KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 5 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen
Artikel 6 Detailhandel - Tuincentrum
Artikel 7 Gemengd
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Maatschappelijk - Justitiële Inrichting
Artikel 12 Recreatie - Jachthaven
Artikel 13 Sport
Artikel 14 Tuin
Artikel 15 Verkeer
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 17 Water
Artikel 18 Wonen
Artikel 19 Wonen - Bijzonder Woongebouw
Artikel 20 Wonen - Woongebouw
Artikel 21 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 22 Leiding - Water
Artikel 23 Waarde - Archeologie 2
Artikel 24 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Artikel 26 Algemene Gebruiksregels
Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 30 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 32 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 33 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Specifieke Wijzigingscriteria
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Inleiding
1.2 Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Het Bestemmingsplan
1.5 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Structuur En Planuitgangspunten
2.1 De Ruimtelijke Structuur
2.2 Bedrijvigheid
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Algemeen
4.2 Archeologie
4.3 Ecologie
4.4 Verkeer
4.5 Geluid
4.6 Bodem
4.7 Water
4.8 Groen
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Inleiding
5.2 Juridische Vormgeving
5.3 Planregels
5.4 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak
7.2 Overleg
7.3 Ontwerp En Vaststelling
Bijlage Bij Toelichting
Bijlage 1 Situering Plangebied
Bijlage 2 Lijst Karakteristieke Panden
Bijlage 3 Ecologie
Bijlage 4 Rekenresultaten Aldlânsdyk En Drachtsterweg
Bijlage 5 Geluidsbelasting Holstmeerweg 1
Bijlage 6 Rekenresultaten Tjalkstraat
Bijlage 7 Geluid: Zone Leeuwarden Oost En Zone Hemrik
Bijlage 8 Watertoets
Bijlage 9 Externe Veiligheid
Bijlage 10 Advies Brandweer - Externe Veiligheid
Bijlage 11 Overlegnotitie
Bijlage 12 Raadsbrief En -Besluit

bestemmingsplan Wielenpôlle, Schepenbuurt, de Plantage en omgeving

Bestemmingsplan - Leeuwarden

Vastgesteld op 30-05-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Leeuwarden - Wielenpôlle, Schepenbuurt, de Plantage en omgeving van de gemeente Leeuwarden;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0080.05005BP00-VG01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps*- of bedrijfsactiviteit waarvan de activiteiten niet onevenredig publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbijbehorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

*) betreft de (voormalige) vrije beroepen

1.4 aanbouw/uitbouw

een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting c.q. uitbreiding van het hoofdgebouw vormt die in directe verbinding staat met dat hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van een bouwvlak;

1.10 bed and breakfast

het tegen betaling aanbieden van tijdelijk logies en ontbijt in een woning;

1.11 (beperkt) kwetsbare functies/objecten

in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) gedefinieerde (beperkt)kwetsbare objecten. De meest voorkomende objecten:

Beperkt kwetsbare functies/objecten: o.a. verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen, kleinere kantoorgebouwen/horeca/ winkels/ sporthallen/ kampeerterreinen/bedrijfsgebouwen;

Kwetsbare functies/objecten: o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, bejaardenhuizen, kinderdagverblijven, grote (meer dan 1500 m2 oppervlakte) kantoorgebouwen/horeca/ winkelcomplexen;

1.12 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.15 bestaand

  1. a. bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerp van dit plan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. b. het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking treedt;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijgebouw

een op zich zelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw zonder directe verbinding met het hoofdgebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.19 bijzondere woonvorm

een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden of gehandicapten;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 erf

de oppervlakte van een bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en verminderd met de gronden met de bestemming "Tuin";

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.32 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere gebouwen of terreinen, als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.33 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.34 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.35 hogere waarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.36 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.37 horecabedrijf categorie 2

een restauratief horecabedrijf dat overwegend in de loop van de middag opent en aan het einde van de avond sluit. Het betreft een rustige horecafunctie waar in de regel geen hoge bezoekersfrequentie aanwezig is;

1.38 justitiële inrichting

een gebouw dat in gebruik is bij een overheidsdienst die belast is met de uitvoering van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. Voorbeelden zijn gevangenissen, huizen van bewaring, jeugdinrichtingen, tbs-klinieken, detentiecentra en uitzetcentra;

1.39 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.40 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.41 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.42 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.43 ondergeschikte horeca

horeca waarbij moet worden voldaan aan de volgende eisen:

  1. 1. de openings- en sluitingstijden van het horecabedrijf zijn dezelfde als die van de hoofdfunctie c.q. hoofdactiviteit, of het horecabedrijf begint later en/of eindigt eerder dan de hoofdactiviteit;
  2. 2. het horecabedrijf is niet rechtstreeks vanaf de openbare weg toegankelijk;
  3. 3. er worden op, aan of bij de openbare weg geen aanduidingen gegeven waaruit op te maken valt dat in de inrichting etenswaren en dranken tegen betaling worden verstrekt voor gebruik ter plaatse;
  4. 4. er wordt geen reclame gemaakt voor het horecabedrijf;
  5. 5. er is geen buitenterras dat rechtstreeks vanaf de weg zichtbaar en toegankelijk is;
  6. 6. het horecabedrijf wordt uitgeoefend op een vloer- of grondoppervlakte dat niet meer bedraagt dan 15% van de netto vloeroppervlakte van de inrichting, waarin de hoofdbestemming is verwezenlijkt, dan wel grondoppervlakte waarop de hoofdfunctie wordt uitgeoefend, tot een maximum van 150 m2;
  7. 7. bij hoofdbestemmingen die meer dan 1500 m2 in beslag nemen mag het ondergeschikte horecabedrijf niet meer dan 10% van de netto vloeroppervlakte van de inrichting waarin de hoofdfunctie wordt uitgeoefend, tot een maximum van 450 m2, in beslag nemen;

1.44 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Nieuw Amsterdams Peil - 0,52 (het Fries Zomerpeil);

1.45 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.46 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.47 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.48 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.49 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.50 vuurwerkbedrijf

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.51 watergang

een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.52 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.53 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een groep van personen, die gebruik maken van voor bewoning gemeenschappelijke voorzieningen, zoals keuken, toilet en douche;

1.54 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;

1.55 woonschip

een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object;

1.56 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. Onder woonwagen wordt niet verstaan: een woonwagen met een eigen aandrijving en een wagen waarvoor bij de verplaatsing over de weg geen ontheffing van de Wegenverkeerswet 1994 of voorschriften voor verkeersregels en verkeertekens zijn vereist (dus campers en caravans zijn geen woonwagens).

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. 1. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. 2. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord,of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. 3. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. 4. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. 5. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van bedrijven van categorie 1 en 2 van de bedrijven genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens wonen in een bedrijfswoning;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum', tevens een sportschool;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm vanbedrijf - autoreparatie', tevens de reparatie van motorvoertuigen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm vanbedrijf - autoverhuur', tevens de verhuur van motorvoertuigen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm vanbedrijf - autowasserij', tevens een autowasserette;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm vanbedrijf - bouwbedrijf', tevens een bouwbedrijf;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm vanbedrijf - detailhandel in computers', tevens een computerwinkel;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm vanbedrijf - gemeentewerf', tevens een gemeentewerf;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm vanbedrijf - goederenbank', tevens een goederenbank;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm vanbedrijf - groothandel bouwmaterialen', tevens een groothandel voor bouwmaterialen;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm vanbedrijf - grootschalige detailhandel in keukens', tevens grootschalige detailhandel in keukens;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm vanbedrijf - grootschalige detailhandel in meubels', tevens grootschalige detailhandel in meubels;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm vanbedrijf - massagesalon', tevens een massagesalon;

met daarbijbehorende:

  1. q. tuinen, erven en terreinen;
  2. r. wegen, straten en paden;
  3. s. parkeervoorzieningen;
  4. t. groenvoorzieningen;
  5. u. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de woonsituatie.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 3.1 en 3.2, dit in combinatie met3.6.1 onder a voor de bouw van per bedrijf niet meer dan één bedrijfswoning, met een inhoud van niet meer dan 500 m3.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een onder 3.1genoemde functieaanduiding wordt verwijderd, indien de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

met de daarbijbehorende:

  1. b. terreinen;
  2. c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de woonsituatie.

Artikel 5 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg;
    2. 2. detailhandel, voorzover ten dienste van en ondergeschikt aan de verkoop van motorbrandstoffen;

en mede bestemd voor:

  1. b. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een LPG-installatie, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg';

met de daarbijbehorende:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. terreinen;
  4. f. op- en afritten;
  5. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Detailhandel - Tuincentrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. detailhandel in planten, struiken, bomen, tuinartikelen en tuinmeubilair en naar de aard daarmee gelijk te stellen goederen met inbegrip van de hierbij behorende magazijnen, opslagruimte en specifieke ondergeschikte horeca/kantoorvoorzieningen ten behoeve van de hoofdfunctie tuincentrum met een maximum bruto vloeroppervlak van 10.000 m2, waarvan maximaal 2% als horecavoorziening;
  2. b. een tuinbouwbedrijf, waaronder kassen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', tevens een parkeerterrein;

met de daarbijbehorende:

  1. d. tuinen, erven en terreinen;
  2. e. wegen, straten en paden;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de woonsituatie.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. detailhandel;
    2. 2. dienstverlening;
  2. b. ondergeschikte horeca;

met de daarbijbehorende:

  1. c. tuinen, erven en terreinen;
  2. d. wegen, straten en paden;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Gemengd' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de woonsituatie.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. speelvoorzieningen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast', tevens een antenne-installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. bermen en beplanting;
  2. f. parkeervoorzieningen;
  3. g. waterlopen en waterpartijen;
  4. h. oevers en kaden;

met de daarbijbehorende:

  1. i. verhardingen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de woonsituatie.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van een horecabedrijf categorie 2;

met de daarbijbehorende:

  1. b. tuinen, erven en terreinen;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de woonsituatie.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van aan horeca ondergeschikte detailhandel.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. b. tuinen, erven en terreinen;
  2. c. wegen, straten en paden;
  3. d. sloten, bermen en beplanting;
  4. e. parkeervoorzieningen;
  5. f. groenvoorzieningen;
  6. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de woonsituatie.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van aan de maatschappelijke voorziening ondergeschikte detailhandel;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van horeca, met uitzondering van de aan de maatschappelijke voorziening ondergeschikte horeca.

