Flevolijn (Tracébesluit)
Beheersverordening - gemeente Almere
Vastgesteld op 05-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
de beheersverordening Flevolijn (Tracébesluit) met identificatienummer NL.IMRO.0034.BV234alg01-vg01 van de gemeente Almere.
1.2 beheersverordening
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 afwijking
een afwijking als bedoeld in artikel 3:38 lid 4 Wet ruimtelijke ordening.
1.4 besluitgebied
het werkingsgebied van de beheersverordening.
1.5 besluitvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde regeling.
1.6 besluitvlakgrens
de grens van een besluitvlak.
1.7 besluitsubvlak
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden.
1.8 besluitsubvlakgrens
de grens van een besluitsubvlak.
1.9 bestaand
- a. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van de beheersverordening, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend.
- b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van de inwerkingtreding van de beheersverordening.
1.10 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.11 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.12 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.13 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.
1.14 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en voorzieningen voor stadsverwarming.
1.15 kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.16 peil
- a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.
1.17 reclameobjecten
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingborden, mupi's (reclameborden), billboards, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden.
1.18 straatmeubilair
kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, speeltoestellen en reclameobjecten, alsmede telefooncellen, abri's.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Besluitvlakregels
Artikel 3 Verkeer-spoorweg
3.1 Gebruiksregels
De gronden ter plaatse van het besluitvlak 'Verkeer-spoorweg' zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen, wegen, busbanen, fiets- en voetpaden, waterwegen en het gebruik bepaald in het TB Spoorweguitbreiding SAAL zoals opgenomen in de Bijlagen van de regels;
- b. stations, haltevoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, parkeerplaatsen, geluidwerende voorzieningen, reclameobjecten, lichtmasten, bermen en beplantingen;
- c. ter plaatse van het besluitsubvlak 'Almere Centrum' zijn de ter plaatse geldende regels c.q. voorschriften van het bestemmingsplan 'Centrum Noord' vastgesteld op 22 september 2009 eveneens van toepassing;
- d. ter plaatse van het besluitsubvlak 'Almere Buiten' zijn de ter plaatse geldende regels c.q. voorschriften van het bestemmingsplan 'Centrum Almere Buiten' vastgesteld op 21 december 2006 en 'Centrum Almere Buiten 1e partiële herziening' vastgesteld op 15 oktober 2009 eveneens van toepassing;
- e. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer-spoorweg' verbonden voorzieningen.
3.2 Bouwregels
- a. Op de in lid 3.1 bedoelde gronden zijn de regels van het TB Spoorweguitbreiding SAAL van toepassing zoals opgenomen in de Bijlagen van de regels;
- b. Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Almere Centrum' zijn de regels c.q. voorschriften van het bestemmingsplan 'Centrum Noord' vastgesteld op 22 september 2009 eveneens van toepassing;
- c. Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Almere Buiten' zijn de regels van de bestemmingsplannen 'Centrum Almere Buiten' vastgesteld op 21 december 2006 en 'Centrum Almere Buiten 1e partiële herziening' vastgesteld op 15 oktober 2009 eveneens van toepassing.
- d. Voor de overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maximale maten:
- 1. lichtmasten, bewegwijzeringsportalen en verkeerslichten: bouwhoogte 9 m.;
- 2. straatmeubilair: bouwhoogte 6 m.;
- 3. kunstobjecten en reclameobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
- 4. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 m.;
- 5. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Afwijkingsregels
5.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds kan worden afgeweken - afwijken van de bepalingen van het plan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen niet zijnde de besluitvlakgrens, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3.00 m bedragen en mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen;
5.2 Voorwaarden voor de afwijking
Er wordt niet afgeweken van de bepalingen van het plan, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de regels gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
6.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
6.2 Afwijking overgangsrecht bouwwerken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 6.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
6.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken
Lid 6.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
6.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
6.5 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met dit plan strijdige gebruik, bedoeld in lid 6.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
6.6 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in lid 6.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
6.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik
Lid 6.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 7 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening Flevolijn (Tracébesluit).
Bijlagen
Bijlage 1 Tracébesluit Spooruitbreiding Saal Deel 1
Bijlage 2 Tracébesluit Spoortuitbreiding Saal Deel 2
Bijlage 3 Tb Ov Saal Kaarten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Een Beheersverordening
Een beheersverordening is een planologische regeling voor een gebied waarin weinig tot geen ruimtelijke ontwikkelingen worden verwacht gedurende de looptijd. De opzet en inhoud van een beheersverordening zijn vormvrij, dat wil zeggen de wet schrijft geen vormgeving voor, zoals ze dat wel doet bij bijvoorbeeld een bestemmingsplan.
