horeca:
- i. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- j. erf- en perceelafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte 1 m
- k. overige erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte 2 m mits:
- 1. op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,
- 2. achter de voorgevelrooilijn, en
- 3. op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
- l. terrasafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte 1,7 m;
- m. overkapte permanente terrassen zijn toegestaan voor de voorgevel van een gebouw met een horecafunctie tot een diepte van 10 m en een bouwhoogte van 6 m;
- n. overige terrasafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
- o. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
- p. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
- q. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
- r. vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
- s. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan en binnen de gevel van het hoofdgebouw;
- t. vrijstaande reclameobjecten: maximale bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
- u. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
ten aanzien van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen:
- v. gebouwen mogen een hoogte hebben van 3,5 m en een oppervlakte van 25 m²;
6.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:
- a. van het bepaalde in 6.2 onder w voor nutsgebouwen met een maximum bouwhoogte van 5 m en een maximale oppervlakte van 50 m² mits de gebouwen uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt en uit het oogpunt van het woongenot in de directe omgeving aanvaardbaar zijn;
- b. van het bepaaalde in 6.2 onder q voor het toestaan voor antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie tot een hoogte van maximaal 40 meter, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel.
- b. Het gebruik van ruimten in de woning (het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken) ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. tot 33% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
- 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² verkoopvloeroppervlak , met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 33% regeling;
- 3. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen overeenkomstig de parkeerregeling in artikel 6.1 lid s. en t.;
- 4. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
- 5. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
- 6. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. lid 6.1 teneinde bedrijven en of voorzieningen toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar of die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf/voorziening naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
- b. lid 6.1 onder e. teneinde horecafuncties toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat vanHoreca-activiteiten en die naar hun aard en invloed (gelet op de specifieke werkwijze, zoals openingstijden, of bijzondere verschijningsvormen) op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan.
- c. lid 6.1 onder s.:
- 1. mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
- 2. voor functies die niet voorkomen in Bijlage 6 Lijst van parkeernormen, indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte.
- d. lid 6.1 onder t. ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden.
- e. lid 6.4 onder b, onverminderd het overig bepaalde in dat lid, om tot maximaal 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis te kunnen gebruiken, mits het gebruik:
- 1. niet leidt tot onevenredige hinder voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- 2. geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
Artikel 7 Gemengd-3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven;
- b. detailhandel, waaronder kringloopwinkel, met een maximum van in totaal 4.000 m2 bedrijfsvloeroppervlakte, waarbij maximaal 200 m² bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging is toegestaan en maximaal 1 supermarkt van 1.500 m² bedrijfsvloervloeroppervlakte;
- c. dienstverlening;
- d. kantoor;
- e. maatschappelijke voorzieningen;
- f. cultuur en ontspanning;
- g. sportvoorzieningen;
- h. horeca, behorende tot categorie 3 van Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten, maximaal 200 m² bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging;
- i. ondergeschikte detailhandel, ondergeschikte horeca en ondergeschikte workshops ten behoeve van de functies genoemd onder a t/m h;
- j. webwinkel, internetwinkel en afhaalpunt;
- k. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
met de daarbij behorende:
- l. erven;
- m. verkeers- en verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen;
- n. straatmeubilair en reclameobjecten;
- o. groen- en nutsvoorzieningen,
- p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- q. overige functioneel met de bestemming 'Gemengd-3' verbonden voorzieningen;
een en ander met dien verstande dat:
- r. het gebruik genoemd onder a. tot en met j. uitsluitend in de eerste bouwlaag is toegestaan, met uitzondering van de aanduiding 'maatschappelijk' waar het gebruik a. tot en met j.op alle bouwlagen is toegestaan;
- s. risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, niet zijn toegestaan;
- t. inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet zijn toegestaan;
- u. de onder a. en de onder c. tot en met g. genoemde functies uitsluitend mogelijk zijn tot en met categorie B van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
- v. de (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in artikel 7.1 mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) dan wel de vastgestelde hogere waarden d.d. 5 maart 2018 en de daaraan gekoppelde voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 4Geluidregeling Almere Poort en Bijlage 5 Borgingsregels geluid.
onder voorwaarde dat
- w. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 6Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;
waarbij:
- x. de in lid x. bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen. In geval van parkeergarages en/ of afgesloten parkeerterreinen van 20 of meer parkeerplaatsen gelden de eisen uit de NEN 2443:2013nl of een vervangende meer recente regeling ten aanzien van parkeergelegenheid.
7.2 Bouwregels
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
ten aanzien van gebouwen:
- a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
ten aanzien van bijbehorende bouwwerken:
- c. ten hoogste 50% van het erf (gronden achter en naast het hoofdgebouw, gerekend vanaf de voorgevel naar het achter- of zijerf toe) mag worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken;
- d. de goothoogte van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- e. erf- en perceelafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte 1 m
- f. overige erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte 2 m mits:
- 1. op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,
- 2. achter de voorgevelrooilijn, en
- 3. op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
- g. terrasafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte 1,5 m;
- h. overkapte permanente terrassen zijn toegestaan voor de voorgevel van een gebouw met een horecafunctie tot een diepte van 10 m en een bouwhoogte van 6 m;
- i. overige terrasafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
- j. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
- k. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
- l. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
- m. vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
- n. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan en binnen de gevel van het hoofdgebouw;
- o. vrijstaande reclameobjecten: maximale bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
- p. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m;
ten aanzien van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen:
- q. gebouwen mogen een hoogte hebben van 3,5 m en een oppervlakte van 25 m².
7.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:
- a. van het bepaalde in 7.2 onder q. voor nutsgebouwen met een maximum bouwhoogte van 5 m en een maximale oppervlakte van 50 m² mits de gebouwen uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt en uit het oogpunt van het woongenot in de directe omgeving aanvaardbaar zijn;
- b. van het bepaaalde in 7.2 onder k. voor het toestaan voor antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie tot een hoogte van maximaal 40 meter, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel.
- b. Het gebruik van ruimten in de woning (het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken) ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. tot 33% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
- 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² verkoopvloeroppervlak , met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 33% regeling;
- 3. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen overeenkomstig de parkeerregeling in artikel 7.1 lid w. en x.;
- 4. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
- 5. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
- 6. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. lid 7.1 onder u. teneinde bedrijven en of voorzieningen toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar of die niet in de Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf/voorziening naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging;
- b. lid 7.1 onder h. teneinde horecafuncties toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat vanHoreca-activiteiten en die naar hun aard en invloed (gelet op de specifieke werkwijze, zoals openingstijden, of bijzondere verschijningsvormen) op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
- c. lid 7.1 onder r. voor het toestaan van gebruik in de overige bouwlagen indien dit niet leidt tot onevenredige hinder voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarkater van de wijk of buurt en indien kan worden voldaan aan de parkeerbehoefte;
- d. lid 7.1 onder w.:
- 1. mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
- 2. voor functies die niet voorkomen in Bijlage 6 Lijst van parkeernormen, indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte.
- e. lid 7.1 onder x. ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden.
- f. lid 7.4 onder b., onverminderd het overig bepaalde in dat lid, om tot maximaal 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis te kunnen gebruiken, mits het gebruik:
- 1. niet leidt tot onevenredige hinder voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- 2. geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
Artikel 8 Gemengd-4
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd-4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' voor maatschappelijke voorzieningen behorende tot en met maximaal categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', voor bedrijven, kantoren en dienstverlening waaronder begrepen detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit, behorende tot en met maximaal categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' voor maximaal 2500 m² bedrijfsvloeroppervlak detailhandel, dienstverlening en horeca behorende tot categorie 3 van Bijlage 2 Staat vanHoreca-activiteiten, waarvan maximaal 1 supermarkt van maximaal 1500 m2 verkoopvloeroppervlak;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' voor wonen, met dien verstande dat uitsluitend in ruimten boven de begane grondlaag (verdiepingen) woningen zijn toegestaan, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
met de daarbij behorende:
- e. erven;
- f. verkeers- en verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen;
- g. terrassen, uitstallingen en standplaatsen;
- h. straatmeubilair en reclameobjecten;
- i. groen-, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
- j. overige functioneel met de hiervoor genoemde bestemmingen verbonden voorzieningen;
een en ander met dien verstande dat:
- k. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
- l. inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet zijn toegestaan;
- m. opslag, herverpakking en verkoop van vuurwerk niet is toegestaan;
- n. de (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in artikel 8.1 mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) dan wel de vastgestelde hogere waarden d.d. 5 maart 2018 en de daaraan gekoppelde voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 4Geluidregeling Almere Poort en Bijlage 5 Borgingsregels geluid.
onder de voorwaarde dat:
- o. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 6 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;
waarbij:
- p. de in lid p. bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen. In geval van parkeergarages en/ of afgesloten parkeerterreinen van 20 of meer parkeerplaatsen gelden de eisen uit de NEN 2443:2013nl of een vervangende meer recente regeling ten aanzien van parkeergelegenheid.
8.2 Bouwregels
Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
ten aanzien van gebouwen:
- a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het voorgeschreven maximum bebouwingspercentage in acht dient te worden genomen;
ten aanzien van bijbehorende bouwwerken:
- d. ten hoogste 50% van het erf (gronden achter en naast het hoofdgebouw, gerekend vanaf de voorgevel naar het achter- of zijerf toe) mag worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken;
- e. de goothoogte van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- f. erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte 1 m;
- g. overige erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte 2 m mits:
- 1. op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,
- 2. achter de voorgevelrooilijn, en
- 3. op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
- h. terrasafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte 1,7 m;
- i. overige terrasafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
- j. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
- k. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
- l. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
- m. vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
- n. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan en binnen de gevel van het hoofdgebouw;
- o. vrijstaande reclameobjecten: maximale bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
- p. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel;
- b. Het gebruik van ruimten in de woning (het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken) ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. tot 33% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
- 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² verkoopvloeroppervlak , met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 33% regeling;
- 3. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen overeenkomstig de parkeerregeling in artikel 8.1 lid o. en p.;
- 4. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
- 5. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
- 6. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
- a. lid 8.1 onder a. en b. teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar of die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
- b. lid 8.1 onder c. teneinde horecafuncties toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat vanHoreca-activiteiten en die naar hun aard en invloed (gelet op de specifieke werkwijze, zoals openingstijden, of bijzondere verschijningsvormen) op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
- c. lid 8.1 onder o.:
- 1. mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
- 2. voor functies die niet voorkomen in Lijst van parkeernormen, indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte;
- d. lid 8.1 onder p. ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden.
- e. lid 8.3 onder b, onverminderd het overig bepaalde in dat lid, om tot maximaal 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis te kunnen gebruiken, mits het gebruik:
- 1. niet leidt tot leidt tot onevenredige hinder voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- 2. geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
Artikel 9 Groen -1
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen -1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. dagrecreatie;
- c. sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen;
- d. dierenweide en volkstuinen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'infrastructuur' zijn de gronden gereserveerd voor de mogelijke realisering van een verbinding ten behoeve van openbaar vervoer;
met de daarbij behorende:
- f. verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden;
- g. kunstwerken en kunstobjecten;
- h. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. overige functioneel met de bestemming 'Groen -1' verbonden voorzieningen;
9.2 Bouwregels
Op de in artikel 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen en ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken geen gebouw zijnde, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
- a. nutsvoorzieningen: bouwhoogte 3,5 m en een oppervlakte van 25 m² ;
- b. erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de openbare weg: bouwhoogte 1 m;
- c. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
- d. masten voor beveiliging en licht- en vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
- e. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
- f. kunstwerken, speel- en sportvoorzieningen en straatmeubilair: bouwhoogte 6 m;
- g. kunstobjecten: bouwhoogte 10 m, oppervlakte 10 m²;
- h. geluidwerende voorzieningen: bouwhoogte 4 m;
- i. andere bouwwerken, geen gebouw zijnde: bouwhoogte 3 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:
- a. van het bepaalde in 9.2 onder a voor nutsgebouwen met een maximum bouwhoogte van 5 m en een maximale oppervlakte van 50m2 mits de gebouwen uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt en uit het oogpunt van het woongenot in de directe omgeving aanvaardbaar zijn.
- b. van het bepaaalde in 9.2 onder e voor het toestaan voor antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie tot een hoogte van maximaal 40 meter, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- c. van het bepaalde in 9.2 voor bouwwerken ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
- 2. de oppervlakte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 15 m² bedragen;
- 3. de afstand tussen een gebouw of overkapping en woonbebouwing moet minimaal 50 m bedragen;
- 4. binnen een jongerenontmoetingsplaats zijn maximaal één gebouw en maximaal 3 overkappingen toegestaan;
- 5. de plaats moet uit oogpunt van sociale veiligheid een open karakter hebben.
- d. van het bepaalde in 9.2 voor bouwwerken ten behoeve van volkstuinen en dierenweiden met inachtneming van de volgende regels:
- 1. per volkstuin: bouwwerken geen gebouw zijnde: bouwhoogte 1m en oppervlakte 10 m;
- 2. per dierenweide: bouwhoogte 4 m en oppervlakte van 50 m².
9.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de gronden te gebruiken voor de opslag van goederen;
- b. Het bepaalde in lid 9.4 onder a is niet van toepassing op:
- 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
- 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming en aanduidingen.
Artikel 10 Groen -2
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen -2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. archeologisch waardevol terrein;
- c. bermen, bermsloten en waterpartijen;
- d. water en waterberging;
met de daarbij behorende:
- e. verhardingen, voet- en fietspaden,
- f. kunstobjecten,
- g. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
- h. overige functioneel met de bestemming 'Groen -2' verbonden voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:
- a. erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de openbare weg: bouwhoogte 1 m;
- b. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
- c. masten voor beveiliging en licht- en vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
- d. speel- en sportvoorzieningen en straatmeubilair: bouwhoogte 6 m;
- e. kunstobjecten: bouwhoogte 10 m, oppervlakte 10 m²
- f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
10.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een strijdige gebruik met de in 10.1 opgenomen bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel.
- b. Het is verboden de gronden te gebruiken voor:
- 1. het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- 2. het opslaan c.q. stallen van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
- 3. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
- c. Het bepaalde in lid 10.3 onder b. is niet van toepassing op:
- 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
- 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming en aanduidingen.
Artikel 11 Groen-recreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen-Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (dag)recreatie;
- b. groenvoorzieningen;
- c. recreatieve voorzieningen;
- d. horeca behorende tot categorie 3 van Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten tot een maximum van 1.500m2 bedrijfsvloeroppervlak (bvo);
- e. ambachtelijk bedrijf en dienstverlening tot een maximum van 4.200m2 bedrijfsvloeroppervlak (bvo);
- f. kantoor tot een maximum van 3.000m2 bedrijfsvloeroppervlak (bvo);
- g. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van kinderdagverblijf, sportvoorzieningen en cultuur- en ontspanningsvoorzieningen tot een maximum van 8.700m2bedrijfsvloeroppervlak (bvo);
- h. ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf' uitsluitend voor een kinderdagverblijf;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-1' ook voor wonen met bijbehorende voorzieningen zoals parkeren, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-2' ook voor wonen met bijbehorende voorzieningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis, echter met uitzondering van de voorzieningen, genoemd in 11.1 onder d. t/m g;
- k. het maximaal toegestane aantal woningen genoemd in 11.1 onder i. en j. bedraagt 300.
met de daarbij behorende:
- l. ondergeschikte horeca, ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte workshops behorende bij de functies genoemd onder d. t/m h.;
- m. erven;
- n. verkeers- en verblijfsgebieden, toegangswegen en parkeervoorzieningen;
- o. straatmeubilair en reclameobjecten;
- p. sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen;
- q. terrassen, uitstallingen en standplaatsen;
- r. water, groen-, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
- s. overige functioneel met de hiervoor genoemde bestemmingen verbonden voorzieningen;
een en ander met dien verstande dat:
- t. de functies genoemd onder 11.1 d. t/m g. qua bvo onderling uitwisselbaar zijn;
- u. inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet zijn toegestaan;
- v. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
- w. de onder 11.1 e. t/m g. genoemde functies uitsluitend mogelijk zijn tot en met categorie B van Bijlage1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
- x. de (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in artikel 11.1 mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) dan wel de vastgestelde hogere waarden d.d. 5 maart 2018 en de daaraan gekoppelde voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 4Geluidregeling Almere Poort en Bijlage 5 Borgingsregels geluid;
onder de voorwaarde dat:
- y. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage6 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;
- z. binnen de aanduidingen genoemd in 11.1 onder i. en j. dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
waarbij:
- aa. de in de leden 11.1 y. en z. bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen. In geval van parkeergarages en/ of afgesloten parkeerterreinen van 20 of meer parkeerplaatsen gelden de eisen uit de NEN 2443:2013nl of een vervangende meer recente regeling ten aanzien van parkeergelegenheid.
11.2 Bouwregels
Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten en aantallen gelden:
ten aanzien van de gebouwen voor de in lid 6.1 onder d. t/m g. genoemde voorzieningen:
- a. bouwhoogte van 10 meter;
- b. maximaal 8 paviljoens, waarvan 6 nieuw te realiseren paviljoens, met een bebouwd grondoppervlak van maximaal 600 m² per gebouw;
- c. ten hoogste 50% van het erf (gronden achter en naast het hoofdgebouw, gerekend vanaf de voorgevel naar het achter- of zijerf toe) mag worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken;
ten aanzien van gebouwen voor woningen:
- d. alleen gebouwd mag worden binnen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-1', danwel 'specifieke vorm van wonen-2';
- e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwingpercentage' het voorgeschreven bebouwingspercentage in acht dient te worden genomen;
- g. gebouwen grondgebonden (vrijstaand of aaneen gebouwd) of gestapeld dienen te worden gebouwd;
ten aanzien van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een grondgebonden woning:
- h. ten hoogste 50% van het erf (gronden achter en naast het hoofdgebouw, gerekend vanaf de voorgevel naar het achter- of zijerf toe) mag worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 60 m², met dien verstande dat in ieder geval 20 m² is toegestaan;
- i. de diepte van aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m;
- j. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen daaronder niet begrepen, een en ander tot 4 m;
- k. in afwijking van de onder11.2 j. bepaalde maximale bouwhoogte zijn dakterrassen toegestaan op aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat deze terrassen aan weerszijden (voor zover deze zijde(n) zich op minder dan twee meter van de grenslijn van het erf (de zijdelingse perceelsgrens) bevindt (bevinden)) worden afgeschermd met ondoorzichtig materiaal met een hoogte van minimaal 1,5 en maximaal 1,8 m (dit geldt niet als de eigenaar van het naburige erf toestemming heeft gegeven om een doorzichtige afscherming te plaatsen);
- l. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3;
ten aanzien van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van gestapelde woningen:
- m. ten hoogste 50% van het erf (gronden achter en naast het hoofdgebouw, gerekend vanaf de voorgevel naar het achter- of zijerf toe) mag worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken;
- n. de goothoogte van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken bedraagt 3 meter;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:
- o. erf- en perceelafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte maximaal 1 m
- p. overige erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 m mits:
- 1. op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,
- 2. achter de voorgevelrooilijn, en
- 3. op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
- q. terrasafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte 1,5 m;
- r. overkapte permanente terrassen zijn toegestaan voor de voorgevel van een gebouw met een horecafunctie tot een diepte van 10 m en een bouwhoogte van 6 m;
- s. overige terrasafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
- t. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
- u. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
- v. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
- w. vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
- x. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m;
ten aanzien van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen geldt:
- y. gebouwen mogen een hoogte hebben van 3,5 m en een oppervlakte van 25 m².
11.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.2 voor bouwwerken ten behoeve van:
- a. volkstuinen en dierenweiden met inachtneming van de volgende regels;
- 1. per volkstuin: bouwwerken geen gebouw zijnde: bouwhoogte 1m en oppervlakte 10 m;
- 2. per dierenweide: bouwhoogte 4 m en oppervlakte van 50 m²;
- b. een jongerenontmoetingsplaats met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
- 2. de oppervlakte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 15 m² bedragen;
- 3. de afstand tussen een gebouw of overkapping en woonbebouwing moet minimaal 50 m bedragen;
- 4. binnen een jongerenontmoetingsplaats zijn maximaal één gebouw en maximaal 3 overkappingen toegestaan;
- 5. de plaats moet uit oogpunt van sociale veiligheid een open karakter hebben.
11.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel;
- b. Het gebruik van ruimten in de woning (het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken) ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. tot 33% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
- 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² verkoopvloeroppervlak , met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 33% regeling;
- 3. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen overeenkomstig de parkeerregeling in artikel 11.1 lid y. en z.;
- 4. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
- 5. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
- 6. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. lid 11.1 onder d.. teneinde horecafuncties toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat vanHoreca-activiteiten en die naar hun aard en invloed (gelet op de specifieke werkwijze, zoals openingstijden, of bijzondere verschijningsvormen) op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
- b. lid 11.1 onder w. teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar of die niet in de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
- c. lid 11.1 onder y. en z. mits:
- 1. uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig;
- 2. voor functies die niet voorkomen in Bijlage 6 Lijst van parkeernormen indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte.
- d. lid 11.1 onder aa. ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden.
- e. lid 11.4 onder b, onverminderd het overig bepaalde in dat lid, om tot maximaal 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis te kunnen gebruiken, mits het gebruik:
- 1. niet leidt tot onevenredige hinder voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- 2. geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen in combinatie met ondergeschikte horeca, ondergeschiktedetailhandel en ondergeschikte workshops;
- b. in afwijking van 12.1 a is ter plaatse van de aanduiding 'kdv' uitsluitend een kinderdagverblijf toegestaan;
met de daarbij behorende:
- c. parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten en reclameobjecten;
- d. groen-, erf- en perceelsafscheidingen, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
- e. sport- en speelvoorzieningen;
- f. overige functioneel met de bestemming 'Maatschappelijk' verbonden voorzieningen;
met dien verstande dat:
- g. de (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in artikel 12.1 mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) dan wel de vastgestelde hogere waarden d.d. 5 maart 2018 en de daaraan gekoppelde voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 4Geluidregeling Almere Poort en Bijlage 5 Borgingsregels geluid;
onder de voorwaarde dat:
- h. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 6 Lijstvan parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;
waarbij:
- i. de in lid i bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen. In geval van parkeergarages en/ of afgesloten parkeerterreinen van 20 of meer parkeerplaatsen gelden de eisen uit de NEN 2443:2013nl of een vervangende meer recente regeling ten aanzien van parkeergelegenheid.
12.2 Bouwregels
Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maten gelden:
ten aanzien van gebouwen:
- a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het voorgeschreven maximum bebouwingspercentage in acht dient te worden genomen;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- d. erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte 1 m;
- e. overige erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte 2 m mits:
- 1. op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,
- 2. achter de voorgevelrooilijn, en
- 3. op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
- f. speel- en sportvoorzieningen: bouwhoogte 5 m;
- g. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
- h. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
- i. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, (oppervlakte 10 m2;)
- j. vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
- k. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan en binnen de gevel van het hoofdgebouw;
- l. vrijstaande reclameobjecten: maximale bouwhoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte voor gebouwen;
- m. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
12.3 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.1 onder h. en i.:
- a. mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
- b. voor afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden;
- c. voor functies die niet voorkomen in Bijlage 6 Lijst van parkeernormen, indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte.
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, busbanen, fiets- en voetpaden;
- b. parkeerplaatsen, haltevoorzieningen, bermen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, reclameobjecten;
met de daarbij behorende
- c. groenvoorzieningen;
- d. kunstobjecten en -werken;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer' verbonden voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
- a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen: bouwhoogte 5 m, oppervlakte 50 m²;
- b. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 3 m;
- c. lichtmasten, bewegwijzeringsportalen en verkeerslichten: bouwhoogte 9 m;
- d. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuur: bouwhoogte 15 m;
- e. straatmeubilair en reclameobjecten: bouwhoogte 6 m;
- f. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
- g. kunstwerken: bouwhoogte 15 m;
- h. geluidwerende voorzieningen: bouwhoogte 5 m;
- i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde 13.2 onder d (antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie) tot een hoogte van maximaal 40 meter, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 14 Verkeer - Railverkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen, wegen, busbanen, fiets- en voetpaden, waterwegen;
- b. kunstwerken, kunstobjecten, parkeerplaatsen, geluidwerende voorzieningen, reclameobjecten lichtmasten, bermen en beplantingen;
- c. overige functioneel met de bestemming Verkeer - Railverkeer verbonden voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
- a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, bouwhoogte 5 m, oppervlakte 50 m2;
- b. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, bouwhoogte 15 m;
- c. kunstobjecten, bouwhoogte 6 m, (oppervlakte 10 m²);
- d. erf- en terreinafscheidingen, bouwhoogte 3 m;
- e. reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m; (oppervlakte maximaal 10 m2);
- f. geluidscherm: bouwhoogte maximaal 10 m;
- g. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bouwhoogte 3 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2:
- a. onder b (antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie) tot een hoogte van maximaal 40 meter, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- b. onder f voor het toestaan van een grotere hoogte van geluidschermen, indien dit uit een oogpunt van maatregelen ter voorkoming van geluidoverlast noodzakelijk is.
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, bepaald door en gericht op de aangrenzende bestemmingen;
- b. fiets- en voetpaden en bermen;
- c. groenvoorzieningen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, haltevoorzieningen, fietsenstallingen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, straatmeubilair, jongeren- ontmoetingsplaatsen, geluidwerende voorzieningen en reclameobjecten;
- d. terrassen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'infrastructuur' zijn de gronden gereserveerd voor de mogelijke realisering van een verbinding ten behoeve van openbaar vervoer;
met de daarbij behorende
- f. speel- en sportvoorzieningen en -terreinen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. kunstobjecten;
- i. kunstwerken;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. overige functioneel met de bestemming Verkeer - verblijfsgebied verbonden voorzieningen.
15.2 Bouwregels
Op de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
- a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen: bouwhoogte 3,5 m en de oppervlakte 25 m² bedraagt;
- b. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
- c. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuur: bouwhoogte 15 m;
- d. straatmeubilair en reclameobjecten: bouwhoogte 6 m;
- e. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m²;
- f. kunstwerken: bouwhoogte 15 m;
- g. speel- en sportvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen: bouwhoogte 5 m;
- h. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte: 2 m;
- i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2:
- a. onder c (antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie) tot een hoogte van maximaal 40 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. voor bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen tot maximaal 5 m hoog en met een oppervlakte tot maximaal 50 m2, mits het bouwwerk uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt als ook uit oogpunt van het woongenot in de directe woonomgeving aanvaardbaar is;
- c. voor bouwwerken ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag maximaal 3,5 m bedragen;
- 2. de oppervlakte van een gebouw of overkapping mag maximaal 15 m² bedragen;
- 3. de afstand tussen een gebouw of overkapping n woonbebouwing moet minimaal 50 m bedragen;
- 4. binnen een jongerenontmoetingsplaats zijn maximaal één gebouw en maximaal 3 overkappingen toegestaan;
- 5. de plaats moet uit oogpunt van sociale veiligheid een open karakter hebben;
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grachten, sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterwegen ten behoeve van de water aan- en afvoer en de waterberging;
- b. de recreatievaart;
met de daarbij behorende:
- c. kunstwerken zoals: bruggen, sluizen, keermuren, gemalen, duikers en (strek)dammen, welke mede ten dienste mogen zijn van de aangrenzende bestemming;
- d. kunstobjecten en straatmeubilair;
- e. oevers, taluds en aanlegsteigers, welke mede ten dienste mogen zijn van de aangrenzende bestemming;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. voet- en fietspaden;
- i. overige functioneel met de bestemming 'Water' verbonden voorzieningen;
16.2 Bouwregels
Op de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen èn bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
- a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen: bouwhoogte 5 m, oppervlakte 50 m2;
- b. aanmeerpalen: bouwhoogte 9 m;
- c. keermuren, oeverbeschoeiingen: bouwhoogte 3 m;
- d. overige kunstwerken: bouwhoogte 15 m;
- e. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
- f. vlaggen- en lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
- g. overig straatmeubilair: bouwhoogte 6 m;
- h. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 3 m;
- i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
Artikel 17 Wonen - 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bah' (bedrijf aan huis) ook voor wonen in combinatie met een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 500m² voor:
- 1. ateliers voor kunst en kunstnijverheid;
- 2. maatschappelijk;
- 3. kantoor;
- 4. bedrijven tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens voor maatschappelijke voorzieningen;in combinatie met ondergeschikte horeca, ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte workshops;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' zijn op de begane grond ook de volgende functies toegestaan:
- 1. maatschappelijke voorzieningen;
- 2. dienstverlening;
- 3. kantoor;
- 4. bedrijven tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' ook voor horeca uit categorie 3 van Bijlage 2 Staat vanHoreca-activiteiten op de begane grond;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-1' zijn ook de functies toegestaan die in Artikel 7 Gemengd-3 zijn toegestaan tot een bedrijfsvloeroppervlakte van 200 m2 en een maximale bouwhoogte van 4 meter;
met de daarbij behorende:
- g. erven;
- h. pergola, overkappingen en onderdoorgangen;
- i. groenvoorzieningen en water;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. toegangspaden, in- en uitritten;
- m. meerpalen, steigers, drijvende terrassen en toegangsbruggetjes;
- n. overige functioneel met het wonen verbonden voorzieningen;
een en ander onder voorwaarde dat:
- o. de (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in artikel 17.1 mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) dan wel de vastgestelde hogere waarden d.d. 5 maart 2018 en de daaraan gekoppelde voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels Bijlage 4 GeluidregelingAlmere Poort en Bijlage 5 Borgingsregels geluid;
- p. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden genoemd in artikel 17.1 slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, als bedoeld in Bijlage 6 Lijst van parkeernormen en in voldoende laad- en losruimte;
- q. in aanvulling van p. dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1 parkeerplaats (sv-1p)' op eigen terrein 1 parkeerplaats gerealiseerd en in stand te worden gehouden;
- r. in aanvulling van p. dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van parkeren parkeren2' op eigen terrein 2 parkeerplaatsen gerealiseerd en in stand te worden gehouden;
- s. in aanvulling van p. dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren eigen terrein (sv-pet)' op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd en in stand te worden gehouden conform de parkeernorm uit Bijlage 6 Lijst van parkeernormen;
waarbij:
- t. de in lid p. t/m s. bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen. In geval van parkeergarages en/ of afgesloten parkeerterreinen van 20 of meer parkeerplaatsen gelden de eisen uit de NEN 2443:2013nl of een vervangende meer recente regeling ten aanzien van parkeergelegenheid.
17.2 Bouwregels
Op de in lid 17.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
ten aanzien van hoofdgebouwen:
- a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
- b. in aanvulling op a ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwingpercentage' het voorgeschreven bebouwingspercentage in acht dient te worden genomen;
- c. indien er een gevellijn is aangegeven dient de voorgevel in of achter deze lijn te worden gebouwd;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is bebouwing vanaf de 2e bouwlaag toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - achtergevel' aan de achtergevel vanaf de tweede bouwlaag uitbouwen zijn toegestaan met een breedte van 70% van de achtergevel en tot een diepte van 1.20 meter en op alle bouwlagen inspringen tot een breedte van 50% van de oppervlakte van de achtergevel;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorgevel' mogen aan de voorgevel, vanaf de eerste verdieping, uitbouwen worden gerealiseerd tot een diepte van 1.20 meter over een breedte van ten hoogste 70 % van de gevel;
- h. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - achtergevel', mag aan de achtergevel van de woning een vrijhangende steiger worden gebouwd, zonder palen in het water, ter breedte van het perceel met een diepte van maximaal 3 meter en een ballustrade van 1.20 hoog;
ten aanzien van bijbehorende bouwwerken:
- i. per bouwperceel, achter de voorgevel, ten hoogste 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden mag worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 60 m2, met dien verstande dat in ieder geval 20 m2 is toegestaan;
- j. de diepte van aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, gemeten vanuit de bouwgrens, niet meer mag bedragen dan 4 meter;
- k. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen daaronder niet begrepen, een en ander tot een maximum van 5 meter;
- l. in afwijking van de onder j bepaalde maximale bouwhoogte zijn dakterrassen toegestaan op aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat deze terrassen aan weerszijden (voor zover deze zijde(n) zich op minder dan twee meter van de grenslijn van het erf (de zijdelingse perceelsgrens) bevindt (bevinden)) worden afgeschermd met ondoorzichtig materiaal met een hoogte van minimaal 1.50 en maximaal 1.80 meter (dit geldt niet als de eigenaar van het naburige erf toestemming heeft gegeven om een doorzichtige afscherming te plaatsen);
- m. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;
- n. in afwijking van het bepaalde in 17.2 onder i. zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw' aangebouwde en bijbehorende bouwwerken toegestaan voor de voorgevel tot ten hoogste 50% van de gronden met een maximum van 60m2, met dien verstande dat in ieder geval 20m2 is toegestaan;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- o. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overkapping' aan de voorgevel een overkapping met een maximale bouwhoogte die gelijk is aan de maximale bouwhoogte van het gebouw;
- p. erf- en perceelafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte 1 m;
- q. overige erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte 2 m mits:
- 1. op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,
- 2. achter de voorgevelrooilijn, en
- 3. op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
- r. steiger: niet breder dan de kavel met een diepte van 3 meter en een hek van 1,20 meter;
- s. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 meter;
- t. in afwijking van het bepaalde in 17.2 onder p. en q. zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-erfafscheiding' ook erfafscheidingen met een bouwhoogte van 2 meter voor de voorgevel toegestaan.
17.3 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van ruimten in de woning (het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken) ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. tot 33% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
- b. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² verkoopvloeroppervlak , met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 33% regeling;
- c. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen overeenkomstig de parkeerregeling in artikel 17.1 lid p. t/m s.;
- d. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
- e. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
- f. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
17.4 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. lid 17.1 b.onder 4. en d. onder 4. teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar of die niet in de Bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
- b. lid 17.1 onder e. teneinde horecafuncties toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat vanHoreca-activiteiten en die naar hun aard en invloed (gelet op de specifieke werkwijze, zoals openingstijden, of bijzondere verschijningsvormen) op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan.
- c. lid 17.1 onder p., q., r. en s.:
- 1. mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
- 2. voor functies die niet voorkomen in Bijlage 6 Lijst van parkeernormen, indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte.
- d. lid 17.1 onder t. ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden;
- e. lid 17.3, onverminderd het overig bepaalde in dat lid, om tot maximaal 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbondenberoep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis te kunnen gebruiken, mits het gebruik:
- 1. niet leidt tot onevenredige hinder voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- 2. geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
Artikel 18 Wonen - 2
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen, bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bah' (bedrijf aan huis) ook voor wonen in combinatie met een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 500m² voor:
- 1. ateliers voor kunst en kunstnijverheid;
- 2. maatschappelijk, maar dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kdv' een kinderdagverblijf is toegestaan;
- 3. kantoor;
- 4. bedrijven tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
met dien verstande dat:
- c. de parkeerbehoefte die ontstaat als gevolg van de bedrijfsmatige activiteiten op eigen terrein wordt opgelost;
met de daarbij behorende:
- d. erven;
- e. groenvoorzieningen en water;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. toegangspaden, in- en uitritten;
- h. meerpalen en steigers;
- i. overige functioneel met het wonen verbonden voorzieningen;
een en ander onder voorwaarde dat:
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1 parkeerplaats (sv-1p)' op eigen terrein 1 parkeerplaats gerealiseerd en in stand te worden gehouden;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van parkeren parkeren2' op eigen terrein 2 parkeerplaatsen gerealiseerd en in stand te worden gehouden voor de woonfunctie;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren eigen terrein (sv-pet)' dient op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd en in stand te worden gehouden conform de parkeernorm uit Bijlage 6 Lijst van parkeernormen;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'bah' dient de parkeerbehoefte die ontstaat als gevolg van de bedrijfsmatige activiteiten op eigen terrein moet worden opgelost conform de parkeernorm uit Bijlage6 Lijst van parkeernormen;
- n. de (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in artikel 18.1 mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) dan wel de vastgestelde hogere waarden d.d. 5 maart 2018 en de daaraan gekoppelde voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 4Geluidregeling Almere Poort en Bijlage 5 Borgingsregels geluid.
waarbij:
- o. de in lid j t/m m bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen. In geval van parkeergarages en/ of afgesloten parkeerterreinen van 20 of meer parkeerplaatsen gelden de eisen uit de NEN 2443:2013nl of een vervangende meer recente regeling ten aanzien van parkeergelegenheid.
18.2 Bouwregels
Op de in lid 18.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
ten aanzien van gebouwen (hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken):
- a. per bouwperceel ten hoogste 50% van de gronden mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen;
- b. in afwijking van 18.2 a. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwingpercentage' het voorgeschreven bebouwingspercentage per bouwperceel in acht dient te worden genomen;
- c. indien er een bouwvlak is aangegeven dient in afwijking van 18.2 a. het hoofdgebouw, inclusief aangebouwde en bijbehorende bouwwerken, binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden;
- d. per bouwperceel is ten hoogste 1 hoofdgebouw toegestaan;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
- f. in afwijking van 18.2 e. mag ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-afwijking bouwhoogte' 50% van de oppervlakte van de begane grond een hogere bouwhoogte hebben tot een maximum van 7 meter;
- g. hoofdgebouwen dienen vrijstaand te worden gebouwd;
- h. in aanvulling van 18.2 g. mag ter plaatse van de aanduiding 'tweeaaneen' het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken, aaneen gebouwd worden;
- i. indien er een gevellijn is aangegeven dient de voorgevel in of achter deze lijn te worden gebouwd;
- j. aangebouwde en bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan voor de voorgevel;
- k. in afwijking van 18.2 j. zijn ter plaatse van de 'bouwaanduiding - bijgebouwen' aangebouwde en bijbehorende bouwwerken toegestaan voor de voorgevel;
- l. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken is maximaal 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen niet daaronder begrepen, een en ander tot een maximale hoogte van 5 meter;
- m. in afwijking van de onder 18.2 l. bepaalde maximale bouwhoogte zijn dakterrassen toegestaan op aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat deze terrassen aan weerszijden (voor zover deze zijde(n) zich op minder dan twee meter van de grenslijn van het erf (de zijdelingse perceelsgrens) bevindt (bevinden)) worden afgeschermd met ondoorzichtig materiaal met een hoogte van minimaal 1.50 en maximaal 1.80 meter (dit geldt niet als de eigenaar van het naburige erf toestemming heeft gegeven om een doorzichtige afscherming te plaatsen);
- n. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevel(lijn) van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 1;
- o. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - voorgevel' mogen aan de voorgevel, vanaf de eerste verdieping, uitbouwen worden gerealiseerd tot een diepte van 1.20 meter over een breedte van ten hoogste 70 % van de gevel;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - achtergevel' aan de achtergevel vanaf de tweede bouwlaag uitbouwen zijn toegestaan met een breedte van 70% van de achtergevel en tot een diepte van 1.20 meter en op alle bouwlagen inspringen tot een breedte van 50% van de oppervlakte van de achtergevel;
- q. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - achtergevel', mag aan de achtergevel van de woning een vrijhangende steiger worden gebouwd, zonder palen in het water, ter breedte van het perceel met een diepte van maximaal 3 meter en een ballustrade van 1.20 hoog;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- r. erf- en perceelafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte 1 m;
- s. overige erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte 2 m mits:
- 1. op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,
- 2. achter de voorgevelrooilijn, en
- 3. op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
- t. in afwijking van het bepaalde in 18.2 onder r. en s. zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-erfafscheiding' ook erfafscheidingen met een bouwhoogte van 2 meter voor de voorgevel toegestaan;
- u. steiger: niet breder dan de kavel met een diepte van 3 meter en een hek van 1,20 meter;
- v. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 meter.
18.3 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van ruimten in de woning (het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken) ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. tot 33% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
- b. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m2 verkoopvloeroppervlak , met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 33% regeling;
- c. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen overeenkomstig de parkeerregeling in artikel 18.1 lid j t/m m;
- d. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
- e. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
- f. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
18.4 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
- a. lid 18.1 b.onder 4. teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar of die niet in de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
- b. lid 18.1 onder j. k., l., en m.:
- 1. mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
- 2. voor functies die niet voorkomen in Bijlage 6 Lijst van parkeernormen, indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte.
- c. lid 18.1 onder t. ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden;
- d. lid 18.3, onverminderd het overig bepaalde in dat lid, om tot maximaal 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbondenberoep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis te kunnen gebruiken, mits het gebruik:
- 1. niet leidt tot onevenredige hinder voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- 2. geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
Artikel 19 Woongebied
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan huis verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten dan wel detailhandel aan huis, met dien verstande dat er in totaal maximaal 1.630 woningen zijn toegestaan;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' ook voor maatschappelijke voorzieningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' zijn op de begane grond ook de volgende functies toegestaan:
- 1. maatschappelijke voorzieningen;
- 2. dienstverlening;
- 3. kantoor;
- 4. bedrijven tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
- d. wegverkeer, openbaar vervoer en langzaamverkeer, al dan niet ten behoeve van de ontsluiting van het woongebied en de verbinding met overige gebieden, voorzover er niet meer dan 2 rijstroken worden geprojecteerd, waarbij de voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende bijlage 4Geluidregeling Almere Poort en bijlage 5Borgingsregels geluid gelden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'infrastructuur' zijn de gronden gereserveerd voor de mogelijke realisering van een verbinding ten behoeve van openbaar vervoer;
met daarbij behorende
- g. tuinen en erven;
- h. verkeers-, verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen;
- i. terassen, uitstallingen en standplaatsen;
- j. straatmeubilair, reclameobjecten en kunstobjecten;
- k. groenvoorzieningen;
- l. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
- m. water, waterbeheer en aanlegsteigers;
- n. speelvoorzieningen, jongeren ontmoetingsplaatsen;
- o. kunstwerken en geluidwerende voorzieningen;
- p. overige functioneel met de hiervoor genoemde bestemmingen verbonden voorzieningen;
met dien verstande dat:
- q. opslag, herverpakking en verkoop van vuurwerk niet is toegestaan;
- r. de (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd in artikel 19.1 mag niet meer bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder (inclusief het Besluit geluidhinder) dan wel de vastgestelde hogere waarden d.d. 5 maart 2018 en de daaraan gekoppelde voorwaarden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 4Geluidregeling Almere Poort en Bijlage 5 Borgingsregels geluid.
onder voorwaarde dat:
- s. wordt voorzien en in standgehouden van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein volgens de parkeernormen, als bedoeld in bijlage Bijlage 6 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte;
waarbij:
- t. de in lid o bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (b.v. haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen. In geval van parkeergarages en/ of afgesloten parkeerterreinen van 20 of meer parkeerplaatsen gelden de eisen uit de NEN 2443:2013nl of een vervangende meer recente regeling ten aanzien van parkeergelegenheid.
