KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Van Toepassingsverklaring
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsbedrijf
Artikel 4 Bedrijventerrein - Industrie
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
Artikel 8 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Toelichting Op De Wijzigingen
3.1 Herzieningen Op Perceelsniveau
3.2 Overige Herzieningen
Hoofdstuk 4 Milieu En Onderzoek
4.1 Algemeen
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Stikstofdepositie
4.5 Water
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
5.1 Algemeen
5.2 Bestemmingsplanregels
Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Cultuurhistorische Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht Oosterdiep
Bijlage 2 Lijst Van Bestaande Bedrijven
Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing Omgevingsvergunning 'Vergunning Castorweg 4'
Bijlage 2 Ruimtelijke Onderbouwing Omgevingsvergunning 'Zonnepanelenfabriek Veendam'
Bijlage 3 Aerius-berekening
Bijlage 4 Nota Van Beantwoording Overlegreacties

Veegplan herziening bedrijventerreinen Veendam

Bestemmingsplan - gemeente Veendam

Vastgesteld op 25-03-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Veegplan herziening bedrijventerreinen Veendam met identificatienummer NL.IMRO.0047.02BPBedrTerr2022-0401 van de gemeente Veendam;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 afhaalpunt:

een voor publiek toegankelijke ruimte uitsluitend bedoeld voor het bedrijfsmatig leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.4 objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen (toegevoegd):

objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen: objecten zoals basisscholen en scholen voor bijzonder onderwijs, zorginstellingen, verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuizen, kinderdagopvang, aanleunwoningen bij zorginstellingen, sociale werkplaatsen, cellencomplexen of daarmee gelijk te stellen inrichtingen;

1.5 bestaande situatie als bedoeld in lid 4.5 sub i (toegevoegd):

  1. 1. de activiteit die is toegestaan ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming of een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.2aa onderdeel a van het Besluit omgevingsrecht is aangehaakt;
  2. 2. indien een vergunning als bedoeld onder a ontbreekt: het feitelijke en planologisch legale gebruik ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan;

1.6 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.7 stikstofdepositie (toegevoegd):

het neerslaan van stikstof uit de lucht op een oppervlakte; de depositie wordt uitgedrukt in mol per hectare per jaar (mol/ha/jaar);

1.8 Natura 2000-gebied (toegevoegd):

een natuurgebied dat onderdeel uitmaakt van het Europese netwerk van natuurgebieden 'Natura 2000'.

Artikel 2 Van Toepassingsverklaring

  1. a. Dit bestemmingsplan 'Veegplan herziening bedrijventerreinen Veendam' omvat een aanpassing van de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Bedrijventerrein' van de gemeente Veendam, vastgesteld op 11 juli 2011 en met identificatienummer NL.IMRO.0047.02BP00012010-0401. Voor zover niet anders is bepaald in 'Veegplan herziening bedrijventerreinen Veendam' blijven de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Bedrijventerrein' gelden, met dien verstande dat in geval van strijdigheid van bepalingen, de bepalingen van 'Veegplan herziening bedrijventerreinen Veendam' voorgaan op de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden en bouwwerken van toepassing zijn.
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Windpark N33' blijft het 'Inpassingsplan Windpark N33' (met identificatienummer NL.IMRO.0000.EZip15WPN33-4000) van het Rijk, vastgesteld door het Rijk op 16 februari 2016, en het inpassingsplan 'Partiële herziening Windpark N33' (met identificatienummer NL.IMRO.0000.EZip21WPN33-3000) van het Rijk, vastgesteld door het Rijk op 24 maart 2022, onverminderd van kracht, met dien verstande dat:
    1. 1. de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' (artikel 10.1) uit voorliggend bestemmingsplan 'Veegplan herziening bedrijventerreinen Veendam' wordt aangebracht.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsbedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een hoogspannings(koppel)station voor het transporteren, verdelen en transformeren van elektrische energie met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. kabels en leidingen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. wegen en paden;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. g. gebouwen;
  2. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. i. erven en terreinen.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 4 Bedrijventerrein - Industrie

4.1 Vervallen regelingen

4.2 Toegevoegde regelingen

Artikel 5 Waarde - Archeologie 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van gebieden van archeologische en cultuurhistorische waarde.

5.2 Bouwregels

  1. a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m2 en een grotere diepte dan 40 cm moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
    1. 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en
    2. 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  2. b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  3. c. Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub b, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
  4. d. De omgevingsvergunning als bedoeld in sub a is niet van toepassing bij bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m2 en bouwwerken die worden geplaatst zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden over een oppervlakte groter dan 50 m2;
    2. 2. het mengen, diepploegen, ontginnen van gronden of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking over een oppervlakte groter dan 50 m2 en dieper dan 40 cm;
    3. 3. het graven of dempen van watergangen;
    4. 4. het aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 40 cm;
    5. 5. het graven van sleuven breder dan 50 cm en dieper dan 100 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    6. 6. het permanent verlagen van het waterpeil.
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend indien:
    1. 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
    2. 2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
    3. 3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt genomen:
      • een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
      • een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  3. c. Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
  4. d. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    1. 1. het normale onderhoud en het normale agrarische gebruik betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    4. 4. aanvaardbaar zijn op basis van eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming gebieden van archeologische en cultuurhistorische waarde ('Waarde -Archeologie 1') te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming gebieden van archeologische en cultuurhistorische waarde ('Waarde - Archeologie 1') toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

  1. a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 en een grotere diepte dan 40 cm moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
    1. 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en
    2. 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  2. b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  3. c. Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub b, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
  4. d. De omgevingsvergunning als bedoeld in sub a is niet van toepassing bij bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 100 m2 en bouwwerken die worden geplaatst zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    1. 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden over een oppervlakte groter dan 100 m2;
    2. 2. het mengen, diepploegen of ontginnen van gronden of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking over een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 0,4 m;
    3. 3. het graven of dempen van watergangen;
    4. 4. het aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 0,4 m;
    5. 5. het graven van sleuven breder dan 0,5 m en dieper dan 1 m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    6. 6. het permanent verlagen van het waterpeil.
  2. b. Een vergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend indien:
    1. 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
    2. 2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
    3. 3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen:
      • een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische restenin de bodem kunnen worden behouden, of;
      • een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
      • een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  3. c. Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een professioneel archeoloog om advies gevraagd.
  4. d. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    1. 1. het normale onderhoud en het normale agrarische gebruik betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    4. 4. aanvaardbaar zijn op basis van eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming gebieden van archeologisch belang ('Waarde - Archeologie 2') te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming gebieden van archeologisch belang ('Waarde - Archeologie2' ) toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van archeologische (verwachtings)waarden.

