KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Water
Artikel 6 Leiding - Gas
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Karakter Van Het Bestemmingsplan
1.3 Plangrens
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige En Toekomstige Situatie
2.1 Huidige Inrichting
2.2 Geldende Bestemmingsplannen
2.3 Toekomstige Inrichting
2.4 Landschappelijke Inpassing
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Ecologie
4.3 Archeologie
4.4 Cultuurhistorie
4.5 Water
4.6 Bodem
4.7 Milieuaspecten
Hoofdstuk 5 Juridische Opzet
5.1 Inleiding
5.2 Plansystematiek En Bestemmingsmethodiek
5.3 Toelichting Planregels En Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Verantwoordingsrapportage Bereikbaarheid A32
Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek 2017
Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek 2018
Bijlage 4 Ecologisch Onderzoek Poelkikker
Bijlage 5 Notitie Stikstofberekeningen Aanlegfase
Bijlage 6 Notitie Stikstofberekeningen Gebruiksfase
Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 8 Indicatief Bodemonderzoek
Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 10 Qra Gastransportleiding
Bijlage 11 Brief Advies Brandweer
Bijlage 12 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 13 Reactienota

Heerenveen - Aansluiting A32

Bestemmingsplan - Gemeente Heerenveen

Vastgesteld op 05-10-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan "Heerenveen - Aansluiting A32 (Oranje Nassaulaan)" met identificatienummer NL.IMRO.0074.BPHveenaanslA32ONL-VG01 van de gemeente Heerenveen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.5 bestaand

  1. a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  2. b. het onder a. bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;

1.6 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.7 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.8 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk;

1.9 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.10 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.11 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.12 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.13 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.14 kunstwerken

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;

1.15 kwetsbaar object

kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.16 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.17 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes en apparatuur voor telecommunicatie;

1.18 peil

  1. a. indien op het land wordt gebouwd:
    1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
  2. b. indien op of in het water wordt gebouwd de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.19 perceelsgrens

de grens van een perceel;

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil, tenzij in deze regels anders is bepaald, tot aan het hoogste punt van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. beplanting en bebossing;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. fiets- en voetpaden
  4. d. water;
  5. e. geluidwerende voorzieningen.

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. wegen;
  2. g. parkeervoorzieningen;
  3. h. nutsvoorzieningen;
  4. i. kunstwerken.

met de daarbij behorende:

  1. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere regels stellen aan de afmetingen van bouwwerken, dit ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten, waarbij geldt dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2' het aantal rijstroken voor wegverkeer binnen het wegprofiel niet meer mag bedragen dan twee rijstroken;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 3' het aantal rijstroken voor wegverkeer binnen het wegprofiel niet meer mag bedragen dan drie rijstroken;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 4' het aantal rijstroken voor wegverkeer binnen het wegprofiel niet meer mag bedragen dan vier rijstroken;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 5' het aantal rijstroken voor wegverkeer binnen het wegprofiel niet meer mag bedragen dan vijf rijstroken;
    5. 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 6' het aantal rijstroken voor wegverkeer binnen het wegprofiel niet meer mag bedragen dan zes rijstroken;
    6. 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 10' het aantal rijstroken voor wegverkeer binnen het wegprofiel niet meer mag bedragen dan tien rijstroken;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'brug' een overkruising voor wegen en straten, met dien verstande dat:
    1. 1. het aantal rijstroken voor wegverkeer op de brug ten hoogste het aantal bedraagt dat op de verbeelding is weergegeven;
    2. 2. het aantal rijstroken voor wegverkeer onder de brug niet meer bedraagt dan 4;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' een overkruising ten behoeve van een voet- en fietspadonderdoorgang;
  5. e. dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
  6. f. water;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. kunstwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. i. nutsvoorzieningen;
  2. j. geluidwerende voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. k. parkeervoorzieningen;
  2. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, dit ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterpartijen en watergangen;
  2. b. oevers;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. kunstwerken.

met de daarbij behorende:

  1. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, dit ten behoeve van:

  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.

6.2 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

6.3 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in 6.1. bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  2. b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels

7.1 veiligheidszone - lpg

7.2 wetgevingszone - wijzigingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied' is het college van burgemeester en wethouders bevoegd tot het wijzigen van het aantal rijstroken als bedoed in lid 1, ten behoeve van het mogelijk maken van een rotonde.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht, in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. het bepaalde in het plan voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits de bouwhoogte ten hoogste 10 meter bedraagt;
  3. c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

8.2 Voorwaarden

De in lid 8.1 bedoelde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: "Regels van het Bestemmingsplan Heerenveen - Aansluiting A32 (Oranje Nassaulaan)".

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2012 ondertekenden het Rijk, de provincie Fryslân en de gemeente Heerenveen de intentieovereenkomst “Bereikbaarheidspakket RSP Heerenveen”. Hierin werden maatregelen vastgelegd voor de verbetering van de bereikbaarheid van Heerenveen vanaf de A32. De maatregelen worden gefinancierd uit het Regio Specifiek Pakket. Hierin zijn gelden beschikbaar voor ruimtelijk-economische ontwikkeling en verbetering van de bereikbaarheid in Noord Nederland. Er werd een Stuurgroep ingesteld, bestaande uit de directeur Netwerkmanagement Rijkswaterstaat Noord Nederland, de gedeputeerde voor Verkeer van Fryslân en de wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling van Heerenveen.

Het bereikbaarheidspakket faciliteert de ruimtelijke en economische ambities van de gemeente Heerenveen. Hiervoor is een optimale ontsluiting nodig van de verschillende economische bestemmingen rond Heerenveen (onder andere Sportstad Heerenveen, het Internationaal Bedrijventerrein Friesland, bedrijventerrein Heerenveen-West en het beoogde bedrijventerrein Klaverblad Noordoost).

Verkeerskundig is het bereikbaarheidspakket gericht op:

  1. a. het voorkomen van een terugslageffect op het hoofdwegennet door het vollopen van aansluitingen;
  2. b. het voorkomen van nieuwe problemen op het wegennet;
  3. c. het goed laten functioneren van de aansluitingen van het hoofdwegennet met het onderliggende/interne wegennet,
  4. d. het bevorderen van de leefbaarheid;
  5. e. het creëren van een veilige verkeersstructuur voor alle verkeersdeelnemers;
  6. f. het goed kunnen managen van het verkeer in evenementensituaties.

In 2015 is een nieuw regionaal verkeersmodel ontwikkeld en zijn nieuwe berekeningen gemaakt voor de situatie in 2032. Met behulp van dit verkeersmodel zijn 8 varianten verkend. Deze zijn beschreven in de rapportage “beoordeling tracévarianten juni 2015”. Parallel is de rapportage “Doelen, kaders en beoordelingscriteria Bereikbaarheid Heerenveen juni 2015” opgesteld (beide rapportages maken deel uit van de in Bijlage 1 opgenomen “Verantwoordingsrapportage Bereikbaarheid A32”). Van de 8 varianten bleken er 3 kansrijk gelet op de te bereiken effecten. In juni 2015 heeft de Stuurgroep een voorkeur uitgesproken voor een variant waarbij de aansluitingen qua aantallen op- en afritten blijven gehandhaafd en waarbij geen extra randweg parallel aan de A32 nodig is (uit de betreffende rapportage gaat het dan om variant 8).

Op basis van deze voorkeur is vervolgens een nadere uitwerking gemaakt om er zeker van te zijn dat deze variant financieel haalbaar is, voldoende effect sorteert en voldoende bijdraagt aan de vastgestelde doelen en ruimtelijk inpasbaar is. Op basis van dit nader onderzoek (zie rapportage “optimalisatie voorkeursvariant december 2015”) heeft de Stuurgroep op 14 december 2015 geconcludeerd dat de betreffende variant voldoet aan de gestelde bereikbaarheidsdoelen, ruimtelijk inpasbaar is en financieel haalbaar te maken lijkt. Parallel daaraan heeft de Stuurgroep ingestemd met de communicatie aanpak (verwoord in de rapportage “Heerenveen Beter Bereikbaar-Communicatieaanpak – december 2015”). In dit kader is de website http://heerenveenbeterbereikbaar.nl/ ontwikkeld, met daarop alle actuele informatie gedurende het proces/project.

Voor de aansluiting K.R. Poststraat is op 23 april 2018 een bestemmingsplan vastgesteld. Voor dit deel zijn de voorbereidende werkzaamheden gestart. Het voorliggende bestemmingsplan geeft het planologisch-juridisch kader voor de aanpassing van de aansluiting A32 / Oranje Nassaulaan.

