Weguitbreiding rijksweg A6 traject Havendreef-Buitenring
Bestemmingsplan - gemeente Almere
Vastgesteld op 16-01-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Weguitbreiding rijksweg A6 traject Havendreef-Buitenring van de gemeente Almere.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0034.BPalg04-vg01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.6 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.7 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.8 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.9 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.10 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.11 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.12 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.13 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.14 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, banken en toiletgebouwen.
1.15 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.
1.16 kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.17 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.
1.18 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.
1.19 natuur(lijke) waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen zowel afzonderlijk als in onderling verband.
1.20 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en voorzieningen voor stadsverwarming.
1.21 peil
- a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
- b. voor bouwwerken binnen de bestemming Verkeer: de hoogte vanaf de bovenkant van de wegverharding;
- c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.
1.22 reclameobjecten
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingborden, mupi's (reclameborden), billboards, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden.
1.23 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.24 straatmeubilair
kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, speeltoestellen en reclameobjecten, alsmede telefooncellen, abri's.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. landschappelijke inpassing;
- c. water en waterberging;
- d. recreatief medegebruik, ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
met de daarbij behorende:
- e. verhardingen en paden;
- f. kunstwerken en kunstobjecten;
- g. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
- h. geluidwerende voorzieningen;
- i. straatmeubilair;
- j. voet-, fiets- en ruiterpaden;
- k. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
- l. overige functioneel met de bestemming 'Groen' verbonden voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende maten gelden:
- a. lichtmasten en overig straatmeubilair: bouwhoogte maximaal 4,5 m;
- b. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
- c. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 10 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
- d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de gronden te gebruiken voor:
- 1. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
- 2. het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- 3. het opslaan c.q. stallen van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
- 4. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
- b. Het bepaalde in lid 3.3 onder a is niet van toepassing op:
- 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
- 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de bestemming en aanduidingen.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (autosnel)wegen;
- b. busbanen;
- c. fiets- en voetpaden;
- d. een busstation, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - busstation'.
met de daarbij behorende:
- e. parkeerplaatsen, haltevoorzieningen, bermen en beplantingen;
- f. verhardingen;
- g. kunstwerken en kunstobjecten;
- h. water, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
- i. geluidwerende voorzieningen met uitzondering van geluidschermen;
- j. straatmeubilair;
- k. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer' verbonden voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:
- a. lichtmasten, bewegwijzeringsportalen en verkeerslichten: bouwhoogte maximaal 9 m;
- b. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie: bouwhoogte maximaal 15 m;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van maximaal 1 m2: bouwhoogte maximaal 15 m;
- d. van in oppervlakte ondergeschikte bouwdelen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor verkeersdoeleinden, zoals pylonen en tuien van bruggen: bouwhoogte maximaal 20 m;
- e. erf- en terreinafscheidingen, bouwhoogte maximaal 2 m;
- f. overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - busstation': bouwhoogte maximaal 10 m;
- g. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 10 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden te gebruiken voor het inrichten van wegen met een aantal rijstroken dat afwijkt van de in Bijlage 1, Bijlage 2, Bijlage 3, Bijlage 4, Bijlage 5, Bijlage 6 en Bijlage 7 opgenomen kaarten behorende bij het Tracébesluit Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudingsvoorzieningen;
- b. natuurvriendelijke oevers;
- c. recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
- d. kunstwerken, welke mede ten dienste mogen zijn van de aangrenzende bestemming;
- e. voet- en fietspaden;
- f. groenvoorzieningen;
- g. overige functioneel met de bestemming 'Water' verbonden voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maat geldt:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 5 m.
Artikel 6 Leiding - Gas
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor ondergrondse leidingen voor het transport van gas, met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
6.2 Bouwregels
Op de als 'Leiding - Gas' bestemde gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de doeleinden genoemd in lid 6.1 bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
- 1. het planten en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
- 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- 6. het aanleggen van leidingen anders dan de in lid 6.1 bedoelde leiding(en), en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 7. het permanent opslaan van goederen.
- b. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien de veiligheid van de betrokken leiding(en) niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
- c. Het in lid 6.4 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden;
- 1. die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
- 2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding(en) en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere daar voorkomende bestemming(en) betreffen;
- 3. die graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' uit het plan wordt verwijderd, indien het transport van gas ter plaatse is beëindigd.
Artikel 7 Leiding-hoogspanningsverbinding
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van elektriciteit door een bovengrondse hoogspanningsverbinding van 380 kV (kilovolt) met bijbehorende belemmeringenstrook.
7.2 Bouwregels
Op de als 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de doeleinden in lid 7.1 gebouwen en bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m, waarbij de hoogte van de hoogspanningsmasten niet meer dan 50 m mag bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder van de hoogspanningsverbinding.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
- 1. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
- 2. het aanleggen van watergangen en -partijen;
- 3. het wijzigen van het maaiveldniveau;
- 4. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting;
- 5. het leggen van kabels en leidingen;
- 6. het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- b. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder van de hoogspanningsverbinding.
- c. Het in lid 7.4 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden;
- 1. die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
- 2. die het normale onderhoud ten aanzien van de hoogspanningsverbinding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere daar voorkomende bestemming(en) betreffen;
- 3. die graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' uit het plan wordt verwijderd, indien het leidingtransport voor hoogspanning ter plaatse is beëindigd.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Ondergeschikte bouwwerken
De maximale bouwhoogte in dit plan mag worden overschreden ten behoeve van liftinstallaties, hijsinrichtingen, technische installaties, hekwerken en soortgelijke ondergeschikte bouwwerken, mits de overschrijding van de maximale bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijking
Met een omgevingsvergunning kan - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 terzake reeds kan worden afgeweken - worden afgeweken van de regels van het plan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. afwijkingen van maten binnen de bestemming Verkeer met ten hoogste 5 m;
- c. overschrijding van bouwgrenzen niet zijnde bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
- d. het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen.
10.2 Voorwaarden voor de afwijking
Er wordt niet afgeweken van de regels van het plan, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht Bouwwerken
11.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
11.3 Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 12 Overgangsrecht Gebruik
12.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
12.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
12.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
12.4 Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Weguitbreiding rijksweg A6 traject Havendreef-Buitenring.
Bijlagen
Bijlage 1 Kaart 16 Tracébesluit
Bijlage 2 Kaart 17 Tracébesluit
Bijlage 3 Kaart 18 Tracébesluit
Bijlage 4 Kaart 19 Tracébesluit
Bijlage 5 Kaart 20 Tracébesluit
Bijlage 6 Kaart 21 Tracébesluit
Bijlage 7 Kaart 22 Tracébesluit
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Een Bestemmingsplan
Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding (voorheen plankaart) en de planregels vormen tezamen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht.
Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de eerstbedoelde inhoud beslissend.
1.2 Aanleiding Voor Dit Bestemmingsplan
Tracébesluit
Met dit bestemmingsplan wordt uitvoering gegeven aan het Tracébesluit Weguitbreiding Schiphol - Amsterdam - Almere en het wijzigingsbesluit van het Tracébesluit. Het Tracébesluit is op 21 maart 2011 vastgesteld en is op 30 maart 2011 gedurende zes weken ter inzage gelegd. De minister van Infrastructuur en Milieu heeft in september 2011 het Tracébesluit op enkele punten van ondergeschikte aard gewijzigd. Dit wijzigingsbesluit van het Tracébesluit is op 22 september 2011 gedurende zes weken ter inzage gelegd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 4 januari 2012 alle (41) beroepen tegen het Tracébesluit ongegrond verklaard. Voordat het Tracébesluit is genomen zijn de onderstaande stappen van de Tracéwetprocedure doorlopen.