7.2 Bouwregels

  1. a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 200 m2 en een grotere diepte dan 45 cm moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
    1. 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en
    2. 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  2. b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  3. c. Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub b, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
  4. d. De omgevingsvergunning als bedoeld in sub a is niet van toepassing bij bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 m2 en bouwwerken die worden geplaatst zonder graafwerkzaamheden dieper dan 45 cm.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    1. 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden over een oppervlakte groter dan 200 m2;
    2. 2. het mengen, diepploegen of ontginnen van gronden of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking over een oppervlakte groter dan 200 m2 en dieper dan 0,45 m;
    3. 3. het graven of dempen van watergangen;
    4. 4. het graven van sleuven breder dan 0,5 m en dieper dan 1,5 m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    5. 5. het permanent verlagen van het waterpeil.
  2. b. Een vergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend indien:
    1. 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
    2. 2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
    3. 3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen:
      • een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
      • een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
      • een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  3. c. Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een professioneel archeoloog om advies gevraagd.
  4. d. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    1. 1. het normale onderhoud en het normale agrarische gebruik betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    4. 4. aanvaardbaar zijn op basis van eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming archeologische onderzoeksgebieden ('Waarde - Archeologie 3') te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische (verwachtings)waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming archeologische onderzoeksgebieden ('Waarde -Archeologie 3') toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische (verwachtings)waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 8 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van het karakteristieke stadsgezicht en dat in dit bestemmingsplan met name is gericht op:

  1. a. handhaven van het veenkoloniale kanalenstelsel;
  2. b. een passende inrichting van de openbare ruimte en de kenmerkende kades en bruggen;
  3. c. behoud en herstel van de rooilijnen van gebouwen en gebouwenensembles;
  4. d. behoud van de massawerking van gebouwen;
  5. e. behoud van de maatvoering (goot- en nokhoogte, alsmede kapvorm) van beeldbepalende en structuurbepalende panden;
  6. f. behoud van de gevelindeling van beeldbepalende panden;
  7. g. het behoud van de vormgeving van karakteristieke gebouwen;
  8. h. behoud van de bestaande perceelbreedte.

8.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt dat:

  1. a. de bestaande rooilijnen van de gebouwen die in Bijlage 1 Cultuurhistorische waarderingskaartbeschermd stadsgezicht Oosterdiep zijn aangegeven als structuurbepalende bebouwing en beeldbepalende bebouwing dienen te worden gehandhaafd;
  2. b. de bestaande goot- en bouwhoogten, alsmede de kapvorm van gebouwen die in Bijlage 1Cultuurhistorische waarderingskaart beschermd stadsgezicht Oosterdiep zijn aangegeven als structuurbepalende bebouwing en beeldbepalende bebouwing dienen te worden gehandhaafd;
  3. c. de bestaande gevelindeling van de gebouwen die in Bijlage 1 Cultuurhistorische waarderingskaartbeschermd stadsgezicht Oosterdiep zijn aangegeven als beeldbepalende bebouwing dient te worden gehandhaafd.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 en toestaan dat de goot- of bouwhoogte, kapvorm of gevelindeling wordt gewijzigd indien instandhouding van de bestaande goot- of bouwhoogte, kapvorm of gevelindeling redelijkerwijs niet mogelijk is vanwege zwaarwegende economische of gebruiktechnische redenen.

8.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op behoud, herstel en versterking van het karakteristieke stadsgezicht, nadere eisen stellen aan:

  1. a. de indeling van de vanaf het openbaar gebied zichtbare gevels of gevelonderdelen;
  2. b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen, in die zin dat dient te worden aangesloten bij de goot- en bouwhoogte van omliggende structuur- en beeldbepalende bebouwing;
  3. c. de oppervlakte van gebouwen zodat het bouwvolume aansluit bij de omgeving;
  4. d. de breedtemaat van gebouwen indien deze groter is dan de oorspronkelijke perceelmaat;
  5. e. de plaats van bebouwing die zijn gelegen aan, dan wel naast de in bijlage # aangegeven hoogwaardige infrastructuur, structuurbepalend groen en structuur- en beeldbepalende bebouwing;
  6. f. kapvorm van gebouwen en overkappingen in de zin dat die dient te worden afgestemd op omliggende structuur- en beeldbepalende bebouwing;
  7. g. het materiaalgebruik en kleurgebruik van gebouwen in die zin dat aangesloten dient te worden bij het bestaande materiaal en kleurgebruik.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontgronden, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden en het dempen en/of graven van watergangen;
    2. 2. het aanbrengen of verwijderen van boom- en struikbeplanting buiten bebouwingsvlakken;
    3. 3. het buiten bebouwingsvlakken aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlak van meer dan 100 m².
  2. b. Het gestelde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan.
  3. c. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door of als gevolg van de werken of werkzaamheden de karakteristiek, zoals beschreven in lid 8.1, niet onevenredig wordt aangetast.

8.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen) gebouwen of delen van gebouwen, die op de in Bijlage 1Cultuurhistorische waarderingskaart beschermd stadsgezicht Oosterdiep zijn aangegeven als structuur- en beeldbepalende bebouwing te slopen.
  2. b. Een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op grond van artikel 2.1, lid 1, sub h van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht wordt slechts verleend indien de sloop niet leidt tot een achteruitgang van de kenmerkende waarden van het beschermd stadsgezicht, dan wel dat er een garantie bestaat voor een goede herinvulling ter plaatse van de te slopen bebouwing waardoor de waarde van het gebied kan worden hersteld. Ten aanzien van de structuur- en beeldbepalende bebouwing dient er garantie te zijn bij het afgeven van de vergunning dat de karakteristieke hoofdvorm, dan wel een passend alternatief binnen redelijke termijn zal worden herbouwd.
  3. c. Het gestelde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan.