1.2 Karakter Van Het Bestemmingsplan

Met het oog op de aanpassing van de A32-aansluiting Oranje Nassaulaan in Heerenveen is besloten een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Voorliggend bestemmingsplan maakt deze aanpassingen juridisch-planologisch mogelijk en is daarmee ontwikkelgericht. Dit bestemmingsplan sluit qua systematiek nauw aan bij het op 23 april 2018 vastgestelde bestemmingsplan voor de aansluiting K.R. Poststraat.

1.3 Plangrens

Het plangebied is gelegen in Heerenveen rondom de A32 ter hoogte van afrit 11 en de kruising met de Oranje Nassaulaan. Het plangebied is gelegen ten oosten van het centrum van Heerenveen. Ten noordwesten van het plangebied ligt het Abe Lenstra Stadion en ten oosten liggen de wijk Skoatterwâld en het dorp Oranjewoud.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPHveenaanslA32ONL-VG01_0001.png"Afbeelding: De globale ligging van het plangebied is rood omkaderd

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 bevat een weergave van het relevante beleid van Rijk, de provincie Fryslân en de gemeente Heerenveen. Hoofdstuk 4 gaat in op de randvoorwaarden die vanuit de omgevingsfactoren voor het bestemmingsplan relevant zijn. In hoofdstuk 5 wordt toegelicht hoe de ontwikkeling juridisch in het bestemmingsplan is vertaald. In hoofdstuk 6 wordt op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan ingegaan.

Hoofdstuk 2 Huidige En Toekomstige Situatie

2.1 Huidige Inrichting

De A32 werd in de periode 1984-2000 omgebouwd van tweestrooks autoweg naar vierstrooks autosnelweg. Aan de noordzijde van Heerenveen werd een kruising met de A7 gerealiseerd, in de vorm van een klaverblad. Ter hoogte van het centrum van Heerenveen werd het tracé van de A32 circa 400 meter verlegd in oostelijke richting, waardoor ruimte ontstond voor stedelijke ontwikkeling. In Heerenveen zijn drie volledige aansluitingen gemaakt op de A32, ter hoogte van de K.R. Poststraat, de Oranje Nassaulaan en De Kuinder.

De aansluiting Oranje Nassaulaan geeft aan de westzijde verbinding met het zuidelijk deel van Heerenveen. Aan de oostzijde wordt verbinding gegeven met de woonwijk Skoatterwâld en het dorp Oranjewoud.

2.2 Geldende Bestemmingsplannen

Het tracé van A32 langs Heerenveen is vastgelegd in het bestemmingsplan “Rijksweg 32, gedeelte Heerenveen” uit 1984. Hierin is een ruime bestemming "Uit te werken Verkeersdoeleinden" opgenomen. Deze bestemming werd in 1994 deels uitgewerkt en deels herzien.

Voor een klein deel van het plangebied gelden nu de volgende bestemmingsplannen:

  • aan de oostzijde het bestemmingsplan Heerenveen - Skoatterwald 2e en 3e fase, vastgesteld op 16 juli 2018;
  • aan de oostzijde bestemmingsplan Oranjewoud, vastgesteld op 14 oktober 2013;
  • aan de westzijde het bestemmingsplan Heerenveen - Midden, vastgesteld op- 9 december 2013;
  • aan de westzijde het bestemmingsplan Sportstad Heerenveen (Zuidelijk deel), vastgesteld op 29 maart 2010;
  • aan de westzijde het bestemmingsplan De Akkers/ Ten Woude, vastgesteld op 14 oktober 2013.

2.3 Toekomstige Inrichting

De aanpassing van de aansluiting A32 – Oranje Nassaulaan resulteert - op hoofdlijnen - in de volgende inrichting:

  • aan de noordwestzijde zal de afrit en de Stadionweg richting de Oranje Nassaulaan worden aangepast waarbij een rotonde wordt aangelegd. Op deze manier wordt het verkeer vanaf de snelweg eerder naar Sportstad geleid. De Stadionweg zal niet meer direct aansluiten op de Oranje Nassaulaan;
  • aan de Oranje Nassaulaan wordt aan de westzijde een gelijkvloerse kruising met verkeerslichten gerealiseerd. Er zal sprake zijn van meer opstelstroken voor de Oranje Nassaulaan zodat het verkeer efficiënter wordt verdeeld.
  • de huidige kruising Oranje Nassaulaan - Stadionweg zal komen te vervallen. Ter plaatse van het te vervallen tracé van de Stadionweg wordt water gerealiseerd;
  • aan de noordzijde van de Oranje Nassaulaan vindt een herinrichting plaats van de groenstrook met fietspad.
  • aan de oostzijde van de snelweg zal ter plaatse van de aansluiting met de op- en afrit een rotonde worden gerealiseerd. Het bestaande fietspad blijft behouden.
  • nieuwe geluidsschermen worden geplaatst en bestaande zullen worden aangepast.

In de bestemmingsregels wordt rekening gehouden met de mogelijkheid om de westelijke aansluiting op de Oranje Nassaulaan uit te voeren als een rotonde. Hiertoe kan worden besloten als nader onderzoek en analyse uitwijzen dat bij een rotonde sprake is van een voldoende robuuste en comfortabele verkeersafwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPHveenaanslA32ONL-VG01_0002.png"

Afbeelding: beoogde inrichting.(indicatief)

2.4 Landschappelijke Inpassing

Het plangebied maakt in oostwestelijke richting deel uit van de verbindingsas vanaf museum Belvedère tot de gemeentegrens (Oranje Nassaulaan en Rottumerweg). Deze as heeft een parkachtige inrichting met ter weerszijden groene zones. Het verkeer wordt als het ware door het groen geleid. Aan de noordzijde van de Oranje Nassaulaan wordt de fietsroute, ter hoogte van Heerenveen Midden, aangepast qua ligging en aansluitingen.Langs de noordzijde van de Oranje Nassaulaan, ten westen van de A32, worden geluidwerende voorzieningen aangebracht in de vorm van een wal met een keerwand aan de wegzijde. De Stadionweg komt deels te vervallen, waardoor ruimte ontstaat om meer oppervlaktewater te realiseren.

De landschappelijke herinrichting wordt deels meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan. De delen van het landschapsplan die buiten de bestemmingsplan vallen kunnen worden gerealiseerd op grond van het bestemmingsplan De Akkers / Ten Woude en op grond van een toekomstige herziening van bestemmingsregeling van de rotonde Rottumweg - Burgemeester Falkenaweg.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 SVIR en Barro

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat en laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...'). Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro zijn onder andere de regelingen met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur (tegenwoordig Natuurnetwerk Nederland), Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Een aantal regelingen is 'getrapt' vastgelegd. Dit wil zeggen dat de provincies en gemeenten verplicht zijn dit beleid nader uit te werken. Dit betreft bijvoorbeeld het Natuurnetwerk Nederland (hierna: NNN).

Betekenis voor het project

De dertien nationale belangen zijn niet van betekenis voor dit project. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor dit project zodoende zeer beperkt is. Het relevante beleidskader wordt gevormd door het provinciale beleid en met name het gemeentelijk beleid.

3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moeten worden doorlopen. Per 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder geregeld in artikel 3.1.6 leden 2-4 Bro. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Bovendien kan de ladder als katalysator functioneren in de regionale (de)programmering van de verstedelijking.

De ladder kent sinds 1 juli 2017 twee treden die achter elkaar worden doorlopen. Dit betekent dat als in een bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, de behoefte aan die ontwikkeling moet worden beschreven. Indien de ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, dan moet worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.

Betekenis voor het project

In artikel 1.1.1 sub i van het Bro is opgenomen wat een stedelijke ontwikkeling is. Onderhavige ontwikkeling valt niet onder deze definitiebepaling en wordt blijkens de ministeriële handreiking niet onder de restcategorie van 'andere stedelijke voorzieningen' geschaard. Derhalve zal de ladder niet doorlopen hoeven te worden voor onderhavige ontwikkeling. De ontwikkeling voorziet overigens wel in een actuele behoefte, zie paragraaf 1.1.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Streekplan Fryslân 2007

Op 13 december 2006 hebben Gedeputeerde Staten van Fryslân het Streekplan Fryslân 2007, genaamd "Om de kwaliteit fan de romte', vastgesteld. Het streekplan geeft de visie van Gedeputeerde Staten op het ruimtelijk beleid van de provincie weer. Als centraal uitgangspunt voor het ruimtelijke beleid kiest de provincie voor een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit. Een ondeelbaar Fryslân benadrukt dat stad en platteland elkaar nodig hebben en elkaar ondersteunen.