Stap | Inhoud | Tijdstip |
Start planstudie, fase 1 | Onderzoek op hoofdlijnen, gericht op een keuze tussen tracéalternatieven: Stroomlijnalternatief (verbreding), Verbindingsalternatief (nieuwe snelweg), Nulalternatief (referentiesituatie), Nulalternatief met beprijzen | 2005 |
Kabinetsbeslissing (in overleg met de Tweede Kamer) | Keuze voor het stroomlijnalternatief | 2007 |
Planstudie, fase 2 | Onderzoek gericht op de keuze tussen diverse varianten van het tracéalternatief: Stroomlijnalternatief, Nulaternatief, Locatiespecifiek alternatief (zonder uitbreiding A9) en Meest milieuvriendelijk alternatief (o.a. hoofd- en parallelbaan op de A6) | 2008 |
Standpunt van de Minister V&W (in overleg met de Minister van VROM) | Keuze voor het stroomlijnalternatief met ruimtelijke inpassingsmaatregelen (o.a. deels een hoofd- en parallelbanensysteem) | oktober 2008 |
Aanvulling van het MER naar aanleiding van Advies Commissie voor de mer | Onderzoek naar een referentiesituatie met beprijzen, nadere onderbouwing van de effecten van Dynamisch Verkeers Management en inzicht in de gezondheidseffecten | 2008 |
Publicatie ontwerptracébesluit | Ontwerptracébesluit met een aantal afwijkingen ten opzichte van het standpunt van de Minister (o.a. de aansluiting met de Hoge Ring is anders vormgegeven) | maart 2010 |
Beantwoorden van zienswijzen en resultaten verwerken in het Tracébesluit | Naar aanleiding van de zienswijzen zijn een aantal wijzigingen in het Tracébesluit doorgevoerd. Ook zijn er aanpassingen gemaakt uit het oogpunt van kostenbesparing, verkeersveiligheid en milieueffecten | 2010-2011 |
1.3 Begrenzing Van Het Plangebied
Het bestemmingsplan heeft alleen betrekking op dat deel van het Tracébesluit dat het grondgebied van de gemeente Almere betreft vanaf de Havendreef tot en met de Buitenring met uitzondering van de aansluiting bij de Steigerdreef/Spittershoek. Hierover heeft de gemeenteraad van Almere op 4 juli 2013 besloten een andere aansluiting te willen realiseren. Door het oorspronkelijke tracé buiten het bestemmingsplan te houden is het voorgestelde plan niet in tegenspraak met het eerder door de raad genomen besluit. De gewijzigde inpassing Steigerdreef/Spittershoek is niet in dit plan opgenomen. Hiermee wordt geen nieuw element in het plan gebracht, waardoor dit bestemmingsplan niet opnieuw ter inzage hoeft te worden gelegd. Het aangepaste tracé wordt meegenomen in een ander, nog vast te stellen bestemmingsplan waarin (de aanpassingen aan) het onderliggende wegennet en een aantal wijzigingen ten opzichte van het tracébesluit worden meegenomen.
Voor het deel van het Tracébesluit vanaf de Hollandsebrug tot aan de Havendreef dat ook nog binnen de gemeentegrenzen van Almere valt, is door de raad op 4 juli 2013 een apart bestemmingsplan vastgesteld (NL.IMRO.0034.BPalg03). Op 1 oktober 2013 is dit bestemmingsplan onherroepelijk geworden. Voor dit traject was van belang dat het bestemmingsplan zo snel mogelijk werd vastgesteld, omdat in 2014 moet worden begonnen met de uitvoering ervan en in verband met het kunnen heffen van leges. Daarnaast was voor het traject Havendreef tot aan de Buitenring, waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, op dat moment nog geen besluit genomen door de raad omtrent de aansluiting Steigerdreef/ Spittershoek. Op grond hiervan is besloten tot het vaststellen van twee aparte bestemmingsplannen.
Figuur 1.1 Begrenzing van het plangebied
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
Met dit nieuwe bestemmingsplan worden de geldende bestemmingsplannen voor de desbetreffende gronden (deels) vervangen. Het gaat om de volgende bestemmingsplannen:
1. | BP Hoofdwegen | BPalg01 |
2. | BP Hoofdwegen, 1e partiële herziening | BPalg02 |
3. | BP Middengebied | BP1QS01 |
4. | BP Middengebied, 1e partiële herziening | BP1QS02 |
5. | BP Stedenwijk Zuid | BP2Q01 |
6. | BP Fontanapad en omgeving | BP1S01 |
7. | BP Weerwater | BP2N01 |
8. | BP Weerwater, 1e partiële herziening | BP2N02 |
9. | BP De Gouwen en De Paal | BP1L02 |
10. | BP De Steiger | BP1HK01 |
11. | BP Sportvelden Oost 1981 | BP1H01 |
12. | BP Boswachterij Almeerderhout | BP1H5BP01 |
13. | BP Kasteel Almere 2000 | BP 1H02 |
14. | BP Stad-Oost | BP2alg01 |
15. | BP Bedrijventerrein Veluwsekant | BP2W01 |
16. | BP Veluwsekant, 1e partiële herziening | BP2W02 |
17. | BP Bedrijventerrein Sallandsekant-2Y | BP2Y01 |
18. | BP Overvaart | BP5B01 |
19. | BP Almere West en Oost | BP45alg01 |
20. | BP Buitenveld | BP3V01 |
21. | WP Almere West en Oost | WP5DHZ01 |
22. | BP Partiële herziening plannen Buitenveld en Hoofdwegen | BP3V02 |
23. | BP Bedrijventerrein U | BP3U01 |
24. | BP Stadsweiden Kruidenwijk en Stedenwijk Zuid | BP2EQ01 |
1.5 Leeswijzer
Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte Bestemmingen. Deze worden beschreven in hoofdstuk 2. Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende beleid (hoofdstuk 3) en de Omgevingstoets (hoofdstuk 4). In hoofdstuk 4 wordt meerdere malen verwezen naar het Milieueffectrapport (MER) dat in het kader van het Tracébesluit is opgesteld. Het MER en de achterliggende onderzoeken zijn te raadplegen op de website Centrum Publieksparticipatie (www.centrumpp.nl). Tenslotte wordt in het hoofdstuk Implementatie (hoofdstuk 5) ingegaan op de uitvoerbaarheidsaspecten van het plan.
Hoofdstuk 2 Bestemmingen
In dit hoofdstuk staan de bestemmingen omschreven en worden de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidsuitspraak of een onderzoek uit de omgevingstoets staat naar deze betreffende informatie een link opgenomen.
2.1 Bestemmingen
Het bestemmingsplan biedt een planologisch kader aan een weguitbreidingsproject waarvoor een tracéwetprocedure is gevolgd. Tijdens de procedure is het grootste deel van tracé van de weg nauwkeurig vastgelegd. Het Tracébesluit is leidend voor de vormgeving van de bestemmingen. In de bestemmingen wordt daarom ook verwezen naar de maatregelen die zijn opgenomen in het Tracébesluit. In het bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de onderstaande bestemmingen.
Verkeer
Functionele mogelijkheden
Ter plaatse van deze bestemming 'Verkeer' zijn de rijbanen en bijbehorende onderdelen van de snelweg en het onderliggende wegennet toegestaan. Rijbanen, middenbermen, bermsloten en kleinere groenelementen maken ook deel uit van de verkeersbestemming. Het aantal rijbanen is exact vastgelegd met een verwijzing naar het tracébesluit.
De bestemming biedt voldoende flexibiliteit voor ondergeschikte aanpassingen. Voor de middenbermen en ondergeschikte groenstroken wordt daarom de bestemming 'Verkeer' gehanteerd. Daardoor is het mogelijk om (binnen de marges van het tracébesluit) de ligging of begrenzing van de weg aan te passen.
Wegverbreding A6
Het aantal rijbanen van de A6 wordt over de gehele lengte van de gemeente Almere vergroot. Een groot gedeelte van de wegverbreding vindt plaats in de huidige middenberm, zodat er weinig extra ruimtebeslag aan de orde is. De verbreding tussen de Havendreef en de Veluwedreef vindt plaats aan de zuidzijde van de huidige weg. Daarnaast vergt de aanpassing van de belangrijkste knooppunten ruimte buiten het bestaande wegtracé. In de onderstaande tabel worden de wegaanpassingen per deeltraject aangegeven. Voor de volledigheid is in de tabel het hele traject van het tracébesluit vanaf de Hollandsebrug tot en met de Buitenring opgenomen.