8.7 Advisering Adviescommissie voor Omgevingskwaliteit

Het bevoegd gezag betrekt bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarbij wordt afgeweken van de bouwregels of nadere eisen worden gesteld, dan wel een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of voor geheel of gedeeltelijke sloop van gebouwen, zoals voorgeschreven in de leden 8.3 tot en met 8.6, een advies van de Adviescommissie voor Omgevingskwaliteit.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

10.2 Milieuzone - geluidzonebeheer

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van de Veegplan herziening bedrijventerreinen Veendam.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 11 juli 2011 heeft de gemeente Veendam het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen' vastgesteld. Met voorliggend veegplan worden een aantal kleine omissies gerepareerd ten opzichte van dit bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen'. Ook worden een aantal nieuwe ontwikkelingen meegenomen. In het volgende Hoofdstuk 3 worden de reparaties en nieuwe ontwikkelingen toegelicht.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied van het huidige plan 'Bedrijventerreinen' omvat alle bedrijventerreinen, welke zijn gelegen aan de oostzijde van de kernen Veendam en Wildervank, met uitzondering van de bedrijventerreinen Ommelanderwijk en De Wiede. De westelijke plangrens wordt grofweg gevormd door de woonlinten van Veendam en Wildervank. De noordelijke plangrens wordt gevormd door de gemeentegrens; nabij ligt Duurkenakker. De zuidelijke plangrens betreft de Dalweg 12, waaronder het buitengebied begint. In het oosten wordt de plangrens begrensd door de N33. Navolgend is de ligging van het bedrijventerrein op een kaartje aangegeven.

Voorliggend veegplan voert een aantal wijzigingen door. Op de verbeelding zullen alleen die percelen 'oplichten', waarvoor een (perceelsgebonden) wijziging op de verbeelding wordt doorgevoerd. Voor de overige percelen wordt geen wijziging op de verbeelding doorgevoerd, maar slechts een wijziging in de regels (waar van toepassing).

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPBedrTerr2022-0401_0001.png"

Figuur 1.1: Overzichtskaart bedrijventerrein de oostzijde van de kernen Veendam en Wildervank, met uitzondering van de bedrijventerreinen Ommelanderwijk en De Wiede

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende kaders:

  • bestemmingsplan 'Bedrijventerrein' (vastgesteld op 11 juli 2011);
  • omgevingsvergunning 'Zonnepanelenfabriek Veendam' (vastgesteld op 10 oktober 2017);
  • wijzigingsplan 'Meihuizenweg' (vastgesteld op 27 oktober 2012);
  • inpassingsplan 'Windpark N33' (vastgesteld op 16 februari 2017) en 'Partiële herziening Windpark N33' (vastgesteld op 24 maart 2022);
  • omgevingsvergunning 'vergunning Castorweg 4' (vastgesteld op 13 juni 2018);
  • bestemmingsplan 'Veendammer Poort N33' (vastgesteld op 21 juni 2021);
  • 'Bestemmingsplan verlegging gasleiding N33' (vastgesteld op 9 juli 2012);
  • 'Veendam Centrum' (vastgesteld op 22 september 2014).

Het inpassingsplan voor Windpark N33 en de partiële herziening blijven onverminderd van kracht. Wel wordt hierover de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' (artikel 10.1) aangebracht.

De twee omgevingsvergunningen 'vergunning Castorweg 4' en 'Zonnepanelenfabriek Veendam' worden vertaald in het bestemmingsplan middels voorliggend veegplan. Dit is nader toegelicht in het volgende Hoofdstuk 3.

Het wijzigingsplan en de vier laatstgenoemde bestemmingsplannen worden uit het plangebied van het veegplan geknipt, zodat deze niet worden overruled door het veegplan.

Daarnaast zijn de plannen 'Wildervank - C.W. Lubbersstraat' (vastgesteld op 31 oktober 2022) en 'Veendam - Sorghvliet' (voorontwerp d.d. 20 november 2018) nog in ontwikkeling. Deze gronden zijn tevens buiten het plangebied gelaten.

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk staat beschreven welke beleidsmatige aspecten relevant zijn voor het onderhavig document. Hoofdstuk 3 bevat een omschrijving van de wijzigingen die worden doorgevoerd middels voorliggend veegplan. Hoofdstuk 4 geeft een toelichting op de omgevingsaspecten. De uitleg van de planregels komt aan bod in hoofdstuk 5. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk Beleid

2.1.1 Detailhandelsstructuurvisie

Op 19 december 2022 is de geactualiseerd detailhandelsstructuurvisie door de raad vastgesteld. Met deze actualisatie is de actuele situatie van de detailhandel in Veendam weergegeven. Zowel de kwantitatieve (distributieplanologische ruimte) als de kwalitatieve positie van de winkelgebieden in de gemeente Veendam is in beeld gebracht. Hierbij is rekening gehouden met de trends en ontwikkelingen in de detailhandel, de horeca, het vastgoed en de ontwikkelingen in de omliggende kernen.

De detailhandelsstructuurvisie geeft duidelijkheid over de wijze waarop de winkelgebieden zich verder moeten ontwikkelen. Voor het onderhavig veegplan is het relevant om te kijken naar de perifere grootschalige detailhandel (PDV). De PDV-zone is momenteel een zeer uitgestrekt gebied zonder een duidelijk herkenbaar cluster. De bedrijven aan de Van Stolbergweg, de Lloydsweg en de Transportweg functioneren veelal separaat van elkaar en worden sterk doelgericht bezocht. Het ontbreken van een eenheid maakt de PDV-zone in Veendam relatief kwetsbaar ten opzichte van omringende perifere winkelgebieden. Er kan nagedacht worden over het inperken van de begrenzing van het gebied, waardoor op termijn een beter herkenbaar cluster kan ontstaan. Alle volgende ontwikkelingen in de PDV-zone zullen bij moeten dragen aan de clustering van het gebied.

