partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied Achtkarpelen
Bestemmingsplan - gemeente Achtkarspelen
Vastgesteld op 14-10-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
In deze partiële herziening moet in de regels verwezen worden naar de herziene Visie ruimtelijke kwaliteit Buitengebied Achtkaspelen vastgesteld 14 oktober 2021
Artikel 1 Begrippen
[gewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
In deze regels zijn de onderstaande begrippen aangepast en/of toegevoegd, waardoor de nummering ten opzichte van het moederplan is gewijzigd
1.1 plan
het Bestemmingsplan Buitengebied met identificatienummer NL.IMRO.0059.PHBgbuitengebied-VG01van de gemeente Achtkarspelen;
1.2 moederplan
het bestemmingsplan Buitengebied met identificatienummer NL.IMRO.0059.BPBgBuitengebied13-VG01 van de gemeente Achtkarspelen;
1.73 Mobiel of demontabel kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, op een (kleinschalig) kampeerterrein gedurende een periode van ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoenhet toeristische seizoen;
1.76 nevenactiviteiten
activiteiten die uitsluitend uitgeoefend kunnen worden naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en daaraan in ruimtelijk en functioneel opzicht wat betreft vloeroppervlak en inkomensvorming ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, waaronder wordt verstaan:
-
een paardenhouderij (inclusief paardenpension, geen manege activiteiten, wel een rijhal);
-
niet-agrarische bedrijvigheid, zoals genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 2 Staat van Bedrijven;
-
een boerderijwinkel ten behoeve van de verkoop van streekproducten;
-
lichte horeca- en recreatieactiviteiten zoals:
-
bêd & brochje;
-
maximaal 15 recreatieappartementen (inpandig) in de bestaande bebouwing met een oppervlakte van ten hoogste 70 m² vloeroppervlakte per appartement;
-
groepsaccommodatie;
-
theeschenkerij;
-
maatschappelijke en zorgactiviteiten, waarbij woonzorgeenheden alleen in het hoofdgebouw mogen worden gerealiseerd
1.87 procesmodel Nije Pleats
een integrale methode met deskundigen op het gebied van welstand, milieu, planologie en landschap, en/ of een andere deskundige afhankelijk van de gevraagde ontwikkeling, waarbij een nieuwe ontwikkeling op een zorgvuldige manier, ruimtelijk en landschappelijk wordt ingepast in samenspraak met de initiatiefnemer;
1.97 trekkershut
een gebouw in de vorm van een lichte constructie voor recreatief verblijf, met een maximum oppervlakte van 40 m² en maximum hoogte van 3.80m.
1.109 woonzorgeenheid
een onzelfstandige wooneenheid, bestemd voor zorggebonden wonen, die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan de bewoner(s) vanwege hun beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem zijn geïndiceerd voor intensieve zorg en begeleiding, die beschikbaar is in de directe nabijheid van die wooneenheid en welke zorg door die bewoner(s) ook daadwerkelijk wordt afgenomen’
Artikel 2 Wijze Van Meten
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Besloten Gebied
[deels gewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
3.1 bestemmingsomschrijving
[ongewijzigd]
3.2 Bouwregels
[gewijzigd]
-
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd;
-
een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
per bouwvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van 1 agrarisch bedrijf worden gebouwd, met dien verstande dat indien 2 bouwvlakken zijn verbonden met de aanduiding "relatie" bedrijfsgebouwen ten behoeve van 1 agrarisch bedrijf mogen worden gebouwd in deze twee verbonden bouwvlakken;
-
de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 500 m²;
-
op de gronden ter plaatse van de aanduiding “intensieve veehouderij” mag uitsluitend de bestaande oppervlakte aan stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij worden gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij mag worden uitgebreid indien:
-
dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;
-
deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;
-
deze uitbreiding wordt gebouwd binnen het bouwvlak;
-
voor de ondergeschikte tak van intensieve veehouderij mag uitsluitend de bestaande oppervlakte aan stalruimte worden gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van een ondergeschikte tak van intensieve veehouderij mag worden uitgebreid indien:
-
dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;
-
deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;
-
deze uitbreiding wordt gebouwd binnen het bouwvlak;
-
de totale oppervlakte van kassen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1.000 m², met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “glastuinbouw” waar de oppervlakte van kassen niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte aan kassen;
-
de oppervlakte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;
-
de bouwhoogte van kassen mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m;
-
de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m;
-
de dakhelling van een bedrijfsgebouw mag niet minder bedragen dan 15°, met uitzondering van bedrijfsgebouwen tot een totale oppervlakte van 100 m² en boogstallen.
-
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en plattelandswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en plattelandswoningen gelden de volgende regels:
-
bedrijfswoningen en plattelandswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en plattelandswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en plattelandswoningen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning of plattelandswoning mogen worden gebouwd;
-
er mag niet meer dan 1 bedrijfswoning per agrarisch bedrijf worden gebouwd, dan wel maximaal het bestaande aantal indien dit meer bedraagt;
-
een plattelandswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - plattelandswoning” worden gebouwd, met dien verstande dat per aanduidingsvlak niet meer dan 1 plattelandswoning mag worden gebouwd;
-
de goothoogte van een bedrijfswoning of een plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
-
de bouwhoogte van een bedrijfswoning of een plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;
-
de dakhelling van een bedrijfswoning of een plattelandswoning mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 60°;
-
de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning of plattelandswoning, inclusief aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning of plattelandswoning, mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de niet-inpandige bedrijfswoning of plattelandswoning niet meer mag bedragen dan 150 m²;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning of plattelandswoning;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkapping is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning of plattelandswoning;
-
de dakhelling van een aan- en uitbouw, een aangebouwd bijgebouw en een aangebouwde overkappingen mag niet minder bedragen dan 30° met uitzondering van aanbouwen tot een totale oppervlakte van 30 m² per bedrijfswoning of plattelandswoning;
-
de oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen bij een plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 100 m²;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bij een bedrijfswoning of plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
-
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bij een bedrijfswoning of plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de afstand van vrijstaande bijgebouwen bij een plattelandswoning tot de plattelandswoning mag niet minder bedragen dan 1 m.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een mestsilo mag niet meer bedragen dan 6 m (exclusief afdekking);
-
de bouwhoogte van een sleufsilo mag niet meer bedragen dan 4 m;
-
de bouwhoogte van een silo, geen sleuf- of mestsilo zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m;
-
het bouwen van windturbines is niet toegestaan;
-
het bouwen van mestvergistingsinstallaties is niet toegestaan, met uitzondering van bestaande mestvergistingsinstallaties.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van waterbeheersing en verkeersdoeleinden mag niet meer bedragen dan 10 m;
-
de bouwhoogte van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding “ijsbaan” mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen in de vorm van ondergrondse leidingen mag niet meer bedragen dan 5 m;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
3.3 Nadere eisen
[ongewijzigd]
3.4 Afwijken van de bouwregels
[gewijzigd]
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 2 en lid 3.2, sub c, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten een bouwvlak, mits:
-
de bebouwing ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt gesitueerd binnen een denkbeeldig vlak dat inclusief het bouwvlak niet meer dan 1 ha bedraagt;
-
de nieuwe bebouwing aansluitend op het bestaande bouwvlak wordt gesitueerd zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;
-
de afstand tussen de grens van de bebouwing en (bedrijfs)woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
-
het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;
-
voor het overige de bouwregels van lid 3.2 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 2 en lid 3.2, sub c, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak mits:
-
de bebouwing ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt gesitueerd binnen een denkbeeldig vlak dat inclusief het bouwvlak niet meer dan 1,5 ha bedraagt;
-
de nieuwe bebouwing aansluitend op het bestaande bouwvlak wordt gesitueerd zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;
-
de afstand tussen de grens van de bebouwing en (bedrijfs)woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
-
het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de bouwregels van lid 3.2 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 2, voor het bouwen van 1 klein agrarisch bedrijfsgebouw per bedrijf van ondergeschikte aard en lichte constructie, buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² per bedrijf;
-
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
-
plaatsing noodzakelijk is voor de bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van agrarische gronden;
-
de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:
-
de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
-
de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 4 voor het bouwen van gebouwen met een oppervlakte van meer dan 500 m² per gebouw, binnen een bouwvlak, mits:
-
de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:
-
de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
-
de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de bouwregels van lid 3.2 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
het bepaalde in lid 3.2 sub a, onder 2, 5 en 6 voor het uitbreiden van de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging buiten een bouwvlak, mits:
-
dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;
-
deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;
-
de nieuwe bebouwing aansluitend op het bestaande bouwvlak wordt gesitueerd zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;
-
de afstand tussen de grens van de bebouwing en (bedrijfs)woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing indien de oppervlakte van het denkbeeldige vlak waarbinnen de stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging wordt gerealiseerd, inclusief bouwvlak, tussen de 1 ha en 1,5 ha bedraagt;
-
het procesmodel Nije Pleats wordt gevolgd indien de oppervlakte van het denkbeeldige vlak waarbinnen de stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging wordt gerealiseerd, inclusief bouwvlak, meer bedraagt dan 1,5 ha.