A6 tussen knooppunt Muiderberg en de Hoge Ring | ||
Wijziging van de A6 | Uitbreiding van de zuidelijke rijbaan van 2 rijstroken naar 4 rijstroken tussen km 42,8 en km 44,8. | Realisatie van een invoegstrook ter plaatse van km 43,7 voor verkeer vanaf de IJsselmeerweg richting knooppunt Hoge Ring. |
Realisatie van een uitvoegstrook ter plaatse van km 43,3 voor verkeer richting IJsselmeerweg. | ||
Uitbreiding van de zuidelijke rijbaan van 4 rijstroken naar een hoofdrijbaan van 2 rijstroken en een parallelbaan van 3 rijstroken tussen km 44,8 en km 46,9. | Realisatie van een uitvoegstrook ter plaatse van km 45.5 voor verkeer richting Pampusweg. | |
Uitbreiding van de noordelijke rijbaan van 3 rijstroken naar 4 rijstroken tussen km 42,8 en km 44,7. | Realisatie van een invoegstrook ter plaatse van km 43,2 voor verkeer vanaf de IJsselmeerweg richting Amsterdam/Eemnes (A1). | |
Realisatie van een uitvoegstrook ter plaatse van km 43,7 voor verkeer van knooppunt Hoge Ring richting IJsselmeerweg. | ||
Uitbreiding van de noordelijke rijbaan van 3 rijstroken naar 5 rijstroken tussen km 44,7 en km 45,3. | ||
Uitbreiding van de noordelijke rijbaan van 3 rijstroken naar 2 rijstroken hoofdrijbaan en 3 rijstroken parallelbaan tussen km 45,3 en km 45,6. | Realisatie van een invoegstrook ter plaatse van km 45,6 voor verkeer vanaf de Pampusweg richting Amsterdam/Eemnes (A1). | |
Uitbreiding van de noordelijke rijbaan van 3 rijstroken naar 2 rijstroken hoofdrijbaan en 2 rijstroken parallelbaan tussen km 45,6 en km 46,2. | Realisatie van een uitvoegstrook ter plaatse van km 46,1 voor verkeer van knooppunt de Hoge Ring richting Pampusweg. | |
Uitbreiding van de noordelijke rijbaan van 3 rijstroken naar 2 rijstroken hoofdrijbaan en 4 rijstroken parallelbaan tussen km 46,2 en km 47,2. | ||
Realisatie wisselbaan | Realisatie wisselbaan met 2 rijstroken tussen km 42,8 en km 47,0 voor verkeer van Amsterdam naar Almere en vice versa. | |
Realisatie verbindingsweg voor verkeer van noordelijke hoofdrijbaan naar wisselstrook richting Muiderberg ter plaatse van km 46,8. | ||
Realisatie busbaan | Realisatie busbaan Realisatie busbaan langs de noordelijke hoofdrijbaan tussen km 42,8 (A6) en km 44,6 (A6). | |
De Hoge Ring | ||
Realisatie verbindingswegen | Realisatie verbindingsweg voor verkeer van Amsterdam (A6) naar Lelystad (A6) met 2 rijstroken hoofdrijbaan en 2 rijstroken parallelbaan tussen km 46,9 en km 48,1. | Realisatie weefstrook tussen km 47,8 en km 48,1 voor verkeer van Amsterdam (A1) richting Havendreef en voor verkeer vanaf de Hoge Ring(S101) naar Lelystad (A6). |
Realisatie verbindingsweg tussen parallelbaan A6 en de Hoge Ring (S101) voor verkeer van Amsterdam naar Almere Stad-West met 2 rijstroken tussen km 47,0 (A6) en km 3,4 (S101). | ||
Realisatie verbindingsweg voor verkeer van Lelystad (A6) naar Amsterdam (A6) met 4 rijstroken tussen km 47,2 en km 48,1. | ||
Realisatie verbindingsweg voor verkeer van Lelystad (A6) naar Amsterdam (A6) met 2 rijstroken hoofdrijbaan en 2 rijstroken parallelbaan tussen km 47,0 en km 47,2. | ||
Realisatie verbindingsweg tussen de A6 (km 48,1) en de Hoge Ring (S101) (km 3,4) voor verkeer van Lelystad naar Almere Stad-West met 1 rijstrook. | ||
Realisatie verbindingsweg tussen de Hoge Ring(S101) en de parallelbaan A6 voor verkeer van Almere Stad-West naar Amsterdam met 2 rijstroken tussen km 3,4 (S101) en km 47,0 (A6). | ||
Realisatie verbindingsweg tussen de Hoge Ring (S101) (km 3,4) en de A6 (km 47,8) voor verkeer van Almere Stad-West naar Lelystad met 1 rijstrook. | ||
Realisatie wisselbaan | Realisatie wisselbaan Realisatie wisselbaan met 1 rijstrook tussen km 46,5 (A6) en km 3,0 (S101 Hoge Ring) voor verkeer van Amsterdam naar Almere Stad-West en vice versa. | Realisatie verbindingsweg voor verkeer van wisselstrook naar zuidelijke hoofdrijbaan richting Lelystad ter plaatse van km 46,5. |
Realisatie verbindingsweg voor verkeer van noordelijke hoofdrijbaan naar wisselstrook richting Muiderberg ter plaatse van km 47,4. | ||
Tussen de Hoge Ring en knooppunt Almere | ||
Wijziging van de A6 tussen km 48,1 en km 57,0 | Uitbreiding van de zuidelijke rijbaan van 2 rijstroken naar 2 rijstroken hoofdrijbaan en 2 rijstroken parallelbaan tussen km 48,1 en km 54,4. | Realisatie weefstrook tussen km 48,1 en km 48,3 voor verkeer van Amsterdam (A1) richting Havendreef en voor verkeer vanaf de Hoge Ring (S101) naar Lelystad (A6). |
Realisatie doorsteek van 1 rijstrook van hoofdrijbaan naar parallelbaan tussen km 48,5 en km 48,8 voor verkeer richting Lelystad. | ||
Realisatie weefstrook tussen km 49,3 en km 49,9 voor verkeer vanaf de Havendreef richting Lelystad Almere en voor verkeer van knooppunt Hoge Ring richting de nieuwe afrit Almere Haven West. | ||
Realisatie weefstrook tussen km 52,1 en km 53,0 voor verkeer vanaf de nieuwe toerit Almere Haven Oost richting Lelystad en voor verkeer vanaf knooppunt de Hoge Ring richting afrit Almere Stad. | ||
Realisatie afrit met 2 rijstroken ter plaatse van km 53,0 voor verkeer van knooppunt Hoge Ring richting de Veluwedreef/Waterlandseweg. | ||
Realisatie invoegstrook ter plaatse van km 3,4 voor verkeer van Veluwedreef/Waterlandseweg richting Lelystad. | ||
Uitbreiding van de zuidelijke rijbaan van 2 rijstroken naar 4 rijstroken tussen km 54,4 en km 55,4. | ||
Uitbreiding van de zuidelijke rijbaan van 2 rijstroken naar 2 rijstroken hoofdrijbaan en 2 rijstroken parallelbaan tussen km 55,4 en km 57,0. | Realisatie uitvoegstrook ter plaatse van km 56,0 voor verkeer van knooppunt Hoge Ring richting de Tussenring. | |
Realisatie weefstrook tussen km 56,5 en km 57,0 voor verkeer van de Tussenring richting Lelystad en voor verkeer van knooppunt Hoge Ring richting Eemnes. | ||
Verwijdering bestaande aansluiting | Verwijdering bestaande aansluiting Almere Haven. | |
Wijziging van de A6 tussen km 48,1 en km 57,0 | Uitbreiding van de noordelijke rijbaan van 2 rijstroken naar 2 rijstroken hoofdrijbaan en 2 rijstroken parallelbaan tussen km 48,1 en km 54,0. | Realisatie weefstrook tussen km 48,1 en km 48,7 voor verkeer vanaf Lelystad richting knooppunt de Hoge Ring en voor verkeer vanaf de Havendreef richting Amsterdam. |
Realisatie doorsteek van 1 rijstrook van parallelbaan naar hoofdrijbaan tussen km 48,7 en km 48,9 voor verkeer richting Amsterdam. | ||
Realisatie toerit plus weefstrook tussen km 49,2 en km 49,9 voor verkeer vanaf de nieuwe aansluiting Almere Haven West naar knooppunt Hoge Ring en voor verkeer van Lelystad richting Havendreef. | ||
Realisatie weefstrook tussen km 52,1 en km 53,0 voor verkeer van de Veluwedreef/Waterlandseweg naar nieuwe aansluiting Almere Haven Oost. | ||
Realisatie uitvoegstrook ter plaatse van km 53,4 voor verkeer van Lelystad naar de Veluwedreef/Waterlandseweg. | ||
Uitbreiding van de noordelijke rijbaan van 2 naar 4 rijstroken tussen km 54,0 en km 55,4. | ||
Uitbreiding van de noordelijke rijbaan van 2 rijstroken naar 2 rijstroken hoofdrijbaan en 2 rijstroken parallelbaan tussen km 55,4 en km 57,0. | Realisatie uitvoegstrook ter plaatse van km 56,0 voor verkeer van knooppunt Hoge Ring richting de Tussenring. | |
Realisatie weefstrook tussen km 56,5 en km 57,0 voor verkeer van de Tussenring richting Lelystad en voor verkeer van knooppunt Hoge Ring richting Eemnes. | ||
Knooppunt Almere | ||
Wijziging van de A6 | Realisatie hoofdrijbaan voor verkeer van Almere (A6) richting Lelystad (A6) met 2 rijstroken hoofdrijbaan en 2 rijstroken parallelbaan tussen km 57,0 en km 58,3. | |
Realisatie hoofdrijbaan voor verkeer van Lelystad (A6) richting Almere (A6) met 2 rijstroken hoofdrijbaan en 2 rijstroken parallelbaan tussen km 57,0 en 58,3. | ||
Realisatie verbindingswegen | Realisatie verbindingsweg voor verkeer van Almere (A6) richting Eemnes (A27) met 2 rijstroken tussen km 57,0 en km 117,6. | |
Realisatie verbindingsweg voor verkeer van Eemnes (A27) naar Lelystad (A6) met 2 rijstroken tussen km 117,6,(A27) en km 58,3 (A6). | ||
Tussen knooppunt Almere en km 63,0 | ||
Wijziging A6 | Uitbreiding van de zuidelijke rijbaan van 2 rijstroken naar 2 rijstroken hoofdrijbaan en 2 rijstroken parallelbaan tussen km 58,3 en km 60,6. | Realisatie weefstrook tussen km 58,3 en km 59,0 voor verkeer vanaf knooppunt Hoge Ring naar de Spectumdreef en van Eemnes richting Lelystad. |
Realisatie invoegstrook ter plaatse van km 59,5 voor verkeer vanaf de Spectumdreef naar Lelystad. | ||
Uitbreiding van de zuidelijke rijbaan van 2 rijstroken naar 2 rijstroken hoofdrijbaan en 1 rijstrook parallelbaan tussen km 60,6 en km 60,9. | Realisatie afrit naar de aansluiting Almere Buiten Oost voor verkeer van knooppunt Almere ter plaatse van km 60,6 richting de Buitenring. | |
Uitbreiding van de zuidelijke rijbaan van 2 rijstroken naar 3 rijstroken tussen km 60,9 en 63,0. | Realisatie van een invoegstrook ter plaatse van km 61,8 voor verkeer van de Buitenring naar Lelystad. | |
Uitbreiding van de noordelijke rijbaan van 2 rijstroken naar 2 rijstroken hoofdrijbaan en 2 rijstroken parallelbaan tussen km 58,3 en km 60,7. | Realisatie weefstrook tussen km 58,3 en km 59,0 voor verkeer van de Spectumdreef richting knooppunt de Hoge Ring en voor verkeer van Lelystad richting Eemnes. | |
Realisatie uitvoegstrook ter plaatse van km 59,4 voor verkeer vanaf Lelystad richting de Spectumdreef. | ||
Uitbreiding van de noordelijke rijbaan van 2 rijstroken naar 2 rijstroken hoofdrijbaan en 1 rijstrook parallelbaan tussen km 60,7 en km 60,9. | Realisatie toerit ter plaatse van km 60,7 voor verkeer vanaf de Buitenring naar knooppunt Almere. | |
Realisatie uitvoegstrook ter plaatse van km 60,9 voor verkeer vanaf Lelystad richting parallelbaan. |
Tabel 2.1 Beoogde aanpassingen
Onderliggend wegennet
Als gevolg van de verbreding worden de kunstwerken (viaducten) van het onderliggende wegennet aangepast.