Een Fryslân met ruimtelijke kwaliteit benadrukt het bovenlokale belang bij het instandhouden en verder ontwikkelen van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. Deze drie waarden waarborgen op de langere termijn een doelmatig gebruik en herkenbaarheid van de ruimte. Het betekent ook een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. Bij een duurzame ontwikkeling wordt voorzien in de behoeften van de huidige generatie, zonder daarbij de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen. De provincie wil deze doelstellingen koppelen aan een krachtige sociaaleconomische ontwikkeling in een leefbare omgeving, waarbij tegelijkertijd wordt ingezet op de instandhouding en het verder ontwikkelen van aanwezige bodem-, water-, landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische kwaliteiten.

De provincie is bezig met het opstellen van een nieuwe Omgevingsvisie 'De romte dielen'. De ontwerp-Omgevingsvisie heeft van 4 november 2019 tot 16 december 2019 ter inzage gelegen. In deze omgevingsvisie stelt de provincie als ambitie om een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân te zijn. Er worden vier urgente opgaven benoemd:

  • Fryslân houdt de leefomgeving leefbaar, vitaal en bereikbaar
  • Fryslân zet de energietransitie met kracht voort
  • Fryslân wordt klimaat-adaptief ingericht
  • Fryslân versterkt de biodiversiteit

Met name de eerste opgave is voor dit bestemingsplan relevant, aangezien dit plan de bereikbaarheid van Heerenveen verbetert.

Betekenis voor het project

De aanpassing aan de aansluiting van de A32 wat met onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is niet strijdig met de doelstellingen uit het streekplan aangezien de vernieuwde aansluiting bij draagt aan de sociaaleconomische ontwikkeling en een betere bereikbaarheid. Bovendien is zorgvuldig aandacht besteed aan de ruimtelijke inpassing van de nieuwe infrastructuur.

3.2.2 Grutsk op e Romte

Op 26 maart 2014 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie Grutsk op e Romte vastgesteld. Deze structuurvisie is een thematische uitwerking van het Streekplan. Hierin wordt beschreven wat de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap zijn, en worden de provinciale belangen en ontwikkelingsrichting bepaald. De provincie is in de visie in 11 gebieden opgedeeld, op basis van de structuren die binnen een gebied representatief zijn. Heerenveen ligt binnen het deelgebied 'Zuidelijke Wouden'. Voor dit deelgebied zijn zeven provinciale belangen benoemd:

  1. 1. De beekdalen van de Lende, de Tsjonger en het Âlddjip;
  2. 2. De samenhang tussen de hogere gronden (langgerekte ruggen) en de dalen, die wordt gevormd door de verkaveling, de rangschikking van de bebouwing (lineair) en de singels en houtwallen, tegenover de lager gelegen veelal redelijk open beekdalen (Lende, Tsjonger en Âlddjip);
  3. 3. Het aardkundig reliëf (natuurlijk en historisch) in de vorm van de dekzandruggen parallel aan de beekdalen, verspreide pingoruïnes, stuifzandgebieden in het zuidoosten en esachtige structuren en de aan dit reliëf gerelateerde archeologie (vuursteenvindplaatsen en dobben);
  4. 4. De langgerekte, lintvormige structuren van vaarten en wegen met en zonder bebouwing, met haaks hierop de planmatig aangelegde verkaveling en wijken in de hoogveenontginningen en de daarin gelegen verveningsdorpen en -gehuchten;
  5. 5. Hoogveenrestant Fochteloërveen in samenhang met de hoogveenontginning van Ravenswoud;
  6. 6. Een aantal bijzondere ensembles waarbij de landschappelijke inrichting sterk gekoppeld is aan de ordening en verschijningsvorm van de bebouwing;
  7. 7. De vrij robuuste groenstructuur van singels, houtwallen, grotere en kleinere boscomplexen, boombeplanting langs wegen en de hoge dichtheid aan groene erven, groene tuinen en groene erfscheidingen.

In dit bestemmingsplan worden de landschappelijke en cultuurhistorische waarden gerespecteerd doordat bij het wegontwerp rekening is gehouden met de inrichting van het omliggende gebied en door het uitvoeren van onderzoek. Voor de resultaten van de onderzoeken wordt verwezen naar hoofdstuk 4.

3.2.3 Verordening Romte 2014

Op 24 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. De verordening is in werking getreden op 1 augustus 2014. De verordening uit 2011 is hiermee integraal herzien. In de verordening zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. In de verordening is onder meer de grens tussen het buitengebied en het stedelijk gebied vastgelegd. In stedelijk gebied bestaat een grotere mate van beleidsvrijheid wat betreft de ruimtelijke ordening dan in het buitengebied.

Betekenis voor het project

De aanpassing aan de aansluiting van de A32 wat met onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt ligt binnen de als stedelijk gebied aangewezen gronden en is niet strijdig met de doelstellingen uit de verordening.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurplan (1993)

Het Structuurplan voor de plaats Heerenveen is vastgesteld door de gemeenteraad op 30 augustus 1993. In dit structuurplan wordt de grondslag gelegd voor de benutting van de ruimtelijke kansen die voortvloeien uit de verlegging en verdubbeling van de A32, ondermeer de ontwikkeling van Sportstad Heerenveen (Abe Lenstra Stadion en omgeving), het bedrijventerrein IBF en de woonwijk Skoatterwâld.

Betekenis voor het project

Het project is gericht op verbetering van de ontsluiting van ruimtelijke ontwikkelingen die tot stand zijn gebracht op basis van het Structuurplan voor de plaats Heerenveen.

3.3.2 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (2017)

Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) is vastgesteld door de gemeenteraad op 18 december 2017. De komende jaren dient het GVVP als leidraad voor te nemen beslissingen op verkeersgebied. De ambities en beleidsdoelstellingen kennen een looptijd van ongeveer 10 jaar.

Hoofddoelstellingen zijn het vergroten van de verkeersveiligheid, het in stand houden en verbeteren van de bereikbaarheid, duurzaamheid en gezondheid en de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid

In het GVVP vormt het verbeteren van de aansluiting op de Rijksweg A32 één van de speerpunten, zowel op het gebied van verkeersveiligheid als bereikbaarheid. Deze verbetering is deels al in uitvoering.

Betekenis voor het project

De aanpassing aan de aansluiting van de A32, wat met onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, is in lijn met de doelstellingen uit het GVVP. Zo draagt het bij aan de verbetering van de verkeersafwikkeling in de A32 zone.

3.3.3 Integrale visie Heerenveen, Ruimte voor de Toekomst (2005)

De Integrale Visie Heerenveen/ Skarsterlân is een visie van beide gemeenten op de toekomst. De visie geeft uitvoering aan een integrale langetermijn uitwerking voor het gebied Heerenveen- Joure.

Één van de planelementen uit de visie betreft infrastructuur. Op bepaalde plaatsen bestaan problemen met de doorstroming, verkeersveiligheid of milieuhinder als gevolg van verkeer. Deze knelpunten dienen te worden opgelost. Tevens moet ingespeeld worden op de sterke relatie tussen infrastructuur en de ruimtelijke ontwikkeling van onder andere Heerenveen.

In de visie wordt aangegeven dat de krappe dimensionering van de aansluiting Oranje Nassaulaan op de A32 zorgt voor capaciteitsproblemen. Aanpassingen op deze afslag zijn daarom niet alleen belangrijk voor de bereikbaarheid van Heerenveen aan de westzijde van de A32 en het functioneren van de ringstructuur, maar ook voor de relatie van Skoatterwald met het centrum.

Betekenis voor het project

De verbetering van de verkeerssituatie bij de aansluiting van de Oranje Nassaulaan op de rijksweg A32 past binnen, en draagt bij aan de integrale visie van de Heerenveen en Skarsterlân.

3.3.4 Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid Heerenveen 2015-2020

Op 18 mei 2015 heeft de gemeenteraad ingestemd met het Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid Heerenveen 2015-2020. Het uitvoeringsprogramma beschrijft diverse streefbeelden. In deze streefbeelden is omschreven hoe we de toekomst in Heerenveen zien. Omdat het niet realistisch is om voor alle streefbeelden ook doelstellingen en maatregelen te formuleren is vervolgens focus aangebracht rond die onderwerpen, waarvan wij denken dat we de komende jaren meters kunnen maken.