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 10 en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m, met dien verstande dat:
-
de afwijking bij een omgevingsvergunning uitsluitend betrekking heeft op de naar binnen gerichte gootlijn;
-
het bevoegd gezag met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden kan verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 10 en 12 en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd en dat een afwijkende dakhelling ten behoeve van de bouw van een serrestal, met dien verstande dat:
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub c, onder 7 voor het bouwen van mestvergistingsinstallaties, met dien verstande dat:
-
de installatie met ten minste 50% wordt gevuld met mest die afkomstig is van het eigen bedrijf;
-
de installatie binnen een bouwvlak wordt gebouwd;
-
de PR 10-6 contour binnen het bouwvlak moet vallen, dan wel binnen de PR 10-6 contour geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten zijn gelegen;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
de bouwregels van lid 3.2 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub c, onder 6 voor het bouwen van windturbines, met dien verstande dat:
-
ten hoogste 3 windturbines per bouwperceel worden geplaatst;
-
de windturbines een maximale as-hoogte van 15 meter hebben;
-
het op te stellen vermogen het energieverbruik van het agrarisch bedrijf niet te boven mag gaan;
-
de turbines zorgvuldig moeten worden ingepast binnen de landschappelijke- en cultuurhistorische kernkwaliteiten (goede landschappelijke inpassing), waarbij de mogelijkheden om te voorzien in de energiebehoefte van het agrarische bedrijf door middel van zonnepanelen op de gebouwen zijn verkend;
-
de provinicie Fryslân heeft ingestemd met het verlenen van de afwijking, zoals bedoeld in lid 3.4 sub i.
-
In verband met de externe veiligheid bedraagt de afstand van de kleine windturbine tot een hogedruk gasleiding: De ashoogte van de turbine x 1/3 van de wieklengte van de windturbine, gemeten vanuit de betreffende windturbine.
-
De afstand van een kleine windturbine tot bovengrondse hoogspanningsinfrastructuur bedraagt niet minder dan de maximale werpafstand bij tweemaal nominaal toerental van de turbine, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand
3.5 Specifieke gebruiksregels
[ongewijzigd]
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
[gewijzigd]
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;
-
de archeologische waarden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 3.5 sub a en lid 3.5, sub h, en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 15
mobielekampeermiddelenper terrein, waarvan.. Van dit maximum van 15 kampeermiddelen zijn - in geval van vaste kampeermiddelen - minimaal 3 vaste kampeermiddelen en maximaal 10 vaste kampeermiddelen toegestaan,in de vorm van trekkershuttenmet dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;
-
het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;
-
de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;
-
in geval van trekkershutten, de afstand van de trekkershutten tot woningen van derden niet minder dan 50 meter bedraagt;
-
de oppervlakte van de trekkershutten niet meer dan 40m² bedraagt en de hoogte niet meer dan 3,80 meter bedraagt;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m, met inachtneming van de regels in lid 3.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan; -
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;
-
het bepaalde in lid 3.5 sub a en lid 3.5, sub h, en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen. per terrein, waarvan Van dit maximum van 25 kampeermiddelen zijn - in geval van vaste kampeermiddelen - minimaal 3 vaste kampeermiddelen en maximaal 10 vaste kampeermiddelen toegestaan in de vorm van trekkershutten, met dien verstande dat:
-
ha;
-
het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;
-
de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
in geval van trekkershutten, de oppervlakte van de trekkershutten niet meer dan 40m² bedraagt en de hoogte niet meer dan 3,80 meter bedraagt;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m, met inachtneming van de regels in lid 3.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen in de vorm van trekkershutten alleen zijn toegestaan zoals hierboven bepaald;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan; -
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.
-
het bepaalde in lid 3.5, sub k, ten behoeve van houtteelt.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
[ongewijzigd]
3.8 wijzigingsbevoegdheid
[gewijzigd]
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;
-
de archeologische waarden,
-
de bestemming wijzigen ten behoeve van een bouwvlak van maximaal 3 ha voor een grondgebonden agrarisch bedrijf mits:
-
het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;
-
het procesmodel Nije Pleats wordt gevolgd;
-
voor het overige de regels van dit artikel van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen ten behoeve van de functiewijziging van een bestaande bedrijfswoning in een plattelandswoning, met dien verstande dat:
-
de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
-
de agrarische functie van de bedrijfswoning niet langer noodzakelijk is;
-
voor het overige de regels van dit artikel van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden- Boomkwekerij' ten behoeve van een boomkwekerij, met dien verstande dat:
-
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
-
de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:
-
daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en
-
de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;
-
voor het overige de regels van Artikel 4 Agrarisch met waarden- Boomkwekerij van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van een grondgebonden agrarisch kleinbedrijf, met dien verstande dat:
-
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
-
de oppervlakte van het bouwvlak na wijziging niet meer mag bedragen dan 1 ha;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;
-
voor het overige de regels van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak van het als 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf bestemde grondgebonden agrarisch klein bedrijf, met dien verstande dat:
-
de totale gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 ha;
-
het agrarisch kleinbedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;
-
een bestaand bouwvlak wordt vergroot, zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de regels van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak van het als 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf bestemde grondgebonden agrarisch klein bedrijf voor het uitbreiden van de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging bij een agrarisch kleinbedrijf, met dien verstande dat:
-
de totale gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 ha;
-
dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;
-
deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
de afstand tot de dichtstbijzijnde woning van derden niet minder mag bedragen dan 50 m;
-
voor het overige de regels van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van 1 klein agrarisch bedrijfsgebouw per agrarisch kleinbedrijf van ondergeschikte aard en lichte constructie, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² per agrarisch kleinbedrijf;
-
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
-
plaatsing noodzakelijk is voor de bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van agrarische gronden;
-
de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:
-
de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
-
de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Paardenhouderij' ten behoeve van een paardenhouderij, met dien verstande dat:
-
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:
-
daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en
-
de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;
-
voor het overige de regels van Artikel 8 Agrarisch met waarden - Paardenhouderij van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijven onder categorie 1 en 2, met dien verstande dat:
-
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:
-
daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en
-
de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
de uitbreiding niet mag leiden tot een onacceptabele toename van het aantal verkeersbewegingen (kwantitatief en kwalitatief);
-
per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;
-
voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1 van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van het vergroten van de als 'Bedrijf - 1 bestemde bestaande gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en/of het bestemmingsvlak van een bedrijf, met dien verstande dat:
-
het een percentage betreft van niet meer dan 15% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan (bedrijfs)bebouwing en/of het bestemmingsvlak, met dien verstande dat voor de bedrijven op de gronden ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van bedrijf – houtzagerij”, “specifieke vorm van bedrijf – loonbedrijf” en “specifieke vorm van bedrijf – rietdekkersbedrijf”, het een percentage van niet meer dan 50% aan de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan (bedrijfs)bebouwing en/of het bestemmingsvlak mag bedragen;
-
het bouwperceel voor niet meer dan 60% bebouwd is;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
alle bedrijfsactiviteiten in gebouwen plaatsvinden;
-
de uitbreiding niet mag leiden tot een onacceptabele toename van het aantal verkeersbewegingen (kwantitatief en kwalitatief);
-
voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1 van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bos' ten behoeve van de realisering van permanent bos, met dien verstande dat de regels van Artikel 16 Bos na de wijziging van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Cultuur en ontspanning', met dien verstande dat:
-
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
de nieuwe functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:
-
daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en
-
de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;
-
per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de regels van Artikel 17 Cultuur en ontspanning van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:
-
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
de maatschappelijke functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:
-
daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en
-
de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;
-
per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de regels van Artikel 20 Maatschappelijk van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Natuur ten behoeve van de realisering van natuur, met dien verstande dat de regels van Artikel 21 Natuur na de wijziging van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van de bouw van 15 inpandige recreatieappartementen en/of een groepsaccommodatie, met dien verstande dat:
-
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
de vloeroppervlakte per inpandig recreatieappartement niet meer mag bedragen dan 70 m²;
-
per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;
-
voor het overige de regels van Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Woonboerderij' met dien verstande dat:
-
het betreft de uitbreiding van een bestaand bouwperceel met een woonbestemming ('Wonen" of 'Wonen - woonboerderij');
-
de uitbreiding grenst aan het bestaande bouwperceel met de woonbestemming ('Wonen'of 'Wonen - Woonboerderij');
-
de oppervlakte van het bouwperceel na de uitbreiding maximaal 5000m² per woning (bestemming 'Wonen') of woonboerderij (bestemming 'Wonen - woonboerderij') mag bedragen;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de regels van artikel 30 Wonen dan wel artikel 31 'Wonen - Woonboerderij' van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:
-
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;
-
de woning in de voormalige agrarische bedrijfswoning dient te worden gerealiseerd,
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van een terrein voor kleinschalig kamperen bij een woning, met dien verstande dat:
-
het terrein voor kleinschalig kamperen direct achter of aansluitend aan een bestaand erf wordt gerealiseerd;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij', met dien verstande dat:
-
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;
-
de woning in het traditionele hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de regels van Artikel 31 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij', ten behoeve van een terrein voor kleinschalig kamperen bij een woning, met dien verstande dat:
-
het terrein voor kleinschalig kamperen direct achter of aansluitend aan een bestaand erf wordt gerealiseerd;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de regels van Artikel 31 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden- Boomkwekerij
4.1 bestemmingsomschrijving
[ongewijzigd]
4.2 Bouwregels
[ongewijzigd]
4.3 Nadere eisen
[ongewijzigd]
4.4 Afwijken van de bouwregels
[ongewijzigd]
4.5 Specifieke gebruiksregels
[ongewijzigd]
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
[gewijzigd]
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 4.5 sub a en lid 4.5 sub f en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;
-
het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;
-
de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 4.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
-
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;
-
het bepaalde in lid 4.5 sub a, en lid 4.5 sub f toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;
-
het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;
-
de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m, met inachtneming van de regels in lid 4.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
-
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
[ongewijzigd]
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Kleinbedrijf
[deels gewijzigd ]Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
5.1 bestemmingsomschrijving
[ongewijzigd]
5.2 Bouwregels
[ongewijzigd]
5.3 Nadere eisen
[ongewijzigd]
5.4 Afwijken van de bouwregels
[gewijzigd]
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 5.2, sub a, onder 5 voor het bouwen van gebouwen met een oppervlakte van meer dan 500 m² per gebouw, binnen een bouwvlak, mits:
-
de landschappelijke inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:
-
de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
-
de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de bouwregels van lid 5.2 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
het bepaalde in lid 5.2 sub a, onder 10 en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m, met dien verstande dat:
-
de afwijking bij een omgevingsvergunning uitsluitend betrekking heeft op de naar binnen gerichte gootlijn;
-
het bevoegd gezag met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden kan verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw;
-
het bepaalde in lid 5.2 sub a, onder 10 en 12 en toestaan dat de goothoogte, en dakhelling worden verhoogd ten behoeve van de bouw van een serrestal, met dien verstande dat:
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
het bepaalde in lid 5.2, sub c, onder 6 voor het bouwen van windturbines, met dien verstande dat:
-
ten hoogste 3 windturbines per bouwperceel worden geplaatst;
-
de windturbines een maximale as-hoogte van 15 meter hebben;
-
het op te stellen vermogen het energieverbruik van het agrarisch bedrijf niet te boven mag gaan;
-
de turbines zorgvuldig moeten worden ingepast binnen de landschappelijke- en cultuurhistorische kernkwaliteiten (goede landschappelijke inpassing), waarbij de mogelijkheden om te voorzien in de energiebehoefte van het agrarische bedrijf door middel van zonnepanelen op de gebouwen zijn verkend;
-
de provinicie Fryslân heeft ingestemd met het verlenen van de afwijking, zoals bedoeld in lid 5.4 sub i;
-
In verband met de externe veiligheid bedraagt de afstand van de kleine windturbine tot een hogedruk gasleiding: De ashoogte van de turbine x 1/3 van de wieklengte van de windturbine, gemeten vanuit de betreffende windturbine.