Artikel 11 Maatschappelijk - Justitiële Inrichting

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Justitiële Inrichting' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van een justitiele inrichting en openbare dienstverlening;

met de daarbijbehorende:

  1. b. tuinen, erven en terreinen;
  2. c. wegen, straten en paden;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. groenvoorzieningen;
  5. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk - Justitiële Inrichting' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de woonsituatie.

Artikel 12 Recreatie - Jachthaven

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. berging en stalling;
    2. 2. onderhoud en beheer;
  2. b. terreinen en water ten behoeve van aanleggelegenheid;
  3. c. schiphuizen;

met de daarbijbehorende:

  1. d. kaden;
  2. e. tuinen, erven en terreinen;
  3. f. wegen, straten en paden;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de woonsituatie.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 13 Sport

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport-, recreatie- en evenemententerreinen;
  2. b. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. onderhoud en beheer;
    2. 2. berging en stalling;
    3. 3. kleedruimtes;
    4. 4. kantines/clubhuizen;

met de daarbijbehorende:

  1. c. erven en terreinen;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. wegen, straten en paden;
  4. f. sloten, bermen en beplanting;
  5. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten, ballenvangers en vlaggenmasten.

13.2 Bouwregels

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de woonsituatie.

Artikel 14 Tuin

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voortuinen en zijtuinen, geen erven zijnde, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen;

met de daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. de woonsituatie.

14.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. voet- en rijwielpaden;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

met de daarbijbehorende:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. sloten, bermen en beplanting;
  4. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de woonsituatie.

Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (woon)straten en pleinen;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. tuinen en erven;
  2. f. water;

met de daarbijbehorende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de woonsituatie.

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en waterpartijen;
  2. b. oevers en paden;
  3. c. aanleggelegenheid;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'schiphuis', tevens schiphuizen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', tevens ligplaatsen voor woonschepen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - woonschip', tevens een bedrijfswoonschip;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'steiger', tevens een steiger;

met de daarbijbehorende:

  1. h. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder oeverbeschoeiingen, bruggen, dammen en/of duikers.

17.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

17.3 Afwijken van de bouwregels

17.4 Specifieke gebruiksregels

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. 1. een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet bedoeld bed andbreakfast;
  2. b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'garage', tevens in complex gebouwde garageboxen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', tevens het nastreven van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', uitsluitend voor erf bij een woonschip;

met de daarbijbehorende:

  1. f. tuinen en erven;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de woonsituatie.

18.4 Afwijken van de bouwregels

18.5 Specifieke gebruiksregels

18.6 Afwijken van de gebruiksregels

18.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 19 Wonen - Bijzonder Woongebouw

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Bijzonder woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een bijzondere woonvorm in een woongebouw, met ondergeschikte medische voorzieningen ten behoeve van de hoofdfunctie, met dien verstande dat een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit niet in de bestemming is begrepen;

met de daarbijbehorende:

  1. b. tuinen, erven en terreinen;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. groenvoorzieningen;
  5. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

19.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - Bijzonder woongebouw' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de woonsituatie.

19.4 Afwijken van de bouwregels

19.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 20 Wonen - Woongebouw

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woongebouwen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbondenberoeps- of bedrijfsactiviteit, niet bedoeld bed and breakfast;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', tevens het nastreven van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overdekte parkeervoorziening', tevens een overdekte parkeervoorziening;

met de daarbijbehorende:

  1. d. tuinen, erven en terreinen;
  2. e. wegen, woonstraten en paden;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. speelvoorzieningen;
  6. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

20.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de woonsituatie.

20.4 Specifieke gebruiksregels

20.5 Afwijken van de gebruiksregels

20.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 21 Wonen - Woonwagenstandplaats

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. standplaatsen voor woonwagens tot het aantal zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  2. b. bijgebouwen bij woonwagens;

met de daarbijbehorende:

  1. c. tuinen, erven en terreinen;
  2. d. wegen, woonstraten en paden;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

21.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de woonsituatie.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 22 Leiding - Water

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een strook ten behoeve van een hoofdwaterleiding, alsmede het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbij behorende:

22.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Waarde - Archeologie 2

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden.

23.2 Bouwregels

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Waarde - Archeologie 3

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden.

24.2 Bouwregels

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene Gebruiksregels

26.1 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:

  1. a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan.

26.2 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot-, afbraak en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  2. b. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  3. c. het storten van puin en afvalstoffen;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  5. e. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidszoneringsplichtigeinrichtingen;
  7. g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen.

Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels

27.1 geluidzone - industrie

27.2 veiligheidszone - lpg

Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels

28.1 Afwijkingsbevoegdheid

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12 m;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30 m;
  5. e. de bestemmingsregels voor de bouw van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, mits de bouwhoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, niet meer bedraagt dan 5 m;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak met ten hoogste 1,5 m naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. 3. erkers over maximaal 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
    4. 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
  7. g. de bestemmingsregels ten behoeve van de (ver-)bouw van kleinschalige (openbare) voorzieningen ten behoeve van detailhandel, sport, recreatie of cultuur, zoals kleedgebouwtjes, dug-outs, paviljoens, kiosken, dierenverblijven, kunstobjecten en toiletgebouwtjes, mits:
    1. 1. het brutovloeroppervlakte ten hoogste 50 m² bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt;
  8. h. de bestemmingsregels ten behoeve van de (ver-)bouw van gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorziening en/of de telecommunicatie, mits:
    1. 1. de brutovloeroppervlakte ten hoogste 100 m² bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt;
  9. i. de bestemmingsregels ten aanzien van de dakhelling in die zin dat de minimale dakhelling wordt verlaagd tot ten minste 0º en de maximale dakhelling wordt vergroot tot ten hoogste 80º.

28.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeerssituatie;
  4. d. de parkeercapaciteit;
  5. e. het waterbeheer;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de externe veiligheid en de brandveiligheid;
  8. h. de milieusituatie;
  9. i. archeologie;
  10. j. cultuurhistorie;
  11. k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  12. l. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de geldende luchtvaartwet- en regelgeving i.v.m. de vliegbasis Leeuwarden, of andere in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen.

Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels

29.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. bouw- en/of bestemmingsgrenzen mogen worden gewijzigd, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 5 m wordt overschreden;
  2. b. een bouwvlak binnen een bestemmingsvlak wordt vergroot met maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak;
  3. c. de bestemming 'Bedrijf', 'Horeca' of 'Maatschappelijk' wordt gewijzigd ten behoeve van een woonfunctie, met bijbehorende voorzieningen;
  4. d. de bestemming 'Horeca', 'Maatschappelijk' of 'Wonen' wordt gewijzigd ten behoeve van een bedrijfsfunctie, met bijbehorende voorzieningen;
  5. e. de bestemming 'Bedrijf', 'Horeca', 'Maatschappelijk' of 'Wonen' wordt gewijzigd ten behoeve van een detailhandelsfunctie, met bijbehorende voorzieningen;
  6. f. de bestemming 'Bedrijf', 'Horeca', 'Maatschappelijk' of 'Wonen' wordt gewijzigd ten behoeve van een kantoorfunctie, met bijbehorende voorzieningen;
  7. g. de bestemming 'Bedrijf', 'Horeca', 'Maatschappelijk' of 'Wonen' wordt gewijzigd ten behoeve van een (andere) horecafunctie, met bijbehorende voorzieningen;
  8. h. de bestemming 'Bedrijf', 'Horeca', 'Maatschappelijk' of 'Wonen' wordt gewijzigd ten behoeve van sport en sportieve recreatie, met bijbehorende voorzieningen;
  9. i. de bestemming 'Bedrijf', 'Horeca', 'Maatschappelijk' of 'Wonen' wordt gewijzigd ten behoeve van recreatie, met bijbehorende voorzieningen;
  10. j. de bestemming 'Bedrijf', 'Horeca' of 'Wonen' wordt gewijzigd ten behoeve van lokale maatschappelijke voorzieningen, zoals educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, welzijnsvoorzieningen en overige maatschappelijke voorzieningen, met bijbehorende voorzieningen;
  11. k. de bestemmingen worden gewijzigd ten behoeve van de aanleg van of de wijziging in de bestaande infrastructuur (weg, water-, parkeer- en groenvoorzieningen), met de bijbehorende voorzieningen;
  12. l. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk kan worden verwijderd indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatste geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

29.2 Toetsingscriteria

  1. a. De in 29.1 genoemde wijzigingsbevoegdheden kunnen uitsluitend worden toegepast, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de milieusituatie;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de verkeerssituatie;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    7. 7. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de gelden luchtvaartwet- en regelgeving in verband met de vliegbasis Leeuwarden, of andere, in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen.
  2. b. Voorzover het de wijzigingsbevoegdheden in 29.1 sub c tot en metk betreft, zijn de in Bijlage 2 genoemde criteria van toepassing;

De in 29.1 genoemde wijzigingsbevoegdheden kunnen uitsluitend worden toegepast indien in de toelichting van het wijzigingsplan een goede ruimtelijke onderbouwing wordt opgenomen, waarbij in elk geval aandacht moet worden besteed aan de onder a en b en de in Bijlage 2 Specifieke wijzigingscriteria genoemde voorwaarden.

Artikel 30 Overige Regels

30.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht Bouwwerken

31.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

31.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

31.3 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 32 Overgangsrecht Gebruik

32.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

32.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

32.3 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

32.4 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 33 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Leeuwarden - Wielenpôlle, Schepenbuurt, de Plantage en omgeving.

30 mei 2012.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Specifieke Wijzigingscriteria

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

De gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is een bijzonder plan, in die zin dat het een bindend plan is voor zowel overheid als burgers. De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van die gronden wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Die regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en de zich daar bevindende bouwwerken.

De gemeente Leeuwarden werkt aan een actualisering van haar bestemmingsplannen. De huidige bestemmingsplannen zijn op onderdelen verouderd en sluiten niet meer goed aan op nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van planmethodiek en bestemmingsplanregeling. Met de actualisatie wordt het mogelijk de planologische regels af te stemmen op de huidige en toekomstige situatie en te uniformeren door middel van standaardisatie. Dit laatste komt de inzichtelijkheid en rechtsgelijkheid ten goede: een gelijke planregeling en planmethodiek voor alle inwoners binnen de gemeente Leeuwarden.

Het voorliggende bestemmingsplan "Leeuwarden - Wielenpôlle, Schepenbuurt, de Plantage en omgeving" betreft een gebied met verschillende bestemmingen. Als algemeen uitgangspunt bij de opstelling van dit bestemmingsplan geldt, dat de ontwikkelingen zoals die in het verleden tot stand zijn gekomen als gegeven zijn geaccepteerd.