19.2 Bouwregels
Op de in lid 19.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
ten aanzien van gebouwen (hoofdgebouwen):
- a. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage' het voorgeschreven bebouwingspercentage in acht dient te worden genomen;
ten aanzien van gebouwen gelden de volgende specifieke bouwregels:
- c. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen een hoogte hebben van 3,5 m en een oppervlakte van 25 m²;
ten aanzien van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een grondgebonden woning:
- d. ten hoogste 50% van het erf (gronden achter en naast het hoofdgebouw, gerekend vanaf de voorgevel naar het achter- of zijerf toe) mag worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 60 m², met dien verstande dat in ieder geval 20 m² is toegestaan;
- e. de diepte van aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 4 m;
- f. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen daaronder niet begrepen, een en ander tot 4 m;
- g. in afwijking van de onder e. bepaalde maximale bouwhoogte zijn dakterrassen toegestaan op aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat deze terrassen aan weerszijden (voor zover deze zijde(n) zich op minder dan twee meter van de grenslijn van het erf (de zijdelingse perceelsgrens) bevindt (bevinden)) worden afgeschermd met ondoorzichtig materiaal met een hoogte van minimaal 1,5 en maximaal 1,8 m (dit geldt niet als de eigenaar van het naburige erf toestemming heeft gegeven om een doorzichtige afscherming te plaatsen);
- h. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
ten aanzien van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een niet grondgebonden woning:
- i. ten hoogste 50% van het erf (gronden achter en naast het hoofdgebouw, gerekend vanaf de voorgevel naar het achter- of zijerf toe) mag worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken;
- j. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- k. erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte 1 m;
- l. overige erf- en perceelafscheidingen: bouwhoogte 2 m mits:
- 1. op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,
- 2. achter de voorgevelrooilijn;
- m. terrasafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte 1,7 m;
- n. overige terrasafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
- o. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
- p. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
- q. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
- r. vlaggenmasten: bouwhoogte 10 m;
- s. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
19.3 Specifieke bouwregels
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van woongebied-tiny housing' gelden de 'Regels voor bouwen' uit Bijlage 7 Kavelpaspoort Tiny Housing 2016 en de 'Aanvulling: Regels voor bouwen' uit Bijlage 8 Kavelpaspoort Tiny Housing 2018;
- b. ter plaatse van de in 19.3 onder a. opgenomen aanduiding, is hetgeen in 19.2 Bouwregels en in 19.4Afwijken van de bouwregels is opgenomen, niet van toepassing.
19.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:
- a. het bepaalde in lid 19.2 onder a. om een bouwhoogte van maximaal 45 m toe te staan, mits wordt aangetoond dat de hogere hoogte uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt als ook uit oogpunt van het woon- en leefklimaat en de gebruiksmogelijkheden in de directe omgeving aanvaardbaar is;
- b. van het bepaalde in 19.2 onder c. voor nutsgebouwen met een maximum bouwhoogte van 5 m en een maximale oppervlakte van 50m2 mits de gebouwen uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt en uit het oogpunt van het woongenot in de directe omgeving aanvaardbaar zijn;
- c. van het bepaaalde in 19.2 onder p. voor het toestaan voor antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie tot een hoogte van maximaal 40 meter, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.5 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van ruimten in de woning (het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken) ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. tot 33% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
- b. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² verkoopvloeroppervlak , met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 33% regeling;
- c. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen overeenkomstig de parkeerregeling in artikel 19.1 lid p en q;
- d. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
- e. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
- f. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. lid 19.1 onder c., 4. teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar of die niet in de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
- b. lid 19.1 onder s.:
- 1. mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
- 2. voor functies die niet voorkomen in Bijlage 6 Lijst van parkeernormen, indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte.
- c. lid 19.1 onder t. en aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden;
- d. lid 19.5, onverminderd het overig bepaalde in dat lid, om tot maximaal 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor een aan-huis-verbondenberoep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis te kunnen gebruiken, mits het gebruik:
- 1. niet leidt tot onevenredige hinder voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- 2. geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
Artikel 20 Leiding - Leidingstrook
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:
- a. een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een diameter van ten hoogste 13 inch en een druk van ten hoogste 40 bar;
- b. een ondergrondse hoogspanningsleiding van 150kV (kilovolt);
- c. andere kabels en leidingen;
- d. de daarbij behorende belemmeringenstrook;
- e. overige functioneel met de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' verbonden voorzieningen.
20.2 Bouwregels
Op de als 'Leiding - Leidingstrook' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
20.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s).
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder lid 20.3 onder a wordt niet verleend ten behoeve van kwetsbare objecten.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Leiding -Leidingstrook' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
- 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
- 2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- 3. het aanbrengen of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en beplantingen;
- 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- 5. het aanleggen of het dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen.
- b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die:
- 1. reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
- 2. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
- 3. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten zijn.
- c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend mits de veiligheid met betrekking tot de leiding(en) niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s).
20.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor de (permanente) opslag van goederen.
- b. Het bepaalde in lid 20.5 onder a is niet van toepassing op:
- 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
- 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming.
20.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' uit het plan wordt verwijderd, indien de leidingen ter plaatse zijn verwijderd.
Artikel 21 Waarde - Archeologie 1
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden op een diepte vanaf 150 cm onder maaiveld.
21.2 Bouwregels
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waarde -Archeologie 1' bouwwerken te bouwen.
- b. Het in lid a bedoelde verbod is niet van toepassing op:
- 1. die delen van de gronden die reeds bebouwd of anderszins verstoord zijn of zijn geweest;
- 2. bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 500 m².
- c. Een uitzondering op het verbod, zoals bedoeld in lid 21.2, sub b onder 2, is niet van toepassing als gedurende de periode van 36 maanden voor verstrekking van de omgevingsvergunning een uitzondering op het verbod in lid 21.2, sub b onder 2, van toepassing is geweest op bouw- en aanlegactiviteiten zoals genoemd in lid 21.2 sub a in terreinen op een afstand van minder dan 50 m van het onderhavige terrein, voor zover de voorgenomen activiteiten in het onderhavige terrein een oppervlakte hebben van meer dan 100 m2.
21.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 21.2 bedoelde verbod voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte groter dan 500 m².
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
- 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
- 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
- c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- 4. De voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de afwijking te stellen kwalificaties en eisen.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waarde -Archeologie 1' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verlagen van de bodem, het uitvoeren van grondwerkzaamheden of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning nodig is;
- 2. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
- 3. het aanleggen van bos of boomgaard bestaande uit meer dan 10 bomen;
- 4. het verlagen van het waterpeil;
- 5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverharding;
- 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- 7. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden kunnen aantasten en die niet aan te merken zijn als het normale gebruik van het terrein.
- b. Het verbod als bedoeld in lid 21.2 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud van de gronden betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
- 4. betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
- 5. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
- c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
- 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
- 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
- d. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
- 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' wordt verwijderd, indien er op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie geen archeologische waarden zijn vastgesteld;
- b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' wordt veranderd in de bestemming 'Waarde - Archeologie5'' voor gronden waar door middel van archeologisch onderzoek dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie een of meer archeologisch waardevolle terreinen zijn vastgesteld.
Artikel 22 Waarde - Archeologie 5
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) primair bestemd voor de bescherming van de aanwezige archeologische waarden in het gebied.
22.2 Bouwregels
Op de in lid 22.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de in dat lid genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat:
- a. deze bouwwerken voor aanvullend definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
- b. in afwijking van het bepaalde in lid 22.2 onder a mogen bouwwerken ten behoeve van de herkenbaarheid, inrichting en/ of markering van de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 10 m en een oppervlakte van maximaal 100 m²;
- c. ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
22.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 22.2 bedoelde verbod voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
- 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
- 2. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
- c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
- 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waarde -Archeologie 5' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. Het verlagen van de bodem, het uitvoeren van grondwerkzaamheden of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning nodig is;
- 2. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
- 3. Het aanleggen van bos of boomgaard bestaande uit meer dan 10 bomen;
- 4. het verlagen van het waterpeil;
- 5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverharding;
- 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- 7. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- 8. Alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden kunnen aantasten en die niet aan te merken zijn als het normale gebruik van het terrein.
- b. Het verbod als bedoeld in lid 22.4 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
- c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
- 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
- 2. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
- d. Aan de vergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
- 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.
22.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde -Archeologie 5' wordt verwijderd, indien het archeologisch waardevol terrein conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie voldoende is onderzocht door middel van een archeologische opgraving of begeleiding en de eventuele bodemvondsten elders zijn onder gebracht.
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:
- a. dijken;
- b. kaden;
- c. dijksloten;
- d. overige voorzieningen ten behoeve van de waterkering.
23.2 Bouwregels
Op de in lid 23.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten dienste van deze bestemming.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2 voor bebouwing ten behoeve van de samenvallende bestemmingen, mits:
- a. het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaadt, en;
- b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering over de vraag of de belangen van de waterkering onevenredig worden geschaad alsmede over eventuele voorwaarden die in de omgevingsvergunning moeten worden opgenomen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Link naar de toelichting op de Algemene regels
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Algemene Bouwregels
Link naar de toelichting op de Algemene regels
25.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen / bouwgrenzen
De bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen
behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda's, overstekken, luifels en afdaken en andere ondergeschikte onderdelen van
gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 3 meter bedraagt, met dien verstande dat:
- a. voor stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, luifels, afdaken en overstekken
overschrijding over de volledige gevelbreedte is toegestaan; - b. voor overige overschrijdingen geldt een maximum van 50% van de gevelbreedte.
25.2 Ondergeschikte bouwonderdelen op daken van gebouwen
Bouwwerken op het dak van een gebouw, zoals installatiecontainers, centrale verwarmings- en luchtbehandelinginstallaties, liftschachten, hekwerken en soortgelijke bouwwerken om installaties uit het zicht te houden worden niet meegerekend bij de bepaling van de hoogte van het gebouw, als zijnde ondergeschikt, mits:
- a. de hoogte van de bouwwerken vanaf het dak gemeten maximaal 3,5 meter bedraagt, en
- b. de oppervlakte van deze bouwwerken maximaal 1/3 bedraagt van het grondoppervlak van het gebouw.
Artikel 26 Algemene Gebruiksregels
26.1 Algemeen
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
- a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
- b. het gebruik van bouwwerken die bestemd zijn voor verblijfsrecreatie ten behoeve van permanente bewoning;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
26.2 Laserstraalvrij gebied
- a. Op de gronden gelegen binnen dit gebied is een bestemming voor of een gebruik door een laserstraal die de vliegveiligheid kan verstoren niet toegestaan.
- b. Het bepaalde onder a geldt niet voor zover de bestemming of het gebruik rechtmatig was op de dag vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het Luchthavenbesluit Lelystad.
Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels
27.1 Veiligheidszone vervoer gevaarlijke stoffen
27.2 Vrijwaringszone
27.3 Reservering infrastructuur
Link naar de toelichting op de 'aanduiding infrastructuur'
Ter plaatse van de aanduiding 'infrastructuur' de gronden gereserveerd zijn voor de mogelijke realisering van een verbinding ten behoeve van de IJmeerlijn. Op de gronden met deze aanduiding zijn geen nieuwe gebouwen toegestaan.
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
28.1 Afwijking
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds kan worden afgeweken - voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% met dien verstande dat dit niet geldt voor de verkoopvloeroppervlakte van een supermarkt;
- b. overschrijding van bouwgrenzen niet zijnde bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3.00 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen;
- d. het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen met een lagere bouwhoogte of een lager bebouwingspercentage dan op grond van de bepalingen van het plan minimaal is voorgeschreven;
- e. kleinschalige windmolens op of aan een hoofdgebouw, mits:
- 1. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouw met maximaal 3 meter wordt overschreden;
- 2. de rotordiameter maximaal 2 m bedraagt.
28.2 Voorwaarden voor de afwijking
Er wordt niet afgeweken van de bepalingen van het plan, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
29.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in artkel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd om de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen, voorzover zulks van belang is voor een bouwkundige danwel stedenbouwkundige betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein waarbij het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot.
29.2 Lijst van parkeernormen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de Lijst van parkeernormen te wijzigen, in die zin dat:
- a. functies met de daarbij behorende parkeernormen kunnen worden gewijzigd, indien nieuwe ontwikkelingen of wet- en regelgeving daartoe aanleiding geven.
- b. nieuwe functies met de daarbij behorende parkeernorm kunnen worden toegevoegd.
29.3 Staat van Bedrijfsactiviteiten-functiemenging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de en/of Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de milieubelasting van de desbetreffende typen van bedrijven daartoe aanleiding geeft.
29.4 Staat van Horeca-activiteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van horeca kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de omgevingsbelasting van de desbetreffende typen van horecafuncties daartoe aanleiding geeft.
Artikel 30 Overige Regels
30.1 Overige regelingen en verordeningen
Indien in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen of verordeningen, dienen deze te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, tenzij anders bepaald.
Artikel 31 Overgangsrecht
31.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
31.2 Afwijking overgangsrecht bouwwerken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 31.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
31.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken
Lid 31.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
31.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
31.5 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 31.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
31.6 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in lid 31.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
31.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik
Lid 31.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 32 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Almere Poort West en Pampushout.
vastgesteld door de raad van de gemeente Almere op 11 oktober 2018.
de griffier, de voorzitter.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
(VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering 2009; lijst SvB - Functiemenging, m.u.v. horecafuncties)
SBI-1993 | SBI-2008 | nr. | OMSCHRIJVING | categorie | ||||||
01 | 01 | - | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |||||||
014 | 016 | 0 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |||||||
014 | 016 | 2 | - algemeen (o.a. loonbedrijven), b.o < 500 m² | B | ||||||
014 | 016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² | B | ||||||
0142 | 0162 | KI-stations | B | |||||||
15 | 10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||||
151 | 101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |||||||
151 | 101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² | B | ||||||
1552 | 1052 | 2 | Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² | B | ||||||
1581 | 1071 | 1 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, charge-ovens, v.c.< 7.500 kg meel/week | B | ||||||
1584 | 10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||||
1584 | 10821 | 3 | - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² | B | ||||||
1584 | 10821 | 6 | - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² | B | ||||||
1593 t/m 1595 | 1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | B | |||||||
17 | 13 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||||
174, 175 | 139 | Vervaardiging van textielwaren | B | |||||||
176, 177 | 139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B | |||||||
18 | 14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||
181 | 141 | Vervaardiging kleding van leer | B | |||||||
182 | 141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | C | |||||||
20 | 16 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||
203, 204, 205 | 162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | B | ||||||
205 | 162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B | |||||||
22 | 58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||
221 | 581 | Uitgeverijen (kantoren) | A | |||||||
2222.6 | 18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B | |||||||
2223 | 1814 | A | Grafische afwerking | A | ||||||
2223 | 1814 | B | Binderijen | B | ||||||
2224 | 1813 | Grafische reproduktie en zetten | B | |||||||
2225 | 1814 | Overige grafische aktiviteiten | B | |||||||
223 | 182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | A | |||||||
24 | 20 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | |||||||
2442 | 2120 | 0 | Farmaceutische produktenfabrieken: | |||||||
2442 | 2120 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | C | ||||||
26 | 23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | |||||||
2615 | 231 | Glasbewerkingsbedrijven | B | |||||||
262, 263 | 232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |||||||
262, 263 | 232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B | ||||||
267 | 237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||||
267 | 237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen p.o. < 2.000 m² | B | ||||||
2681 | 2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B | |||||||
28 | 25 | - | VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) | |||||||
281 | 251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | B | ||||||
284 | 255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | B | ||||||
2852 | 2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | B | ||||||
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | B | ||||||
30 | 26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||
30 | 26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | B | ||||||
33 | 26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||
33 | 26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | B | ||||||
36 | 31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||
361 | 9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | A | ||||||
362 | 321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | B | |||||||
363 | 322 | Muziekinstrumentenfabrieken | B | |||||||
3663.1 | 32991 | Sociale werkvoorziening | B | |||||||
40 | 35 | - | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||
40 | 35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||
40 | 35 | C1 | - < 10 MVA | B | ||||||
40 | 35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||
40 | 35 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | A | ||||||
40 | 35 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | B | ||||||
40 | 35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||
40 | 35 | E2 | - blokverwarming | B | ||||||
41 | 36 | - | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | |||||||
41 | 36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||
41 | 36 | B1 | - < 1 MW | B | ||||||
45 | 41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | |||||||
45 | 41, 42, 43 | 3 | Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 | B | ||||||
50 | 45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||
51 | 46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||
511 | 461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | A | |||||||
5134 | 4634 | Grth in dranken | C | |||||||
5135 | 4635 | Grth in tabaksprodukten | C | |||||||
5136 | 4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | C | |||||||
5137 | 4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | C | |||||||
514 | 464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | C | |||||||
519 | 466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | C | |||||||
52 | 47 | - | REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |||||||
527 | 952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | A | |||||||
60 | 49 | - | VERVOER OVER LAND | |||||||
6022 | 493 | Taxibedrijven | B | |||||||
6024 | 494 | 1 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. =< 1.000 m² | C | ||||||
603 | 495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | B | |||||||
61, 62 | 50, 51 | - | VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT | |||||||
61, 62 | 50, 51 | A | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | A | ||||||
63 | 52 | - | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||
6321 | 5221 | 1 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | C | ||||||
6322, 6323 | 5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | A | |||||||
633 | 791 | Reisorganisaties | A | |||||||
634 | 5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | A | |||||||
64 | 53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||||
641 | 531, 532 | Post- en koeriersdiensten | C | |||||||
642 | 61 | A | Telecommunicatiebedrijven | A | ||||||
642 | 61 | B0 | zendinstallaties: | |||||||
642 | 61 | B2 | - FM en TV | B | ||||||
65, 66, 67 | 64, 65, 66 | - | FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN | |||||||
65, 66, 67 | 64, 65, 66 | A | Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen | B | ||||||
70 | 41, 68 | - | VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | |||||||
70 | 41, 68 | A | Verhuur van en handel in onroerend goed | A | ||||||
71 | 77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||
711 | 7711 | Personenautoverhuurbedrijven | B | |||||||
712 | 7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | C | |||||||
713 | 773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | C | |||||||
714 | 772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | C | |||||||
72 | 62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||
72 | 62 | A | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | A | ||||||
72 | 58, 63 | B | Datacentra | B | ||||||
73 | 72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||
732 | 722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A | |||||||
74 | 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||
74 | 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 | A | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | A | ||||||
7481.3 | 74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | C | |||||||
7484.4 | 82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | A | |||||||
75 | 84 | - | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | |||||||
75 | 84 | A | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | A | ||||||
7525 | 8425 | Brandweerkazernes | C | |||||||
80 | 85 | - | ONDERWIJS | |||||||
801, 802 | 852, 8531 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | B | |||||||
803, 804 | 8532, 854, 855 | Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | B | |||||||
85 | 86 | - | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | |||||||
8512, 8513 | 8621, 8622, 8623 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | A | |||||||
8514, 8515 | 8691, 8692 | Consultatiebureaus | A | |||||||
853 | 871 | 1 | Verpleeghuizen | B | ||||||
853 | 8891 | 2 | Kinderopvang | B | ||||||
90 | 37, 38, 39 | - | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||
9001 | 3700 | B | rioolgemalen | B | ||||||
91 | 94 | - | DIVERSE ORGANISATIES | |||||||
9111 | 941, 942 | Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) | A | |||||||
9131 | 9491 | Kerkgebouwen e.d. | B | |||||||
9133.1 | 94991 | A | Buurt- en clubhuizen | B | ||||||
92 | 59 | - | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |||||||
9213 | 5914 | Bioscopen | C | |||||||
9232 | 9004 | Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen | C | |||||||
9234 | 8552 | Muziek- en balletscholen | B | |||||||
9234.1 | 85521 | Dansscholen | B | |||||||
9251, 9252 | 9101, 9102 | Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. | A | |||||||
926 | 931 | 0 | Zwembaden: overdekt | C | ||||||
926 | 931 | A | Sporthallen | B | ||||||
926 | 931 | B | Bowlingcentra | B | ||||||
926 | 931 | 0 | Schietinrichtingen: | |||||||
926 | 931 | 2 | - binnenbanen: boogbanen | A | ||||||
926 | 931 | F | Sportscholen, gymnastiekzalen | B | ||||||
9271 | 9200 | Casino's | C | |||||||
9272.1 | 92009 | Amusementshallen | B | |||||||
93 | 96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||
9301.3 | 96013 | A | Wasverzendinrichtingen | B | ||||||
9301.3 | 96013 | B | Wasserettes, wassalons | A | ||||||
9302 | 9602 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | A | |||||||
9303 | 9603 | 0 | Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra | A | ||||||
9304 | 9313, 9604 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | B | |||||||
9305 | 9609 | B | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | A |
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Categorie 1 (ondergeschikte horeca)
een inrichting die gericht is op het verstrekken van dranken of etenswaren en die fungeert als aan een hoofdfunctie ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij het vloeroppervlak niet meer dan 20% bedraagt van de hoofdfunctie.
Categorie 2 (logies of zaalaccommodatie)
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van logies of zaalaccommodatie, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals een hotel, een pension, een bed & breakfast of vergader- en congresfaciliteiten.
Categorie 3 (lichte horeca)
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een restaurant, cafetaria/snackbar/afhaalrestaurant, lunchroom of koffie- of theehuis.
Categorie 4 (middelzware horeca)
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een café of eetcafé.
Categorie 5 (zware horeca)
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning door het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met de verstrekking van etenswaren, zoals, een discotheek/bar-dancing/danscafé of een partycentrum.
Bijlage 3 Vastgestelde Hogere Waarden D.d. 5 Maart 2018
Bijlage 4 Geluidregeling Almere Poort
Bijlage 5 Borgingsregels Geluid
Bijlage 6 Lijst Van Parkeernormen
Bijlage 7 Kavelpaspoort Tiny Housing 2016
Bijlage 8 Kavelpaspoort Tiny Housing 2018
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Een Bestemmingsplan
Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden (bestemmingsomschrijving) worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.
1.2 Aanleiding Voor Dit Bestemmingsplan
In artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat een bestemmingsplan binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld. Voor het bestemmingsplan Almere Poort West en Pampushout geldt dat dat de bestaande situatie wordt vastgelegd. Voor de nog te realiseren gebieden geldt in grote lijnen dat de ontwikkeling van het voorgaande bestemmingsplan wordt voortgezet. Het bestemmingsplan heeft mede tot doel om de nog niet gerealiseerde delen mogelijk te maken (of beter gezegd mogelijk te houden).
1.3 Begrenzing Van Het Plangebied
figuur: begrenzing plangebied
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
Bestemmingsplan Almere Poort (2007)
De gemeenteraad heeft op 15 maart 2007 het bestemmingsplan Poort vastgesteld. Eind 2008 is door Gedeputeerde Staten goedkeuring verleend. Dit besluit is bekend gemaakt op 4 februari 2009. Het bestemmingsplan is daags na deze bekendmaking onherroepelijk geworden.
Partiële herziening bestemmingsplan Almere Poort (2011)
In 2009 is een partiële herziening van het bestemmingsplan in procedure gebracht. Deze herziening is op 22 maart 2011 in werking getreden en had voornamelijk betrekking op juridisch technische aspecten.
Concept Uitwerkingsplan
Voor het plangebied Cascadepark West is een concept uitwerkingsplan opgesteld op basis van het vastgestelde Ontwikkelingsplan Cascadepark West. Dit concept uitwerkingsplan is niet in procedure gebracht.
1.5 Leeswijzer
Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte Bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (hoofdstuk 2) worden de Bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende Beleidskader ( hoofdstuk 4) en de Omgevingstoets (hoofdstuk 5 Omgevingstoets). In het hoofdstuk Implementatie (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Inleiding
Algemeen
Het gebied van Almere Poort is al in het Structuurplan voor Almere van 1983 opgenomen als toekomstig stedelijk gebied. In 1999 is voor het plangebied het Structuurplan Almere Poort vastgesteld, dat is overgenomen in het Structuurplan Almere (2003). Vanaf 2005 is de ontwikkelingsstrategie vastgelegd in ondernemingsplannen voor Poort en in 2007 is het Bestemmingsplan Almere Poort vastgesteld. De gebiedsontwikkeling van de verschillende deelgebieden van Poort is uitgewerkt in de ontwikkelingsplannen. De ontwikkeling van Almere Poort maakt ook onderdeel uit van de Rijksstructuurvisie Amsterdam – Almere – Markermeer (RRAAM, 2013), waarin de groei van Almere met 60.000 woningen is voorzien. Eind 2017 heeft de raad van Almere een nieuwe Omgevingsvisie Almere vastgesteld. Hierbij is het Structuurplan Almere (2003), incl. het Structuurplan Almere Poort , ingetrokken.
Almere Poort telt inmiddels ruim 11.500 inwoners en bijna 600 bedrijven. De woonwijken aan de westzijde van het spoor, Europakwartier West, Columbuskwartier en Homeruskwartier, zijn momenteel grotendeels gerealiseerd. Aan de oostzijde van het plangebied loopt de Ecozone Pampus die het Kromslootpark verbindt met Pampushout en verderop de Lepelaars- en Oostvaardersplassen. Deze gebieden en Pampushout 1-3 en Pampushout 2 behoren tot dit bestemmingsplan Poort West en Pampushout.
Onlangs is het nieuwe Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort vastgesteld voor de gebieden Olympiakwartier, Europakwartier Oost, Cascadepark Oost, Middenkant en Lagekant. Met het opstellen hiervan is beoogd een flexibel plan te maken dat ruimte biedt voor organische stedelijke ontwikkeling. Verder is het programma aangepast opdat het aansluit bij de verwachten vraag in de komende jaren.
In Duin zijn woningen gerealiseerd en worden nog nieuwe woningbouwplannen gerealiseerd. In Olympiakwartier West is gestart met de woningbouw. Daarna volgt de bouw in Europakwartier Oost I aan de oostzijde van het spoor. In dit gebied zijn al wel enkele voorzieningen gevestigd, zoals het Topsportcentrum, een zwembad, scholen en het busstation. Op de twee bedrijventerreinen Hogekant en Lagekant hebben zich verschillende bedrijven gevestigd. Het (stadsdeel)centrum van Almere Poort wordt gerealiseerd in Olympiakwartier Oost.
Voor de gebieden Duin en Poort Oost wordt een separaat bestemmingsplan gemaakt, genaamd bestemmingsplan 'Almere Poort Oost en Duin'.
Buitendijks liggen de Marina Muiderzand, drie woontorens genaamd Muiderburgt en het Almeerderstrand en IJmeerstrand. Voor dit gebied wordt ook een apart bestemmingsplan gemaakt. Dit plan heet bestemmingsplan 'Almere Poort Buitendijks'.
Stedenbouwkundige opzet
De stedenbouwkundige hoofdstructuur van Poort bestaat uit een waaierstructuur met een oriëntatie naar de Hollandse Brug. De Hollandse brug vormt daarmee de “poort” van het plangebied. De vanaf de afrit van de brug uitwaaierende (infrastructurele ) lijnen, zoals de Poortdreef, A6 en spoorlijn, zijn aanleiding geweest om het gebied een waaierstructuur te geven. De groenstructuur van het Cascadepark is bepaald door de aanwezigheid van een 'groene lob' met grote zettingsgevoeligheid. Het park en het groen verbindt het bosgebied van de Pampushout met de Ecozone, de Voortuin en het Kromslootpark. In de ontwikkelingsplannen is de stedenbouwkundige opzet en de infrastructuur van de deelgebieden nader uitgewerkt.
2.2 De Deelgebieden Van Almere Poort West En Pampushout
Het plangebied bestaat uit vijf deelgebieden:
- 1. Pampushout;
- 2. Homeruskwartier;
- 3. Columbuskwartier;
- 4. Cascadepark West;
- 5. Europakwartier West.
Hieronder worden de deelgebieden van Almere Poort West en Pampushout beschreven, waarbij ook de nieuwe ontwikkelingen per plangebied worden toegelicht.
2.2.1 Pampushout
2.2.2 Homeruskwartier
2.2.3 Columbuskwartier
2.2.4 Cascadepark West
2.2.5 Europakwartier West
Hoofdstuk 3 Bestemmingen
In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.
3.1 Toelichting Op De Juridische Regeling
Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening. Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.
Opzet van de planregels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:
- in Hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
- Hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
- in Hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen.
Flexibiliteitsbepalingen
In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd. Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming. Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.
3.2 Bestemmingen
In dit hoofdstuk worden de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Voor zover de uitgangspunten voortvloeien uit een beleidsuitspraak of de omgevingsaspecten, is een koppeling naar de bijbehorende paragraaf opgenomen. Via de koppeling onderaan de paragraaf kan worden doorgeklikt naar de planregels. In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
3.2.1 Bedrijf-Nutsvoorziening
Functionele mogelijkheden
De bestemming ‘Bedrijf-Nutsvoorziening’ is toegekend voor het pand van de NUON (Stadsverwarming) aan de Adriaen Blockstraat en voor de locatie in Pampushout. Op deze gronden is uitsluitend een Nutsbedrijf met daarbij behorende voorziening toegestaan.
Bebouwing
De maximale bouwhoogten en bebouwingspercentages zijn conform de huidige vergunde situatie.
In artikel 3 zijn de planregels van de bestemming Bedrijf-Nutsvoorziening opgenomen.
3.2.2 Bos
Functionele mogelijkheden
De bestemming 'Bos' is opgenomen voor het gebied Pampushout gelegen tussen de IJmeerdijk, Goedendreef, de Brikweg en de akkers van Pampus en het bosgebied grenzend aan de Hogering. Pampushout bestaat deels uit de de ecologische verbindingszone, Ecozone Pampus en deels uit overige EHS. In de Wezenlijke kenmerken & Waarden EHS Almere (Arcadis, augustus 2009 i.o.v. provincie Flevoland), waarin de natuurwaarden in de EHS (thans NNN) Almere zijn vastgelegd, èn in de gemeentelijke nota 'Kleur aan Groen' is Pampushout getypeerd als bos. Het kenmerkende gebruik van de bossen bestaat uit natuurbeleving, wandelen, fietsen, natuureducatie, recreatie en cultuur. Binnen de bestemming 'Bos' zijn deze functies mogelijk.
Het gebied tussen het Van Wagtendonkpad en de Godendreef heeft in de nota 'Kleur aan Groen' de aanduiding transformatie naar bebouwd gebied.
De Pampushout is door de provincie Flevoland aangewezen als NNN-gebied (NatuurNetwerkNederland).
Behalve het gebruik voor bos en de inrichting van het bos met fiets- en wandelpaden is het ook mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos-gemengd' bebouwing op te richten ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen (800 m² bvo), kantoor, scouting en horeca uit categorie 3 van Bijlage 2Staat van Horeca-activiteiten(maximaal 1.500 m²), ondergeschikte detailhandel en maximaal twee bedrijfswoningen (2 x 150m2). Deze mogelijke ontwikkeling is opgenomen ten behoeve van Flevolandschap die een bezoekerscentrum met aanvullende voorzieningen in Pampushout wil realiseren. Zie hiervoor hetgeen is opgenomen in 4.1 Bestemmingsomschrijving.
Dit gebied zal worden ontwikkeld door Flevolandschap. Zie ook paragraaf 2.2.1.2 Ontwikkelingen onder 'Pampushout-zuid'. Zij zullen ook zorgdragen voor de noodzakelijk natuur- en boscompensatie.
Verder is er nog een locatie waar opslag mogelijk is. Deze locatie heeft de aanduiding 'opslag' gekregen.
Ruimtereserveringen infrastructuur
Binnen de bestemming 'Bos' zijn verschillende ruimte reserveringen opgenomen. Het gaat om een reservering voor de mogelijk toekomstige aanleg van een tweede verbinding vanuit Flevoland naar Noord-Holland: de IJmeerlijn. Deze reservering is op de verbeelding aangegeven.
Verder is er ruimte nodig voor het doortrekken van de busbaan vanuit Columbuskwartier en Homeruskwartier naar het toekomstig woongebied Pampus. Deze is niet op de verbeelding aangegeven omdat nog te onduidelijk is waar deze verbindingen gaan komen, maar deze zijn op grond van de regels wel mogelijk. Ook is in de regels waaronder het college de bestemming kan wijzigen aangegeven dat rekening dient te worden gehouden met de aanleg van busbanen.
Beide reserveringen zijn ook opgenomen in de Omgevingsvisie die in 2017 door de raad is vastgesteld.
Twee wijzigingsbevoegdheden ten behoeve van de ontwikkeling wonen en bos
- 1. Pampushout 1-3
In artikel 4.6 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten aanzien van het gebied Pampushout 1-3. Omdat Pampushout deel uitmaakt van het NatuurNetwerkNederland gelden voor dit natuurgebied de regels zoals die in de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland zijn opgenomen. Op grond van deze Verordening dient de bestemming te zijn gericht op instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied, kortom een passende bestemming.
Indien er ontwikkelingen zijn kan de begrenzing van dit NatuurNetwerk Nederland –onder voorwaarden- worden aangepast. Uit vooronderzoek is gebleken dat deze herbegrenzing mogelijk is door in andere gedeelten van Pampushout de kwantiteit maar ook de kwaliteit te verbeteren.
Deze herbegrenzing kan echter nu nog niet worden geformaliseerd, maar pas op het moment dat de woningbouw daadwerkelijk aan de orde is. In artikel 4.6 Wijzigingsbevoegdheid-1 zijn de regels opgenomen die het college in acht moet nemen indien de wijziging van de bestemming aan de orde is.
De raad stelt nu de regels vast waaronder het college het bestemmingsplan kan wijzigen. Op dat moment wordt ook de wijziging van het NatuurNetwerkNederland doorgevoerd. Dit laatste betekent dat de dubbelbestemming 'Waarde ecologie' niet nodig is omdat de bestemming Bos al voldoende gericht is instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken van Pampushout.
Amendement ten aanzien van het gebied Pampushout 1-3 bij de gewijzigde vaststelling bestemmingsplan 11 oktober 2018
Bij de gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan heeft de raad van Almere een amendement aanvaard waardoor er een wijziging in artikel 4.6 is doorgevoerd. Aan artikel 4.6 onder c. is een voorwaarde toegevoegd, namelijk: 'dat delen van het bos en groen zodanig worden gesitueerd dat zo veel als mogelijk een aaneengesloten en robuust groen aanzicht vanaf de Godendreef behouden blijft;
Volgens de toelichting heeft dit amendement tot doel de locatie van het gereserveerde bos deel verder vast te leggen en ervoor te zorgen dat het gebied Pampushout 1-3 naast het Homerus- en Columbuskwartier (langs de Godendreef) een robuust groen aanzicht blijft behouden. Met deze wijziging wordt de zeer benodigde uitbreiding van de Almeerse woningvoorraad gecombineerd met de gewenste groene invulling van dit gedeelte in Almere Poort.
De volledige tekst van het amendement is opgenomen in Bijlage 20 Amendement Vastleggen bos en groenPampushout 1-3
- 2. Pampushout 2
Er is een tweede wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de ontwikkeling van Pampshout 2 in artikel 4.7Wijzigingsbevoegdheid-2.
Hiervoor gelden dezelfde voorwaarden voor wijziging als voor Pampushout 1-3.
Bebouwing
Ten behoeve van de realisatie van de gemengde voorzieningen is een bouwvlak aangegeven waarbinnen de deze bebouwing mag worden opgericht.
In artikel 4.2 Bouwregels zijn de bouwregels van de bestemming 'Bos' opgenomen.
3.2.3 Gemengd-1
Functionele mogelijkheden
De bestemming 'Gemengd-1' is voor de kleinschalige bedrijfsunits in de wijk. In deze bedrijfsunits is een combinatie van de volgende functies toegestaan: bedrijven tot en met categorie A van de Staat vanBedrijfsactiviteiten - Functiemenging, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en wonen en ter plaatse van de aanduiding 'kdv' is ook een kinderdagverblijf toegestaan.
Bebouwing
In de bouwregels is aangegeven welke maxima en andere voorwaarden gelden voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In artikel Artikel 5 Gemengd-1 zijn de planregels van de bestemming 'Gemengd-1' opgenomen.
3.2.4 Gemengd-2 (centrum Homeruskwartier)
Functionele mogelijkheden
De voorzieningen fungeren als een buurtwinkelcentrum. Er is plaats voor maximaal één supermarkt van maximaal 1.000 m² verkoopvloeroppervlakte en een aantal aanvullende voorzieningen (detailhandel, horeca, dienstverlening, maatschappelijk e.d.). Deze zijn toegestaan tot en met categorie B van de Staatvan Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Wonen en aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven is ook toegestaan.
Bebouwing
In de bouwregels is aangegeven welke maxima en andere voorwaarden gelden voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In artikel Artikel 6 Gemengd-2 zijn de planregels van de bestemming 'Gemengd-2' opgenomen.
3.2.5 Gemengd-3 (Europalaan)
Functionele mogelijkheden
Aan weerszijden van de Europalaan zijn in de plint diverse voorzieningen aanwezig. Boven de voorzieningen wordt gewoond. Er is plaats voor maximaal één supermarkt van maximaal 1.500 m² bedrijfsvloeroppervlakte en een aantal aanvullende voorzieningen (detailhandel, horeca (max 200m² bvo per vestiging), dienstverlening, maatschappelijk e.d.). Deze zijn toegestaan tot en met categorie B van de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging.
De voorzieningen zijn in principe alleen in de plint toegestaan. Behalve ter plaatse van het gezondheidscentrum.
Bebouwing
In de bouwregels is aangegeven welke maxima en andere voorwaarden gelden voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.6 Gemengd-4 (Strook Zicht op Duin)
In de strook Zich op Duin in het Columbuskwartier zijn een aantal voorzieningen aanwezig. O.a. is er een supermarkt van maximaal 1500m² vvo. Boven deze voorziening wordt gewoond. Op de kavels bij het warmteoverdrachtstation van NUON is vestiging van bedrijven, dienstverlening en kantoren of maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Op één van de kavels is een tijdelijk eschool
Bebouwing
In de bouwregels is aangegeven welke maxima en andere voorwaarden gelden voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In artikel 8 zijn de planregels van de bestemming Gemengd-4 opgenomen.
3.2.7 Groen - 1
Functionele mogelijkheden
De bestemming 'Groen -1' is alleen toegewezen aan de structurele groengebieden in dit plan. Binnen deze bestemming zijn ten behoeve van de openbare inrichting meerdere bouwwerken toegestaan, zoals bruggen, sluizen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, maar ook verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden. Het is belangrijk dat gronden met een groenbestemming ook, indien nodig, voor waterberging gebruikt kunnen worden. Daarom is deze functie aan de bestemming toegevoegd. Verder is het mede op grond van de gemeentelijke Sportnota (zie bijlage 1 beleidskader, paragraaf 3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur) wenselijk dat bewoners dichtbij huis laagdrempelige sportmogelijkheden hebben. In de bestemmingsomschrijving is dan ook opgenomen dat het plaatsen van sport- en speelvoorzieningen (alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde) is toegestaan.
Bebouwing
Binnen de bestemming 'Groen -1' zijn alleen bouwwerken toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen en bouwwerken geen gebouw zijnde. Ten behoeve van nutsvoorzieningen is een gebouw toegestaan met een oppervlakte van maximaal 25m2 en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter. Met een afwijkingsbevoegdheid kan er een groter gebouw gerealiseerd worden. Artikel 8.3 bevat een afwijkingsbevoegdheid om onder voorwaarden een jongerenontmoetingsplaats (= JOP) te kunnen realiseren. Voorwaarde is bijvoorbeeld dat de afstand van de JOP (bouwwerk) tot aan de woonbestemming (grens van het bestemmingsvlak) minimaal 50m bedraagt.
In artikel 9 zijn de planregels voor de bestemming 'Groen -1' opgenomen.
3.2.8 Groen - 2
De bestemming Groen -2 is van toepassing op twee gedeelten in het bestemmingsplan waar scheepswrakken zijn gelegen.
De ligging van deze scheepswrakken is hieronder aangegeven:
Deze vindplaatsen zijn op basis van de Monumentenwet 1988 beschermd en hoeven in het bestemmingsplan niet te worden voorzien van een beschermende regeling.
De vindplaatsen hebben de bestemming Groen -2, waarbij is aangegeven dat ze tevens bestemd zijn voor archeologisch waardevol terrein.
Zie voor verdere toelichting in paragraaf 5.12 Archeologie en cultuurhistorie.
Bebouwing
Op deze locaties zijn geen gebouwen toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan voorzover ze ten behoeve van de bestemmingsomschrijving die is opgenomen in lid 10.1 worden opgericht.
3.2.9 Groen-Recreactie (Cascadepark West)
De bestemming 'Groen-Recreatie' is opgenomen voor Cascadepark West. Naast ruimte voor recreatie is er in het Cascadepark ook ruimte voor de bouw van (maatschappelijke)voorzieningen, horeca, cultuur en ontspanning, sport, kleinschalige kantoren, ambachtelijke bedrijven en woningen.
Functionele mogelijkheden
Wonen
In het Cascadepark zijn locaties voor woningbouw opgenomen (in totaal maximaal 300 woningen). De mogelijkheden voor woningbouw zijn opgenomen in het vastgestelde ontwikkelingsplan. Op de locatie Achillesveld zijn appartementengebouwen in aanbouw. In het noordelijke gedeelte van het park is een zone voor urban villa's en een woontoren voorzien. De definitieve invulling hiervan is nu nog onbekend.
Voorzieningen, kantoren en bedrijven
Het Cascadepark West heeft twee gerealiseerde paviljoens: het Klokhuis en het kinderdagverblijf. Het kinderdagverblijf heeft de aanduiding 'kinderdagverblijf'. Er is nog ruimte voor zes paviljoens. In de paviljoens kunnen diverse funties gerealiseerd worden. Het gaat om: maatschappelijke voorzieningen, sport, cultuur & ontspanning, ambachtelijke bedrijven, dienstverlening, kantoren en horeca uit categorie 1 en 3 van Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten. In het park zijn diverse mogelijkheden voor recreatie, sport en spelen. In 2014 is de playground geopend. De playground biedt ruimte voor voetbal, basketbal, tennis en atletiek en heeft een multifunctioneel speelveld om andere sporten op te beoefenen. Op de playground zijn ook speeltoestellen geplaatst voor de kleinere kinderen. Bij de playground is een klein amfitheater gerealiseerd waar kleine openluchtvoorstellingen kunnen worden gehouden. In het Cascadepark is een labyrint aangelegd. De vorm is geïnspireerd op het Labyrint van Chartres. Door de combinatie met een moestuin is een uniek ontwerp ontstaan. De scheiding tussen de paden wordt gevormd door moestuinbedden. Door de bewoners in samenwerking met de gemeente is een rozentuin aangelegd.
Bebouwing
De aanwezige bebouwing, het kinderdagverblijf en het Klokhuis, hebben een bouwvlak gekregen. Voor de nog te realiseren woningen en voorzieningen is een tabel opgenomen in de regels. In het gebied mogen maximaal 300 woningen worden geraliseerd. De bouwhoogte van de appartementen Archillesveld hebben een maximale bouwhoogte van 21 meter. De urban villa's hebben een maximale bouwhoogte van 12 meter. Voor de woontoren is een maximale bouwhoogte van 60 meter opgenomen. Voor de voorzieningen, kantoren en bedrijven is in de regels een tabel opgenomen waarin staat aangegeven welke voorzieningen mogelijk zijn met het maximale m² per voorziening. De voorzieningen kunnen met elkaar uitgewisseld worden. De maximale bouwhoogte bedraagt 10 meter.
In artikel Artikel 11 Groen-Recreatie zijn de planregels van de bestemming Groen-Recreatie opgenomen.
3.2.10 Maatschappelijk
Functionele mogelijkheden
De bestemming maatschappelijk is opgenomen voor onder andere schoolgebouwen.
Bebouwing
Bebouwing is toegestaan binnen het bouwvlak.