De gemeente zet zich voor een aantal thema's (pro-)actief in, met daarnaast onderwerpen waar de samenleving een leidende rol heeft en de gemeente meer op afstand is. Naast focus is verdergaande samenwerking essentieel om de ambities rond duurzaamheid te bereiken. De gemeente Heerenveen werkt vanuit de gedachte dat door slim combineren en aanbrengen van samenhang in verschillende initiatieven meer bereikt kan worden dan de som der delen. In de huidige tijdsgeest van bezuinigingen en dereguleren zien we een beweging waarin de samenleving - burgers en bedrijven - meer zelf aan de slag gaan. Een en ander is nader uitgewerkt in het Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid 2015-2020.

De komende beleidsperiode is vooral aandacht voor duurzame thema's als energie, ‘cradle to cradle’, duurzaam bouwen, mobiliteit, inkoop, biobased economy en innovaties. Water en groen zijn vooral relevante thema's voor zover ze gelinkt zijn aan klimaatverandering. Afval, of ‘grondstof’ en het sluiten van kringlopen, is een zeer relevant thema. De projectmatige aanpak waarbij de gemeente snel kan inspelen op ontwikkelingen, blijft in de komende planperiode gehandhaafd.

Samengevat ligt de focus van het uitvoeringsprogramma op de volgende thema's en zijn de volgende doelen geformuleerd:

  1. 1. Mienskip:
    1. a. wonen;
    2. b. onderwijs: het (blijvend) verankeren van duurzaamheid, energie en water in schoolprogramma’s in onze gemeente;
    3. c. lokale initiatieven: in 2020 hebben alle dorpen lokale en kleinschalige initiatieven gerealiseerd of zijn daarmee bekend;
  2. 2. Bedrijven en economie: biobased economy en duurzame energie: meer banen voor onze inwoners door het aantrekken van bedrijven, behoud van de bestaande bedrijvigheid in onze gemeente, samenwerking met onderwijs en actief sociaal beleid;
  3. 3. Voorbeeldfunctie eigen organisatie: een duurzame eigen organisatie.

Betekenis voor het project

De aanpassing aan de aansluiting van de A32, wat met onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, is in lijn met de streefbeelden uit het uitvoeringsprogramma. Zo wordt binnen het plangebied de nodige aandacht besteed aan watercompensatie, zie paragraaf 4.5.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Naast het feit dat de aanpassing van de aansluiting Oranje Nassaulaan op de A32 binnen het beleidskader van het Rijk, de provincie en de gemeente tot stand moet komen, dient ook rekening te worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen worden de milieu- en omgevingsaspecten en eventueel daaraan verbonden randvoorwaarden behandeld.

In het kader van het bestemmingsplan 'Heerenveen - Aansluiting A32' (K.R. Poststraat) zijn diverse onderzoeken uitgevoerd die eveneens van toepassing zijn op de verbetering van de aansluiting ter hoogte van de Oranje Nassaulaan. Voor een deel zijn deze onderzoeken onverkort van toepassing op dit bestemmingsplan. Daar waar nodig zijn de onderzoeken geüpdatet.

4.2 Ecologie

4.2.1 Beleidskader

In de Wet natuurbescherming is sinds 1 januari 2017 de gebieds- en soortenbescherming in Nederland geregeld.

In de Wet natuurbescherming worden drie verschillende beschermingsregimes gehanteerd waaraan verschillende verbodsbepalingen zijn gekoppeld. Het gaat daarbij om de soorten Vogelrichtlijn (artikel 3.1 e.v.), soorten Habitatrichtlijn (artikel 3.5 e.v.) en andere soorten (artikel 3.10 e.v.). Voor de Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijnsoorten geldt een vergelijkbaar stelsel van verbodsbepalingen als in de Flora- en faunawet het geval was. Dat betekent dat voortplantingsplaatsen en rustplaatsen (inclusief functionele leefomgeving) van beschermde soorten niet opzettelijk verstoord of vernietigd mogen worden en dat exemplaren van beschermde soorten niet opzettelijk mogen worden gedood of verwond.

Voor andere beschermde soorten geldt dat voortplantingsplaatsen en rustplaatsen (inclusief functionele leefomgeving) van beschermde soorten niet (opzettelijk) vernietigd mogen worden en dat exemplaren van beschermde soorten niet (opzettelijk) mogen worden gedood of verwond. Verbodsbepalingen ten aanzien van de verstoring zijn niet van toepassing op deze soorten. Ten aanzien van de andere beschermde soorten geldt dat het bevoegd gezag (provincies c.q. ministerie van EZ) de vrijheid hebben om soorten binnen deze categorie vrij te stellen van de verbodsbepalingen uit artikel 3.10 Wet natuurbescherming. Voor beschermde soorten die niet zijn vrijgesteld en voorgenomen activiteiten die strijdig zijn met de bepalingen in de nieuwe wet, dient ontheffing te worden aangevraagd. Deze kan alleen worden verleend indien de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. Voor vogels geldt in afwijking hiervan dat voor verstoring geen ontheffing nodig is, indien de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. Het is ook mogelijk om voor beide categorie soorten te werken volgens een goedgekeurde gedragscode die is afgestemd op de nieuwe wet.

Er is dan geen ontheffing nodig. Voor planten is er voor de voorgenomen ontwikkeling geen nader onderzoek of ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming noodzakelijk.

4.2.2 Conclusie onderzoek

Bij het opstellen van het bestemmingsplan voor de aansluiting van de K.R. Poststraat is het rapport "Ecologische beoordeling in verband met de aanpassing van twee aansluitingen op de A32 en watercompensatie te Heerenveen" (19 september 2017) opgesteld, zie Bijlage 2. Dit rapport is in november 2018 geüpdatet voor de aansluiting Oranje Nassaulaan en is bijgevoegd in Bijlage 3. Tevens is aanvullend onderzoek naar de poelkikker uitgevoerd. De rapportage hiervan is bijgevoegd in Bijlage 4.

Gebiedsbescherming

De aanpassing van de aansluiting op de A32 en de realisatie van watercompensatie veroorzaken geen conflict met de ecologische wet- en regelgeving ten aanzien van gebiedsbescherming, mits geen toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden plaatsvindt. Om dit te onderzoeken zijn berekeningen uitgevoerd met het programma AERIUS, en is overleg gevoerd met het bevoegd gezag voor Natura 2000 (de provincie Fryslân).

Voor de aanlegfase geldt dat er nog geen aannemer is gecontracteerd. Door de gemeente Heerenveen (opdrachtgever van het werk) is daarom een analyse gemaakt van het mogelijk in te zetten materieel voor het deelproject Oranje Nassaulaan. Op basis hiervan is een AERIUS-berekening uitgevoerd (zie notitie 12 december 2019 Bijlage 5). Hieruit blijkt dat de depositie op Natura 2000-gebieden 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. De inschatting is ruim en het door de aannemer in te zetten materieel heeft naar verwachting lagere stikstofemissies dan waar in de berekening van is uitgegaan. Als er een aannemer gecontracteerd is, zal een controleberekening met AERIUS worden uitgevoerd. Uit de nu beschikbare informatie volgt dat voor de aanlegfase geen vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming nodig is.

Daarnaast is berekend of in de gebruiksfase (na openstelling van het project Heerenveen Beter Bereikbaar) een toename van stikstofdepositie optreedt. Hiervoor zijn met AERIUS verschilberekeningen gemaakt tussen de situatie zonder en een situatie met uitvoering van Heerenveen Beter Bereikbaar (zie notitie 6 januari 2020, Bijlage 6). Uit deze berekening blijkt dat er geen Natura 2000-gebieden zijn waar als gevolg van het project Heerenveen Beter Bereikbaar een toename van de depositie > 0,00 mol/ha/jaar optreedt. Voor de gebruiksfase van het project Heerenveen Beter Bereikbaar is geen vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.

Soortenbescherming

Uit het ecologisch onderzoek blijkt dat mogelijk een conflict met de Wet natuurbescherming ontstaat ten aanzien van de Poelkikker, indien deze soort voorkomt in watergangen die worden aangetast. Er is daarom een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van de Poelkikker. Hieruit blijkt dat de poelkikker niet in het plangebied aanwezig is.

Ook ten aanzien van overige beschermde soorten zal door uitvoering van de plannen geen conflict met de Wet natuurbescherming ontstaan, mits lichtuitstraling van de werkzaamheden op de watergangen en het verstoren van broedende vogels en hun nesten wordt voorkomen.

Conclusie

Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat met de uitvoering van het project wordt voldaan aan de wet- en regelgeving op het gebied van natuur.

4.3 Archeologie

4.3.1 Algemeen

De belangrijkste wettelijke basis voor het behoud van het erfgoed is de Erfgoedwet. Hierin is onder meer het Verdrag van Malta geïmplementeerd. Relevant voor dit project is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).