-
De afstand van een kleine windturbine tot bovengrondse hoogspanningsinfrastructuur bedraagt niet minder dan de maximale werpafstand bij tweemaal nominaal toerental van de turbine, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand
-
het bepaalde in lid 5.2, sub c, onder 7 voor het bouwen van mestvergistingsinstallaties, met dien verstande dat:
-
de installatie met ten minste 50% wordt gevuld met mest die afkomstig is van het eigen bedrijf;
-
de installatie binnen een bouwvlak wordt gebouwd;
-
de PR 10-6-contour binnen het bouwvlak moet vallen, dan wel binnen de PR 10-6-contour geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten zijn gelegen;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
de bouwregels van lid 5.2 van overeenkomstige toepassing zijn.
5.5 Specifieke gebruiksregels
[ongewijzigd]
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
[gewijzigd]
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 5.5 sub a en lid 5.5, sub h, en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, waarvan.. Van dit maximum van 15 kampeermiddelen zijn - in geval van vaste kampeermiddelen - minimaal 3 vaste kampeermiddelen en maximaal 10 vaste kampeermiddelen toegestaan, in de vorm van trekkershutten met dien verstande dat
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;
-
het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;
-
de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;
-
in geval van trekkershutten, de afstand van de trekkershutten tot woningen van derden niet minder dan 50 meter bedraagt;
-
de oppervlakte van de trekkershutten niet meer dan 40m² bedraagt en de hoogte niet meer dan 3,80 meter bedraagt;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 5.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
-
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;
-
het bepaalde in lid 5.5 sub a en lid 5.5 sub h, en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, waarvan Van dit maximum van 25 kampeermiddelen zijn - in geval van vaste kampeermiddelen - minimaal 3 vaste kampeermiddelen en maximaal 10 vaste kampeermiddelen toegestaan in de vorm van trekkershutten, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;
-
het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;
-
de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
in geval van trekkershutten, de oppervlakte van de trekkershutten niet meer dan 40m² bedraagt en de hoogte niet meer dan 3,80 meter bedraagt;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m, met inachtneming van de regels in lid 5.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen in de vorm van trekkershutten alleen zijn toegestaan zoals hierboven bepaald;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan; -
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;
-
het bepaalde in lid 5.5 sub b, en toestaan dat de oppervlakte die wordt gebruikt voor de nevenactiviteit fouragehandel en voor de nevenactiviteit hovenier wordt vergroot met 15%, met dien verstande dat:
-
voordat de uitbreiding wordt gerealiseerd door de initiatiefnemer dient te worden aangetoond dat de uitbreiding milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar is in de omgeving;
-
plaatsing van reclame-uitingen plaatsvindt conform het reclamebeleid.
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
[ongewijzigd]
5.8 wijzigingsbevoegdheid
[ongewijzigd]
Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Natuurwetenschap
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 7 Agrarisch Met Waarden - Open Gebied
[deels gewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
7.1 bestemmingsomschrijving
[ongewijzigd]
7.2 Bouwregels
[ongewijzigd]
7.3 Nadere eisen
[ongewijzigd].
7.4 Afwijken van de bouwregels
[gewijzigd]
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 2 en lid 7.2, sub c, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak mits:
-
de bebouwing ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt gesitueerd binnen een denkbeeldig vlak dat inclusief het bouwvlak niet meer dan 1 ha bedraagt;
-
de nieuwe bebouwing aansluitend op het bestaande bouwvlak wordt gesitueerd zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;
-
de afstand tussen de grens van de bebouwing en (bedrijfs)woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
-
het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;
-
voor het overige de bouwregels van lid 7.2 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 2 en lid 7.2, sub c, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak mits:
-
de bebouwing ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt gesitueerd binnen een denkbeeldig vlak dat inclusief het bouwvlak niet meer dan 1,5 ha bedraagt;
-
de nieuwe bebouwing aansluitend op het bestaande bouwvlak wordt gesitueerd zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;
-
de afstand tussen de grens van de bebouwing en (bedrijfs)woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
-
het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de bouwregels van lid 7.2 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 2, voor het bouwen van 1 klein agrarisch bedrijfsgebouw per bedrijf van ondergeschikte aard en lichte constructie, buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² per bedrijf;
-
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
-
plaatsing noodzakelijk is voor de bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van agrarische gronden;
-
de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:
-
de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
-
de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing;
-
het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 4 voor het bouwen van gebouwen met een oppervlakte van meer dan 500 m² per gebouw, binnen een bouwvlak, mits:
-
de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:
-
de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
-
de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing.
-
voor het overige de bouwregels van lid 7.2van overeenkomstige toepassing zijn;
-
het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 2, 5 en 6 voor het uitbreiden van de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging buiten een bouwvlak, mits:
-
dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;
-
deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;
-
de nieuwe bebouwing aansluitend op het bestaande bouwvlak wordt gesitueerd zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;
-
de afstand tussen de grens van de bebouwing en (bedrijfs)woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing indien de oppervlakte van het denkbeeldige vlak waarbinnen de stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging wordt gerealiseerd, inclusief bouwvlak, tussen de 1 ha en 1,5 ha;
-
het procesmodel Nije Pleats wordt gevolgd indien de oppervlakte van het denkbeeldige vlak waarbinnen de stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging wordt gerealiseerd, inclusief bouwvlak, meer bedraagt dan 1,5 ha.
-
het bepaalde in lid 7.2 sub a, onder 10 en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m, met dien verstande dat:
-
de afwijking bij een omgevingsvergunning uitsluitend betrekking heeft op de naar binnen gerichte gootlijn;
-
het bevoegd gezag met het oog op een samenhangend bebouwingsbeeld voorwaarden kan verbinden aan de afmetingen en situering van het gebouw;
-
het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 10 en 12 en toestaan dat de goothoogte en dakhelling worden verhoogd ten behoeve van de bouw van een serrestal, met dien verstande dat:
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
het bepaalde in lid 7.2, sub c, onder 6 voor het bouwen van windturbines, met dien verstande dat:
-
ten hoogste 3 windturbines per bouwperceel worden geplaatst;
-
de windturbines een maximale as-hoogte van 15 meter hebben;
-
het op te stellen vermogen het energieverbruik van het agrarisch bedrijf niet te boven mag gaan;
-
de turbines zorgvuldig moeten worden ingepast binnen de landschappelijke- en cultuurhistorische kernkwaliteiten (goede landschappelijke inpassing), waarbij de mogelijkheden om te voorzien in de energiebehoefte van het agrarische bedrijf door middel van zonnepanelen op de gebouwen zijn verkend;
-
de provinicie Fryslân heeft ingestemd met het verlenen van de afwijking, zoals bedoeld in lid 7.4 sub i;
-
In verband met de externe veiligheid bedraagt de afstand van de kleine windturbine tot een hogedruk gasleiding: De ashoogte van de turbine x 1/3 van de wieklengte van de windturbine, gemeten vanuit de betreffende windturbine.
-
De afstand van een kleine windturbine tot bovengrondse hoogspanningsinfrastructuur bedraagt niet minder dan de maximale werpafstand bij tweemaal nominaal toerental van de turbine, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand
-
het bepaalde in lid 7.2, sub c, onder 7 voor het bouwen van mestvergistingsinstallaties, met dien verstande dat:
-
de installatie met ten minste 50% wordt gevuld met mest die afkomstig is van het eigen bedrijf;
-
de installatie binnen een bouwvlak wordt gebouwd;
-
de PR 10-6 contour binnen het bouwvlak moet vallen, dan wel binnen de PR 10-6 contour geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten zijn gelegen;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
de bouwregels van lid 7.2 van overeenkomstige toepassing zijn.