In artikel 12 zijn de planregels van de bestemming 'Maatschappelijk' opgenomen.
3.2.11 Verkeer
Functionele mogelijkheden
Voor wegen die primair bedoeld zijn voor de afwikkeling van het (auto)verkeer is de bestemming 'Verkeer' opgenomen. Binnen deze bestemming is de aanleg van wegen, busbanen, fiets- en voetpaden en bermen toegestaan. Deze globale bestemming biedt flexibiliteit ten aanzien van de inrichting van de verkeersgebieden. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals (ondergrondse) parkeervoorzieningen, haltevoorzieningen, fietsenstallingen en geluidwerende voorzieningen. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals groenvoorzieningen, kunstobjecten en water.
Bebouwing
In de bouwregels zijn mogelijkheden opgenomen voor het oprichten van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter een een oppervlakte van maximaal 25 m². Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erfafscheidingen, kunstobjecten en geluidwerende voorzieningen is een maximum maatvoering opgenomen. Voor de realisatie van een groter nutsgebouw is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Nutsgebouwen mogen een maximum bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 50 m² hebben.
In artikel 13 zijn de planregels van de bestemming 'Verkeer' opgenomen.
3.2.12 Verkeer- Railverkeer
Functionele mogelijkheden
Deze bestemming is opgenomen voor het gedeelte van de Flevolijn die grenzen aan de beheerverordening zodat de spoorzone van de Flevolijn overal een breedte heeft van 50 meter om toekomstige verdubbeling van de Flevolijn mogelijk te maken. Hier is spoorwegverkeer maar ook andere functies zoals wegen, busbanen, fiets- en voetpaden, waterwegen zijn toegestaan;
Bebouwing
Er zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de Flevolijn. Ook zijn er geluidschermen toegestaan tot een hoogte van 10 meter.
In artikel 14 zijn de planregels van de bestemming Verkeer - Railverkeer opgenomen.
3.2.13 Verkeer-Verblijfsgebied
Functionele mogelijkheden
Voor straten die naast een verkeersfunctie ook een verblijfsfunctie hebben, is de bestemming 'Verkeer -verblijfsgebied' opgenomen. Binnen deze bestemming is de aanleg van wegen, fiets- en voetpaden en bermen toegestaan. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals groenvoorzieningen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en fietsenstallingen. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals straatmeubilair, voorzieningen voor (ondergrondse) afvalinzameling, geluidwerende voorzieningen, reclameobjecten en water. Deze globale bestemming biedt flexibiliteit ten aanzien van de inrichting van de verkeers- en verblijfsgebieden. Almere wil zoals beschreven in de Sportnota (Bijlage 1 Beleidskader bij paragraaf 3.6) laagdrempelige sportmogelijkheden dichtbij huis. Daartoe is in de bestemmingsomschrijving de mogelijkheid voor sport- en speelvoorzieningen (uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde) opgenomen.
Bebouwing
Op de gronden met de bestemming 'Verkeer - verblijfsgebied' mogen geen gebouwen worden gebouwd, behalve ten behoeve van nutsvoorzieningen en via afwijking een jongerenontmoetingsplaats (JOP). Voor het toepassen van de afwijkingsmogelijkheid moet aan een aantal voorwaarden zijn voldoen. De afstand van de JOP (bouwwerk) tot aan de woonbestemming (grens van het bestemmingsvlak) moet bijvoorbeeld minimaal 50 m bedragen. Binnen de bestemming zijn gebouwen voor nutsvoorzieningen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 3,5 meter en een oppervlakte van maximaal 25 m². Overige bouwwerken zoals terras-, erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten zijn ook toegestaan, maar zijn wel gebonden aan een maximum maatvoering.
In artikel 15 zijn de planregels van de bestemming 'Verkeer - verblijfsgebied' opgenomen.
3.2.14 Water
Functionele mogelijkheden
In het plangebied ligt een aantal waterlopen die van ruimtelijk belang zijn, omdat ze deel uitmaken van het hoofdwatersysteem van Almere. Het betreft alle waterpartijen, grachten en sloten.
Zie voor de wettelijke verplichte watertoets hoofdstuk 5.10 Waterparagraaf.
Bebouwing
Binnen de bestemming water zijn aanlegsteigers toegelaten ten behoeve van woningen die aan het water liggen. Verder zijn er alleen functioneel bij water behorende bouwwerken zoals bruggen, sluizen, keermuren, gemalen, duikers en strekdammen.
In artikel 16 zijn de planregels van de bestemming 'Water' opgenomen.
3.2.15 Wonen
Functionele mogelijkheden
De bestemmingen Wonen - 1 en Wonen - 2 zijn van toepassing op gerealiseerde woonbebouwing, danwel woonbebouwing waarvoor een omgevingsvergunning is verleend..
De bestemming Wonen - 1 is opgenomen voor rijtjes- en geschakelde woningen en gestapelde woningen. Hier zijn bouwvlakken aangegeven waarbinnen de bebouwing moet plaatsvinden.
De bestemming Wonen - 2 is opgenomen voor vrijstaande woningen. Hier zijn geen bouwvlakken opgenomen maar geldt dat maximaal 50% van de kavel mag worden bebouwd.
Daarnaast is de bestemming Woongebied opgenomen voor die delen van Poort West en Pampushout die nog niet bebouwd zijn. Het is een globale bestemming op grond waarvan deze delen kunnen worden ontwikkeld. In de globale bestemming zijn ook de verkeersverbindingen opgenomen onder voorwaarde dat deze niet meer dan 2 rijstroken hebben, inclusief de verblijfsgebieden, groen met bijbehorende inrichting en water.
De besteming Woongebied is ook opgenomen voor het gebied in Homeruskwartier waar Tiny Housing is gerealiseerd. Hier gelden afwijkende bouwregels zoals die zijn opgenomen in het voor de gebied opgestelde Kavelpaspoorten uit 2016 en 2018. Binnen de bestemming Woongebied zijn hiervoor Specifieke bouwregels opgenomen met een verwijzing naar Bijlage 7 Kavelpaspoort Tiny Housing 2016 en Bijlage 8 Kavelpaspoort Tiny Housing 2018.
Geluidregeling
In de verschillende woonbestemmingen is in de regels opgenomen dat de gevelbelasting van de geluidgevoelige bestemmingen moet voldoen aan de Wet Geluidhinder, dat wil zeggen dat de geluidbelasting moet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde dan wel aan de afgegeven gebiedsgerichte hogere waarden met de daaraan gekoppelde voorwaarde. Deze voorwaarden zijn in Bijlage 4Geluidregeling Almere Poort en Bijlage 5 Borgingsregels geluid bij de regels opgenomen.
Binnen de woonbestemming is volgens de bestemmingsomschrijving de functie wonen toegestaan en niet een of meer woning(en).
Een woning is volgens de begripsbepalingen: een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm. Als slechts woningen zouden zijn toegestaan binnen de bestemming, zijn alleen gebouwen bestemd voor één huishouden toegestaan.
Dit is niet wenselijk, omdat ook appartementencomplexen of meergezinshuizen (gebouw met meerdere huishoudens) mogelijk moeten zijn. Binnen een bestemmingsvlak 'wonen' geldt daarom geen beperking voor het aantal woningen (gebouw bestemd voor één huishouden), tenzij anders aangegeven.
Wat valt onder de bestemming 'wonen'?
Voor 'wonen' is geen specifieke definitie opgenomen in de begripsbepalingen. Reden is dat de definitie wonen in de rechtspraak steeds weer anders wordt opgevat. Daardoor kan in dit plan met de laatste stand van de jurisprudentie rekening gehouden worden. Onder wonen wordt volgens de huidige vaste jurisprudentie verstaan: het wonen in een normaal gezinsverband (ouders met kinderen). Maar ook minder traditionele woonvormen passen volgens de huidige veranderde maatschappelijke inzichten binnen de woonbestemming. Dan moet wel sprake zijn van 'nagenoeg zelfstandig wonen waarin een met een gezinsverband vergelijkbaar huishouden wordt gevoerd en de nadruk op wonen ligt en niet op andere functies zoals werk of zorg'. Het gaat er om dat de belangrijkste activiteit zelfstandig wonen is en eventuele behandeling, zorg of werk daaraan ondersteunend is. Aandachtspunten bij het bepalen of een bepaald gebruik onder de woonbestemming vallen zijn:
- Mate van verbondenheid van de bewoners: gemeenschappelijke ruimten en taken, eigen kamer;
- Verblijf: verplicht of vrijwillig, doel is verzorgen of voorbereiden op zelfstandigheid;
- Mate van begeleiding/zorg: continu, op afroep, intensiviteit, verplicht;
- Relatie zorg en wonen: los van elkaar te halen of niet;
- Bestendigheid van het wonen: vaste of wisselende samenstelling van bewoners, langdurig of onbepaald;
- Wijze van wonen: in een familiesfeer of vergelijkbaar daarmee;
- Het hebben van een stoornis of een zorgindicatie is niet beslissend.
Een gebouw waarin acht jongeren met psychische problemen vrijwillig wonen zonder permanente begeleiding, die beschikken over een gemeenschappelijke woonkamer/ keuken en huishoudelijke taken hebben en verbonden zijn met elkaar door hun problemen, is passend in de woonbestemming, omdat dit een met in gezinsverband wonen vergelijkbare situatie is en dus is sprake van nagenoeg zelfstandig wonen (ECLI:NL:RVS:2011:BR5681). Ook het gebruik door twee volwassenen en acht (pleeg)kinderen viel onder de woonbestemming, want dit was in de familiesfeer en er is sprake van één gezamenlijk huishouden (ECLI:NL:RBNHO:2013:CA0338). Dat deze kinderen een AWBZ-indicatie hebben, is niet doorslaggevend. Het wonen in een woning door drie personen met een TBS-status die uitbehandeld zijn, maar worden voorbereid op terugkeer in de maatschappij, valt ook onder wonen: gebruik is niet wezenlijk anders dan een normaal gezin en er is geen voortdurend toezicht (ECLI:NL:RBROE:2006:AW2500). Het bovenstaande betekent dat het gebruik van woningen door bewoners die enige zorg krijgen ter ondersteuning van het zelfstandig wonen in veel gevallen past binnen de woonbestemming. Daarvoor is geen aparte bestemming of afwijking van het bestemming nodig. Dan moet wel sprake zijn van nagenoeg zelfstandige bewoning waarbij de situatie vergelijkbaar is met een in gezinsverband wijze van wonen.
Niet onder de woonbestemming valt een complex met woningen voor mensen met een CZ-indicatie (ECLI:NL:RVS:2012:BV8034), waarbij sprake is van voortdurend toezicht, ieder een eigen appartement heeft met voorzieningen en een eigen af te sluiten deur, zodat wonen en zorg niet los van elkaar gezien kunnen worden. Het wonen in een complex van 19 appartementen door senioren met een kleinschalige gemeenschappelijke woonkamer en keuken is geen wonen: de ruimten zijn te klein om te kunnen spreken van een met in een gezinsverband vergelijkbare wijze van wonen met een zekere mate van verbondenheid (ECLI:NL:RBGEL:2016:2890). Kamerbewoning door negen studenten of arbeiders valt niet onder wonen, want dit is tijdelijk verblijf en geen met een in gezinsverband wonen vergelijkbare situatie (ECLI:NL:RVS:2009:BI8471 en ECLI:NL:RBUTR:2010:BL9734). Ook een huis waarin alleen dagopvang plaatsvindt, valt niet onder wonen.
Als gevolg van nieuwe rechterlijke uitspraken kunnen deze opvattingen wijzigen. Geadviseerd wordt daarom steeds de laatste jurisprudentie te raadplegen, voordat bepaald wordt of een bepaald gebruik wel of niet onder de woonbestemming valt.
Werken binnen de bestemming wonen
De maatschappij wijzigt continu, waaronder ook de manier van werken. Was het vroeger gebruikelijk om naar een kantoor of bedrijf te gaan om te gaan werken (scheiding van functies), is er naar de huidige maatschappelijke inzichten meer behoefte aan flexibiliteit en thuiswerken (functiemenging). Redenen voor deze verschuiving zijn de betere communicatiemiddelen (mobiel, internet), fileproblemen, meer tweeverdieners en de meer flexibele combinatie van werken en zorg voor het gezin. Almere wil hierin meegaan en ruimte bieden aan het uitoefenen van een beroep of bedrijf in de eigen woning, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. De ambitie is om Almere te ontwikkelen tot een aantrekkelijke, vitale stad met voldoende werkgelegenheid voor alle inwoners, met krachtige economische activiteiten en ontwikkelingsruimte voor nieuwe initiatieven. Bedrijvigheid aan huis levert ook een bijdrage aan de leefbaarheid in een woonomgeving. Beroepen en bedrijven aan huis kunnen in twee categorieën worden onderverdeeld.
Vrije beroepen
Volgens vaste jurisprudentie is het uitoefenen van vrije beroepen in een woning in overeenstemming met de bestemming "Wonen". Dit is dus bij recht toegestaan, zodat een afwijkingsprocedure niet nodig is. Reden is dat het uitoefenen van een vrij beroep in een woning niet ongebruikelijk is en dat daardoor aan het woonkarakter geen afbreuk wordt gedaan, zolang de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt, dat wil zeggen dat de woning voor minimaal 2/3 deel voor wonen wordt gebruikt en dus maximaal 1/3 voor het beroepsmatig gebruik. Het gaat om de traditionele beroepspraktijken aan huis: dienstverlening, geleverd door professionals met een academische of vergelijkbare hogere beroepsopleiding, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts, een dierenarts, makelaar, accountant of psycholoog. De in de bestemming "Wonen" opgenomen bouwmogelijkheden zijn ook van toepassing bij het bouwen ten behoeve van een vrij beroep.
Aan-huis-verbonden-beroep en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn volgens vaste jurisprudentie niet gelijk te stellen met vrije beroepen. Gelet op de inleiding hierboven zijn ook deze activiteiten tot een bepaalde omvang passend binnen de woonbestemming. Bepalend is in hoeverre een beroep of bedrijf aan huis nog te rijmen valt met de woonfunctie. Daarbij is de ruimtelijke uitstraling van dat gebruik van belang gelet op de aard, omvang en intensiteit van dat gebruik. In de begripsbepalingen van de planregels is opgenomen dat bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis de woonfunctie primair moet blijven en de ruimtelijke uitstraling van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in overeenstemming dient te zijn met die woonfunctie. Verder is in de planregels opgenomen dat de omvang van het beroep of bedrijf is beperkt tot maximaal 33% van het oppervlak van de woning (net als bij een vrij beroep), moet er zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid en dient het beroep of bedrijf door de bewoner van die woning te worden uitgeoefend. Bepaalde vormen van beroep of bedrijf die niet passend zijn binnen de woonbestemming zijn expliciet uitgesloten in de planregels: horeca, catering, seksinrichtingen en munitie- of vuurwerkopslag. Onder deze concrete voorwaarden is het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis ruimtelijk aanvaardbaar en passend binnen de woonbestemming. Deze voorwaarden waarborgen namelijk het kleinschalig houden van deze activiteiten (ondergeschikt aan de woonfunctie en geen overlast voor de omgeving), zodat deze verenigbaar zijn in een woonmilieu. Met een omgevingsvergunning binnenplanse afwijking bestemmingsplan kan meegewerkt worden aan een verruiming van het oppervlak voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis tot maximaal 50%, mits dit niet leidt tot afbreuk van het woonkarakter in de buurt en er geen nadelige invloed is op de normale afwikkeling van het verkeer.
In de onderstaande niet-limitatieve lijst is een aantal voorbeelden van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis opgesomd, waaraan kan worden gedacht:
Omschrijving | Voorwaarden/toelichting |
Vrije beroepen | bijv. Notaris, huisarts, tandarts, accountant |
Uitgeverijen | Kantoren |
Grafische afwerking | |
Reproductiebedrijven opgenomen media | |
Vervaardiging van sieraden e.d. | |
Reparatie t.b.v. particulieren | bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder |
Reisorganisaties | |
Verzekeringsbedrijf/kantoor | |
Verhuur van en handel in onroerend goed | |
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. | |
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | |
Hoveniersbedrijven | Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn |
Meubel- en woningstoffeerderijen | |
Cursussen | |
Workshops | |
Internetbedrijven / e-commerce | Max 25 m² verkoopvloeroppervlakte verkoop aan huis c.q. afhaalpunt |
Kantoor algemeen | |
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures | |
Bed&breakfast | Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een woning door reizigers/vakantiegangers, waarbij eventueel ook ontbijt mogelijk is. Er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel. De eigenaar/exploitant moet er ook blijven wonen. |
Gastouderschap, niet zijnde kinderdagverblijven | Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie |
Wassalons en wasserettes | Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en afleverenc van kleding |
Kappers | |
Detailhandel | Maximaal 25 m² verkoopvloeroppervlakte |
Buiten de hierboven genoemde gevallen | Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten |
Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn onder voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels van de bestemmingen 'Wonen-1 en Wonen-2' (zie artikelen 17.3 Specifieke gebruiksregels en 18.3 Specifieke gebruiksregels).
Parkeren
In bestemmingsplannen moeten voortaan ook parkeernormen worden opgenomen. In de meeste gemeenten is de parkeerregeling nu opgenomen in de bouwverordening. In de Reparatiewet BZK is bepaald dat de bouwverordening geen stedenbouwkundige voorschriften – waaronder voorschriften mbt parkeren – meer mag bevatten. Voor bestaande bestemmingsplannen geldt een overgangstermijn tot 1 juli 2018. Voor nieuwe bestemmingsplannen vervalt de parkeerbepaling uit de bouwverordening na vaststelling.
De parkeervoorschriften uit de kavelpaspoorten over het realiseren en instandhouden van één of meer parkeerplaatsen op eigen terrein zijn verwerkt in dit bestemmingsplan. De kavelpaspoorten spreekt over 3 varianten te weten: parkeren op eigen terrein, 1 parkeerplaats op eigen terrein en twee parkeerplaatsen op eigen terrein. Om te voorkomen dat het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein vermindert, en daarmee de druk op de openbare ruimte toeneemt, is bepaald dat het aantal voorgeschreven parkeerplaatsen uit de kavelpaspoorten in stand dient te worden gehouden.
Bebouwing
Bij de toegestane bebouwing van de diverse woonbebouwing is zoveel mogelijk rekening gehouden met de bouwregels zoals deze zijn opgenomen in afgegeven kavelpaspoorten. Verder is aansluiting gezocht maar de standaard bouwregels zoals ze voor de Almeerse bestemmingsplannen gelden.
Afwijkingen
Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het voorschrift dat op eigen terrein moet worden geparkeerd.
In de artikelen Artikel 17 Wonen - 1, Artikel 18 Wonen - 2 en Artikel 19 Woongebied zijn de planregels met betrekking tot verschillende woonbestemmingen opgenomen.
3.3 Dubbelbestemmingen En Gebiedsaanduidingen
Daar waar meerdere functies aanwezig zijn of verbijzondering van de juridische regeling noodzakelijk is, wordt (overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) gewerkt met dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen. In het bestemmingsplan zijn de volgende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen opgenomen:
3.3.1 Dubbelbestemmingen
3.3.2 Gebiedsaanduidingen
3.4 Overige Regels
3.4.1 Inleidende regels
Begripsbepalingen
In hoofdstuk 1 Inleidende regels zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt.
Wijze van meten
In artikel 2 is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwwerk moet worden gemeten.
3.4.2 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
In artikel 24 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.
Overschrijding grenzen
In artikel 25.1 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.
Ondergeschikte bouwonderdelen op daken
In artikel 25.2 is een regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.
Gebruiksregels
In artikel 26 staan de algemene gebruiksregels. In lid 26.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming.
Afwijkingsregels
In artikel 28 zijn afwijkingsregels opgenomen. Er kan worden afgeweken van de regels voor:
- het afwijken van maten (maximaal 10 %);
- het overschrijden van bouwgrenzen (maximaal 3 meter en het bouwvlak maximaal 10% groter);
- het oprichten van ondergrondse pompgemalen voor riooltransportleidingen;
- het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen met een lagere bouwhoogte of een lager bebouwingspercentage dan is voorgeschreven;
- het oprichten van kleinschalige windmolens op of aan het hoofdgebouw.
De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
De kleinschalige windmolens zijn te beschouwen als 'overige functioneel met de bestemming verbonden voorzieningen'.
Voor het toestaan van dergelijke windmolens moet worden voldaan aan de volgende randvoorwaarden:
- de windmolens mogen op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd:
- de maximum bouwhoogte voor hoofdgebouwen mag met maximaal 3 meter worden overschreden;
- de rotordiameter van de windmolens mag maximaal 2 meter bedragen.
Voor horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in de onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter wordt gemeten.
HAT VAT
Wijzigingsregels
In artikel 29 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgmeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag, indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein. Verder kan de Lijst van parkeernormen worden gewijzigd indien ontwikkelingen op parkeergebied daartoe aanleiding geven.
3.4.3 Overgangs- en slotregels
In artikel 31 is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. In artikel 32 is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskaders
4.1 Beleidskader
Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In de onderstaande tabel staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader. In deze bijlage worden ook beleidsnota's beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden. Deze nota's zijn daarom niet in de tabel opgenomen.
Beleidsdocument | Beleidsuitgangspunt | Vertaling in het bestemmingsplan | ||
Rijksbeleid | ||||
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) | Drievoudige schaalsprong in het gebied Amsterdam - Almere - Markermeer (woningbouw, infrastructuur en groen/blauw) | Het bestemmingsplan geeft mede uitvoering aan de schaalsprong Amsterdam – Almere – Markermeer; biedt ruimte voor de opgenomen woningbouw. | ||
Ladder voor duurzame verstedelijking | De bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan waren grotendeels reeds opgenomen in het Bestemmingsplan Almere Poort (2007); behoefte wordt in toelichting onderbouwd; hiermee is bestemmingsplan in overeenstemming met Ladder voor duurzame verstedelijking. | |||
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012) Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (2012) | Radarverstoringsgebieden | Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines. Kleinschalige windmolens op gebouwen via afwijking voorwaarden toestaan. | ||
RAAM-brief | Schaalsprong Almere | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de RAAM-brief. | ||
Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (2013) Bestuursovereenkomst RRAAM (2013) Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2) | Het toekomstperspectief voor Almere is een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en een forse groei van het aantal arbeidsplaatsen. De ambitie is 100.000 arbeidsplaatsen. Een adaptieve aanpak staat centraal: vraagafhankelijk realiseren van woningen, infrastructuur, economische activiteiten en voorzieningen. | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Rijksstructuurvisie en geeft hier mede uitvoering aan. | ||
Structuurvisie Randstad 2040 (2010) | Randstad in 2040 een duurzame en concurrerende Europese topregio | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Structuurvisie Randstad 2040. | ||
Nationaal Waterplan 2016-2021 (2015) | Robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem. | Grote waterpartijen bestemmen voor water en waterberging. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterplan 2016-2021. | ||
Erfgoedwet | Beschermen van archeologische waarden | Opnemen van een dubbelbestemming voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde, die nog niet rechtstreeks via de Monumentenwet worden beschermd. | ||
Provinciaal en regionaal beleid | ||||
Omgevingsplan Flevoland (2006) | Provinciaal integraal omgevingsbeleid tot 2015 met doorkijk tot 2030; ruimte voor groei met 70.000 woningen in Almere tussen 2010 en 2030. Almere Poort behoort tot het stedelijk gebied in 2015. | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Omgevingsplan Flevoland. | ||
Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland (2012) | Provinciale verordening m.b.t. de fysieke leefomgeving | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland. | ||
Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 en Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (2011) | Bij vestiging van bedrijven(terreinen) streven zodanige verdeling dat optimale bijdrage wordt geleverd aan vitaliteit van de steden. Per type werklocaties gelden specifieke vestigingsvoorwaarden. | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 en de Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied. | ||
RO visie werklocaties Flevoland | Het doel van de visie is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties zodat het aanbod passend is bij de behoefte en regionaal is afgestemd. Het maatschappelijk effect dat de provincie daarmee wil bereiken is slim en zuinig ruimtegebruik. | Hogekant en Lagekant zijn werkmilieus, regulier bedrijventerrein. | ||
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008) | Archeologisch aandachtsgebied; beschermen van archeologische waarden. | Opnemen van een dubbel- bestemming voor archeologisch waardevolle gebieden. | ||
Waterbeheerplan 2016-2021 (2015) | Ruimte voor water en aandacht voor veiligheid | Voor het bestemmingsplan is een watertoets gedaan. | ||
Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht Eindbalans 2015-2030 (2009) | Tekort aan ruimte voor woningen. Ruimte bieden aan de opgave om 15.000 woningen te bouwen. | Het bestemmingsplan biedt mede ruimte voor de bouw van woningen voor de woonbehoefte vanuit Utrecht. | ||
Gemeentelijk beleid | ||||
Ruimtelijke ontwikkeling | ||||
Almere Principles (2009) | Zeven stelregels voor een duurzame stadsontwikkeling: 1. Koester diversiteit 2. Verbind plaats en context 3. Combineer stad en natuur 4. Anticipeer op verandering 5. Blijf innoveren 6. Ontwerp gezonde systemen 7. Mensen maken de stad | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Almere Principles. | ||
Omgevingsvisie Almere (2017) | De visie gaat uit van behoud van de moderne tuinstad met stadsdelen in groen-blauw netwerk maar wil ook uitdagingen aangaan op basis van 2 principes: organische groei en adaptief beleid. Er zijn vier uitgangspunten: 1. ontwikkel en onderhoud het goede. 2. naar een growing green city. 3. onderscheidende positie in metropolitaan netwerk. 4. uitnodiging aan iedereen om met goede intiatieven te komen die passen binnen de ruimtelijke hoofdstructuur: polderlaag (water, cultuurhistorie, natuur), netwerklaag (infrastructuur, duurzame energie) en stedelijke laag (wonen, werken, voorzieningen. Hierbij moet met diverse reserveringen rekening worden gehouden. | Het bestemmingsplan past in deze visie. Het voorziet in woningbouw waardoor aan de groeiende woningbehoefte recht wordt gedaan. Bovendien is functiemenging mogelijk en wordt rekening gehouden met de reservering voor de IJmeerlijn. Het groen-blauwe netwerk blijft gehandhaafd al zijn daarin met respect daarvoor wel ontwikkelingen mogelijk. | ||
Energie Werkt! (2015) | Energieneutraliteit in Almere in 2022 door middel van 5 werklijnen | Binnen het plangebied zijn stadsverwarming, zonnepanelen, zonnecollectoren en kleine windmolens op of aan gebouwen (via afwijking) mogelijk. | ||
Woonvisie Almere 2.0 (2009) | Gemeentelijk woonbeleid; zet in op vijf ambities: 1. wonen is betaalbaar en toegankelijk voor iedereen; uitgangspunt (min.) 30% sociale woningbouw per stadsdeel. 2. Almere wordt gedifferentieerde en complete stad door toevoeging van nieuwe woon- en werkmilieus. 3. Almere is zorgzame en leefbare stad met de mogelijkheid om zelfstandig te wonen en als dat niet meer lukt woon-/zorgvoorzieningen. 4. De eindgebruiker staat centraal: doelstelling (min.) 30% particulier opdrachtgeverschap. 5. Almere wordt proeftuin voor duurzaamheid; bij ontwikkeling, bij beheer en bij groenblauw.. | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Woonvisie Almere 2.0. | ||
Ontwikkelingsplan Homeruskwartier (2007) | Ruimtelijke uitwerking voor de gebiedsontwikkeling in Homeruskwartier | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Ontwikkelingsplan Homeruskwartier en Ondernemingsplannen Poort 2009/2012. | ||
Ontwikkelingsplan Cascadepark West (2007) | Ruimtelijke uitwerking voor de gebiedsontwikkeling in Cascadepark West | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Ontwikkelingsplan Cascadepark West en Ondernemingsplannen Poort 2009/2012. | ||
Ondernemingsplannen Poort 2009 / 2012 | Ontwikkelingsstrategie, programma en ruimtelijk beleid voor Almere Poort | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Ondernemingsplannen voor Poort en betreffende ontwikkelingsplannen. | ||
Kadernota grondbeleid (2009) | In de nota zijn de doelen van het grondbeleid beschreven en een repertoire aan beleidsinstrumenten, bestaande uit verwervingsbeleid, kostenverhaal, kostenverevening en grondprijs- uitgiftebeleid. | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kadernota Grondbeleid | ||
Welstandsnota Almere 2014 (2015) | Woongebieden en bedrijfsterreinen zijn welstandsvrij geworden. Welstandstoezicht voor: - het groenblauwe raamwerk - de hoofdstructuur - de centrumgebieden - bijzondere gebieden - reclame. | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Welstandsnota Almere 2014. | ||
Beleidsnota kleine bouw 2008 (2010) | Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis | Toetsingskader uit de nota overnemen voor de functie wonen. | ||
Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999) | Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nota Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet. | ||
Beleidslijn tuinvergrotingen 2012 (2013) | Uitgeven van gronden waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten. | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Beleidslijn tuinvergrotingen. | ||
Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013) | Regels voor vaste ligplaatsen, plaatsen voor recreatievaartuigen en afmeer- en particuliere oevers. | Binnen de bestemming 'Water' geen mogelijkheid opnemen voor ligplaatsen voor woonschepen; wel voor aanleggelegenheid. | ||
Prostitutiebeleid Almere (2000) | Vestigingsbeleid seksinrichtingen | Opnemen van een verbodsbepaling voor seksinrichtingen in hde gebieden van Poort. | ||
Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (2012) | Poort komt niet voor in het Vestigingsbeleid coffeeshops | In Poort is de vestiging van coffeeshopniet toegestaan. | ||
Nota bedrijfswoningen in het buitengebied en groene stedelijke gebieden (2000) | Gemeentelijk beleid over de vestiging van bedrijfswoningen in het buitengebied en groene stedelijke gebieden. | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nota bedrijfswoningen in het buitengebied en groene stedelijke gebieden. | ||
Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000) | Vestigingsbeleid benzineverkooppunten | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nota Uitgiftebeleid benzineverkooppunten. In het plangebied zijn geen locaties opgenomen voor een benzineverkooppunt. | ||
Bereikbaarheid en mobiliteit | ||||
Nota Mobiliteitsplan Almere (2012) | Hoofdkeuzes op het gebied van verkeer, vervoer en parkeren | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Nota Mobiliteitsplan Almere. Opnemen reservering voor IJmeerverbinding. Parkeernormen in bestemmingsplan opnemen. | ||
Verkeersveiligheid rond basisscholen (2001) | Beleid om verkeersdrukte rond scholen via maatregelen veilig in te passen in stedenbouwkundige plannen en woonwijken. | Voor nieuwe scholen rekening houden met deze nota. | ||
Werk in de stad | ||||
De Economische Kracht van Almere, economische agenda 2015-2019 (2015) | Gemeentelijk economisch beleid | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met De Economische Kracht van Almere, economische agenda 2015-2019. | ||
Gemeentelijke visie Werklocaties (2016) | Gemeentelijk beleid over de ruimtelijke vestiging van bedrijven. | Binnen de woongebieden ruimte bieden aan een zekere functiemenging met ruimte voor wonen, bedrijven tot en met milieucategorie A, detailhandel, horeca, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en overige voorzieningen op het gebied van cultuur, sport en recreatie, een en ander in goed afstemming met de woonfunctie. | ||
Detailhandelsvisie Almere 2014 (2014) | Uitgangspunten detailhandelsstructuur: - Fijnmazigheid winkelvoorzieningen - Positie van het stadscentrum als hèt centrale (winkel)centrum van Almere. - Ruimte bieden aan ondernemers. - E-commerce faciliteren. - Buurtcentra: dagelijkse en recreatieve detailhandel; supermarkt max. 1.500 m2 wvo; geen doelgerichte detailhandel/PDV; webwinkel, internetwinkel en afhaalpunt toegestaan. - Stadsdeelcentrum: dagelijkse en enige niet-dagelijkse detailhandel; webwinkel, internetwinkel en afhaalpunt toegestaan. -Olympiakwartier Oost: enige PDV/GDV, ook gericht op sport en leisure. - Op bedrijfsterreinen webwinkels, afhaalpunten en max. 1 kringloopwinkel per terrein toegestaan; geen internetwinkels. | Buurtsteunpunten in olumbuskwartier en Homeruskwartier. | ||
Afhaalpunten (2014) | Afhaalpunten toestaan in centrumgebieden, buurtwinkelcentra en op alle bedrijventerreinen met uitzondering van De Vaart en Buitenvaart. | Afhaalpunten toestaan in de buurtsteunpunten. | ||
Kringloopwinkels (2014) | Kringloopwinkels toestaan op locaties waar detailhandel is toegestaan en op binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen | Kringloopwinkels toestaan in centrumgebieden en andere locaties waar detailhandel is toegestaan | ||
HorecavisieAlmere (2016) | Uitgangspunt is horeca te concentreren in centrummilieus, wijkcentra, Floriadegebied en kustzone Poort/ Strand Duin en te mengen met andere activiteite. In overige gebieden mag horeca alleen, mits inpasbaar op basis van de regelgeving en de goede ruimtelijke ordening. | Horeca is toegestaan conform deze visie. | ||
Werken in de wijk (2005) | Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen maximaal 50% van het woonoppervlak in beslag nemen. Mogelijkheid tot aanwijzen van kansenzones waarin woningen volledig kunnen worden omgezet in bedrijfsruimten. | Opnemen criteria uit de nota in woonbestemming. | ||
Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (2015) | Locaties voor vrije tijd, recreatie, leisure en toerisme | In plangebied Poort West locaties in Pampushout, | ||
Groene stad | ||||
Waterplan, stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017) | De ambitie is om Almere verder te onwikkelen tot een ondernemende, veelzijdige waterstad. Doelstellingen zijn: slim waterbeheer, aantrekkelijke waterstad, biodiversiteit versterken en een stad zonder afvalwater. | De uitgangspunten van het waterplan zijn opgenomen in het watersysteem in Poort (zie paragraaf 5.10). | ||
Waterstad Almere Toeristisch recreatief beleidsplan (1996) | Gemeentelijk toeristisch recreatief beleid | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleidsplan | ||
Kleur aan groen (2014) | Spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van Almere | De Nota Kleur aan Groen is binnen het plangebied van dit bestemmingsplan van toepassing in Pampushout en Cascadepark West. Pampushout maakt onderdeel uit van de (overige) NNN en dient als zodanig beschermd te worden in het bestemmingsplan. | ||
Ecologisch Masterplan (2005) | In het Ecologisch Masterplan is het beleid opgenomen gericht op de natuur in Almere en er zijn een aantal uitgangspunten benoemd. | Voor het plangebied betekent dit extra aandacht voor Pampushout. | ||
Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 (2003) | Wandelinfrastructuur en samenhangende voorzieningen. | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010. | ||
Veiligheid | ||||
Veiligheid gebouwde omgeving (checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsprocessen) (2003) | Checklist voor ontwikkelingen in het openbare en semi-openbare gebied | Bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met de veiligheidsaandachtspunten voor woongebieden, bedrijventerreinen, uitgaansgebieden, verkeersveiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid. | ||
Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005) | Vuurwerkopslag en -verkoop is onder voorwaarden toegestaan op bedrijventerreinen en is niet mogelijk in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven | Geen vuurwerkverkoop toegestaan in bestemmingsplan Poort West en Pampushout. | ||
Sociale structuur, onderwijs en cultuur | ||||
Sportief in beweging, Almeers sportbeleid 2017-2020 (2017) | Sport en bewegen is een gezonde en leuke vrijetijdsbesteding, maar draagt bij aan de identiteit van de stad en de maatschappelijke opgaven. Doelen: sportclubs versterken, sportgebouwen toegankelijker maken, ontwikkeling van talent centraal stellen en extra aandacht voor focussporten. | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Sportnota. | ||
Inrichting schoolpleinen (1999) | Beleid voor de inrichting van schoolpleinen | Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nota Inrichting schoolpleinen. | ||
Nota Archeologische Monumentenzorg (2016) | Beschermen van archeologische waarden | Onderzoeksplicht opnemen bij de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' t/m 'Waarde - Archeologie 4 en voor ''Waarde - Archeologie 6' | ||
Archeologieverordening (2016) | Archeologisch waardevolle terreinen op de ABA moeten overeenkomstig de verordening worden beschermd | Opnemen van een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' t/m 'Waarde - Archeologie 6'. | ||
Overig gemeentelijk beleid | ||||
Nota Evenementen in Almere (2015) | Spelregels voor evenementen | In het plangebied zijn geen evenementen op basis van de nota mogelijk. | ||
Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen (2003) | Maximaal aantal speelautomatenhallen: 3 in Centrum Almere Stad, 1 in Centrum Almere Haven en 1 in Centrum Almere Buiten | De verordening maakt geen speelhallen mogelijk in Poort. |
4.2 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
4.2.1 Doel en inhoud ladder
Deze paragraaf gaat specifiek in op de toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt van het rijk. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking die is vastgelegd in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Het doel van de ladder is: 'een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden'. Hiermee wordt beoogd het landelijk gebied open en vrij van verstedelijking, te houden. Dit principe, het beperken van de ruimtelijke uitbreiding van stedelijke functies in landelijk gebied, is niet nieuw. Al in 1958 werd met de 'Nota Westen des Lands' getracht de verwachte bevolkingsgroei te spreiden over steden in het land om ongebreidelde groei van westelijke steden te voorkomen. Ook de daaropvolgende Eerste en Tweede Nota Ruimtelijke Ordening (1960 en 1966) waren gericht op het opvangen van de verwachte bevolkingsgroei door middel van spreiding van de bevolking en werkgelegenheid, onder de term 'gebundelde deconcentratie'. Aangewezen groeikernen zouden de toename van de bevolking moeten opvangen en tegelijkertijd was het bufferzonebeleid er op gericht om de gebieden tussen de steden vrij te houden van verstedelijking. Later zijn de Vinex-locaties, van de Vierde Nota over de ruimtelijke ordening Extra (1994), ontwikkeld om de verstedelijking binnen aangewezen grenzen te houden. Nu wordt het idee van de compacte stad en duurzame ontwikkeling opnieuw aan elkaar gekoppeld door middel van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Wat is een stedelijke ontwikkeling?
De definitie van stedelijke ontwikkeling is opgenomen in artikel 1.1.1 sub i van het Besluit ruimtelijke ordening. Een stedelijke ontwikkeling is een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Voor de definitie van 'andere stedelijke voorziening' is de Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu relevant (november 2013). Deze handreiking laat onder de overige stedelijke voorzieningen vallen: accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure.
Nieuwe ladder
Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden waarbij een nieuwe Laddersystematiek is gaan gelden. De Ladder als motiveergrond voor goede plannen blijft, maar wordt wel lichter in het gebruik. Gemeenten moeten plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken motiveren volgens de Ladder. Op grond van de wijziging komt artikel 3.1.6 lid 2, lid 3 en lid 4 Besluit ruimtelijke ordening als volgt te luiden:
- 1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
- 2. Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.
- 3. Een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat een bestemmingsplan, bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
In het kort komen de wijzigingen op het volgende neer:
- De huidige definities worden niet gewijzigd. De uitgezette lijn in de jurisprudentie blijft hiermee in stand.
- De begrippen 'actuele' en 'regionale' zijn geschrapt.
- De nieuwe Ladder bevat geen treden meer. De treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is geschrapt.
- Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied geldt een uitgebreide motiveringsplicht.
- Er is een nieuw artikellid toegevoegd voor de Laddertoets bij uitwerkings- en wijzigingsplannen. De Laddertoets kan dan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van het wijzigings- of uitwerkingsplan.
In de onderstaande paragraaf is getoetst aan de Ladder, zoals deze sinds 1 juli 2017 geldt:
4.2.2 Almere Poort West en Pampushout in relatie tot de nieuwe ladder
- 1. Het bestemmingsplan Almere Poort West en Pampushout maakt onderdeel uit van het bestaand stedelijk gebied van Almere. Het betreft een actualisatie van het huidige bestemmingsplan Almere Poort 2007, de bouwmogelijkheden uit dit plan worden overgenomen. Uit jurisprudentie blijkt dat een bestemmingsplan waarmee niet wordt voorzien in aanvullende bebouwing ten opzichte van het voorgaande onherroepelijke plan, geen nieuwe stedelijke ontwikkeling is.
- 2. Vervolgens blijkt uit jurisprudentie dat onbenutte planologische mogelijkheden mogen worden overgenomen in een nieuw plan, zonder dat hoeft te worden voldaan aan de in artikel 3.1.6 Bro genoemde voorwaarden. Ook is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling indien het conserverende plan gepaard gaat met een minimale wijziging van de positie en het oppervlak van het bestemmingsvlak.
- 3. Een functiewijziging is niet direct ladderplichting voorzover het om een beperkte uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden en een kleine uitbreiding van het bouwvlak gaat. Is er sprake van een substantiële functiewijziging die gepaard gaat met nieuw ruimtebeslag, dan moet de Laddertoets wel worden doorlopen.
Almere Pampushout 1-3
Pampushout heeft in het bestemmingsplan Almere Poort 2007 de bestemming 'uit te werken gebied voor Wonen en Bos'. Het bestemmingsplan geeft uitwerkingsregels voor 250 woningen. Er is nog geen plan uitgewerkt. In het nieuwe plan is de uit te werken bestemming gewijzigd in een wijzigingsbevoegdheid.
Vanwege de vraag naar minder grote kavels is het maximum toegstane aantal woningen bijgesteld naar 850. Er is geen sprake van nieuw ruimtebeslag, aangezien het bestemmingsvlak van Pampushout gelijk blijft.
Er is wel sprake van een toename van 250 naar 850 woningen, maar deze gaat niet gepaard met nieuw ruimtebeslag. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken is in het nieuwe bestemmingsplan een Wijzigingsbevoegdheid-1 opgenomen binnen de bestemming Bos. In het wijzigingsplan wordt een verdere beschrijving van de Ladder duurzame verstedelijking opgenomen.
Almere Pampushout 2/Pinasweg
In het gebied Pampushout 2 is in het bestemmingsplan Almere Poort 2007 een biomassacentrale, een horecavestiging, een bebouwingspercentage van maximaal 5% en een wijzigingsbevoegdheid van 10.000 m2 kantoren opgenomen. In het nieuwe plan zijn in het gebied bij de Pinasweg 150 woningen en/of maatschappelijke voorzieningen (10.000 m2 bvo) en bos opgenomen in een Wijzigingsbevoegdheid-2 binnen de bestemming Bos. In het wijzigingsplan wordt de verdere beschrijving Ladder duurzame verstedelijking opgenomen.
Cascadepark West
In het bestemmingsplan Poort 2007 is voor Cascadepark West een uit te werken bestemming opgenomen. Er is een ontwerp uitwerkingsplan gemaaktdat niet is vastgesteld. Het programma uit het vastgestelde ontwikkelingsplan Cascadepark West, dat ook in het bestemmingsplan Almere Poort was opgenomen, is overgenomen in dit bestemmingsplan .
Ook hier is het programma dat mede vanwege de economische en financiële crisis niet meer aansluit bij de marktvraag, gewijzigd.