1.2 Plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op de wijken Wielenpôlle, Schepenbuurt, woonbuurt de Plantage (inclusief Intratuin) en de aangrenzende bedrijven langs de Drachtsterweg.

Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de Aldlânsdyk en het water ten zuiden van de Prunus en aan de westzijde door de Tjallingaweg. Hierna breidt het plangebied zich nog iets meer uit richting het westen waardoor ook de Intratuin en Tijnjedijk 1 onderdeel uitmaken van het plangebied. Hierna volgt de plangrens De Potmarge en vervolgens de Pieter Stuyvesantweg. De noord- en oostgrens worden achtereenvolgens gevormd door de Tjalkstraat, de Vletstraat, een deel van De Potmarge, een deel van de Oude Potmarge en een deel van De Greuns.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.05005BP00-VG01_0001.jpg"

In het plangebied komen verschillende functies voor. Naast woongebieden, zijn ook gebieden aanwezig met bedrijven en/of voorzieningen (sportvoorzieningen, winkelcentrum, brandweer, politie, gevangenis). De woonbuurt de Plantage (inclusief Intratuin) en Tijnjedijk 1 maken ook deel uit van het plangebied. Het wonen vindt plaats in reguliere grondgebonden woningen, in gestapelde woningen en in woonwagens en woonboten. Naast “reguliere” zelfstandige woningen is in het noordelijke deel van het plangebied nog een wooncentrum voor ouderen aanwezig. Op het bovenstaand opgenomen kaartje en in Bijlage 1 Situering plangebied is de situering van het plangebied weergegeven.

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

De huidige juridische regelingen van de betreffende gronden is neergelegd in onderstaande plannen die door het voorliggende bestemmingsplan geheel komen te vervallen.

Naam plan goedgekeurd GS
Wielenpôlle 15 april 1987
Greunsweg 20 februari 1956
Greunsweg en omgeving (partiële herziening) 27 juli 1959
Giekstraat en omgeving (partiële herziening) 30 september 1957
Huizum Dorp (klein stukje) 21 juni 1978
Huizum-Dorp, De Plantage 14 oktober 2004
Huizum-Oost (betreft perceel Tijnjedyk 1) 3 januari 2007
Naam plan vastgesteld
Holstmeerweg 1 (Veilige Veste) 2 maart 2011

1.4 Het Bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan "Leeuwarden - Wielenpôlle, Schepenbuurt, de Plantage en omgeving" vervangt een aantal verouderde plannen die nu nog in dit gebied van kracht zijn. Deze plannen zijn verouderd omdat de wetgeving gewijzigd is en er inmiddels gebouwen zijn toegevoegd en/of gewijzigd dan wel functies zijn veranderd.

Het plan is ten aanzien van de bestaande bebouwing voor het grootste deel conserverend: het doel is hoofdzakelijk het vastleggen van de bestaande situatie in het gebied.

Het bestemmingsplan is een gedetailleerd vormgegeven bestemmingsplan. De nodige flexibiliteit in het plan is verkregen door het opnemen van afwijkings- en wijzigingsregels.

Het bestemmingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving en de bijbehorende verbeelding is aangesloten bij de Regeling standaarden ruimtelijke ordening.

1.5 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan 'Leeuwarden - Wielenpôlle, Schepenbuurt, de Plantage en omgeving' bestaat uit:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr. NL.IMRO.0080.05005BP00-VG01);
  • regels.

Dit bestemmingsplan gaat vergezeld van deze toelichting.

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.6 Leeswijzer

De toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na deze inleiding is in hoofdstuk 2 de bestaande ruimtelijke en functionele situatie beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader en relevant beleid van zowel rijk, provincie, het waterschap en de gemeente behandeld. In hoofdstuk 4 is ingegaan op de omgevingsaspecten die in en om het plangebied een rol spelen. In hoofdstuk 5 wordt een (juridische) toelichting op het plan gegeven. In hoofdstuk 6 is de economische uitvoerbaarheid van het plan beschreven en in hoofdstuk 7 zijn de resultaten van overleg (ex artikel 3.1.1. Bro) opgenomen.

Hoofdstuk 2 Huidige Structuur En Planuitgangspunten

2.1 De Ruimtelijke Structuur

Historische ontwikkeling

In het plangebied zijn twee oude ruimtelijke dragers nog steeds te herkennen.

De Potmarge gold vroeger als een van de drukst bevaren wateren van en naar Leeuwarden. De Potmarge heeft grote natuurlijke en cultuurhistorische waarden en is daarom deels aangewezen als rijksmonument. Het als rijksmonument aangewezen gedeelte ligt grotendeels buiten (ten westen van) het plangebied, maar een klein gedeelte valt erbinnen (oostelijke deel plangebied, nabij de Drachtsterweg). Een belangrijk kenmerk van de Potmarge (en de beschermde waarden) is het zachte, groene karakter van de oevers. Aan weerszijden van de Potmarge is in het plangebied sprake van een groene zone. Deze zone vervult een belangrijke rol voor de aanwezige ecologische waarden, maar is vanuit visueel oogpunt ook van groot belang voor de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van het plangebied. Rond 2004 heeft een herinrichting van de Potmarge-zone plaatsgevonden.

De tweede oorspronkelijke ruimtelijke drager is de oost-west verlopende Tijnjedijk, vroeger een belangrijke uitvalsweg van en naar de stad. Deze straat geeft een wat rommelig bebouwingsbeeld te zien, bestaande uit lage rijtjes woningen uit de jaren-1920 tot en met de jaren-1950.

Buiten deze twee historische ruimtelijke dragers is het plangebied van veel recentere datum. De woonbebouwing dateert er voor een belangrijk deel uit de periode van de Wederopbouw en is tamelijk eenzijdig.

Het deel ten noorden van de Potmarge, de Schepenbuurt, is een van de eerste naoorlogse stadsuitbreidingen van Leeuwarden, grotendeels gerealiseerd in de jaren-1950. De woonbebouwing bestaat er uit middelhoogbouw en laagbouw binnen een klassiek-moderne, open verkavelingsopzet en een rechthoekig stratenpatroon. De woningen zijn overwegend sociale huurwoningen, uit een periode waarin een grote woningnood was te lenigen. Het forse, deels hogere complex van het wat jongere Greunshiem vormt de zuidelijke afsluiting van de buurt.

Het gedeelte van het plangebied ten zuiden van de Potmarge, aan weerszijden van de Tijnjedijk, wordt vooral in beslag genomen door bijzondere functies in de zuidelijke strook (onder meer een winkelcentrum, politiebureau, brandweerkazerne en gevangenis) en een bedrijventerrein in de noordelijke strook tussen de Tijnjedijk en de Potmarge (Ouddeelstraat). Alleen direct ten zuiden van de Tijnjedijk bevindt zich een woonbuurt, de uit de late jaren-1950 of vroege jaren-1960 daterende Wielenpolle. Deze uniforme buurt bestaat uit woningrijen van saaie architectonische snit in een strak, eenvoudig stratenpatroon. Het plangebied ten zuiden van de Potmarge vertegenwoordigt geen bijzondere cultuurhistorische, stedenbouwkundig-historische of architectuurhistorische waarden buiten de Potmarge zelf en de Tijnjedijk.

Uitgangspunt

Het huidige straat- en bebouwingsbeeld geldt grotendeels als een planmatig gegroeid woongebied, met duidelijk herkenbare, verschillende bebouwingsclusters. Met het bestemmingsplan wordt de huidige bebouwingsstructuur met deze duidelijke verschillen ook vastgelegd. Ook de huidige wegenstructuur in het plangebied zal in de toekomst voornamelijk gehandhaafd blijven. In het profiel van de straten zal het onderscheid tussen de verschillende typen wegen herkenbaar blijven.

In de Schepenbuurt bevindt zich karakteristieke naoorlogse bebouwing aan de Pieter Stuyvesantweg en de Boeierstraat (vier middelhoogbouw flats), aan de Jolstraat en omgeving (een drie buurtjes met zgn. Martenswoningen die Leeuwarden rijk is) en aan de Giek- en Vletstraat (drie rijtjes van mogelijk de vroegste bejaardenwoningen in Leeuwarden).

Langs de Tijnjedijk staat een rij karakteristieke panden (de nummers 63 t/m 73), voortkomend uit de MIP inventarisatie.

Ook de Potmarge wordt precies inbestemd. De belangrijke natuur- en cultuurhistorische waarden van deze waterloop worden zo beschermd. Tenslotte worden ook de overige groen- en watergebieden in het plangebied vastgelegd om zo de kwaliteit van de woonomgeving te waarborgen. De bestemmingen van de Potmarge-zone zijn afgestemd op de herinrichting van deze zone.

NB 1

'Karakteristieke' panden zijn karakteristiek voor het gebied waarin ze staan. Ze vormen een afspiegeling van een voor het bewuste gebied bepalende ruimtelijke ontwikkeling en ze weerspiegelen een ontwikkelingsfase in de historische bouwkunst; ze zijn representatief voor een tijdsbeeld. Ze kenmerken zich door bijzondere culturele, historische of bouwkundige elementen (karakteristieken). In de omgeving hebben de panden daarom een bijzondere betekenis (zie Bijlage 2 Lijst karakteristieke panden).

NB 2

Het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) was een door het Rijk opgezet onderzoek naar de stedenbouw en bouwkunst uit de periode 1850-1940. Het onderzoek had een tweeledig doel: documentatie van het gebouwde erfgoed voor toekomstig onderzoek en een basis leggen voor aanvulling van de rijksmonumentenlijst. De veldinventarisatie in Leeuwarden is gebeurd in 1990-1991, de rapportage verscheen in 1993. Geïnventariseerd zijn bijna 800 gebouwen en andere objecten, die zich onderscheiden van andere onroerende zaken uit dezelfde periode om de typerende bouwstijl, bijzondere detaillering of materiaalgebruik, mate van gaafheid, zeldzaamheid, bijzondere functie, vooraanstaande ontwerper, stedenbouwkundige situering of een andere cultuurhistorische waarde.

2.2 Bedrijvigheid

Huidige situatie

In het centrale gedeelte van het plangebied is een gebied gelegen waar sprake is van een concentratie van uiteenlopende bedrijven. Zo zijn hier onder meer enkele autobedrijven aanwezig, een autoverhuurbedrijf, de gemeentewerken, een installatiebedrijf, een bouwmarkt, een supermarkt, een goederenbank, een keukenhandel en een fietsenhandel.

