Surhuisterveen - Molenweg 12
Bestemmingsplan - Gemeente Achtkarspelen
Vastgesteld op 21-03-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Surhuisterveen - Molenweg 12 met identificatienummer NL.IMRO.0059.BPSvMolenweg12-VG01 van de gemeente Achtkarspelen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.6 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.7 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.8 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.9 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.10 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.11 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.12 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.13 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.14 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.15 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.16 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.17 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van - detailhandel in auto’s, boten, caravans en tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, autoaccessoires en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen, met uitzondering van supermarkten en de verkoop van fietsen;
1.18 erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.19 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.20 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.21 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.22 milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin, die wordt bepaald door de mate van de scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geluid, luchtkwaliteit, geur, stof, gevaar (externe veiligheid);
1.23 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;
1.24 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.25 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.26 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.27 sociaal-educatieve doeleinden:
activiteiten op het gebied van coaching met een sociaal karakter;
1.28 vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.29 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt;
2.6 de afstand tot de zijdelingse of achterste perceelgrens:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse of achterste perceelgrens.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. bedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijven;
- 2. sociaal-educatieve doeleinden;
- 3. productiegebonden detailhandel en detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een bedrijf in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met de bedrijfsuitoefening;
- 4. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
met de daarbij behorende:
- c. tuinen, erven en terreinen;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. wegen, straten en paden;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 3.2.2 genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub h en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot maximaal 10 m.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijven;
- b. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- c. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in lid 3.1 sub a onder 2;
- d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting, een vuurwerkbedrijf, een risicovolle inrichting of een seksinrichting;
- e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken zonder dat aan de volgende voorwaarden voor de aanleg in instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen wordt voldaan:
- 1. aanleg regenwaterberging van minimaal 0,05 m² per vierkante meter verhard oppervlakte;
- 2. afkoppelen van de hemelwaterafvoer op de onder 1 bedoelde regenwaterberging afkoppelen;
- 3. compensatie in oppervlaktewater in de sloot langs de grensweg, ter grootte van de nieuw aan te leggen inrit / dam in die sloot.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 3.5 sub a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en/of de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijven onder de categorieën 1 en 2;
- b. het bepaalde in lid 3.5 sub c ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen, bouwmarkten en detailhandel in meubelen en woninginrichtingsartikelen, met dien verstande dat de vestiging van genoemde bedrijven geen onevenredige afbreuk doet aan het kernwinkelgebied van Surhuisterveen.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 6
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de in de grond verwachte (lage) archeologische waarden, waarbij geldt dat indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en andere bestemmingen de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' prevaleert.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.1 ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van een bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
- b. Er wordt niet afgeweken van het bepaalde in 4.2.1 dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria.
- c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in 4.2.1, indien aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
- 3. de verplichting de oprichting van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meet verschil daartoe aanleiding geeft;
- d. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 10 m;
- e. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van antennemasten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 15 m, met dien verstande dat antennemasten uitsluitend op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, mogen worden gebouwd;
- f. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van lichtmasten, antennemasten ten behoeve van mobiele telecommunicatie en/of sirene masten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 40 m;
- g. het bepaalde in het plan ten aanzien van de oppervlakte van bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan en een grotere oppervlakte hebben dan is toegestaan in de regels, met dien verstande dat bij vervanging van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan is toegestaan in de regels er ten hoogste 60% van de gesloopte oppervlakte aan bouwwerken mag worden teruggebouwd en de bouwregels van het overige onverkort van toepassing blijven;
- h. het bepaalde in het plan en toestaan dat gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen worden verhoogd dan wel gebouwd, mits de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- i. het bepaalde in het plan ten aanzien van de dakhelling en toestaan dat afwijkende dakvormen als mansardedaken, gebogen dakvormen en platte daken worden gerealiseerd.
Artikel 7 Algemene Procedureregels
7.1 Nadere eisen
Op de voorbereiding van toepassen van nadere eisen op grond van de Wet ruimtelijke ordening is de volgende procedure van toepassing:
- a. een ontwerp-besluit tot nadere eis, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van tevoren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, op de gemeentelijke website en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de in lid 7.1 sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij Burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp-besluit tot nadere eis.
7.2 Afwijken bij omgevingsvergunning
Op de voorbereiding van een besluit tot afwijking bij een omgevingsvergunning is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde procedure van toepassing.
Artikel 8 Overige Regels
8.1 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van het Gemeentelijk Verkeer- en vervoerplan Achtkarspelen bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
- c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplanSurhuisterveen - Molenweg 12
van de gemeente Achtkarspelen.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 21 maart 2024.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Molenweg 12 in Surhuisterveen is een praktijk voor kindercoaching gesitueerd. Deze coaching bestaat uit zowel individuele trainingen als trainingen voor maximaal vier kinderen. Trainingen worden aan de Molenweg 12 gegeven, maar ook op locatie. Om de praktijk beter in te kunnen richten is het plan om achter de woning aan de Molenweg 12 een loods te bouwen om trainingen te geven. In de loods wordt tevens een zwembad gerealiseerd die gebruikt wordt voor zwemles in een kleinschalige zetting. Daarnaast wordt een gedeelte van de loods gebruikt voor de opslag van materialen en gereedschap.