In deze verordening is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de huidige standaard opzet van ruimtelijke plannen (bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen etc.) in de gemeente Almere. De verordening bestaat uit een verbeelding en regels die vergezeld gaan van een toelichting. De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend. De toelichting maakt geen onderdeel uit van het juridisch plangedeelte. Wel fungeert de toelichting als interpretatiekader voor de uitleg van de regels.
1.2 De Beheersverordening Inhoudelijk
Bestaand gebruik
Een beheersverordening is een beheerregeling voor het bestaande legale gebruik voor een gebied met een lage dynamiek waarin nauwelijks ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de planperiode van de verordening (max. 10 jaar). Indien zich binnen deze planperiode toch veranderingen voordoen, is via een separaat juridisch planologisch spoor maatwerk mogelijk. Het begrip 'bestaand' kan zowel 'eng' als 'ruim' worden uitgelegd.
Bestaand gebruik in 'enge' zin
Bij bestaand gebruik in 'enge' zin worden alleen de bestaande feitelijk en legaal aanwezige functies en bebouwing vastgelegd. Het gaat daarbij om gebruik en bouwen inclusief wat op basis van verleende vergunningen al is toegestaan, maar nog niet is gerealiseerd
Bestaand gebruik in 'ruime' zin
Bij gebruik in 'ruime' zin wordt het vigerende bestemmingsplan als uitgangspunt genomen. Gebruik in 'ruime' zin kan weer worden onderscheiden in een beperkte en een brede variant. In de beperkte variant wordt uitgegaan van het bestaande legale gebruik met de bijbehorende bouwwerken en passend en vastgelegd in het bestemmingsplan waarin nog beperkte uitbreidingsmogelijkheden zijn die al dan niet zijn gerealiseerd. Het gaat dan bijvoorbeeld om de erfbebouwing en beperkte uitbreidingen van het hoofdgebouw. In de brede variant kunnen alle nog niet gerealiseerde gebruiks- en bouwmogelijkheden van een bestemmingsplan worden opgenomen.In een beheersverordening kunnen echter geen uitwerkingsverplichting of wijzigingsbevoegdheden worden opgenomen.
1.3 Aanleiding Voor Deze Beheersverordening
Aanleiding
Met deze beheersverordening wordt uitvoering gegeven aan het 'Tracébesluit Spooruitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad maatregelen korte termijn' traject Weesp-Lelystad' (verder: TB). Het TB is op 15 december 2011 vastgesteld door de Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, en is onherroepelijk sinds 3 oktober 2012.
Tracébesluit
Het TB vindt haar beleidsgrondslag in de rijks Nota Mobiliteit (2005). Om ruimte te bieden aan economische ontwikkelingen kiest het kabinet er in deze nota voor om de mobiliteit te laten groeien, binnen de wettelijke kaders voor veiligheid en leefomgeving. Eén van de maatregelen uit de nota is het versterken van de spoorcapaciteit in de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere.
Het aantal reizigers op dit spoorwegtraject zal verdubbelen van 40.000 nu naar 80.000 in 2020. De capaciteit op het spoor tussen Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad is onvoldoende om aan de groeiende vervoersvraag te voldoen. Om de capaciteit te vergroten moet op korte termijn worden geïnvesteerd in verbeteringen van het spoor op delen van dit traject. De realisatie van het project OV SAAL maatregelen korte termijn vindt plaats tussen 2011 en 2015.
Maatregelen korte termijn
Op Almeers grondgebied betreft het de volgende maatregelen:
- twee keersporen met wisselverbindingen aan de oostzijde van Almere Centrum en twee aan de oostzijde van Almere Oostvaarders;
- spoor met wisselverbindingen aanpassen aan de westzijde van Almere Centrum;
- viaducten aanpassen aan de spooruitbreiding;
- verlenging van de perrons van station Almere Centrum met circa 70 meter;
- waar nodig geluidsmaatregelen;
- meer treinen mogelijk maken door technische aanpassingen op het spoor.
Het onherroepelijk TB dient beschouwd te worden als was een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan verleend. In deze beheersverordening wordt het TB daarom opgenomen als zijnde de bestaande situatie.