Aan de Drachtsterweg bevindt zich onder andere een tankstation en een snackbar. In de strook ten noorden van de Aldlânsdyk is sprake van vestigingen van brandweer en politie en een justitiële inrichting.

In het westen van het plangebied is het tuincentrum van Intratuin gevestigd.

Behalve bedrijven die in het plangebied zijn gevestigd, hebben ook de (veelal zwaardere) bedrijven die zijn gelegen op het bedrijventerrein Leeuwarden - Oost invloed op het plangebied. Op dit industrieterrein zijn bijvoorbeeld meerdere jachthavens c.q. scheepsreparatiebedrijven, meelfabrieken, maar ook een rioolwaterzuiveringsinstallatie en een vuiloverslagstation gevestigd. Voor het noordoostelijk deel van het plangebied geldt nog een geluidzone - industrie van het industrieterrein De Hemrik.

Uitgangspunt

Het gedeelte van het plangebied waar de bedrijven zijn geconcentreerd heeft het karakter van een “gemengd gebied”. Omdat het gebied enigszins los ligt van de woongebieden ten zuiden en noorden ervan, is er sprake van enige afstand tussen de bedrijven en de woningen. Daarom is gekozen voor het uitgangspunt dat in dit gebied bedrijven zijn toegestaan van milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij de regels is opgenomen. Deze Staat is opgesteld aan de hand van de VNG-uitgave (editie 2009) "Bedrijven en milieuzonering".

Bij enkele bedrijven is nu sprake van een detailhandelsfunctie. Voor detailhandel geldt dat dit niet bij recht is toegestaan. Bestaande detailhandel is specifiek aangeduid. Een uitzondering vormt de Intratuin aan de Tijnjedijk. Hiervoor geldt de bestemming Detailhandel - Tuincentrum.

Vestiging van nieuwe bedrijven hoger dan milieucategorie 2 is in principe niet toegestaan. Door middel van de geldende milieuvergunning van de bestaande bedrijven wordt eventuele bestaande hinder aangepakt en wordt een toename van hinder voorkomen.

Enkele bedrijven in het bedrijvenconcentratiegebied vallen echter in een zwaardere milieucategorie dan categorie 1 en 2. Het betreft hier onder meer functies als een autoreparatiebedrijf, een bouwbedrijf, de bedrijfsvestiging van gemeentewerken, grootschalige detailhandel en een massagesalon. Deze vestigingen zijn heel specifiek aangeduid en deze bedrijven blijven toegestaan, doch slechts ten behoeve van de huidige (en aangeduide) functie.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Leeuwarden is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan.

Het voorliggende bestemmingsplan is een conserverend plan. In dit hoofdstuk wordt dan ook uitsluitend ingegaan op het voor het plangebied relevante beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nota Ruimte

In de Nota Ruimte (januari 2006) zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland vastgelegd. Hierbij gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen. De afzonderlijke nota's op de desbetreffende onderdelen van ruimtelijk beleid zijn samengevoegd tot één Nota Ruimte.

'Ruimte voor ontwikkeling' is niet alleen de titel van de Nota Ruimte, maar is ook het uitgangspunt van het nieuwe ruimtelijk beleid: het rijk geeft meer ruimte aan medeoverheden, maatschappelijke organisaties, marktpartijen en burgers. "Decentraal wat kan, centraal wat moet" is het motto; het rijk focust zich meer dan voorheen op gebieden en netwerken die van nationaal belang zijn.

De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten), krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land), waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden) en veiligheid (voorkoming van rampen).

Buiten de nationale RHS stelt het rijk zich terughoudend en selectief op. Voor deze gebieden wordt een basiskwaliteit nagestreefd. Tot de basiskwaliteit rekent het rijk onder meer de aandacht voor "ruimtelijke kwaliteit", de "watertoets" en wettelijke vereisten op het vlak van geluid, veiligheid, natuur, milieu enzovoorts.

Het voorliggende bestemmingsplan is een conserverend plan. Het past geheel binnen de kaders van het rijksbeleid.

3.3 Provinciaal Beleid

Streekplan 'Fryslân 2007, Om de kwaliteit fan de romte'

Het beleid inzake de ruimtelijke inrichting van Friesland is in grote lijnen neergelegd in het Streekplan 'Fryslân 2007, Om de kwaliteit fan de romte'. Provinciale Staten van Fryslân hebben op 13 december 2006 het Streekplan voor Fryslân vastgesteld.

Het streekplan is de schakel tussen het abstracte rijksbeleid en het concrete gemeentelijke beleid. Het bovenlokaal belang wordt benadrukt bij het in standhouden en verder ontwikkelen van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. Stad en platteland hebben elkaar nodig en ondersteunen elkaar. Het doel is een economisch sterk en tegelijkertijd mooi Friesland. De provincie Fryslân zet meer dan voorheen in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel.

Wonen

Fryslân heeft een aantrekkelijk woonklimaat met een gevarieerd woningaanbod voor zowel de eigen inwoners als voor nieuwe inwoners van buiten de provincie. De woningbehoefte van de inwoners heeft kwantitatieve en kwalitatieve aspecten.

De provincie zet in op concentratie van de woningbouw in de bundelingsgebieden van de stedelijke centra, waaronder Leeuwarden. Hiermee beoogt de provincie onder meer een gevarieerde bevolkings- en huishoudensamenstelling voor de leefbaarheid in de stedelijke centra, waarbij ook hogere inkomensgroepen aan de stad worden gebonden. De woningbehoefte wordt bepaald door ontwikkelingen in de bevolking en de samenstelling van huishoudens. Hierin zijn voor Fryslân de volgende ontwikkelingen zichtbaar:

  • een toename van het aandeel ouderen in de bevolking (vergrijzing) en een afname van het aantal jonge huishoudens, vooral jonge gezinnen;
  • een afname van het buitenlandse vestigingsoverschot, vooral door een sterke daling van het aantal asielzoekers;
  • door de vergrijzing, de individualisering en de afname van jonge gezinnen zal het gemiddelde aantal personen per huishouden blijven afnemen. Daarom is er ook bij een gelijkblijvende bevolkingsomvang behoefte aan meer woningen.

Verordening Romte Fryslân

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Veel onderwerpen uit het Streekplan zijn ook op grond van de AMvB Ruimte in de Verordening Romte Fryslân geregeld. Het gaat met name om beleid in het Streekplan Fryslân 2007, het Derde provinciale Waterhuishoudingsplan 2010-2015 en het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan.

Uitgangspunt is dat de verordening niet meer regelt dan noodzakelijk is. Wat elders al goed geregeld is (in de AMvB Ruimte of in andere wet- en regelgeving) hoeft niet over te worden gedaan. Verder is bij de wijze van regeling rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van gemeenten. Binnen randvoorwaarden is ruimte voor lokaal maatwerk.

Het voorliggende bestemmingsplan is een conserverend plan. Het past geheel binnen de kaders van het provinciaal beleid.

3.4 Gemeentelijk Beleid

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.05005BP00-VG01_0002.jpg"

Impressie van het plangebied, bron: Google Maps.

3.4.1 Woonplan

Het woonplan 'Eltsenien syn hûs' geeft de beleidslijn ten aanzien van wonen voor de periode 2008 - 2013 weer. Dit woonplan richt zich primair op de stad Leeuwarden. De Leeuwarder woningmarkt heeft zich sinds 2003 positief ontwikkeld. Het aanbod van woningen is omvangrijker en meer divers geworden. Het stedelijk profiel van de stad is structureel versterkt. De groei van de bevolking en de toename van het aantal midden- en hogere inkomens bewijzen het succes van het ingezette woonbeleid. Maar Leeuwarden is er nog niet.

Het woningaanbod moet verder groeien, ook in diversiteit en kwaliteit. In de bestaande stad ligt een grote opgave. Elke wijk heeft potentie, maar die wordt niet altijd benut. Delen van de woningvoorraad zijn kwetsbaar. De doelstelling van het beleid is: het behouden en versterken van een evenwichtige, concurrerende woningmarkt met een duurzaam en gedifferentieerd aanbod van woningen en woonmilieus. Deze doelstelling is uitgewerkt aan de hand van drie thema's:

  1. 1. Bestaande stad.
  2. 2. Nieuwbouw.
  3. 3. Wonen + meer.

Daarnaast wordt apart aandacht besteed aan de huisvesting van groepen met lagere inkomens. De gemeente streeft een kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad na. Dit betekent niet alleen dat woningen bouwtechnisch goed moeten zijn, maar ook energiezuinig en voldoende flexibel om ook in de toekomst aantrekkelijk te blijven.

Wielenpôlle, Schepenbuurt en de Plantage

Het plangebied bestrijkt de wijken Wielenpôlle, Schepenbuurt en de Plantage. Qua bevolking zien de wijken er anders uit. De Wielenpôlle heeft 570 inwoners (2011) en de volgende bevolkingsopbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.05005BP00-VG01_0003.png"

Figuur 1: bevolkingsopbouw Wielenpôlle

De wijk Schepenbuurt heeft (in 2011) 909 inwoners en de volgende bevolkingsopbouw:

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.05005BP00-VG01_0004.png"

Figuur 2: bevolkingsopbouw Schepenbuurt

Beide wijken vallen qua bevolkingsopbouw behoorlijk uit de toon bij het Leeuwarder gemiddelde. Wat bij de Wielenpôlle opvalt is de oververtegenwoordiging van mannen. Dit komt bij het merendeel van de leeftijdsklassen voor, met uitschieters bij de jongere volwassen (25 tot 29 jaar). Bij de Schepenbuurt is duidelijk dat het aandeel jongeren zeer sterk oververtegenwoordigd is. De Schepenbuurt kent een buitengewoon groot aantal alleenstaanden. Dit komt door een groot aantal studenten in de wijk, maar ook door overige jonge starters op de woningmarkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.05005BP00-VG01_0005.jpg"

Figuur 3: ontwikkeling bevolking beide wijken

In de Wielenpôlle blijft het aantal inwoners re delijk stabiel. De woningvoorraad is in de wijk vrijwel niet veranderd in de afgelopen jaren. In de Schepenbuurt is de bevolking langzaam aan het afnemen. De beperkte afname van het aantal woningen is hier mede debet aan, maar ook de groei van het aantal alleenstaanden zorgt hiervoor.

In beide wijken bestaat de woningvoorraad voor het merendeel uit corporatiewoningen. De corporaties zijn met een programma bezig waarbij hun woningvoorraad energiezuiniger wordt gemaakt. Nieuwbouw wordt vooreerst niet voorzien in beide wijken.