Om het initiatief juridisch-planologisch mogelijk te maken dient het hele perceel in een bedrijfsbestemming te worden gewijzigd. Het perceel ligt namelijk grotendeels omsloten door de bedrijfsbestemming. Dit betekent ook dat de woning moet worden omgezet in een bedrijfswoning. Op het perceel van de ontwikkeling zijn alleen bedrijven in categorie 1 en 2 toegestaan.
Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Daarbij hoort een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende plan voorziet hierin.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt aan de noordoost zijde van het dorp Surhuisterveen op het bedrijventerrein De Lauwers. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied
1.3 Planologische Regeling
Het plangebied is momenteel geregeld in de Beheersverordening dorpen Achtkarspelen, dat is vastgesteld op 16 juni 2016 door de gemeente Achtkarspelen. Een uitsnede van de beheersverordening ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede geldende Beheersverordening dorpen Achtkarspelen
In de beheersverordening is het plangebied bestemd voor 'Woondoeleinden (Wonen)' en 'Bedrijfsdoeleinden' (Bedrijf).
De gronden met de woondoeleinden zijn bestemd voor woningen en voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de woning. Binnen de woonbestemming is de combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf en verkoop van goederen via internet toegestaan. Verder zijn de gronden bestemd voor de bij de woonbestemming behorende erven, paden, openbare nutsvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden met de bedrijfsdoeleinden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van bedrijven in milieucategorie 1 en 2 van de bij de regels van de beheersverordening behorende bijlage 'Staat van Bedrijven'. Verder zijn de gronden bestemd voor de bij de bedrijfsbestemming behorende tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, wegen, straten en paden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De voorgenomen ontwikkeling is niet mogelijk binnen de geldende beheersverordening, omdat de ontwikkeling alleen mogelijk is binnen de bedrijfsbestemming en er ter plaatse van de bedrijfsbestemming ook geen bouwvlak aanwezig is.
1.4 Leeswijzer
Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan. Tenslotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
Dit bestemmingsplan is opgesteld om de beoogde ontwikkeling (het initiatief) mogelijk te kunnen maken. In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de omgeving. Daarom is in dit hoofdstuk een beschrijving van de huidige situatie opgenomen.
2.1 De Bestaande Situatie
De woning aan de Molenweg 12 is een reguliere woning met twee bijgebouwen, gelegen op het bedrijventerrein De Lauwers. Bij de woning vinden reeds activiteiten plaats ten behoeve van de kindercoaching.
In figuur 2.1 is een luchtfoto van het plangebied weergegeven.
Figuur 2.1 Luchtfoto huidige situatie plangebied
2.2 Voorgenomen Situatie
Het voornemen is achter de woning aan de Molenweg 12 een loods te bouwen ten behoeve van opslag van materiaal en gereedschap en voor een praktijk voor kindercoaching. Daarnaast wordt in de loods een zwembad gerealiseerd waar op een kleinschalig niveau zwemles wordt gegeven. In figuur 2.2 is de gewenste situatie weergegeven.
Figuur 2.2 Nieuwe situatie
De nieuw te bouwen loods wordt 20 x 35 meter met een nok- en goothoogte van respectievelijk 7,7 meter en 4,0 meter. De loods bestaat uit drie gedeeltes, te weten unit 1 (oppervlakte circa 197 m2), unit 2 (oppervlakte circa 196 m2) en het zwembad met de bijbehorende ruimtes als kleedruimte, cabines en dergelijke. In figuur 2.3 is een eerste schetsontwerp van de loods weergegeven.
Figuur 2.3 Schetsontwerp nieuwbouw
Verkeersstructuur
Het plangebied bevindt zich aan de Molenweg, een ontsluitingsweg waar een maximum snelheid van 50 kilometer per uur is toegestaan. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling wordt een nieuwe erfontsluiting aan de Grensweg gerealiseerd. Hierbij zal rekening worden gehouden met het aanwezige groen en de benodigde zichtlijnen. Ook wordt rekening gehouden met de brandkraan aldaar. Dit zal in de uitvoeringsfase worden meegenomen. De Grensweg is in een 30 kilometer per uur zone gelegen. De huidige verkeersstructuur wordt niet gewijzigd.