Waarom een beheersverordening en geen bestemmingsplan
De Tracéwet schrijft in artikel 13 voor dat binnen een jaar na onherroepelijk worden van het TB het gemeentebestuur dit TB moet vastleggen in een bestemmingsplan of een beheersverordening. Een bestemmingsplan kent een zeer uitgebreide procedure met daarin eventueel de mogelijkheid tot inspraak op een voorontwerp wat ter inzage is gelegd en de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen op een ontwerp wat ter inzage heeft gelegen. Na vaststelling is er dan nog de mogelijkheid van het instellen van beroep.
Voor een beheersverordening is geen uitgebreide procedure voorgeschreven. Het gemeentebestuur kan op grond van de gemeentelijke inspraakverordening besluiten tot het al dan niet verlenen van inspraak. Daarna kan het college van burgemeester en wethouders de verordening aan de gemeenteraad voorleggen ter vaststelling. Tegen dit vaststellingsbesluit staat geen beroep open.
In voorliggende beheersverordening worden alleen de mogelijkheden van het onherroepelijke TB en van de onherroepelijke bestemmingsplannen 'Centrum Noord', 'Centrum Almere Buiten' en 'Centrum Almere Buiten 1e partiële herziening' (voor zover het het besluitgebied van het TB betreft) opgenomen. Deze onherroepelijke besluiten hebben een uitgebreide procedure met inspraak, mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen en het instellen van beroep doorlopen. Bij wet kan tegen deze regelingen geen zienswijze of beroep meer ingesteld worden. Er worden verder geen mogelijkheden tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen.
De Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) geeft aan dat de houdbaarheidsperiode van een bestemmingsplan (alsook van een beheersverordening) 10 jaar bedraagt. De planologische regeling dient dan opnieuw vastgesteld of vernieuwd te worden. Overschrijding van de periode is gesanctioneerd in artikel 3.1 vierde lid van de Wro. De tot nu toe in het besluitgebied van kracht zijnde bestemmingsplannen zijn ouder dan 10 jaar. Een beheersverordening is de snelste wijze om tot een actuele planologische regeling voor het gebied te komen.
Keuze beheersverordening
Voor de voorliggende beheersverordening is aangesloten bij de ruime en brede uitleg van bestaand gebruik. In het verordeningsgebied zijn daarom naast het feitelijke bestaande toegestane gebruik ook de onbenutte juridisch-planologische gebruiks- en bouwmogelijkheden uit het TB en ter plaatse van de besluitsubvlakken Station Almere Buiten en Station Almere Centrum geldende bestemmingsplannen 'Centrum Noord', 'Centrum Almere Buiten' en 'Centrum Almere Buiten 1e partiële herziening' toegestaan.
1.4 Begrenzing Van Het Besluitgebied
De begrenzing van het besluitgebied is gelijk aan de begrenzing van het TB voor het grondgebied van de gemeente Almere.
figuur 1: het plangebied van de beheersverordening voor het TB
1.5 Vigerende Bestemmingsplannen
Binnen het besluitgebied zijn tot vaststelling van deze beheersverordening, de bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen van kracht die in onderstaande tabel weergegeven zijn. Alleen de bestemmingsplannen Flevolijn I en Flevolijn II vervallen in hun geheel. De overige genoemde plannen blijven ook na de vaststelling van deze verordening van kracht. Daar waar strijd is met de regels van het onherroepelijke TB, prevaleren de regels van het TB.