Stil asfalt en geluidschermen
De aanstaande aanpassing van de wegen wordt tevens aangrepen om, waar mogelijk, de leefomgevingskwaliteit te verbeteren. Door de geluidsmaatregelen wordt een sterke afname van het geluidsniveau gerealiseerd. Bij 95% van de woningen neemt het geluidsniveau af. In Almere Buiten en Almere Stad neemt het aantal geluidgehinderden boven de 48 dB beperkt toe. In het Tracébesluit zijn verschillende maatregelen opgenomen om onaanvaardbare hinder te voorkomen en de leefbaarheid te verbeteren. Op de verschillende delen van de A6 wordt dubbellaags ZOAB worden toegepast (stil asfalt). Ook wordt langs de A6 en de Hoge Ring enkele honderden meters geluidscherm aangelegd. Deze geluidschermen liggen echter in het bestemmingsplan Weguitbreiding rijksweg A6 traject Hollandsebrug- Havendreef en worden dus in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op het aspect geluid.
Inpassingsmaatregelen
Inpassingsmaatregelen met belangrijke ruimtelijke consequenties zijn voorzien van een specifieke regeling. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de geluidschermen en de faunapassage. Beide maatregelen liggen echter in het traject Hollandsebrug-Havendreef en worden dus in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Maatregelen die betrekking hebben op de inrichting en het beheer van gronden, zijn binnen de bestemming 'Verkeer' mogelijk gemaakt. Het gaat daarbij om landschappelijke inpassing (beplanting) en natuurvriendelijk gebruik van oevers. In paragraaf wordt nader ingegaan op het aspect ecologie.
Overige bouwwerken
Omdat er in het plangebied meerdere viaducten en overige kunstwerken aanwezig zijn en een specifieke bestemming niet noodzakelijk is, worden deze via een algemene regeling mogelijk gemaakt. Voor deze bouwwerken geldt een maximale hoogte van 20 meter. Voor overige bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals lichtmasten en antennes, zijn gedifferentieerde hoogtes opgenomen.
Groen
Functionele mogelijkheden
Structuurbepalend groen wordt voorzien van de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming kan de landschappelijke inpassing van het wegtracé worden gerealiseerd en wordt de inrichting van bermen mogelijk gemaakt. Naast beplanting en dergelijke, zijn binnen deze bestemming ook waterpartijen mogelijk. Een aantal groengebieden is, overeenkomstig de huidige bestemmingsregeling, mede bestemd voor dagrecreatief gebruik.
Landschappelijke inpassing
In de landschapsplannen behorend bij het Tracébesluit zijn inrichtingsmaatregelen opgenomen en voorstellen voor de landschappelijke inpassing voor de verbrede A6 en de aanpassingen van bijbehorende knooppunten. Het project wordt gerealiseerd in stedelijke en landelijke gebieden en vraagt per gebied om een specifieke inpassingsoplossing. Bij de landschapsplannen zijn de volgende algemene principes gehanteerd:
- er wordt in beginsel uitgegaan van een standaard wegprofiel met een talud van 1:3. Op plaatsen waar deze ruimte niet beschikbaar is of extra ruimte nodig is voor watercompensatie is gekozen voor een steiler talud;
- langs de wegen wordt beplanting aangebracht, tenzij er sprake is van een zichtlocatie;
- geluidsmaatregelen worden in eerste instantie genomen door aanleg van stil(ler) asfalt. Indien dit niet voldoende is, wordt gekeken naar aanvullende maatregelen als schermen en wallen. Over het algemeen worden schermen in de woongebieden en landelijk gebied gesloten en groen uitgevoerd. Passages van bedrijventerreinen worden in beginsel uitgevoerd met transparante schermen.
Bebouwing
Er mogen binnen deze bestemming geen gebouwen worden opgericht. Bouwwerken als lichtmasten, antennes en kunstobjecten zijn tot een beperkte hoogte wel toegestaan.
Water
Functionele mogelijkheden
Voor belangrijke watergangen en grotere waterpartijen wordt de bestemming 'Water' gehanteerd. Naast water zijn binnen deze bestemming onder andere natuurvriendelijke oevers en recreatief medegebruik toegestaan.
Bebouwing
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht met een maximale hoogte van 5 m.
Leiding - Gas
Functionele mogelijkheden
Ter bescherming van de twee aardgastransportleidingen in het plangebied (zie paragraaf 4.5 en paragraaf4.7) is een dubbelbestemming 'Leiding - Gas' opgenomen. Deze gronden zijn mede bestemd voor ondergrondse leidingen voor het transport van gas, met de daarbij behorende belemmeringenstrook. De dubbelbestemming ligt op 4 meter aan weerszijden van de leiding. Voor aanleg- en graafwerkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de aardgastransportleidingen moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Ook is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' uit het plan verwijderen, indien het transport van gas ter plaatse is beëindigd.
Bebouwing
Om de twee aardgastransportleidingen te beschermen tegen graafschade en het beheer van de leiding veilig te stellen, zijn ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de gastransportleidingen en tot een maximale bouwhoogte van 3 meter. Bouwwerken ten behoeve van de andere bestemmingen kunnen alleen worden gerealiseerd indien de veiligheid van de betrokken leidingen niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
Leiding-Hoogspanningsverbinding
Functionele mogelijkheden
Ter bescherming van de bovengrondse hoogspanningsverbinding in het plangebied (zie paragraaf) is een dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' opgenomen. Deze gronden zijn mede bestemd voor het transport van elektriciteit door een bovengrondse hoogspanningsverbinding van 380 kV (kilovolt) met bijbehorende belemmeringenstrook. De dubbelbestemming ligt op 36 meter aan weerszijden van de hartlijn van de hoogspanningsverbinding. Voor aanleg- en graafwerkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de hoogspanningsverbinding moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Ook is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om de dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' uit het plan te verwijderen, indien het leidingtransport voor hoogspanning ter plaatse is beëindigd.
Bebouwing
Om de hoogspanningsverbinding te beschermen en het beheer veilig te stellen, zijn ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' alleen gebouwen en bouwwerken toegestaan ten behoeve van het transport van elektriciteit door een bovengrondse hoogspanningsverbinding. De maximale bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken bedraagt 3 meter. De hoogte van de hoogspanningsmasten mag niet meer dan 50 meter bedragen. Bouwwerken ten behoeve van de andere bestemmingen kunnen alleen worden gerealiseerd indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder van de hoogspanningsverbinding.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Het Tracébesluit Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere vindt haar grondslag in de Nota Mobiliteit (2005). Om ruimte te bieden aan economische ontwikkeling kiest het kabinet er in deze nota voor om de mobiliteit te laten groeien, binnen de wettelijke kaders voor veiligheid en leefomgeving. Eén van de maatregelen uit de nota is het vergroten van de wegencapaciteit in de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere. Tot 2020 zal het autoverkeer op de A6, A1 en A9 groeien met 50% tot 60%. Zonder aanpassing van de wegcapaciteit zal het aantal verkeersknelpunten onherroepelijk toenemen. Het geplande wegenproject is daarom opgenomen in achtereenvolgens het Noordvleugelprogramma en sinds 2007 in het programma Randstad Urgent. In het Omgevingsplan Flevoland (2006) is ruimte gereserveerd voor de beoogde verbreding.