In tabelvorm ziet het programma er als volgt uit:
Programma | 2007 | Programma | 2017 | ||
wonen | 250 | wonen | 300 | ||
kleinschalige zakelijke dienstverlening | 3.000 m2 | kantoor | 3.000m2 | ||
ambachtelijke bedrijven | 4.200 m2 | bedrijven en dienstverlening en kantoor | 4.200m2 | ||
maatschappelijk en leisure | 87.000m2 | maatschappelijk en cultuur & ontspanning | 8.700m2 | ||
horeca max cat 2b | 1.500 m2 | horeca categorie 3 | 1.500m2 | ||
Het programma is, met uitzondering van het woningbouwprogramma, naar beneden bijgesteld.
Het uitgeefbaar terrein blijft ongewijzigd, zij het met een ander programma. Aangezien het zowel in 2007 als in 2017 om een globaal bestemmingsplan gaat waarin de locatie van de diverse bebouwing niet is vastgelegd, kan niet van een functiewijziging worden gesproken. De diverse bestemmingen en functies waren in beide bestemmingsplannen mogelijk.
Centrum Homeruskwartier
Het centrum vanHomeruskwartier is in het bestemmingsplan Poort 2007 bestemd als Woongebied II. De gronden zijn bestemd voor woon- en verblijfsgebied met een centraal parkgebied in combinatie met een binnenwijksbedrijventerrein. Het centrum van Homeruskwartier is nog in ontwikkeling. Er is een vernieuwd programma opgesteld.
Programma | aantal/bvo |
wonen | 100 woningen |
bedrijven | 3.000 m2 |
cultuur & ontspanning | 500 m2 |
sport | 500 m2 |
dienstverlening | 500 m2 |
maatschappelijk | 1.000 m2 |
detailhandel | 2.500 m2 |
horeca | 1.000 m2 |
Het woningbouwprogramma is onderbouwd met de Monitor Woningproductie Noordvleugel (2015) en onderzoek naar de markt voor (middel)dure woningbouw in Almere (Fakton, 2015).
Voor de programmering van kantoren en bedrijfslocaties is in 2015 een Behoefteraming Werklocaties opgesteld (Buck Consultants). De uitkomsten van deze behoefteraming hebben er mede toe geleid dat het kantorenprogramma naar beneden is bijgesteld.
Wat betreft detailhandel bevat het programma bevolkingsvolgende voorzieningen met als verzorgingsgebied het buurt en wijkniveau van Homeruskwartier, Columbuskwartier en Europakwartier-West. Aan de Europlaan en in de Homerusmarkt zijn ook bijzondere winkels mogelijk die een groter verzorgingsgebied hebben. In de afgelopen jaren is hierover behoefteonderzoek uitgevoerd.
4.2.3 Onderbouwing toename van het aantal woningen
Het totaal aantal woningen in Almere Poort is toegenomen van 12.000 naar 15.350. In het plangebied Poort West en Pampushout zijn 7.100 woningen gerealiseerd en zijn nog 1.949 woningen gepland.
Almere is onderdeel van de Metropoolregio Amsterdam en wordt aangemerkt als een groeikern binnen deze regio. De Metropoolregio Amsterdam functioneert als een samenhangende woningmarkt. Vanuit heel Nederland en daarbuiten stromen jonge huishoudens (studenten/jonge afgestudeerden) de regio in, vooral naar Amsterdam. Eenmaal daar gevestigd maken zij een inkomensontwikkeling door, nadat ze zijn afgestudeerd en een baan hebben gevonden. Dat is ook het moment dat een deel van de huishoudens, vaak in de gezinsfase, weer vertrekt naar de regio of daarbuiten.
De gemeente Almere heeft geparticipeerd in een regionaal woningmarktonderzoek, uitgevoerd door Bureau Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam. Uit het onderzoek komt naar voren dat het aantal huishoudens in de regio aanzienlijk is toegenomen. Er zijn 968.000 huishoudens in de regio gevestigd. In 2008 ging het nog om 930.000 huishoudens en het aantal blijft groeien. Een andere belangrijke conclusie uit het rapport is dat in Almere een aanzienlijk deel (circa 30%) van de verhuisgeneigden (mensen die willen verhuizen) aangeeft, dat ze een nieuwbouwwoning willen. Daarnaast geeft 65% van de thuiswonende jongeren uit Almere met een verhuiswens aan, dat ze er de voorkeur aan geven om in Almere te blijven wonen. Het rapport concludeert ook dat Almere nog steeds een sterke 'verhuisrelatie' heeft met Amsterdam. In de jaren 2011/2012 kwamen er meer dan 1.200 huishoudens vanuit Amsterdam naar Almere.
Naast dit onderzoek blijkt uit bevolkingsprognoses dat er de komende jaren een grote woningbehoefte bestaat in Almere. ABF Research (Delft) voert tweejaarlijks landelijk bevolkingsprognoses uit in opdracht van ministeries, regio, provincies en gemeenten: de zogenaamde Primos prognose. In het najaar van 2013 is een nieuwe bevolkingsprognose opgeleverd. De Primos prognose levert informatie over het aantal inwoners, het aantal huishoudens, de daarbij behorende woningvoorraad en de woningbehoefte. De prognose geeft de meest waarschijnlijke toekomstige ontwikkelingen aan, op basis van de huidige inzichten. De belangrijkste landelijke uitkomsten van deze prognose zijn:
- Tussen 2012 en 2020 neemt het aantal huishoudens toe met 60.000 per jaar: totaal bijna 500.000.
- Deze groei bestaat voor 80% uit alleenstaanden; het aantal gezinnen zonder kinderen neemt nog licht toe; het aantal gezinnen met kinderen neemt licht af.
- De huishoudensgroei is omvangrijk in Zuid-Holland (+110.000), Noord-Holland (+100.000) en Noord-Brabant (+70.000).
- De woningproductie blijft ernstig achter bij de groei van de woningbehoefte. Het woningtekort verdubbelt bijna van 160.000 naar 290.000 in 2020.
- Vooral in de Randstad loopt het tekort sterk op en zal de woningmarkt verder onder druk komen te staan.
De afbeeldingen hieronder geven de groei van huishoudens per gemeente en per provincie weer. In de laatste afbeelding is het woningtekort in 2020 weergegeven.
Om op tijd op deze geprognosticeerde woningtekorten in te kunnen spelen is op 13 november 2013 de Bestuursovereenkomst Amsterdam Almere Markermeer ondertekend door het Rijk, de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht, de stadregio Amsterdam en de gemeenten Amsterdam en Almere (verder RRAAM). In de bijbehorende uitvoeringsovereenkomst wordt aangegeven dat de lange termijn woningbehoefteprognoses voor de Noordvleugel (2040) in het onderzoek 'Houdbaarheid Woningbehoefteprognoses Noordvleugel' (2011) als houdbaar en robuust zijn beschreven. Voor Almere is de behoefte aan extra woningbouwcapaciteit op 60.000 woningen gesteld.
Om de agglomeratiekracht en daarmee de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel te versterken, is het in lijn met de Gebiedsagenda Noord-Holland, Utrecht en Flevoland de opgave om zoveel mogelijk woningen in bestaand stedelijk gebied in de regio's Amsterdam, Utrecht en Amersfoort en langs de bestaande infrastructuur corridors te bouwen op de as Haarlemmermeer-Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Aanvullende verstedelijkingslocaties worden in de directe nabijheid daarvan gezocht. Daarnaast hebben het Rijk en de overheden in de Noordvleugel geconcludeerd dat Almere goede mogelijkheden biedt om een aanzienlijk deel van de woningbehoefte van de Noordvleugel te accommoderen: richtpunt is de eerder genoemde 60.000 woningen (25.000 uit Noord-Holland, 15.000 uit de regio Utrecht en 20.000 woningen voor de autonome ontwikkeling van Almere). Dit toekomstperspectief is in de Rijksstructuurvisie Amsterdam Almere Markermeer opgenomen.
Hierbij is tevens aangegeven dat hoewel tot voor kort in de economische situatie de groei weliswaar stagneerde, maar dat op lange termijn de opgave van 60.000 woningen reëel is, ook bij een extreem laag economisch scenario. Poort is één van de drie locaties waar een deel van de 60.000 woningen gerealiseerd kunnen worden. Overigens is inmiddels de economische situatie gewijzigd, de groei toegenomen en de vraag op de woningmarkt in Amsterdam en ook in Almere sterk toegenomen.
Ook wanneer specifiek naar de cijfers voor Almere wordt gekeken, kan worden geconstateerd dat de eerdergenoemde landelijke ontwikkelingen hun weerslag krijgen in Almere. Zo groeit het aantal huishoudens in Almere aanzienlijk, zie onderstaande tabel:
Verwachte aantal huishoudens Almere
Almere | 2015 | 2020 | 2025 | 2030 | 2035 | 2040 | |||||||
Huishoudens | 84.754 | 93.581 | 102.862 | 112.968 | 122.548 | 132.587 |
Bron abfresearch.nl/nieuws/primos-prognose-2013-afgerond
Verder valt op dat ook in Almere het tekort op de woningvoorraad oploopt. In de bovenste rij is de huidige ontwikkeling van de woningvoorraad weergegeven. Duidelijk wordt dat de komende periode te weinig woningen worden toegevoegd om gelijke tred te houden met de groei van de bevolking/het aantal huishoudens (onderste rij).
Prognose tekort woningvoorraad
Almere | 2015 | 2020 | 2025 | 2030 | 2035 | 2040 | |||||||
Woningvoorraad | 78.941 | 86.297 | 95.095 | 105.095 | 115.095 | 125.095 | |||||||
Woningvoorraad gewenst | 86.246 | 95.323 | 104.785 | 114.793 | 124.806 | 135.009 | |||||||
Geprognosticeerd tekort | -7.305 | -9.026 | -9.690 | -9.698 | -9.711 | -9.914 |
Bron abfresearch.nl/nieuws/primos-prognose-2013-afgerond
De toename van het aantal woningen ten opzichte van het voorgaande planologische regime draagt bij aan de taakstelling uit de RRAAM en geprognosticeerde tekort op de woningvoorraad.
Hoofdstuk 5 Omgevingstoets
Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.
5.1 Milieu-effectrapportage
5.1.1 Inleiding
Algemeen
Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit-mer). Het Milieueffectrapport (MER) is gemaakt voor het totale plangebied van Almere-Poort, waarvoor in 2007 een bestemmingsplan is vastgesteld en dat nu, vanwege de omvang, bij de actualisatie in drie bestemmingsplannen wordt onderverdeeld, genaamd: 'Poort West en Pampushout', 'Poort Oost en Duin' en 'Poort Buitendijks'. Vanwege de samenhang van en de onderlinge relatie tussen deze gebieden is voor het MER het totale gebied beschouwd. De milieueffectrapportage brengt de milieugevolgen van een plan in beeld voordat er een besluit over is genomen. De initiatiefnemer, in dit geval de gemeente, beschrijft de te verwachte gevolgen voor het milieu in een milieueffectrapport (MER). Het MER is dus het resultaat van de procedure. Voor de beschrijving van de voorgenomen activiteiten is uitgegaan van de te verwachte autonome ontwikkeling in het referentiejaar 2030 ten opzicht van de huidige situatie in 2017.
De begrippen m.e.r. en MER: m.e.r. = de procedure van de milieueffectrapportage. Hierna te noemen: de m.e.r. MER = het milieueffectrapport; het voorliggende rapport. Hierna te noemen: het MER |
Reeds uitgevoerde milieueffectrapporten voor Almere Poort
Voor de ontwikkeling van Poort is in het verleden een Structuurplan opgesteld. In het kader van dit Structuurplan, waarin de ontwikkeling van Almere Poort ruimtelijk werd vastgelegd, werd in 1998 een eerste milieueffectrapport (MER) opgesteld. Aangezien dit Structuurplan destijds niet werd voorzien van een concrete beleidsbeslissing bij de vaststelling van het Structuurplan in 1999, ontbrak er ook een besluit over dit MER. Daarom werd in 2002 een (aanvullend) MER opgesteld:
MER 1998
Dit MER werd ontwikkeld aan de hand van een drietal gedachtegangen of leidende principes. Deze drie inrichtingsalternatieven (1.standaard, 2. progressief en 3. ambitieus) gaven een nadere invulling aan het plangebied en zijn toegepast op de milieuthema's:
- 1. bodem en water;
- 2. groen en landschap;
- 3. verkeer en vervoer;
- 4. energie;
- 5. woon- en leefmilieu.
Basis voor het meest milieuvriendelijk alternatief (MMA) vormde het ambitieuze alternatief, dat ook uit de effectvergelijking als meest gunstig naar voren kwam. Het voorkeursalternatief dat uiteindelijk in het Structuurplan is terechtgekomen, week slechts op enkele punten af van het MMA. Hieraan lagen technische, financiële en functionele overwegingen ten grondslag. Mede op basis van de resultaten van het milieueffectrapport (MER) werd het Structuurplan in 1999 vastgesteld.
Aanvullend MER 2002
Voortschrijdende inzichten hebben in de periode 1999-2002 geleid tot (lichte) wijzigingen in de invulling van het voorkeursalternatief van 1998. Het betrof hier onder meer wijzigingen in de verkeersstructuur, in de functiemenging van deelgebieden en in het beoogde kantooroppervlak.
Waarom een MER voor het nieuwe bestemmingsplan?
Voor plannen en/of besluiten met mogelijke grote milieugevolgen is het verplicht om in een milieueffectrapportage informatie te verzamelen over die mogelijke milieugevolgen. Deze verplichting staat in hoofdstuk 7 van de Wet Milieubeheer. De drie nieuwe bestemmingsplannen maken het mogelijk dat er de komende jaren in Almere Poort nieuwe woningen en voorzieningen worden gerealiseerd. Dit betekent ook meer verkeer(sbewegingen). Deze toenemende bewegingen kunnen leiden tot bijvoorbeeld geluidsoverlast of aantasting van de (stikstofgevoelige) natuur. Voorafgaand aan de milieueffectprocedure is verkend of significant negatieve effecten op het beschermde natuurgebied Natura 2000-gebied Naardermeer op voorhand zijn uit te sluiten. Deze effecten bleken niet uit te sluiten, waardoor het opstellen van een Passende beoordeling en dientengevolge een MER nodig is. De Passende Beoordeling maakt integraal onderdeel uit van het opgestelde MER.
Combinatie mer-beoordeling, PlanMER en ProjectMER
Voor het bestemmingsplan Poort geldt dus behalve een mer-beoordeling ook een PlanMer-plicht. Er is daarom besloten om direct een ProjectMer op te stellen en hiervoor de uitgebreide mer procedure te doorlopen. Het gaat dus om een gecombineerde PlanMER en ProjectMER, waarvoor de term MER wordt gebruikt. In een later stadium is besloten het bestemmingsplan Poort op te knippen in drie bestemmingsplannen: 'Almere Poort Oost en Duin', 'Almere Poort West en Pampushout' en 'Almere Poort Buitendijks'. Omdat deze drie bestemmingsplannen onderling verband met elkaar houden is voor het hele stadsddel Poort één MER (milieueffectrapport) opgesteld.
Het Planalternatief
De ontwikkeling van Almere Poort is reeds vastgelegd in het bestemmingsplan Almere Poort uit 2007 en de uitvoering is in volle gang. De grond is aangekocht en bouwrijp gemaakt door de gemeente, een groot aantal deelprojecten in Poort is al uitgevoerd of is in uitvoering en de hoofdwegen-, water- en groenstructuur is grotendeels aangelegd. Voor dit MER is daarom gekozen om één alternatief te beschouwen: het planalternatief. Bij het opstellen van de nieuwe bestemmingsplannen is er rekening mee gehouden dat de vraag naar woningen, kantoren, bedrijven en voorzieningen is veranderd sinds 2007. Uit onderzoeken is gebleken dat het programma dat is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Almere Poort 2007 op onderdelen niet meer uitvoerbaar is, dat er behoefte is aan meer maar kleinere (goedkopere) woningen en aan minder kantoren, bedrijven en voorzieningen. Om die reden is het programma aangepast. Het volgende programma is beschouwd:
Woningen(aantallen) | Bedrijvigheid en voorzieningen (m2) | |||
In bp 2017 | Nog te realiseren | In bp 2017 | Nog te realiseren1) | |
Poort West | 7.100 | 1.949 | 135.500 | 83.185 |
Poort Oost | 4.000 | 3.999 | 234.500 | 222.895 |
Duin | 3.000 | 2.686 | 190.800 | 160.546 |
Poort Buitendijks | 1002) | 612) | 4.8003) | 2.0733) |
Ecologische zone | 0 | 0 | 0 | 0 |
Hogekant | 0 | 0 | 161.400 | 114.705 |
Lagekant | 0 | 0 | 140.442 | 121.233 |
Pampushout 1-3 | 1.000 | 1.000 | 0 | 0 |
Pampushout 2 | 150 | 1.50 | 1.950 | 1.500 |
Totaal | 15.390 | 9.845 | 869.392 | 703.762 |
¹) Vanwege flexibiliteit programma is het programma hoger dan daadwerkelijk zal worden gerealiseerd.
²) Bij de jachthaven worden mogelijk 20 á 40 extra woningen/appartementen gerealiseerd. In de MER zijn de milieueffecten hiervan beschouwd.
3) Botengerelateerde bedrijvigheid ( in bp geen max m2 opgenomen, wel een maximum % bebouwing).
Poort West = Homeruskwartier, Cascadepark West, Columbuskwartier en Europakwartier West
Poort Oost = Stadstuinen Poort + Voortuin
Gevoeligheidsanalyse scenario's en bestemmingsplan 2007
De Commissie voor de milieueffectrapportage heeft op 20 juli 2016 advies uitgebracht over de onderzoeksopzet voor het MER en heeft daarbij aangeraden om, naast het planalternatief, enkele andere scenario's/alternatieven te onderzoeken (bijlage 5 Advies commissie MER over reikwijdte en detailniveauMER 20072016). "Dit omdat in de voorgaande periode is juist gebleken dat de vraag zich anders kan ontwikkelen dan vooraf ingeschat”. Om die reden zijn er in het MER twee aanvullende scenario's ontwikkeld:
- 1. Een scenario met veel (economische) groei en een aantrekkende woningmarkt. Hierbij wordt uitgegaan van grotere maar minder woningen en hetzelfde aantal bedrijven en voorzieningen en het uitgangspunt dat er sneller wordt gebouwd en dat het programma dus al binnen 7 jaar in plaats van 10 jaar is gerealiseerd.
- 2. Een scenario met weinig groei. Hierbij wordt er van uitgegaan dat 70% van het nog te realiseren programma binnen de termijn van het bestemmingsplan wordt gerealiseerd. Ook gaan we er in dit scenario vanuit dat de voor milieu meest kwetsbare gebieden zoveel mogelijk vrij worden gehouden van bebouwing.
Daarnaast is er in het MER per thema een kwalitatieve vergelijking gemaakt met het vigerende bestemmingsplan uit 2007, zodat duidelijk wordt hoe de verwachte effecten zich verhouden tot de te verwachte effecten op basis van het vigerende bestemmingsplan.
Waar is in het onderzoek aandacht aan besteed?
Gezien aard en omvang van de ingrepen richt het MER zich voor een belangrijk deel op de effecten op natuur bijvoorbeeld ten gevolge van de toegenomen stikstofdepositie door het extra verkeer en door de uitbreiding van de stranden in beschermd natuurgebied (Natuurnetwerk Nederland). Daarnaast komen de milieueffecten aan de orde die op kunnen treden op de aspecten zoals woon- en leefmilieu, water, landschap en recreatie.
5.1.2 Stappen in de m.e.r.-procedure
Voor de drie bestemmingsplannen Almere Poort gezamenlijk is de onderstaande procedure van toepassing (uitgebreide m.e.r.-procedure). De stappen in deze procedure worden hieronder toegelicht.
Voorfase
Het college van B&W van Almere heeft op 19 mei 2016 bekendgemaakt dat het een besluit voorbereidt waarvoor de m.e.r.-procedure geldt. Het startdocument 'Notitie Reikwijdte en Detailniveau m.e.r. bestemmingsplan Almere Poort' is ter inzage gelegd tussen 23 mei en 20 juni 2016 op het stadhuis en op www.almere.nl/ruimtelijkeplanneninprocedure. Een ieder heeft de gelegenheid gekregen om zienswijzen in te dienen. Van de volgende zeven organisaties en bewoners zijn zienswijzen bij de gemeente binnengekomen:
- 1. Provincie Flevoland
- 2. Marina Muiderzand
- 3. Gasunie
- 4. TenneT
- 5. Bewoners Muiderburght
- 6. Rijkswaterstaat
- 7. Flevolandschap
Daarnaast heeft de gemeente vrijwillig advies gevraagd aan de Commissie voor de m.e.r. over reikwijdte en detailniveau van het MER. De Commissie heeft haar advies uitgebracht op 20juli 2016. De Commissie geeft aan dat het MER in ieder geval de volgende informatie moet bevatten:
- Alternatieven/scenario's die inzichtelijk maken hoe de ontwikkeling van de wijk inspeelt op de onzekere vraag naar woningaantallen, woonmilieus, werken en recreatie
- Inzicht in de ontwikkelingen rond het Natura2000 gebied buitendijks en de effecten daarvan. Inzicht in eventuele stikstofeffecten op gevoelige gebieden als het Naardermeer (Passende beoordeling)
- Inzicht in de ontwikkelingen binnen bos- en natuurpercelen binnendijks en de effecten daarvan op de leefgebieden van beschermde soorten en op regelgeving (Nationaal Natuur Netwerk-bescherming, eventuele compensatie)
- De informatie dient op een heldere, toegankelijke manier gepresenteerd te worden.
MER
Het MER is opgesteld aan de hand van de onderzoeksopgave zoals beschreven in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD). Zienswijzen op de NRD (o.a. over de jachthaven Marina Muiderzand, de waterparagraaf, de stranden en zandwinning en de natuur in Pampushout) zijn bij het tot stand komen van het MER betrokken.
Inspraak
Het ontwerpMER wordt met de drie ontwerpbestemmingsplannen voor Almere Poort ter inzage gelegd. De drie bestemmingsplannen hebben ieder een eigen planning. In een periode van zes weken kan een ieder zienswijzen indienen op het bestemmingsplan en het MER. Formele zienswijzen op de MER kunnen bij de terinzagelegging van het eerste bestemmingsplan worden ingebracht. Bij de volgende bestemmingsplannen kan formeel alleen op het MER als bijlage van het bestemmingsplan worden ingesproken. De Commissie voor de m.e.r. brengt verplicht advies uit over het MER en betrekt, indien de gemeente dit wenst, de binnengekomen inspraakreacties in haar advies.
Definitief besluit
De gemeenteraad neemt definitieve besluiten over de drie bestemmingsplannen voor Almere Poort. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het MER, de inspraakreacties en de bijbehorende adviezen. In de bestemmingsplannen wordt aangegeven hoe rekening gehouden is met milieugevolgen, inspraakreacties en adviezen. Het MER vormt een bijlage bij de bestemmingsplannen Poort en gaat als zodanig mee in de (inspraak)procedure van alle bestemmingsplannen. Het MER heeft echter ook een eigen procedure. Deze procedure is in dit geval gekoppeld aan het bestemmingsplan dat als eerste ter inzage gaat.
5.1.3 Beoordeling en resultaten
5.1.4 Toetsingsadvies Commissie m.e.r.
Op 22 februari 2018 heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage haar definitieve advies over het MER Poort uitgebracht. Dit advies is opgenomen in Bijlage 11 Definitieve toetsingsadvies 22 februari2018
Naar het voorlopig oordeel van de Commissie ontbrak in het MER de volgende belangrijke informatie:
- Het MER ging niet uit van de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan, zodat met name verkeersgerelateerde milieueffecten mogelijk werden onderschat.
- Het MER beschreef onvoldoende duidelijk de cumulatieve effecten op fuut, kuifeend, zwarte stern en brilduiker in het Natura 2000-gebied Markermeer en IJmeer, en planten-etende vogelsoorten. Maatregelen om deze effecten te voorkomen waren onvoldoende uitgewerkt en onderbouwd.
- Het MER gaf onvoldoende inzicht in verlies, mitigerende maatregelen en borging voor compensatie in de overige gevoelige natuurgebieden binnendijks.
Zie voor het volledige advies Bijlage 10 Voorlopig toetsingsadvies 21 december 2017
De gemeente heeft vervolgens (begin 2018) het MER aangevuld en de aanvulling aan de Commissie voorgelegd. De Commissie is van mening dat het MER en de aanvulling daarop voldoende informatie bevatten om het milieubelang volwaardig mee te laten wegen in de besluitvorming over de bestemmingsplannen.
Conclusie uit het defintieve toetsingsadvies voor het plangebied
Na aanvulling op het MER komt de Cie mer voor het het deel Poort West en Pampushout tot de volgende conclusie:
Ten aanzien van Poort West :
De aanvulling op het MER maakt duidelijk wat het plan maximaal mogelijk maakt. In het bestemmingsplan zijn de maximale aantallen woningen in de diverse bestemmingen vastgelegd zodat de in het MER berekende uitkomsten daarmee overeenkomen. De in het bestemmingsplan opgenomen verschillende aantallen vierkante meters voor bedrijven en voorzieningen zijn gecorrigeerd, zodat ook deze overeenkomen met de in het MER berekende uitkomsten.
Ten aanzien van Pampushout:
Voor het Natuurnetwerk (NNN) wordt in de aanvulling de impact van het plan duidelijk ge-maakt. Het directe ruimtebeslag is 24 ha in Pampushout 1-3 en in 2. Dit is het maximum op basis van het bestemmingsplan, want de precieze plannen voor deze deelgebieden moeten nog uitgewerkt. Daarnaast is er enige aantasting van het resterende bos door uitstraling vanuit de bebouwing. De aanvulling geeft aan dat er nog géén plan voor mitigatie en compensatie van deze effecten is, maar beschrijft wel een reeks van concrete maatregelen voor de inrichting van de wijk (mitigatie, met name van lichtverstoring en door zonering) en wijst concrete locaties aan voor natuurcompensatie. Deze sluiten qua potenties en functie binnen het natuurnetwerk nauw aan bij 'de schade', bijvoorbeeld de ontwikkeling van 'gouden randen' aan de buitenkant van Pampushout, en hebben een ruime overmaat. Ook de borging van deze maatregelen wordt besproken in de aanvulling.
De Commissie is van mening dat het MER tezamen met de aanvulling daarop, duidelijk maken hoeveel hectare NNN mogelijk bebouwd wordt, (de effecten van) mitigerende maatregelen voldoende onderzocht zijn en een compensatieplan voor areaalverlies voldoende is uitgewerkt en geborgd.
5.2 Duurzaamheid
5.2.1 Algemeen
Almere Principles
Almere Poort wordt ontwikkeld conform de in 2008 door de gemeente Almere samen met het Rijk opgestelde 'Almere Principles'. Deze Principles zijn bedoeld 'als inspirerend richtsnoer voor iedereen die in de komende decennia betrokken is bij het ontwikkelen van Almere tot een duurzame stad'. Er zijn zeven uitgangspunten voor duurzame stedelijke ontwikkeling geformuleerd. Hieronder wordt per principe aangegeven op welke wijze er in Poort en in Poort West en Pampushout invulling aan wordt gegeven:
- Koester diversiteit: de verschillende wijken in Poort krijgen een eigen identiteit op basis van de aanwezige (landschappelijke) kwaliteiten en daarmee wordt Poort een divers stadsdeel.
- Verbind plaats en context: de ontwikkelingen in Poort worden afgestemd op de plaats en context; zo krijgen de delen die het dichtst langs de infrastructuur liggen een stedelijke invulling met veel bedrijvigheid, komt het stadsdeelcentrum centraal in het gebied en nabij het station en worden de natuurlijk aanwezige kenmerken in de wijken versterkt, zoals in Duin.
- Combineer stad en natuur: de natuurlijk aanwezige kenmerken in en rond Poort worden naar binnen gehaald en in de stedelijke structuur van Poort verweven, zoals in Cascadepark West en Pampushout.
- Anticipeer op verandering: het bestemmingsplan voor Poort kent een flexibele opzet en speelt daarmee maximaal in op veranderingen.
- Blijf innoveren: de toekomstplannen voor Homeruskwartier en Pampushout bevatten innovatieve gebiedsontwikkeling en mogelijkheden voor innovatie voor bewoners en ondernemers.
- Ontwerp gezonde systemen: in plan Cascadepark West vormt gezondheid een thema voor de ontwikkeling van het gebied.
- Mensen maken de stad: in Almere Poort is van het begin af aan ruimte geboden aan mensen die hun eigen huis wilden bouwen door middel van particulier opdrachtgeverschap. Ook in met name Homeruskwartier wordt deze ontwikkeling voorgezet. Ook worden bewoners bij de inrichting van de openbare ruimte betrokken.
Energie
Het rijksbeleid voor energiezuinige gebouwen bevat BENG-eisen (Bijna EnergieNeutrale Gebouwen) die aansluiten op de EU regelgeving EPBD en vanaf 1-1-2021 in werking treden. Voor woongebouwen zijn de eisen 25 kWh/m².jr voor warmte/koude en 50% hernieuwbare energie. In de uitwerkingsplannen van het gebied zullen deze toekomstige eisen zoveel als mogelijk meegenomen worden bij de fasering van de bouwplannen. Onder andere zal aandacht worden gevraagd voor het maximaliseren van het potentieel aan passief en actief gebruik van zonne-energie (platte daken, zonoriëntatie en bij variatie in de bouwhoogte zo veel mogelijk voorkomen van schaduwwerking). Met het 'Programmaplan Energie werkt' (2015) wordt gewerkt aan de doelstelling van de gemeente om in 2022 energieneutraal te zijn. Met een doelgroepenaanpak en door het stimuleren van zonne-energie, verduurzaming van het warmtenet en in mindere mate windenergie wordt de energiehuishouding in de gemeente verduurzaamd. Het programma gaat vooral uit van een benadering die partijen uit de stad uitnodigt en uitdaagt om mee te doen aan de energietransitie. De bestaande woningen in Almere Poort worden verwarmd door stadswarmte van de Diemer Centrale (Nuon) met een hoog percentage CO2-reductie. De energiecentrale in Diemen is gasgestookt; voor Poort wordt grotendeels gebruik gemaakt van restwarmte uit de rookgassen. Voor de elektriciteit worden in het gebied de benodigde kabels en leidingen aangelegd, waarbij in uitwerking rekening wordt gehouden met een hogere uitwisselingsgraad door onder andere zonnepanelen en elektrische voertuigen. Voor heel Poort is tenslotte met de Nuon contractueel afgesproken dat zij voor alle gebouwen 100% groene stroom inkopen, ook voor gebruikers die geen elektriciteitscontract met Nuon hebben.
Ontwikkelingsplan Cascadepark West
Het Cascadepark West moet een 'duurzaamheidsstadspark' worden. Hier wordt gestreefd naar:
- een goede balans tussen groen en rood (bebouwing);
- het sluiten van kringlopen en versterking van de kwaliteit van de leefomgeving;
- het gebruik en beheer gericht op waardecreatie op lange termijn in de drie pijlers milieu, leefbaarheid en economie.
5.2.2 Effectenbeoordeling
In het MER zijn drie aspecten ten aanzien van duurzaamheid beschouwd:
- 1. De beoordeling ten aanzien van meervoudig, intensief en/of flexibel ruimtegebruik is 'licht positief' van vanwege de flexibele opzet van de bestemmingsplannen waardoor er veel ruimte is voor meervoudig, intensief en/of flexibel ruimtegebruik.
- 2. De beoordeling ten aanzien van energieopwekking is 'neutraal' omdat de circa 10.000 woningen en de extra bedrijven, kantoren en voorzieningen die ten opzichte van de referentiesituatie in het gebied gerealiseerd worden, zorgen voor een toename van de energievraag en voor toenemende verkeersbewegingen. Daarmee zal de CO2- uitstoot toenemen. Deze toename wordt echter beperkt doordat de aansluiting op de stadsverwarming. Zoals hierboven vermeld is deze stadswarmte afkomstig van de Diemer Centrale (Nuon), met een hoog percentage CO2-reductie. De energiecentrale in Diemen is gasgestookt; voor Poort wordt grotendeels gebruik gemaakt van restwarmte uit de rookgassen. Voor heel Poort is tenslotte met de Nuon contractueel afgesproken dat zij voor alle gebouwen 100% groene stroom inkopen, ook voor gebruikers die geen elektriciteitscontract met Nuon hebben.
Verder zijn er initiatieven voor duurzame eergie. Voor de elektriciteit worden in het gebied de benodigde kabels en leidingen aangelegd, waarbij in uitwerking rekening wordt gehouden met een hogere uitwisselingsgraad door onder andere zonnepanelen en elektrische voertuigen.
Met het 'Programmaplan Energie werkt' (2015) wordt gewerkt aan de doelstelling van de gemeente om in 2022 energieneutraal te zijn. Met een doelgroepenaanpak en door het stimuleren van zonne-energie, verduurzaming van het warmtenet en in mindere mate windenergie wordt de energiehuishouding in de gemeente verduurzaamd. Het programma gaat vooral uit van een benadering die partijen uit de stad uitnodigt en uitdaagt om mee te doen aan de energietransitie.
- 3. De beoordeling ten aanzien van de Almere Principles is 'licht positief'. Bij het opstellen van de ontwikkelingsplannen voor Almere Poort zijn de Almere Principles richtsnoer geweest. In de bestemmingsplannen worden de ontwikkelingsplannen juridisch/planologisch vastgelegd.
Voor de uitgebreide effectenbeoordeling wordt verwezen naar paragraaf 5.1.3 Beoordeling en resultaten van deze toelichting, paragraaf 4.2.11 van Bijlage 7 MER bp Almere Poort deel A: hoofdrapport en hoofdstuk 9 van Bijlage 8 MER bp Almere Poort deel B: effecthoofdstukken.
5.3 Verkeer
5.3.1 Verkeersstructuur Poort
5.3.2 Langzaam verkeer
Fietsers
Almere Poort kent een fijnmazig fietsnetwerk. Zie hiervoor de onderstaande figuur. De fietsverbindingen tussen de stadsdelen zijn rechtstreeks. Met een aantal doorgaande hoofdfietsroutes, de rode lijnen, is Almere Poort verbonden met de andere stadsdelen Stad, Haven en Pampus (toekomst). Ook is er een doorgaande fietsroute over de Hollandse Brug naar het Gooi en Amsterdam toe. Zowel de interne als de externe fietsverbindingen van Almere Poort zijn kwalitatief op goed niveau. De hoofdontsluitingswegen Godendreef, Elementendreef en Poortdreef waar het meeste verkeer op rijdt, kruisen de langzaam- verkeerverbindingen in principe ongelijkvloers. Gelijkvloerse oversteken komen allen voor in combinatie met een rotonde. De intensiteiten van het autoverkeer zijn hier lager dan bij de kruispunten die met verkeerslichten geregeld zijn. Ook ligt de snelheid van het autoverkeer hier lager. Het gelijkvloers oversteken wordt hierdoor acceptabel geacht.
figuur: fietsnetwerk Almere
De routes van het 'hoofdnet fiets' in Almere hebben zo min mogelijk kruispunten en zijn verlicht. Deze hoofdroutes liggen op strategische plaatsen in de woonwijk. De drukke hoofdfietsroutes zijn in beginsel als solitair fietspad uitgevoerd. Bij uitzondering kunnen hoofdfietsroutes ook als fietsstraat worden uitgevoerd. De hoofdfietsroutes zijn 4 meter breed en uitgevoerd in rode verharding, bij voorkeur in asfalt. Alleen waar asfalt niet kan in verband met kabels & leidingen kan een ander rood materiaal worden gebruikt. De hoofdroutes zijn zoveel mogelijk voorzien van begeleidende voorzieningen met dag- en avondbezoek (stadscorridors). De recreatieve, alternatieve routes worden grotendeels gekenmerkt door het niet hebben van een recht verloop en door de afwezigheid van openbare verlichting.
Fietsparkeren
In de bijlage zijn parkeernormen opgenomen voor de grote functies in het stadsdeel. Fietsparkeernormen kunnen betrekking hebben op openbare plekken en op privé fietsparkeerplaatsen. De werkwijze hoe om te gaan met de fietsparkeernormen staat in 'publicatie 317 Kencijfers Parkeren en Verkeersgeneratie' van het CROW.
Voetgangers
Langs de lanen en straten hebben voetgangers trottoirs om over te lopen. Langs dreven kan niet worden gewandeld. Een andere wegcategorie waar geen trottoirs zijn is het erf. Hier delen de voetganger, de fiets en de automobilist de openbare ruimte. De openbare ruimte is dan ook zo in gericht dat dit veilig kan. Hiervoor zijn door het CROW duidelijk richtlijnen opgesteld en heeft de wetgever extra regels gemaakt ten aanzien van weginrichting en weggedrag. In de verblijfsgebieden komen zebrapaden in principe niet voor. Alleen in uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld bij scholen, kunnen zebrapaden worden overwogen.
5.3.3 Openbaar Vervoer
In Almere is de Flevospoorlijn de hoofddrager voor de stedelijke ontwikkeling. Op termijn kunnen de Stichtselijn en de IJmeerlijn hieraan worden toegevoegd. Op het onderliggende schaalniveau gelden de busbanen als hoofddragers voor de ontwikkeling van de wijken. De haltes aan de busbanen liggen op een onderlinge afstand van gemiddeld 600 m en hebben een invloedsgebied van circa 400 m (acceptabele loopafstand). De buslijnen lopen midden door de wijken. Zeker 90% van de woningen en 75% van de arbeidsplaatsen liggen binnen 400 m afstand van een bushalte.
Busbanensysteem
Poort Oost kent net al de rest van Almere een hoogwaardige openbaar vervoer (HOV) verbinding. En in het gebied ligt het treinstation Almere Poort. Op het kaartje zijn beiden gevisualiseerd, waarbij duidelijk herkenbaar is dat de HOV route een structurerend onderdeel is van het stadsdeel Poort als geheel.
figuur: busbanen
De bus rijdt vanaf de Hogekant het gebied binnen en heeft op vier plaatsen haltes in het gebied Poort Oost. Na binnenkomst in het gebied is de eerste halte bij de busbaan splitsing richting Poort Oost en West, verder halteert de bus in de buurt van het Groenhorst College, bij het hoekpunt Lagekant/Topsportcentrum en bij station Almere Poort. Deze bushaltes liggen op strategische plekken en zorgen ervoor dat het overgrote deel van de wijk binnen loopafstand (400 m) van een bushalte ligt. De planontwikkeling om een vrijliggende busverbinding richting Muiden / Amsterdam te continueren is gestart.
5.3.4 Parkeren
In de Nota Mobiliteitsplan Almere, die in 2012 is vastgesteld, is met betrekking tot parkeren het creëren van parkeeroplossingen op maat voor bewoners, bezoekers en werknemers als uitgangspunt benoemd. Hiervoor worden de volgende doelen nagestreefd:
- voldoende parkeerruimte op korte afstand van de bestemming (woningen, arbeidsplaatsen en voorzieningen);
- efficiënt verdelen van de (parkeer)ruimte om overmaat van parkeerplaatsen en dus overmatig ruimtegebruik te voorkomen;
- voorkomen van overlast in woonwijken door oneigenlijk gebruik van parkeerplaatsen zoals bijvoorbeeld het parkeren van vrachtwagens met oplegger, campers of reclamevoertuigen.
Parkeernormen
Tot voor kort waren de parkeernormen geregeld in de bouwverordening. Met de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014 (op 29 november 2014) is de Woningwet gewijzigd. De wijziging heeft betrekking heeft op de intrekking van de grondslag voor de stedenbouwkundige voorschriften in een bouwverordening. De stedenbouwkundige voorschriften, zoals het parkeren, moeten nu in het bestemmingsplan zelf geregeld worden. Er geldt een overgangstermijn van 5 jaar. Dit betekent dat uiterlijk 29 november 2019 bestemmingsplannen moeten worden voorzien van een parkeerregeling. In Almere Poort zijn in het bestemmingsplan uit 2007 reeds parkeernormen opgenomen. In het nieuwe bestemmingsplan wordt de zogenaamd voorwaardelijke verplichting met betrekking tot het parkeren opgenomen. Dit houdt in dat in de bestemmingsregels een voorwaarde wordt opgenomen dat (al dan niet op eigen terrein) moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de Lijst vanparkeernormen die als bijlage bij de regels is gevoegd waarbij ook is aangegeven aan welke afmetingen een parkeerplaats moet voldoen én wordt voorzien in voldoende laad- en losruimte. Daarbij is aangegeven dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de Lijst van parkeernormen, mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en/of laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is. Tevens is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor functies die niet op de Lijst van parkeernormen voorkomen aangezien het moeilijk is om een uitputtende lijst samen te stellen. Tenslotte is ook een mogelijkheid opgenomen om te kunnen afwijken van de voorgeschreven afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden.
Toelichting op de Lijst van parkeernormen
Algemeen in woonbuurten
In de woonbuurten zijn bij de uitgifte van kavels, voor het merendeel van de kavels, kavelpaspoorten opgesteld. Daarin zijn ook parkeernormen opgenomen. De parkeernormen zijn vastgelegd in dit bestemmingsplan. Voor nieuwe initiatieven geldt dat parkeren op eigenterrein moet worden opgelost. Als er naast wonen ook nog andere functies in een deelgebied worden gevestigd, dan dient er gebruik te worden gemaakt van een parkeerbalans. Hiermee wordt een overschot aan parkeerplaatsen op bepaalde momenten van de week voorkomen. Een parkeerbalans wordt in overleg met de verkeerskundige opgesteld. Parkeerplaatsen kunnen gefaseerd worden aangelegd, waarbij de het parkeeraanbod de parkeervraag volgt. Er dient hiervoor wel ruimte te zijn gereserveerd op basis van de eind visie van de ontwikkeling in een deelgebied.
Parkeren bij de scholen
Parkeren bij scholen bestaat uit twee delen. Ten eerste is er de parkeervraag van het personeel. Als tweede is de parkeervraag die voortvloeit uit het halen en brengen van kinderen/studenten. De parkeervraag is sterk afhankelijk van het type school. Het bepalen van de maximale parkeervraag is te allen tijde maatwerk en dient in overleg met de verkeerskundige van de gemeente te gebeuren. Een uitgangspunt bij basisscholen is dat het de schoolomgeving autoluw moet zijn. Het gebruik van de fiets en het te voet naar school komen moeten onderdeel zijn van het schoolbeleid. Bij het inpassen van de parkeervraag van scholen kan gebruik worden gemaakt van een parkeerbalans in combinatie met andere functies in de wijk. Meerdere functies kunnen dan gebruik maken van dezelfde parkeerplaatsen. Wanneer er gebruik gemaakt wordt van een parkeerbalans dan dient men ook rekening te houden met eventuele aanvullende functies die gebruik maken van het schoolgebouw (bijv. avond gebruik van de sportzaal, kerkgemeenschappen op zondag)
5.3.5 Effectenbeoordeling
In het MER zijn zeven aspecten ten aanzien van verkeer beoordeeld:
- 1. De beoordeling ten aanzien van de bereikbaarheid van het autoverkeer is 'licht negatief' . Door de ontwikkeling van de bestemmingsplannen doet zich één ernstig knelpunt voor. Namelijk een knelpunt in de ochtendspits op de toerit van de A6 richting Amsterdam. Deze gaat terug van 2 naar 1 rijstrook voordat deze bij de A6 komt. De capaciteit van 1 rijstrook op de toerit is onvoldoende. De verhouding tussen de hoeveelheid verkeer en de capaciteit van de weg (I/C-verhouding) is 1,42. Dat is te hoog. Voor een goede doorstroming dient de I/C-verhouding onder de 0,9 te blijven. De mitigerende maatregel wordt, in samenwerking met Rijkswaterstaat, bepaald. Op de toerit na kunnen de ontwikkelingen in de bestemmingsplannen Almere Poort met de geplande infrastructuur goed worden afgewikkeld. De interne infrastructuur in Poort is getoetst en voldoet.