7.5 Specifieke gebruiksregels
[ongewijzigd]
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
[gewijzigd]
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 7.5 sub a en lid 7.5 sub h en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 15
mobielekampeermiddelenper terrein, waarvanVan dit maximum van 15 kampeermiddelen zijn - in geval van vaste kampeermiddelen - minimaal 3 vaste kampeermiddelen en maximaal 10 vaste kampeermiddelen toegestaanin de vorm van trekkershutten, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;
-
het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;
-
de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;
-
in geval van trekkershutten, de afstand van de trekkershutten tot woningen van derden niet minder dan 50 meter bedraagt;
-
de oppervlakte van de trekkershutten niet meer dan 40m² bedraagt en de hoogte niet meer dan 3,80 meter bedraagt;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 7.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan; -
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;
het bepaalde in lid 7.5 sub a en lid 7.5 sub h en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, waarvan Van dit maximum van 25 kampeermiddelen zijn - in geval van vaste kampeermiddelen - minimaal 3 vaste kampeermiddelen en maximaal 10 vaste kampeermiddelen toegestaan in de vorm van trekkershutten, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;
-
het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;
-
de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
in geval van trekkershutten, de oppervlakte van de trekkershutten niet meer dan 40m² bedraagt en de hoogte niet meer dan 3,80 meter bedraagt;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 7.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen in de vorm van trekkershutten alleen zijn toegestaan zoals hierboven bepaald;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan; -
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.
7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
[ongewijzigd]
7.8 wijzigingsbevoegdheid
[gewijzigd]
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;
-
de archeologische waarden,
-
de bestemming wijzigen ten behoeve van een bouwvlak van maximaal 3 ha voor een grondgebonden agrarisch bedrijf mits:
-
het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;
-
het procesmodel Nije Pleats wordt gevolgd;
-
voor het overige de regels van dit artikel van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen ten behoeve van de functiewijziging van een bestaande bedrijfswoning in een plattelandswoning, met dien verstande dat:
-
de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
-
de agrarische functie van de bedrijfswoning is niet langer noodzakelijk;
-
voor het overige de regels van dit artikel van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van een grondgebonden agrarisch kleinbedrijf, met dien verstande dat:
-
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
-
de oppervlakte van het bouwvlak na wijziging niet meer mag bedragen dan 1 ha;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;
-
voor het overige de regels van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak van het als 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf bestemde grondgebonden agrarisch klein bedrijf, met dien verstande dat:
-
de totale gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 ha;
-
het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast;
-
een bestaand bouwvlak wordt vergroot, zodat één bouwensemble op een vergroot bouwperceel wordt verkregen;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de regels van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak van het als 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf bestemde grondgebonden agrarisch klein bedrijf voor het uitbreiden van de oppervlakte van stalruimte ten behoeve van intensieve veehouderij en/of de bouw van een wagenberging bij een agrarisch kleinbedrijf, met dien verstande dat:
-
de totale gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 ha;
-
dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen op het gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren;
-
deze uitbreiding niet leidt tot meer dierplaatsen;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
de afstand tot de dichtstbijzijnde woning van derden niet minder mag bedragen dan 50 m;
-
voor het overige de regels van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinbedrijf' ten behoeve van 1 klein agrarisch bedrijfsgebouw per agrarisch kleinbedrijf van ondergeschikte aard en lichte constructie, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² per agrarisch kleinbedrijf;
-
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
-
plaatsing noodzakelijk is voor de bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van agrarische gronden;
-
de landschappelijk inpassing, zoals die is vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:
-
de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
-
de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Paardenhouderij' ten behoeve van een paardenhouderij, met dien verstande dat:
-
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:
-
daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en
-
de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;
-
voor het overige de regels van Artikel 8 Agrarisch met waarden - Paardenhouderij van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in de als bijlage 2 onder categorie 1 en 2 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijven, met dien verstande dat:
-
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
de bedrijfsactiviteiten in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dienen te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen, mits:
-
daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en
-
de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
de uitbreiding niet mag leiden tot een onacceptabele toename van het aantal verkeersbewegingen (kwantitatief en kwalitatief);
-
per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;
-
voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1 van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' ten behoeve van het vergroten van de als 'Bedrijf - 1bestemde bestaande gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en/of het bestemmingsvlak van een bedrijf, met dien verstande dat:
-
het een percentage betreft van niet meer dan 15% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan (bedrijfs)bebouwing en/of het bestemmingsvlak, met dien verstande dat voor de bedrijven op de gronden ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van bedrijf – houtzagerij”, “specifieke vorm van bedrijf – loonbedrijf” en “specifieke vorm van bedrijf – rietdekkersbedrijf”, het een percentage van niet meer dan 50% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan (bedrijfs)bebouwing en/of het bestemmingsvlak mag bedragen;
-
het bouwperceel voor niet meer dan 60% bebouwd is;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
alle bedrijfsactiviteiten in gebouwen plaatsvinden;
-
de uitbreiding niet mag leiden tot een onacceptabele toename van het aantal verkeersbewegingen (kwantitatief en kwalitatief);
-
voor het overige de regels van Artikel 11 Bedrijf - 1 van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Cultuur en ontspanning', met dien verstande dat:
-
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
de nieuwe functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:
-
daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en
-
de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;
-
per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de regels van Artikel 17 Cultuur en ontspanning van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:
-
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
de maatschappelijke functie in de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd, dan wel in nieuw te bouwen gebouwen, mits:
-
daarvoor bestaande bebouwing is gesloopt, waarbij karakteristieke en monumentale gebouwen behouden dienen te blijven; en
-
de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen maximaal 100% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen, dan wel maximaal de oppervlakte die is is toegestaan in de bestemming die de gronden na wijziging krijgen;
-
per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de regels van Artikel 20 Maatschappelijk van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van de realisering van natuur, met dien verstande dat de regels van Artikel 21 Natuur na de wijziging van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van de bouw van 15 inpandige recreatieappartementen en/of een groepsaccommodatie, met dien verstande dat:
-
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
de vloeroppervlakte per inpandig recreatieappartement niet meer mag bedragen dan 70 m²;
-
per bestemmingsvlak uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan, indien bij het voormalige agrarische bedrijf ook een bedrijfswoning aanwezig was;
-
voor het overige de regels van Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Woonboederij' met dien verstande dat:
-
het betreft de uitbreiidng van een bestaand bouwperceel met een woonbestemming ('Wonen" of 'Wonen - woonboerderij');
-
de uitbreiding grenst aan het bestaande bouperceel met de woonbestemming ('Wonen'of 'Wonen - woonboerderij');
-
de oppervlakte van het bouwperceel na de uitbreiding maximaal 5000m² per woning (bestemming 'Wonen') of woonboerderij (bestemming 'Wonen - woonboerderij') mag bedragen;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de regels van artikel 30 'Wonen'dan wel artikel 31 'Wonen - Woonboerderij' van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:
-
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;
-
de woning in de voormalige agrarische bedrijfswoning dient te worden gerealiseerd,
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van een terrein voor kleinschalig kamperen bij een woning, met dien verstande dat:
-
het terrein voor kleinschalig kamperen direct achter of aansluitend aan een bestaand erf wordt gerealiseerd;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de regels van Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij', met dien verstande dat:
-
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
-
de agrarische bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd;
-
maximaal 1 woning mag worden gerealiseerd;
-
de woning in het traditionele hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de regels van Artikel 31 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.
-
de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij', ten behoeve van een terrein voor kleinschalig kamperen bij een woning, met dien verstande dat:
-
het terrein voor kleinschalig kamperen direct achter of aansluitend aan een bestaand erf wordt gerealiseerd;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
voor het overige de regels van Artikel 31 Wonen - Woonboerderij van overeenkomstige toepassing zijn.
Artikel 8 Agrarisch Met Waarden - Paardenhouderij
[deels gewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
8.1 bestemmingsomschrijving
[ongewijzigd]
8.2 Bouwregels
[ongewijzigd]
8.3 Nadere eisen
[ongewijzigd]
8.4 Afwijken van de bouwregels
[ongewijzigd]
8.5 Specifieke gebruiksregels
[ongewijzigd]
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
[gewijzigd]
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 8.5 sub a en lid 8.5 sub g en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;
-
het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;
-
de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 8.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
-
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;
-
het bepaalde in lid 8.5 sub a en lid 8.5 sub g en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;
-
het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;
-
de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 8.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
-
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.
8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
[ongewijzigd]
8.8 wijzigingsbevoegdheid
[ongewijzigd]
Artikel 9 Agrarisch Met Waarden - Veredelingsbedrijf
[deels gewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
9.1 bestemmingsomschrijving
[ongewijzigd]
9.2 Bouwregels
[ongewijzigd]
9.3 Nadere eisen
[ongewijzigd]
9.4 Afwijken van de bouwregels
[ongewijzigd]
9.5 Specifieke gebruiksregels
[ongewijzigd]
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
[gewijzigd]
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 9.5, sub a en lid 9.5 sub f en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;
-
het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;
-
de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 9.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
-
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;
-
het bepaalde in lid 9.5, sub a en lid 9.5 sub f en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;
-
het terrein binnen en/of aansluitend op het bouwvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;
-
de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 8.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
-
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.