Figuur 3.1 Planfiguur uit de Nota Mobiliteit (uitsnede)
Hoofdstuk 4 Omgevingstoets
Om te kunnen aantonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water. In dit geval vormt het bestemmingsplan het sluitstuk van een uitgebreid besluitvormingstraject (Tracéwetprocedure). Door middel van een milieueffectrapportage is uitgebreid onderzocht welke gevolgen het plan heeft voor de omgevingssituatie ter plaatse en welke maatregelen noodzakelijk zijn om te kunnen voldoen aan de wettelijke normen op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water. De omgevingstoets in dit hoofdstuk bestaat daarom voornamelijk uit een vertaling van de onderzoeksresultaten uit de Trajectnota/MER naar het bestemmingsplan.
4.1 Mer
M.e.r.-procedure
In het kader van de Tracéwetprocedure is een milieueffectrapportage (m.e.r.) uitgevoerd. De m.e.r. is opgesplitst in twee fases. De resultaten van de tweede fase zijn neergelegd in een Tracénota/MER. In de eerste fase is een onderzoek op hoofdlijnen uitgevoerd, gericht op een keuze tussen verschillende tracéalternatieven. Om de effecten voor de omgeving tot een minimum te beperken is ervoor gekozen om het stroomlijnalternatief nader te onderzoeken. Dit alternatief voorziet in de verbreding van de bestaande wegen.
Alternatieven en gevoeligheidsanalyses
In fase 2 van de m.e.r. zijn naast het stroomlijnalternatief en het nulalternatief, een stroomlijnalternatief met hoofd- en parallelbaansysteem (4x2), een locatiespecifiek alternatief en een meest milieuvriendelijke alternatief (MMA) onderzocht. Het locatiespecifieke alternatief heeft betrekking op een deelgebied buiten de gemeente Almere. Het MMA gaat ook uit van het hoofd- en parallelbanenysteem en voorziet in een aantal optimalisaties ten opzichte van het stroomlijnalternatief. In Almere gaat het om het volgende:
- een systeem van hoofd- en parallelbanen;
- aanleg van dubbellaags ZOAB in het gehele plangebied;
- het aanleggen en uitbreiden van 'stapstenen' ten behoeve van ecologische verbindingen.
In het Tracébesluit is een deel van de MMA-maatregelen overgenomen.
Naar aanleiding van onder andere een advies van de Commissie mer zijn ook een aantal gevoeligheidsanalyses aan de Tracénota/MER toegevoegd. Deze analyses maken duidelijk wat de invloed is van een bepaalde ontwikkeling op de effecten van een alternatief. De volgende vier scenario's zijn meegenomen:
- 1. Beprijzen: Wat als de automobilist gaat betalen voor het gebruik van de weg?
- 2. Tol: Wat als er tol wordt geheven op de A1 bij de aansluiting Muiden?
- 3. Almere+: Wat doet de bereikbaarheid als wordt uitgegaan van de woningbouwopgave 2030?
- 4. Almere+ en IJmeerverbinding: Wat als vervolgens ook de IJmeerverbinding wordt aangelegd?
De laatste twee scenario's zijn van specifiek belang voor het deelgebied Almere.
Milieueffecten
Met het oog op de meest belangrijke milieueffecten voor verkeer en vervoer (bereikbaarheid, verkeersveiligheid, luchtkwaliteit en geluid) kan het volgende worden geconcludeerd:
- ten opzichte van de autonome situatie (nulalternatief) heeft het locatiespecifiek alternatief een beperkt oplossend vermogen voor het aspect Verkeer en Vervoer. Het stroomlijnalternatief (4x2) scoort beter op dit aspect. Het stroomlijnalternatief 2x4 en het MMA scoren zelfs zeer goed;
- ten aanzien van de aspecten verkeersveiligheid en luchtkwaliteit is voor alle aspecten sprake van een beperkt negatief effect. Het locatiespecifiek alternatief scoort het minst negatief op het gebied van verkeersveiligheid. Op het gebied van luchtkwaliteit zijn het stroomlijnalternatief en het MMA min of meer vergelijkbaar;
- op het gebied van geluid scoren alle alternatieven licht positief, waarbij het MMA het meest positief scoort.
Figuur 4.1 Milieueffecten belangrijkste aspecten
Naast het bovenstaande laten de eerdergenoemde gevoeligheidsanalyses het volgende zien:
- het scenario 'beprijzen' laat een negatief effect zien op de vervoersprestatie (etmaalintensiteiten). De gevoeligheidsanalyses voor 'tol', Almere+' en 'Almere+ en IJmeerverbinding' laten neutrale, beperkt positieve of positieve effecten ten aanzien van de vervoersprestatie (etmaalintensiteiten) en de reistijd voor de beoogde alternatieven;
- de scenario's 'beprijzen' en 'tol' hebben beperkt positieve gevolgen voor de verkeersveiligheid. De overige scenario's 'Almere+' en 'Almere+ en IJmeerverbinding' scoren op dit punt neutraal dan wel negatief;
- de effecten van de scenario's op het gebied van de luchtkwaliteit zijn diffuus. Over het algemeen geldt dat waar de vervoersprestatie afneemt (eerste twee scenario's), de algehele emissie afneemt. Wel kan de lokale blootstelling toenemen doordat meer verkeer gebruik maakt van binnenstedelijke routes. Voor de scenario's 'Almere+ en IJmeerverbinding' geldt min of meer het omgekeerde: de totale emissies nemen toe, maar de lokale concentraties nemen af, omdat het verkeer over twee routes wordt verdeeld. Voor het scenario 'Almere+' geldt dat de concentraties toenemen;
- ten aanzien van het aspect geluid geldt iets vergelijkbaars als bij luchtkwaliteit, namelijk dat de effecten toe- of afnemen al naar gelang de vervoersprestatie veranderd. Verschillen blijven overigens beperkt tot 1 dB.
Afronding van de mer-procedure
Op basis van de Tracénota/MER is een keuze gemaakt voor een ontwerptracé. Het MER is ter inzage gelegd met het ontwerptracébesluit. Daarna is het tracé nog op ondergeschikte punten aangepast binnen de uitgangspunten van het MER.
4.2 Verkeersaspecten
Bereikbaarheid
Het bereikbaarheidsvraagstuk vormt de aanleiding voor de beoogde wegaanpassing. Zonder wegaanpassingen of aanvullend beleid worden in de toekomst namelijk grote verkeersknelpunten voorzien. Door het uitbreiden van de wegencapaciteit kan een grotere vervoersprestatie worden geleverd. Het aantal voertuigbewegingen op de A6 zal toenemen met 50.000 bewegingen per etmaal. De reistijden nemen af waardoor het aantal voertuigverliesuren (de tijd dat auto's stilstaan) afneemt in de orde van 5% tijdens de ochtendspits en 10% in de avondspits.
Doordat de A6 in de toekomst een hoofd- en parallelbaanstructuur heeft, wordt de route meer betrouwbaar. Bij een calamiteit op één van beide rijbanen, is de andere rijbaan immers nog beschikbaar. Dit levert relatief veel winst op, omdat er geen alternatieve route voor de A6 is.
Door de aanleg van een busstation en het integreren van busstroken wordt de bereikbaarheid van het OV ook sterk verbeterd. Dit geldt met name voor de regionale verbindingen. De bereikbaarheid op het onderliggende wegennet veranderd niet significant. De huidige kunstwerken die de routes loodrecht op de A6 faciliteren worden allemaal teruggebouwd. Voor het langzaam verkeer (fietsers en voetgangers) zijn daarom geen belangrijke nadelige gevolgen te verwachten.
Verkeersveiligheid
Door de toename van verkeersintensiteiten worden de wegen drukker. De extra rijstroken, wisselstroken en weefvakken leiden daarnaast tot een complexer verkeersbeeld. De weguitbreiding leidt daarmee tot een toename van het aantal verkeersslachtoffers. Op het totale project gaat het jaarlijks om circa 7 slachtoffers. Voor het traject in Almere moet overigens worden aangetekend dat het profiel met 4x2 rijstroken relatief veilig is, omdat hier een gescheiden hoofdrijbaan aanwezig is. Vanwege het ontbreken van aansluitingen vallen er minder slachtoffers.
De (nieuwe) wegen op het onderliggende wegennet kunnen worden aangemerkt als relatief veilig, aangezien deze zijn ingericht overeenkomstig de uitgangspunten van Duurzaam Veilig (scheiden van verkeersstromen).
4.3 Geluid
Toetsingskader en beleid
Geluidzones
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Wegreconstructie
Bij reconstructie van het hoofdwegennet moet worden onderzocht of de toename van de geluidshinder tussen het jaar voor wijziging en in het maatgevende jaar beneden de 2 dB blijft. Ook moet onderzoek worden gedaan naar de wegen buiten het tracé, waarvan wordt verwacht dat de geluidsbelasting met meer dan 2 dB toeneemt (als gevolg van gewijzigde verkeersstromen). Wanneer de voorkeursgrenswaarde of een eerder vastgestelde hogere grenswaarde wordt overschreden en er sprake is van een reconstructie-effect (toename > 2dB), is ook onderzoek naar maatregelen om de geluidsbelasting terug te dringen vereist. Onder voorwaarden kunnen hogere waarden worden verleend als maatregelen niet mogelijk zijn of op overwegende bezwaren stuiten.