- 2. De beoordeling ten aanzien van de bereikbaarheid met openbaar vervoer is 'neutraal' ten opzichte van de referentiesituatie. De OV-bereikbaar is goed en blijft ook in de toekomst goed.
- 3. De beoordeling ten aanzien van de bereikbaarheid van langzaamverkeer is 'neutraal'. De bereikbaarheid van de wijk voor fietsers en voetgangers is en blijft goed.
- 4. De beoordeling ten aanzien van de verkeersveiligheid is 'neutraal'. De verkeersveiligheid blijft ook in de nieuwe situatie voldoen, o.a. door nieuwe ongelijkvloerse kruisingen voor langzaam verkeer en kruisingen met verkeerslichten voor het auto- en busverkeer.
- 5. De beoordeling ten aanzien van de bereikbaarheid door hulpdiensten is 'neutraal'. De bereikbaarheid voor nood- en hulpdiensten is in Almere geborgd door de te realiseren verkeersstructuur, waaronder de vrije busbanen.
- 6. De beoordeling ten aanzien van de parkeercapaciteit is 'licht positief'. Er komt meer meer parkeercapaciteit beschikbaar bij nieuwe ontwikkelingen omdat in de nieuwe bestemmingsplannen hogere parkeernormen gehanteerd worden dan in de referentiesituatie.
Voor de uitgebreide effectenbeoordeling wordt verwezen naar paragraaf 5.1.3 Beoordeling en resultaten van deze toelichting, paragraaf 4.2.1 van Bijlage 7 MER bp Almere Poort deel A: hoofdrapport en hoofdstuk 1 van Bijlage 8 MER bp Almere Poort deel B: effecthoofdstukken.
5.4 Geluid
5.4.1 Algemeen
Aanleiding van het opstellen van het bestemmingsplan is dat het voorheen geldende bestemmingsplan 'Almere Poort' uit 2007 in maart 2017 tien jaar geleden is vastgesteld en dat er ontwikkelingen zijn, waardoor een actualisatie gewenst is. Voor Almere Poort is geluidbeleid opgesteld en beschreven in de “Geluidsnota Almere Poort” van juni 2002. Dit geluidbeleid maakt onderdeel uit van het vigerende bestemmingsplan door verwijzing in de planregels. Zodra de nieuwe bestemmingsplannen van kracht zijn, vervalt dit beleid. De 'Geluidsnota Almere Poort' is ook niet meer actueel en bruikbaar voor de nieuwe bestemmingsplannen. Zo komen onder andere de huidige wijk- en buurtindelingen niet meer overeen met de indeling. Het programma voor meerdere gebieden is gewijzigd, de dosismaat voor geluid is gewijzigd en een aantal onderwerpen is niet meer relevant. In het rapport “Akoestisch onderzoek en Ambitie geluid wordt het huidige en nieuwe geluidbeleid voor Almere Poort beschreven. Dit rapport is in Akoestischonderzoek bp Almere Poort bij deze toelichting opgenomen. Het uitgangspunt is dat het beleid voortborduurt op de visie voor geluid, zoals vastgelegd in de Geluidsnota uit 2002. Dit betekent dat er per wijk of gebied een geluidambitie is bepaald en dat streefwaarden en maximale afwijkingen van streefwaarden zijn benoemd.
5.4.2 Geluid en globale bestemmingsplannen met een 'directe bouwtitel'
De bestemmingsplannen, die het huidige bestemming Almere Poort vervangen, zijn globale bestemmingsplannen met een 'directe bouwtitel', die ontwikkelingen in het gebied flexibel mogelijk moeten maken. Dit vergt een andere opzet van onderbouwing en regels dan voor een regulier bestemmingsplan. Om te voldoen aan voorwaarden die de Wet geluidhinder en Wet ruimtelijk ordening stellen, is door eisen te stellen aan de invulling, hetzij door het stellen van normen dan wel door het stellen van verplichtingen. Indirecte doorwerking van normen is toegestaan, bijvoorbeeld door het stellen van afstanden of contouren. Als een bepaalde milieukwaliteit wordt beoogd, moet deze ruimtelijk vertaald worden.
Directe doorwerking van normen in planregels
Directe doorwerking van normen in planregels is toegestaan, indien wordt aangetoond dat indirecte doorwerking niet tot de mogelijkheden behoort. Onderwerpen die in de bestemmingsplanregels worden opgenomen, dienen nodig te zijn vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening'. Er moet wel een ruimtelijke relevantie aan ten grondslag liggen, anders is dit niet toegestaan. Als een milieukwaliteitsnorm moet worden opgenomen in het bestemmingsplan om een borgingsdoel te bereiken, dan is sprake van directe doorwerking. Nadeel hiervan is dat pas bij de aanvraag om een omgevingsvergunning, de beoordeling en afweging plaatsvindt. Als er sprake is van enige vorm van rechtsonzekerheid, dient dit te worden opgelost in de planregels.
Hogere waarden besluit
Het te nemen hogere waarden besluit is gekoppeld aan de bestemmingsplannen en heeft een gebiedsgerichte vorm. Het is van toepassing op de gronden met een 'directe bouwtitel'. In Almere Poort krijgen alleen gebieden Pampushout 1-3 en Pampushout 2 een te wijzigen bestemming en daarmee geen 'directe bouwtitel'. In de vast te stellen bestemmingsplannen kunnen geen voorwaarden worden opgenomen per object waar een hogere waarde voor nodig is, omdat niet bekend is waar en wat er gerealiseerd wordt, de wijze waarop en welke geluidsbron relevant is. Om gebruik te mogen maken van de gebiedsgerichte ontheffing hogere waarden geluid en om te voldoen aan de Wet geluidhinder en Wet ruimtelijke ordening, moeten in de bestemmingsplannen:
- 1. voorwaarden worden opgenomen voor de aanleg van geluidgevoelige objecten binnen het plangebied;
- 2. voorwaarden worden opgenomen voor de aanleg van een weg binnen het plangebied;
- 3. ontheffingsregels worden opgenomen om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te borgen.
5.4.3 Geluidregeling Almere Poort
Hogere waarde
In het akoestisch rapport “Akoestisch onderzoek en ambitie geluid Almere Poort weg- en, opgesteld door de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente Almere, zijn geluidcontouren bepaald van gezoneerde wegen (weg en rail) in het plangebied Almere Poort. Het akoestisch onderzoek maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan. De voorkeurswaarde op grond van de Wet geluidhinder bedraagt voor wegverkeer 48 dB, voor spoorweglawaai 55 dB voor woningen en 53 dB voor andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen. Op gevels van toekomstige geluidgevoelige objecten zal vanwege meerdere wegen en de Flevolijn de voorkeurswaarde worden overschreden. Daarnaast worden zonder aanvullende geluidsmaatregelen de ten hoogst toelaatbare geluidsniveaus eveneens overschreden in bepaalde delen van het gebied. Dit is aanleiding om hogere waarden vast te stellen, rekening houdend met aspecten als mogelijke bron- en overdrachtsmaatregelen in overeenstemming met art. 77 van de Wet geluidhinder en artikel 4.3 van het Besluit geluidhinder. Aan het bestemmingsplan is de voorwaarde gekoppeld om in de planregels de verplichting op te nemen dat er dient te worden voldaan aan de eisen, zoals opgenomen in de Geluidregeling Almere Poort en de daarbij behorende bijlagen zoals opgenomen in bijlage 4Geluidregeling Almere Poort van dit bestemmingsplan.
Tracébesluit
In het Tracébesluit weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere van 21 maart 2011 zijn voor de A6 en een gedeelte van de Hogering geluidsmaatregelen onderzocht. De A6 wordt ter plaatse van Almere Poort voorzien van dubbellaags zoab. Hiermee wordt het geluid afkomstig van de A6 deels gereduceerd. Daarnaast is in het Tracébesluit Spooruitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad van 15 december 2011 vastgelegd dat langs het spoor geluidsschermen worden gerealiseerd in het traject door Almere Poort. De dreven in Almere Poort wordt daar waar mogelijk voorzien van een geluidreducerend asfalt met een reductie van ten minste 3 dB ten opzichte van referentieasfalt.
Resultaten Akoestisch onderzoek
Op grond van de resultaten van het akoestisch onderzoek kan het gebied onderverdeeld worden in drie akoestische zones:
- Zone 1: de voorkeurswaarden worden niet overschreden;
- Zone 2: de voorkeurswaarden worden overschreden maar aan de maximale hogere waarde dan wel maximale streefwaarde wordt voldaan;
- Zone 3: maximale hogere waarde wordt overschreden.
Voor Zone 2 en Zone 3 is een akoestisch ontwerp kader opgesteld, omdat geluid in deze gebieden ruimtelijk relevant is en omdat er motiveringsvereisten benodigd zijn om in aanmerking te komen voor een hogere waarde binnen de eisen die de Wet geluidhinder stelt. Het kader en de bijbehorende regeling zijn vastgelegd in de “Geluidregeling Almere Poort”.
In de aanvraag om een omgevingsvergunning moet de motivering concreet worden uitgewerkt naar eigen inzicht van de aanvrager. Dit moet om:
- a. te voldoen aan de eisen van de Wet geluidhinder;
- b. te voldoen aan het aspect goede ruimtelijke ordening wat betreft geluid en een duurzame akoestische ontwikkeling van het bouwplan en het gebied;
- c. gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid naar beneden af te wijken van de maximale hogere waarde omdat door invulling van het gebied met gebouwen er afscherming kan ontstaat en dus ook een ander akoestische situatie.
Het kader moeten gezien worden als hulpmiddel bij het ontwerpen van een plan of een totaal project. Een object kan gevels hebben die vallen binnen alle drie de zones. Dit is afhankelijk van de bouwhoogte, oriëntatie van het object ten opzichte van geluidsbronnen en het ontwerp. Voor de hoogste geluidbelaste Zone 3 geldt geen bouwverbod, maar zorgt het kader er voor dat toch een goed woon- en leefklimaat wordt bewerkstelligd. Het kader biedt ruimte aan initiatiefnemers om met innovatieve/bouwkundige oplossingen een goed woon- en leefklimaat te creëren. In de Geluidregeling Almere Poort zijn de uitgangspunten vastgelegd.
In de regels wordt ook opgenomen waar de wegbeheerder zich aan moet houden bij het ontwerpen van een weg (wegdekmaatregelen, afscherming e.d. vs. doelmatigheid, ambitie gebied/wijk) en eisen Wet geluidhinder. Voor het binnenklimaat geldt dat dient te worden voldaan aan de eisen zoals deze gelden op grond van het Bouwbesluit dan wel het Besluit geluidhinder. Als ontwerper/architect is het de uitdaging in hoog geluidbelaste situaties zoveel als mogelijk Zone 1 gevels te creëren. In Zone 2 geldt als uitgangspunt dat de maximale hogere waarde of maximale streefwaarde wordt gehanteerd als uitgangspunt om de gevelisolatie op te bepalen. Hierdoor wordt uitgegaan van de worst case situatie. Dit brengt echter mogelijk hoge kosten met zich mee. Hiervan kan worden afgeweken en daarvoor zijn regels vastgelegd in de Geluidregeling Almere Poort. De keus is aan de initiatiefnemer om zijn/haar bouwplan door te laten rekenen. De gemeente houdt een dynamisch akoestisch rekenmodel bij en actualiseert zo nodig naar aanleiding van objecten die worden toegevoegd. Het afwijken van de maximale hogere waarde naar beneden wordt dus geregeld via akoestische spelregels.
Regie gemeente
Voor deze systematiek is enige regie nodig, omdat vooraf niet bekend is wat, waar en wanneer wat komt. Dit vergt extra communicatie over en weer tussen een initiatiefnemer/ontwikkelaar en degene die het dynamisch akoestisch model beheert. Dit model is noodzakelijk omdat door een organische invulling de akoestische situatie in het gebied aan verandering onderhevig is. In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van een geluidbelasting tot en met de maximale hogere waarde, zoals deze is vastgelegd per gebied als maximale afwijking van streefwaarden. Hiermee wordt enige flexibiliteit bewerkstelligd, omdat door een organische invulling van het gebied, de akoestische afscherming door bebouwing steeds meer zal worden en dat de akoestische wering van de gevels van de objecten dan niet altijd met de maximale hogere waarden bepaald hoeft te worden. In het akoestisch onderzoek bij het bestemmingsplan zijn per bron contouren weergegeven voor diverse waarneemhoogtes. Een ontwikkelaar/initiatiefnemer moet in de Zones 2 en 3 akoestisch onderzoek uitvoeren om te voldoen aan de eisen van het bestemmingsplan en om te motiveren dat er sprake is van een voldoende woon- leefklimaat. Hiermee wordt voorgesorteerd op de uitgangspunten van de nieuwe Omgevingswet. Het voordeel van deze gekozen systematiek is dat de initiatiefnemer zelf mag bepalen hoe voldaan kan worden aan de uitgangspunten in technische zin. Er kan gelijk worden gefocust op de ontwerptechnische aspecten van het plan en de akoestische kaders van het bestemmingsplan integreren.
Waarborging binnen geluidsniveau
Voor elk geluidsgevoelig object zal een omgevingsvergunning moeten worden aangevraagd. Het Bouwbesluit waaraan de verschillende bouwplannen moeten voldoen stelt eisen ten aanzien van de geluidwering van de gevels om een geluidsniveau in de woning van 33 dB te waarborgen. Eén van de indieningsvereisten voor de omgevingsvergunning is een akoestisch rapport van het onderzoek, wat zich richt op de noodzakelijke maatregelen om aan het Bouwbesluit te voldoen. Met de bouw moet rekening worden gehouden met de noodzakelijke gevelmaatregelen.
Waarborging in stand houden geluidsmaatregelen
Elke geluidsmaatregel dat voortvloeit uit een akoestisch onderzoek voor een initiatief/plan met geluidsgevoelige objecten, dient in stand te worden gehouden. In het bestemmingsplan zijn hier regels voor opgenomen. Deze regels zijn noodzakelijk om te voorkomen dat in de toekomst bij bijvoorbeeld een verbouwing/wijziging van het object waarbij geen omgevingsvergunning benodigd is, blijvend te kunnen voldoen aan de akoestische uitgangspunten van het bestemmingsplan. Waarborging van een goed woon- en leefklimaat moet te allen tijde van toepassing blijven.
De geluidregeling, die is opgenomen in Geluidregeling Almere Poort dient conform het daar opgenomen processchema te worden doorlopen.
Zonder advies van de akoestisch modelbeheerder kan het proces voor de omgevingsvergunning niet opgestart worden.
5.4.4 Effectenbeoordeling
In het MER zijn twee aspecten ten aanzien van geluid beschouwd:
- 1. De beoordeling ten aanzien van verkeerslawaai is 'negatief'. Het aantal (ernstig) geluidgehinderden (men is geluidgehinderd met een geluidbelasting van meer dan 55 dB wegverkeerslawaai) en slaapgestoorden in nog te realiseren woningen neemt toe door weg- en/of railverkeerslawaai, evenals het geluidsbelasting oppervlak en de geluidbelasting vanwege evenementen. In de zuidwestelijke delen van de wijken Duin en Stadstuinen Poort (dus niet in dit bestemmingsplan), die het dichtst bij de A6 en het spoor zijn gelegen, ontstaan de meeste knelpunten en kan in veel gevallen niet aan de normen worden voldaan. Dit houdt in dat er in deze delen zonder geluidsreducerende maatregelen geen woningen kunnen worden gerealiseerd.
Ondanks de verkeerstoename blijft het aantal geluidgehinderden in bestaande woningen gelijk. Dit komt doordat de huidige woningen op plekken staan waar deze nu en in de toekomst niet geluidgehinderd worden.
- 2. De beoordeling ten aanzien van industrielawaai (openluchttheater en evenementen) is 'negatief'. Doordat er in het planalternatief een grote hoeveelheid nieuwe woningen dichterbij het Almeerderstrand wordt gebouwd, zullen er in het planalternatief meer mensen zijn die geluidsbelasting van evenementen ondervinden. Daarnaast bevat het planalternatief een, weliswaar beperkte, uitbreiding van het aantal evenementen.
Voor geluiddragende evenementen worden effecten voor de omgeving door verplaatsing van het strand in de toekomst verbeterd voor de bestaande woningen.
Mogelijke mitigerende maatregelen
Voor geluid hebben mitigerende maatregelen aan de bron de voorkeur, in dit geval kunnen deze bestaan uit het doortrekken van geluidschermen langs het spoor en het realiseren van geluidschermen/wallen langs wegen (scherm langs de Flevolijn doortrekken en schermen/wallen langs de Poortdreef). Andere mitigerende maatregelen bij de ontvanger (aan of in de woningen) kunnen bijvoorbeeld bestaan uit maatregelen zoals deze in de huidige Geluidnota voor Almere Poort zijn genoemd, zoals gevelisolatie en/of geluidsluwe gevels. Bij de ontwikkeling van de gebieden met de meeste geluidbelasting zullen deze mitigerende maatregelen worden beschouwd. Bovendien dienen aanvragen omgevingsvergunning te worden getoetst aan de voorwaarden opgenomen in Geluidregeling Almere Poort en zijn er in de regels voorwaarden opgenomen waar de geluidgevoelige bestemmingen aan dienen te voldoen. Zie hiervoor de bij de planregels behorende borgingsregels geluid die ook in Bijlage 14 staan vermeld van deze toelichting.
5.5 Luchtkwaliteit
Inleiding
Op 15 november 2007 zijn de nieuwe Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen in titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wijzigingswet Wet milieubeheer). Dat betekent dat dit aspect wettelijk verplicht beschouwd moet worden bij het uitoefenen van een bestuurlijke bevoegdheid. Tevens legt het Rijk een grote nadruk op het principe van een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat elke situatie beoordeeld moet worden of het aanvaardbaar is om een project op een bepaalde locatie te realiseren. Luchtkwaliteit is een aspect waarmee de leefbaarheid van een gebied deels gekarakteriseerd kan worden.
Toetsingsregels
Het doel van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is het beschermen van het milieu tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging. De parameters die van belang zijn in Almere zijn met name stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10):
Tevens is in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer geregeld dat in sommige gevallen de toetsing aan de luchtkwaliteitseisen niet meer hoeft te geschieden. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
- 1. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- 2. een project leidt - al dan niet per saldo- niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- 3. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;
- 4. een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Met de wijziging van de Wet milieubeheer zijn de volgende besluiten en regelingen van kracht:
- 1. Besluit & Regeling 'Niet in betekenende mate' (NIBM);
- 2. Regeling 'Beoordeling luchtkwaliteit 2007' (RBL), (gewijzigd december 2008, maart 2009);
- 3. Regeling 'Projectsaldering luchtkwaliteit 2007';
- 4. Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).
Naast de Wet milieubeheer geldt ook de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De koppeling Wro en luchtkwaliteit wordt via het aspect 'goede ruimtelijke ordening' vorm gegeven. De onderbouwing hiervan kan op basis van vier aspecten geschieden:
- beschrijven van het blootstellingrisico (hoeveel mensen en in welke mate);
- scheiden: in hoeverre is milieuzonering toepasbaar;
- voorkomen van voorzienbare hinder;
- beschermen: 'meest kwetsbare groep op de minst vervuilde plek'.
Beoordeling situatie
De gemeente Almere doet mee aan het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het plangebied Almere Poort maakt onderdeel uit van een project zoals dit is opgenomen in het NSL, namelijk projectnummer 105, “Almere Poort”. Projecten die zijn opgenomen in het NSL hoeven niet afzonderlijk te worden getoetst aan de grenswaarden. Het programma zoals dit in het plangebied mogelijk wordt gemaakt past binnen het programma van het NSL. Hiermee wordt voldaan aan de bestuurlijke bevoegdheid en is er op grond van luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan. In het kader van de MER is er daarnaast een onderzoek uitgevoerd naar de effecten op de luchtkwaliteit. De resultaten van dit onderzoek zijn gerapporteerd in “Onderzoek luchtkwaliteit m.e.r. Almere Poort”, 10 november 2016, kenmerk GAM0679/1609, van Lichtverkeer (zie Bijlage 9 MER bp Almere Poortbijlagenrapport, bijlage 5 Achtergrondrapport Lucht). In dit onderzoek zijn drie situaties onderzocht:
- huidige situatie 2016;
- referentiesituatie 2030;
- plansituatie 2030.
De berekeningen zijn uitgevoerd met de NSL-Rekentool. De luchtkwaliteit is met behulp hiervan vastgesteld voor de volgende vier stoffen:
- stikstofdioxide (NO2);
- fijn stof (PM10);
- ultra fijn stof (PM2,5);
- Elementair Koolstof (EC).
Uit de resultaten blijkt een sterke daling van de concentraties tussen 2016 en 2030. Dit geldt voor alle stoffen en is vooral bij de concentratie NO2 en EC groot en betreft globaal een halvering van de concentraties. De daling van PM10 en PM2,5 is minder groot en ligt rond de 10 respectievelijk 20%. Deze daling is een gevolg van ingezette en voorgenomen nationale in Europese maatregelen. Het plan heeft geen (significante) invloed op deze verbetering van de luchtkwaliteit. Uit de resultaten blijkt dat de concentraties van alle vier stoffen in de huidige situatie ruim onder de wettelijke grenswaarden liggen. In een groot deel van het plangebied zijn de concentraties zelfs lager dan de huidige WHO-advieswaarden. Door de bouw van de woningen en overige ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verkeer in en rond het gebied toe. Dit leidt er toe dat langs de hoofdwegen de concentraties toenemen. De toename is echter klein en door de lage concentraties in 2030 blijven de concentraties van NO2, PM10 en EC ruim onder de huidige WHO-advieswaarden. De concentraties van PM2,5 veranderen nauwelijks en blijven voor het grootste deel ook onder de WHO-advieswaarde. De invloed van het plan op de omgeving is ten aanzien van de veranderingen in de luchtkwaliteit nihil en leidt buiten het plangebied niet tot significante toenames van de concentratie.
Conclusie
Het plangebied valt onder project 105 Almere Poort in het NSL en vormt op grond daarvan al geen belemmering voor de luchtkwaliteit. Dit beeld wordt bevestigd door de conclusie uit het onderzoek naar de luchtkwaliteit (zie paragraaf 4.2.3 uit Bijlage 7 MER bp Almere Poort deel A: hoofdrapport) zoals deze is uitgevoerd vanwege de MER voor Almere Poort. Zie ook paragraaf 5.1.3 Beoordeling enresultaten van deze toelichting en hoofdstuk 3 van Bijlage 8 MER bp Almere Poort deel B:effecthoofdstukken.
5.6 Externe Veiligheid
5.6.1 Algemeen
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die burgers lopen vanwege gebruik, opslag en transport (weg, water, spoor en buisleidingen) van gevaarlijke grondstoffen zoals vuurwerk, LPG en benzine. De term externe veiligheid wordt gehanteerd, omdat het risico van derden (de omgeving) hierin centraal staat. Om individuele burgers tegen de risico's van het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen te beschermen geldt er een wettelijk basisbeschermingsniveau. Deze is weergegeven in het plaatsgebonden risico (PR), waarbij als grenswaarde geldt dat de kans dat iemand op een bepaalde plek overlijdt door een ongeval met een gevaarlijke stof niet groter mag zijn dan één op de miljoen per jaar. Naast de bescherming van het individu moet de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers worden afgewogen en verantwoord; het groepsrisico (GR). Deze verantwoordingsplicht houdt in, dat de wijziging van het GR ten gevolge van een ruimtelijk plan moet worden onderbouwd én verantwoord inclusief de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid van personen. Hierbij is de oriëntatiewaarde van belang voor (het bepalen van) de omvang van het GR.
Plangebied
Er is door de gemeente onderzoek naar externe veiligheid uitgevoerd in het kader van het MER/-bestemmingsplan. De basis vormt het inventariserende 'Onderzoek externe veiligheid MER/bestemmingsplan Almere Poort', december 2016 (zie Bijlage 9 MER bp Almere Poortbijlagenrapport, bijlage 6 over Externe Veiligheid). Het MER (inclusief alle daarbij behorende meer gedetailleerde onderbouwing op gebeid van externe veiligheid) betreft vooral een kwantitatieve en kwalitatieve effectbeoordeling van de voorgenomen gebiedsontwikkeling in Poort ten opzichte van de referentiesituatie. Voor het criterium 'het niveau van PR van 10-6 per jaar' en voor het criterium 'de verantwoordingselementen hulpverlening, GR en plasbrandaandachtsgebied'. Deze documenten (inclusief memo met uitgangspunten groepsrisicoberekeningen) zijn opgenomen in de bijlagen bij dit MER.
De gebiedsontwikkeling in het nog nader in te vullen gebied Pampushout 2/ Pinasweg vormt in relatie tot vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Flevolijn het belangrijkste aangrijppunt om in het kader van een goede ruimtelijke ordening de omgeving van deze risicobron zo veilig mogelijk in te richten. Het bestemmingsplan legt verantwoording af over de uiteindelijke keuzes die mede op basis van het MER zijn gemaakt, ook in de omgeving van de andere relevante risicobronnen en borgt deze middels ruimtelijke maatregelen.
Deze verantwoording betreft enerzijds aantonen dat aan de wettelijke milieukwaliteitseis voor het PR wordt voldaan en de borging hiervan. Anderzijds is er een brede verantwoording over de verantwoording GR, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied en de borging hiervan door middel van ruimtelijke maatregelen. Voor dit laatste is een apart document opgesteld: 'Verantwoordingsdocument GR, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied bestemmingsplannen'. Dit document is opgenomen in Bijlage15 van de toelichting van dit bestemmingsplan.
5.6.2 Conclusies
Het transport van gevaarlijke stoffen over de Flevolijn en de Hogering zijn de voor het plangebied relevante risicobronnen met ruimtelijke consequenties voor externe veiligheid. Propaantanks, een LPG-tankstation of andere risicovolle inrichtingen liggen niet in het plangebied.
Plaatsgebonden risico
De wettelijk vereiste basisbescherming wordt geboden. Er worden met dit bestemmingsplan geen (beperkt) kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen de wettelijke milieukwaliteitseisen voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar en/ of daarmee overeenkomende (basisnet)afstand van de Hogering en van Flevolijn.
Verantwoordingselementen groepsrisico, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied en overige aandachtsgebieden (schillenbenadering)
De in dit rapport opgenomen informatie bevat de overwegingen, die hebben geleid tot voorliggende invulling van de verantwoording van de externe veiligheidselementen: groepsrisico, hulpverlening, plasbrandaandachtsgebied en overige aandachtsgebieden. Door middel van het document 'Verantwoordingsplicht GR, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied en overige aandachtsgebieden (schillenbenadering)', januari 2017, dat in Bijlage 15 Externe veiligheid, Verantwoording GR,hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied is opgenomen, verantwoordt het college van burgemeester en wethouders de bij deze ontwikkeling vastgestelde GR-niveaus (= kleine-kans-groot-effect risico's).
De bepalende kilometer voor het GR ligt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. Het groepsrisiconiveau zal maximaal tussen de 0,1 en 0,3 x de oriëntatiewaarde liggen. Door middel van de onderstaande ruimtelijk relevante maatregelen wordt het GR zo veel als redelijkerwijs mogelijk gereduceerd, evenals de omvang van de potentiële effecten bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen (in termen van doden, gewonden en materiële schade). De gemeente acht het totale te bereiken externe veiligheidsniveau aanvaardbaar; zowel qua hoogte van de toekomstige relatief lage groepsrisiconiveaus als ten aanzien van de bestrijdbaarheid van een calamiteit bij de betreffende risicobronnen en de zelfredzaamheid van de personen in het plangebied op gebiedsniveau. Incidenten kunnen nu eenmaal gebeuren. Echter, de kans hierop is klein en de effecten voor het plangebied zijn beheersbaar. Dit mede gelet op de in het kader van het Tracébesluit getroffen calamiteitenvoorzieningen bij de Flevolijn.
5.6.3 Brandweer
De Brandweer Flevoland is in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het plan. De belangrijkste conclusies uit dit advies (Bijlage 17 Reactienota concept ontwerp bestemmingsplan) zijn:
- 1. er zijn geen nadere ruimtelijke maatregelen mogelijk om de risico's aan de bron te beperken
- 2. het is niet opportuun nadere maatregelen te nemen in de sfeer van ordening van de gebouwde omgeving of gebouwontwerp om de effecten in het plangebied te beperken;
- 3. het plangebied kent voldoende mogelijkheden om van de verschillende risicobronnen af te vluchten. Bij een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen verzorgen de veiligheidsregio met de gemeente de alarmering en crisiscommunicatie, via WAS-sirenes, omroepinstallaties, publieke omroepen (radio, televisie, internet), beschikbare netwerken (telefoonnetwerken, NL Alert) en de website www.crisis.nl;
- 4. De regionale brandweer is voorbereid op en heeft voldoende capaciteit voor basisbrandweerzorg of om secundaire effecten te bestrijden. Door vertraagde ontwikkeling aan de zuidzijde van de Flevolijn zijn hier niet alle geplande calamiteitenvoorzieningen aangebracht en ingepast. De zuidzijde is de aanvalszijde voor het gehele spoor. Hierdoor is de bereikbaarheid en bluswater van het spoor nog onvoldoende (toegang en vluchten is wel gerealiseerd). De inpassing hiervan dient bij de uitwerking van de zuidzijde van het spoor meegenomen te worden.
Reactie gemeente:
De zelfredzaamheid is als voldoende en bestrijdbaarheid als goed ten aanzien van bereikbaarheid tot voldoende ten aanzien van bluswater beoordeeld met uitzondering van het spoor. Gelet op de overwegend conserverende aard van dit bestemmingsplangebied worden conform het advies van de brandweer geen ruimtelijke maatregelen getroffen om de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen. De inpassing van bereikbaarheid en bluswater dient bij de uitwerking van de deelgebieden ten zuiden van het spoor (= plangebied Poort Oost en Duin) meegenomen te worden. De in het te actualiseren bestemmingsplan Almere Poort West en Pampushout opgenomen maatregelen vormen de uitgangspunten voor de verdere uitwerking van het plangebied.
5.6.4 Onderbouwing
Plaatsgebonden risico
De Hogering heeft geen plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar en de hiermee overeenkomende (basisnet)afstand van de Flevolijn ligt grotendeels buiten het plangebied (want valt binnen de Beheersverordening Flevolijn). Er worden met dit bestemmingsplan geen (beperkt) kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen de basisnetafstand.
Verantwoordingselementen groepsrisico, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied en overige aandachtsgebieden (schillenbenadering)
Zie hiervoor het document 'Verantwoordingsplicht groepsrisico, hulpverlening en.
In aanvulling hierop het volgende. De in dit document genoemde brand-, explosie- en gifwolk- aandachtsgebieden gelden langs de hele Flevolijn. De Hogering heeft een brand- en explosie-aandachtsgebied. In dit bestemmingsplan is ervoor gekozen om af te zien van de opnemen explosie- en gifwolk-aandachtsgebied voor de deelgebieden Homeruskwartier, Europakwartier West en Cascadepark West. De hierbij behorende aanduidingen (veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 3 en 4) ontbreken voor deze gebieden op de verbeelding evenals de bijbehorende voorschriften. Want in dit geval gaat het over nagenoeg bestaande gebieden, die alleen nog hier en daar worden ''afgebouwd''. Ze zijn júist wel opgenomen voor het deelgebied Pampushout 2/ Pinasweg. Dat geldt ook voor het explosie-aandachtsgebied vanaf de Hogering (veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 3). Deze ligt in afwijking van het spoor niet op 100 m afstand, maar op 85 m afstand van de rand van de Hogering.
Ruimtelijke maatregelen
In dit bestemmingsplan worden de volgende ruimtelijke maatregelen getroffen:
- 1. Artikel 27.1.1een aanduiding 'Veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2' op de verbeelding met daaraan verbonden de planregel dat binnen deze aanduiding geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan. Hieraan wordt gekoppeld een afwijkingsbepaling om met een omgevingsvergunning toe te staan dat een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object wordt gerealiseerd indien:
- a. er geen sprake is van een zeer kwetsbare object; hiervan kan worden afgeweken als maatregelen worden getroffen, of aan de bronkant, of aan de ontvangende kant, waardoor de kans op een ongewoon voorval of op het overlijden van een persoon in een zeer kwetsbaar object als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval verwaarloosbaar klein is;
- b. de redenen worden vermeld die er toe hebben geleid om binnen de bestemming nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toe te laten, gelet op de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen;
- c. de invloed op het groepsrisico, de hulpverlening en de zelfredzaamheid voldoende is gemotiveerd conform de motiveringseisen van de artikelen 7, 8 en 9 van het Besluit externe veiligheid transportroutes.
- 2. Artikel 27.1.2: een aanduiding 'Veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 3 op de verbeelding, met daaraan verbonden de planregel dat binnen deze aanduiding geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan. Hieraan wordt gekoppeld een afwijkingsbepaling om met een omgevingsvergunning, toe te staan dat een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object wordt gerealiseerd indien:
- a. er geen sprake is van een zeer kwetsbare object; hiervan kan worden afgeweken als maatregelen worden getroffen, of aan de bronkant, of aan de ontvangende kant, waardoor de kans op een ongewoon voorval of op het overlijden van een persoon in een zeer kwetsbaar object als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval verwaarloosbaar klein is;
- b. de redenen worden vermeld die er toe hebben geleid om binnen de bestemming nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toe te laten, gelet op de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare gassen;
- c. de invloed op het groepsrisico, de hulpverlening en de zelfredzaamheid voldoende is gemotiveerd conform de motiveringseisen van de artikelen 7, 8 en 9 van het Besluit externe veiligheid transportroutes;
- d. maatregelen worden uitgevoerd in de gebouwen of de omgeving om de effecten als gevolg van een ongeval met brandbare gassen terug te dringen.
- 3. Artikel 27.1.3: een aanduiding 'Veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 4 op de verbeelding, met daaraan verbonden een bevoegdheid om nadere eisen te stellen, waarbij het college van burgemeester en wethouders met het oog op het aspect externe veiligheid, ter verhoging van de veiligheid en zelfredzaamheid van personen in gebouwen en ter verhoging van de bestrijdbaarheid, aan nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten nadere eisen kunnen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering van gebouwen;
- b. de inrichting van terreinen;
- c. het ontwerp van gebouwplattegronden of de indeling van gebouwen;
- d. de plaats, de afmeting en de inrichting van vluchtroutes en nooduitgangen.
Hierbij wordt advies ingewonnen van de Brandweer Flevoland en de brandpreventiemedewerkers van de gemeente Almere.
5.6.5 Effectenbeoordeling
In het MER zijn twee aspecten ten aanzien van Externe Veiligheid beschouwd:
- 1. De beoordeling ten aanzien van het plaatsgebonden risico is 'neutraal' omdat de wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden. Er worden in de nieuwe bestemmingsplannen voor Almere Poort (bij recht) geen nieuwe kwetsbare en/of beperkt kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen de genoemde (basisnet)afstand van 1 of 6 meter.
- 2. De beoordeling van het groepsrisico en de verantwoordingsplicht is 'licht negatief/negatief' omdat het planalternatief bebouwing mogelijk in de zone van 30 tot 100 meter van het spoor. Het effect op het groepsrisico is afhankelijk van de intensiteit (hoeveel personen per m2) en de afstand tot het spoor. Vanwege de flexibiliteit in het bestemmingsplan zijn deze twee aspecten nog niet bekend. De beoordeling op het criterium groepsrisico is licht negatief bij een minder intensieve ontwikkeling in deze zones en negatief bij een intensieve ontwikkeling (veel personen per oppervlakte eenheid) binnen deze zones.
Mogelijke mitigerende maatregelen zijn de volgende:
- Niet bouwen binnen 80 meter van de weg of het treffen van extra maatregelen om personen binnen gebouwen (objecten) te beschermen;
- Geen zeer kwetsbare objecten (scholen voor basisonderwijs, kinderdagverblijven, ziekenhuizen etcetera) binnen de 200 meter van de weg;
Bij de verdere ontwikkeling van Poort wordt met deze inrichtingsprincipes rekeningen gehouden.
Voor de uitgebreide effectenbeoordeling wordt verwezen naar paragraaf 5.1.3 Beoordeling en resultaten van deze toelichting, paragraaf 4.2.4 van Bijlage 7 MER bp Almere Poort deel A: hoofdrapport en hoofdstuk 4 van Bijlage 8 MER bp Almere Poort deel B: effecthoofdstukken.
5.7 Bedrijven En Milieuzonering
Algemeen
Volgens vaste jurisprudentie dient de toelaatbaarheid van 'milieubelastende activiteiten' (= bedrijven en andere milieubelastende functies zoals cultuur, sport, recreatie, detailhandel, horeca, dienstverlening en openbare instellingen) in bestemmingsplannen te worden afgestemd op de aanwezigheid van 'milieugevoelige functies' (woningen, ziekenhuizen, scholen, kinderdagverblijven en voorzieningen ten behoeve van verblijfsrecreatie) in de omgeving hiervan. De in dit bestemmingsplan toegepaste functiemenging is gebaseerd op de publicatie ''Bedrijven en milieuzonering'' van de VNG uit 2009. Deze publicatie is een vast hulpmiddel om de benodigde afstemming tussen bedrijven en gevoelige functie te kunnen beoordelen en uit te voeren. In bijlage 3 is een algemene toelichting hierover te vinden.
Plangebied
Het plangebied is te beschouwen als een gebied met functiemenging vanwege de aanwezige menging van milieugevoelige functies (in ieder geval woningen, kinderdagverblijven en scholen) met milieubelastende activiteiten als bedrijven en horeca en voorzieningen. In het plangebied is geen (binnenstedelijk) bedrijventerrein aanwezig en zijn ook geen zware bedrijven of risicovolle inrichtingen toegestaan. Daarom wordt niet uitgegaan van functiescheiding, maar van functiemenging en is de Staat van Bedrijfsactiviteiten- Functiemenging uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' toegepast. In deze Staat worden niet alleen 'bedrijven', maar ook (maatschappelijke) voorzieningen, kantoren, bedrijven in de cultuur-, sport en recreatiesector etc. genoemd.
Categorie A activiteiten zoals bedoeld in de Staat zijn toegestaan binnen de bestemmingen 'Wonen-1 ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' en 'Gemengd-1 en -2'. Dit omdat het gebied voornamelijk uit milieugevoelige objecten bestaat zoals woningen, kinderdagverblijven en scholen. Aanpandig aan woningen zijn alleen categorie A activiteiten toegelaten. Categorie B-bedrijven kunnen alleen bouwkundig afgescheiden (dat wil zeggen dat de gebouwen met de bedrijfs- en de gevoelige functie los staan van elkaar of zodanige maatregelen dat daarvan in feite sprake is) van milieugevoelige functies. Deze B-activiteiten mogen ook bij de bestemming 'Groen-Recreatie' (Cascadepark) en bij ' Gemengd-2' (centrum Homeruskwartier).
Bij de totstandkoming van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging is verder gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst opgenomen. Dit geldt voor de handel en opslag in vuurwerk: het past niet binnen het vigerende beleid om deze activiteit in het plangebied (geen binnenstedelijk bedrijventerrein) toe te staan. Verder is horeca uit de Staat van bedrijfsactiviteiten gehaald, omdat hiervoor een aparte Staat van Horeca-activiteiten geldt. Uit een inventarisatie van de bestaande bedrijven blijkt dat alle bestaande bedrijven en voorzieningen binnen de toelaatbare activiteiten uit de categorie A vallen.
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt door toepassing van de hiervoor gemotiveerde functiemenging zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en andere milieugevoelige functies en worden de milieubelastende activiteiten niet onaanvaardbaar in hun functioneren belemmerd.
5.8 Kabels En Leidingen
Nutsvoorzieningen
Het (primaire) hoofdtracé voor kabels en leidingen (K&L) ligt naast de busbaan. Dit tracé vertakt zich naar het gebied van Duin via de Pierre de Coubertinlaan. De secundaire tracés (van waaruit de huisaansluitingen worden aangelegd) die in de lokale straten komen te liggen, worden aangesloten op het voornoemde hoofdtracé. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van diverse nutskasten/huisjes waar primaire tracés worden omgezet in secundair. In Almere Poort Oost zijn al diverse secundiare trace’s aangelegd. Dit geldt voor de Lagekant, de Winterspelenlaan en de Heliumweg (International School/Groenhorst).In Almere Poort Oost worden nog de volgende nutsvoorzieningen aangelegd:
- Stadsverwarming (Nuon SV)
- Elektra (Alliander/Liander)
- Water (Vitens)
- Kabel (UPC)
- Glasvezel (Reggefiber)
- Riolering
De stadsverwarming in Almere Poort wordt gerealiseerd door NUON SV en wordt gevoed door de restwarmte die vrijkomt bij de productie van stroom in de Diemercentrale. Door een pijpleiding via het IJmeer wordt de warmte aangevoerd, niet alleen voor Almere Poort, maar voor een groot deel van de bestaande stad. Door toepassing van stadsverwarming zal er geen gasleiding worden aangelegd.
Riolering
In Almere Poort Oost wordt een gescheiden rioolstelsel aangebracht. Hierbij wordt het regenwater afgevoerd via het HWA-stelsel (HemelWaterAfvoer). Water dat van druk bereden wegen afkomt zal eerst ter plekke worden gezuiverd door toepassing van bijvoorbeeld passages. Het hemelwater zal uiteindelijk in de waterstructuur van Almere Poort Oost worden geloosd door het HWA-stelsel, dan wel direct van de straat. Via het waterstelsel in Almere Poort zal het water uiteindelijk door de Noorderplassen naar het gemaal Blocq van Kuffeler worden afgevoerd. Om de druk op het gemaal die geheel zuidelijk Flevoland ontwatert te verminderen, wordt getracht de snelheid van de afvoer van het water te verlagen. Dat kan bijvoorbeeld door de opvang van regenwater in het gebied, via groene daken, regentonnen of de toepassing van plasbermen. Het vuile water (toilet, douche etc.) zal via het DWA-stelsel (DroogWeerAfvoer), worden afgevoerd via een vrij vervalriool naar een plaatselijke rioolgemaal. Vanaf hier gaat het via een persleiding naar het hoofdrioolgemaal in de zuidoosthoek van het Homeruskwartier. Via dit hoofdrioolgemaal zal het water worden afgevoerd via een persleiding naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie op bedrijventerrein De Vaart.
5.9 Ecologie
5.9.1 Inleiding
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Hierin zijn de bepalingen van de Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 – deels gewijzigd – opgenomen. Naast de Wnb is ook de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN; voorheen EHS) van belang. Hiervoor gelden de spelregels en provinciale verordeningen zoals die door het rijk en de provincies zijn opgesteld.