De gemeente verplicht om bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem. Hiervoor is de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) een bruikbaar instrument. Op deze kaart is voor de hele provincie aangegeven wat de verwachtingswaarde is op het aantreffen van archeologische resten. Hieraan zijn adviezen gekoppeld over hoe om te gaan met deze waarden.

4.3.2 Conclusie onderzoek

Uit het door De Steekproef bv uitgevoerde Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek uit april 2017, zie Bijlage 7, blijkt dat Heerenveen ligt op de noordelijke helling van een glaciale rug. Tijdens het neolithicum veranderde het gebied van een dekzandlandschap in een veenmoeras. In het onderzoek zijn twee onderzoeksgebieden bekeken, waarvan de tweede locatie onderhavig plangebied betreft. De beide delen van het onderzoeksgebied liggen op geruime afstand ten zuidoosten van de laat-middeleeuwse kern van het veenontginningsdorp Heerenveen. Op beide locaties is een door veen afgedekt dekzandlandschap aangetroffen. Ook geldt voor deze locaties dat het dekzandlandschap plaatselijk min of meer een kop vormt.

De dekzandkop die op locatie 2, onderhavig plangebied, is aangetroffen vertoont sporen van podzolvorming. Bovendien is in één van de op deze kop geplaatste boringen houtskool in de top van het dekzand waargenomen. Ook lijkt deze kop gedurende enige tijd aan open water te hebben gelegen waardoor hier in de steentijd goede bewoningscondities kunnen hebben geheerst.

In de negen megaboringen op en rond de boorpunten 50 en 51 zijn naast de houtskoolspikkels in boring 50, geen archeologische indicatoren gevonden die aanleiding geven tot het verrichten van verder archeologisch onderzoek. De resultaten van het onderzoek geven derhalve ook hier geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn archeologische resten gevonden waarmee tijdens de verdere planvorming rekening zou moeten worden gehouden.

Als bij toekomstig graafwerk onverhoopt toch archeologische vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, dan dient daarvan direct melding te worden gemaakt bij de minister conform de Erfgoedwet 2015, artikel 5.10 & 5.11.

4.4 Cultuurhistorie

4.4.1 Algemeen

Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is om het binnen een plangebied aanwezige cultuurhistorische erfgoed te behouden. Dit houdt in dat bescherming moet worden geboden aan de aanwezige Rijksmonumenten, provinciale en gemeentelijke monumenten.

Met als doel cultuurhistorische belangen te laten meewegen in de ruimtelijke ordening is per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Daarmee zijn gemeenten verplicht in een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Dat betekent dat een analyse moet worden verricht naar de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en dat daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden.

De gemeente Heerenveen heeft haar cultuurhistorische waarden beschreven in de nota "Cultuurhistorisch Erfgoed Gemeente Heerenveen".

4.4.2 Conclusie

Binnen het plangebied bevindt zich geen bebouwing en in de nota zijn hier verder ook geen cultuurhistorische waarden benoemd. Hieruit kan geconcludeerd worden dat vanuit het aspect 'cultuurhistorie' geen sprake is van aandachtspunten voor dit bestemmingsplan.

4.5 Water

4.5.1 Algemeen

De voorgenomen ontwikkeling kan effecten hebben op de waterhuishoudkundige situatie, zowel kwantitatief als kwalitatief. In Nederland is daarom de watertoets een verplicht onderdeel van elke ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets is een procesinstrument en omvat de gehele procedure van elkaar vroegtijdig informeren, adviseren, gezamenlijk afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten van zowel Rijk, provincies als gemeenten. De resultaten van de watertoets zijn opgenomen in deze waterparagraaf.

4.5.2 Waterparagraaf

Op 30 oktober 2018 is een digitale watertoets doorlopen voor het project. Op het plan is de normale watertoetsprocedure van toepassing omdat het raakt aan de wateraspecten hoofdwater, toename verharding en dempen van oppervlaktewater.

Toename verhard oppervlak

Onderdeel van het plan is het dempen en graven van waterpartijen en het realiseren van verharding. Onderstaande afbeeldingen geven de huidige en toekomstige situatie weer van verhardingen en water.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPHveenaanslA32ONL-VG01_0003.png"

Bestaand asfalt

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPHveenaanslA32ONL-VG01_0004.png"

Nieuw asfalt

Uit bovenstaande afbeeldingen blijkt dat in de oude situatie 11.700 m2 aan verharding aanwezig is en in de nieuwe situatie 16.250 m2. Dit houdt in dat er een toename van de verharding plaats vindt van 4.550 m2.

Wetterskip Fryslân gaat uit van 10% compensatie voor toename verharding, wat er op neer komt dat 455 m2 aan extra waterberging moet worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPHveenaanslA32ONL-VG01_0005.png"

Bestaand, te dempen water en nieuw water

Bovenstaande afbeelding geeft een overzicht van het bestaande water, het te dempen water en het nieuw te graven water. Hieruit blijkt dat 1.545 m2 aan bestaande water gedempt wordt en dat bij realisatie van de aansluiting 4.140 m2 aan extra water wordt toegevoegd. Per saldo bedraagt de toename van het water binnen het plangebied 2.595 m2. Hiermee wordt ruim voldaan aan de minimale bergingseis van 455 m2.

Klimaatadaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Hoofdwatergang

Het plangebied ligt in de zone van twee hoofdwatergangen. Hoofdwatergangen hebben een belangrijke aan-, af- en doorvoer functie. Voor het onderhoud aan deze watergangen is aan beide zijden een beschermingszone van 5 meter vanaf de oever noodzakelijk. In dit gebied worden geen opgaande beplanting of obstakels gerealiseerd, waarmee rekening wordt gehouden met de beleidsregels omtrent watergangen. Binnen de obstakelvrije vrije ruimte mag wel een fiets- en/of voetpad worden gehanteerd, mits dit geschikt is (gemaakt) voor zwaar verkeer. Eventueel bestaande bomen naast de bestaande hoofdwatergangen mogen blijven behouden.

Schouwwatergang

In dan wel direct grenzend aan het plangebied liggen meerdere schouwwatergangen. De schouwwatergang is belangrijk voor de aan-, af- en doorvoer van water. De eigenaren van de aanliggende percelen zijn verantwoordelijk voor het onderhoud aan de schouwwatergang. Bij het uitwerken van de plannen is het nodig er rekening mee te houden dat de schouwwatergang bereikbaar blijft voor onderhoud.


Peilgebied en drooglegging

Het plangebied ligt in een peilgebied met een vast peil van -1,60 m NAP (uit inmeting van de gemeente blijkt dat hierin variatie zit). Dit vastgestelde peil is een streefpeil. Het werkelijke peil is als gevolg van opstuwing en de weersomstandigheden niet altijd gelijk aan het streefpeil. De geschatte gemiddelde maaiveldhoogte ligt tussen de -0,20 m NAP en de +0,20 m NAP. Hiermee voldoet het plan aan de droogleggingsnorm.

De fietstunnel valt niet binnen de drooglegging. Hiervoor is een polderconstructie gemaakt, waarmee de drooglegging kunstmatig wordt beheerd.


Grondwateronttrekking

Bij de aanleg van gebouwen of infrastructuur is het vaak nodig om het grondwater te verlagen om het werk droog uit te kunnen voeren. Voor het onttrekken van grondwater is een vergunning of melding nodig. Ook op het lozen van onttrokken grondwater is de meldingsplicht van toepassing.

Waterkwaliteit

Om een goede waterkwaliteit te realiseren is het nodig dat er voorkomen wordt dat milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn. Ook is het nodig dat er wordt gebouwd met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal.


Afkoppelen en waterkwaliteit

Om het aantal overstortingen van rioolwater en de belasting van rioolwaterzuiveringen te beperken, is het uitgangspunt om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren.

Bij deze bouw- en inrichtingsplannen kan het hemelwater afkomstig van verhard oppervlak, onder bij Waterkwaliteit genoemde voorwaarden, geloosd worden op het oppervlaktewater.

4.5.3 Conclusie

Op basis van de watertoets kan geconcludeerd worden dat dit milieuaspect geen belemmering oplevert voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.6 Bodem

4.6.1 Algemeen

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plan verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het plan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet meer dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingswijziging.

Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Ook deze bodemonderzoeken mogen wettelijk niet ouder zijn dan 5 jaar.

4.6.2 Conclusie onderzoek

Door Sweco is in 2016 een indicatief bodemonderzoek bij de afslagen 11 en 12 van de A32 uitgevoerd, zie Bijlage 8. Onderhavig plangebied betreft afslag 11. In verband met de uit te voeren graafwerkzaamheden is inzicht nodig in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (bodemtraject tot 2,0 meter beneden de verharding) onder de A32 ter plaatse. Doel van het milieukundig bodemonderzoek is daarom ook de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vast te stellen.

Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. Indien grond van de onderzoekslocaties vrijkomt en wordt toegepast gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit. Hiervoor is een generiek of gebiedsspecifiek beleidskader van kracht voor o.a. het toepassen van bermgrond en cunetzand. Tijdens het indicatief bodemonderzoek is uitsluitend onderzoek gedaan naar het (cunet) zand onder de weg binnen de bebouwde kom en de snelweg (op- en afritten).

Op de onderzoekslocatie van afslag 11 zijn in de zintuiglijk schone grond (bodemtraject: 0,35 – 1,0 m –mv) geen verontreinigingen aangetoond. Deze grond voldoet indicatief aan bodemkwaliteitsklasse ‘achtergrondwaarde’.

In de matig slakhoudende bovengrond (bodemtraject 0,4 – 0,5 m –mv) ter plaatse van boring 8 bij onderzoekslocatie afslag 11 is een lichte verontreiniging met minerale olie aangetoond. De grond voldoet indicatief aan bodemkwaliteitsklasse ‘niet toepasbaar’.

Cunetzand

Hergebruik van cunetzand is mogelijk in andere cunetten. Hergebruik van cunetzand zonder aanvullend onderzoek is toegestaan onder voorwaarden:

  • Het materiaal moet vrij zijn van zichtbare verontreinigingen (bijv. oliesporen)
  • Het materiaal moet vrij zijn van puin- en andere bijmengingen dan wel marginale hoeveelheden hiervan bevatten.

Op basis van indicatieve toetsing op basis van de Besluit bodemkwaliteit valt de matig slakhoudende bovengrond ter plaatse van boring 8 onder bodemkwaliteitsklasse ‘niet toepasbaar’. Dit komt overeen met de Nota Bodembeheer van de gemeente Heerenveen. Deze matig slakhoudende laag dient afgevoerd te worden naar een erkend verwerker. Dit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Grond onder het wegcunet

De kwaliteit van de grond onder het wegcunet van het onderzoekstracé onder de provinciale en gemeentelijke wegen wordt, indien het vrij is van verdachte bijmengingen, op basis van de ontgravingskaart bepaald. Het gemengd ontgraven van de boven- en ondergrond binnen hetzelfde wegtracé is toegestaan. Op basis van de ontgravingskaarten benadert de vrijkomende bovengrond de kwaliteitsklasse ‘Achtergrondwaarde’ en de vrijkomende ondergrond ‘Achtergrondwaarde’. De toepassingseis voor toe te passen grond welke afkomstig is uit het beheersgebied zelf wordt bepaald op basis van de gebiedsspecifieke toepassingskaart.

De boven- en ondergrond van het onderzoekstracé onder de rijksweg (incl. op- en afritten) valt volgens de Nota Bodembeheer van de gemeente Heerenveen in een ‘uitgesloten gebied’ en dient voor de werkzaamheden conform het besluit bodemkwaliteit onderzocht te worden.

Conclusie

Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in het plangebied de uitvoerbaarheid van het project niet in de weg staat.

4.7 Milieuaspecten

4.7.1 Milieuhinder

4.7.2 Geluid

4.7.3 Externe veiligheid

4.7.4 Luchtkwaliteit

4.7.5 Milieueffectrapportage

Hoofdstuk 5 Juridische Opzet

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van de aansluiting A32 op de Oranje Nassaulaan juridisch is vertaald.

Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt, samen met de regels, het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de systematiek en leeswijzer bij de verbeelding en regels.

5.2 Plansystematiek En Bestemmingsmethodiek

5.2.1 Algemeen

Bestemmingsplannen behoren op grond van artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening eens in de 10 jaar te worden geactualiseerd. Nieuwe bestemmingsplannen dienen met toepassing van de wettelijk verplichte Standaard Voorschriften Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) te worden vervaardigd. Deze standaarden zijn met een ministeriële regeling gekoppeld aan de Wro. Toepassing van de SVBP 2012 zorgt er voor dat nieuwe bestemmingsplannen alle dezelfde structuur en opbouw kennen. Hierdoor ontstaat er een uniform geheel, wat de rechtsgelijkheid voor burgers ten goede komt en de toetsing van aanvragen van omgevingsvergunningen alsmede de handhaving van bestemmingsplannen vergemakkelijkt.

5.2.2 Wijze van bestemmen

Uitgangspunt is om aan gronden in het plangebied een passende bestemming toe te kennen. Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plan begrepen gronden zijn toegekend. Niet iedere functie leent zich voor een eigen bestemming conform de hoofdgroepen van bestemmingen uit de SVBP 2012. Of dit zo is hangt af van de ruimtelijke relevantie, of wel van de mate waarin de betrokken functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten. Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie bepalend.

Binnen veel hoofdgroepen van bestemmingen komen ondergeschikte functies voor, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen. Deze functies worden in de regel opgenomen binnen de bestemmingsomschrijving.

Binnen het plangebied worden voor de te wijzigen gronden nieuwe passende bestemmingen toegekend. Voorzover gronden binnen het plangebied vallen waar met het project geen wijzigingen in worden aangebracht is gekozen voor conserverend bestemmen. Deze gronden zijn, voor zover mogelijk gezien de huidige systematiek uit de SVBP 2012, zoveel mogelijk op dezelfde wijze bestemd als in de vigerende bestemmingsplannen.

5.3 Toelichting Planregels En Bestemmingen

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

In deze paragraaf worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

5.3.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Begrippen (Artikel 1)

Dit artikel bevat definities van begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Daardoor worden verschillen van mening over de wijze waarop de begrippen moeten worden geïnterpreteerd zoveel mogelijk voorkomen. De begripsbepalingen staan op alfabetische volgorde. Van enkele in het ons land veel voorkomende begrippen, zijn de wettelijk in de SVBP 2012 voorgeschreven definitiebepalingen gebruikt.


Wijze van meten (Artikel 2)

In dit artikel is geregeld op welke manier moet worden gemeten. Met dit artikel wordt verschil van mening over de wijze waarop wordt gemeten zoveel mogelijk voorkomen. In het plan genoemde hoogtes worden gemeten vanaf het peil, tenzij anders genoemd in de regels. Peil is in de begripsbepalingen (artikel 1) gedefinieerd. Wat als peil wordt gerekend is afhankelijk van de plaats van het bouwwerk: al dan niet direct aan de weg. Wanneer het bouwwerk aan de weg grenst, geldt de hoogte van die weg als peil. Wanneer het bouwwerk niet aan de weg grenst, wordt het terrein dat direct aan de hoofdtoegang grenst gezien als peil. Bij bouwwerken op of in het water, geldt de grens tussen water en land als peil.

Binnen verschillende bestemmingen is de mogelijkheid opgenomen om geluidwerende voorzieningen te realiseren, in overeenstemming met het akoestisch onderzoek. Geluidwerende voorzieningen bestaan uit wallen en schermen. Schermen zijn bouwwerken, geen gebouwen, zijnde in de zin van de Woningwet. Voor geluidwerende voorzieningen is in de regels bepaald dat wordt gemeten vanaf maaiveld. Dit omdat een geluidscherm geen hoofdtoegang heeft, en de definitie van peil hier dus niet opgaat. Maaiveld is het grensvlak tussen de ondergrond en de lucht. Geluidschermen mogen maximaal 4,50 meter hoog zijn.

5.3.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die in het plangebied voorkomen. Voor ieder bestemmingsvlak op de verbeelding, bevat hoofdstuk 2 een regeling. Als op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen, is de hoofdregel dat de hoofdgebouwen binnen de bouwgrenzen dienen te worden opgericht. Bij de indeling van de bestemmingsregels is conform de SVBP 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van de bestemmingen in dit plan worden als volgt opgebouwd en benoemd (niet alle onderdelen komen in iedere bestemming voor):

  • bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • nadere eisen (eisen die het college van burgemeester en wethouders bij vergunningverlening kan stellen aan de bebouwing)
  • afwijking van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voormalige aanlegvergunningplicht: hiermee worden grondwerkzaamheden aan een vergunning gebonden).

Groen (Artikel 3)

Een aantal groenstroken en groengebiedjes heeft de bestemming 'Groen' gekregen. Dit groen heeft een openbaar karakter. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Wel kunnen fiets- en voetpaden worden aangelegd binnen de bestemming. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 5 meter.