Nieuwe weg
Bij een meer ingrijpende wegaanpassing of een weg waar gevoelige bestemmingen tussen het oude en het nieuwe tracé liggen, gelden andere normen dan voor wegreconstructie.
Toetsing en conclusie
In het kader van het Tracébesluit is specifiek onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting van de toekomstige A6 en het onderliggende wegennet. Daarbij is gerekend voor de jaartallen 1986 (voor het bepalen van saneringssituaties), 2008 (huidige situatie in het kader van bestuurlijke overeenkomst), 2010 (één jaar voor wijziging van de weg), 2030 zonder maatregelen en 2030 met maatregelen.
Zonder maatregelen
Langs de A6 zijn geen woningen aanwezig met een nog niet afgehandelde saneringssituatie. In de gemeente Almere is voor 1120 woningen sprake van een reconstructie-effect (geluidstoename > 2 dB).
Voor het onderliggende wegennet veroorzaakt de aanpassing van de Hoge Ring en de aanleg van nieuwe wegen voor een reconstructie-effect. Dit effect heeft betrekking op 315 geluidsgevoelige bestemmingen. Het gaat onder andere om nog niet gerealiseerde woningbouwlocaties en een school in Almere Poort.
Met maatregelen
Ten aanzien van de woningen waarbij sprake is van een reconstructie-effect en een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is de doelmatigheid van dubbellaags ZOAB onderzocht (bronmaatregel). Ook is gekeken naar verschillende schermvarianten (maatregel in de overdrachtssfeer). Op basis van kostenefficiëntie is een pakket aan maatregelen samengesteld (zie ook paragraaf 4.2).
Figuur 4.2 Toename geluidsbelasting na maatregelen
Hogere grenswaarden
Na de uitvoering van geluidsreducerende maatregelen blijven er langs de A6 nog 697 bestemmingen over, waarbij sprake is van reconstructie en waarbij de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Voor het grootste deel van deze bestemmingen is een hogere grenswaarde voor het hoofdwegennet tegelijkertijd met het tracébesluit vastgesteld. Deze hogere waarden liggen namelijk binnen het tracé(besluit) van de A6 en vallen daarmee onder de bevoegdheid van de Minister.
Bij 58 woningen en twee woongebieden is sprake van een aanpassingssituatie vanwege het onderliggend wegennet en daarvoor is een hogere waarde noodzakelijk. Omdat deze woningen buiten de zone van de A6 liggen, is het aan het college van Almere om hiervoor de hogere waarden te verlenen. Twee woningen vallen in dit bestemmingsplan, de overige liggen in het bestemmingsplan Weguitbreiding rijksweg A6 traject Hollandsebrug-Havendreef. Het besluit hogere grenswaarden is genomen op 29 december 2011 en opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting.
4.4 Luchtkwaliteit
Toetsingskader en beleid
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. De wet is enerzijds gericht op het voorkomen van negatieve effecten voor de volksgezondheid. Anderzijds biedt de wet mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | Geldig vanaf |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 ìg/m³ 40 ìg/m³ | 2010 2015 |
uurgemiddelde concentratie max. 18 keer per jaar | 300 ìg/m³ 200 ìg/m³ | 2010 2015 | |
fijnstof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ | 2005 |
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer per jaar | 75 ìg/m³ 50 ìg/m³ | 2005 2011 | |
benzeen | jaargemiddelde concentratie | 10 ìg/m³ | 2005 |
jaargemiddelde concentratie | 5 ìg/m³ | 2010 |
Tabel 4.1 Grenswaarden enkele stoffen uit de Wet milieubeheer
Om bovenstaande doelen te behalen, voorziet de Wet milieubeheer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling indien:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- of een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Besluit Niet in betekenende mate bijdragen
In het Besluit en de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is exact vastgelegd welke typen projecten “niet in betekenende mate” bijdragen aan de luchtverontreiniging. Het gaat onder andere om:
- woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 nieuwe woningen bij twee ontsluitingswegen;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen;
- een combinatie van woningbouw- en kantoorlocaties.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Het project is aangemeld in het kader van het NSL, hetgeen betekent dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit worden gecompenseerd door het treffen van generieke en locatiespecifieke maatregelen. Ondanks kleine verschillen tussen de definitie van het project binnen het NSL en het daadwerkelijk gekozen alternatief, past het project binnen de kaders van het NSL. Het project als geheel voldoet daarmee aan de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit.
Overigens blijkt uit de berekeningen die in het kader van de trajectnota/MER zijn gemaakt, dat in de gemeente Almere ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Zodoende is gelet op het aspect luchtkwaliteit sprake van een goede ruimtelijke ordening.
4.5 Externe Veiligheid
Toetsingskader en beleid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden. De verantwoording bevat de volgende elementen:
- de personendichtheid;
- de hoogte van het groepsrisico;
- maatregelen ter beperking van het groepsrisico;
- de voor- en nadelen van alternatieve locaties;
- de mogelijkheden voor bestrijding van calamiteiten;
- de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied.
Ten aanzien van de bestrijdbaarheid van calamiteiten moet de veiligheidsregio om advies worden gevraagd.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Plaatsgebonden risico
Uit een onderzoek externe veiligheid dat is uitgevoerd in het kader van het tracébesluit blijkt dat er geen PR 10-6-contour wordt berekend langs de A6 (IV Infra, Ontwerp Tracébesluit Schiphol - Amsterdam - Almere, Onderdeel Externe Veiligheid, kenmerk INPA 080670, d.d. 13 januari 2010). Zodoende wordt voldaan aan de grenswaarden en richtwaarden die gelden op basis van de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen.
Groepsrisico
Uit het onderzoek blijkt tevens dat autonome ontwikkelingen en het voorgenomen plan een verwaarloosbaar positieve invloed hebben op het groepsrisico voor het tracé binnen de gemeente. Het groepsrisico ligt in de huidige en de toekomstige situatie ruimschoots onder de oriëntatiewaarde (<0,01x OW). In dit deelgebied zijn dan ook geen extra maatregelen voorzien.
In het kader van het Tracébesluit is een notitie voor de verantwoording van het groepsrisico opgesteld (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Verantwoording Groepsrisico, kenmerk 007A1/011, d.d. 2 december 2010). Voor het deeltraject Muiderberg - Almere Buiten Oost worden geen locatiespecifieke maatregelen noodzakelijk geacht. Gelet op het voorgaande acht de Minister het groepsrisico aanvaardbaar. De gemeente Almere onderschrijft deze conclusie.
Buisleidingen
In (delen van) het plangebied bevinden zich twee aardgastransportleidingen:
Leidingnummer | Diameter in mm (en inch) | Druk in bar |
N-533-19 | 457 mm (18 ”) | 40 bar |
N-533-20 | 324 mm (12 ”) | 40 bar |
Tabel 4.2 Aardgastransportleidingen
Figuur 4.3 Provinciale risicokaart
Uit eerder uitgevoerde berekeningen met het rekenpakket CAROLA is gebleken, dat deze leidingen geen plaatsgebonden risicocontour (PR) van 10-6 per jaar hebben. Hiermee wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden van 10-6 per jaar voor kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten uit artikel 11 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (verder: Bevb).
Het invloedsgebied van de 18" leiding bedraagt circa 200 m en van de 12" leiding circa 140 m. In dit bestemmingsplan wordt binnen deze invloedsgebieden, gelet op daar toegestane bestemmingen, de bouw of vestiging van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten niet toegelaten. De verantwoording van het groepsrisico uit artikel 12 van het Bevb kan daarom achterwege blijven.
Artikel 14 van het Bevb, verplicht het vastleggen van de buisleidingen en de belemmeringenstrook in het bestemmingsplan, inclusief een (geclausuleerd) bouwverbod en vergunningenstelsel. Volgens artikel 5 van de Regeling externe veiligheid buisleidingen, bedraagt de belemmeringenstrook 4 m aan weerszijden van de buisleiding, gemeten vanuit het hart van de buisleiding.
4.6 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader en beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Binnen het plangebied worden geen gevoelige bestemmingen of grootschalige bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.7 Kabels En Leidingen
Door het plangebied lopen aardgastransportleidingen van de Gasunie (zie paragraaf 4.5). In verband met de weguitbreiding zal een deel van de leiding, tussen de Pampusweg/Poortdreef en de knoop met de Hogering, worden verlegd. Dit gebeurd via een aparte procedure. De te verleggen aardgastransportleiding ligt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.
Ter bescherming van de aardgastransportleidingen, wordt ter plaatse van het bestaande tracé een dubbelbestemming 'Leiding - Gas' opgenomen. In een strook van 4 meter aan weerszijden van de leiding mogen geen gebouwen worden gebouwd of graafwerkzaamheden worden verricht zonder omgevingsvergunning.
Daarnaast bevindt zich in het plangebied een bovengrondse 380.000 Volt transportverbinding Diemen-Lelystad (DIM-LLS380) van Tennet. Het betreft het lijngedeelte tussen mast nr. 50 en mast nr. 53 tussen de Havendreef en het Weerwater. De hoogspanningsverbinding heeft een belemmeringenstrook met een breedte van 72 meter (36 meter aan weerszijden van de hartlijn).