9.7 wijzigingsbevoegdheid
[ongewijzigd]
Artikel 10 Agrarisch Met Waarden - Vogelkwekerij
[deels gewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
10.1 bestemmingsomschrijving
[ongewijzigd]
10.2 Bouwregels
[ongewijzigd]
10.3 Nadere eisen
B[ongewijzigd].
10.4 Specifieke gebruiksregels
[ongewijzigd]
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
[gewijzigd]
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 10.4 sub a en lid 10.4 sub f en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;
-
de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m met inachtneming van de regels in lid 10.2;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m9.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
-
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;
-
het bepaalde in lid 10.4 sub a, en lid 10.4 sub f toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;
-
de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 10.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
-
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.
10.6 wijzigingsbevoegdheid
[ongewijzigd]
Artikel 11 Bedrijf - 1
[deels gewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
11.1 bestemmingsomschrijving
[ongewijzigd]
11.2 Bouwregels
[ongewijzigd]
11.3 Nadere eisen
[ongewijzigd]
11.4 Afwijken van de bouwregels
[ongewijzigd]
11.5 Specifieke gebruiksregels
[ongewijzigd]
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
[gewijzigd]
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 11.1 en lid 11.5, sub a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en/of de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij de regels behorende bijlage 2 Staat van Bedrijven onder de categorieën 1 en 2;
-
het bepaalde in lid 11.5 sub b en lid 11.5 sub g en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;
-
de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 11.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
-
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;
-
het bepaalde in lid 11.5sub b en lid 11.5 sub g en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;
-
de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 11.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
-
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.
11.7 wijzigingsbevoegdheid
[ongewijzigd]
Artikel 12 Bedrijf - 2
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 13 Bedrijf - Leiding Gas
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 14 Bedrijf - Nutsbedrijf
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 15 Bedrijf - Zandwinning
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 16 Bos
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 17 Cultuur En Ontspanning
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 18 Detailhandel
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 19 Horeca
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 20 Maatschappelijk
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 21 Natuur
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 22 Recreatie - Dagrecreatie
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 23 Recreatie - Openluchtmuseum
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 25 Sport - Manege
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 26 Verkeer
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 27 Verkeer - Railverkeer
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 28 Water
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 29 Water - Vaarweg
[ongewijzigd]
Artikel 30 Wonen
[deels gewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
30.1 bestemmingsomschrijving
[ongewijzigd]
30.2 Bouwregels
[gewijzigd]
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
-
het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 1, dan wel het aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden";
-
de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder 3 m bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;
-
bij vervangende nieuwbouw mag uitsluitend op de bestaande locatie op het bouwperceel worden gebouwd;
-
de oppervlakte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 150 m², dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 9 m bedragen;
-
de dakhelling van een hoofdgebouw mag, niet minder dan 30° en niet meer dan 50° bedragen;
-
op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen – geluidgevoelige bebouwing uitgesloten" mogen geen geluidgevoelige functies worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw mag niet meer dan 100 m² bedragen, met dien verstande dat wanneer de oppervlakte van het bouwperceel meer bedraagt dan 500 m² de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen maximaal 300 m² mag bedragen;
Bij de berekening van de oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen telt de oppervlakte van omgevingsvergunning vrije bouwwerken niet mee; -
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mag te hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen, met een maximum van 100 m²;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwd bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen is tenminste 1 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt;
-
de afstand tussen vrijstaande bijgebouwen onderling en ten opzichte van het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet minder dan 1 m bedragen;
-
op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen – geluidgevoelige bebouwing uitgesloten" mogen geen geluidgevoelige functies worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:
-
het aantal recreatiewoningen mag niet meer dan 1 per aanduidingsvlak bedragen;
-
de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 8 m bedragen;
-
de oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer dan 70 m² bedragen;
-
de dakhelling van een recreatiewoning mag niet minder dan 30° en niet meer dan 50° bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte maximaal 2 m bedragen;
-
het bouwen van windturbines is niet toegestaan, met uitzondering van windturbines ter plaatse van de aanduiding "windturbine", met dien verstande dat de masthoogte en wiekdiameter niet meer mogen bedragen dan de bestaande masthoogte en wiekdiameter;
-
de bouwhoogte van de andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
30.3 Nadere eisen
[ongewijzigd]
30.4 Afwijken van de bouwregels
[ongewijzigd]
30.5 Specifieke gebruiksregels
[ongewijzigd]
30.6 Afwijken van de gebruiksregels
[gewijzigd]
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 30.5 sub a, en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht met plaats voor maximaal 15 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;
-
het terrein binnen het bestemmingsvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;
-
de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 30.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
-
het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.
-
het bepaalde in lid 30.5 sub a, en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25 mobiele kampeermiddelen per terrein, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;
-
het terrein binnen het bestemmingsvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;
-
de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 30.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
-
het aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.
Artikel 31 Wonen - Woonboerderij
[deels gewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
31.1 bestemmingsomschrijving
[gewijzigd]
De voor ‘Wonen - Woonboerderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonboerderijen, al dan niet in combinatie met:
-
nevenactiviteiten;
-
ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
-
verkoop van goederen via internet;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
-
bed & brôchje, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bed & breakfast", met uitzondering van de mogelijkheden voor bed en brôchje, die vallen onder de nevenactiviteiten en algemeen binnen deze bestemming zijn toegestaan;
-
paardenbakken,
met daaraan ondergeschikt:
-
speelvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
infrastructurele voorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
en tevens voor:
-
een windturbine, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "windturbine";
-
verblijfsrecreatieve voorzieningen waaronder een jachthaven, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "verblijfsrecreatie".
31.2 Bouwregels
[gewijzigd]
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonboerderijen worden gebouwd;
-
het aantal woonboerderijen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 1, dan wel het aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden";
-
de afstand van woonboerderijen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;
-
bij vervangende nieuwbouw mag uitsluitend op de bestaande locatie op het bouwperceel worden gebouwd, dient de bestaande verschijningsvorm van de woonboerderij te worden gehandhaafd en mag de oppervlakte van de woonboerderij, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte van de woonboerderij, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
-
de goothoogte van een woonboerderij mag niet meer dan 3,5 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
-
de bouwhoogte van een woonboerderij mag niet meer dan 9 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
-
de dakhelling van een woonboerderij mag niet minder bedragen dan 15°, met uitzondering van gebouwen tot een totale oppervlakte van 100 m² en boogstallen.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen per woonboerderij mag niet meer dan 100 m² bedragen, wanneer de oppervlakte van het bouwperceel meer is dan 500 m² mag deze oppervlakte ten hoogste 200 m² bedragen.
Bij de berekening van de oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen telt de oppervlakte van omgevingsvergunning vrije bouwwerken niet mee; -
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 100% van de oppervlakte van de woonboerderij bedragen, met een maximum van 100m²;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonboerderijen mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de woonboerderij worden gebouwd;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woonboerderij bedragen;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen is tenminste 1 m lager dan de bouwhoogte van de woonboerderij ;
-
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt;
-
de afstand tussen vrijstaande bijgebouwen onderling en ten opzichte van de woonboerderij met aan- en uitbouwen en aangebouwde de dakhelling bijgebouwen mag niet minder dan 1 m bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte maximaal 2 m bedragen;
-
het bouwen van windturbines is niet toegestaan, met uitzondering van windturbines ter plaatse van de aanduiding "windturbine", met dien verstande dat de masthoogte en wiekdiameter niet meer mogen bedragen dan de bestaande masthoogte en wiekdiameter;
-
de bouwhoogte van de andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
31.3 Nadere eisen
[ongewijzigd]
31.4 Afwijken van de bouwregels
[gewijzigd]
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;
-
de archeologische waarden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 31.2, sub a, onder 4, voor een andere locatie op het bouwperceel van hoofdgebouwen bij (deels) vervangende nieuwbouw, mits:
-
sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
-
het bepaalde in lid 31.2, sub a, onder 4, voor een grotere oppervlakte van hoofdgebouwen
bij andere verschijningsvorm van hoofdgebouwen bij(deels) vervangende nieuwbouw, mits de oppervlakte van het hoofdgebouw niet meer dan 150m² bedraagt en mits:
-
sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
31.5 Specifieke gebruiksregels
[ongewijzigd]
31.6 Afwijken van de gebruiksregels
[gewijzigd]
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 31.5 sub a, en toestaan dat nieuwe terreinen voor kleinschalig kamperen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 15
mobielekampeermiddelenper terrein, waarvanVan dit maximum van 15 kampeermiddelen zijn - in geval van vaste kampeermiddelen - minimaal 3 vaste kampeermiddelen en maximaal 10 vaste kampeermiddelen toegestaanin de vorm van trekkershutten, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,5 ha;
-
het terrein binnen het bestemmingsvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 30 m;
-
de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 30 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
in geval van trekkershutten, de afstand van de trekkershutten tot woningen van derden niet minder dan 50 meter bedraagt;
-
de oppervlakte van de trekkershutten niet meer dan 40m² bedraagt en de hoogte niet meer dan 3,80 meter bedraagt;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 31.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan; -
het aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20;
-
het bepaalde in lid 31.5 sub a, en toestaan dat nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht of bestaande kleinschalige kampeerterreinen worden uitgebreid met plaats voor maximaal 25
mobielekampeermiddelenper terrein, waarvanVan dit maximum van 25 kampeermiddelen zijn - in geval van vaste kampeermiddelen - minimaal 3 vaste kampeermiddelen en maximaal 10 vaste kampeermiddelen toegestaanin de vorm van trekkershutten, , met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het perceel niet minder bedraagt dan 0,75 ha;
-
het terrein binnen het bestemmingsvlak dient te worden gesitueerd;
-
de afstand tot andere terreinen voor kleinschalig kamperen niet minder bedraagt dan 50 m;
-
de afstand tot de woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 m;
-
wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
-
in geval van trekkershutten, de oppervlakte van de trekkershutten niet meer dan 40m² bedraagt en de hoogte niet meer dan 3,80 meter bedraagt;
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen mogen worden gerealiseerd tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² per terrein en met een goothoogte van maximaal 3 m met inachtneming van de regels in lid 31.2;
-
mobiele kampeermiddelen uitsluitend tijdens het toeristisch seizoen aanwezig mogen zijn;
-
vaste kampeermiddelen in de vorm van trekkershutten alleen zijn toegestaan zoals hierboven bepaald;
-
vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan; -
het aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20.