Het onderhavig veegplan draagt bij aan deze clustering door de functieaanduiding 'detailhandel volumineus' meer specifiek te bestemmen.

Hoofdstuk 3 Toelichting Op De Wijzigingen

Er worden een aantal wijzigingen op perceelsniveau en een aantal algemene wijzigingen doorgevoerd. De wijzigingen op perceelsniveau betreffen bijvoorbeeld het wijzigen van een bestemming of aanduiding voor een concreet adres. De algemene wijzigingen betreffen het wijzigen van een regel voor het gehele bestemmingsplangebied. Paragraaf 3.1 licht de wijzigingen op perceelsniveau toe en paragraaf 3.2 de algemene wijzigingen.

3.1 Herzieningen Op Perceelsniveau

Aanduiding 'bedrijfswoning' niet correct geplaatst

Op een aantal percelen is de aanduiding 'bedrijfswoning' foutief geplaatst. Een aantal bedrijfswoningen is niet aangeduid, een aantal panden zijn ten onrechte aangeduid als bedrijfswoning en van een aantal aanduidingen dient de begrenzing van de aanduiding te worden aangepast. Op de verbeelding wordt dit hersteld. De regels behoeven geen aanpassing.

Wijziging bouwklasse

In het bestemmingsplan wordt gewerkt met een aangeduide bouwklasse, waarbij in de regels is aangegeven wat de minimale/maximale goot- en bouwhoogte is. Op een aantal percelen is de bouwklasse foutief aangeduid. Op de verbeelding wordt dit hersteld. De regels behoeven geen aanpassing.

Digitaliseren stukje bedrijventerrein

Een stukje bedrijventerrein was niet digitaal gemaakt. Dit betreft het grootste deel van de percelen: sectie M, nummers 1368 t/m 1377, 1293, 344 en 184. Op de verbeelding wordt dit hersteld: enkelbestemmingen worden aangebracht conform feitelijk gebruik en eventuele dubbelbestemmingen en zones worden doorgetrokken. De regels behoeven geen aanpassing.

Rotonde Dalweg 12 Adriaan Tripweg, Grote klaverblad Oostzijde en reconstructie Geert Veenhuizenweg

De rotonde Dalweg 12 Adriaan Tripweg is nu niet in gehele omvang correct bestemd met een verkeersbestemming. Hetzelfde geldt voor de Geert Veenhuizenweg en Grote klaverblad Oostzijde. Op de verbeelding wordt dit hersteld. De regels behoeven geen aanpassing.

Gevellijnen langs de Geert Veenhuizenweg

Langs de Geert Veenhuizenweg zijn in de bestemming Bedrijventerrein - Industrie gevellijnen aangeduid op de verbeelding. Voor het bouwen van gebouwen geldt op basis daarvan in de regels: "de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' geldt dat de voorgevel van de gebouwen in deze gevellijn dient te worden gebouwd;"

De gevellijnen staan niet overal correct op de verbeelding. Op de verbeelding wordt dit hersteld. De regels behoeven geen aanpassing.

Aanduiding detailhandel volumineus

Binnen de bestemming Bedrijventerrein - Industrie is bepaald dat detailhandel in volumineuze goederen uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus'. De aanduiding staat niet overal correct op de verbeelding. Op de verbeelding wordt dit hersteld. De regels behoeven geen aanpassing.

Verplaatsbare kraan

Op perceel sectie R, nummer 868 is een verplaatsbare kraan toegestaan. Dit wordt vastgelegd in het bestemmingsplan. De kraan wordt aangeduid als 'specifieke vorm van bedrijventerrein - kraan' op de verbeelding.


In de bestemmingsomschrijving wordt toegevoegd:

De voor 'bedrijventerrein - industrie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • een verplaatsbare kraan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - kraan';


In de bouwregels wordt toegevoegd:

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan;

  • de bestaande bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - kraan';

Bestemmen groen en water

Op een paar percelen wordt het groen en water bestemd als zodanig. Op de verbeelding wordt dit aangepast. De regels behoeven geen aanpassing.

Boven Oosterdiep 92

Voor het noordelijke (onbebouwde) deel van het perceel aan Boven Oosterdiep 92 wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfswoning toegestaan' op de verbeelding aangebracht, waarbij het maximum aantal te bouwen bedrijfswoningen is aangeduid middels de aanduiding 'aantal'.

Voor het zuidelijke deel van het perceel aan Boven Oosterdiep 92 wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfswoning toegestaan' op de verbeelding aangebracht, waarbij het maximum aantal te bouwen bedrijfswoningen is aangeduid middels de aanduiding 'aantal'.

De bovenstaande wijzigingen komen overeen met de reeds afgegeven omgevingsvergunning.

Op delen van de locatie zijn in het kader van bodemkwaliteit overschrijdingen van de interventiewaarde gevonden. Het gaat echter om een kleine vlek en is derhalve niet als ernstig geval, zoals bedoeld in de Wet bodembescherming, aangemerkt.

De wijziging wordt doorgevoerd op de verbeelding en in de regels.

In artikel 4.4 - Afwijken van de bouwregels wordt het volgende toegevoegd:

Het bevoegd gezag kan, op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

(...)

f. lid 4.2, sub a, onder 5: voor de bouw van een nieuwe bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfswoning toegestaan’, met dien verstande dat:

  1. 1. de goothoogte van een bedrijfswoning niet meer dan 6 m bedraagt;
  2. 2. de inhoud van een bedrijfswoning niet meer dan 1.000 m³ bedraagt;
  3. 3. de bedrijfswoning uitsluitend in combinatie met de (bedrijfs)gebouwen mag worden gebouwd;
  4. 4. de geluidbelasting vanwege wegverkeer niet meer bedraagt dan 48 dB, dan wel een voor de vaststelling van dit bestemmingsplan op grond van de Wet Geluidhinder verkregen hogere waarde;
  5. 5. ter plaatse van de aanduiding 'aantal' bedraagt het maximum aantal nieuw te bouwen bedrijfswoningen niet meer dan aangegeven.