5.9.2 Natura 2000-gebieden (hfst 2 Wnb)
De gebieden die onder de Wnb zijn beschermd hebben betrekking op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld (Natura 2000-gebieden). Ruimtelijke ingrepen die in of nabij deze gebieden plaatsvinden, moeten worden getoetst op hun effecten, zowel direct als indirect, op deze gebieden. Het plangebied maakt voor een deel onderdeel uit van, en grenst direct aan, het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer, dat is aangewezen in het kader van zowel de Vogel- als Habitatrichtlijn, zie ook navolgende kaart. Daarmee is het noodzakelijk te beoordelen of als gevolg van ontwikkelingen mogelijk sprake is van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van dit natuurgebied.
Figuur : Ligging plangebied ten opzichte van het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer = gele arcering (Bron: Kaartmachine Ministerie van EZ).
5.9.3 Soortbescherming (hfst 3 Wnb)
De soortbescherming van de Wnb heeft betrekking op soorten die genoemd worden in de EU-Vogelrichtlijn, de EU-Habitatrichtlijn en soorten die in Bijlage A van de wet zijn genoemd (“andere soorten”). De Wnb maakt invulling van de wet door de provincies mogelijk, onder andere door de mogelijkheid van het verlenen van vrijstellingen. Met name de categorie “andere soorten” is anders dan onder de Flora- en faunawet waren beschermd. Een groot aantal soorten heeft geen specifieke bescherming meer (maar daar geldt nog wel de zorgplicht voor). Een minder groot aantal soorten zijn onder het nieuwe wettelijke kader juist wel specifiek beschermd. Hierbij gaat het met name om soorten die zeldzaam zijn en doorgaans in natuurgebieden voorkomen. De Provincie Flevoland heeft per verordening vrijstelling verleend voor de soorten die ook onder het regime van de Flora- en faunawet waren vrijgesteld (vrijstelling voor Ruimtelijke ontwikkelingen en Beheer en onderhoud). In 2015 is het plangebied door Van der Goes & Groot geïnventariseerd op aanwezigheid van onder de toenmalige Ffwet beschermde plant- en diersoorten. Daarnaast is de Nationale Database Flora en Fauna geraadpleegd. Van de soorten die met de nieuwe wet Natuurbescherming per 1 januari 2017 zijn beschermd, kan op voorhand het voorkomen in Almere worden uitgesloten. In het navolgende wordt ingegaan op het vóórkomen van soorten die onder de Wnb zijn beschermd en waarvoor geen provinciale vrijstelling geldt.
Amfibieën
De rugstreeppad is aanwezig en komt verspreid binnen het plangebied voor, voornamelijk binnen de ecologische zone in het zuidoosten van het plangebied. Voor deze soort is ontheffing verkregen onder de Flora- en faunawet welke volgens het overgangsrecht van de Wnb geldig is tot en met 31 januari 2019. In 2018 zal een nieuwe ontheffing worden aangevraagd (bevoegd gezag gedeputeerde staten). De aanwezigheid van deze soort vormt derhalve geen belemmering voor het bestemmingsplan. De aanwezigheid van andere zwaarder beschermde amfibiesoorten kan op basis van habitatgeschiktheid en verspreidingsgegevens worden uitgesloten.
Reptielen
Binnen het plangebied zijn geen ringslangen aangetroffen. De aanwezigheid van andere zwaarder beschermde soorten kan op basis van habitatgeschiktheid en verspreidingsgegevens worden uitgesloten. Wel zijn in de omgeving zwervende dieren gevonden en is het voorkomen in het Kromslootpark mogelijk. Met de recent aangelegde eco-tunnel die het Kromslootpark met de Ecozone Pampus verbindt, is het mogelijk dat de ringslang zich in het plangebied vestigt. De ingerichte Ecozone Pampus zal dan een belangrijke functie voor de soort kunnen hebben waarmee de gunstige staat van instandhouding is gegarandeerd.
Zoogdieren
Binnen het plangebied komen meerdere soorten algemene grondgebonden zoogdieren voor als konijn, egel, mol, (spits)muizen en vos. Voor deze soorten geldt een vrijstelling ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen.
- Vleermuizen
Het gebied is tevens geïnventariseerd op de aanwezigheid van foerageergebied en migratieroutes van vleermuizen (allen zwaar beschermd). Het plangebied blijkt door verschillende soorten vleermuizen te worden gebruikt. De deelgebieden ecologische zone, Pampushout en Almere Strand worden door deze soorten gebruikt als foerageergebied. Daarnaast zijn verschillende vliegroutes binnen het plangebied aanwezig.
- Bever
Een andere zwaar beschermde soort welke binnen het plangebied is aangetroffen is de bever. Hiervan zijn waarnemingen en sporen bekend in het oostelijk en noordelijk deel van het plangebied. Voornamelijk de Hoge Wetering vormt geschikt habitat voor de soort en daarnaast de watergang ten zuiden van het Pampushout in het noordwestelijk deel van het plangebied.
- Otter
Gezien de populatieontwikkelingen en diverse waarnemingen van Otter in Flevoland en Almere is het denkbaar dat de Ecozone Pampus door deze soort gebruikt zal worden.
Vogels
Binnen het plangebied is een groot aantal broedvogels vastgesteld. Er zijn territoria van havik, buizerd en sperwer vastgesteld binnen de deelgebieden ecologische zone, Almere strand en Pampushout. De nesten van deze soorten zijn jaarrond beschermd, aantasting is verboden zonder het aanvragen van een ontheffing en het treffen van mitigerende en/of compenserende maatregelen. Verder zijn territoria en nesten van verschillende overige broedvogelsoorten binnen deze deelgebieden aangetroffen, zoals torenvalk, oeverzwaluw, koekoek, grote bonte specht, grauwe vliegenvanger, boomklever, raaf en wielewaal. In de rest van het plangebied komen soorten voor als: veldleeuwerik, oeverzwaluw, gele kwikstaart, graspieper, zwarte roodstaart, zwarte kraai en kneu. De belangrijkste structuren voor deze vogels zijn de watergangen, groenstructuren en overige beplantingen en de bebouwing zelf waar ook soorten houtduif, kauw, ekster, spreeuw en merel voorkomen. Bij het verwijderen van bomen, groen, grondwerkzaamheden en werkzaamheden aan watergangen moet rekening gehouden worden met het broedseizoen van vogels om verstoring van broedgevallen te voorkomen, dit geldt ook voor de jaarrond beschermde nesten.
Conclusies
Op basis van de (feitelijke en te verwachten) aanwezigheid van voorgenoemde zwaar beschermde soorten kunnen negatieve effecten als gevolg van nieuwe ontwikkelingen niet op voorhand worden uitgesloten. Wel is duidelijk dat de ecozone Pampus een belangrijk element is in de duurzame bescherming van deze soorten. Op basis van soortgericht onderzoek zal moeten blijken wat de precieze functie van (delen) van het plangebied voor deze soorten is en kunnen aan de hand daarvan passende maatregelen worden getroffen. Mogelijk is het noodzakelijk een ontheffing aan te vragen. Naar verwachting is dit mogelijk in het kader van het bestemmingsplan, en vormt de aanwezigheid van deze beschermde soorten dan ook geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
5.9.4 Houtopstanden (hfst 4 Wnb)
Bij het kappen van bomen die vallen onder het regime van de Wnb dient een melding te worden gedaan. Bovendien is hierbij sprake van een herplantplicht. Onder de Wnb vallen alle houtopstanden die groter zijn dan 10 are of, als het een rijbeplanting betreft, uit meer dan 20 bomen bestaan en die zich buiten de bebouwde kom inzake de Wnb bevinden. Een aantal categorieën houtopstanden valt niet onder de bescherming. Ook wegbeplantingen en éénrijige beplantingen langs landbouwgronden beide voorzover bestaan uit populier en wilg vallen niet onder de bescherming, net als boomgaarden en kwekerijen van kerstbomen of van bosplantsoen. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen en gedeeltelijk buiten de bebouwde kom. Dit betekent dat de in het plangebied aanwezige laanbeplantingen en houtopstanden vallen onder de meldings- en herplantplicht (tenzij het om soorten gaat die niet onder de wet beschermd zijn).
Te kappen bos en compensatie voor het plangedeelte Pampushout 1-3 en Pampushout 2 (Pinasweg)
In het bestemmingsplan Almere Poort 2007 wordt voor deze twee deelgebieden uitgegaan van een oppervlakte aan bos van 38,58 ha (Pampushout 1-3) en 6,7 ha (Pampushout 2). Voor de ontwikkelingen zoals genoemd in paragraaf 2.2.1.2 is het nodig om een deel van dat bos te kappen. Gelet op de Wnb dient dit bos gecompenseerd te worden. Een deel is al gecompenseerd. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van het nog te compenseren deel:
gebieden | aanwezig bos | te handhaven bos / groen | te ontwikkelen gebied | gecompenseerd | nog te compenseren |
Pampushout 1-3 | 38,58 * | 19,29, incl. 1,34 groen | 19,29, waarvan16,41 uitgeefbaar en 2,88 verharding | 11,7** | 8,93** (19,29 + 1,34 – 11,7 = 8,93) |
Pampushout 2 (Pinasweg) | 6,7 | 2,7 - 3,2 | 3,5 - 4 | - | 3,5 - 4 |
*alle cijfers zijn weergegeven in hectaren.
**in 2007 is er een overeenkomst gesloten met Staatsbosbeheer over compensatie van 75 ha te kappen bos. In totaal is voor het gebied Pampushout 24,8 ha compensatie nodig. Daarvan is met deze overeenkomst al 11,7 ha aan compensatie geregeld bij de aanplant van het project Kop op Horsterwold in Zeewolde (eigendom van Staatsbosbeheer) en het project Eemvallei-Zuid.
Deze boskap zal plaatsvinden op het moment dat het gebied definitief wordt ontwikkeld. Dit kan alleen als gevolg van de uit te werken bestemming, die voor deze gebieden van toepassing is, via een vast te stellen uitwerkingsplan. Hiervoor wordt op dat moment een post in de grondexploitatie opgenomen.
Waar precies de compensatie gaat plaatsvinden, is nog niet definitief bekend, maar de bedoeling is om het te verwijderen bos van de Pampushout in samenwerking met Flevolandschap te compenseren in een nieuw aan te leggen bosgebied op Almeers grondgebied.
5.9.5 Nationaal Natuurnetwerk (NNN)
Het plangebied ligt voor een deel binnen het Nationaal Natuurnetwerk (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur).
Figuur : plangebied ten opzichte van de NNN (Bron: Natuurbeheerplan provincie Flevoland).
Aangezien een deel van het Pampushout 1-3 en Pampushout 2 wordt ontwikkeld, zal het NNN hier worden aangetast, omdat zo'n 27 ha bos wordt gekapt en dit dus leidt tot een fysiek verlies aan NNN-gebied. Net als bij de boscompensatie in de vorige paragraaf vindt de herbegrenzing van de NNN plaats op het moment dat het gebied via een uitwerkingsplan definitief wordt ontwikkeld. Bij het opstellen van het uitwerkingsplan wordt aangegeven hoe er herbegrensd gaat worden en op welke wijze de verstoring op de NNN zo veel mogelijk wordt beperkt, bijvoorbeeld door het plaatsen van vleermuisvriendelijke verlichting om de vliegroutes van de vleermuizen niet te hinderen.
5.9.6 Effectenbeoordeling
Effecten
In het MER zijn drie aspecten ten aanzien van ecologie beschouwd:
- 1. De beoordeling ten aanzien van de fysieke aantasting en verstoring van het Natura-2000 gebied Markermeer en IJmeer is 'licht negatief'.
Voor wat betreft stikstofdepositie is er geen negatief effect, omdat het project Almere Poort is opgenomen als prioritair project onder het PAS. Dit houdt in dat de benodigde ontwikkelingsruimte voor het project is gereserveerd. Voor de uitvoering van het project kan om die reden aanspraak gemaakt worden op de in het kader van het prioritair project gereserveerde ontwikkelingsruimte. Uitgangspunt voor de gereserveerde ruimte is dat deze het volledige stikstofeffect van Almere-Poort (worst case) afdekt. Daarom vormt stikstofdepositie geen belemmering voor de vaststelling en daarmee uitvoering van het plan en wordt het planalternatief in dit opzicht neutraal beoordeeld.
- 2. De beoordeling ten aanzien van de fysieke aantasting en verstoring van het NNN (Nationaal Natuur Netwerk) is 'licht negatief'.
Door het deels bebouwen van Pampushout 1-3, dat in het vigerende bestemmingsplan Almere Poort (2007) een bestemming 'Wonen en Bos' heeft, vindt aantasting plaats van NNN- gebied. Hiermee is echter ook aantasting van aldaar voorkomende beschermde soorten mogelijk, zoals broedvogels (waaronder een nest van de jaarrond beschermde broedvogelsoort havik). Verder kan het NNN-gebied onderdak bieden aan boombewonende vleermuissoorten (rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis). Het te verdwijnen NNN-gebied kent een oppervlak van meer dan 2 ha.
- 3. De beoordeling ten aanzien van de beschermde soorten is eveneens 'licht negatief'. Vanwege mogelijk negatief effect op de beschermde soort 'grote clausilia' (slak). De grote clausilia komt voor op basaltblokken ten noorden van de Marina. Aanleg van een strand aldaar zorgt ervoor dat het water de basaltblokken niet meer vochtig houdt waardoor het habitat van de soort hier mogelijk verdwijnt.Effecten op andere soorten, zowel door fysieke aantasting als verstoring, worden uitgesloten.
Voor de uitgebreide effectenbeoordeling wordt verwezen naar paragraaf 5.1.3 Beoordeling en resultaten van deze toelichting, paragraaf 4.2.6 van Bijlage 7 MER bp Almere Poort deel A: hoofdrapport en hoofdstuk 6 van Bijlage 8 MER bp Almere Poort deel B: effecthoofdstukken.
Mogelijke mitigerende maatregelen
Meervleermuis
Negatieve effecten van licht op meervleermuis zijn eenvoudig te mitigeren door met de plaatsing van armaturen rekening te houden met het te beschijnen oppervlak. Wanneer geen open water wordt beschenen, blijft donkerte voldoende gewaarborgd. Ook de kleur van het licht kan als mitigerende maatregel voor meervleermuis worden overwogen. De vernietiging van locaties van jaarrond beschermde nesten van broedvogelsoorten (havik) vereist maatwerk.
Grote clausilia
Om het negatieve effect op de grote clausilia (regenslak) te mitigeren kan het beheer in de naburige loofbossen tussen de IJmeerdijk en de Poortdreef extensief worden uitgevoerd. Hierdoor wordt een strooisellaag gegarandeerd waarbij de soort geschikt habitat vindt met veel (oud) hout, takjes, schors en dergelijke.
Aantasting en verstoring NNN
Geconcludeerd wordt dat fysieke aantasting van het NNN niet wordt uitgesloten. Voor de fysieke aantasting van het NNN geldt dat elk verlies van areaal leidt tot de verplichting om met Bevoegd Gezag af te stemmen om de wenselijkheid en de eventuele benodigde compenserende en mitigerende maatregelen te bespreken. Voor de ontwikkelingen van Almere Poort is deze afstemming met het bevoegde gezag gedaan en is een globaal compensatie gebied voor de NNN aangewezen. Binnen dit gebied is het mogelijk het areaalverlies van de NNN te compenseren.
5.10 Waterparagraaf
5.10.1 Algemeen
Aanleiding
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1, onder b, Besluit ruimtelijke ordening geldt voor dit bestemmingsplan de verplichting een beschrijving te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Om tot een goede beschrijving daarvan te komen is het nodig het proces van de zogenaamde watertoets te volgen. Voor geheel Almere Poort is door Nelen en Schuurmans eind 2016 een waterparagraaf en een watertoets opgesteld. De watertoets is afgestemd met het Waterschap Zuiderzeeland. Voor het opstellen van het bestemmingsplan voor Almere Poort is echter besloten om het plangebied in drie plandelen op te splitsen, namelijk:
- Almere Poort Oost en Duin;
- Almere Poort Buitendijks;
- Almere Poort West en Pampushout (bestaand gebied).
Voor deze drie plandelen worden afzonderlijke bestemmingsplannen in procedure gebracht. De waterparagraaf zoals deze in dit hoofdstuk is opgenomen gaat specifiek in op het plangebied voor Almere Poort West en Pampushout (bestaand gebied). De volledige waterparagraaf van Almere Poort, zoals deze met het Waterschap is afgestemd, is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting.
Behalve het Waterschap wordt ook Rijkswaterstaat als waterbeheerder van het buitendijkse water betrokken.
Oppervlaktewater en peil
Watersysteem en peil
Het watersysteem in het plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem Hoge Vaart en Almere Poort. Het plangebied ligt in de volgende peilgebieden:
- AP1 met een peil van -4,55 NAP (Bron: Peilbesluit ZOF Almere Poort 2007);
- AP2 met een peil van -4,70 NAP (Bron: Peilbesluit ZOF Almere Poort 2007);
- AP3 met een peil van -4,40 NAP (Bron: Peilbesluit ZOF Almere Poort 2007);
- 3.01 met een peil van -5,20 NAP (Bron: Peilbesluit ZOF Hoge Vaart 2004).
Figuur: huidige peilgebieden
Het peilbesluit Hoge Vaart wordt momenteel herzien. Het ontwerp peilbesluit zal, naar verwachting, in de herfst van 2017 wordt vastgesteld.
Figuur: mogelijk toekomstig watersysteem en streefpeilgebieden Almere (Bron: waterhuishoudingsplan Almere Duin)
Oppervlaktewater (waterkwantiteit)
In de huidige situatie zijn in het plangebied een aantal watergangen (grachten) aanwezig welke. Deze watergangen hebben als functie om het water in het bestaande gebied vast te houden en af te wateren richting de Tocht langs de Poortdreef en de Galjoottocht, welke het water verder afvoert naar de Noorderplassen. De waterstructuur binnen het plangebied is in onderstaande figuur weergegeven.
figuur: watersysteem binnen het plangebied
Ontwikkeling van Pampushout en Pinasweg
In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het gebied Pampushout en Pinasweg te ontwikkelen naar een woningbouwlocatie. Binnen Pampushout (1-3) kunnen 850 woningen worden gerealiseerd en binnen het gebied Pinasweg (Pampushout 2) 150 woningen. De toename aan verharding in dit gebied dient gecompenseerd te worden in de vorm van oppervlaktewater. Gestreefd wordt om het water zoveel mogelijk in het plangebied zelf vast te houden en enkel waar nodig af te voeren via de Galjoottocht naar de Noorderplassen. In het kader van het uitwerkingsplan zal de uiteindelijke invulling van het watersysteem en de drooglegging in het gebied nader afgestemd worden met het waterschap. In de uitwerkingsregels, behorende bij de uit te werken bestemmingen, is opgenomen dat de waterhuishouding bij de ontwikkeling van het gebied op orde moet zijn en daarbij advies wordt ingewonnen bij het Waterschap.
Ontwikkelingen Cascadepark
In het gebied van het Cascadepark is in het bestemmingsplan een globale eindbestemming opgenomen waarin de bouw van 300 extra woningen wordt mogelijk gemaakt. Deze woningbouw zal gefaseerd verder uitgewerkt worden in losse inrichtingsplannen. De gemeente Almere en het Waterschap zijn samen verantwoordelijk dat het watersysteem ten alle tijden voldoet. Tijdens het ontwerpproces vindt dan ook overleg plaats met het waterschap om tot overeenstemming te komen over het inrichtingsplan. In dit overleg worden ook nadere afspraken gemaakt over het beheer en onderhoud van het te realiseren watersysteem. Voor de vaststelling van dit bestemmingsplan worden afspraken gemaakt over de nadere invulling van het overleg met het waterschap en de wijze waarop het waterschap bij het ontwerpproces van de losse inrichtingsplannen wordt betrokken.
Waterveiligheid
Waterkeringen
Het buitenwater is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. Waterkeringen beschermen Flevoland tegen deze bedreiging. De IJmeerdijk ten noordwesten van het plangebied biedt bescherming tegen het buitenwater van het IJmeer en Markermeer. De IJmeerdijk is in de 'Legger' van het Waterschap Zuiderzeeland aangemerkt als primaire waterkering. Ook gelden hier de regels van Rijkswaterstaat, die beheerder is van deze wateren. Gebieden rondom de IJmeerdijk zijn in de legger voorzien van verschillende beschermingszones, namelijk:
- Kernzone. Dit is het centrale gedeelte van de waterkering. Dit deel bestaat uit het dijklichaam, het benedenbeloop aan de polderzijde van de dijk en de kwelsloot;
- Binnenbeschermingszone. Dit is een strook, direct aan weerszijden van de kernzone, die technisch/fysisch een bijdrage levert aan de stabiliteit van de waterkering; en
- Buitenbeschermingszone. Dit is een strook aan weerszijden van de binnenbeschermingszone.
De kernzone is het gebied met het strengste verbods- en gebodsregime en de buitenbeschermingszone is het gebied met het minst strenge verbods- en gebodsregime. De breedte van deze beschermingszones zijn vastgelegd in de 'Legger' van het Waterschap en zijn weergegeven in onderstaande figuur.
Voor het bouwen in Almere Poort bestaand gebied en het verder uitwerken van de ontwikkelingen in het plandeel Pampushout, geldt dat deze geen negatief effect mogen hebben op de wettelijk gestelde veiligheidsnormen van de IJmeerdijk. De dijk dient toegankelijk, robuust en klimaatbestendig te blijven. Dit betekent dat in de beschermingszones beperkingen gelden voor het ontwikkelen van bebouwing. In het bestemmingsplan wordt voor de kernzone de dubbelbestemming Water-Waterkering opgenomen. De binnenbeschermings- en buitenbeschermingszone wordt in het bestemmingsplan voorzien van een vrijwaringszone.
figuur: beschermingszone (bron: Legger Zuiderzeeland)
De IJmeerdijk is in het midden ten behoeve van de planontwikkeling van Almere Poort gereconstrueerd. Bij besluit van 3 februari 2015 is de kernzone in de legger voor dit deel van de dijk versmald naar 25 meter. Dit besluit is 1 april 2015 in werking getreden. Het een en ander is op de verbeelding van dit bestemmingsplan vastgelegd. Voor de ontwikkelingen die in Almere Poort West en Pampushout worden mogelijk gemaakt geldt dat deze geen negatief effect mogen hebben op de wettelijk gestelde veiligheidsnormen van de IJmeerdijk. De dijk dient toegankelijk, robuust en klimaatbestendig te blijven. Dit betekent dat in de beschermingszones beperkingen gelden voor het ontwikkelen van bebouwing. In het bestemmingsplan wordt voor de kernzone de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. De binnenbeschermings- en buitenbeschermingszone wordt in het bestemmingsplan voorzien van een 'vrijwaringszone dijk - 1 en - 2'.
Waterkwaliteit
Waterkwaliteit oppervlaktewater
Bronnen voor de wateraanvoer in Almere Poort Oost en Duin zijn neerslag en kwel. Deze wateraanvoer zorgt voor verversing en doorstroming van het oppervlaktewater. Kunstmatige aanvoer van water vanuit andere gebieden (gebiedsvreemd water) wordt niet toegepast, omdat dit een slechtere kwaliteit kan hebben en het een dure en niet duurzame maatregel is.
Kaderrichtlijn Water (KRW)
Het belangrijkste beleidsdossier voor oppervlaktewater is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW beschermt drinkwaterbronnen, zwemwateren en leefgebieden van dieren en planten. In het plangebied ligt een KRW waterlichaam (Galjoottocht) dat in het Waterbeheerplan (2016-2021) van Zuiderzeeland is aangemerkt als 'Tochten DE'. Dit zijn watergangen met voedselrijk water. In verband met de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 2015 de toestand van de waterlopen in het beheergebied van het waterschap Zuiderzeeland vastgelegd (Bron: Achtergronddocument KRW IJsselmeerpolders planperiode 2016 – 2021). Voor de chemische toestand van de Tochten DE is in 2015 een normoverschrijding geconstateerd voor fluorantheen. Fluorantheen overschrijdt in alle waterlichamen in de Noordoostpolder en Zuidelijk en Oostelijk Flevoland de norm. Voor de Tochten DE is verder geconstateerd dat de toestand voor overige waterflora goed is, voor macrofauna en vis matig is. Het reguleren van waterbeweging en hydromorfologie en aanleg van duurzame/natuurvriendelijke oevers zijn KRW maatregelen die in het waterbeheerplan zijn vastgesteld om de ecologische kwaliteit te verbeteren. Delen van de watergang de Galjoottocht zullen, worden verbreedt om de waterafvoercapaciteit van de watergang te vergroten. Bij het verbreden van deze watergang zullen tevens natuurvriendelijke oevers worden aangebracht.
Riolering
Het bestaande gebied van Almere-Poort zijn in de huidige situatie gescheiden gerioleerd. Dit betekent dat het regenwater afgevoerd wordt naar het oppervlaktewater. Het vuile water wordt naar de rioolwaterzuivering AWZI Almere verpompt. In het nieuwe gemeentelijke Waterhuishoudingsplan wordt sterk ingezet op 'klimaatbestendig bouwen'. Dat houdt in dat zeer zware regenbuien niet tot schade zullen leiden. Elke wijk wordt dan ook beleidsmatig getoetst op wateroverlast (volgens methode Leidraad Riolering, maar ook met zwaardere buien). Op het gebied van riolering wordt vanuit het gemeentelijke Waterhuishoudings- en duurzaamheidsbeleid in nieuwe wijken zoals Almere Poort gestreefd naar duurzame sanitatie om bij te dragen aan de realisatie van de 'Almere Principles'. Door afvalstromen aan de bron te scheiden kan het transport van afvalwater worden beperkt. Het bestemmingsplan maakt tevens de verdere ontwikkeling van Almere Poort mogelijk (Pampushout, Pinasweg en Cascadepark). Voor de riolering hiervan wordt aangesloten op het bestaande gescheiden stelsel en zal worden ingezet op duurzame sanitatie.
5.10.2 Effectenbeoordeling
In het MER zijn drie aspecten ten aanzien van Water beschouwd:
- De beoordeling ten aanzien van de ecologische waterkwaliteit 'licht positief', omdat bij het inrichten van de watergangen de doorstroming en circulatie wordt verbeterd.
- De beoordeling ten aanzien van het oppervlaktewater is 'neutraal'. Door de ontwikkelingen in Almere Poort is sprake van een toename aan verhard oppervlak. Het effect van die toename van verhard oppervlak wordt echter met allerlei maatregelen aan de Galjoottocht gecompenseerd zoals het aanpassen van bestaande duikers en het verbreden van het profiel van de watergang.
- De beoordeling van de waterveiligheid is 'neutraal'. In de bestemmingsplannen zijn geen veranderingen die gevolgen hebben voor de waterveiligheid.
Voor de uitgebreide effectenbeoordeling wordt verwezen naar paragraaf 5.1.3 Beoordeling en resultaten van deze toelichting, paragraaf 4.2.10 van Bijlage 7 MER bp Almere Poort deel A: hoofdrapport en hoofdstuk 8 van Bijlage 8 MER bp Almere Poort deel B: effecthoofdstukken.
5.11 Bodemkwaliteit
5.11.1 Algemeen
Historie
De bodem van Almere ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. In de ondergrond komen voornamelijk pleistocene dekzanden voor die tijdens de laatste ijstijd (Weichselien) zijn afgezet als gevolg van verstuivingen en rivierafzettingen. Na de laatste ijstijd is tijdens het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) een pakket slappe klei-, zavel- en veenlagen op het pleistoceen zandpakket afgezet. Hierna ontstond een zoetwatermeer dat eerst 'Flevo' heette, maar in de Romeinse tijd de naam 'Aelmere' kreeg. Vanaf het begin van onze jaartelling veranderde het zoetwatermeer langzaam in de zoute 'Sudersee' waardoor lokale afzettingen nog steeds veel zout bevatten. Na de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het zoete 'IJsselmeer'. In 1968 is de zuidelijke IJsselmeerpolder drooggevallen, waarmee de voormalige zeebodem een landbodem werd. Voordat met de bouw van woningen werd begonnen, is de grond met circa 1 meter zand uit het Markermeer opgehoogd. In 1974 is de eerste paal voor de bouw van Almere-Haven de grond in gegaan en vanaf dat moment is Almere ontwikkeld.
Bodemkwaliteit
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Gebleken is dat de gronden in het plangebied geen noemenswaardige verhoogde gehalten aan onderzochte stoffen bevatten.
Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) stelt regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen, grond en baggerspecie die in contact kunnen komen met regenwater, grondwater of oppervlaktewater. Het gaat om onder meer asfalt, bitumineuze dakbedekkingen, baggerspecie, ophoogzand, grond, dakpannen, tegels, nieuwe bakstenen, heipalen, straatstenen, beton- en menggranulaat. In sommige gevallen moet de gebruiker die een bouwstof gebruikt dit melden aan het bevoegd gezag. Het bevoegde gezag beoordeelt de meldingen van eigenaren en opdrachtgevers van een werk over de toepassing van bouwstoffen. Ook ziet het bevoegd gezag toe op de naleving van het Besluit bodemkwaliteit. Elke nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning moet vergezeld gaan van de resultaten van een bodemonderzoek. Als hieruit blijkt dat de bodem geschikt is of wordt gemaakt voor woningbouw wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een geschiktheidsverklaring afgegeven. Ook bij uitgifte is een bodemonderzoek vereist om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke aanwezigheid van explosieven, moet onderzoek (explosievenonderzoek) hierover uitsluitsel geven. Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een termijn aangehouden van vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.
Bodemkwaliteitskaart
Uit de bodemkwaliteitskaart van Almere (2013) blijkt dat voor zowel de kwaliteit van ontgraven grond (ontgravingskaart) als de toepassingseisen voor de toe te passen grond (toepassingskaart) in het gebied over het algemeen de bodemkwaliteitsklasse 'Landbouw/ Natuur' van toepassing is. Van grond die vrijkomt in dit gebied dient wellicht voor toepassing elders de kwaliteit bepaald te worden. Dit houdt in dat over de hergebruiksmogelijkheden contact moet worden opgenomen met de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek.
Grondwater en kwel
Bij start van de ontwikkeling van Almere-Poort is het maaiveld voor vrijwel het hele stedelijk gebied opgehoogd met ongeveer 1 meter zand. Dit zand levert een extra belasting van de onderliggende klei, die als gevolg daarvan daalt. Bij start van de bouw en aanleg van het watersysteem is uitgegaan van een resterende zetting van ongeveer 20 centimeter; de drooglegging bedroeg toen 1.7 meter. In de bewoningsfase zal de drooglegging 1.5 meter bedragen ('Water in Poort – Drooglegging en infiltratie', Langenakker et. al, 2000). Alle extra zetting op gemeentelijke grond tot aan 2030 zal worden opgehoogd tot aan de droogleggingsnorm van 1.5 meter. Dat geldt dus zowel voor al ontwikkelde gebieden als nog te ontwikkelen gebieden. De ontwateringsdiepte is het verschil tussen maaiveld en hoogste grondwaterstand. Deze is in Almere-Poort in beperkte mate afhankelijk van de zettingen, die voornamelijk optreden onder het niveau van drainage (Langenakker et. al, 2000). Om de gewenste 0.7 meter ontwateringsdiepte in Almere-Poort te bereiken wordt in elke wijk (met uitzondering van Duin en Vallei) een drainagesysteem aangelegd ongeveer 1 meter onder maaiveld (Grontmij, 2006). Zie verder 5.10 Waterparagraaf. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied waardoor er geen belemmeringen zijn voor mogelijkheden voor warmte- en koudeopslag in de bodem.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
5.11.2 Effectenbeoordeling
In het MER is de beoordeling van het aspect Bodem 'neutraal'. Bij de start van de ontwikkeling van Almere- Poort is het maaiveld voor vrijwel het hele stedelijk gebied opgehoogd met ca één meter zand. Dit geldt niet voor Pampushout 1-3 en Pampushout 2. Daar wordt het maaiveld niet integraal opgehoogd vanwege de lage bebouwingsintensiteit. Hier zal maatwerk worden geleverd. Ook voor het overige zijn er geen effecten op het aspect bodem.
Voor de uitgebreide effectenbeoordeling wordt verwezen naar paragraaf 5.1.3 Beoordeling en resultaten van deze toelichting, paragraaf 4.2.10 van de Bijlage 7 MER bp Almere Poort deel A: hoofdrapport en hoofdstuk 8 van Bijlage 8 MER bp Almere Poort deel B: effecthoofdstukken. .
5.12 Archeologie En Cultuurhistorie
Historische-geografische en (Steden)bouwkundige waarden
Historisch-geografische waarden zijn elementen in het landschap die door menselijk handelen zijn ontstaan. Bouwkundige waarden betreft bouwwerken bedoeld voor bewoning, huisvesting of bedrijvigheden. Stedenbouwkundige waarden betreft ingerichte gebieden in het stedelijk gebied, inclusief de openbare ruimte.
figuur: Brikweg 1981
In het plangebied "Poort West en Pampushout" zijn geen waardevolle historisch-geografische structuren onderscheiden die in de toekomst een rol zouden kunnen spelen als elementen bij de inrichting van het gebied. De oudste, en lange tijd de meest belangrijke, ontsluitingsweg van Almere Poort was de Brikweg. Deze is in ca. 1975 aangelegd. In het plangebied zijn geen beschermde bouwkundige monumenten aangewezen of stadsgezichten aangewezen. Op basis van de inventarisatie 'Iconen van Almere' (2016) kunnen er wel diverse iconen benoemd worden: Het Klokhuis (Jort de Hollander, 2011) in het Cascadepark, de Veranda Villa (Commandeur Haumann Architecten, 2010) en Villa Hermans (Lars Courage, 2011) in het Homeruskwartier en het rode Warmte Overslag Centrum in het Columbuskwartier (Willem Schutter, 2012). Deze iconen zijn potentiële monumenten.
Archeologische waarden
Algemeen
Aan het einde van het Paleolithicum (de Oude Steentijd), 11.500 jaar geleden, was Almere al bewoond. Het gebied van Almere bestond toen uit een glooiend zandlandschap waar de rivier de Eem doorheen stroomde. Door het alsmaar natter en warmer wordende klimaat, gepaard gaand met oprukkend veen en een oostwaartse verplaatsing van de kust, was het gebied van Almere rond 3800 voor Chr. veranderd in een uitgestrekt moerasgebied onder invloed van de zee. Wonen werd hier wordt steeds moeilijker en was uiteindelijk niet langer mogelijk. Maar voor die tijd was het goed toeven hier. Een landschap met allerhande voedselbronnen, groot en klein wild, vis, planten en vruchten. Hiervan hebben de mensen destijds gebruik van gemaakt. Zij woonden overal in het landschap en leefden als jagers en verzamelaars. Tijdens de Midden Steentijd en het vroege Jonge Steentijd is men langzaam aan overgegaan op een combinatie van jacht en akkerbouw. Rond het jaar nul was in het moeras een reeks meren gevormd. In de Romeinse tijd is door aaneensluiting van deze wateren één groot meer ontstaan, dat het Lacus Flevum genoemd werd. Hieruit ontstond later het Aelmere, dat rond 850 na Chr. een feit was en vanaf 1340 Zuiderzee genoemd werd. De Zuiderzee was lange tijd het economisch hart van Nederland. Er in en na de Middeleeuwen druk gevaren, getuige de scheepswrakken die ook in Almere Poort zijn gevonden.
figuur: Archeologische Beleidskaart met (benaderde) begrenzing van het plangebied
Uit de onderzoeken blijkt dat dekzandkoppen van het oude landschap in de Steentijd zeer geschikte locaties voor bewoning vormden. In het centrale deel van plangebied zijn veel archeologische onderzoeken uitgevoerd. Daarbij zijn ook veel behoudenswaardige vindplaatsen aangetroffen. Binnen de plangrenzen van Poort West en Pampushout zijn op de Archeologische Beleidskaart Almere (hierna: ABA) verschillende terreinen vrijgesteld van archeologische verplichtingen. Deze terreinen zijn vrijgesteld, omdat ze bebouwd zijn of in het verleden bebouwd zijn geweest, anderszins verstoord zijn of reeds zijn onderzocht en vrijgeven. Deze terreinen zijn op de ABA aangeduid met een donkergrijze kleur en in het bestemmingsplan bestemd voor 'Waarde - Archeologie 1'. In de hierboven in 'rood' aangegeven gebieden moet in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen rekening worden gehouden met mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen uit de steentijd. Dergelijke vindplaatsen kunnen worden aangetroffen in de top van het pleistocene zand en in de daarboven gelegen Oude Getijdenafzettingen. Het voornaamste archeologisch onderzoek in Almere Poort West is uitgevoerd van 1999 tot 2003. Hierbij is een groot aantal behoudenswaardige vindplaatsen uit de Steentijd aangetoond, die volgens het vigerend beleid ruimtelijk ingepast moesten worden. Na de vaststelling van het bestemmingsplan Poort (2007) die de bescherming regelt hebben er veel ingrepen in het gebied plaatsgevonden, waarbij helaas veel vindplaatsen zijn aangetast. Bij collegebesluit d.d. 21 februari 2012 is daarom besloten de begrenzing van de resterende (delen van) vindplaatsen op te nemen in het eerstvolgende uitwerkingsplan c.q. de eerstvolgende (partiële) herziening van het bestemmingsplan en de aangeduide (delen van) vindplaatsen in te passen c.q. herkenbaar en beleefbaar in te richten conform de door de raad vastgestelde uitgangspunten (DSO/2012/2120846svdz). Diverse vindplaatsen zijn op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van Nederland aangeduid als gebied van zeer hoge waarde.
figuur: Archeologische Beleidskaart Almere met vindplaatsaanduiding
De bekende behoudenswaardige steentijdvindplaatsen in Almere Poort West zijn:
- 4I_1 De Grote Green. Een complex van acht archeologische vindplaatsen die dateren uit ca. 8500-7500 v.Chr., de Midden-Steentijd. Locatie: Homeruspark. De inrichting van het park, naar een ontwerp van Thijs van Hees, verbeeldt de landschapsgeschiedenis.
- 4I_2 De Kleine Green. Deze vindplaats is iets jonger, want dateert uit ca. 7000-6500 v.Chr. Locatie: Homeruspark. De Kleine Green is ingericht als een apart liggend eiland, begroeid met eiken.
- 4M_1 De Windkanter. Een werkplaats uit de steentijd. De jagers en verzamelaars die ca. 5500 voor Chr. deze contreien bewoonden gebruikten klopstenen bij het maken van gereedschappen. Locatie: Cascadepark / Achillesveld.
- 4E_7 Oker: plek van rituelen. De vindplaats is uitgespaard binnen het bouwblok. Omwonenden hebben een plan opgesteld de vindplaats nog duidelijker herkenbaar te maken en een groener karakter te geven. Locatie: San Marinostraat / Italiëstraat.
- 4E_10 De Zandbrug. Steentijdvindplaats op een knooppunt in het oude landschap. Locatie: Finlandstraat / Denemarkenstraat.
- 4E_11 De Kaap. Een hoge plek in het oude landschap waar de jagers/verzamelaars uitkeken over de moerassen. Locatie: Scandinaviëstraat / Noorwegenkade.
- 4E_12 Jachtlust (AMK-nr. 15822). Locatie met resten van meerdere jachtkampen. Uitvalsbasis met voedeselbronnen in overvloed. Locatie: Scandinaviëstraat / Noorwegenkade.
- 4E_13 De Zuidflank (AMK-nr. 15821). Bewoningslocatie op de zuidflank van de zandrug in de ondergrond van het Europakwartier. Locatie: Beneluxbaan / Finlandstraat.
- 4E_15 De Kraak. Plek waar in het verleden gereedschappen werden gemaakt en voedsel werd bereid. Locatie: Beneluxbaan / Denemarkenstraat.
- 4E_17 De Geest (AMK-nr. 15819 en 15820). Gelegen op de hoge zandrug in de ondergrond. Bewoningsresten tussen 6400 en 5700 v. Chr. Locatie: Beneluxbaan / Nederlandstraat.
- 4J4K_1 De Distel en 4J4K_2 De Vlier. Resten van jachtkampen uit ca. 5600 v. Chr. Twee vindplaatsen die op "archeologiesparende" wijze zijn afgedekt. Locatie: onder de Godendreef.
- De vindplaats 4E_23 (AMK-nr. 16252) is tussen 2007 en 2012 verloren gegaan. Locatie: Slowakijehof / Polenstraat (niet op de afbeelding).
Deze vindplaatsen krijgen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'.
Er zijn in het plangebied daarnaast vier scheepswraklocaties bekend.
- 4E_25 De Slagzij (beschermd rijksmonument nr. 528008). Het omgeslagen vrachtschip uit de zestiende of de zeventiende eeuw ligt nu onder een bult grond binnen een hek. Er wordt in samenwerking met omwonenden nog gezocht naar een gepaste inrichting van het terrein. Locatie: Beneluxlaan / Belgiëstraat.
- 4I_3 De Ravage (beschermd rijksmonument nr. 528007). Vrachtvaarder uit de Gouden Eeuw. Naast het wrak staat een houten kunstwerk waarvoor kunstenaar Simcha Roodenburg zich heeft laten inspireren door een schilderij van een zinkend schip. Locatie: Homeruskwartier, op een eiland tussen de Godendreef en de Damoclesstraat.
- 6_1 De Rechthoek. Het wrak van een ondiep, rechthoekig vaartuig zonder duidelijke voor- of achtersteven. Het lijkt een eenvoudige vrachtschuit van een onbekend type te zijn. Er is geen materiaal gevonden dat het schip kon dateren.
- 6_2 De Tjalk (beschermd rijksmonument nr. 528006). In 1974 werd dit ontdekt, de talk is herkenbaar aan een bolle voor- en achterzijde en een groot laadruim. In de voorsteven werden drie tinnen lepels, een munt uit 1752 en een bos zwavelstokjes gevonden.
Deze scheepswrakken hebben de bestemming Groen -2.
De aanwezigheid van verdere scheepswrakken en -restanten in de ondergrond is niet uit te sluiten. Omdat er geen gemeentelijke regels aan zijn verbonden, worden de drie rijksmonumenten niet op de verbeelding weergegeven.
Veranderingen in inrichting van vergunningsplichtige gebieden
Voor zover dat bodemingrepen niet in aanmerking komen voor een vrijstelling, moet archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd en inzicht te worden verkregen in de aan-/afwezigheid van 'behoudenswaardige vindplaatsen van nationaal belang', en de noodzakelijke omgang daarmee. Het onderzoek moet voldoen aan wat daarover is vastgelegd in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016.
Veranderingen in inrichting van behoudenswaardige vindplaatsen
Overeenkomstig de beleidsuitgangspunten, moeten behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden ingepast, dat wil zeggen, de vindplaats moet herkenbaar, beleefbaar en recht doend aan de aangetroffen archeologische waarden worden ingericht. Inrichtingsplannen, gecombineerd met monitoring- en beheerplannen, moeten ter goedkeuring aan de stadsarcheoloog worden voorgelegd. Binnen terreinen met behoudenswaardige vindplaatsen zijn bodemingrepen zonder vergunning niet toegestaan. Voor ingrepen op de beschermde rijksmonumenten is op grond van artikel 9.1. van de Erfgoedwet (in samenhang met artikel 11 van de Monumentenwet 1988) altijd een monumentenvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig.