Verder bevinden zich binnen het plangebied geen verbindingen, kabels of leidingen die een planologische bescherming behoeven.
4.8 Ecologie
Toetsingskader en beleid
Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Indien er sprake is van aantasting van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten moeten maatregelen worden getroffen om de effecten van het plan zo veel mogelijk te voorkomen (mitigeren). Wanneer nadelige effecten na deze stap nog niet (volledig) teniet zijn gedaan, moet het resterende nadelige effect worden gecompenseerd.
In de EHS geldt het 'nee, tenzij' principe. Dit houdt in dat ingrepen waarbij de oppervlakte of de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS significant worden aangetast niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang.
Boswet
Bij het kappen van grote bospercelen buiten de bebouwde kom (in de zin van de Boswet) is een herplantplicht aan de orde. Begroeiing op rijksgronden valt daarbij onder de samenwerkingsovereenkomst tussen het voormalige Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit (thans Economie, Landbouw en Innovatie) en Ministerie van Verkeer en Waterstaat (thans Infrastructuur en Milieu).
Soortenbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn zijn deze voorwaarden zeer streng. Ook hier geldt dat eerst moet worden gekeken naar mitigerende maatregelen.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Gebiedsbescherming
In de omgeving van het plangebied liggen verschillende beschermde natuurgebieden. Voor het deelgebied Almere zijn met name het Natura 2000-gebied Markermeer-IJmeer (ligt in traject Hollandsebrug-Havendreef) en de EHS-gebieden Kromslootpark, Beginbos en Vroege Vogelbos van belang. Daarnaast zijn er nog een aantal ondergeschikte delen van de EHS die gevolgen kunnen ondervinden van het voornemen.
In het kader van de Toets Natuurbeschermingswet zijn de effecten van geluidhinder, lichthinder en stikstofdepositie bepaald. Ten aanzien van de Natura 2000-gebied is een passende beoordeling uitgevoerd. Er is vastgesteld dat er geen sprake is van significante verstoring door licht. Ook is het uitgesloten dat er negatieve gevolgen optreden voor Natura 2000-gebieden en natuurmonumenten als gevolg van vermesting en/of verzuring. Voor het Markermeer-IJmeer worden de effecten van de toename van de geluidsbelasting gemitigeerd door het toepassen van een geluidsbarrière van 80 cm hoogte langs de Hollandse Brug.
In Flevoland vindt aantasting plaats van in totaal 89 hectare EHS-gebied. Overeenkomstig de 'Spelregels EHS' wordt hierbij een ontwikkeltijdopslag opgeteld van 44 hectare, omdat het enige tijd duurt voordat het nieuwe EHS-gebied volledig is verworven en ingericht. Het verlies aan areaal EHS wordt gecompenseerd nabij het Oostvaarderswold.
Boscompensatie
Houtopstanden in Almere die vallen onder de Boswet worden 1-op-1 gecompenseerd in de wegberm en nabij Oostvaarderswold.Het gaat in totaal om 54 hectare.
Soortenbescherming
In het wegontwerp zijn mitigerende maatregelen opgenomen om vernietiging en verstoring van beschermde plant- en diersoorten en hun rust- en verblijfplaatsen te vermijden. Het gaat hierbij om herinrichten van de berm, herstel van lijnbeplanting, geschikt maken van dwarsverbindingen, realisatie van faunapassages en herstel van groeiplaatsen (zie tabel 4.3). Werkzaamheden worden uitgevoerd met inachtneming van de natuurkalender. Ook wordt voldaan aan de 'Gedragscoda Flora- en faunawet Rijkswaterstaat', het 'Uitvoeringskader verlichting' en de 'Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten'.
Natuurwaarden | Maatregelen | Wettelijk kader | |
Mitigerende maatregelen | |||
Leefgebied van de ringslang, waterspitsmuis, rugstreeppad, vleermuizen, amfibieën, heikikker | Oevers en bermen rondom de Hollandse Brug geschikt maken voor deze soorten | Flora- en faunawet | |
Groeiplaatsen van de brede wespenorchis, rietorchis en de grote kaardenbol | Herstel van groeiplaatsen | Flora- en faunawet | |
Toename van barrièrewerking voor gewone dwergvleermuis, watervleermuis en meervleermuis | herstel van lijnbeplanting, geschikt houden van het Pedersenpad en Hoge Vaart als trekbaan en realisatie van hop overs | Flora- en faunawet | |
Afname van leefgebied van rugstreeppad en bittervoorn | sloten van voldoende breedte en natuurvriendelijke oevers | Flora- en faunawet | |
Toename barrièrewerking voor alle in dit deeltraject genoemde soorten | geschikt maken dwarsverbindingen en realisatie van een faunapassage ter hoogte van knooppunt Hoge Ring | Flora- en faunawet | |
Toename geluidsbelasting op Markermeer-IJmeer | realisatie van geluidwerende voorziening | Natura 2000 | |
Compenserende maatregelen | |||
Aantasting 89 + 5,5 = 94,5 hectare EHS (o.a. Kromslootpark, Almeerderhout en Beginbos) | Verwerving en inrichting van 133 + 7,5 = 140,5 hectare nabij robuuste ecologische verbindingszone Oostvaarderswold | EHS |
Tabel 4.3 Mitigerende en compenserende maatregelen ecologie
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
De te realiseren faunapassage ter hoogte van de Hoge Ring ligt buiten het plangebied en is opgenomen in het bestemmingsplan Weguitbreiding rijksweg A6 traject Hollandsebrug-Havendreef. De andere maatregelen zoals het inrichten van de berm en oevers passen binnen de bestemmingen 'Verkeer', 'Groen' en 'Water'.
4.9 Waterparagraaf
Toetsingskader en beleid
Bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen moet een watertoets worden uitgevoerd. De watertoets is een procesmatig instrument dat er voor zorgt dat waterhuishoudkundige doelstellingen op een goede manier worden meegewogen in ruimtelijke besluitvorming. Een essentieel onderdeel van de watertoets is vroegtijdige afstemming met de waterbeheerder(s) in het plangebied. In het kader van het tracébesluit is een watertoets uitgevoerd. Mede in overleg met het Waterschap Zuiderzeeland is een waterbeheerplan in het tracébesluit opgenomen.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
In de MER-studies van het tracébesluit zijn de effecten op het waterbeheer van de wegaanpassingen onderzocht. In het tracébesluit wordt rekening gehouden met deze effecten en worden de benodigde compenserende maatregelen ruimtelijk ingepast. In hoofdlijnen gaat het om de volgende effecten: versnelde afstroming en dempingen, vergroten vuillast oppervlaktewater, afname veiligheid tegen overstromingen en wateroverlast, aantasting water aan- en afvoer en aantasting grondwaterstanden.
Om de effecten via maatregelen goed te kunnen oplossen zijn in een waterbeheerplan principeoplossingen geformuleerd en is aangegeven hoe deze op de specifieke locaties worden toegepast. Voor dit waterbeheerplan is de procedure van de watertoets doorlopen. Rijkswaterstaat (als initiatiefnemer en wegbeheerder van het ruimtelijk plan) en de waterbeheerders (Waterschap Zuiderzeeland en Rijkswaterstaat) hebben voor het waterbeheerplan bij het ontwerp tracébesluit en tracébesluit regelmatig overlegd over de inbreng van belangen, de gevolgen van het project voor de wateraspecten en de benodigde compensatie om effecten te mitigeren. Dit proces van regelmatig overleg is gestart met de MER. De waterbeheerders hebben met zienswijzen hun visie op het ontwerp tracébesluit kenbaar gemaakt. Deze zijn vervolgens verwerkt in het tracébesluit. Het waterbeheerplan is als bijlage toegevoegd aan het tracébesluit.
Voor alle rijkswateren, zoals het Gooimeer, geldt dat deze zijn aangewezen als oppervlaktewaterlichaam in het kader van de Kaderrichtlijn Water. Dat houdt onder meer in dat voor deze wateren ecologische doelstellingen zijn geformuleerd. Het betreft doelen voor fytoplankton (voor niet-stromende wateren), waterplanten, macrofauna en vissen. Als waterbeheerder spant Rijkswaterstaat zich in om de ecologische doelstellingen te realiseren. Voor waterplanten betekent dit een beheer dat is gericht op een ecologisch evenwichtige soortensamenstelling en een goede bedekking van het areaal dat daarvoor geschikt is.
Het Gooimeer voorziet met het Eemmeer in de watervoorziening en afwatering van een deel van het Gooi- en Eemgebied in de provincie Utrecht. De Eem is de belangrijkste wateraanvoerbron. Vanuit het Gooimeer is geen (directe) water aan- en afvoer naar Flevoland mogelijk. Het is in het algemeen een ondiep meer met een wat diepere vaargeul (tot circa -6 m NAP) en hieraan gekoppeld een aantal nog diepere putten (tot circa -30 m NAP).