Castorweg 4

Middels voorliggend veegplan wordt de omgevingsvergunning 'vergunning Castorweg 4', vastgesteld op 13 juni 2018, vertaald in het bestemmingsplan. Bij het bestaande bedrijf aan de Castorweg 4 werd een PGS 15 opslagvoorziening voor gevaarlijke stoffen ingericht, waardoor het bedrijf valt onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid (Bevi) en wordt aangemerkt als een risicovolle inrichting. Dat maakt dat het bedrijf strijdig was met de regels van het geldende bestemmingsplan “Bedrijventerreinen”, omdat alleen bestaande risicovolle bedrijven zijn toegestaan. De vergunning heeft dit mogelijk gemaakt. De bij de vergunning behorende ruimtelijke onderbouwing is opgenomen als Bijlage 1.

De wijziging wordt doorgevoerd op de verbeelding; er wordt een Veiligheidszone - bevi aangebracht. De regels behoeven geen aanpassing.

Zonnepanelenfabriek Veendam

Middels voorliggend veegplan wordt de omgevingsvergunning 'Zonnepanelenfabriek Veendam', vastgesteld op 10 oktober 2017, vertaald in het bestemmingsplan. Innolane Projects B.V. (Innolane) heeft met de vergunning de mogelijkheid om een nieuwe zonnecellen- en zonnemodulesfabriek te realiseren en gebruiken. Doordat in het productieproces van zonnecellen en zonnemodules gevaarlijke stoffen worden gebruikt is voor het bedrijf het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing. Het vigerende bestemmingsplan geeft aan dat alleen bestaande risicovolle inrichtingen (Bevi-inrichtingen) zijn toegestaan op het bedrijventerrein. De vergunning heeft dit mogelijk gemaakt. De bij de vergunning behorende ruimtelijke onderbouwing is opgenomen als Bijlage 2.

Op de beoogde locatie is nog geen bodemonderzoek uitgevoerd dat voldoet aan de NEN5740 versie 2009. Formeel dient voor een bouwplan een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Voor dit veegplan is het niet nodig. Er is geen aanwijsbaar (vermoeden van een) geval van ernstige bodemverontreiniging.

De wijziging wordt doorgevoerd op de verbeelding; er wordt een Veiligheidszone - bevi aangebracht. De regels behoeven geen aanpassing.

3.2 Overige Herzieningen

Veiligheidszone 3 - transport (Provinciale Omgevingsverordening)

Vanuit de Provinciale Omgevingsverordening Groningen wordt een veiligheidszone aangebracht. Artikel 2.23.4 van de POV luidt: "Een bestemmingsplan voorziet niet in de bouw van nieuwe objecten of het gebruik van bestaande objecten voor minder zelfredzame personen binnen de op kaart 3 aangegeven 'veiligheidszone 3 transport'." Deze zone is bepaald op 30 meter gemeten vanaf de buitenste wegkanten van de wegen respectievelijk vanaf de buitenste spoorstaven van de spoorbundel.

Artikel 2.19 van de POV definieert objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen als volgt: "objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen: objecten zoals basisscholen en scholen voor bijzonder onderwijs, zorginstellingen, verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuizen, kinderdagopvang, aanleunwoningen bij zorginstellingen, sociale werkplaatsen, cellencomplexen of daarmee gelijk te stellen inrichtingen;"

Op de verbeelding wordt de zone aangeduid als 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen'. In de algemene aanduidingsregels worden bouw- en gebruiksregels toegevoegd. Het begrip 'objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen' wordt conform de POV gedefinieerd in de begrippenlijst.

Zie hiervoor ook paragraaf 4.3.

Aanduiding op- en overslag

In de bestemming Bedrijventerrein - Industrie is in de bestemmingsomschrijving opgenomen, dat de gronden onder andere bestemd zijn voor: "a. bedrijven gericht op over- en opslag van goederen met inbegrip van het bewerken, behandelen, herstellen, verwerken en transporteren van goederen behorende tot de categorieën 1 tot en met 4.2 van de in bijlagen opgenomen Staat van bedrijven voorzover de gronden zijn aangegeven met 'specifieke vorm van bedrijventerrein - op- en overslag';"


Om meer flexibiliteit te bieden, wordt deze aanduiding losgelaten. Daarmee zijn op alle bestemmingsvlakken Bedrijventerrein - Industrie bedrijven toegestaan gericht op over- en opslag van goederen met inbegrip van het bewerken, behandelen, herstellen, verwerken en transporteren van goederen behorende tot de categorieën 1 tot en met 4.2 van de in bijlagen opgenomen Staat van bedrijven. De aanduiding wordt in de regels en op de verbeelding geschrapt.

Aanduiding logistiek

Om dezelfde reden als besproken onder op- en overslag wordt ook de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerreinen - logistiek' in de regels (bestemmingsomschrijving) en op de verbeelding geschrapt. Overal zijn dan bedrijven gericht op transport, distributie, industriële en ambachtelijke productie/reparatie en groothandel behorende tot de categorieën 1 tot en met 4.2 van de in bijlagen opgenomen Staat van bedrijven toegestaan.

Internetverkoop

Aan de bestemming Bedrijventerrein - Industrie wordt in de gebruiksregels een verbod op internetverkoop toegevoegd. De regels worden hierop aangepast, de verbeelding behoeft geen wijziging.

In de gebruiksregels wordt toegevoegd:
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • de vestiging van een afhaalpunt voor internetverkoop.

Hiertoe wordt onder afwijken van de gebruiksregels een afwijkingsmogelijkheid toegevoegd:

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- de verkeersveiligheid;

- de milieusituatie;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • lid 4.5, sub h voor vestiging van een afhaalpunt voor internetverkoop.