Toevalsvondsten
Het is denkbaar dat er zich binnen het plangebied onder het maaiveld nog onbekende scheepswrakken bevinden. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat scheepsresten, evenals andersoortige archeologische resten, aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Een dergelijk aantreffen dient conform de Erfgoedwet gemeld te worden aan de stadsarcheoloog van de gemeente Almere. Ter voorkoming van verdere beschadiging dienen de werkzaamheden ter plaatste direct gestaakt te worden. Na vaststelling van de waarde en het belang van de aangetroffen resten, zal in overleg met de stadsarcheoloog besloten worden welke maatregelen nodig zijn.
5.12.1 Effectenbeoordeling
In het MER is de beoordeling van het aspect Archeologie, Cultuurhistorie en Landschap 'neutraal'. Bij de planuitwerking zal rekening moeten worden gehouden met de aanwezige archeologische waarden. In de bestemmingsplannen is een dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' opgenomen om de aanwezige archeologische waarden te beschermen. De historische geografische en stedenbouwkundige elementen worden niet beïnvloed. De kenmerkende groenstructuur van Almere Poort blijft gehandhaafd. Het plan betreft voor een groot deel verdere afronding van het stadsdeel Almere Poort en past binnen de oorspronkelijk bedachte stedenbouwkundige en landschappelijke opzet van het gebied. De huidige situatie van nog te bebouwen gebieden bestaat voornamelijk uit reeds bouwrijp gemaakt terrein (met uitzondering van (delen van) Pampushout 1-3 en Pampushout 2). Belangrijke negatieve of positieve effecten worden dus niet verwacht.
Voor de uitgebreide effectenbeoordeling wordt verwezen naar paragraaf 5.1.3 Beoordeling en resultaten van deze toelichting, paragrafen 4.2.7 en 4.2.8 van de Bijlage 7 MER bp Almere Poort deel A:hoofdrapport en hoofdstuk 7 van de Bijlage 8 MER bp Almere Poort deel B: effecthoofdstukken
5.13 Radarverstoringsgebied
Radars voor militaire luchtvaart
Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordeningis aangegeven (zie Rijksbeleid van Beleidskader en paragraaf Relevante beleidskaders) is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Op het plangebied zijn de radarverstoringsgebieden van AOCS Nieuw Milligen, Herwijnen en Soesterberg van toepassing. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 15 km van de daar opgestelde radarantennes ligt, zijn er geen hoogtebeperkingen voor bouwwerken, met uitzondering van windturbines. De hoogtebeperking voor windturbines is vanwege het radarverstoringsgebied van AOCS Herwijnen 90 m, Nieuw Milligen 118 m en van Soesterberg 128 m. De tippen van de wieken van windturbines mogen deze hoogtes niet overschrijden. Zijn de windturbines wel hoger, dan is een radarverstoringsonderzoek vereist.
figuur radars voor militaire luchtvaart
Aangezien het bestemmingsplan Almere Poort West en Pampushout de bouw van windturbines niet mogelijk maakt voldoet het plan aan de eisen van radarverstoringsgebieden.
Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)
LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen. LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO. Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015). In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME PAM opgenomen.
figuur: hoogteradialen luchtvaartverkeer
Binnen een toetsingsvlak moet indien de maximaal aangegeven hoogte dit vlak doorsnijdt, advies worden ingewonnen bij LVNL over het effect hiervan op de correcte werking van de VOR/DME PAM. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 10 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 10 km) is enkel van toepassing op windturbines. Binnen een straal van 3 km vanaf de antenne Muiden geldt een toetsingsvlak voor alle bouwwerken tot een hoogte van 51,56. Dit toetsingsvlak is van toepassing op de buitendijkse bebouwing van Almeerderstarnd en de jachthaven. Voor het binnendijkse deel van Almere Poort dat op een grotere afstand dan 3 km vanaf de antenne Muiden is gelegen geldt het toetsingsvlak alleen voor windturbines met een hoogte vanaf 51,56 m. Indien de windturbines hoger worden, dient advies te worden ingewonnen bij de LVNL over het effect ervan op de correcte werking van de VOR/DME PAM. Het bestemmingsplan Almere Poort West en Pampushout ligt buiten het toetsingsvlak van 3 km vanaf de antenne in Muiden. In het plangebied zijn geen windturbines geprojecteerd.
Laserstraalvrijegebied Luchthavenbesluit Lelystad
Naast de grenswaarden en gebruiksregels bevat het Luchthavenbesluit de aanduiding van het luchthavengebied en de bestemmingen die daarin gelden. De regels binnen het luchthavengebied beperken zich tot het aanwijzen van de gronden bestemd voor de start- en landingsbanen. Ook bevat het Luchthavenbesluit de beperkingengebieden buiten het luchthavengebied met de daarin geldende ruimtelijke regels in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer en in verband met de vliegveiligheid. De regels in de beperkingengebieden kennen verschillende regimes. Zo gelden in de beperkingengebieden in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer regels omtrent de toelaatbaarheid van gebouwen. Er zijn gebieden waar voor bepaalde gebouwen geldt dat ze moeten worden gesloopt en gebieden waar bepaalde nieuwe gebouwen verboden zijn. In de gebieden in verband met de vliegveiligheid leiden de regels onder andere tot hoogtebeperkingen van bestaande objecten (zoals bomen) en nieuwe gebouwen of bouwwerken (zoals windmolens) en daarnaast tot beperking van vogelaantrekkende bestemmingen.
Zoals uit de bovenstaande figuur blijkt, is het laserstraalvrije gebied niet van toepassing op het plangebied. Dit behoeft dus geen verdere regeling in het plan.
Hoofdstuk 6 Implementatie
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Grondexploitatie
Het plangebied bestaat uit verschillende gebieden waar ook verschillende ontwikkelingsplannen en bijbehorende grondexploitaties voor gelden. In 2018 heeft de gemeenteraad ingestemd met het Meerjaren Programma Grondexploitaties Almere 2018 (MPGA), waarbij de raad akkoord is gegaan met de grondexploitaties voor de diverse nog te ontwikkelen gebieden in het plangebied. Bij de uitvoering van de plannen worden de kosten verhaald via actieve grondpolitiek. Hiermee zijn de grondexploitaties sluitend en is het bestemmingsplan Poort West en Pampushout economisch uitvoerbaar.
Het exploitatieplan
Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd. Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (zie artikel 6.2.1):
- de bouw van één of meer woningen of één of meer hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000 m² of met een of meer woningen;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bedraagt;'
- de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m².
Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:
- d. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- e. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
- f. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,
of bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Bro):
- g. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
- h. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
- i. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.
Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid. Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt in principe tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen.
Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt. Een plan is economisch uitvoerbaar, indien de te verwachten investeringen die voortvloeien uit het vast te stellen bestemmingsplan worden gedekt uit bijvoorbeeld de verkoop van grond, exploitatiebijdragen van derden (ontwikkelende partijen) dan wel uit overige middelen, zoals subsidie.
In het plangebied Poort West en Pampushout zijn de nog te ontwikkelen gronden eigendom van de gemeente Almere. Het kostenverhaal vindt plaats door middel van de gronduitgifte door de gemeente en is daarmee anderszins verzekerd. Daarnaast is het bepalen van een tijdvak of fasering niet nodig en is het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels niet noodzakelijk. Hiermee is er geen aanleiding voor het vaststellen van een exploitatieplan.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Consultatie belanghebbenden
In de stadhuis aan huis pagina van Almere Dichtbij van 21 november 2015 is onderstaande tekst geplaatst:
__________________________________________________________________
DENKT U MEE over de actualisatie bestemmingsplan Almere Poort?
De gemeente Almere gaat het komende jaar het bestemmingsplan voor Almere Poort actualiseren. Vanaf het begin van dit proces wil de gemeente de belanghebbenden hierbij betrekken. Er ligt dus nog geen nieuw bestemmingsplan ter inzage, de gemeente wil de wensen voor dit nieuwe bestemmingsplan inventariseren.
Heeft u wensen?
Voordat het bestemmingsplan wordt opgesteld en aan het college en de gemeenteraad wordt voorgelegd wil de gemeente van de bewoners en ondernemers horen of er wensen of opmerkingen zijn waarmee in het nieuwe bestemmingsplan rekening gehouden zou kunnen worden.
Let op! In het bestemmingsplan kan de gemeente niet regelen dat bijvoorbeeld het openbaar groen meer onderhouden wordt of dat een stoep wordt hersteld. Dit soort reacties kunt u via www.almere.nl/meldingdoorgeven.
Uw wensen kenbaar maken?
U kunt uw opmerkingen en/of wensen kenbaar maken door voor zaterdag 5 december 2015 een reactie te sturen naar de Gemeente Almere, afdeling DSO/ROM, postbus 200, 1300 AE Almere onder vermelding van 'bestemmingsplan Poort'. U kunt ook digitaal reageren via www.almere.nl/contactformulier onder vermelding van 'bestemmingsplan Poort'.
Daarnaast is er gelegenheid om uw wensen mondeling kenbaar te maken op maandag 30 november 2015 van 16.00 tot 20.00 uur in het gebiedskantoor Almere Poort, Najadenstraat 3, in de HomerusMarkt. Vertegenwoordigers van de gemeente zijn dan aanwezig om uw wensen te noteren. Graag aanmelden hiervoor tot en met donderdag 26 november 2015 via het contactformulier op www.almere.nl onder vermelding van 'bestemmingsplan Poort 30 november'.
Uitleg en de volledige tekst van de bekendmaking kunt u vinden op almere.nl/ruimtelijkeplanneninprocedure en www.almere-poort.nl/bewoners.
__________________________________________________________________
Naar aanleiding van deze publicatie zijn 19 schriftelijke reacties via www.almere.nl ingediend. Daarnaast hebben 3 bewoners gebruik gemaakt van de mogelijkheid om opmerkingen/wensen mondeling in te dienen op 30 november 2015. Deze reacties hebben betrekking op het gehele plangebied van Almere Poort. Ten aanzien van het nieuwe bestemmingsplan voor Poort West en Pampushout hebben bewoners de volgende opmerkingen en/of wensen:
1. Cupidohof groen houden
Er zijn 10 reacties binnengekomen van bewoners van Cupidohof met het verzoek om de binnentuin een groene bestemming te geven zodat er niet gebouwd kan worden. In de huidige plannen voor Poort kan de binnenhof nog bebouwd worden, de grond is eigendom van de gemeente.
De binnenhof wordt intensief gebruikt als veilige speelgelegenheid voor kinderen en voor kinder- en buurtfeesten. De buurtkinderen hebben een sponsorloop gehouden om geld in te zamelen voor de realisering van een speeltoestel. Het onderhoud wordt uitgevoerd door de bewoners, ze hebben er ook een moestuin aangelegd. Het terrein heeft een sociale functie gekregen. In 2013 hebben IVN, het Oranje Fonds, Buurtlink.nl en SME Advies het Cupidohof aangewezen als Groen Dichterbij Icoonproject van Flevoland. De jury beoordeelde 31 genomineerde projecten. Cupidohof werd als beste beoordeeld en heeft hiervoor een financiële bijdrage van vijfduizend euro en inhoudelijke ondersteuning van experts bij de uitvoering van de groene ontmoetingsplek ontvangen.
Reactie
Cupidohof is een onbebouwde binnentuin die gemeentelijk eigendom is in Homeruskwartier. Wij hebben gekeken naar het huidige gebruik van het Cupidohof. Dit hofje wordt sinds jaar en dag gebruikt als binnentuin. Om die reden nemen we een groenbestemming op.
2. Sociale voorzieningen
Een bewoner vraagt om meer sociale voorzieningen en horeca.
Reactie
In het nieuwe bestemmingsplan is ruimte opgenomen voor horeca en voor verschillende sociale voorzieningen, zoals winkels, scholen enz. Vestiging hiervan wordt o.m. mogelijk gemaakt in het nog te realiseren centrum Homeruskwartier en aan de Europalaan.
3. Pleidooi voor Tiny Housing en soepeler bouwregels
De Tiny House Movement is een beweging die wil dat mensen die in kleine (vanaf 10 m2), goedkope huizen willen wonen die mogelijkheid krijgen. Dit heeft grote voordelen zoals:
- geen hypotheek of heel weinig;
- weinig belasting van het milieu (kleine ecologische footprint);
- weinig energiekosten (mits niet aangesloten op stadsverwarming o.i.d.) door hoge isolatiewaarde (R=30 bijv. is haalbaar);
- zelf opvangen/gebruiken van water;
- wel of geen aansluiting op het riool (compost toilet).
Men wil dat in een deel van Almere Poort mogelijk moet worden gemaakt dat mensen een redelijk en betaalbaar stuk grond kunnen kopen om daarop zelf een huisje te realiseren van bijvoorbeeld 30 m2 vloeroppervlak. Bepaalde eisen van het bouwbesluit (hoogte verdiepingsvloeren, wel of geen deuren in huis, afmetingen trappen e.d. enz.) zouden in dit bestemmingsplan niet moeten gelden. Ook zouden andere regels die niet stroken met de ecologisch betere ideeën van de Tiny House Movement hier niet moeten gelden. Verder vraagt men om mensen zoveel mogelijk vrij te laten om te bouwen wat ze willen op hun eigen grond. Een andere bewoner vraagt ook om het eenvoudiger te maken om woningen te kunnen verbouwen en uitbreiden.
Reactie
In het centrum Homeruskwartier wordt de bouw van tiny housing mogelijk gemaakt. In het nieuwe bestemmingplan wordt voor ieder hoofdgebouw alleen de bouwhoogte geregeld, waardoor er meer ruimte komt voor dakopbouwen en dakkapellen. Voor de erfbebouwingsmogelijkheden wordt aangesloten bij de regeling uit de Nota Kleine Bouw 2008.
4. Geen bebouwing tegenover Ithakahof
Twee bewoners van het wooncomplex Ithaka vragen om af te zien van bebouwing van het Cascadepark. Hier zijn appartementen in de vorm van urban villa's met een bouwhoogte van 12 meter gepland. Bewoners van Ithaka hebben een gemeenschappelijke tuin met een biologische zwemvijver en een vrij uitzicht op het Cascadepark.
Een bewoner is in het gebiedskantoor Almere Poort geweest om toe te lichten waarom ze tegen de bouw van de deels in het water staande appartementen is:
- het gaat ten koste van het uitzicht;
- het tast onze privacy aan want de nieuwe overburen kijken zo onze tuin in;
- lawaai overlast: door de hoefijzervorm van Ithaka hebben we nu al te maken met het terug echoen van geluid en dit wordt alleen maar erger indien nog meer bebouwing aan de overkant van het water wordt gerealiseerd;
- last but not least: waardevermindering van onze woningen doordat de appartementen veel te dicht bij onze tuin worden gesitueerd (half in het water!) en het mooie uitzicht wegnemen;
- Ithaka is vanaf de overkant van het water prachtig om te zien en mensen staan vaak stil om onze tuin te bewonderen, doe dit alstublieft niet teniet door er woonblokken tegenover te bouwen.
Reactie
Voor Cascadepark is een ontwikkelingsplan gemaakt waarop de situering van de bebouwing tegenover Ithakahof reeds werd aangegeven. Dit ontwikkelingsplan is op 14 juni 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. Op basis van dit ontwikkelingsplan is een concept uitwerkingsplan gemaakt dat echter niet in procedure is gebracht. In het nieuwe bestemmingsplan zijn de bebouwingsmogelijkheden in het Cascadepark zo globaal mogelijk met bouwzones aangeven. Bij de realisering van de woningbouw wordt qua afstanden en situering zoveel mogelijk rekening gehouden met de bestaande bebouwing.
5. Aandacht voor tieners
Een bewoner vraagt aandacht in het bestemmingsplan voor kinderen die de komende jaren opgroeien tot tiener en adolescent. Zij kunnen zich nergens vermaken. Het zou een door tieners ontworpen café-, ontmoetingsruimte en/of hangplek kunnen zijn die met name 's avonds open, bereikbaar en veilig is en al dan niet commercieel wordt uitgebaat.
Reactie
In het nieuwe bestemmingsplan wordt het in zijn algemeenheid mogelijk gemaakt om voorzieningen die bij het wonen behoren, te realiseren. In de voorzieningenplanning van de gemeente is een ontmoetingsruimte opgenomen, te realiseren in Poort Oost.
6. Meer winkels
Men mist supermarkten, een slager, bakker, drogist, een soort winkelcentrum als in Muziekwijk. Aangegeven is dat de Homerusmarkt hier veel te klein voor is.
Reactie
In het nieuwe bestemmingsplan wordt de mogelijkheid opgenomen voor de realisatie van een buurtcentrum in Homeruskwartier. Daarnaast zijn diverse voorzieningen mogelijk aan de Europalaan.
7. Meer speeltuinen/kinderboerderij
Men mist in Homeruskwartier een mooie grote natuurspeeltuin voor kinderen met klimrekken, schommels, voetbalveldje en een zandbak. Dit is ook een mooie voorziening om mensen te ontmoeten en te leren kennen.
Reactie
In Homeruskwartier is het Homeruspark gelegen. Dit park krijgt een gemengde bestemming. In deze bestemming worden ook (speel)voorzieningen mogelijk gemaakt die bij een park horen, echter de exacte indeling wordt niet vastgelegd en kan later in overleg met bewoners vorm krijgen of gewijzigd worden.
8. Geen sluipverkeer op de Poortdreef
Een bewoner vraagt om sluipverkeer op de Poortdreef tegen te gaan.
Reactie
In het nieuwe bestemmingsplan worden de dreven en de hoofdontsluitingen van de buurten vastgelegd. Voor het overige maken de diverse bestemmingen de aanleg van wegen mogelijk. De hoofdopzet is om een efficiënt verkeerssysteem te hebben en dat sluipverkeer wordt voorkomen. Het huidige sluipverkeer op de Poortdreef hangt nauw samen met de werkzaamheden op de A6. Zodra de doorstroming hier verbeterd is heeft dat positieve effecten op de doorstroming op de Poortdreef.
9. Meer fietspaden en parkeergelegenheid
Men zou graag meer fietspaden zien. Meer parkeer gelegenheid bij de scholen zou beter zijn in verband met toenemende drukte bij de scholen in de ochtend en middag.
Reactie
In het nieuwe bestemmingsplan worden parkeernormen vastgelegd volgens het beleid van de gemeente, waarbij wordt uitgegaan van een landelijk systeem voor parkeernormen. Het realiseren van de parkeerplaatsen en fietspaden wordt binnen de diverse –globale -bestemmingen mogelijk gemaakt. Indien blijkt dat er meer parkeerplaatsen nodig zijn dan de landelijke norm kunnen deze, indien hierover positief wordt besloten, via een afwijkingsmogelijkheid worden gerealiseerd.
10. Bomen in de Aphroditestraat
Een bewoner van deze straat wil meer groenvoorzieningen in de straat om de straat aantrekkelijker te maken, zodat de nog onbebouwde kavels worden verkocht. Hij zou dit groen ook wel zelf, in overleg met medebewoners, willen onderhouden. Hij zou het liefst zien dat er een aantal bomen worden geplaatst.
Reactie
De vraag van deze bewoner is voorgelegd aan de afdeling Stadsbeheer. Het bestemmingsplan maakt het planten van de bomen in ieder geval niet onmogelijk.
6.2.2 Vooroverleg
Onderdeel van de bestemmingsplanprocedure is het vooroverleg met de wettelijke overlegpartners ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het concept ontwerp bestemmingsplan 'Almere Poort West en Pampushout', is in de periode van 20 april 2017 tot en met 18 mei 2017 voor het overleg ex artikel 3.1.1. Bro toegestuurd aan de volgende instanties:
- Brandweer Flevoland
- Flevolandschap
- Provincie Flevoland
- Gemeente Gooisemeren
- GGD Flevoland
- KPN
- Liander infra west nv
- LVNL
- N.V. Nederlandse Gasunie
- Natuur en Milieu Flevoland
- Politie Flevoland District Zuid. T.a.v. het preventieteam.
- ProRail
- Recron
- Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
- Rijkswaterstaat regio Midden-Nederland
- RVOB
- Staatsbosbeheer
- Tennet bv
- Vereniging Bedrijfskring Almere
- Vitens
- Vogel- en natuurwacht Zuid-flevoland
- Waterschap Zuiderzeeland
- Omgevingsdienst Flevoland, Gooi & Vechtstreek
Hieronder is aangegeven welke instanties hebben gereageerd.
Instantie | Reactie | |
1 | Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek | Ja |
2 | Waterschap Zuiderzeeland | ? |
3 | Gasunie | Nee |
4 | GGD Flevoland | Nee |
5 | Rijkswaterstaat | Ja |
6 | Tennet | Nee |
7 | KPN | Nee |
8 | Veiligheidsregio Flevoland | Ja |
9 | Liander | Nee |
10 | Provincie Flevoland | Ja |
11 | Vitens | Nee |
12 | Staatsbosbeheer | Nee |
13 | Stichting Flevo-landschap | Ja |
14 | Natuur en milieu Flevoland | Nee |
15 | Flevoland politie | Nee |
16 | Prorail | Ja |
17 | Recron | Nee |
18 | Gemeente Gooisemeren | Ja |
19 | Vogelwacht Flevoland | Ja |
20 | Gemeente Diemen | Nee |
21 | Luchtverkeersleiding Nederland | Ja |
22 | RVOB | nee |
23 | Cultureelerfgoed | Nee |
Tabel 1
Hieronder zijn de vooroverlegreacties in tabellen opgenomen en voorzien van een reactie van de gemeente. In de laatste kolom van de tabellen is aangegeven of de reactie aanleiding is geweest om het bestemmingsplan aan te passen.
- 4. Luchtverkeersleiding 24 april 2017
Nr. | Reactie | Reactie van de gemeente | Aanpassing |
1.1 | Bedankt voor uw bericht. Onderstaande plannen geven Luchtverkeersleiding Nederland geen aanleiding te reageren. | Voor kennisgeving aangenomen. | Geen. |
- 5. Stichting Flevo-landschap 2 mei 2017
Nr. | Reactie | Reactie van de gemeente | Aanpassing |
2.1 | Artikel 4 Bos: Ik kan de aanduiding g niet op de kaart vinden (kan aan mij liggen). | De aanduiding 'specifieke vorm van bos-gemengd' stond inderdaad niet op de verbeelding, deze aanduidng is toegevoegd aan de verbeelding. | Verbeelding |
Valt de ontsluitingsweg van de Lusthof naar de Godendreef onder lid i van artikel 4? Of moet deze op de kaart worden aangeduid? | De ontsluitingsweg valt onder artikel 4 lid 1 sub j van de planregels. | Geen | |
4.2 Bouwregels noemt o.a. maatschappelijk. We denken serieus aan Buitenschoolse opvang, past dit daarin? In 4.4.6 staat Kinderdagverblijf echter als uitgesloten. Is dit iets anders dan BSO? | Onder maatschappelijk valt ook een BSO. Artikel 4.4.6 regelt een beroep /bedrijfsmatige activiteit aan huis. Daar is een kinderdagverblijf uitgesloten. | Geen | |
De horeca conform bijlage 2 op pag. 84 lijkt mij goed. Maar hoe moet ik de indeling op pag. 85-86 duiden? | De oude horecaindeling was nog in het plan opgenomen. Voor de ontwikkeling in Pampushout wordt horeca uit categorie 3 toegestaan . Dat is lichte horeca | Geen | |
Artikel 16 Woongebied uit te werken I: In dit gebied (de voormalige "Europan"zone) is altijd wonen in bossfeer het streven geweest. Dit mis ik in het artikel, terwijl het wel wordt genoemd in de toelichting. Hoe hard is deze ambitie? 1000 Woningen is wel heel erg veel meer dan de oude ambitie (250 in bp 2007). Is wellicht meer iets voor onze zienswijze. | In bestemmingsplan Poort 2007 zijn 250 woningen opgenomen. Destijds was het plan van woningen op ruime kavels. Er is echter meer vraag naar woningen op kleinere kavels (goedkopere woningen). Het ruimte beslag blijft wel gelijk. Er wordt geen extra grond ten opzichte van het voorgaande plan uitgegeven. | Geen | |
artikel 17 Woongebied uit te werken II: Naast het oorspronkelijke landgoed-concept blijkt nu ook een gangbare woonbestemming te worden gewenst. Dat verbaast mij nogal; ben er ook wel ongelukkig mee. De impact op en in inpassing in de bosomgeving wordt daarmee wel aanzienlijk lastiger. Ook de uitstraling naar het eromheen liggende bosgebied en op de Ecozone Pampus zal veel groter worden. Wat is de aanleiding tot deze switch? Volgens mijn informatie heeft de gemeente dit deel al aangekocht. Klopt dat? | De gronden van de ontwikkeling Pinasweg, zijn door de gemeente aangekocht. Er is onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor deze gronden. In dit bestemmingsplan wordt een uit te werken bestemming opgenomen om een plan uit te werken voor wonen en/of maatschappelijk. Zie hiervoor ook de ruimtelijke onderbouwing. | Geen | |
Toelichting: 2.21.3 Pampushout overig: Hier landt in de tekst het Ontwikkelingsplan Pampushout-zuid met centrumvoorziening e.d. Deze zal echter worden ontwikkeld in deel Pampushout 1-3. Ook in de tabel op pagina 107 staat dit op de verkeerde plek. | Nav deze reactie is de tekst verplaatst. | Toelichting | |
5.8. wet- en regelgeving natuur: Onderaan pag. 167 wordt genoemd compensatie van vervallen bos in Pampushout 1-3 en Pinasweg. De al gemaakte afspraken met SBB zijn mij niet volledig bekend. Kun je aangeven hoeveel bos- en NNN-compensatie aanvullend nog nodig is? Voor ons centrumgebied (ca. 2 ha) kan boscompensatie waarschijnlijk elders in de Pampushout plaatsvinden (bomen planten op wat nu open plekken zijn). De NNN-compensatie willen we in het Nieuwe natuurproject Gouden Randen Pampushout laten landen (nog overleg met provincie). Als het ook om de uitwerkingsgebieden gaat, ben ik bang dat onvoldoende plek op Almeers grondgebied (pag. 168) kan worden gevonden, maar wellicht wel een plek in de nabijheid van Almere, bijv. in Oosterwold / Noorderwold-Eemvallei. | In de planvorming voor Poort is rekening gehouden met boscompensatie. Voor de twee uit te te werken bestemmingen wordt tzt de compensatie van bos geregeld. Is ook als voorwaardelijke verplichting in de regels opgenomen. | Geen | |
Lusthof is een werktitel, maar nog niet de definitieve naam voor het centrumgebied. Is het misschien verstandiger om Lusthof in het bestemmingsplan te vervangen door Centrumgebied? | Lusthof aangepast naar centrumgebied. | Toelichting |
- 6. Vogel en Natuurwacht Flevoland 2 mei 2017
Nr. | Reactie | Reactie van de gemeente | Aanpassing |
3.1 | Dank u voor het toezenden van de stukken en ons de mogelijkheid bieden om te reageren op het concept ontwerp bestemmingsplan. We hebben hier eigenlijk niks op aan te merken. Mochten er nieuwe ontwikkelingen zijn en u wilt onze mening daar wederom over, schroom niet ons te mailen. | Voor kennisgeving aangenomen. | Geen. |
- 7. Rijkswaterstaat 10 mei 2017
Nr. | Reactie | Reactie van de gemeente | Aanpassing |
4.1 | Dank u voor het toesturen van het concept ontwerp bestemmingsplan 'Almere Poort West en Pampushout' en 'Almere Poort Oost en Duin van de gemeente Almere. Inhoudelijk heb ik op dit moment geen opmerkingen op de beide bestemmingsplannen zelf. | Voor kennisgeving aangenomen. | Geen. |
4.2 | Wat betreft de onderliggende concept samenvatting van de MER heb ik wel een aandachtspunt/vraag. Er staat o.a. een negatieve effect beoordeling voor de bereikbaarheid van het autoverkeer. Zie tabel 0.3. Waarom gaat de toerit van de A6 richting Amsterdam terug van 2 rijstroken naar 1 rijstrook? Dit komt de doorstroming niet ten goede. Voor zover bij ons bekend is het Tracébesluit overgenomen in het bestemmingsplan A6. In elk geval is de MER niet eenduidig met het TB. In de bijlage heb ik betreffende kaartblad toegevoegd. Graag hoor ik uw reactie hierover. | Hierover zal de gemeente in overleg naar een oplossing zoeken. Overigens is dit wegdeel niet in het bestemmingsplan Poort Oost en Duin gelegen maar in het bestemmingsplan dat geldt voor de A6. |
- 8. Gemeente Gooise meren 11 mei 2017
Nr. | Reactie | Reactie van de gemeente | Aanpassing |
5.1 | In paragraaf 2.2.14 'Nieuwe ontwikkelingen' op pagina 105 staat vermeld dat er middels bestemmingsplan 'Almere Poort West en Pampushout' geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Echter in dit bestemmingsplan staat tevens vermeld dat de ontwikkeling 'Pampushout 1-3' een transformatie behelst naar 1000 woningen in plaats van 250 woningen, zoals opgenomen in het voorgaande bestemmingsplan 'BP Poort 2007'. M.i. is dit strijdig met de vermelding in dit BP dat er geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Wat betekent deze forse uitbreiding van het aantal woningen voor het aangezicht vanaf het Gooimeer aan de zijde van Muiden/Muiderberg? Ik hoor graag uw reactie. | Dit bestemmingsplan gaat over het vastleggen van het bestaande gebruik en bouwmogelijkheden voor Almere Poort West en Pampushout. De gronde in dit plangebied zijn nagnoeg ontwikkelt. Een aantal kavels zijn nog onbebouwd. Het huidige bestemmingsplan Almere Poort 2007 laat op deze kaveld bebouwing toe. Deze bouwmogelijkheden worden overgenomen in het actualisatieplan. Het is dus eigenlijk foutief om te spreken van nieuwe ontwikkelingen. Dit is aangepast in de toelichting. In het bestemmingsplan Almere Poort 2007 is een uit te werken bestemming opgenomen om in Pampushout 250 woningen te realiseren. Er is echter gebleken dat er geen behoefte is aan woningen op ruime kavels. De planvorming is aangepast. In dit plan wordt een uit te werken bestemming opgenomen voor 1000 woningen. Het ruimte beslag blijft gelijk. | Toelichting |
- 9. Provincie Flevoland 11 mei 2017
Nr. | Reactie | Reactie van de gemeente | Aanpassing |
6.1 | Wet natuurbescherming Het plan geeft geen inzicht in de compensatieplicht die er op grond van de Wet natuurbescherming (Boswet) bestaat als gevolg van dit plan. | In de uit te werken regel is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Voordat uitvoering wordt gegeven aan de bouw van woningen en bijbehorende voorzieningen moet eerst de NNN zijn herbegrensd en bos worden gecompenseerd. | |
6.2 | Ladder voor duurzame verstedelijking Het vigerend plan is niet eerder beladderd. Dit plan maakt meer woningbouw mogelijk. Een toetsing aan de Ladder lijkt op zijn plaats. | Een ladder toets is opgenomen in paragraaf 4.2 van de toelichting. | Toelichting |
- 10. Prorail 6 juni 2017
Nr. | Reactie | Reactie van de gemeente | Aanpassing |
7.1 | De bestemmingen en begrenzingen op de verbeelding van het voorliggende plan wijzigen de grenzen van de bestemming "Spoorwegdoeleinden" (artikel 25) zoals opgenomen in het onherroepelijke bestemmingsplan Almere Poort (05-02-2009). In het bestemmingsplan Almere Poort is de bestemming "Spoorwegdoeleinden" bestemd voor spoorwegvoorzieningen én voor de uitbreiding hiervan tot een viersporige spoorlijn. Hierbij wordt specifiek genoemd dat een zone met een breedte van ongeveer 50 meter wordt vrijgehouden. Deze zone wordt nu ingeperkt als gevolg van het bestemmingsplan "Almere Poort West en Pampushout". Wij verzoeken u om de zone van 50 meter te handhaven als reservering voor mogelijke toekomstige uitbreidingen en de verbeelding van het bestemmingsplan "Almere Poort West en Pampushout" hierop aan te passen. Kortheidshalve verwijzen wij u in dit kader ook naar de door ProRail, d.d. 29 januari 2010, met kenmerk GJZ/21-70/PLA/2156289 ingediende zienswijze, zie met name alinea "Wijziging artikel 25 "Spoorwegdoeleinden" waaraan wij ook in dit plan onverkort vasthouden. | Er wordt nagegaan waar dit verschil vandaan komt, de plankaart zal worden aangepast zodat de zone overal 50 meter is. | Verbeelding |
7.2 | Onder punt 2.2.1.4 Nieuwe ontwikkelingen, Pinasweg In de toelichting staat 'Het plangebied krijgt de bestemming "Woongebied- Uit te werken II'". Dit komt echter niet overeen met de verbeelding. Wij verzoeken u om de verbeelding en de toelichting met elkaar in overeenstemming te brengen. | Toelichting, regels en verbeelding zijn op dit punt met elkaar in overeenstemming gebracht. | Toelichting, regels en verbeelding. |
7.3 | Aspect 5.3 Geluid Dit aspect is niet nader uitgewerkt, wij verzoeken u dit aspect nader uit te werken en ProRail het akoestisch onderzoek ter beoordeling te doen toekomen. | Het akoestischonderzoek is toegevoegd in de bijlage behorende bij de toelichting | Toelichting |
7.4 | Aspect 5.5 Externe Veiligheid Dit aspect is nog niet voldoende uitgewerkt, zo ontbreekt het "Verantwoordingsdocument groepsrisico, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied bestemmingsplannen Poort", januari 2017 en het "Onderzoek externe veiligheid MER/bestemmingsplan Almere Poort". Vervolgens ontbreken op de verbeelding; 1. Aanduiding Veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 1 2. Aanduiding Veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2 | Het rapport is toegevoegd in de bijlage behorende bij de toelichting. Ook zijn op de verbeelding de aanduidingen 'veiligheidszone-1 en 2' opgenomen. | Toelichting en verbeelding. |
7.5 | Omdat de beoogde nieuwe woningen dichtbij het spoor zijn gepland kan trillinghinder voor de toekomstige bewoners ontstaan als gevolg van treinverkeer. Hoewel er geen wettelijke normen bestaan voor trillinghinder in dit soort situaties acht ProRail het gewenst dat er in de planvorming wel aandacht voor is. Wij raden u dan ook aan om het aspect trillingen te betrekken bij het ontwerp-uitwerkingsplan. Met uw inschatting kan indicatief onderzoek worden gedaan naar de te verwachten trillingsniveaus. Indien de te verwachten trillingsniveaus groter zijn dan de na te streven waarden, zoals bijvoorbeeld aangegeven in de Richtlijn deel B "Hinder voor personen in gebouwen door trillingen. Meet- en beoordelingsrichtlijn" van de Stichting Bouwresearch (SBR), dan adviseren wij eisen/maatregelen op te nemen ten aanzien van de constructie van de gebouwen in de uitwerking van het plan en / of bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen. | Er hoeft geen nieuw onderzoek plaats te vinden omdat dit al in het kader van het TB OVSAAL is gebeurd. In de toelichting is paragraaf toegevoegd over verwachte trillingshinder vanwege het spoor. De bestemming wonen ligt buiten de 14m/17m zone. | Toelichting |
- 11. Ministerie van Defensie 15 mei 2017
Nr. | Reactie | Reactie van de gemeente | Aanpassing |
8.1 | Radarverstoringsgebied De bouwbeperkingen binnen de radarverstoringsgebieden zijn vastgelegd in het Besluit (Barro) en de Regeling Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Rarro). Op 1 juli 2016 is de Rarro gewijzigd en is een radarverstoringszone rondom het nieuwe antennepark Herwijnen toegevoegd. Het plangebied van het concept ontwerp bestemmingsplan “Almere Poort West en Pampushout” valt nu, behalve in de radarverstoringsgebieden van AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg, ook in het radarverstoringsgebied van Herwijnen. Ter plaatse van het plangebied geldt hierbij een maximale bouwhoogte van ca. 90 meter (zie kaartje in bijlage). - Toelichting Hierbij verzoek ik u aan de betreffende tekstgedeelten in de Toelichting, de situatie m.b.t. de zone rondom het nieuwe antennepark Herwijnen toe te voegen. Het betreft de hoofdstukken 5.12 (onder Radars voor militaire luchtvaart) en de bijlagen 1 (hoofdstuk 1, onder Barro en Rarro) en 6 (paragraaf 2.10). Tevens verzoek ik u het kaartje op blz. 180 (figuur radars voor militaire luchtvaart) te vervangen door het bijgeleverde kaartje in deze bijlage (of eventueel daarin in gezoemd). Ik verzoek u de bovenstaande opmerkingen te verwerken in het concept ontwerp bestemmingsplan, en mij op de hoogte te houden van verdere ontwikkelingen rondom de procedure. Wilt u deze reactie even bevestigen. U dankend voor de te nemen moeite. | Het plan is aangepast conform de vooroverlegreactie. | Toelichting |
- 12. Veiligheidsregio 16 mei 2017
Nr. | Reactie | Reactie van de gemeente | Aanpassing |
9.1 | Het advies richt zich op de risico's, de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor beperking en bestrijding van een incident. Bijgaand treft u de uitwerking van mijn advies aan. | Het advies is opgenomen in het raport externe veiligheid. | Toelichting |
- 13. Omgevingsdienst 31 mei 2017
Nr. | Reactie | Reactie van de gemeente | Aanpassing |
10.1 | Externe veiligheid | Het plan is nav de reactie aangepast. O.a. is op de verbeelding de veiligheidszones opgenomen. | Toelichting en Regels. |
10.2 | De geluidgevoelige bestemming binnen de bestemming Bos te betrekken in het akoestisch onderzoek. | De geluidgevoelige bestemmingen zijn meegenomen in het akoestisch onderzoek. | Toelichting |
6.2.3 Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan 'Almere Poort West en Pampushout' en het MER Almere Poort hebben van 26 oktober 2017 tot en met 6 december 2017 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er 39 zienswijzen ingediend. De zienswijzen hebben geleid tot aanpassingen van de regels, verbeelding en toelichting van het plan. Daarnaast zijn er ook ambtshalve wijzigingen in het ontwerp bestemmingsplan doorgevoerd.
Voor een volledige weergave van de zienswijzen en de reactie hierop wordt verwezen naar Bijlage 18 Notazienswijzen ontwerp bestemmingsplan.
6.2.4 Gewijzigde vaststelling 11 oktober 2018
De raad heeft het bestemmingsplan op 11 oktober 2018 gewijzigd vastgesteld. Het raadsvoorstel is opgenomen in Bijlage 19 Raadsvoorstel Gewijzigde vaststelling.
Tijdens de behandeling heeft de raad een amendement aanvaard dat heeft geleid tot aanpassing van Artikel4 Bos. Aan de in dit artikel opgenomen Wijzigingsbevoegdheid-1 is in 4.6 onder c. de zin: 'en dat delen van dit bos en groen zodanig worden gesitueerd dat zo veel als mogelijk een aaneengesloten en robuust groen aanzicht vanaf de Godendreef behouden blijft', toegevoegd.
Verder werden er 5 Moties aangenomen die het college oproepen om diverse acties te ondernemen met betrekking tot de volgende onderwerpen:
- 1. het Cascadepark, zie Bijlage 21 Motie Definitieve inrichting Cascadepark West;
- 2. de Nota zienswijzen, zie Bijlage 22 Motie Nota Zienswijzen;
- 3. het Verkeersplan, zie Bijlage 23 Motie Verkeersplan noodzakelijk bij besluitvorming;
- 4. het afmaken van Poort, zie Bijlage 24 Motie Maak af wat je begint;
- 5. de Participatie bij vervolgplannen, Bijlage 25 Motie Participatie bij vervolgplannen in Almere Poort.
Bijlagen
Bijlage 1 Beleidskader
Hoofdstuk 1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. Deze nationale belangen zijn:
- 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
- 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
- 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
- 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
- 5. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
- 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
- 7. Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
- 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
- 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
- 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
- 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
- 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.
Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.
Almere maakt onderdeel uit van het MIRT-gebied Noordwest-Nederland. Het MIRT-gebied Noordwest-Nederland beslaat de provincies Noord-Holland en Flevoland en het IJsselmeergebied. De Metropoolregio Amsterdam is binnen dit gebied de grootste stedelijke regio. Een opgaven van nationaal belang in dit gebied is onder meer het mogelijk maken van de drievoudige schaalsprong in het gebied Amsterdam-Almere-Markermeer (woningbouw, infrastructuur en groen/blauw) samen met betrokken overheden (RRAAM).
Het gebied van en rond de Metropoolregio Amsterdam kent een grote ruimtedruk. De regio staat voor een forse woningbouwopgave, zowel kwantitatief als kwalitatief. In het gebied van de Noordvleugel (exclusief het Utrechtse deel) is er tot 2040 vraag naar bijna 290.000 extra woningen om in de groei van het aantal huishoudens te voorzien. Tegelijkertijd is er de opgave om woningen die niet meer voorzien in de behoefte te vervangen (tot 2040 ruim 140.000 woningen).
Verder is in de SVIR de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro: artikel 3.1.6 lid 2). Hierin is vastgelegd dat provincies en gemeenten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken (in respectievelijk een provinciale verordening of een bestemmingsplan) de ladder moeten doorlopen. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan Almere Poort 2007. In paragraaf 4.2 van de toelichting is het plan aan de ladder getoetst.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (2012)
In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden.
De onderwerpen waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt zijn:
- Mainportontwikkeling Rotterdam
- Bescherming van de waterveiligheid in het Kustfundament
- Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
- Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
- Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
- Uitoefening van defensietaken
Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):
- Veiligheid rond rijksvaarwegen
- Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
- Elektriciteitsvoorziening
- Ecologische hoofdstructuur
- Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
- Verstedelijking in het IJsselmeer
- Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken
De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.
Op het plangebied is het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het voorheen geldende regime is aangepast op basis van nieuwe technische inzichten en ontwikkelingen op het gebied van radarverstoring. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bouwwerken in het algemeen en windturbines. Het regime geldt niet voor bestaande bouwwerken en windturbines. Voor windturbines gelden ruimere radarverstoringsgebieden dan voor overige bouwwerken.
Op het plangebied zijn de radarverstoringsgebieden van AOCS Nieuw Milligen, Herwijnen en Soesterberg van toepassing. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 15 km van de daar opgestelde radarantennes ligt, zijn er geen hoogtebeperkingen voor bouwwerken, met uitzondering van windturbines. De hoogtebeperking voor windturbines is vanwege het radarverstoringsgebied van AOCS Herwijnen 90 m, Nieuw Milligen 118 m en van Soesterberg 128 m. De tippen van de wieken van windturbines mogen deze hoogtes niet overschrijden. Zijn de windturbines wel hoger, dan is een radarverstoringsonderzoek vereist.
Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines echter niet mogelijk.
Daarnaast is loopt door het uiterste noordwesten van het plangebied de Barro-grens die de buitendijkse bouw- en ontwikkelmogelijkheden in het IJsselmeergebied reguleert (Bijlage 6 Barro). I
Dit Barro-onderdeel leidt echter niet tot problemen, aangezien in het uiterste noordwesten van het plangebied geen bebouwing mogelijk wordt gemaakt.
Daarmee id bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.
Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro.
In paragraaf 5.13 Radarverstoringsgebied wordt ingegaan op de radarverstoringsgebieden voor militaire- en burgerluchtvaart.