Verkeer (Artikel 4)

De bestemming 'Verkeer' is toegekend aan een groot deel van het plangebied. Binnen de bestemming zijn onder meer wegen, straten en voet- en fietspaden toegestaan. Door middel van verschillende aanduidingen wordt binnen het plangebied het maximaal aantal rijstroken voor wegverkeer binnen het wegprofiel opgenomen. Daarnaast is door middel van aanduidingen aangegeven waar een brug en tunnel binnen het plangebied zijn toegestaan.


Water (Artikel 5)

Deze bestemming ligt op een aantal watergebieden in het plangebied. Deze wateren hebben een structurele betekenis voor berging en afvoer van hemelwater.

Leiding - Gas (Artikel 6)

Dit is een dubbelbestemming en heeft als doel de ondergrondse gasleiding die aan de oostzijde van het plangebied ligt te beschermen. De bestemming beslaat de leiding en de belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de leiding. In de regels zijn beperkingen gesteld aan bouw- en aanlegmogelijkheden op deze gronden. Indien er activiteiten plaatsvinden binnen de belemmerende strook van de leiding (4 meter aan weerszijden) dan dient dit afgestemd te worden met de afdeling tracébeheer van Gasunie.

5.3.3 Hoofdstuk 3: Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het hele plangebied.


Algemene aanduidingsregels (Artikel 7)

Ten behoeve van de risicoafstanden die gelden voor het LPG-tankstation zijn veiligheidszones opgenomen die voor een beperkt deel binnen het plangebied van dit bestemmingsplan vallen. Binnen deze zones mogen geen nieuwe kwetsbare objecten gerealiseerd worden.

Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het aanleggen van een rotonde ter plaatse van de aansluiting Oranje Nassaulaan met de afrit van de A32 aan de westzijde.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 8)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bestemmingsplan. In deze regeling zijn de algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen, zodat enige flexibiliteit mogelijk wordt gemaakt ten aanzien van de regels.

Anti-dubbeltelregel (Artikel 9)

Deze regeling, waarvan de tekst overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald, is bedoeld om aan te geven dat een eenmaal verleende afwijking niet nog een keer kan worden toegepast.

5.3.4 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Tot slot geeft hoofdstuk 4 een regeling voor het overgangsrecht en de zogeheten slotregel.


Overgangsrecht (Artikel 10)

In dit artikel is geregeld dat bouwwerken mogen worden behouden of gebruik mag worden voortgezet vanaf het moment dat het plan rechtskracht heeft verkregen ondanks dat de bebouwing of het gebruik niet (langer) overeenkomstig is met de regels die in dit bestemmingsplan worden gegeven. De regeling is overgenomen uit de standaardbepaling in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.2.1 Bro stelt regels voor overgangsrecht van bouwwerken en artikel 3.2.2 Bro stelt regels voor overgangsrecht van gebruik.


Slotregel (Artikel 11)

Dit laatste artikel van de planregels bepaalt op welke wijze de regels van het bestemmingsplan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening is een exploitatieplan verplicht voor zover het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt voor het uitvoeren van een aantal in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening genoemde bouwplannen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in een dergelijk bestemmingsplan begrepen gronden anderszins verzekerd is.

De geraamde kosten van het totale project (zowel aansluiting K.R. Poststraat als aansluiting Oranje Nassaulaan) bedragen € 25.995.000,-

Deze kosten worden als volgt gedekt:

Investeringsagenda : € 25.200.000,-

Provinciale subsidie fietspad: € 45.000,-

Gemeente Perspectiefnota 2017: € 750.000,-

Totaal: € 25.995.000,-

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak

De participatie heeft plaatsgevonden aan de hand van het verkeerskundig ontwerp en het ontwerp voor de landschappelijke inpassing van de nieuwe verkeersoplossingen. In de periode mei 2016 en mei 2017 zijn individuele gesprekken gevoerd met bewoners en partijen die direct worden getroffen door de plannen. Dit heeft op onderdelen tot aanpassing van de ontwerpen geleid.

Het openbare gedeelte van de participatie is gestart in mei 2016 met het beleggen van een aantal, deels interactieve, sessies voor bewoners en andere belanghebbenden. Ook zijn afzonderlijke sessies belegd met betrekking tot de landschappelijke inpassing van de infrastructurele maatregelen.

Naast schriftelijke en mondelinge reacties, bestond in de participatiefase ook de mogelijk te reageren langs interactieve weg, op website www.heerenveenbeterbereikbaar.nl.


Reactienota

Naar aanleiding van de participatie is een reactienota (Bijlage 13 bij deze toelichting) opgesteld, die is vastgesteld door de Stuurgroep en is overgenomen door burgemeester en wethouders. Voor de aansluiting Oranje Nassaulaan zijn de belangrijkste uitkomsten:

  • Tijdens de participatie werd de suggestie gedaan op de kruispunten het verkeer uitsluitend rechtsaf te laten slaan (linksaf slaan zou dan niet meer mogelijk zijn) Hierdoor zou evenwel het totaal aantal verkeersbewegingen op de Oranje Nassaulaan flink toenemen. Verkeer zou dan via een volgend kruispunt moeten omrijden om alsnog in gewenste richting te kunnen gaan. Per saldo (extra verkeersbewegingen afgezet tegen het verdwijnen van linksaf bewegingen) zou dit een extra aanslag op de capaciteit van de kruispunten betekenen. Deze suggestie is dan ook niet overgenomen.
  • Verder werd gesuggereerd op de rotonde voorrang te geven aan verkeer vanaf de zijtakken. Hierdoor komt echter verkeer dat op de rotonde zelf rijdt regelmatig tot stilstand (men moet immers voorrang verlenen aan verkeer vanaf de zijtakken). Dit leidt tot wachtrijen op de rotonde. De beschikbare ruimte op geen enkele rotonde-variant bleek toereikend om deze wachtrijen op te kunnen vangen, waardoor de wachtrij terugslaat en de rotonde vastloopt. Deze suggestie is eveneens niet overgenomen.
  • Voorgesteld werd aan de westzijde van de A32 een combinatie te maken van de Stadionweg en de afrit A32 Noord. Dit bleek een haalbare aanpassing, die is verwerkt in het wegontwerp. Door de samenvoeging van de Stadionweg en de afrit A32 Noord, vervalt de zelfstandige aansluiting van de Stadionweg op de Oranje Nassaulaan. Hierdoor resteert aan de westzijde van de A32 slechts één aansluiting op de Oranje Nassaulaan vanuit noordelijke richting.
  • Aan de Oostzijde van de A32 kan het verkeer van de op- en afrit via een geoptimaliseerde turborotonde goed worden afgewikkeld.

Door de aanpassing van de plannen is nog maar één kruising voorzien van verkeerslichten. De overige kruisingen zijn uitgevoerd in de vorm van turbo-rotondes en één kruising is volledig komen te vervallen, omdat de Stadionweg in de nieuwe situatie niet meer is aangetakt op de Oranje Nassaulaan.

Nadien is met Plaatselijk belang Oranjewoud opnieuw een discussie ontstaan of ook de laatste kruising met verkeerslichten (aansluiting op de Oranje Nasssaulaan aan de westkant van de A32), niet zou kunnen worden vervangen door een rotonde. De gemeente heeft toegezegd daar opnieuw naar te kijken en afgesproken de discussie af te ronden in het kader van het vaststellen van het onderhavige bestemmingsplan. De afgelopen periode heeft de gemeente in overleg met Rijkswaterstaat verschillende rotondevormen nader onderzocht, in combinatie met een rotondedoseerinstallatie. Een dergelijk licht geplaatst voor de meest oostelijke rotonde zou het verkeer tegen kunnen houden, als er een file dreigt te ontstaan op de afrit vanaf de A32 vanuit het zuiden.

De voorgenomen oplossing met verkeerslichten voldoet aan de eis van Rijkswaterstaat dat terugslag op de A32 moet worden voorkomen en voldoet aan de eis dat de oplossing voldoende robuust moet zijn, om ook bij gewijzigde hoeveelheden verkeer of een ander verkeerspatroon goed te kunnen functioneren. Uit de analyse van de onderzochte rotonde-oplossingen blijkt dat met name op het punt van robuustheid twijfel blijft bestaan. Daarnaast blijkt dat bij een rotonde de doorstroming op het onderliggende weggennet in het Stadiongebied verslechtert, als gevolg van de kleinere opstelruimte voor verkeer tussen de rotonde ter hoogte van de Stadionweg en de Oranje Nassaulaan. Dit kan zich vertalen in een verkeersgedrag waarbij verkeer op de afrit vanuit het noorden uit coulance voorrang gaat verlenen aan verkeer vanuit de richting van het stadion, met als gevolg toch weer een terugslag op de A32. Kortom een keuze voor een rotonde-oplossing neemt de zorgen niet weg en kan er toe leiden dat op termijn toch weer voor een andere kruisingsvorm moet worden gekozen. Daarnaast hecht Rijkswaterstaat zeer aan het kunnen beïnvloeden (via de verkeerslichten) van het verkeer tijdens evenementen. Om deze redenen is in de plannen vastgehouden aan het oorspronkelijke plan voor een met verkeerslichten geregeld kruispunt. In de regels is een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen om het kruispunt als rotonde uit te voeren, indien uit onderzoek en analyse duidelijk wordt dat hiermee een voldoende robuuste en comfortabele verkeersafwikkeling wordt gerealiseerd.