Afwijkingsmogelijkheid bouwklasse e2

In de afwijkingsregels van Bedrijventerrein - Industrie wordt een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om af te wijken van bouwklasse e2. De regels worden hierop aangepast, de verbeelding behoeft geen wijziging.

In afwijken van de bouwregels wordt toegevoegd:

Het bevoegd gezag kan, op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • lid 4.2, sub a, onder 2: en toestaan dat voor gebieden met de bouwklasse e2, voor de bebouwing die minder van belang is voor het representatieve karakter de bouwhoogte minder dan 7 m mag bedragen;

Bijlage Lijst van bestaande bedrijven

De bijlage Lijst van bestaande bedrijven wordt geactualiseerd bijgevoegd bij de planregels. De verbeelding behoeft geen wijziging.

Archeologische dubbelbestemming en beschermd stadsgezicht

Op basis van de meest recente archeologische beleidsadvieskaart worden de archeologische dubbelbestemmingen geactualiseerd in het plangebied. Tevens is door aanpassing van de plangrens de bestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht in het plangebied opgenomen. Zie hiervoor ook paragraaf 4.2.

De verbeelding en regels worden hierop aangepast.

Waarborging stikstofdepositie

In paragraaf 4.4 wordt het omgevingsaspect stikstofdepositie uitgewerkt. Naar aanleiding van deze rapportage wordt hiervoor een regeling opgenomen. Zie voor nadere uitwerking de paragraaf 4.4. De regels worden hierop aangepast, de verbeelding behoeft geen wijziging.

Bedrijf-Nutsbedrijf

Er wordt een reparatie doorgevoerd voor het perceel waar het transformatorstation van TenneT op gevestigd is. Dit perceel krijgt de enkelbestemming Bedrijf - Nutsbedrijf. Deze bestemming heeft betrekking op hoogspannings(koppel)station voor het transporteren, verdelen en transformeren van elektrische energie met bijbehorende voorzieningen. De bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 8,5 m.

Leiding - Hoogspanning

Er wordt een reparatie doorgevoerd ten behoeve van de breedte van de hoogspanningsleidingenstrook naar het transformatorstation van TenneT. TenneT heeft een zakelijk recht van 25 meter aan weerzijden van de hartlijn van die hoogspanningsleiding. De verbeelding wordt hierop aangepast, de regels behoeven geen wijziging.

Instructieregel afvalbewerkende bedrijven, afvalverwerkende bedrijven en bedrijven voor de op- en overslag van afvalstoffen

In de provinciale omgevingsverordening zit een instructieregel over afvalbewerkende bedrijven, afvalverwerkende bedrijven en bedrijven voor de op- en overslag van afvalstoffen. Een bestemmingsplan mag de vestiging of uitbreiding van een bedrijf mogelijk maken waar van derden afkomstige afvalstoffen worden bewerkt, verwerkt, op- of worden overgeslagen. Hierbij moeten wel regels worden gesteld over de opslag van afvalstoffen buiten gebouwen.

In de planregels wordt opslag van afvalstoffen buiten gebouwen verboden.

In de gebruiksregels wordt toegevoegd:
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • opslag van afvalstoffen buiten gebouwen.

De verbeelding behoeft geen wijziging.

Mogelijke ontwikkeling zonnepanelenfabriek

Er bestaat het voornemen om op het bedrijventerrein een nieuwe zonnepanelenfabriek mogelijk te maken. De nadere uitwerking en onderbouwing van deze ontwikkeling is reeds gestart. Indien de procedure van de zonnepanelenfabriek en het onderhavig veegplan gelijk oplopen bestaat de mogelijkheid om de procedures met elkaar te combineren. Voor nu is de ruimtelijke ontwikkeling niet meegenomen in het veegplan.

Lagere bedrijfscategorie ter plaatse van ‘bedrijf tot en met categorie 4.1 / 4.2'

In de bestemmingsomschrijving van 'Bedrijventerrein - Industrie' zijn de volgende twee bepalingen opgenomen:

f. bedrijven behorende tot de categorieën 1 tot en met 4.1 van de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijven, met dien verstande dat bedrijven in de categorie 1 en 2 niet zijn toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.1’;

g. bedrijven behorende tot de categorieën 1 tot en met 4.2 van de in de bijlagen opgenomen Staat van bedrijven, met dien verstande dat bedrijven in de categorie 1 en 2 niet zijn toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.2’;

Ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 4.1' en 'bedrijf tot en met categorie 4.2' zijn bedrijfscategorieën 1 en 2 niet toegestaan. De gemeente wil deze regel wijzigen. De gemeente wil dat bedrijfscategorie 2 onder voorwaarden toegestaan wordt bij een binnenplanse omgevingsvergunning. De reden is dat op het deel Dallen II, waar de aanduidingen voorkomen, categorie 2 nu niet mogelijk is maar er wel behoefte aan is.

Eén van de voorwaarden luidt dat het bedrijf van categorie 2 naar aard, omvang en invloed vergelijkbaar is met bedrijfscategorie 3.1, 3.2 of 4.1 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.1’, dan wel vergelijkbaar is met bedrijfscategorie 3.1, 3.2, 4.1 of 4.2 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.2'.

In de gebruiksregels wordt toegevoegd:

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de verkeersveiligheid;
  • de milieusituatie;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • lid 4.1, sub f en sub g voor de vestiging van bedrijven van categorie 2, mits deze bedrijven naar aard, omvang en invloed op de aangrenzende percelen, al dan niet onder te stellen voorwaarden, kunnen worden gelijkgesteld met:
    1. 1. bedrijfscategorie 3.1, 3.2 of 4.1 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.1’;
    2. 2. bedrijfscategorie 3.1, 3.2, 4.1 of 4.2 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.2'.

Milieuzone - geluidzonebeheer

In het kader van overzicht, de werkwijze van de afgelopen jaren en de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt een specifieke gebiedsaanduiding aan de regeling toegevoegd naar aanleiding van een zienswijze (zie ook paragraaf 6.2.2 en de Nota zienswijzen). De gemeente neemt de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geluidzonebeheer' op om zo ook de nieuwe systematiek van de Omgevingswet door te voeren. In het toekomstig omgevingsplan zal dit tevens voor het gehele industrieterrein gaan gelden.