Op basis van de kengetallen uit de CROW-publicatie 317 “kencijfers parkeren en verkeersgeneratie” mag worden uitgegaan van een ritproductie van 40 ritten per etmaal (gemiddelde weekdag, 'rest bebouwde kom' en 'weinig stedelijk'). Hierbij wordt aangesloten op de kengetallen van een gezondheidscentrum op basis van twee behandelkamers. De feitelijke situatie zal zijn dat op de middagen van weekdagen en de zaterdagochtenden groepszwemles wordt gegeven aan maximaal 5 kinderen per uur. Daarnaast vinden individuele coachingsessies plaats. Gezien het kleinschalige karakter van de ontwikkeling zullen de verkeersbewegingen opgaan in het heersende verkeersbeeld. Het gedeelte van de loods dat gebruikt wordt voor opslag zal tot weinig extra verkeersbewegingen leiden.
Parkeren
Het uitgangspunt van het gemeentelijke parkeerbeleid is dat parkeren moet plaatsvinden op eigen erf. De gemeente hanteert haar eigen parkeernormen die zijn opgenomen in het Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan Achtkarspelen. Voor een zwembad geldt een parkeerbehoefte van 10 parkeerplaatsen per 100 m2. In dit geval gaat het niet om een openbaar zwembad, maar wordt er uitsluitend op kleine schaal zwemles gegeven aan maximaal 5 kinderen per uur. Er kan dus worden afgeweken van de parkeernorm gezien de relatief kleine omvang. Op basis van het aantal kinderen wordt ingeschat dat 5 parkeerplaatsen voldoende is. Daarnaast worden 2 units in de loods gerealiseerd. Hiervoor wordt aangesloten bij de parkeerbehoefte voor artsen, therapeuten en kruisgebouwen. Op basis hiervan geldt een parkeerbehoefte van 1,8 per 100 m2 bvo. De oppervlakte van de units bedraag gezamenlijk circa 400 m2. hiervoor geldt een parkeerbehoefte van 8 parkeerplaatsen.
De totale parkeerbehoefte komt neer op 13 parkeerplaatsen. Op het erf worden 13 parkeerplaatsen gerealiseerd, wat aansluit op de behoefte aan parkeerplaatsen voor de activiteiten van de beoogde ontwikkeling.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het is de bedoeling er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
- 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
- 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
- 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
- 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
- 1. De Omgevingsagenda
In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio. - 2. De NOVI-gebieden
Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.
De regio waarvan de gemeente Achtkarspelen deel uitmaakt is niet aangewezen als NOVI-gebied. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de NOVI.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen.
Ladder voor Duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking
In het plangebied zal een bedrijfsgebouw binnen stedelijk gebied worden gerealiseerd. De nieuwbouw vindt plaats op het bedrijventerrein De Lauwers. De huidige bestemming 'Wonen' komt met de ontwikkeling op deze locatie te vervallen. De nieuwe bestemming 'Bedrijf' is meer passend op deze locatie. De huidige bedrijfsactiviteiten op de locatie van het plangebied geven aanleiding tot optimalisering en uitbreiding van het aanbod van coaching. De gemeente heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan deze ontwikkeling.
Conclusie rijksbeleid
De ontwikkeling in Surhuisterveen is niet in strijd met het rijksbeleid.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele
Op 23 september 2020 is de omgevingsvisie Fryslân - De romte diele vastgesteld waarin de ambitie voor de provincie voor 2030-2050 is uitgesproken. Hierbij wordt gewerkt met 9 principes die richting geven bij het maken van keuzes. Enerzijds zijn de principes inhoudelijk van aard, zoals zuinig ruimtegebruik, omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, koppelen van ambities, gezondheid en veilig. Anderzijds zijn er samenwerkingsprincipes, zoals rolbewust, decentraal wat kan, het ja, mits principe, aansluiting zoeken en sturen op proces, ruimer op inhoud.
Als uitgangspunt geldt dat veranderingen niet tegen moeten worden gehouden, maar dat ambities worden gerealiseerd door gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten aansluiten bij bestaande kwaliteiten.
De planontwikkeling past binnen het principe van zuinig ruimtegebruik, omdat de ontwikkeling op een inbreidingslocatie plaatsvindt; het onbebouwde gedeelte van het perceel wordt door het bedrijf benut. De nieuwbouw sluit qua schaal aan bij de omgeving. Het principe dat de bestaande omgevingskwaliteit de basis is voor het ontwerp wordt ook toegepast, omdat de situering en maatvoering van de nieuwbouw wordt afgestemd op de reeds aanwezige bebouwing in de directe omgeving. De regels die zijn opgenomen in de beheersverordening zijn onverkort van toepassing op het plangebied. De principes van zuinig ruimtegebruik en omgevingskwaliteit passen binnen de kwaliteiten die de provincie Fryslân wil behouden en bevorderen.
Verordening Romte 2014
Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld, deze is daarna een aantal keren partieel herzien. In de verordening zijn regels opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.