Plan nummer | Plannaam | Vervalt geheel | Vervalt gedeeltelijk | Blijft van kracht binnen het besluit gebied | Onher roepelijk | |
BP4alg01 | Almere Poort | X | 18-09-2008 | |||
BP4alg02 | Almere Poort. 1e partiële herziening | X | 22-03-2011 | |||
BPalg01 | Hoofdwegen | X | 22-11-1983 | |||
BPalg02 | Hoofdwegen, 1e partiële herziening | X | 08-06-2010 | |||
BP24alg01 | Flevolijn I | X | 1982 | |||
BP2JV01 | Stad-West | X | 1983 | |||
UP2J01 | Literatuurwijk West | X | 28-11-2000 | |||
BP2U02 | Bedrijventerrein Hollandsekant-2U | X | 11-02-2000 | |||
BP2J01 | 2J | X | 08-02-1996 | |||
BP2DM01 | Muziekwijk-Zuid | X | 25-03-2003 | |||
BP2GMU01 | Muziekwijk-Noord | X | 01-12-2009 | |||
BP2M01 | Ebenezer Howardpark | X | 1982 | |||
BP2M02 | Ebenezer Howardpark, 1e partiële herziening | X | 1983 | |||
BP2BM01 | Stedenwijk | X | 09-12-2003 | |||
UP2Z03 | 2Z2c | X | 1985 | |||
BP2Z02 | 2Z | X | 1983 | |||
BP2Z05 | Centrum Noord | X | 02-05-2007 | |||
BP2A01 | 2A | X | 1983 | |||
BP2alg01 | Stad-Oost | X | 1983 | |||
BP2Z03 | Randstad 1983 | X | 16-08-1994 | |||
BP2FHKNRS01 | Film-, Park-, Dans-, Verzetswijk en Lumièrepark | X | 01-08-2012 | |||
BP2H01 | Verzetswijk | X | 1983 | |||
BP2I01 | 2I, Tussen de Vaarten | X | 26-07-2000 | |||
BP3alg01 | Flevolijn II | X | 1983 | |||
BP3H01 | Buurt H | X | 1983 | |||
BP3H02 | Faunabuurt | X | 12-09-2001 | |||
BP3DF02 | Landgoederenbuurt, Almere-Buiten | X | 18-6-2001 | |||
BP3A03 | Centrum Almere Buiten | X | 16-02-2008 | |||
BP3A04 | Centrum Almere Buiten, 1e partiële herziening | X | 08-12-2009 | |||
BP3AP01 | Oost I | X | 1983 | |||
BP3AGQ01 | Centrum A-Zuid, buurt G en groengebied Q | X | 1983 | |||
BP3AGQ02 | Partiële herziening Centrum A-Zuid, buurt G en groengebied Q | X | 11-08-1989 | |||
BP3KL01 | Seizoenenbuurt | X | 23-12-1997 | |||
BP3KNS01 | Indische Buurt | X | 28-10-2009 | |||
BP3KNS03 | Indische buurt, 2e partiële herziening | X | 08-06-2010 | |||
BP3M01 | 3M, Oostvaardersbuurt | X | 28-12-1999 |
Hoofdstuk 2 Regels
In dit hoofdstuk staan de regels omschreven en worden de uitgangspunten voor de regels benoemd. De regels zijn als volgt opgebouwd:
- Inleidende regels in hoofdstuk 1 van de regels en geven de begripsomschrijvingen van de in de regels van deze beheersverordening gebruikte begrippen. Verder wordt de manier waarop gemeten moet worden aangegeven.
- Besluitvlakregels in hoofdstuk 2 van de regels en worden onderscheiden in besluitvlakregels en besluitsubvlakregels die binnen hetzelfde besluitvlak van toepassing zijn naast de besluitvlakregels. De beheersverordening biedt een planologische regeling aan een spoorweguitbreidingsproject waarvoor een tracéwetprocedure is gevolgd. Tijdens de procedure is het tracé van het spoor nauwkeurig vastgelegd. Het TB is leidend voor de vormgeving van de regels. In de regels wordt daarom ook verwezen naar de maatregelen die zijn opgenomen in het TB. De gebruiks- en bestemmingsregels en de bouwregels in deze beheersverordening zijn binnen één besluitvlak 'Verkeer-spoorweg' gevat. Ter plaatse van de stations Centrum Almere en Almere Buiten wijkt de regeling iets af vanwege de al bestaande mogelijkheden voor centrumdoeleinden. Hieronder valt bijvoorbeeld de detailhandel in de onderdoorgangen van het station en op de stations zelf. Daarom is hier voor het opnemen van een besluitsubvlak gekozen.
- Algemene regels in hoofdstuk 3 van de regels geven de regels die algemeen van toepassing zijn op het besluitgebied ongeacht welk besluit(sub)vlak.
- Overgangs- en slotregels in hoofdstuk 4 van de regels, dit hoofdstuk bevat het overgangsrecht en de slotbepaling hoe deze beheersverordening is aan te halen.
Hoofdstuk 3 Relevante Beleidskaders
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.
Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies.
Deze nationale belangen zijn:
- 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren.
- 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
- 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
- 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond.
- 5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen.
- 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarweg.
- 7. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
- 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s.
- 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
- 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
- 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
- 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
- 13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de lader vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende voorwaarden:
- er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
- indien uit de beschrijving blijkt dat er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
- indien uit de beschrijving blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
In de onderhavige beheersverordening zijn geen 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' opgenomen. Binnen het besluitgebied zijn geen nieuwe ruitmtelijke ontwikkelingen opgenomen. De beheersverordening is in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking.