Huizum-dorp De Plantage

Op het terrein van de voormalige Faber Haarden zijn in het vorige decennium grondgebonden woningen en een aantal appartementencomplexen gebouwd: de Zuiderplantage. Het deelgebied is qua ontwikkeling afgerond.

De opbouw van de woningen in het gebied leveren een bijzondere bevolkingsopbouw op:

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.05005BP00-VG01_0006.png"

Figuur 4: bevolkingsopbouw Zuiderplantage

De redenen hiervoor zijn dat in de appartementencomplexen hoofdzakelijk ouderen zijn gaan worden. De grondgebonden woningen zijn juist weer in trek bij jonge gezinnen. Vandaar dat de leeftijdscategorieën van de oudere jeugd (10 tot 25 jaar) en volwassen 45 tot 54 jaar ondervertegenwoordigd zijn.

3.4.2 Andere functies in woningen

Er zijn drie woonbuurten in het plangebied, de Wielenpolle, de Schepenbuurt en de Plantage. De gemeente Leeuwarden ontvangt echter ook verzoeken om een deel van de woning voor een andere functie dan het wonen te mogen gebruiken. Ten behoeve hiervan is in september 1999 de nota 'De beroeps- en bedrijfsuitoefening in woningen tegen het licht' opgesteld en vastgelegd in de raad op 20 december 1999. Ten aanzien van dergelijke verzoeken waren al diverse criteria opgesteld. Na evaluatie van dit beleid zijn de criteria iets aangepast. De aangepaste criteria, zoals in de nota verwoord, zijn in dit bestemmingsplan opgenomen.

Tevens heeft het college bij besluit van 18 mei 2010 beleidsregels vastgesteld voor 'Bêd en brochje' in woningen in Leeuwarden. Deze beleidsregels zijn eveneens in dit bestemmingsplan opgenomen in de vorm van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid.

3.4.3 Duurzaamheid

De gemeente Leeuwarden bevordert op haar grondgebied actief het verduurzamen van de gemeente. Deze verduurzaming richt zich op een aantal aspecten, onder andere op: energieverbruik, verantwoordelijk watergebruik en waterkwaliteit, ecologie en het beperken van afval. De focus ligt op de thema's energie en water.

Op 29 november 2010 is hiervoor de visie “Duurzaam Leeuwarden, de sterke stad” voor de periode 2011 tot en met 2020 door de Raad vastgesteld. Aan dit programma is een uitvoeringsprogramma “Slim met Energie en Water” (2011 – 2014) gekoppeld.

Energiebesparing (bij (nieuw-)bouw)

Het doel van deze ambitieuze visie is dat de gemeente voor 2020 in haar energieverbruik kan voorzien zonder gebruik van fossiele brandstoffen. Dit betekent dat in de bestaande bouw fors energie bespaard moet worden. Voor de nieuwbouw betekent het dat de gemeente minimaal de doelen van het Noordelijk Energieakkoord nastreeft en dat de gemeente de lijst Duurzaam Bouwen hanteert. Het uitgangspunt hierbij is een scherpere norm dan de nationale uitgangspunten. Hierover zijn middels de “Energieprestatieafspraken” met de Leeuwarden woningbouwcorporaties afspraken gemaakt.

Als energiebespaaroptie richt Leeuwarden zich ook op de openbare verlichting. Binnen het plangebied zal de gemeente daar waar het qua veiligheid vertrouwd is, streven naar energiezuinige openbare verlichting: waar niet nodig komt geen verlichting, of de verlichting wordt gedoofd óf er zal energiebesparende verlichting worden geplaatst.

Inrichting openbare ruimte

Voor het consolideren van het onderhavige plangebied óf daar waar er binnen het plangebied nog sprake is van nieuwe inrichting maakt de gemeente Leeuwarden gebruik van het handboek openbare ruimte.

Ecologie en water

Omdat het gebied geen grootschalige functiewijziging kent, is vooral behoud en het versterken van bestaande ecologische waarden voornamelijk aan de orde. De noordoostelijke planbegrenzing aan De Potmarge is hier een voorbeeld van. Hierop wordt in paragrafen van deze toelichting van het bestemmingsplan Ecologie, Gebiedsbescherming en Soortenbescherming en Water verder ingegaan. Ook de (bestaande) bebouwing zou aan het versterken van de ecologische waarde een bijdrage kunnen leveren. Voor de bebouwing is het aan te bevelen om groene daken aan te leggen, waarvoor bij de gemeente subsidie kan worden aangevraagd. Deze subsidieregeling is in 2009 in het leven geroepen en zal zeker tot en met 2011 aan te vragen zijn. Groene daken dragen, zo is aangegeven in het gemeentelijke Rioleringsbeleid, bij aan het vasthouden van water, om bij piekbelasting het riool te ontzien. Daarnaast worden positieve effecten zoals het verbeteren van het microklimaat rondom de woning of kantoor en het tegengaan van oververhitting van onderliggende ruimtes aan groene daken toegekend.

In paragraaf 4.7 Watervan deze toelichting van het bestemmingsplan wordt uitvoerig ingegaan op het behoud van de overall waterkwaliteit in het plangebied of het verbeteren ervan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht). Allereerst wordt inzicht gegeven in de bestaande situatie van het plangebied. Vervolgens wordt per onderzoeksaspect een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.

4.2 Archeologie

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) in werking getreden. Deze nieuwe wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van de WAMZ is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De WAMZ verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, zal het bestemmingsplan uiteindelijk, indien nodig (en mogelijk), een bescherming moeten bieden voor waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld met een omgevingsvergunning.

In februari 2010 hebben Provinciale Staten de Nota Erfgoed 2010-2013 vastgesteld. In deze nota is het provinciale archeologiebeleid vastgelegd. De FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra) is hierin opgenomen als belangrijk instrument om ervoor te zorgen dat archeologie een volwaardige plaats krijgt in ruimtelijke plannen. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - vroege Bronstijd, en één voor de periode midden Bronstijd - Middeleeuwen. Volgens de eerstgenoemde FAMKE-kaart is er voor het plangebied geen onderzoek noodzakelijk. De FAMKE geeft voor de periode midden Bronstijd - Middeleeuwen aan dat bij ingrepen groter dan 500 m² een karterend onderzoek moet worden uitgevoerd en streven naar behoud resp. waarderend onderzoek bij ingrepen groter dan 50m² op de terplocaties.

De gemeente heeft met de beleidsnota Archeologische Monumentenzorg Leeuwarden (AMzL) 2008 - 2013 de archeologische koers voor de komende jaren uitgezet. Met een eigen archeologisch beleidsplan kiest de gemeente ervoor de eigen keuzes voor alle betrokkenen helder te maken. Ze brengt duidelijk naar voren hoe en waarom de stad zorg draagt voor haar kwetsbare bodemarchief en welke consequenties dat heeft. Dit beleid is afgestemd met de provincie, maar geeft wel een eigen invulling aan de manier waarop Leeuwarden omgaat met archeologie. In het archeologiebeleid zijn de volgende elementen van belang:

  • archeologie wordt meegenomen in nieuwe bestemmingsplannen;
  • ten behoeve van het verlenen van een omgevingsvergunning wordt getoetst op archeologische waarde.

De gemeentelijke beleidskeuzes zijn weergegeven op de gemeentelijke Archeologische Waardekaart, waardoor voor iedereen duidelijk wordt waar en op welke manier rekening moet worden gehouden met archeologie. Onderstaand een uitsnede van de kaart, waarop aangegeven is welke waarden in het plangebied aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.05005BP00-VG01_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.05005BP00-VG01_0008.jpg"

Uitsnede van de Archeologische Waardekaart gemeente Leeuwarden ter hoogte van het bestemmingsplangebied

Het bestemmingsplangebied ligt landschappelijk gezien op een kwelderwal ten oosten van de voormalige Middelzee. Het grootste deel heeft, vanwege de recente bebouwing, een lage archeologische verwachting. Er liggen echter twee terprestanten aan de westzijde. De meest westelijke betreft de dorpsterp van Huizum waar bewoningssporen zijn aangetroffen uit de Late IJzertijd en de Middeleeuwen. De terpkern heeft een hoge archeologische waarde, maar ligt buiten het plangebied. De oostelijke terprand, met een hoge verwachtingswaarde, valt echter voor een klein deel net binnen het plangebied. De andere terp betreft een vindplaats met de toponiem Drachtsterweg uit de midden tot laat Romeinse tijd. Deze heeft een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.

In gebieden met een hoge verwachtingswaarde geldt een onderzoeksplicht voor ingrepen dieper dan 50 cm en groter dan 100 m².In gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde geldt een onderzoeksplicht voor ingrepen dieper dan 50 cm en groter dan 500 m². Ter bescherming van mogelijk archeologische waarden is voor deze locaties een dubbelbestemming opgenomen.

Zoals gezegd heeft de rest van het bestemmingsplangebied c.q. de kwelderwal een lage archeologische verwachting. Dit vanwege de recente bebouwing die het plangebied grotendeels bedekt, waardoor eventuele archeologische resten verstoord of verdwenen zullen zijn. Voor dit deel is bij (niet mer-plichtige) ontwikkelingen geen archeologisch vooronderzoek noodzakelijk.

4.3 Ecologie

De wettelijk beschermde natuurwaarden die (mogelijk) aanwezig zijn in het bestemmingsplangebied en de directe omgeving zijn onderzocht (zie Bijlage 3Ecologie).

De conclusie is dat het nieuwe bestemmingsplan op voorhand geen conflicten veroorzaakt in verband met:

  • de wet- en regelgeving ten aanzien van gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet, EHS en overige vormen van gebiedsbescherming);
  • de Flora- en faunawet.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (ook binnen de huidige bestemmingen) moet in een aantal gevallen rekening worden gehouden met in het gebied (potentieel) aanwezige natuurwaarden. In een aantal gevallen zal daarbij onderzoek moeten worden gedaan naar het voorkomen van soorten, en mogelijk ontheffing aangevraagd of mitigatie en compensatie worden uitgevoerd.

4.4 Verkeer

In en nabij het plangebied zijn enkele grotere wegen aanwezig, die een belangrijke functie hebben voor de ontsluiting van de wijk en de stad. Dit zijn gebiedsontsluitingswegen met een verkeers- en uitwisselfunctie. Binnen de bebouwde kom geldt op dergelijke wegen een snelheidsregime van 50 km/uur of 70 km/uur.