De volgende artikelen zijn van toepassing op de ontwikkeling in Surhuisterveen:
4.2 Werkfuncties en voorzieningen per type kern
Artikel 4.2.1
In een ruimtelijk plan voor een regionaal centrum zijn niet toegestaan:
- a. een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 1.200 m²;
- b. een bedrijf in de milieucategorieën 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
- c. een bedrijf met een kavelomvang groter dan 10.000 m²;
- d. een voorziening met een bovenregionaal verzorgingsgebied.
De kern Surhuisterveen is een regionaal centrum als bedoeld in de provinciale structuurvisie. De beoogde ontwikkeling voldoet op onderdeel d na aan het gestelde in artikel 4.2.1 uit de provinciale verordening. In Artikel 4.2.4 wordt gesteld dat daarvan kan worden afgeweken.
Artikel 4.2.4
Van de artikelen 4.2.1 tot en met 4.2.3 kan ten behoeve van een incidenteel kantoor, bedrijf, of voorziening worden afgeweken, mits in de plantoelichting is onderbouwd dat aard en schaal van de functie aansluiten bij aard en schaal van de overige kern, het regionaal centrum of het stedelijk centrum.
De functie van het plangebied is niet opgenomen in de bedrijvenlijst welke is opgenomen in bijlage 1 van de regels. Het verzorgingsgebied is groter dan de kern Surhuisterveen vanwege de specifieke doelgroep. Onderhavige onderbouwing beschrijft dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en dat de functie passend is in de omgeving.
2.2 Archeologie
Artikel 2.2.1
- 1. In de plantoelichting van een ruimtelijk plan wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de Famke.
- 2. Indien in een ruimtelijk plan wordt afgeweken van het bepaalde in het eerste lid wordt onderbouwd op welke wijze in een vergelijkbare bescherming van archeologische waarden is voorzien.
In paragraaf 4.8 wordt ingegaan op het aspect archeologie.
Conclusie provinciaal beleid
Gezien het voorgaande is de beoogde ontwikkeling niet in strijd met het provinciaal beleid.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Samen leven in Achtkarspelen (2013)
Op 24 januari 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 'Samen leven in Achtkarspelen' vastgesteld. Deze visie blikt vooruit op de ontwikkelingen in de dorpskernen voor de komende 15 jaar. In de structuurvisie wordt onder andere aangegeven dat Achtkarspelen inzet op behoud van een breed aanbod aan voorzieningen dat zo goed mogelijk bereikbaar is voor de verschillende bevolkingscategorieën. Deze bereikbaarheid is van groot belang voor de aantrekkingskracht van Achtkarspelen als woongemeente, het lichamelijk en geestelijk welbevinden en voor de binding van bestaande bewoners met hun woonomgeving.
Omgevingsvisie Achtkarspelen 2021-2040
In de omgevingsvisie van Achtkarspelen (ontwerpversie 30 november 2021) is ook een visie op de toekomst opgenomen. Eén van de punten heeft betrekking op een vitale en toekomstgerichte economie. Hierin geeft de gemeente aan dat ondernemerschap, talentontwikkeling en innovatieve ideeën uit de mienskip worden gestimuleerd en gefaciliteerd. Bovendien kijkt de gemeente integraal en gaat zorgvuldig met de beschikbare ruimte om. Het initiatief is in lijn met dit beleid. De huidige woning is 'ingeklemd' tussen bedrijven, maar heeft wel voldoende ruimte voor de beoogde ontwikkeling. Hierdoor wordt zorgvuldig omgegaan met de beschikbare ruimte.
Welstandsnota gemeente Achtkarspelen
Het welstandsbeleid van de gemeente Achtkarspelen is opgesteld in samenwerking met de voormalige gemeenten Dantumadeel, Dongeradeel en Kollumerland c.a. Het doel van het welstandsbeleid is om in alle openheid een positieve bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de vier gemeenten. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en de beoordeling van bouwplannen.
Het plangebied ligt binnen het gebied 'Bedrijventerreinen Achtkarspelen'. De welstandscommissie zal het voornemen toetsen aan dit geldende kader.
Conclusie Gemeentelijk beleid
De praktijk voor kindercoaching is reeds op de ontwikkellocatie aanwezig. De behoefte aan een dergelijk vorm van zorg aan kinderen is aangetoond. Ook de kleinschalige zweminstructielessen sluiten aan op de behoefte gezien de ervaringen van dergelijke lessen in Opende en Ureterp. Ook de opslag en de bedrijfsactiviteiten in de loods is niet in strijd met het gemeentelijk beleid en met de geldende bedrijfsbestemming dat deels al op het perceel aanwezig is.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Algemeen
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn de milieu- en omgevingsaspecten geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, water, ecologie, archeologie, cultuurhistorie, bedrijven en milieuhinder, en kabels en leidingen.