-
het bepaalde in lid 31.5 sub d, en toestaan dat de oppervlakte voor nevenactiviteiten meer bedraagt dan 1/3 deel van de oppervlakte van de bestaande gebouwen, met dien verstande dat voor het overige de regels van lid 31.5 sub d, van overeenkomstige toepassing blijven.
31.7 wijzigingsbevoegdheid
[ongewijzigd]
Artikel 32 Leiding -Gas
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 33 Leiding - Hoogspanningsverbinding
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 34 Leiding - Riool
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 35 Waarde - Archeologie
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 36 Waarde - Geomorfologie
[ongewijzigd]
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 37 Anti-dubbeltelregel
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 38 Algemene Bouwregels
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 39 Algemene Gebruiksregels
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 40 Algemene Aanduidingsregels
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 41 Algemene Afwijkingsregels
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 42 Algemene Procedureregels
[ongewijzigd]
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 43 Overgangsrecht
[ongewijzigd] Regels bestemmingsplan Buitengebied dd. 6 maart 2014
Artikel 44 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Van Het Bestemmingsplan Buitengebied
De gemeente Achtkarspelen heeft besloten om het bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld door de raad op 6 maart 2014, op een aantal punten te herzien. Aanleiding voor de herziening is een gewenste wijziging van de regeling voor herinrichting van percelen in de Visie ruimtelijk kwaliteit Buitengebied Achtkarspelen, die gelijktijdig met het bestemmingsplan Buitengebied is vastgesteld en hier onderdeel van uitmaakt. Hierop wordt in paragraaf 1.3 van deze toelichting nader ingegaan.
Daarnaast is nog een tiental aanpassingen doorgevoerd omdat in de praktijk is gebleken dat deze verduidelijkt moeten worden (bijv. de definities in regels van het bestemmingsplan) of er behoefte is aan wijzigingsbevoegdheden om daarmee de proceduretijd voor nieuwe ontwikkelingen te verkorten.
Ook biedt deze herziening de mogelijkheid om de nieuwe provinciale regels over de kleine windmolens/ windturbines meteen in de regels op te nemen, zodat door middel van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid meegewerkt kan worden aan initiatieven op dat vlak.
Alle aanpassingen zijn opgenomen in paragraaf 1.3.
1.2 Systematiek Herziening
Deze bestemmingsplanwijziging bestaat uit regels en een verbeelding die vergezeld gaan van een toelichting. Het betreft een herziening, die in samenhang met het bestemmingsplan Buitengebied moet worden beschouwd, maar zelfstandig moet kunnen worden gelezen. In hoofdstuk 1.3 zijn alle wijzigingen waarop deze herziening betrekking heeft weergegeven. Het betreft alleen aanpassingen in de regels.
Algemeen
Als in de herziening wordt gesproken over het moederplan dan wordt het bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen zoals vastgesteld op 6 maart 2014 bedoeld. Indien verwezen wordt naar bijvoorbeeld artikelnummers of paginanummers dan betreft het een verwijzing naar de nummers zoals opgenomen in het moederplan.
De toelichting van het moederplan maakt integraal onderdeel uit van deze herziening, voor zover de aanpassingen uit deze herziening hier niet voor in de plaats treden. De toelichting is voor de volledigheid in de bijlage opgenomen. Deze herziening is voorzien van een op de herziening toegespitste toelichting in paragraaf 1.3.
Regels
De onderdelen van de regels die betrekking hebben op deze herziening zijn in de planregels gemarkeerd. Hierbij zijn zaken die verwijderd worden ten opzichte van het moederplan voorzien van een doorhaling ('regel') en groen gearceerd. Toevoegingen ten opzichte van de regels van het moederplan worden geel gearceerd ('regel'). De niet gearceerde regels zijn ter informatie opgenomen zodat een goed beeld ontstaat van de nieuwe regels en hoe deze ingepast zijn in de (bestaande) regels van het moederplan.
Van belang is dat de niet gearceerde regels niet opnieuw ter discussie gesteld kunnen worden omdat deze enkel een informatieve rol in deze herziening vervullen en formeel geen onderdeel van deze herziening uitmaken.
Visie
De aanpassingen in de Visie ruimtelijke kwaliteit Buitengebied Achtkarspelen zijn geel gearceerd. De Visie van december 2020 treedt in de plaats van de Visie die op 6 maart 2014 als bijlage bij het bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen (moederplan) is vastgesteld.
1.3 Partiële Herziening Bestemmingsplan Buitengebied
In deze partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied zijn de volgende herzieningen/ aanpassingen opgenomen. Deze hebben alle betrekking op de regels:
1. Aanpassing Visie Ruimtelijke Kwaliteit buitengebied Achtkarspelen met betrekking tot herinrichting van de percelen
De Visie Ruimtelijke Kwaliteit buitengebied Achtkarspelen is op een aantal punten aangepast. De aanpassingen zijn in geel in de Visie weergegeven en bevinden zich bijna geheel in hoofdstuk 6 ‘Perceelsranden’.
In de praktijk werd er namelijk nogal eens tegenaan gelopen, dat bij een herinrichting van de percelen voldaan moet worden aan de gemiddelde lengte-breedte verhouding in het betreffende landschapstype (zie Visie blz 48, tabel a). Van de vastgestelde normen kan maximaal 20% worden afgeweken. Dit blijkt echter in de praktijk te beperkend.
Op pagina 47 zijn daarom nieuwe regels opgenomen waaraan getoetst wordt bij een herinrichting van percelen. Onder punt 5, op blz 48 is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken als in redelijkheid niet kan worden voldaan aan de regels; ook kan de initiatiefnemer zelf met een plan komen. In beide gevallen zal volgens het procesmodel Nije Pleats gekeken worden hoe per saldo gekomen kan worden tot een plus voor het landschap/ verbetering van de natuurwaarden. Dit sluit aan op de werkwijze van participatie onder de toekomstige Omgevingswet.
Tabel a. is ook aangepast, evenals de kaart op pagina 48. Deze sluiten zo aan bij de landschapstypen, die in het onderzoek van Bosch en Slabbers (Boer en Landschap in de Noardlike Fryske Wâlden) onderscheiden zijn.
2. Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van woonperceel (artikelen 3 en 7)
In het bestemmingsplan Buitengebied is een groot aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen, waarmee bestemmingen gewijzigd kunnen worden. De gemeenteraad geeft daarmee de bevoegdheid aan het college (onder de gestelde voorwaarden) om te beslissen over deze wijzigingen. In het bestemmingsplan was echter geen regeling opgenomen om de agrarische gronden (artikel 3 en artikel 7) te wijzigen voor een vergroting/ verandering van de begrenzing van woonbestemmingen.
Om het wijzigen van het woonvlak (voor zowel de bestemmingen ‘Wonen’ als ‘Wonen-woonboerderij’) mogelijk te maken is in het herziene bestemmingsplan een regeling opgenomen om dit via wijzigingsbevoegdheden mogelijk te maken. Bij een wijziging dient in ieder geval sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing en de oppervlakte van het bouwperceel mag na de uitbreiding maximaal 5000 m² per woning/ woonboerderij zijn.
3. Binnenplanse afwijking ten behoeve van kleine windturbines (artikel 3, 5 en 7)
De provincie Fryslân heeft medio 2020 de Verordening Romte aangepast op het onderdeel ‘wind’. Daarmee is ruimte ontstaan voor het plaatsen van ‘kleine windturbines’ (vergelijk de Groninger windturbines met een maximale as-hoogte van 15 meter) bij agrarische bedrijven (artikelen 3, 5 en 7). De regeling van de provincie is in dit herziene bestemmingsplan overgenomen. Dat houdt in, dat er met een wijzigingsplan meegewerkt kan worden om maximaal 3 windturbines met een ashoogte van maximaal 15 meter te plaatsen op of direct grenzend aan het bouwperceel van een bestaand agrarisch bedrijf. Het maximaal op te stellen vermogen moet zijn gericht op de energiebehoefte van het agrarisch bedrijf.Onderstaande punten zijn ook overgenomen uit de provinciale Verordening Romte. De maximale mogelijkheden die de provincie ten aanzien van de kleine windmolens biedt, wil de gemeente verder niet beperken.
- tiphoogte
Er is geen maximale tiphoogte voor de windturbine opgenomen. De EAZ-molen geldt veelal als voorbeeld, maar enige flexibiliteit in tiphoogte is nodig om ook andere leveranciers de ruimte te bieden voor het ontwikkelen van een soortgelijke windturbine met dezelfde maximale ashoogte.
- eigen behoefte
Uit landschappelijke overwegingen willen wij het aantal windturbines beperkt houden. Ook vinden wij het belangrijk dat extra druk op het net zoveel mogelijk wordt voorkomen. Om deze redenen is besloten alleen windturbines bij agrarische bedrijven toe te staan als het opgestelde vermogen van de te plaatsen windturbine(s) is gericht op de eigen behoefte van het agrarisch bedrijf.