De Aldlânsdyk grenst aan het plangebied en is onderdeel van de stadsring. Deze weg heeft een snelheidsregime van deels 50 en deels 70 km/uur. De 50 km/uur wegen zijn: de Drachtsterweg, Pieter Stuyvesantweg, de Langdeelstraat en de Greunsweg. Alle overige wegen in het plangebied worden aangemerkt als erftoegangsweg, omdat in de woonwijken de kwaliteit van het woon- en leefmilieu centraal staat. Dit betekent dat er veel aandacht is voor de verkeersveiligheid en de beperking van verkeershinder. Derhalve zijn in deze gebieden zones ingesteld met een verkeersregime van 30 km/uur op basis van het programma Duurzaam Veilig Verkeer. Een goede bereikbaarheid per auto, fiets en openbaar vervoer is niettemin belangrijk. De inrichting en de toegestane maximale snelheid op de verschillende wegen is daarom afgestemd op de specifieke functie in een gebied.

4.5 Geluid

Het bestemmingsplan "Leeuwarden - Wielenpôlle, Schepenbuurt, de Plantage en omgeving" bevindt zich nabij de Drachtsterweg/Pieter Stuyvesantweg, het gezoneerde industrieterrein Leeuwarden-Oost en de Aldlânsdyk.

Binnen het plangebied ligt nog een 50 km weg, namelijk de Langdeelstraat. De Tjalkstraat is een 30 km weg met een hogere verkeersintensiteit dan 2450 mvt/etm.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is deze weg ook akoestisch beschouwd.

4.5.1 Wegverkeerslawaai

Drachtsterweg

Deze weg is een 50 km weg en maakt deel uit van de “oude” rondweg van Leeuwarden. Uit het “Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Drachtstercomplex te Leeuwarden, proj.nr. 62397b, d.d. 24 maart 2011 uitgevoerd door de Milieuadviesdienst (zie Bijlage 4Rekenresultaten Aldlânsdyk en Drachtsterweg) blijkt dat de geluidsbelasting van de Drachtsterweg/Pieter Stuyvesantweg tussen nu en 2025 zich stabiliseert. De verkeersintensiteit neemt niet verder toe. De eerstelijnsbebouwing heeft ongeveer 57 dB op de gevel hetgeen te beoordelen is als matig tot slecht.

Aldlânsdyk

Deze weg is deels een 50 en deels een 70 km/uur weg en onderdeel van de rondweg van Leeuwarden. Momenteel is een reconstructie in voorbereiding van het Drachtsterplein waarbij een deel van de Aldlânsdyk wordt voorzien van Dunne deklaag type 2 wegdek. Een en ander is beschreven in het bij de Drachtsterweg genoemde akoestische onderzoek (zie Bijlage 4).

De Aldlânsdyk zal de komende tijd drukker worden. Vanwege de autonome groei van het verkeer (tussen nu en 2025) zal de geluidsbelasting voor de dichtstbijzijnde geluidgevoelige objecten (i.c. het woonwagenterrein) toenemen met ongeveer 1 à 2 dB (tot ongeveer 57 dB). Deze geluidsbelasting is te beoordelen als matig tot slecht.

Langdeelstraat

Deze 50 km weg is de toegangsweg vanaf de rondweg naar het industrieterrein Leeuwarden-Oost. In het akoestisch onderzoek “Berekening geluidbelasting Holstmeerweg 1 te Leeuwarden”, proj.nr. 62397b, d.d. 13 juli 2010 uitgevoerd door de Milieuadviesdienst (zie Bijlage 5 Geluidsbelasting Holstmeerweg 1) blijkt uit de geluidscontour dat de eerstelijnsbebouwing in de toekomst een gevelbelasting heeft van maximaal 53 dB. Deze geluidsbelasting is te beoordelen als matig.

Tjalkstraat

De Tjalkstraat is een 30 km weg met een verkeersintensiteit > 2450 mvt/etm en fungeert als toegangsweg vanaf de Pieter Stuyvesantweg voor industrieterrein Leeuwarden-Oost. De verkeersintensiteit ligt op 2556 mvt/etm en zal in de toekomst nauwelijks aan schommelingen onderhevig zijn omdat het industrieterrein nagenoeg vol is. De gevelbelasting op de eerstelijnsbebouwing is 52 dB. Deze geluidsbelasting is te beoordelen als matig (zie Bijlage 6 Rekenresultaten Tjalkstraat).

4.5.2 Industrielawaai

Een groot deel van het bestemmingsplan Leeuwarden - Wielenpôlle, Schepenbuurt, de Plantage en omgeving ligt binnen de zone van industrieterrein Leeuwarden-Oost (zie Bijlage 7 Geluid: Zone Leeuwarden Oost enZone Hemrik). De zone is opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan. In het kader van het saneringsprogramma “Leeuwarden-Oost”, d.d. 17 december 1996, MO/96-12086, zijn er voor de eerstelijnsbebouwing langs de Tjalkstraat en de Vletstraat MTG's (maximaal toegestane geluidsniveaus) vastgesteld van 55 dB(A). In dit bestemmingsplan zijn binnen de zone geen nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van geluidsgevoelige objecten gepland.

Een klein gedeelte van het plangebied ligt binnen de geluidzone van het industrieterrein De Hemrik. Ook deze zone is opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan.

4.6 Bodem

Gemiddeld voldoet de bodemkwaliteit van het plangebied aan de bodemkwaliteitsklasse “Wonen”. Hiermee correspondeert de kwaliteit met de functies binnen het gebied, of is de algemene bodemkwaliteit beter dan noodzakelijk is voor de functie. Binnen een klein deel van het gebied voldoet de bodemkwaliteit aan de bodemkwaliteitsklasse “Industrie” (perceel Tijnjedijk 1). In een klein deel van het plangebied correspondeert de gemiddelde bodemkwaliteit hierdoor niet met de functie. Bij het huidige gebruik zijn er echter geen gezondheidsrisico's te verwachten.

Binnen het plangebied zijn in de loop der jaren diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. De onderzoeken zijn voor een deel uitgevoerd op locaties waar potentieel bodemverontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Op een aantal locaties is daarbij bodemverontreiniging aangetoond. Daar waar de verontreiniging mogelijk tot gezondheidsrisico's zou kunnen leiden of belemmerend was voor de functie van het terrein is bodemsanering uitgevoerd, waardoor de locaties weer geschikt zijn gemaakt voor het gebruik. Plaatselijk is nog wel sprake van restverontreinigingen.

Verder zijn er binnen het plangebied locaties aanwezig waarvan bekend is dat er activiteiten hebben plaatsgevonden die tot bodemverontreiniging geleid kunnen hebben. Dit betreft locaties waarvoor in het verleden een Hinderwet- of Wet milieubeheervergunning is aangevraagd voor het uitoefenen van bepaalde bedrijfsactiviteiten. Daarnaast bevinden zich binnen het plangebied nog ondergrondse brandstoftanks. Niet op al deze locaties is bodemonderzoek uitgevoerd.

Op grond van de Woningwet dient bij woningbouw steeds een bodemtoets plaats te vinden. Daaruit blijkt of er daadwerkelijk verontreiniging verwacht moet worden, waarnaar vervolgens eventueel onderzoek verricht moet worden. Ook op onverdachte terreinen kan bodemverontreiniging aangetroffen worden, omdat altijd. activiteiten kunnen hebben plaatsgevonden die tot bodemverontreiniging hebben geleid en die thans niet bekend zijn.

Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied voor wonen of een andere functie.

4.7 Water

Een belangrijke verplichting voor alle ruimtelijke plannen en projecten is de watertoets. Het doel hiervan is te waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De “winst”, die wordt behaald bij de watertoets, ligt bij de vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder en de informatievoorziening. Om het proces van de watertoets te bevorderen is door de provincie en het waterschap een handreiking watertoets opgesteld, beschikbaar via de website van provincie en waterschap.

In het provinciale waterhuishoudingsplan (WHP3) en het waterbeheerplan (WB3) van Wetterskip Fryslân is het regionale waterbeleid voor de provincie Fryslân opgenomen. De hoofddoelstelling van beide waterplannen is “het hebben en houden van een veilige en bewoonbare provincie en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, zodat een duurzaam gebruik gegarandeerd blijft”. Het beleid wordt in beide plannen verder uitgewerkt in de thema's waterveiligheid, schoon water en voldoende water.

Het thema waterveiligheid heeft betrekking op de primaire waterkeringen en de boezemkaden. Het ruimtelijk relevante beleid betreft de ligging van de zee- en IJsselmeerdijken met reserveringszones, de ligging van de boezemkaden en het bouwen ten opzichte van het maatgevende boezempeil.

In het thema schoon water gaat het over de waterkwaliteit. Onder dit thema valt het beleid voor de afvalwaterketen (de inzameling, het transport en de zuivering van afvalwater) en de ecologische inrichting van watersystemen. Ten aanzien van dit laatste onderwerp zijn de afspraken die in Fryslân over de Kader Richtlijn Water zijn gemaakt in dit hoofdstuk opgenomen. Bijzondere aandacht gaat uit naar de Natura 2000-gebieden, die een belangrijke Europese status hebben ten aanzien van de natuurwaarden. Ruimtelijke relevant is het beleid voor de extra uitbreiding van waterberging in de deelsystemen door middel van natuurvriendelijker oevers en de ruimtelijke bescherming van grondwaterwinningsgebieden voor drinkwater.

Het thema voldoende water heeft vooral betrekking op het peilbeheer. Voldoende water betekent niet te veel water maar ook niet te weinig water en zorgen voor een goede verdeling van het beschikbare water over de verschillende functies. Het ruimtelijke relevante beleid betreft onder andere de ruimte die voor boezemuitbreiding en waterbergingsgebieden wordt gevraagd. In dit thema is ook het beleid voor de winning van grondwater (met name drinkwater) beschreven.

In alle drie de thema's is het voldoen aan de (inter)nationale waterwetgeving en landelijke afspraken tussen overheden een belangrijk uitgangspunt. De klimaatontwikkeling, zeespiegelrijzing en bodemdaling zijn tevens een terugkerend onderwerp in de thema's. Naast de thematische hoofdstukken kennen de beide plannen ook een hoofdstuk waarin wordt ingegaan op de samenwerking met andere overheden.