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Toetsing
Momenteel heeft het plangebied de bestemming "Woondoeleinden (Wonen)" en "Bedrijfsdoeleinden (Bedrijf)". Op het gedeelte van het plangebied dat is bestemd voor bedrijfsdoeleinden, zijn bedrijven in milieucategorie 1 en 2 toegestaan. Momenteel is op het perceel al een praktijk voor kindercoaching aanwezig, welke wordt uitgebreid met een klein instructiebad voor zwemles in een kleinschalige zetting. Het achterste gedeelte van de loods (gezien vanaf de Molenweg) wordt gebruikt voor de opslag van materialen en gereedschap.
Om de ontwikkeling mogelijk te maken, krijgt het gehele perceel een bedrijfsbestemming waar uitsluitend bedrijven in milieucategorie 1 en 2 worden toegestaan. Het bedrijf voor kindercoaching/zwemles is een bedrijfsmatige activiteit. Het te realiseren gebouw is dan ook niet een "ander geluidsgevoelig gebouw" als bedoeld in het Besluit geluidhinder. Vooral omdat het plan de bestemming "Woondoeleinden (Wonen)" wegbestemd naar een bedrijfsbestemming, is het aspect milieuzonering geen belemmering voor het plan. Er wordt een milieugevoelige functie omgezet naar een bedrijfsbestemming.
Voor zover het gaat om de beoordeling van de situatie waarin met een zekere regelmaat en gedurende langere tijd personen zullen verblijven, kan worden gesteld dat er wel sprake is van enige regelmaat, maar niet gedurende lange tijd. de coachings- en zwemlestrajecten zijn per individu enkele uren per week en eindig. Voor wat betreft het geluid vanuit de omgeving geldt dat de coachings- en zwemlestrajecten binnen plaatsvinden. Doordat vanuit de milieuregels de geluidemissie van omliggende bedrijven wordt beperkt door de woonbestemming, maakt dat binnen de nieuwe loods er zonder meer een aanvaardbaar binnenklimaat zal zijn. De eigenlijke bedrijfsactiviteit (met name zwemmen) zal meer geluid produceren.
Het plangebied van de beoogde ontwikkeling zal helemaal de bedrijfsbestemming krijgen voor bedrijven met milieucategorie 1 en 2. De afstand tussen de woningen aan de Molenweg die tegenover het plangebied zijn gelegen en het plangebied is meer dan 30 meter. Dit betekent dat ruimschoots aan de richtafstanden categorie 1/2 bedrijven wordt voldaan.
Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
4.3 Ecologie
Toetsingskader
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
- Natura 2000-gebieden;
- Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
• soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
• soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
• overige soorten.
Toetsing
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland (Voormalige EHS). De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied zijn Alde Feanen en Bakkeveense Duinen op respectievelijk een afstand van 15,2 en 12,2 kilometer. Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.
Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie
De ontwikkeling van het plangebied zou wel kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden in de omgeving. De ontwikkeling betreft de bouw van een loods. De loods wordt gasloos gebouwd. Door de extra verkeersbewegingen is het mogelijk dat de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden toeneemt. Er is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd, aan de hand van de meest recente AERIUS-calculator (6 november 2023), waarvan de resultaten zijn opgenomen in bijlage 1. Hieruit blijkt dat de stikstofdepositie zowel tijdens de aanlegfase als de exploitatiefase nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn niet aan de orde.
Soortenbescherming
Ten aanzien van de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de ontwikkeling vindt geen sloop, kap of demping van sloten plaats. Bovendien betreft de bouw van de loods een perceelsgebonden ontwikkeling die tussen de bestaande bebouwing op een bedrijventerrein wordt gerealiseerd. Aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wet natuurbescherming wordt daardoor uitgesloten. De zorgplicht moet wel in acht worden genomen. De zorgplicht van de Wnb (art. 1.11) schrijft voor dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld tot uiting worden gebracht door altijd zo te werken, dat dieren kunnen ontsnappen en/of deze te verplaatsen naar een geschikt biotoop in de directe omgeving (bijvoorbeeld amfibieën). Deze algemene zorgplicht geldt voor elke soort en elk individu in Nederland.
Het aspect ecologie staat zowel met betrekking tot gebieds- als soortenbescherming de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
4.4 Bodem
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Toetsing
De nieuw te bouwen loods zal onder andere gebruikt worden voor coaching van kinderen en voor zwemles. Ondanks dat het een bedrijfsbestemming wordt is hier deels wel sprake van een bodemgevoelige functie. Gezien de huidige bestemming (wonen en bedrijf) zijn de gronden geschikt bevonden voor de beoogde ontwikkeling. Desondanks is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 2. Uit het onderzoek wordt geconcludeerd dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen bestemmingswijziging en nieuwbouwplannen. In de mengmonsters van de grond zijn geen verhoogde gehalten gemeten en in het grondwater zijn geen verhoogde concentraties gemeten.