Voor het bepalen van het eigen gebruik kan het gemiddelde energieverbruik van de
afgelopen drie jaar als leidraad aangehouden worden. Wij begrijpen echter dat het
afstemmen van het vermogen op de eigen behoefte geen exacte wetenschap is. Vooral wanneer gekozen wordt voor een combinatie met zonnepanelen of een mestvergister is het bijna niet te vermijden dat op enig moment toch sprake is van teruglevering aan het net. Dit vinden we niet problematisch, zolang gebruik gemaakt kan worden van de bestaande eigen netaansluiting van het agrarische bedrijf. Maatwerk blijft ook hier echter mogelijk. In uitzonderingsgevallen kan gemotiveerd worden dat door omstandigheden een netverzwaring toch nodig is om in de eigen behoefte te kunnen voorzien.
- inpassing
In de regels van het bestemmingsplan is bepaald dat de windturbines goed landschappelijk moeten worden ingepast en daarbij tevens de mogelijkheden voor zon op dak te verkennen. Maatwerk is belangrijk. Wanneer zon op dak een reële optie is voor het bedrijf dan moet zorgvuldig worden afgewogen of vanuit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit het plaatsen van zon op dak dan niet de betere manier is om te voorzien in de eigen energiebehoefte
4. Binnenplanse ontheffing voor trekkershutten (artikelen 3, 5, 7 en 31)
In dit herziene bestemmingsplan is in de artikelen 3, 5, 7 en 31 de mogelijkheid opgenomen (via binnenplanse afwijking) om een aantal trekkershutten te plaatsen al dan niet op een bestaand kleinschalig kampeerterrein (verbreding toeristisch aanbod).
Het bestemmingsplan bood voorheen alleen de mogelijkheid voor plaatsing van mobiele kampeermiddelen tijdens het toeristisch seizoen (15 maart tot 31 oktober) en niet voor vaste kampeermiddelen (zoals een trekkershut). Om trekkershutten op de kleinschalige kampeerterreinen toch mogelijk te maken is in de bestemmingsplanregeling voor mini-campings opgenomen dat ook trekkershutten of daarmee vergelijkbare kwalitatieve kleinschalige voorzieningen voor de verblijfsrecreatie (geen stacaravans) mogen worden geplaatst. In de Visie ruimtelijke kwaliteit Buitengebied Achtkarspelen was hierover opgenomen dat op het erf minimaal 3 en maximaal 10 mogen worden opgericht met een oppervlakte van maximaal 25 m² per gebouwde recreatieve voorziening. Gelet op de mogelijkheden in de provinciale Verordening Romte, is de oppervlakte in de herziening vergroot naar 40 m². Het materiaal- en kleurgebruik bestaat uit hout (of kunststof met een houten uitstraling), uitgevoerd in een lichte constructie in gedekte tinten (geen grote witte en glimmende vlakken). Dit is nu opgenomen in de regels bij het bestemmingsplan.
Overeenkomstig de verordening Romte Fryslân zal deze mogelijkheid alleen worden geboden bij (voormalige) agrarische bedrijven en de bestemming Wonen-woonboerderij en niet bij reguliere woningen.
5. Aangepast artikel 31.4 in verband met terugbouwen woning tot 150 m2
Dit is een regel die is aangepast, omdat in geval van een bestaand hoofdgebouw van bijvoorbeeld 100 m2, de initiatiefnemer beperkt wordt in de mogelijkheden ten opzichte wat algemeen geldt, namelijk maximaal 150 m2 voor een hoofdgebouw. Via deze aanpassing kan de oppervlakte van het nieuwe hoofdgebouw ook meer bedragen dan wat er stond (indien minder dan 150 m2), tot een maximum van 150 m2.
6. Aangepast artikel 31.1 onder a met betrekking tot Bed & Brochje
Volgens artikel 31.1 lid a is Bed & Brochje -onder voorwaarden- bij recht toegestaan omdat deze activiteit binnen de nevenactiviteiten valt. In dat verband schept art. 31.1 lid c mogelijk onduidelijkheid omdat in dit artikel een aantal specifieke locaties zijn aangeduid waar Bed & Brochje mag en is bepaald dat deze activiteit uitsluitend is toegestaan op die specifieke locaties. In het herziene bestemmingsplan is deze onduidelijkheid weggenomen door in artikel 31.1 lid c te verduidelijken dat Bed & Brochje ook onder de nevenactiviteiten gewoon is toegestaan.
7. Aanvulling regel artikel 3 in geval van relatiepijl
In geval één agrarisch bedrijf aan twee kanten van een weg gevestigd is, wordt dit op de verbeelding van het bestemmingsplan met een relatiepijl tussen de 2 bouwvlakken weergegeven. In artikel 3 (Agrarisch met waarden- Besloten gebied) is dit abusievelijk niet in de regels verwerkt. Dit dient wel te gebeuren. Daarom is net als in andere agrarische bestemmingen (artikel 5 en 7) dezelfde regel in het herziene bestemmingsplan opgenomen:
per bouwvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van 1 agrarisch bedrijf worden gebouwd, met dien verstande dat indien 2 bouwvlakken zijn verbonden met de aanduiding "relatie" bedrijfsgebouwen ten behoeve van 1 agrarisch bedrijf mogen worden gebouwd in deze twee verbonden bouwvlakken.
8. Aangepaste definitie nevenactiviteiten in artikel 1.75
De definitie van nevenactiviteiten in artikel 1.75 is in het herziene bestemmingsplan aangepast omdat in geval van een ‘Wonen-Woonboerderij’ bestemming de inkomensvorming niet altijd ondergeschikt kan zijn aan de hoofdfunctie Wonen. Het gaat veel meer om de ruimtelijke uitstraling van de nevenactiviteiten; die moeten namelijk ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie. De eerste zin in de definitie van nevenactiviteiten is daarom gewijzigd van:
Nevenactiviteiten: activiteiten die uitsluitend uitgeoefend kunnen worden naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en wat betreft vloeroppervlak en inkomensvorming ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, waaronder wordt verstaan: ……
In:
Nevenactiviteiten: activiteiten die uitsluitend uitgeoefend kunnen worden naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en daaraan in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt zijn, waaronder wordt verstaan: ……
9. Schrappen regel over maximum aantal kleinschalige kampeerterreinen
In het bestemmingsplan was een bepaling opgenomen dat “het gezamenlijk aantal terreinen voor kleinschalig kamperen in de gemeente in totaal niet meer mag bedragen dan 20”. Dit was indertijd overgenomen uit de provinciale verordening Romte. Deze beperking is momenteel niet meer opgenomen in de verordening Romte en daarom wordt deze regel ook in het herziene bestemmingsplan geschrapt om de initiatieven die er ten aanzien van kleinschalige kampeerterreinen zijn de ruimte te kunnen geven. Door de gestelde voorwaarden voor een kleinschalig kampeerterreinen worden bovendien de belangrijkste aspecten (afstanden tot woningen van derden en de landschappelijke inpassing) in de afweging om deze kampeerterreinen toe te staan, voldoende geborgd.
10. Schrappen regel vergunningvrij bouwen in de artikelen 30 en 31
De regels in de woonbestemmingen, de artikelen 30.2 lid b.1 (‘Wonen’) en 31.2 lid b.1 (‘Wonen-Woonboerderij’) over bijgebouwen wordt iets aangepast in de zin dat het deel over het niet meetellen van vergunningvrije bouwwerken wordt geschrapt uit de regel. Tijdens de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied in 2014 mocht maar 30 m2 vergunningvrij worden gebouwd; met de nieuwe landelijke regels is dit verruimd tot maximaal 150 m2, waardoor het maximum van 300 m2 aan gebouwen op een woonperceel ver kan worden overschreden (tot maximaal 450 m2). Dit is ruimtelijke onwenselijk. Uitgangspunt is een maximale bouwoppervlakte op het woonperceel van 300 m2. Daarom is het herziene bestemmingsplan de laatste zin met betrekking tot het vergunningvrij bouwen weggelaten.
11. Aanpassing definitie Nije Pleats in artikel 1.86
De definitie van Nije Pleats is in het herziene bestemmingsplan Buitengebied iets aangepast. Omdat per initiatief gekeken wordt welke deskundigen aan tafel zitten, afhankelijk van de gevraagde ontwikkeling, is de definitie ruimer gesteld. Zo hoeft voor een ontwikkeling die alleen invloed heeft op het landschap niet iemand van welstand om tafel te zitten en als een ontwikkeling invloed heeft op het verkeer is het juist goed dat er een verkeersdeskundige aan tafel zit. Daarom is de definitie ruimer gesteld, zodat per aanvraag gekeken kan worden welke deskundige meedoet. Kortom: de definitie is flexibeler en maakt maatwerk op de gevraagde ontwikkeling mogelijk.
12. Definitie woonzorgeenheden in het bestemmingsplan (artikel 1)
Er is een definitie in artikel 1 Begripsbepalingen opgenomen met betrekking tot de mogelijkheden van woonzorgeenheden in hoofdgebouwen in geval van nevenactiviteiten.
Deze definitie is opgenomen om duidelijk te maken wat in het bestemmingsplan wordt verstaan onder woonzorgeenheden. Het moet echt gaan om zorg, zonder dat er zelfstandige woning of wooneenheden ontstaan wat ten koste gaat van het aantal woningbouwcontingenten in het buitengebied.