Gemeentelijk beleid

Als maatregel om het waterbeheer in Leeuwarden te verbeteren, hebben de gemeente Leeuwarden, de provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân (en de toenmalige waterschappen Marne-Middelsee, Lauwerswâlden en De Waadkant), de nota De Blauwe Diamant (februari 2000) opgesteld. De doelen van het plan zijn:

  • dat water als verbindend element bij ruimtelijke, stedelijke en economische ontwikkelingen beter wordt benut;
  • dat door de verdere ontwikkeling van duurzaam en integraal waterbeheer bijgedragen wordt aan een goede waterkwaliteit en de diverse functies van het water worden geoptimaliseerd;
  • dat door samenwerking tot een samenhangende en vernieuwende wateraanpak voor het gemeentelijk gebied kan worden gekomen, waarmee het thema water ook onder de aandacht van externe partijen kan worden gebracht.

Duurzaam watersysteem Potmarge

De Potmarge is een historische waterstroom die binnen het stedelijk weefsel van Leeuwarden een belangrijke drager vormt voor natuur en recreatie. Langs De Potmarge is een persleiding aangelegd om het gebruik van de aanwezige riooloverstorten te beperken. In 2002 is begonnen met de aanleg. December 2004 is alles opgeleverd: de persleiding, de retourleiding (voor effluent water vanaf de RWZI tot aan de binnenstadsgracht, met als doel een doorstroming van de binnenstadsgrachten), de herinrichting van de oevers (met fietspaden en wandelpaden, plas-en-dras gebieden en groene lobben, vlonders, zitplaatsen en steigers), het baggeren van de Oude Potmarge, de pompen, stuwen en de waterspeelplaats. Zo is zowel de waterkwaliteit als de leefomgeving verbeterd.

Uitkomst Watertoets

Naar aanleiding van het uitgebrachte wateradvies van 12 mei 2011 (zie Bijlage 8Watertoets) heeft het Wetterskip een aantal punten naar voren gebracht die van belang zijn voor het bestemmingsplan:

  • In het plangebied ligt De Potmarge, een hoofdwatergang van Wetterskip Fryslân. De hoofdwatergangen hebben een belangrijke aan-, af- en doorvoer functie. Voor het onderhoud van deze watergangen is een obstakelvrije zone van 5 meter vanaf de oever noodzakelijk. In dit gebied mag niet worden gebouwd.

Reactie

Het betreft een conserverend plan, er worden geen nieuwe ontwikkelingen binnen de obstakelvrije zone gemaakt met dit bestemmingsplan.

  • In het kader van Waterplan de Blauwe Diamant is voor De Potmarge een gezamenlijke visie opgesteld, Duurzaam watersysteem Potmarge. Wetterskip Fryslân ziet graag deze visie bij het opstellen van het bestemmingsplan wordt meegenomen.

Reactie

Betreffende visie is hiervoor opgenomen onder “Duurzaam watersysteem Potmarge”.

De overige door het Wetterskip ingebrachte punten worden in acht genomen indien zich nieuwe planontwikkelingen in het gebied voordoen.

4.8 Groen

Een belangrijke groendrager in het plangebied is het gebied van De Potmarge. Het groen van Greunshiem sluit hier goed op aan waardoor het gebied meer allure krijgt. De randen van het plangebied worden gevormd door de boombeplanting langs de Aldlândsdyk. Dit is een onderdeel van het groen langs de stadsring. Aan de westzijde bestaat het groen uit de boombeplanting langs de Drachtsterweg. Aan de zuidzijde betreft het een groenstrook aan de Tjalkstraat en de Greunsweg.

Het groen in de Schepenbuurt bestaat uit open ruimten tussen de flats waar van één ingericht is als centrale speeltuin. Verder bestaat het groen in de Schepenbuurt uit straatbomen en grasstroken.

Het groen in de Wielenpolle bestaat uit enkele groenstroken en straatbomen. Het groen achter de Kobbekooi wat aansluit op de Oude Potmarge heeft een belangrijke recreatieve functie voor de wijk. Aan de Tijnjedyk zijn in 2010 linden geplant om de verbinding met de linden aan de Huizumerlaan te versterken.

In het plangebied bevinden zich geen waardevolle en monumentale bomen.

4.9 Luchtkwaliteit

Er wordt in Leeuwarden sinds jaren voldaan aan de normen van de “Wet Luchtkwaliteit”. Het conserverende karakter van de actualisatie van het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Dit betekent voor de luchtkwaliteit dat er sprake is van een herbevestiging van de bestaande situatie dat als NIBM (Niet in betekenende mate) beschouwd kan worden. Aanvullende berekeningen zijn dan ook niet noodzakelijk.

4.10 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen, waterwegen en spoorwegen);
  • het gebruik van luchthavens.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Ondanks maatregelen ter verhoging van de veiligheid kunnen risico's nooit voor 100% worden weggenomen. Ook na het nemen van veiligheidsverhogende maatregelen zal een restrisico blijven bestaan. Met behulp van het uitvoeren van de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico en het brandweeradvies, heeft het bevoegd gezag zich uitgesproken over de aanvaardbaarheid van het restrisico. Met het vaststellen van het plan heeft de gemeenteraad verantwoord dat het groepsrisico en de daaruit voortvloeiende consequenties voor de zelfredzaamheid en hulpverlening, maatschappelijk aanvaardbaar zijn. Geconcludeerd wordt dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van voorliggend plan.

De complete veiligheidsparagraaf is als Bijlage 9 Externe veiligheid opgenomen. Hier treft u ook de Begrippen en afkortingen Externe Veiligheid aan. Bijlage 10 bevat het Advies brandweer - externe veiligheid.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Inleiding

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (in werking getreden per 1 juli 2008) en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008) (in werking getreden op 1 januari 2010) toegepast.

De SVBP2008 bevat voorschriften die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent dit onder meer dat niet meer wordt gesproken van voorschriften maar van regels. Tevens zijn er een aantal dwingend voorgeschreven begripsbepalingen, die worden neergelegd in het artikel aangaande begrippen.

Ook schrijft de SVBP2008 voor op welke wijze er invulling moet worden gegeven aan de wijze van meten. In het Besluit ruimtelijke ordening is een formulering opgenomen ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht. Deze teksten zijn neergelegd in de planregels.

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) met het bijbehorende Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking getreden. De invoering van de Wabo en het Bor heeft grote gevolgen voor het ruimtelijk omgevingsrecht zoals dat nu geldt op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Met de inwerkingtreding van de Wabo is de Wro deels vervallen en opgegaan in de Wabo.

In de Wabo en het Bor is de omgevingsvergunning geïntroduceerd en geregeld. In de omgevingsvergunning zijn de verschillende toestemmingen voor locatiegebonden activiteiten geïntegreerd, waarbij sprake is van een samenloop met andere locatiegebonden activiteiten die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving.

Door de komst van de Wabo en het Bor zijn een aantal begrippen uit de Wro vervallen (onder andere ontheffing en aanlegvergunning); deze begrippen worden ook in de RO-standaard SVBP2008 gebruikt. In september 2010 zijn er werkafspraken met betrekking tot de SVBP2008 gepubliceerd. Het voorliggende plan is aangepast aan de werkafspraak september 2010 SVBP2008. Zo wordt er niet meer gesproken over ontheffingen, maar over afwijkingen. De in het overgangsrecht genoemde bouwvergunning is vervangen door een omgevingsvergunning voor het bouwen.

5.2 Juridische Vormgeving

Op grond van artikel 3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en artikel 3.1.6 Bro moet een bestemmingsplan worden vervat in:

  1. a. een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;
  2. b. bestemmingen die bij of krachtens wet worden voorgeschreven;
  3. c. regels die bij of krachtens wet worden voorgeschreven;
  4. d. (voor zover nodig) uitwerkings- en wijzigingsplannen en afwijkingen bij een omgevingsvergunning.

Daarnaast dient het plan vergezeld te gaan van een toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de uitkomsten van het overleg zijn vermeld.

Het bestemmingsplan is zodanig vorm gegeven dat er sprake is van een digitaal uitwisselbaar plan, dat wil zeggen dat:

  1. 1. aan alle verschillende kaartobjecten IMRO2008-coderingen zijn toegekend;
  2. 2. de digitale kaart is vertaald naar de standaardtechniek van uitwisseling GML;
  3. 3. de toelichting en regels in digitale vorm aan de kaart zijn gekoppeld.

De koppeling van de kaart, toelichting en regels (het bestemmingsplan) wordt de verbeelding genoemd. De verbeelding is vervat in een GML. De digitale verplichting, het bestemmingsplan vervat in een GML, is ingegaan op 1 januari 2010. Vanaf dat moment heeft het digitale plan voorrang op het analoge plan.

5.3 Planregels

De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is het aantal regels zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is. Toch kan het in een concrete situatie voorkomen dat een afwijking van de planregels gewenst is. Daarom zijn er in het bestemmingsplan afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden opgenomen.

De bij dit plan behorende planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  1. 1. Inleidende regels
  2. 2. Bestemmingsregels
  3. 3. Algemene regels
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze moet worden gemeten.

In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de bestemmingen die voorkomen in het plangebied. De bestemmingsartikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkingsregels en specifieke gebruiksregels. Onder omstandigheden kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, onder andere ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld.

De hoofdstukken 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen.

5.4 Toelichting Op De Regels

Hoofdstuk 1. Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel worden waar nodig in de regels gebruikte begrippen verklaard. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, conform normaal spraakgebruik, vatbaar zijn. Een deel van deze begrippen is voorgeschreven in de SVBP 2008.

Wijze van meten

De wijze waarop maten, afstanden en dergelijke gemeten moeten worden, is voor een belangrijk deel voorgeschreven in de SVBP 2008. Deze regels zijn overgenomen in artikel 2 van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels

Bedrijf

De bestemming "Bedrijf" betreft de bedrijven in het plangebied. Het uitgangspunt is dat bedrijvigheid in dit deel van het plangebied geen overlast naar de woonomgeving mag veroorzaken. Dit houdt in dat slechts bedrijven van milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie de bijlage bij de regels) zijn toegestaan.

In paragraaf 2.2 Bedrijvigheid is de aanwezige bedrijvigheid reeds beschreven. De aanwezige bedrijvigheid die afwijkt van de toegestane bedrijvigheid is specifiek aangeduid en deze bedrijven blijven toegestaan, doch slechts ten behoeve van de huidige (en aangeduide) functie.

Het tankstation aan de Tijnjedijk, op het terrein van de MIRO, is opgenomen met de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg".