Hoofdstuk 4 Milieu En Onderzoek

4.1 Algemeen

In een bestemmingsplan dient te worden aangetoond dat er sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening'. Onderdeel hiervan is dat het plan niet in strijd is met de milieuaspecten. Voorliggend bestemmingsplan betreft een partiële herziening van de vastgestelde bestemmingsplannen. De vergunde activiteiten zijn in het kader van de eerder gevoerde procedure reeds ruimtelijk onderbouwd.

Wat betreft de omgevingsaspecten die sinds de laatst gevoerde procedure juridisch aanzienlijke wijzigingen hebben ondervonden is het relevant om hier nadere aandacht aan te besteden. Voor dit plan betreffende dit de omgevingsaspecten archeologie en cultuurhistorie, externe veiligheid, stikstofdepositie en water.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2024 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast moet ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied bevatten. Voorzover in een plangebied sprake is van erfgoed, moet op grond van voorgaande dan ook aangegeven worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.


De gemeente Veendam heeft in januari 2009 een archeologische beleidsnota en een archeologisch beleidskaart vastgesteld. In september 2014 zijn een geactualiseerde nota en kaart vastgesteld waarin ook de cultuurhistorie een plek heeft gekregen. De beleidskaart is in 2022 geactualiseerd. De beleidsnota en -kaart dienen als uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen.

De betreffende archeologische waarden en onderzoeksgebieden, evenals het beschermd stadsgezicht, zijn bestemd op de verbeelding en in de regels, zoals aangegeven onder paragraaf 3.2.

4.3 Externe Veiligheid

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. De wet- en regelgeving rond het thema externe veiligheid zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit).

Om voldoende ruimte te scheppen tussen de risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten), moeten vaak veiligheidsafstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

In het kader van externe veiligheid is de 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' toegevoegd in de planregels en op de verbeelding, naar aanleiding van de veiligheidszone uit de POV. Zie hiervoor paragraaf 3.2. Tevens is met het verwerken van de omgevingsvergunningen Castorweg 4 en Zonnepanelenfabriek Veendam de Veiligheidszone - bevi op beide percelen aangebracht. Zie hiervoor paragraaf 3.1.

4.4 Stikstofdepositie

In het kader van gebiedsbescherming ligt het plangebied op ruime afstand van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Hierdoor zijn in potentie effecten alleen mogelijk door externe werking. Het plangebied is gescheiden van het Natura 2000-gebied door bebouwing, wegen en agrarisch gebied.

Gezien de omvang van de ontwikkeling is een stikstofdepositie berekening uitgevoerd. Deze berekening is als bijlage 3 opgenomen. Hieruit blijkt dat tijdens de aanleg- en gebruiksfase geen sprake is van stikstofdepositie boven 0.00 mol N/ha/ja in stikstofgevoelige habitattypen van Natura 2000-gebieden. De uitvoerbaarheid van het planvoornemen is hiermee aangetoond. Aangezien de emissie van bedrijvigheid sterk kan verschillen is er in het kader van dit plan voor gekozen om een stikstofdepositie boven 0.00 mol N/ha/ja in stikstofgevoelige habitattypen van Natura 2000-gebieden te borgen. In de planregels is derhalve gewaarborgd dat onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik van gronden en bebouwing voor bedrijfsactiviteiten indien dit, ten opzichte van de bestaande situatie, leidt tot een toename van de stikstofdepositie vanaf het betreffende bouwperceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. Hierbij zijn de begrippen bestaande situatie, stikstofdepositie en Natura 2000-gebieden nader gedefinieerd.

4.5 Water

Het waterschap Hunze en Aa's heeft aandachtspunten aangedragen voor het bedrijventerrein. Deze punten zijn geregeld in separate regelingen, waaronder de waterschapsverordening. Navolgend zijn een aantal van deze aandachtspunten opgenomen.

Bedrijventerrein De Dallen II

Er gelden een aantal voorwaarden voor het bedrijventerrein De Dallen II, die zijn vastgelegd met betrekking tot het waterbeheer dan wel gelden vanuit de waterschapsverordening van het waterschap:

  • Voor het plan De Dallen II dient het maaiveld te worden afgewerkt op +2,00 mNAP, zodat daarmee ook wordt voldaan aan dezelfde minimale hoogte van de boezemkade. Ligt het achterland van een boezemkade lager dan +2,00 mNAP, dan dient eveneens rekening te worden gehouden met de voorschriften met betrekking tot de 20 meter brede veiligheidszone langs boezemkaden gerekend vanaf de insteek kruin talud waterpartijen. Ook moet er volgens het waterschap voor alle voorgenomen werken en werkzaamheden binnen deze 20 meter zonering een vergunning/melding aan het waterschap worden gemaakt.
  • Verder geldt dat vanaf de boveninsteek boezemkade te allen tijde een obstakelvrije zone van 5 meter vrij dient te blijven van obstakels.
  • Hemelwater dient te worden afgekoppeld en nergens binnen het bedrijventerrein De Dallen II direct op het oppervlaktewater aan te sluiten, maar volledig en uitsluitend op het gemeentelijke HWA riool aan te sluiten.


Bedrijventerrein Zwaaikom

Het waterschap ziet graag dat door de gemeente de schouwsloten binnen het bedrijventerrein onder profiel worden gebracht (toename bergend vermogen) en alle duikers op goed functioneren worden gecontroleerd (geen opstuwingen). Tevens is het wenselijk om na te gaan of er mogelijkheden zijn de waterberging binnen het deelgebied Zwaaikom en Veendammer Poort op elkaar af te stemmen.