4.5 Geluid
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Toetsing
Zoals aangegeven in par. 4.2 is er geen sprake van het mogelijk maken van een woning of ander geluidsgevoelig gebouw, maar een bedrijfsloods en bedrijfsbestemming. Een formele toets aan de Wet geluidhinder is dan ook niet aan de orde. Voor zover het gaat om de beoordeling van de situatie waarin met een zekere regelmaat en gedurende langere tijd personen zullen verblijven, kan worden gesteld dat er wel sprake is van enige regelmaat, maar niet gedurende lange tijd. de coachings- en zwemlestrajecten zijn per individu enkele uren per week en eindig. Voor wat betreft het geluid vanwege de Molenweg/Grens geldt dat de nieuwe loods achter de bestaande bebouwing langs de Molenweg/Grensweg wordt gerealiseerd en er daarmee sprake is van enige afscherming en dat de coachings- en zwemlestrajecten binnen plaatsvinden. Hinder vanwege wegverkeer bij het uitoefenen van de bedrijfsactiviteiten kan dan ook worden uitgesloten. De eigenlijke bedrijfsactiviteit (met name zwemmen) zal meer geluid produceren.
Het aspect (weg)verkeerslawaai is geen belemmering voor het project.
4.6 Water
Toetsingskader
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.
Toetsing
Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân (aanvraagnummer: 00013758). De uitkomst van deze toets is dat de normale procedure moet worden gevolgd. Het resultaat van de watertoets is opgenomen in bijlage 3. Daarop is een aanvullend advies uitgebracht door Wetterskip Fryslân. Dit advies is verwerkt in deze waterparagraaf.
Waterkwantiteit
In het wateradvies is aangegeven dat door ruimtelijke ontwikkelingen de hoeveelheid verhard oppervlak toeneemt met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.
Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in het wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater.
In het plangebied waar de loods wordt gerealiseerd is in de huidige situatie geen verharding. De bouw van de loods leidt dus tot een verhardingstoename.
Volgens de grondwaterkaarten van het Wetterskip is er in dit gebied sprake van 'matige infiltratie' en is dus geschikt voor alternatieve maatregelen ter compensatie volgens de Leidraad Watertoets. Het Wetterskip stelt daarom dat de focus moet liggen op berging en infiltratie op eigen terrein, bijvoorbeeld in de vorm van een wadi of zaksloot. Voor de dimensionering gaat het Wetterskip uit van een bui van 50 mm. De formule is dan toename verharding (gebouwen en verharding) x 0,05 = berging in m3, dus bijvoorbeeld bij toename verharding van 900 m2 is een berging van 45 m3 noodzakelijk. Deze berging moet in zijn geheel boven het grondwaterpeil liggen, en mag een geknepen afvoer hebben naar de bestaande watergang van 1,33 l/s ha (vlg. leidraad watertoets) om weer ruimte te maken. Daarnaast zal, indien een dam-oprit wordt aangelegd het deel van de sloot dat hiervoor wordt gedempt, voor 100 % gecompenseerd moeten worden door het verbreden van de overgebleven sloten.
Mocht blijken dat bovenstaande maatregelen niet of maar ten dele mogelijk zijn op de kavel, dan stelt het Wetterskip dat compensatie kan worden toegepast in het verbreden van de sloot aan de voor- en linkerzijde van de kavel. Hiervoor geldt dan een eis van 10% van de toename verhard oppervlakte.
Om juridisch in dit plan de uitvoering van watercompensatie te borgen is hiervoor een voorwaardelijke verplichting opgenomen.
Om de verhardingstoename te compenseren zal in het plangebied een wadi worden aangelegd, die aansluit op de bestaande watergang aan de zuidzijde van het perceel. De wadi zal voldoende oppervlakte hebben om te voorzien in de benodigde watercompensatie. Op figuur 2 (paragraaf 2.2) is een indicatieve locatie van de wadi ingetekend. Mogelijk wordt deze, al dan niet in overleg met het Wetterskip, nog verplaatst.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting,
- (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.
Het afvalwater wordt afgevoerd naar het gemeentelijk riool gelegen aan de Grensweg.
Het watersysteem aan de oostzijde van Surhuisterveen, waar het plangebied ook binnen valt, kent op dit moment eigenlijk geen ruimte meer voor afvoer van extra water richting de boezem. Bij zware buien geeft dit nu al wateroverlast verder oostelijk op industrieterrein de Lauwers. Het Wetterskip is gezamenlijk met de gemeente Achtkarspelen in overleg om de afvoer naar de boezem te verbeteren / verbreden, maar hier kunnen niet alle problemen rondom wateroverlast mee worden verholpen. Bij nieuwe ontwikkelingen in dit gebied moet volgens het Wetterskip de focus liggen op infiltreren en bergen van regenwater, zodat er geen extra versnelde afvoer komt van regenwater in het watersysteem.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.