6.2.2 Overleg (art. 3.1.1. Bro)

Het voorontwerp-bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro toegezonden aan:

  1. 3. Rijkswaterstaat Noord Nederland
  2. 4. Gedeputeerde Staten van Fryslân
  3. 5. Wetterskip Fryslân

Er werden overlegreacties ontvangen van Rijkwaterstaat Noord Nederland en van Gedeputeerde Staten van Fryslân. Wetterskip Fryslân reageerde niet.

Ad 1

Rijkwaterstaat bracht het volgende naar voren:

Akoestisch onderzoek

In de bijlagen in de tabel “berekeningsresultaten rekenmodel E/A simulatie” staan de referentiepunten gerangschikt op basis van het berekende verschil in dB tussen beide situaties. Een lijst waarin de referentiepunten op oplopend nummer worden weergegeven maakt het in de figuur nalopen van de resultaten veel gemakkelijker;

Reactie gemeente: Het is inderdaad voor de controle en overzicht beter om de referentiepunten oplopend op nummer weer te geven. In bijlage 5 bij het akoestisch onderzoek is een nieuwe vergelijkingstabel opgenomen met de referentiepunten met oplopend nummer.

In dezelfde tabel staan de berekeningsresultaten weergegeven van referentiepunten die niet in de bijbehorende figuur staan weergegeven. Daarmee is onduidelijk bij welke specifieke locatie deze berekeningsresultaten horen.

Reactie gemeente: Om ook de referentiepunten die wel als resultaat in de tabel staan maar niet in de figuur met de ligging van de referentiepunten te tonen, zijn nu in bijlage 5 bij akoestisch onderzoek twee figuren opgenomen die de ligging van alle in de tabel berekende referentiepunten weergeven.

Voor referentiepunt 47546_A wordt een afname van -1,3 dB berekend, maar ligt dit punt niet ver ten zuiden van het gebied dat in de figuur wordt beschouwd? Een dergelijke grote afname van de geluidbelasting lijkt op deze plek niet voor de hand liggen.

Reactie gemeente: Deze opmerking is terecht. Dit referentiepunt ligt inderdaad ver buiten de beoogde locatie van wijziging en speelt eigenlijk ook geen rol omdat de wegvakken in de nabijheid van dat referentiepunt niet wijzigen. De data vanuit het geluidregister is in beide rekenmodellen plaatselijk identiek. De vergelijking tussen model A** en E zou daarom geen verschil mogen opleveren. Dat er toch sprake is van een afname van –1,3 dB is het gevolg van een fout in het rekenmodel A**. Ter hoogte van dit referentiepunt en de referentiepunten 47547_A/54564_A/54566_A/54567_A loopt in rekenmodel A** de westelijke rijbaan van de A32 verder door dan dezelfde rijbaan in rekenmodel E. In navolgende figuur is het verschil van de ligging van de rijbaan weergegeven in beide rekenmodellen weergegeven.

In rekenmodel A** is, ten behoeve van de simulatie, nu de lengte van de westelijke rijbaan gelijk gemaakt aan de lengte van de westelijke rijbaan in rekenmodel E. Vervolgens is opnieuw gerekend en zijn de resultaten in een vergelijkingstabel opnieuw weergegeven. Het verschil in de genoemde referentiepunten nu 0. Dit is verwerkt in de nieuwe vergelijkingstabel in bijlage 5 bij het akoestisch onderzoek.

Onderzoek luchtkwaliteit

Blz. 5 t/m 9: Op deze pagina's worden geen concentratiekaarten voor PM2,5 getoond, voor EC wel. Voor EC bestaat nog geen normstelling, voor PM2,5 wel;

Reactie gemeente: Deze opmerking is terecht. De concentratiekaarten zijn alsnog in de rapportage opgenomen.

Blz. 14 en 15: de kolom overschrijdingen uurgemiddelde grenswaarde ontbreekt in de NO2 - tabellen.

Reactie gemeente: In de bijlagen van het rapport zijn de berekeningsresultaten voor de stof NO2 in de diverse peiljaren opgenomen. De overschrijdingen van de uurgemiddelde grenswaarde bedraagt in alle peiljaren 0 (geen). Om die reden is in de tabellen de kolom overschrijdingen uurgemiddelde grenswaarde niet opgenomen. In de tekst bij de tabellen is een zin toegevoegd waarin is uitgelegd dat bij de weergave van de tabellen de kolom met overschrijdingenuurgemiddelde grenswaarde niet wordt getoond omdat in alle peiljaren deze overschrijding 0 is.

Hoofdstuk 4.5 Bespreking berekeningsresultaten: van de stoffen waarvoor normen gelden wordt alleen PM10 specifiek beschreven. EC wordt zeer uitgebreid beschreven terwijl voor deze stof nog geen norm geldt.

Reactie gemeente: In 2018 zijn door bewoners langs de K.R. Poststraat vragen gesteld aan de gemeente Heerenveen over de luchtkwaliteit langs deze weg. De bewoners maakten zich daar met name zorgen over roet. De gemeente heeft op verzoek van de bewoners in 2018 feitelijke luchtkwaliteitsmetingen gedaan, waaronder ook een roetmeting. Juist om mogelijke vragen over roet te kunnen beantwoorden, is in de rapportage voor de luchtkwaliteit als gevolg van de wijziging van de A32 en de Oranje Nassaulaan wat uitgebreider stil gestaan bij de stof EC.

Ad 2

Gedeputeerde Staten van Fryslân brachten het volgende naar voren:

De gemeente heeft aangegeven dat voor het onderdeel Stikstof separaat een ambtelijke advieslijn loopt. GS gaan ervan uit dat de uitkomsten van dat overleg worden toegevoegd aan de toelichting op het bestemmingsplan. Eventuele consequenties voor het plan kunnen daarin ook worden beschreven.

Reactie gemeente: Er is onderzoek uitgevoerd naar de stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000 gebieden, in de aanleg- en de gebruiksfase. De uitkomst van de onderzoeken is dat in zowel de aanleg- als de gebruiksfase toename van de depositie > 0,00 mol/ha/jaar optreedt. Dit is verwerkt in de toelichting op het bestemmingsplan.

6.2.3 Zienswijzen

Er zijn vier zienswijzen binnengekomen. Naar aanleiding van een zienswijze van de Gasunie is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. De wijziging betreft de toevoeging van de bestemming “Leiding – Gas” op de verbeelding (plankaart). Aan de regels is toegevoegd Artikel 6 Leiding – Gas. Hiermee is een regeling gegeven aan de hogedruk aardgastransportleiding N-500-20 met belemmeringsstrook. De zienswijzen gaven voor het overige geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.

Bijlage 1 Verantwoordingsrapportage Bereikbaarheid A32

Bijlage 1 Verantwoordingsrapportage Bereikbaarheid A32

Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek 2017

Bijlage 2 Ecologisch onderzoek 2017

Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek 2018

Bijlage 3 Ecologisch onderzoek 2018

Bijlage 4 Ecologisch Onderzoek Poelkikker

Bijlage 4 Ecologisch onderzoek poelkikker

Bijlage 5 Notitie Stikstofberekeningen Aanlegfase

Bijlage 5 Notitie stikstofberekeningen aanlegfase

Bijlage 6 Notitie Stikstofberekeningen Gebruiksfase

Bijlage 6 Notitie stikstofberekeningen gebruiksfase

Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 7 Archeologisch onderzoek

Bijlage 8 Indicatief Bodemonderzoek

Bijlage 8 Indicatief bodemonderzoek

Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 9 Akoestisch onderzoek

Bijlage 10 Qra Gastransportleiding

Bijlage 10 QRA gastransportleiding

Bijlage 11 Brief Advies Brandweer

Bijlage 11 Brief advies brandweer

Bijlage 12 Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 12 Onderzoek luchtkwaliteit

Bijlage 13 Reactienota

Bijlage 13 Reactienota