Kempkebosweg 2
Projectbesluit - gemeente Stadskanaal
Ontwerp op 24-09-2009 - in voorbereiding
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het projectbesluit Kempkebosweg 2, gemeente Stadskanaal;
1.2 projectbesluit:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0037.PB0904-on01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.4 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.5 begane grond:
de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;
1.6 bestaand:
- 1. ten aanzien van bouwwerken, werken geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
- 2. ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
1.7 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.8 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.9 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.10 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.11 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.12 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.13 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.14 bouwvlak:
een geometrsich bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.15 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.16 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.17 erf:
het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel;
1.18 gebouw:
elk bouwwerk, dat voor een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.19 gebruiksmogelijkheden:
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.20 groepsaccommodatie:
een voorziening ten behoeve van verblijfsrecreatie voor groepen van personen, daaronder begrepen voorzieningen die rechtstreeks ten dienste staan van en rechtstreeks verband houden met de verblijfsrecreatie;
1.21 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.22 peil:
- 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.23 permanente bewoning:
de bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
1.24 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel daarvan die door de ligging, de situatie ter plaatse en de indeling van het gebouw het sterkst op de weg is gericht;
1.25 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
de oppervlakte gemeten op vloerniveau van de begane grond langs de verticale projectie van de buitenomtrek van de overkapping c.q. van de opgaande scheidingsconstructies inclusief de overstekken;
2.5 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel
vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie - Groepsaccommodatie
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'recreatie - groepsaccommodatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groepsaccommodaties;
- b. bestaande dienstwoningen.
3.2 Bouwregels
- 1. Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
- 2. De goot- en bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van groepsaccommodaties mogen maximaal 4,5 m respectievelijk 9 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen.
- 3. Per groepsaccommodatie is de bouw van maximaal één dienstwoning toegestaan.
- 4. Voorzover het perceel is voorzien van de aanduiding ”karakteristiek” dient, in afwijking in zoverre van het vorenstaande, de uitwendige hoofdvorm van de bebouwing, bestaande uit goot- en bouwhoogte, nokrichting en dakhelling te worden gehandhaafd.
- 5. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte van erfafscheidingen ten hoogste 2 m mag bedragen;
- b. de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 6 m mag bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- I. het landschapsbeeld;
- II. de verkeersveiligheid;
- III. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan:
- a. de afstand tussen de gebouwen. Hierdoor kan worden voorkomen dat het op geconcentreerd bouwen gerichte streven wordt aangetast;
- b. de afstand tot de weg;
- c. de plaats van andere bouwwerken;
- d. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en nokrichting van de gebouwen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
- a. het gebruik van de gronden voor reclamedoeleinden anders dan voor het op de gronden gevestigde bedrijf;
- b. het gebruik van recreatieve woonverblijven en groepsaccomodaties ten behoeve van permanente bewoning;
- c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige detailhandel;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf, met uitzondering van aan de bestemming gerelateerde horeca;
- f. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- g. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
- h. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen.
Artikel 4 Archeologisch Waardevol Gebied Ii (Dubbelbestemming)
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Archeologisch waardevol gebied II' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), bestemd voor het herstel en behoud van archeologische (verwachtings)waarden.
4.2 Aanlegvergunning
- 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen van gronden, met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 40 centimeter;
- b. het graven of dempen van watergangen;
- c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 40 centimeter;
- d. het rooien van bomen en het slechten van houtwallen;
- e. het verlagen van het waterpeil.
- 2. Een vergunning als bedoeld in lid 1 wordt slechts verleend indien:
- a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
- b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
- c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
- een verplichting tot het doen van opgravingen, of;een verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
- 1. Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden kan een terzake deskundige instantie om advies worden gevraagd. Bij negatief advies wordt de vrijstelling niet verleend.
- 1. Het verbod als bedoeld in lid 1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- d. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
- e. het normale onderhoud betreffen;
- f. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning.
4.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan gronden de dubbelbestemming archeologisch waardevol gebied wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Antidubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregel
Met het oog op het voorkomen van een te hoge geluidsbelasting op geluidsgevoelige bebouwing mogen er, voorzover wegen zijn aangeduid met wegclassificatie A, B, C of D, behoudens herbouw van bestaande bebouwing, geen geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd binnen respectievelijk 200 m, 100 m, 50 m of 30 m uit de as van de weg. Indien een weg niet is voorzien van een wegclassificatie mogen er, behoudens herbouw van bestaande bebouwing, geen geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd binnen een afstand van 20 m uit de as van de weg.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
- 1. Het is verboden gronden of opstallen te gebruiken dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond en/of bouwwerken gegeven bestemming.
- 2. Onder strijdig gebruik als bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik of laten gebruiken van gronden en/of gebouwen voor een seksinrichting.
- 3. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing van de verbodsbepalingen zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsregels
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels deeluitmakende van het projectbesluit Kempkebosweg 2, gemeente Stadskanaal.
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van ....
burgemeester,
secretaris,
Bijlage 1 Watertoets
Bijlage 2 Archelogisch Onderzoek
Bijlage 2 archelogisch onderzoek