Vergunningen
Voor bronbemaling voor de aanleg van een kelder en zwembad, evenals het lozen van dit water op het oppervlaktewater wordt een vergunning aangevraagd.
Voor het aanbrengen van een dam-oprit in de sloot aan de linkerzijde van de kavel (zuid) is het nodig om via de afdeling vergunningen van het Wetterskip vergunning aan te vragen. Hierin worden eisen gesteld aan de uitvoer en dimensionering van de duiker. Naast een vergunning is het ook nodig om de te dempen gronden te compenseren.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Indien de watercompensatie wordt afgestemd met het Wetterskip is er vanuit het aspect water geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.
4.7 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
Toetsing
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020) is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit.
De gehaltes aan fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) zijn namelijk respectievelijk 14 µg/m³ en 7 µg/m³ en liggen daarmee ver onder de grenswaarde. Het aantal verkeersbewegingen zal in beperkte mate toenemen, omdat de coachingspraktijk reeds in het plangebied is gevestigd. Het zwembad zal wel tot een toename van verkeersbewegingen leiden, maar de omvang is dermate beperkt dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.
4.8 Archeologie
Toetsingskader
In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
FAMKE
Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie Friesland de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).
Toetsing
Voor de planontwikkeling zijn de archeologische kaarten van FAMKE geraadpleegd. Deze kaarten geven de actuele status op het gebied van archeologie weer.
Uit de advieskaart van FAMKE voor de periode ijzertijd-middeleeuwen blijkt dat karterend onderzoek noodzakelijk is. In deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 5.000 m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen. Het plangebied is kleiner dat 5.000 m2, waardoor geen karterend onderzoek hoeft te worden uitgevoerd.
Uit de advieskaart van FAMKE voor de periode steentijd-bronstijd blijkt dat ter plaatse van het plangebied onderzoek noodzakelijk is bij grote ingrepen. Van deze gebieden wordt vermoed, op basis van eerder onderzoek dat eventuele aanwezige archeologische resten uit de steentijd al ernstig verstoord zijn. Voor de meeste kleine ingrepen is hier dan ook geen verder onderzoek noodzakelijk. Diepere sporen en vondsten kunnen evenwel nog intact zijn. Een uitzondering wordt gemaakt voor zeer omvangrijke ingrepen van meer dan 2,5 hectare. Voor dergelijke grote ingrepen adviseert de provincie een karterend proefsleuvenonderzoek. Gezien de beperkte omvang van de ontwikkeling hoeft geen archeologisch onderzoek plaats te vinden voor de periode steentijd-bronstijd.
Om de archeologische waarden ter plaatse te voorzien van een beschermende regeling is het plangebied voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.9 Cultuurhistorie
Toetsingskader
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Toetsing
Surhuisterveen is een veenontginningsdorp dat omstreeks 1600 is ontstaan en aanvankelijk deel uitmaakte van Surhuizum. Bij vervening en dorpsvorming hebben doopsgezinden een belangrijke rol gespeeld. De ligging aan de Feanster Feart heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de plaats tot één van de twee grote kernen van Achtkarspelen.
Het veenontginningsverleden van Surhuisterveen komt tot uitdrukking in de van oorsprong langgerekte structuur van het dorp. In de afgelopen vijftig jaar is Surhuisterveen, mede onder invloed van de opkomst van diverse ondernemingen, sterk gegroeid, zowel in zuidelijke als in noordelijke richting.
Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden in en in de nabijheid van het plangebied is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat het plangebied in een gebied ligt met opstrekkende verkaveling, jonge veen/heideverkaveling. Het landschapstype is hoogveenontginning. De verkavelingsstructuur wordt met de bouw van de loods niet gewijzigd.
Het aspect cultuurhistorie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
4.10 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Toetsing
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. In de nabijheid van het plangebied is geen sprake van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waarmee rekening moet worden gehouden. Daarom vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.
4.11 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
Toetsing
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Het Juridisch Systeem
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft de bedrijfsbestemming gekregen. Deze is opgezet volgens de geldende beheersverordening en de recente standaarden van de gemeente Achtkarspelen.
Bedrijf
De gronden met de bestemming 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2 van de bij de regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijven. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor productiegebonden detailhandel en detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een bedrijf in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met de bedrijfsuitoefening. Binnen de bedrijfsbestemming mogen bedrijfswoningen worden gerealiseerd. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken is de grond ook bestemd voor sociaal-educatieve doeleinden.
Binnen de bedrijfsbestemming mag één bedrijfswoning worden gebouwd. De bedrijfswoning mag niet hoger zijn dan 11 meter en een goothoogte van 6 meter. De bouwhoogte van een bedrijfsgebouw is maximaal 8 meter.