De waterkwaliteit van het Gooimeer wordt sterk beïnvloed door het aangrenzende sterk geëutrofieerde Eemmeer, dat voor circa 75% wordt gevoed met water uit de Eem. Omdat er in het Gooimeer menging met water uit het IJmeer optreedt, is de waterkwaliteit in het Gooimeer wel beduidend beter dan in het Eemmeer. In tegenstelling tot de overige delen van het IJsselmeergebied en de randmeren, is er in het Gooimeer geen sprake van te hoge chloridengehalten. Het Gooimeer is hiermee een watersysteem dat gevoelig is voor eutrofiëring en daarmee voor een ongeremde algengroei. Het is een ondiep meer dat door de hoge belasting met voedingsstoffen troebel is geworden. Deze voedingsstoffen zijn voornamelijk afkomstig uit af- en uitspoeling van de landbouwgronden en uit de lozing van effluent van de rioolwaterzuiveringsinstallaties uit het stroomgebied van de Eem. Verder draagt de waterbodem bij aan de eutrofiëring door het vrijkomen van voedingsstoffen. De aanwezigheid van bodemwoelende vis en de afwezigheid van waterplanten, die de bodem beter vastleggen, versterken dit effect. Uit een analyse van het ecosysteem van de Zuidelijke Randmeren is naar voren gekomen dat met het reduceren van fosfaat en slib belangrijke verbeteringen zijn te bereiken.
In het deelgebied Almere worden de onderstaande maatregelen getroffen om nadelige gevolgen voor de waterhuishouding in het gebied te voorkomen.
Aspect | Gevolgen van het besluit | Maatregelen |
Waterkwantiteit | Er wordt 5,8 ha water gedempt en 49,9 ha extra verharding aangelegd | Ter compensatie van het dempen van bestaand oppervlaktewater en het toenemen van verhard oppervlak wordt 11,1 ha nieuw water gegraven, grotendeels naast de weg (bermsloten). In de Weerwaterzone, ten zuiden van de A6, wordt een nieuwe recreatieplas gegraven. Ten noorden van de A6 is te weinig ruimte beschikbaar. Ook wordt begrenzing van een aantal peilvlakken aangepast om het waterbergend vermogen te vergroten. |
Veiligheid en overstromingsgevaar | Het wegontwerp kruist de Gooimeerdijk bij de Hollandse Brug | Specifieke maatregelen niet nodig |
Waterkwaliteit | Afstromend water van het wegoppervlak leidt tot verontreiniging van het oppervlaktewater | Ten aanzien van de waterkwaliteit geldt dat: - 60% van het afstromende wegwater in de bermen wordt geïnfiltreerd - de resterende 40% van het wegtracé op de riolering wordt aangesloten. Van het aldus opgevangen of verwerkte water wordt een deel direct geloosd op open water; het overige water wordt eerst opgevangen in een infiltratievoorziening, helofytenfilter of afgesloten deel van het open water alvorens het op het open water wordt geloosd. |
Tabel 4.4 Maatregelen waterbeheer
Watergangen die van groot belang zijn voor de waterhuishouding, worden specifiek bestemd. Hetzelfde geldt voor de nieuwe recreatieplas ten zuiden van de A6. De Gooimeerdijk en de IJmeerdijk zijn primaire waterkeringen die door middel van de Legger en het Keur van waterschap Zuiderzeeland worden beschermd. Deze dijken liggen buiten het plangebied, maar in het bestemmingsplan Weguitbreiding rijksweg A6 traject Hollandsebrug-Havendreef zijn regels opgenomen ter bescherming van deze dijken.
4.10 Bodemkwaliteit
Normstelling en beleid
De Wet bodembescherming vormt het wettelijke kader voor de bescherming van de bodem. Uitgangspunt is dat schone bodems schoon blijven en verontreinigingen worden gesaneerd. De toepassing van bouwstoffen en licht verontreinigde grond is geregeld in het Besluit bodemkwaliteit.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
In het kader van het MER en het Tracébesluit zijn verschillende historische bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat binnen het plangebied een aantal ernstige bodemverontreinigingen en verdachte locaties voorkomen. Voorafgaand aan de werkzaamheden zal het gehele tracé verkennend en indien noodzakelijk, nader worden onderzocht op bodemverontreinigingen. Deze worden eerst gesaneerd voordat de nieuwe infrastructuur wordt aangelegd. Afgevoerde grond wordt getoetst aan de regels van het Besluit bodemkwaliteit voordat deze elders wordt toegepast.
4.11 Archeologie
Normstelling en beleid
De gewijzigde Monumentenwet regelt de bescherming van archeologische waarden in de ondergrond. Grondgedachte is dat er wordt gestreefd naar het behoud van archeologische waarden ter plaatse (in situ). Indien dat niet mogelijk is, geldt een onderzoeksverplichting en waar nodig, opgraving van archeologische artefacten. Gemeenten mogen deze wettelijke verplichting uitwerken in een eigen archeologisch beleid.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Op basis van een bureauonderzoek is vastgesteld waar het tracé gebieden met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde kruist. Uit het bureauonderzoek blijkt dat ter plaatse van de Hoge Ring pleistocene zandopduikingen voorkomen. In dit gebied geldt een hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit de steentijd en scheepswrakken (voormalige Zuiderzee).
In twee selectiegebieden is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Voor selectiegebied 1 geldt dat wanneer graafwerkzaamheden niet dieper reiken dan 2,0 meter onder het maaiveld, de archeologische waarden niet worden bereikt. Vervolgonderzoek is voor deze locatie dan ook niet noodzakelijk. Voor selectiegebied 2 geldt dat op basis van het veldonderzoek de verwachtingswaarde is bijgesteld naar laag.
Geconcludeerd wordt dat in het deelgebied Almere geen nader archeologisch veldonderzoek noodzakelijk is. Het aspect archeologie staat de vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Hoofdstuk 5 Implementatie
5.1 Planning En Fasering
Het Tracébesluit Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere wordt in een aantal deelprojecten uitgevoerd. Hiervan liggen twee deelprojecten op het grondgebied van de gemeente Almere. In Almere wordt begonnen met verbreding van de A6 tussen de Hollandse Brug en de Havendreef. De realisatie hiervan start in 2014 en is in 2020 gereed. Het bestemmingsplan voor dit traject is op 4 juli 2013 vastgesteld en per 1 oktober onherroepelijk geworden. De verbreding van de A6 tussen de Havendreef en de Buitenring, waarvoor dit bestemmingsplan wordt opgesteld, begint later. De realisatie van dit deel start volgens planning in 2017 en is in 2020/ 2022 (in ieder geval voor aanvang van de Floriade in 2022) gereed.
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het exploitatieplan
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken, planschade en kosten voor het opstellen van een bestemmingsplan. In het voorliggende geval worden echter geen bouwplannen in de zin van het Bro mogelijk gemaakt, waardoor de grondexploitatieregeling niet van toepassing is. Voor het bestemmingsplan hoeft daardoor geen exploitatieplan te worden gemaakt.
Economische uitvoerbaarheid
Het plan betreft de uitvoering van een besluit van de rijksoverheid. Voor de uitvoering van het project is geld gereserveerd in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT). De kosten van het gehele project worden begroot op €4,1 miljard. De bedragen uit het MIRT worden jaarlijks geïndexeerd.
5.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Geen voorontwerpbestemmingsplan
Omdat de keuze voor de wegverbreding tot stand is gekomen via een uitgebreide tracéwetprocedure en met alle betrokken partijen is afgestemd, is er voor gekozen geen voorontwerpversie van het bestemmingsplan te publiceren. Er is tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan dan ook geen mogelijkheid om in te spreken.
Zienswijzen op het ontwerp
Het bestemmingsplan is gedurende een periode van zes weken als ontwerp ter inzage gelegd. Op het ontwerp kon iedereen schriftelijk of mondeling een zienswijze bij de gemeenteraad indienen. De indieners van een zienswijze hadden daarnaast de gelegenheid hun zienswijze mondeling toe te lichten. Voor zover het ontwerp bestemmingsplan zijn grondslag vindt in het Tracébesluit, kunnen zienswijzen geen betrekking hebben op dat deel van het ontwerpplan (artikel 13 lid 10 Tracéwet).
Gedurende de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan zijn vijf zienswijzen ingediend. De samenvatting en beantwoording van deze zienswijzen is opgenomen in Bijlage 2 Nota zienswijzen. In deze Nota zienswijzen staat ook welke (ambtshalve) wijzigingen zijn aangebracht in het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan.
Crisis- en herstelwet
De Crisis- en herstelwet (Chw) is van toepassing op het project Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere. Het tracébesluit vormt een rechtstreekse grond om het project te kunnen realiseren. Het onderhavige bestemmingsplan is niet aan te merken als een besluit dat vereist is voor de ontwikkeling/verwezenlijking van het project zoals aangegeven in artikel 1.1 lid 1 Chw. Zonder dit bestemmingsplan kan het project namelijk nog steeds verwezenlijkt worden. Er wordt daarom niet voldaan aan de voorwaarden in artikel 1.1 lid 1 Chw, zodat de versnellingen van afdeling 2, hoofdstuk 1 Chw niet van toepassing zijn op dit bestemmingsplan.