Zonnepanelenfabriek

De keurzonering van 5 meter obstakelvrij langs de hoofdwatergang en melding werkzaamheden binnen de 20 meter veiligheidszone moet ook in acht moet worden genomen. Ook hier geen directe HWA op oppervlaktewater, maar via het gemeentelijke HWA riool.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels

5.1 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt. Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • een verbeelding van het bestemmingsplangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd;
  • een toelichting waarin onder meer het relevante beleid op verschillende overheidsniveaus wordt beschreven, een toets plaatsvindt aan de milieuaspecten en de bestemmingsregels worden toegelicht.


Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken.


Het bestemmingsplan, met de daarbij behorende toelichting, wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie beslissend.

5.2 Bestemmingsplanregels

De regels zijn opgebouwd uit een aantal hoofdstukken. Deze indeling ziet er als volgt uit:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

5.2.1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 is een uitleg van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen opgenomen.

Daarnaast is een Van toepassingsverklaring opgenomen. Voorliggend 'Veegplan herziening bedrijventerreinen Veendam' omvat een aanpassing van de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Bedrijventerrein'. Voor zover niet anders is bepaald in voorliggend veegplan blijven de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Bedrijventerrein' gelden. Hierbij geldt dat in geval van strijdigheid van bepalingen, de bepalingen van voorliggend veegplan voorgaan op de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden en bouwwerken van toepassing zijn. Voorliggend veegplan kan aldus niet los worden gezien van 'Bestemmingsplan Bedrijventerrein' en moet in samenhang worden gelezen.

Over het bedrijventerrein loopt ook het plangebied van het rijksinpassingsplan voor Windpark N33. Op de verbeelding is de aanduiding 'overige zone - Windpark N33' aangebracht. In de regels wordt het inpassingsplan, inclusief zijn partiële herziening, onverminderd van kracht verklaard. Wel wordt de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' (artikel 10.1) aangebracht.

5.2.2 Bestemmingsregels

In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn de wijzigingen opgenomen die voorliggend veegplan doorvoert in de bestemming Bedrijventerrein - Industrie. Daarnaast is de enkelbestemming Bedrijf - Nutsbedrijf en zijn nieuwe dubbelbestemmingen voor archeologie en het beschermd dorpsgezicht ingevoegd. De wijzigingen die het veegplan doorvoert zijn in Hoofdstuk 3 van de toelichting beschreven.

Zoals gesteld in de subparagraaf 5.2.1 hierboven, blijven en zijn voor het overige de bestemmingsregels uit het 'Bestemmingsplan Bedrijventerrein' van toepassing middels de Van toepassingverklaring.

5.2.3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 zijn de anti-dubbeltelregel en algemene aanduidingsregels opgenomen.

Via de algemene aanduidingsregels wordt de nieuwe aanduidingszone 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' ingevoegd (zie paragraaf 3.2).

Het doel van de anti-dubbeltelregel is om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kort gezegd, komt het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.

Zoals gesteld in de subparagraaf 5.2.1 hierboven, blijven en zijn voor het overige de algemene regels uit het 'Bestemmingsplan Bedrijventerrein' van toepassing middels de Van toepassingverklaring.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen in hoofdstuk 4. Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met tien procent wordt mogelijk gemaakt.

Het gebruik van gronden en bebouwing dat in strijd is met dit nieuwe bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

In de slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven onder welke titel het bestemmingsplan wordt vastgelegd.

Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan heeft in de eerste plaats met name tot doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente.


Afgezien van reguliere ontwikkelingen, zoals bedrijfsuitbreidingen binnen de gestelde kaders, kunnen ontwikkelingen slechts mogelijk worden gemaakt door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van bouw- en/of gebruiksregels. Het betreft in alle gevallen locaties die eigendom zijn van de gemeente of particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.


Een exploitatieplan is voor dit plan niet nodig. Het voorliggende plan betreft de actualisering van de planologische regeling voor bestaande bedrijventerreinen en biedt geen mogelijkheden tot nieuwe ontwikkelingen, waaronder bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. Een exploitatieplan of overeenkomst is hierom niet aan de orde.


Mochten zich in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken, dan zullen die uitsluitend onder de wijzigingsbevoegdheden vallen. Er zal dan eerst worden bezien of er een kostenverhaalovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak en overleg

Dit veegplan is ter beoordeling voorgelegd aan de 'overlegpartners' (artikel 3.1.1 van het Bro) en heeft zes weken ter inzage gelegen. Van de provincie Groningen, de Veiligheidsregio Groningen, de Omgevingsdienst Groningen, Tennet, Kon Metaalunie en ABS Cilinders is een overlegreactie en/of inspraakreactie binnengekomen.

De inspraak- en overlegreacties zijn samengevat in een nota van beantwoording en als bijlage 4 opgenomen. Waar nodig zijn de reacties van de verschillende partijen nader onderbouwd of verwerkt in het veegplan.

6.2.2 Zienswijzen

Het ontwerp-bestemmingsplan is van 17 november tot en met 26 december 2023 voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode heeft iedereen de mogelijkheid gehad om een zienswijze in te dienen. Er zijn een aantal zienswijzen ingediend. Deze zijn opgenomen en beantwoord in de nota van zienswijzen. Waar nodig is het plan aangepast naar aanleiding van een zienswijze; dit is beschreven in de nota.

Bijlage 1 Cultuurhistorische Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht Oosterdiep

Bijlage 1 Cultuurhistorische waarderingskaart beschermd stadsgezicht Oosterdiep

Bijlage 2 Lijst Van Bestaande Bedrijven

Bijlage 2 Lijst van bestaande bedrijven

Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing Omgevingsvergunning 'Vergunning Castorweg 4'

Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing omgevingsvergunning 'vergunning Castorweg 4'

Bijlage 2 Ruimtelijke Onderbouwing Omgevingsvergunning 'Zonnepanelenfabriek Veendam'

Bijlage 2 Ruimtelijke onderbouwing omgevingsvergunning 'Zonnepanelenfabriek Veendam'

Bijlage 3 Aerius-berekening

Bijlage 3 AERIUS-berekening

Bijlage 4 Nota Van Beantwoording Overlegreacties

Bijlage 4 Nota van beantwoording overlegreacties