Waarde - Archeologie 6
Ter plaatse van het plangebied geldt op basis van het FAMKE dat er archeologische verwachtingswaarden zijn. Op basis hiervan geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met een oppervlakte groter dan 5.000 m2 een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Deze regeling is opgenomen in dit bestemmingsplan, in de vorm van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'.
5.3 Verbeelding
Het plangebied bestaat uit de bedrijfsbestemming overeenkomstig aangrenzende bedrijfspercelen. Binnen de bestemming is een bouwvlak opgenomen. Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Voorbereiding
Welstandscommissie
Het plan is beoordeeld door de welstandscommissie Hûs en Hiem en biedt (onder voorbehoud) uitzicht op een positieve welstandsadvisering.
Overleg met buurt
De ontwikkeling vindt achter de bestaande woning plaats, waardoor de bewoners aan de Molenweg weinig hinder zullen ervaren van de beoogde ontwikkeling.
De ontwikkeling is wel van invloed op een aantal bedrijven op het bedrijventerrein De Lauwers. Ter hoogte van die nieuwe uitrit parkeren nu vaak meerdere vrachtauto's.
Vooroverleg
Op grond van artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is de ontwikkeling voorgelegd aan de betrokken overlegpartners. Hierop zijn drie overlegreacties ingediend, door de Provincie Fryslân, Wetterskip Fryslân en Brandweer Fryslân. De reacties zijn samengevat en beantwoord in de notitie inspraak en overleg, die is opgenomen als bijlage 4. Hierin is ook benoemd op welke wijze het plan is aangepast als gevolg van deze reacties. De overlegreacties zelf zijn opgenomen in bijlage 5.
Zienswijzeperiode
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode werd een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De overlegpartners zijn geïnformeerd dat het bestemmingsplan ter inzage ligt.
Tijdens deze periode zijn drie reacties ingediend, door Brandweer Fryslân, Provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân. In alle drie reacties wordt aangegeven dat het plan geen aanleiding geeft tot het indienen van een zienswijze. Wel merken de Provincie en het Wetterskip nog het volgende op:
Provincie Fryslân
Ten aanzien van ontgrondingen wordt in de reactienota vermeld dat er geen sprake is van een ontgronding waar de Ontgrondingsverordening Friesland van toepassing is, maar wordt niet aangegeven hoeveel er wordt afgegraven, hoe diep en op welke locatie. Gezien de aanvullende opmerking van het Wetterskip over het realiseren voor waterberging is binnen de bestemming ook de mogelijkheid voor 'water' opgenomen. op grond van de huidige gegevens is sprake van een vergunningsplicht.
Reactie gemeente
Als gevolg van de opmerking van de provincie heeft de initiatiefnemer een berekening gemaakt van de grootte van de voorgenomen ontgronding. Hierin zijn alle elementen meegenomen waarvoor grond moet worden uitgegraven. Het gaat hierbij onder meer om de realisatie van de nieuwe bebouwing, aanleg van het zwembad en kelder en de aanleg van de wadi. Een overzicht is weergegeven in bijlage 6. Hieruit is te herleidingen dat er een ontgronding plaatsvindt van 666,97 m3. Daarmee blijft de ontgronding onder de grenswaarde van de vergunningsplicht uit de Ontgrondingsverordening Friesland.
Wetterskip Fryslân
Het Wetterskip wijst erop dat het wateradvies twee keer is opgenomen als overlegreacties, waarvan één wel en één niet geanonimiseerd en verzoekt om alleen de geanonimiseerde versie te laten staan.
Reactie gemeente
Naar aanleiding van het verzoek van het Wetterskip is uitsluitend de geanonimiseerde versie van het wateradvies als overlegreactie opgenomen in bijlage 5.
Vaststelling
Het bestemmingsplan is vervolgens ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat voor belanghebbenden die eerder een zienswijze hebben ingediend de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
De ontwikkeling vindt plaats op eigen grond van de initiatiefnemer. Er zal een planschadeovereenkomst worden gesloten tussen de gemeente Achtkarspelen en initiatiefnemer.
Ook zal het openbaar gebied (riolering, bestrating, verlichting etc.) naar verwachting aangepast moeten worden. Hiervoor zal een anterieure overeenkomst met de gemeente worden gesloten. Daarin worden afspraken vastgelegd over de kosten voor het wijzigen van een bestemmingsplan en de kosten die gemaakt moeten worden om het bouwproject in te passen in de bestaande situatie (voorbereiding en uitvoering). Er staat in wat de gemeente doet en welke kosten door de initiatiefnemer betaald moeten worden en er wordt vastgelegd welke gronden naar de gemeente over gaan.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 1 Stikstofdepositieberekening
Bijlage 1 Stikstofdepositieberekening
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 3 Watertoets
Bijlage 4 Notitie Inspraak En Overleg
Bijlage 4 Notitie Inspraak en Overleg