De beheersverordening is ook in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)
In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort is de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Rarro). Deze is gelijk met het Barro in werking getreden.
De onderwerpen waar het Rijk in het Barro en Rarro ruimte voor vraagt zijn:
- Mainportontwikkeling Rotterdam
- Bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament
- Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
- Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
- Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
- Uitoefening van defensietaken
Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):
- Veiligheid rond rijksvaarwegen
- Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
- Elektriciteitsvoorziening
- Ecologische hoofdstructuur
- Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
- Toekomstige verruiming van de Maastakken
- Verstedelijking in het IJsselmeer
De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.
De beheersverordening is in overeenstemming met het Barro en Rarro.
Provinciaal en gemeentelijk beleid
Deze beheersverordening legt het TB vastgesteld op 15 december 2011vast. Dit besluit is genomen op rijksniveau het overruled het provinciaal en gemeentelijk beleid daar waar er sprake is van conflicterende beleidsvoering.
Hoofdstuk 4 Omgevingstoets
Om aan te kunnen tonen dat de beheersverordening uitvoerbaar is, wordt bij de vaststelling van de verordening bekeken of de mogelijkheden binnen de verordening nog voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.
In dit geval vormt de beheersverordening het sluitstuk van een uitgebreid besluitvormingstraject (tracéwetprocedure). In de uitgebreide tracébesluitprocedure zijn de effecten op de omgevingsaspecten geluidshinder, externe veiligheid, natuur, natuurbeschermingswet, ecologische hoofdstructuur, Flora- en Faunawet, luchtkwaliteit, trillingen, waterkwaliteit en waterkwantiteit, cultuurhistorie en archeologie, landschap en stedebouw en de overige effecten beodem en niet gesprongen explosieven onderzocht, bovendien is een passende beoordeling gemaakt. Deze aspecten vormen geen belemmering voor de uitvoer van de regeling waar deze beheersverordening op ziet.
Zie voor de onderzoeken en de conclusies de bijlagen bij de regels en de toelichting van deze beheersverordening.
Hoofdstuk 5 Implementatie
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid
Het opstellen van een bestemmingsplan of beheersverordening naar aanleiding van een onherroepelijk TB is vanuit de Tracéwet aan het gemeentebestuur verplicht gesteld. Deze beheersverordening legt de bestaande situatie vast en omvat geen nieuwe ontwikkelingen. De kosten van de beheersverordening blijven daarom beperkt tot de kosten van het opstellen van de verordening. Deze kosten dienen door de gemeentelijke begroting te worden gedekt. De maatregelen en bijbehorende werkzaamheden vallen onder de Rijksbegroting. De economische uitvoerbaarheid van deze beheersverordening is daarmee niet in het geding.
Het exploitatieplan
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken, planschade en kosten voor het opstellen van een bestemmingsplan.
De verplichting om een exploitatieplan vast te stellen is niet voorgeschreven bij het vaststellen van een beheersverordening. Dit volgt uit het tweede lid van artikel 6.12 van de Wro waarin de beheersverordenin niet staat genoemd. In het voorliggende geval worden ook geen bouwplannen in de zin van het Bro mogelijk gemaakt, waardoor de grondexploitatieregeling niet van toepassing is. Voor de beheersverordening hoeft daardoor geen exploitatieplan vastgesteld te worden.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Inspraak en zienswijzen
De keuze voor de spooruitbreiding is tot stand gekomen via een uitgebreide tracéwetprocedure en is in de loop van die procedure met alle betrokken partijen afgestemd.
De regelingen voor de besluitsubvlakken in het centrum van Almere Stad en Almere Buiten zijn overgenomen uit de voorgaande onherroepelijke bestemmingsplannen die tot stand gekomen zijn via een uitgebreide bestemmingsplanprocedure. Ook voor die regelingen heeft afstemming met alle betrokken partijen plaatsgehad.
Omdat verder geen nieuwe ontwikkelingen worden opgenomen en tegen de bestaande onderdelen uit het TB en de voorgaande bestemmingsplannen geen zienswijzen en beroep meer mogelijk is, is er voor gekozen geen inspraak te verlenen op basis van de gemeentelijke Inspraakverordening, noch om afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht bij de totstandkoming van de beheersverordening van toepassing te verklaren.