RAAM-Brief
Rijk en regio willen de internationale concurrentiekracht en de duurzaamheid van de Noordelijke Randstad een impuls geven. In het programma Randstad Urgent zijn vijf grote projecten aangewezen die daaraan moeten bijdragen:
- schaalsprong Almere;
- verbetering openbaar vervoer tussen Schiphol, Amsterdam, Almere en Lelystad;
- verbetering van de ecologische kwaliteit van het Markermeer en het IJmeer (toekomstagenda Markermeer-IJmeer, TMIJ);
- de ontwikkeling van de luchthaven Lelystad in relatie tot de ontwikkeling van Schiphol;
- verbetering van de bereikbaarheid via de weg en het openbaar vervoer tussen Almere, 't Gooi en Utrecht.
Deze vijf projecten worden bij de uitwerking en besluitvorming in samenhang bezien. Als onderdeel van deze aanpak heeft het Kabinet een aantal principekeuzes vastgesteld voor de ontwikkeling van het gebied tussen Amsterdam, Almere en Markermeer. Deze keuzes zijn gepresenteerd in de RAAM-brief die het Kabinet op 6 november 2009 heeft gepubliceerd.
'RAAM' staat voor 'Randstad-besluiten Amsterdam – Almere – Markermeer'. De RAAM-brief geeft de koers voor de na te streven ontwikkelingen aan. In de RAAM-brief heeft het kabinet ingezet op een westelijke ontwikkeling van Almere en dus niet voor een dominante ontwikkeling in oostelijke richting. Hier is het principe ontstaan dat de stedelijke ontwikkeling aan de westzijde van Almere plaatsvindt. Oosterwold krijgt een meer landelijke invulling.
Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (2013) (RAAM)
In het Rijk-regioprogramma Amsterdam-Almere-Markermeer (verder: RRAAM) werken het Rijk, de provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland en de gemeenten Almere en Amsterdam samen om de drievoudige ambitie op het gebied van woningbouw, bereikbaarheid en ecologie in de Noordelijke Randstad vorm te geven. Binnen RRAAM is onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu in november 2013 de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer vastgesteld.
De Noordvleugel van de Randstad is nationaal gezien één van de belangrijkste economische motoren en kan zich meten met andere topregio’s in Noordwest-Europa, zoals Londen, Parijs, het Ruhrgebied en Milaan. De Noordvleugel omvat het samenhangende stedelijke netwerk van het Noordzeekanaalgebied tot en met Utrecht, Amersfoort en Almere, met Amsterdam in het centrum. De regio kent aan de zuidkant een aaneenschakeling van grote functies als de Mainport Schiphol, het zakencentrum de Zuidas, de Jaarbeurs Utrecht en diverse grote woon- en werkgebieden. Met deze Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer wordt ingezet op versterking van de agglomeratiekracht van de Noordvleugel en daarmee op verbetering van de internationale concurrentiepositie van de Randstad als geheel.
Het toekomstperspectief van het Rijk voor de Noordvleugel is een sterke internationaal concurrerende regio, waarin een aantrekkelijk vestigingsklimaat wordt gecreëerd met een goede bereikbaarheid en unieke natuur- en recreatiegebieden in en rond het Markermeer-IJmeer. Daarbij kiest het Rijk ervoor om de verstedelijking in deze regio zoveel mogelijk te concentreren in bestaand stedelijk gebied en langs de bestaande infrastructuurcorridors op de as Haarlemmermeer-Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Zodoende wordt de agglomeratiekracht versterkt. Het betekent een verdere groei van Almere met hieraan gekoppeld een verbetering van de bereikbaarheid tussen Amsterdam en Almere. Ook de infrastructuur tussen Almere en Utrecht dient op orde te zijn. Daarnaast zal er sprake zijn van een vooruitgang van de ecologische kwaliteit in het Markermeer-IJmeer.
Het toekomstperspectief voor Almere is een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010. Het is hier prettig om te wonen, te werken en te recreëren. Almere is volwaardig onderdeel van het regionale mobiliteitsnetwerk van de Noordvleugel. Een IJmeerverbinding met een hoogstedelijke ontwikkeling van Almere Pampus is hierbij de stip op de horizon. Deze verbinding is een metroachtig systeem dat Almere, in het bijzonder de locatie Pampus en Diemen direct verbindt met Amsterdam. Een deel van de regionale behoefte aan nieuwe woningen kan in Almere worden opgevangen. Dit verbetert de leefomgeving in de Noordvleugel en daarmee het internationale vestigingsklimaat. Voor het Markermeer-IJmeer is het toekomstperspectief een Toekomstbestendig Ecologisch Systeem (TBES), waardoor een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving ontstaat met aantrekkelijke natuur- en recreatiegebieden. Het ecologisch systeem van het Markermeer-IJmeer is vitaal, gevarieerd, robuust en biedt, door natuurinvesteringen, juridische ruimte om de gewenste ruimtelijke en recreatieve ontwikkelingen mogelijk te maken.
In de Rijksstructuurvisie staat een adaptieve aanpak centraal. Deze aanpak is gericht op de toekomst: duurzaam en robuust. Daarmee is zij in staat om veranderingen op te vangen. De Rijksstructuurvisie geeft een beschrijving van het toekomstperspectief voor de drievoudige ambitie en hoe die kan worden bereikt. Dit toekomstperspectief met een westelijke ontwikkeling van Almere, een IJmeerverbinding en een TBES, is een gezamenlijk perspectief van het Rijk en de overheden in de Noordvleugel. Het gaat daarbij niet om een blauwdruk voor de toekomst, maar om een perspectief dat richting geeft aan de stappen die tussen nu en de lange termijn genomen moeten en kunnen worden. Ze verbindt daarmee de korte en (middel)lange termijn met elkaar zonder daar van te voren vaste termijnen of data aan te koppelen. De woningbehoefte kan lager of hoger uitvallen dan de huidige berekeningen, afhankelijk van de daadwerkelijke economische en demografische ontwikkelingen. De woningen en de bijbehorende infrastructuur komen daarom in stappen tot stand, reagerend op de behoefte op de woningmarkt en de mobiliteitsontwikkelingen. Ook voor natuur is een stapsgewijze aanpak op zijn plaats. Afhankelijk van het verloop van de ecologische processen zijn er minder of meer natuurmaatregelen nodig.
Overheden, maatschappelijke organisaties en private partijen zijn al volop bezig met het realiseren van het toekomstperspectief. Ter verbetering van de bereikbaarheid binnen de Noordvleugel wordt de komende jaren gewerkt aan de capaciteitsvergroting van de bestaande rijkswegen en spoorlijnen in de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Voor het spoor wordt aanvullend daarop een investering voor de middellange termijn gedaan, waarmee een kwaliteitssprong naar hoogfrequent spoorvervoer wordt gerealiseerd. De woningbouwontwikkeling in Almere en het commitment van partijen hierop is een voorwaarde voor een succesvolle realisatie van OV SAAL en omgekeerd. Met de realisatie van deze uitbreidingen is de bereikbaarheid ook voor de langere termijn op orde. Verder wordt de bereikbaarheid tussen Almere en Utrecht verbeterd; dit betreft onder andere het verbreden van de A27 tussen Utrecht en knooppunt Eemnes en een pilot met een snelbus tussen Almere en Utrecht De Uithof.
Almere groeit in fasen en organisch op locaties langs de bestaande vervoersassen (A6, A27 en Flevolijn) volgens het bestaande meerkernige stadsconcept. De locaties Poort, Nobelhorst, Centrum Weerwater en Oosterwold bieden ruimte aan een aanzienlijk aantal woningen, voorzieningen en aan bedrijvigheid. De locatie Centrum Weerwater wordt ontwikkeld tot een locatie met (boven-)regionale centrumfuncties. De Floriade in 2022 is een eerste initiatief en hierdoor zal het imago van Almere als aantrekkelijke suburbane stad een internationale impuls krijgen.
Samen met de groei van Almere zal ook de stedelijke infrastructuur en groenblauwe structuur meegroeien. Tegelijkertijd wordt een volwaardig voorzieningenpakket op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid, cultuur, sport en duurzaamheid ontwikkeld. Door de verstedelijking langs de bestaande vervoersassen te concentreren, wordt druk opgebouwd die nodig is voor een verdere westwaartse groei van Almere en worden de investeringen in deze vervoersassen maximaal benut.
Om het toekomstperspectief en de stappen daar naartoe te realiseren, hebben het Rijk en de overheden in de Noordvleugel gezamenlijke afspraken gemaakt voor de komende jaren. Die afspraken staan in de realisatieparagraaf van de Rijksstructuurvisie en in de Bestuursovereenkomst RRAAM en de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0. Tezamen vormen zij de agenda voor de komende jaren. De samenhang tussen de stapsgewijze ontwikkelingen naar het toekomstperspectief wordt geborgd door het monitoren van de voortgang van de maatregelen en de effecten van de ontwikkelingen. Zo kan door het Rijk en de overheden in de Noordvleugel tussentijds worden bijgestuurd.
Om de agglomeratiekracht en daarmee de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel te versterken, is het in lijn met de Gebiedsagenda Noord-Holland, Utrecht en Flevoland de opgave om zoveel mogelijk woningen in bestaand stedelijk gebied in de regio's Amsterdam, Utrecht en Amersfoort en langs bestaande infrastructuurcorridors te bouwen op de as Haarlemmermeer-Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Aanvullende verstedelijkingslocaties worden in de directe nabijheid daarvan gezocht. Daarnaast hebben het Rijk en de overheden in de Noordvleugel geconcludeerd dat Almere goede mogelijkheden biedt om een aanzienlijk deel van de woningbehoefte van de Noordvleugel te accommoderen: richtpunt is 60.000 woningen: 25.000 woningen uit Noord-Holland, 15.000 uit de regio Utrecht en 20.000 woningen voor de autonome ontwikkeling van Almere.
Naast het grote aantal woningen dat in Almere wordt toegevoegd, is het van belang ook andere functies mogelijk te maken, zodat een sociale diverse, aantrekkelijke en leefbare stad ontstaat. Hierover wordt in de Structuurvisie aangegeven dat Almere, als 'new town', ruimte heeft voor nieuwe werk- en woonmilieus, experimenten, en vernieuwend ondernemerschap. Door dit mogelijk te maken en te stimuleren, wordt tevens bijgedragen aan de florerende economie van de Noordvleugel en aan een versterking van de internationale concurrentiepositie. De groei van Almere in de drie aangewezen kernen past bij de bestaande meerkernige structuur van de stad.
Met een gefaseerde aanpak wordt toegewerkt naar het toekomstperspectief voor de Noordvleugel, de stip op de horizon. Dit toekomstperspectief geeft invulling aan de drie samenhangende ambities op het gebied van verstedelijking, bereikbaarheid, natuur en recreatie ter versterking van deze regio. Het geeft richting aan het handelen van overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers. Het is nu niet nodig om voor de lange termijn definitieve keuzes te maken ten aanzien van verstedelijking en bereikbaarheid. De beoogde woningbouwopgave is gebaseerd op de verwachte vraag naar woningen in de komende decennia. De woningbehoefte kan lager of hoger uitvallen dan de huidige berekeningen, afhankelijk van de daadwerkelijke economische en demografische ontwikkelingen. De woningen en de bijbehorende infrastructuur komen daarom in stappen tot stand in reactie op de behoefte op de woningmarkt en de mobiliteitsontwikkelingen. De aanpak van vraagafhankelijk bouwen geldt niet alleen voor woningen, maar ook voor economische activiteiten en voorzieningen. Zodra de markt of burgers initiatieven ontplooien, wordt hierop gereageerd vanuit de basishouding dat dit mogelijk is. De essentie van vraagafhankelijk bouwen is dat de vragers de ontwikkeling zelf bepalen. Overheden stellen alleen de hoognodige kaders op, waarbinnen initiatiefnemers bepalen wat op welk moment gebouwd wordt.
De economische structuur in Almere ontwikkelt zich verder. Om een vitale stad te ontwikkelen, is vooralsnog een ambitie van 100.000 arbeidsplaatsen gedefinieerd. Met haar jonge bevolking levert Almere human capital aan de economie van de Noordvleugel. Almere heeft als new town ruimte voor nieuwe werk- en woonmilieus, experimenten en vernieuwend ondernemerschap. Hierbij is excellent gastheerschap voor nieuwe en zittende ondernemers belangrijk. In de jonge economie van de stad zijn zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers) en het midden- en kleinbedrijf (MKB) relatief sterk vertegenwoordigd. Zij krijgen alle ruimte om zich verder te ontplooien. Daarnaast ontstaat met de groei van de stad al een forse autonome groei van het aantal banen door bevolkingsvolgende groei. Naast de autonome groei is het de ambitie om banen te creëren in een aantal stuwende sectoren. Deze zijn in het economisch programma “Almere Werkt!” vastgelegd: Duurzaam bouwen & Gebiedsontwikkeling, Health, ICT & Media, Lelystad Airport en Wellness & Life Sciences.
Een goede, complete en kwalitatief hoogwaardige onderwijsinfrastructuur is een zeer belangrijke vestigingsfactor. De eerste kansen zijn al verzilverd door de investeringen van het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere met de komst van Hogeschool Windesheim en de Christelijke Agrarische Hogeschool Vilentum. In samenwerking met het bedrijfsleven moet vooral in het middelbaar en hoger onderwijs een aanbod ontstaan dat aansluit bij de toekomstige behoeften en waarmee bedrijven kunnen worden verleid om zich in Flevoland te vestigen.
Zowel de culturele als de sportieve infrastructuur is van eminent belang voor de sociale samenhang in nieuwe en oudere delen van Almere. Op cultureel gebied wordt ingezet op het koppelen van nationale voorzieningen aan Almeerse kwaliteiten (eigen profiel), het versterken van het cultureel middenveld, het ruimte bieden aan zelforganisatie en ondernemerschap en het besteden van aandacht aan cultuureducatie en talentontwikkeling. Op het terrein van sport ligt de focus op een wijkgericht aanbod aan breedtesport, sectoroverstijgende talentontwikkeling en een gericht aanbod aan topsportevenementen en -voorzieningen.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de RRAAMbrief.
Bestuursovereenkomst RRAAM (2013)
Op 13 november 2013 is de Bestuursovereenkomst RRAAM ondertekend door het Rijk, de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht, de stadregio Amsterdam en de gemeenten Amsterdam en Almere (verder: RRAAM). De Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer is bindend voor het Rijk. Met deze bestuursovereenkomst leggen partijen de afspraken vast om tot uitvoering te komen van de drievoudige ambitie op het gebied van verstedelijking, bereikbaarheid en natuur & recreatie ter versterking van de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel, zoals uitgewerkt in de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer.
Partijen hebben ten aanzien van de stedelijke ambitie afgesproken dat met de adaptieve aanpak de (markt)vraag naar woningen en bedrijfslocaties van doorslaggevend belang is voor het tempo en de invulling van het ontwikkelen van het toekomstperspectief. Partijen monitoren voor het gebied de Noordvleugel de kwantitatieve en kwalitatieve actuele vraag naar en het aanbod van woningen. Onder duovoorzitterschap van de provincie Noord-Holland en het Rijk (namens deze vertegenwoordigers van de minister voor Wonen en Rijksdienst), wordt deze monitoring vanaf 2014 uitgevoerd. Partijen brengen de gezamenlijke rapportage jaarlijks uit.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de bestuursovereenkomst RRAAM.
Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2)
Het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere hebben op 20 november 2013 in de Uitvoeringsovereenkomst de afspraken vastgelegd om tot uitvoering te komen van de stedelijke ambitie Almere, zoals uitgewerkt in de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer. Deze overeenkomst vervangt het eerdere Integraal Afsprakenkader (IAK) uit 2010. De afspraken in de uitvoeringsovereenkomst hebben betrekking op de integrale stedelijke ontwikkeling (Almere 2.0) en heeft betrekking op:
- de gebieden: Almere Oosterwold, Almere Centrum Weerwater inclusief Floriade, Almere Pampus in samenhang met de IJmeerlijn, Almere Poort, Nobelhorst, alsmede de stedelijke ontwikkeling in het huidige stedelijke gebied van Almere;
- de thema's stedelijke bereikbaarheid, groenblauw, duurzaamheid, onderwijs, cultuur, sport en economie;
- het behoud van de concurrentiepositie van het huidige stedelijke gebied (Almere Tafel);
- de samenwerking tussen het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere alsmede het gezamenlijk financieel kader ten behoeve van de realisatie.
In de overeenkomst hebben partijen afgesproken dat het realiseren van de stedelijke ambitie (60.000 woningen) is gestart op 1 januari 2010. De vraag van de markt is een bepalende factor voor het tempo waarop de gebiedsontwikkelingen in Almere plaatsvinden. De gebiedsontwikkeling Almere Centrum Weerwater kan op basis van de uitvoeringsovereenkomst door de gemeente Almere worden opgestart. De gemeente Almere voert de regie over de afstemming tussen de gebiedsontwikkelingen in Almere middels onder meer de gemeentelijke programmeringscyclus (Meerjaren Programmering Grondexploitatie Almere).
Ten behoeve van de realisatie van Almere 2.0 wordt één gezamenlijk Fonds Verstedelijking Almere ingesteld. Het fonds is bestemd voor investeringen in projecten ten behoeve van de integrale ontwikkeling van Almere 2.0. Het gaat daarbij om projecten op het gebied van de Almere Tafel, Onderwijsstructuur, Culturele infrastructuur, Sportinfrastructuur, Economie en Floriade, Duurzaamheid, Programma groenblauw en Stedelijke bereikbaarheid.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Uitvoeringsovereenkomst.
RAAMbrief; Het groenblauwe raamwerk van almere 2.0, tussenstand augustus 2013: realisatiestrategie prioritaire gebieden (2013)
De RAAMbrief (6 november 2009) beschrijft de rijksambitie voor de Noordelijke randstad. Hierin is een strategische positie voorzien voor de doorgroei van Almere. Vervolgens hebben het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere in het Integraal Afsprakenkader (IAK) de wederkerige afspraken
vastgelegd over deze doorgroei. Onder de noemer Almere 2.0 wordt gezamenlijk gewerkt aan de uitvoering van de afspraken die in het IAK zijn vastgelegd. Deze rapportage is een uitwerking van IAK artikel 9.1 ‘groenblauw casco’ en bevat de ontwikkelstrategieën voor de drie prioritaire gebieden van het groenblauwe raamwerk. Het gaat om: Pampushout, Almeerderhout en Eenvallei. Deze rapportage vormt de opmaat tot uitvoering.
Pampushout is gelegen aan de noordwestzijde van de stad. Op de kaart herkenbaar als een groene hanenkam. De basis ligt langs de ringweg en drie boskammen strekken zich haaks daar op uit tot aan de dijk. De meest zuidelijke boskam, inclusief het bos tussen de manage en het spoor, is één van de drie prioritaire gebieden van het programma groenblauw 2.0. Dit gedeelte van het bos wordt in het
programma aangeduid als Pampushout-zuid. Voor Pampushout is een ontwikkelplan opgesteld.
Ontwikkelingsplan Pampushout-zuid
De ontwikkelingenvoor Pampushout-zuid zijn in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt conform de Raambrief.
Structuurvisie Randstad 2040 (2010)
In de Structuurvisie Randstad 2040 (2010) heeft het kabinet keuzes gemaakt om van de Randstad in 2040 een duurzame en concurrerende Europese topregio te maken waar mensen graag wonen, werken en recreëren. Groene woon- en werkmilieus zijn daarbij nodig om de variatie in vestigingsmilieus te vergroten. Mogelijkheden daarvoor liggen onder meer in Almere. Grootschalige stedelijke ontwikkeling van Almere is noodzakelijk voor het opvangen van de groei in de noordelijke Randstad tot 2040. Ook in deze structuurvisie is aangegeven dat de opgave bestaat om tot 2030 60.000 woningen te bouwen.
Het bestemmingsplan draagt bij aan de doelstelling 60.000 woningen te bouwen. Het plan is in overeenstemming met de Structuurvisie Randstad 2040.
Europese Kaderrichtlijn Water (2000)
De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen:
- een goede ecologische toestand van de oppervlaktewateren (zoete, kust- en overgangswateren);
- het tot nul terugbrengen van de lozing van gevaarlijke stoffen;
- een goede toestand van het grondwater;
- een duurzaam gebruik van water;
- afzwakking van de negatieve gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.
Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheerssysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kaderrichtlijn Water. Het aspect water wordt in dit bestemmingsplan behandeld. Zie hiervoor paragraaf Waterparagraaf.
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (2008)
Dit akkoord is op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water geactualiseerd. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen, rijk, provincies, gemeenten en waterschappen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren. In het akkoord staat onder meer hoe met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur moet worden omgegaan. Ook is er meer aandacht voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water.
Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Bestuursakkoord Water.
Nationaal Waterplan 2016-2021 (2015)
Het Nationaal Waterplan (NPW2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor 2016
tot 2021 en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene
strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van
het NWP2. De verschillende NWP2 onderdelen met bijbehorende mijlpalen en onderlinge relaties zijn
samengevat in een routekaart.
Tegelijk met het NWP2 is het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 (Bprw)
vastgesteld met daarin de operationele uitwerking van het NWP2 voor de rijkswateren: de rollen en
taken van Rijkswaterstaat en de hoofdlijnen van het beheer en onderhoud. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode
2016-2021, met een vooruitblik richting 2050.
Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht
inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het
voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam
beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij streeft de overheid naar een integrale benadering door economie, natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de
wateropgaven te ontwikkelen.
Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het
waterbewustzijn in Nederland.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterplan. Grote waterpartijen worden bestemd voor water en waterberging.
Rijksbeleid en wetgeving cultuurhistorische waarden
Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar herkenbaarheid van het archeologisch erfgoed voor het publiek door het te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische, historisch-geografische als bouwkundige waarden. Het beginpunt van dit beleid is gelegen in de Nota Belvedère uit 1999. In deze nota geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt.
Het beleid is onder meer geworteld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Via de Wamz is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Daartoe zijn behalve de Monumentenwet 1988 ook de Woningwet, de wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet gewijzigd. Het beleid is daarnaast geworteld in de Nota Belvedère uit 1999 en de Notitie 'Kunst van leven' hoofdlijnen Cultuurbeleid uit 2007. In 2008 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd waardoor onder andere de rol van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) in het adviestraject voor vergunningverlening is beperkt. In 2007 is het Project Modernisering Monumentenstelsel (MoMo) van start gegaan. Doel hiervan is ondermeer een integrale modernisering van de Monumentenwet 1988. Sinds december 2008 heeft de minister van OC en W drie beleidstukken uitgebracht: De discussienotitie 'Een lust geen last' (2008), de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (eind 2009) en de Visie Cultureel Erfgoed 'Kiezen voor karakter' (juni 2011).
Als consequentie van de Beleidsbrief is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Per 1 januari 2012 is de 50-jaren termijn voor wettelijk beschermde monumenten uit de wet gehaald. Ook is op 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Op grond van artikel 3.1.6 Bro moeten naast archeologische waarden nu ook bovengrondse cultuurhistorische waarden bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden meegewogen.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is voor het onderwerp 'cultureel erfgoed' aangegeven dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (inclusief voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van het landschap is geen rijksverantwoordelijkheid meer, maar laat zij over aan de provincies.
Op 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 (herziening 2007) van kracht geworden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:
- behoud in situ van waardevolle archeologische resten;
- de verstoorder betaalt;
- vooronderzoek, zo ver mogelijk voorafgaande aan de planontwikkelingen;
- het is in de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) verplicht om rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden;
- gemeenten worden verantwoordelijk voor de archeologie en de archeologische monumentenzorg;
- liberalisering van de opgravingsmarkt.
Op 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen en vervangen door de Erfgoedwet. De artikelen 11 t/m 14a uit de Monumentenwet blijven, totdat de Omgevingswet van kracht wordt echter van toepassing op basis van de Erfgoedwet, artikel 9.1, lid 1, sub a. Deze wetswijziging heeft daarom geen consequenties voor de uitgangspunten van het beleid en regelgeving.
De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid' (juli 2007) is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in deze notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, innovatie en e-cultuur, participatie, mooier Nederland en een sterke cultuursector.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het rijksbeleid en de wetgeving voor cultuurhistorische waarden.
Hoofdstuk 2 Provinciaal en regionaal beleid
Omgevingsplan Flevoland 2006
In het Omgevingsplan Flevoland 2006 (Omgevingsplan) is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan (onder de Wet ruimtelijke ordening nu een Structuurvisie), Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Omgevingsplan.
Partiële herzieningen Omgevingsplan Flevoland (2008, 2009, 2015)
In het kader van de komst van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 is het Omgevingsplan op onderdelen herzien. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de juridische doorwerking van het Omgevingsplan na inwerking treden van de Wro. Een tweede herziening van het Omgevingsplan heeft betrekking op de waterhuishouding. Bij de vaststelling van het Omgevingsplan op 2 november 2006 is bepaald dat het onderdeel waterhuishouding van het plan in 2009 op twee onderwerpen nader uitgewerkt wordt in een partiële herziening. Het eerste onderwerp is waterkwaliteit, naar aanleiding van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). In deze partiële herziening worden de waterlichamenkaart en de waterkwaliteitsdoelen en –maatregelen vastgelegd. Het tweede onderwerp is de wateropgave, ook wel bekend onder de naam Waterbeheer 21-ste eeuw of kortweg WB21. Bij de vaststelling van het Omgevingsplan in 2009 was er nog onvoldoende duidelijkheid over de omvang van de wateropgave en de wijze waarop deze in onze zich nog sterk ontwikkelende provincie kan worden opgelost. In deze partiële herziening zijn de aanpak en de rolverdeling bij het oplossen van de wateropgave nader bepaald en vastgelegd. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele kleinere zaken te repareren c.q. meer uitvoeringsgericht te maken.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de partiële herzieningen van het Omgevingsplan.
Mobiliteitsvisie Flevoland 2030 (2016), partiële herziening Omgevingsplan 2006
De visie vervangt het onderdeel mobiliteit uit het Omgevingsplan en biedt een meer flexibele sturingsfilosofie op mobiliteitsvraagstukken. Daarnaast wordt in de visie ingegaan op de mogelijke vorming van de vervoersregio Amsterdam-Almere, de overgang naar het provinciefonds en de SVIR. Doelen van de visie zijn:
- 1. Toekomst: reizigers moeten snel, betrouwbaar en veilig kunnen reizen en kunnen kiezen tussen vervoermiddelen. Flevoland groeit en dat leidt tot een toenemende vraag naar mobiliteit, zoals een IJmeerverbinding, Stichtselijn en de snelweg A30.
- 2. Flevoland is een belangrijke schakel in de bereikbaarheid van Nederland en de metropoolregio Amsterdam.
- 3. Verbinden: mobiliteit stelt in staat om te verbinden van netwerken, ontspanning, economie, natuur, water.
- 4. Optimaal gebruik van OV-knooppunten: goed bereikbaar, vestiging van bedrijven met veel medewerkers, goede overstapfaciliteiten.
- 5. Goede reisinformatie om keuzes tussen vervoermiddelen te kunnen zodat de infrastructuur zo goed mogelijk benut kan worden.
- 6. Verkeersveiligheid nog verder verbeteren.
- 7. Mobiliteitsontwikkeling gaat gepaard met een verbetering van de leefbaarheid en duurzaamheid.
- 8. Investeringen in autoverkeer, beter openbaar vervoer, vergroten aandeel fietsverkeer, snel efficiënt goederenvervoernetwerk t.b.v. de economische ontwikkeling, aantrekkelijke vaarwegen t.b.v. recreatieve ontwikkeling.
Het bestemmingsplan past in deze visie.
Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland (2012)
In de Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland zijn in één verordening alle publiekrechtelijkeregelingen voor Flevoland opgenomen. De verordening omvat de volgende onderwerpen: stortplaatsen en afvalwater, bodemsanering, watersystemen, grondwaterontrekkingen, wegen en vaarwegen, ontgrondingen, bescherming landschap en ecologische hoofdstructuur.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland.
RO Visie Werklocaties (2015)
Gedeputeerde Staten van Flevoland hebben op 24 februari 2015 het ontwerp van de RO visie Werklocaties Flevoland 2015 vrijgegeven. De ontwerp visie heeft van 6 maart tot en met 17 april 2015 ter inzage gelegen. Het doel van de visie is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties zodat het aanbod passend is bij de behoefte en regionaal is afgestemd. Het maatschappelijk effect dat de provincie daarmee wil bereiken is slim en zuinig ruimtegebruik. Om dit te bereiken worden acht leidende principes gehanteerd:
- 1. Ladder voor duurzame verstedelijking staat centraal. Aangezien de juridische borging van de ladder al sinds 1 oktober 2012 is geregeld in het Bro, gaat de provincie geen aanvullende juridische vereisten toevoegen. De provincie is verantwoordelijk voor het generiek toezicht op de toepassing van de ladder.
- 2. Echte stappen zetten in creëren van marktspanning en deprogrammeren. Met de (samenwerkende) gemeenten in Flevoland zal de provincie de (regionale) behoefteraming voor bedrijventerreinen, kantoren en winkels uitwerken en confronteren met het aanwezige en toekomstige aanbod. Waar nodig zal de provincie met de gemeenten extra stappen zetten om te komen tot het deprogrammeren van plannen en locaties.
- 3. Dynamisch voorraadbeheer: centraal hierin staan drie zaken: 1) werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad, 2) waar mogelijk schrappen van plannen die niet de beoogde kwaliteit toevoegen en 3) onder voorwaarden toevoegen en goede, nieuwe voorraad.
- 4. Aanpak herstructurering en duurzaam beheer: tot eind 2015 kunnen aanvragen voor de PHP-regeling worden ingediend. Verwacht wordt dat de middelen uit het PHP dan ook op zijn. Om de herstructureringsopgave in de toekomst ook aan te pakken ziet de provincie twee sporen: 1) terugbrengen van het overaanbod en 2) met (nieuw) instrumentarium meer private actie op bedrijventerrein stimuleren.
- 5. Duurzaamheid: de provincie streeft naar energiezuinige en klimaatbestendige werklocaties. Dit wil de provincie bereiken door de energievraag te beperken, duurzame energiebronnen in te zetten en energiebronnen zuinig en efficiënt te gebruiken. Daarnaast streeft de provincie naar duurzame mobiliteit. Voor een goede bereikbaarheid dienen nieuwe werklocaties daarom geaccommodeerd te worden rond multimodale verkeersknooppunten.
- 6. Grip op de bestaande voorraad en monitoring: doel is het verbreden van de ontwikkeling van het instrument van de kwaliteitskaart naar alle Flevolandse gemeenten en voor de overige segmenten. Mogelijk kan hierbij aangehaakt worden op systemen die in omliggende regio's zijn en worden ontwikkeld, zoals de monitor werklocaties van het Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord.
- 7. Meer ruimte aan het veld via uitnodigingsplanologie: de komende jaren ligt er een flink aantal opgaven ten aanzien van de ontwikkeling en realisatie van werklocaties. Het is echter niet zo dat de provincie deze problemen alleen gaat oplossen. De rol van de provincie is voornamelijk regisserend en bovenlokaal. De daadwerkelijke aanpak geschiedt in cocreatie met gemeenten, marktpartijen en andere partners. De provincie gebruikt daarbij de 'Ladder van Overheidsparticipatie' om de precieze provinciale rol te bepalen.
- 8. Stimuleren van pioniers en ruimte voor experiment: de voorliggende veranderopgave roept om creatieve oplossingen. De provincie wil daarom ruimte blijven bieden aan pioniers en 'het experiment'. Per gemeente of regio wil de provincie één of enkele experimenten of voorbeeld projecten starten.
Met het oog op de verschuivende behoefte van formele naar informele locaties neemt de provincie afscheid van de zeven locatietypen uit de beleidsregel 'Locatiebeleid stedelijk gebied 2011'. In het locatiebeleid worden voortaan twee verschillende concepten van werklocaties voor het stedelijk gebied onderscheiden: formele en informele werklocaties.
De visie wordt afgesloten met een veranderagenda. Als aanzet voor het noodzakelijke transitieproces dat partijen in de provincie Flevoland de komende jaren moeten ondergaan bij werklocaties. Hierbij ligt de focus op elf agendapunten waaraan inhoudelijke en procesindicatoren zijn gekoppeld om de voortgang hiervan te monitoren. Gemeenten zijn in de 'lead' op de agendapunten die direct raken aan de ontwikkeling en de realisatie van werklocaties. De provincie is in de 'lead' op de agendapunten met een bovenlokale impact.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de RO visie werklocaties.
Beleidsregel Windmolens (2008)
Het windmolenbeleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006. Het voorziet in opschaling en sanering van de huidige situatie gericht op het bereiken van een grotere ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Door middel van opschaling kan met minder windmolens meer vermogen gerealiseerd worden en tevens een kwaliteitsverbetering in ruimtelijke en landschappelijke zin gehaald worden. Daarmee kunnen de nadelen van de huidige situatie worden weggenomen en kan ingespeeld worden op ontwikkelingen in de markt. Om de bestaande situatie geleidelijk over te laten gaan in een nieuwe situatie met meer ruimtelijke kwaliteit, is het nodig sanering en ontwikkeling bij het nemen van planologische besluiten aan elkaar te koppelen en gericht ontwikkelingsplanologie te bedrijven. Met het instellen van de tijdelijke stop op de plaatsing van windmolens is de huidige situatie geconsolideerd. De voortzetting van de exploitatie van de windmolens betekent (op termijn) meegaan in de schaalvergroting die de marktontwikkeling oplegt aan de windenergiebranche. Dit bepaalt tegelijkertijd het kader voor de bedrijfsvoering, de herinvesteringen en de acceptatie van de gewenste sanering. In de praktijk zullen de huidige eigenaren hun belangen en verkregen rechten dienen samen te brengen in nieuwe exploitatievormen waarmee minder maar grotere windmolenopstellingen in Flevoland ontstaan. Alleen op deze manier kan de gewenste landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitsverbetering worden bereikt. Ook dient aandacht besteed te worden aan uniformering qua type en grootte van de windmolens.
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe opstellingen windmolens mogelijk. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen wordt wel mogelijk gemaakt met een afwijkingsbevoegdheid. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel windmolens.
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008
In deze beleidsregel hebben GS aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten in het Omgevingsplan met betrekking tot archeologie. Hierbij maken GS onderscheid tussen behoudenswaardige en niet-behoudenswaardige archeologische waarden. Voor zover in een plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.
In het bestemmingsplan zijn de te verwachten behoudenswaardige archeologische waarden beschermd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening.
Waterbeheerplan 2016-2021 (2015)
De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerplan 2016-2021 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2010-2015. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is. Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar vier belangrijke doelen: waterveiligheid, schoon water, voldoende water en water en ruimte
Waterveiligheid
Hoog water is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. De primaire keringen beschermen
Flevoland tegen deze bedreiging. In 2017 komen er nieuwe wettelijke veiligheidsnormen voor primaire waterkeringen. Die houden rekening met de kans op overstromingen en met de schade die daardoor kan ontstaan. Het waterschap wil ook in de toekomst de veiligheid blijven waarborgen door zich voor te bereiden op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. Ook worden de primaire waterkeringen getoetst aan de nieuwe normen en zonodig versterkt. De veiligheid van Flevoland tegen overstromingen wordt binnendijks ondersteund door een compartimenteringsdijk (de Knardijk). Ook de Knardijk wordt onderzocht om te kijken of versterking nodig is. De buitendijkse gebieden worden door middel van regionale keringen beschermd tegen de dreiging van hoog water. Maatschappelijk is er vraag naar bebouwing van of op de waterkeringen aan de randen van de polder. Technisch kan het en daarom werkt het waterschap aan ruimtelijke oplossingen mits de veiligheid gewaarborgd kan worden.
Schoon water
Samen met gebiedspartners wordt gewerkt aan een ecologisch gezond watersysteem in het stedelijk en landelijk gebied. Goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden (structuurdiversiteit) voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied zijn noodzakelijk. Zo worden natuurvriendelijke oevers en vispassages aangelegd. Tegelijk wordt vestiging en verspreiding van exoten tegengegaan. Het Waterschap streeft naar een goede oppervlaktewaterkwaliteit waarbij de aanwezigheid van schadelijke stoffen in het water en de waterbodems geen probleem is. Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat water wordt verontreinigd. Door goed om te gaan met afvalwater zorgt het Waterschap ervoor dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Het waterschap zet de 1e stappen naar een duurzaam afvalwatersysteem: door energie en grondstoffen terug te winnen uit afvalwater wordt de uitstoot van broeikasgassen verminderd en wordt zuinig omgegaan met schaarse nutriënten.
Voldoende water
Het Waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige
klimaatveranderingen. Dit betekent dat het watersysteem zo is ingericht dat wateroverlast wordt
voorkomen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De andere kant van de verwachte
klimaatveranderingen is dat ook extreem droge periodes vaker voor zullen komen. Het robuuste
watersysteem dat het Waterschap nastreeft zal dan ook in staat moeten zijn om te anticiperen op
watertekort tijdens extreme droogte. Daarbij is de feitelijke situatie van het watersysteem ook
daadwerkelijk zoals in de legger is beschreven. Het beheer en onderhoud richt zich op het goed
functioneren van het watersysteem, daarnaast is het ook afgestemd op het ter plekke gewenste ecologische functioneren van de watergang. Grondwaterbeheer (uitgezonderd drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen van meer dan 500.000 m³ per jaar en koude-warmte opslag) ligt vanaf 2009 bij het Waterschap. De verschillende eisen die gebruiksfuncties stellen aan het peil, de voorraad en de kwaliteit van het grondwater zullen goed moeten worden afgestemd.
Water en ruimte
Samen met gemeenten gaat het waterschap op zoek naar nieuwe maatregelen om overlast van hevige neerslag of extreme droogte te voorkomen. De ruimtelijke ambities zijn groot (uitbreiding in Almere met 60.000 woningen) en het watersysteem biedt prachtige kansen. Daarom wil het waterschap vroeg bij nieuwe ontwikkelingen worden betrokken.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterbeheerplan.
Waterkader (2013)
Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen.
Voor het bestemmingsplan is de watertoets doorlopen en is het waterkader toegepast. In paragraaf 5.10Waterparagraaf is de watertoets voor het bestemmingsplan opgenomen.
Hoofdstuk 3 Gemeentelijk beleid
Het beleidskader van de gemeente Almere en een overzicht van de beleidsdocumenten kan worden geraadpleegd via de website: http://www.almere.nl/bestuur/gemeentelijk-beleid/
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Inleiding
Voor functiemenggebieden geldt een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bij functiemengingsgebieden kan gedacht worden aan:
- stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
- horecaconcentratiegebieden;
- zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen;
- (delen van) woongebieden met kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid.
Het kan daarbij gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten is wenselijk omdat de activiteiten in dergelijke functiemengings- gebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op een bedrijventerrein.
Categorie-indeling functiemenging
In de lijst voor functiemenging is gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene lijst van de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). De activiteiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C. De betekenis voor de toelaatbaarheid is als volgt:
Categorie A
Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
Categorie B
Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
Categorie C
De activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.
Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:
- 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
- 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
- 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
- 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.
De Staat-van-bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is afgeleid van de richtafstandenlijst uit bijlage 1 in de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). Naast de randvoorwaarden 1 tot en met 4 zijn bij de selectie van activiteiten de volgende criteria gehanteerd:
- Voor categorie A gaat het om activiteiten in milieucategorie 1.
- Voor categorie B gaat het om activiteiten:
- in categorie 1 voor het aspect gevaar;
- in maximaal categorie 2 voor de aspecten stof en geur;
- in maximaal categorie 3.1 voor het aspect geluid;
- met een index voor verkeer van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen).
- Voor categorie C gaat het om activiteiten zoals bij categorie B, echter met een index voor verkeer van maximaal 2G (goederen) en 3P (personen).
Bij de totstandkoming van de lijst is gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst opgenomen.
Flexibiliteit
De lijst zoals opgenomen in dit plan, is bedoeld om in te spelen op actuele ontwikkelingen. Toch is het tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de lijst wordt verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een afwijkingsprocedure een categorie lager kunnen indelen (van C naar B). Om de afwijking te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf (of anderssoortige voorziening) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op maatgevende milieuaspecten zoals geluid, stof, geur en verkeer.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven, kantoren of voorzieningen zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de lijst. Wanneer deze bedrijven, kantoren of voorzieningen wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met wat volgens de bestemmingsregeling is toegelaten en (uiteraard) passen binnen de doeleindenomschrijving kan de vestiging van deze bedrijven, kantoren of voorzieningen eveneens via een afwijkingsprocedure mogelijk worden gemaakt.
Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Milieuzonering van horeca-activiteiten
De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer (Wm) en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich daarom in aanvulling op de Wet milieubeheer en Algemene Plaatselijke Verordening op de volgende vormen van hinder:
- geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
- (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk.
Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij het ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
- het indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
- het onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
- het uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.
De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het bestemmingsplan vindt de nadere ruimtelijke afweging per locatie plaats.
Gehanteerde criteria
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:
- de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden;
- de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.
Categorieën van horeca-activiteiten
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende categorieën onderscheiden:
- Categorie 1: "ondergeschikte horeca": een inrichting die gericht is op het verstrekken van dranken of etenswaren en die fungeert als een aan een hoofdfunctie ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij het vloeroppervlak niet meer dan 20 % bedraagt van de hoofdfunctie. Het betreft horeca die plaatsvindt binnen een andere hoofdfunctie en die ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.
- Categorie 2: "Logies en zaalaccommodatie": een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van logies of zaalaccommodatie, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals een hotel, een pension, een bed & breakfast of vergader- en congresfaciliteiten. Het betreft horeca waarin de mogelijkheid voor een nachtverblijf of zaalverhuur voor vergaderingen of congressen worden geboden, of een combinatie daarvan.
- Categorie 3 "Lichte horeca": een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een restaurant, cafetaria, snackbar, afhaalrestaurant, lunchroom of koffie- theehuis, ijssalon of een automatiek. Het betreft horeca waarin vooral maaltijden of etenswaren kunnen worden gekocht en genuttigd en die vooral overdag en 's avonds geopend zijn.
- Categorie 4 "Middelzware horeca": een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een café of eetcafé. Het betreft horeca waarin vooral (alcoholische) dranken kunnen worden genuttigd en die ook 's nachts geopend kunnen zijn.
- Categorie 5 "Zware horeca": een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning door het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van (alchoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet met de verstrekking van etenswaren of maaltijden, zoals een discotheek, bar-dancing, danscafé of een partycentrum. Het betreft horeca waarin vooral gelegenheid wordt geboden voor het luisteren naar muziek, dansbeoefening of het nuttigen van (alcoholische) dranken, etenswaren of maaltijden, of een combinatie daarvan.
Flexibiliteitsbepalingen
De Staat van Horeca-activiteiten is een relatief grof hulpmiddel om hinder door horeca-activiteiten in te schatten en is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. Er kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die één categorie hoger zijn, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld van categorie 4 naar 3, maar ook van categorie 5 naar 4. Deze mogelijkheid tot afwijken dient met name te worden getoetst aan de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlakte en openingstijden.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Er kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat van Horecaactiviteiten, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten.
Verder is het denkbaar dat het algemene beeld van de in de Staat van Horeca-activiteiten genoemde horeca-activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, is het gebruikelijk om in bestemmingsplannen de bevoegdheid voor burgemeester en wethouders op te nemen om via een wijzigingsplan de categorie-indeling van de bedrijven in de Staat van Horeca-activiteiten aan te passen.