1.4 Overleg En Inspraak
In het kader van de inspraak/overleg heeft het voorontwerp-bestemmingsplan ‘Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied Achtkarspelen’, in de periode van 25 februari tot en met 24 maart 2021 ter visie gelegen. Binnen deze periode zijn vier inspraak-/overlegreacties bij de gemeente binnengekomen: Van de provincie Fryslân, van de Gasunie, van TenneT en van de Staatsbosbeheer Noard-Fryslân.
Hieronder wordt ingegaan op de verschillende punten, zoals die zijn genoemd in de inspraak- /overlegreacties. Deze zijn samengevat en daaronder van een gemeentelijke reactie voorzien.
Provincie Fryslân
De provincie heeft bij brief van 6 april 2021 twee opmerkingen geplaatst bij het voorontwerp bestemmingsplan. Beide opmerkingen gaan over de definities. In de eerste opmerking geeft de provincie aan dat met betrekking tot de definitie van de nevenactiviteiten (art. 1.75) in de ontwerp-Omgevingsverordening de inkomenstoets voor nevenactiviteiten blijft bestaan.
De tweede opmerking betreft de definitie Nije Pleats (art. 1.86). De provincie wijst de gemeente er op dat de aankomende Omgevingswet ook vraagt om het betrekken van de omgeving bij de voorbereiding van initiatieven.
Voor het overige geeft het voorontwerp de provincie geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Reactie gemeente
De gemeente heeft de inkomenstoets achterwege gelaten omdat in geval van een bestemming ‘Wonen-Woonboerderij’, waarbij ook nevenactiviteiten zijn toegestaan, niet altijd sprake is van een ondergeschikte inkomensvorming. In artikel 22 van de ontwerp-Omgevingsverordening van de provincie gaat het alleen om nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven, terwijl in het (geldende) bestemmingsplan voor het buitengebied Achtkarspelen ook nevenactiviteiten bij agrarische kleinbedrijven en voormalige agrarische bedrijven (bestemming ‘Wonen-Woonboerderij’) zijn toegestaan. Dit om mogelijkheden te scheppen voor bestaande agrarische bebouwing om deze te kunnen hergebruiken voor functies die passend zijn in het buitengebied (en onder voorwaarden, zodat de woonfunctie niet in het gedrang komt). Bovendien geldt in de betreffende bestemmingen al een oppervlaktebeperking (max. 1/3 deel van de oppervlakte van de bestaande bebouwing). Volgens de gemeente biedt de voorgestelde definitie in het voorontwerp-bestemmingsplan partiële herziening Buitengebied in combinatie met de regels in het betreffende bestemmingsplan voldoende borging om de nevenactiviteiten ruimtelijk ondergeschikt te houden.
Ten aanzien van de tweede opmerking zal de gemeente in het kader van de Omgevingswet de participatie regelen via een participatieverordening. De gemeenteraad zal in de loop van dit jaar beslissen hoe de gemeente de participatie vorm zal geven. Dan zal duidelijk worden wanneer de omgeving wordt betrokken bij gemeentelijke besluiten en hoe deze plaats dient te vinden. In het kader van voorliggend ((voor)ontwerp) bestemmingsplan willen we daar nog niet op vooruit lopen.
Gasunie transport Services B.V. Groningen
De Gasunie heeft bij brief van 24 maart 2021 een reactie gegeven op het voorontwerp bestemmingsplan. De reactie heeft betrekking op het mogelijk maken van de kleine windturbines (ashoogte maximaal 15 meter) bij bestaande agrarische bedrijven. De Gasunie geeft in de brief aan niets tegen de realisatie van windturbines te hebben, mits ze geen onaanvaardbare inbreuk maken op de externe veiligheid en de leveringszekerheid van hun assets. Windturbines op onvoldoende afstand van hun assets resulteren in een significante toename in de kans van falen van de assets, wat gevolgen heeft voor de externe veiligheid (plaatsgebonden risico). De Gasunie hanteert hierbij een vuistregel voor de afstand van de assets tot windturbines:
Een cirkel met een straal die bestaat uit de ashoogte van de turbine x 1/3 van de wieklengte.
In de praktijk gaat het dan afstand van minimaal 25 meter afstand, gemeten vanuit de turbine zelf tot een hogedruk gasleiding.
Reactie gemeente
De gemeente neemt deze vuistregel over in de betreffende regels (binnenplanse afwijking) voor windturbines in het bestemmingsplan in de vorm van een voorwaarde. De voorwaarde in de betreffende regels luidt dan:
In verband met de externe veiligheid bedraagt de afstand van de kleine windturbine tot een hogedruk gasleiding:
De ashoogte van de turbine x 1/3 van de wieklengte van de windturbine, gemeten vanuit de betreffende windturbine.
TenneT TSO B.V., Arnhem
Tennet heeft bij brief van 22 maart 2021 een inspraakreactie ingediend. De inspraakreactie richt zich op de hoogspanningsverbindingen in het buitengebied van Achtkarspelen. TenneT is bij Elektriciteitswet 1998 aangewezen als beheerder van het landelijk hoogspanningsnet, welke is aangeduid als vitale infrastructuur. Zij is daarmee verantwoordelijk voor een ongestoorde werking van dit net en een gepaste bescherming daarvan voor de leveringszekerheid van elektriciteit in Nederland. De assets dienen te allen tijde bereikbaar te zijn voor onderhoud, storingen en/ of calamiteiten. Dit betekent dat bouwen en werkzaamheden in de nabijheid/ op hun assets in principe niet zijn toegestaan. In dat verband richt de reactie op de nieuwe regeling voor kleine windturbines op het erf bij agrarische bedrijven. TenneT verzoekt in de regeling voor de kleine windturbines een aanpassing, waardoor de afstand van de kleine windturbine tot de hoogspanningsverbinding gewaarborgd is. Daarmee moet de kans op falen van de windturbines en daardoor het risico op onderbreking van de energielevering worden voorkomen. TenneT verzoekt de volgende tekst op te nemen in de regels ten aanzien van de kleine wondturbines:
"De afstand van een kleine windturbine tot bovengrondse hoogspanningsinfrastructuur bedraagt niet minder dan de maximale werpafstand bij tweemaal nominaal toerental van de turbine, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand".
In geval van certificering van de kleine windturbines (voor kleine windturbines ontbreekt die momenteel) kan een kleinere afstand tot de assets van TenneT aanvaardbaar zijn.
Reactie gemeente
Gelet op de verantwoordelijkheid van TenneT ten aanzien van de hoogspanningsverbindingen en het beheer, onderhoud en leveringszekerheid van elektriciteit zullen we het verzoek om het opnemen van de gegeven regel honoreren.
In een uitspraak door de Raad van State inzake een te plaatsen kleine windturbine in de gemeente Slochteren (Zaaknummer 201608033/1/R3), is namelijk o.m. bepaald dat regels moeten worden gesteld om daarmee de kans op falen van een windturbine en daarmee een risico op onderbreking van de energielevering te voorkomen. Dit dient te worden geborgd in de regels van een bestemmingsplan en/of een (omgevings)vergunning. Vaste afstandsnormen of een veiligheidsrichtlijn zijn er namelijk niet, omdat voor de kleine windturbines een officiële certificering nog niet heeft plaatsgevonden. Met de regeling die is aangedragen door TenneT is de Raad van State in de bovengenoemde uitspraak akkoord gegaan. Door middel van productinformatie van de leverancier kan aan de regeling worden getoetst of de afstand voldoende is.
Daarnaast zullen de gevolgen van deze afstandseis voor de plaatsing van een kleine windturbine zeer beperkt zijn; de hoogspanningsverbindingen snijden zelden agrarische bouwvlakken (slechts enkele gevallen) en de agrarische bouwvlakken zijn al ruim, waardoor een passende locatie voor de kleine windturbines in voorkomend geval eigenlijk altijd wel mogelijk lijkt.
In de betreffende regeling voor kleine windturbines zal in de voorwaarden voor toepassing van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid de voorwaarde, zoals hierboven door TenneT weergegeven, worden opgenomen met de mogelijkheid om -in geval van certificering van de betreffende kleine windturbine- in overleg met de netbeheerder te komen tot een kleinere afstand.
Staatsbosbeheer Noard-Fryslân
Staatsbosbeheer Noard Fryslân vraagt aandacht voor het door Gedeputeerde Staten vastgestelde plan ’De Mieden op zijn Mooist’. De Gebiedscommissie Achtkarspelen-Zuid werkt aan een kavelruilplan, waardoor er mogelijk in de toekomst bestemmingsplanwijzigingen in het buitengebied van Achtkarspelen nodig zijn. Hun vraag is in hoeverre deze wijzigingen nu al meegenomen kunnen worden in deze partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied.
Reactie gemeente
De gemeente heeft naar aanleiding van de reactie van SBB contact met hen gezocht en met de provincie (die het projectsecretariaat voert met betrekking tot ‘De Mieden op zijn Mooist’), in hoeverre wijzigingen van bestemmingen nu al actueel zijn. Duidelijk is geworden dat de bestemmingsplanwijzigingen nu nog niet aan de orde zijn. Voor het project ‘De Mieden op zijn mooist’ wordt momenteel nog het vrijwillig kavelruilproces doorlopen. Het is nog niet duidelijk welke percelen/ bestemmingen voor het project gewijzigd moeten worden. Daarom worden wijzigingen nu niet meegenomen, maar zal te zijner tijd afzonderlijk een ruimtelijke procedure worden doorlopen voor het project. Hiermee hebben zowel SBB Noard-Fryslân als het projectsecretariaat ingestemd.