Bedrijfsgebouwen dienen binnen de bouwvlakken te worden gerealiseerd. De maximaal toegestane bouwhoogte van de gebouwen is aangegeven. Met een afwijking kan de bouw van een bedrijfswoning worden toegestaan.

Bedrijf - Nutsvoorziening

Deze bestemming betreft de gebouwen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gebouwen voor de gasvoorziening. Nutsgebouwtjes met een oppervlakte van 15 m² en een hoogte van 3 meter zijn ingevolge het Besluit omgevingsrecht (Bor) vergunningvrij. De nutsgebouwtjes van een afwijkend (groter) formaat zijn onder de bestemming “Bedrijf - Nutsvoorziening” gebracht.

Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen

Deze bestemming is opgenomen voor het verkooppunt motorbrandstoffen waar ook sprake is van de verkoop en opslag van LPG. Met het oog daarop zijn aanduidingen opgenomen om de situering van vulpunt, afleverpunt en opslag (reservoir) aan te geven. In verband met de aanwezigheid van dit bedrijf geldt ook een "veiligheidszone - lpg".

Detailhandel - Tuincentrum

Deze bestemming betreft een reeds gevestigd tuincentrum. Voor de regels is aansluiting gezocht bij de bepalingen van het geldende bestemmingsplan. Voor de hoofdfunctie tuincentrum geldt een maximum bruto vloeroppervlak van 10.000 m2, waarvan maximaal 2% voor een ondergeschikte horecavoorziening. Voorts geldt een aanduiding voor de parkeerterreinen.

Gemengd

In het zuidwesten van het plangebied bevindt zich een winkelcentrum met onder meer een supermarkt. Detailhandel, dienstverlening en ondergeschikte horeca zijn hier de toegestane functies. Wat onder ondergeschikte horeca wordt begrepen, is vastgelegd in de begripsbepaling.

Omdat er sprake kan zijn van een redelijke mate van verandering door zowel interne verschuivingen van functies als door vestiging van nieuwe functies, zijn de functies uitwisselbaar.

De situering van het gebouw is aangegeven en de maximale bouwhoogtes zijn aangeduid.

Groen

Belangrijke, voor de wijk structuurbepalende groenvoorzieningen zijn als zodanig bestemd. Voor deze benadering is onder andere gekozen, omdat het van belang wordt geacht de groenstructuur die er is te behouden.

Horeca

Onder de bestemming "Horeca" worden in dit plan de horecabedrijven van categorie 2 begrepen. Het betreft dan een restauratief horecabedrijf, dat overwegend in de loop van de middag opent en aan het einde van de avond sluit, met een rustige horecafunctie waar in de regel geen hoge bezoekersfrequentie aanwezig is.

De gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd en de maximale bouwhoogte van de gebouwen is aangegeven.

Maatschappelijk

In het plangebied is sprake van vestigingen van politie en brandweer en andere maatschappelijke voorzieningen. Binnen deze bestemming kunnen de verschillende maatschappelijke doeleinden onderling worden uitgewisseld.

De bouwhoogte van de gebouwen is, conform de huidige situatie, vastgelegd in de bouwvlakken op de verbeelding. De oppervlakte van de gebouwen wordt door het bouwvlak zelf vastgelegd. Dit bouwvlak is afgestemd op de huidige situatie en biedt in de meeste gevallen nog enige ruimte tot uitbreiding.

Maatschappelijk - Justitiële inrichting

In het zuidoosten van het plangebied is de gevangenis De Marwei gelegen. Hiervoor is deze specifieke bestemming opgenomen.

Recreatie - Jachthaven

In hoofdzaak is deze bestemming bedoeld voor gronden en wateren ten behoeve van aanleggelegenheid. De bestemming betreft de jachthaven aan De Potmarge.

Bij deze jachthaven zijn gebouwen voor onderhoud en beheer toegestaan, alsmede aanlegsteigers en schiphuizen. Een jachthaven wordt in beginsel begrepen onder milieucategorie 3 van de VNG Basiszoneringslijst, wat in principe (volgens het gemeentelijke beleid/uitgangspunt) zou inhouden dat deze functie niet past binnen het “gemengde gebied” met bedrijven waar de jachthaven in ligt.

Een jachthaven is echter niet vergelijkbaar met een “regulier” bedrijf dat in de categorie van de VNG-lijst valt en is daarom specifiek bestemd. Ook is kamperen niet toegestaan, hetgeen inhoudt dat waterrecreanten niet mogen overnachten.

Sport

Deze bestemming betreft de sportvelden en de bijbehorende gebouwen. Deze gebouwtjes zijn bedoeld voor onderhoud, beheer, stalling of kleedruimtes. De bouwvoorschriften (maximale bouwhoogte 3,5 m) voor deze gebouwen (die allen uit één bouwlaag bestaan) zijn weer afgestemd op de huidige situatie. Tenslotte is er een regeling opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bijvoorbeeld lichtmasten.

Tuin

Door de aanwezigheid van gebouwen direct grenzend aan de openbare ruimte, ontstaat een rommelig en te volgebouwd straat- en bebouwingsbeeld. Dit is voornamelijk een gevolg van de bouw van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan de voor- of (met name in hoeksituaties) zijkant van een woning. Om dit te voorkomen is de bestemming "Tuin" opgenomen. Binnen deze bestemming is de bouw van gebouwen (met uitzondering van erkers) niet toegestaan. Deze bestemming is gelegd op basis van de volgende uitgangspunten:

  • op een voorerf van een woning mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen vóór de voorgevel of, aan weerszijden van de woning, in het gebied vóór de denkbeeldige lijn op 1,00 meter achter de voorgevel worden gebouwd;
  • op zijerven die direct grenzen aan de openbare ruimte mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd;
  • op achtererven van woningen mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd.

Om toch nog enige flexibiliteit te bieden, is het wel toegestaan om via een binnenplanse afwijking van de bouwregels binnen de bestemming "Tuin", een hoofdgebouw te voorzien van een erker met een maximale diepte van 1,50 meter.

Hierbij wordt ook een relatie met de diepte van de tuin gelegd. Daarnaast wordt hierbij ook een relatie met de breedte en hoogte van de gevel van de woning gelegd.

Verkeer

Wegen die een belangrijke verkeersontsluitende functie hebben vallen onder de bestemming "Verkeer". De inrichting van deze wegen is hier ook op afgestemd. Vanwege dit duidelijke verschil met de overige woonstraten in het plangebied, hebben deze wegen de bestemming “Verkeer” gekregen.

Naast wegen, straten, voet- en fietspaden, is deze bestemming ook in beperkte mate bedoeld voor groen- en parkeervoorzieningen. Op de gronden binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

Verkeer - Verblijfsgebied

De overige wegen/woonstraten in het plangebied hebben meer het karakter van een verblijfsgebied. Deze woonstraten zijn daarom als “Verkeer- Verblijfsgebied” bestemd.

Behalve de woonstraten omvat deze bestemming ook pleinen, voet- en fietspaden, parkeer- en groenvoorzieningen. Op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Water

Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied aanwezige watergangen. Het water speelt een rol in de waterhuishouding en vormt een belangrijke groenblauwe drager van de ruimtelijke structuur van de stad. Het is daarom van belang de waterstructuur te beschermen.

Er mogen dan ook geen gebouwen worden gebouwd. Naast waterlopen en waterpartijen vallen ook oevers en bouwwerken zoals bruggen, dammen en duikers binnen de bestemming. Schiphuizen zijn alleen toegestaan in het aangeduide gebied.

De bouw van steigers en vergelijkbare bouwwerken in het water wordt niet toegestaan en ook voor de hoogte van oeverbeschoeiingen is een regeling opgenomen. Voor de overige bouwwerken geldt een maximale hoogte van 2 m.

Het dempen of verleggen van waterlopen en het vergraven van oevers heeft een dermate grote invloed op de water- en groenstructuur dat dit niet zonder omgevingsvergunning is toegestaan.

Woonschepenligplaatsen zijn specifiek aangeduid en in de planregeling is een bevoegdheid opgenomen om het plan te wijzigen indien die functie is beëindigd.

Wonen

Voor de in het plangebied aanwezige woonfuncties zijn een aantal bestemmingen onderscheiden.

De bestemming "Wonen" is opgenomen voor de reguliere woonhuizen. De toegestane goot- en bouwhoogte is aangegeven, terwijl voor een enkel gebiedje (de omgeving Schouwstraat, Jolstraat en Boeierstraat) alleen een maximale bouwhoogte geldt.

De bouwvlakken geven aan waar de hoofdgebouwen gesitueerd mogen worden. Naast hoofdgebouwen, is ook de bouw van aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan.

In totaal mag er per hoofdgebouw een oppervlakte van 50 m² aan bijgebouwen en aan- en uitbouwen worden gebouwd, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf kan worden bebouwd. Via een binnenplanse afwijking van de bouwregels kan deze oppervlakte worden vergroot tot 100 m² (weer onder de voorwaarde dat dit maximaal 50% van het erf is). Deze aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten ruimtelijk ondergeschikt zijn aan de hoofdgebouwen. De bouwregels (goothoogte maximaal 3 m en dakhelling maximaal 60°) zijn hierop afgestemd.

Een aantal woningen is aangeduid als "karakteristiek". Deze panden kunnen alleen gesloopt worden als hiervoor een omgevingsvergunning voor het slopen is verleend.

Binnen deze woonbestemming zijn naast het wonen ook kleinschalige bedrijfsmatige functies bij recht toegestaan. Verder is de mogelijkheid opgenomen om na het verlenen van een omgevingsvergunning een Bêd & Brochje te beginnen bij de woonfunctie, conform het daarvoor geldende gemeentelijk beleid.

Wonen - Bijzonder woongebouw

In het plangebied is ook een wooncentrum aanwezig, Greunshiem, dat bedoeld is voor de huisvesting van senioren met de daarbij aanwezig (zorg)voorzieningen.

Naast een woonfunctie, vervult dit centrum dus ook een sociaal-medische/sociaal- maatschappelijke functie. De bestemmingsregeling is op deze combinatie van functies afgestemd. Het bouwvlak legt verder de locatie van dit wooncentrum vast, terwijl de bouwhoogte is aangegeven.

Wonen - Woongebouw

Deze bestemming betreft de zogenaamde gestapelde woningen in het plangebied. De bouwvormen van deze woongebouwen verschillen enigszins van elkaar. Daarom is voor de woongebouwen alleen de maximale bouwhoogte vastgelegd. Deze maatvoering is afgestemd op de huidige situatie. Het bouwvlak bepaalt de locatie van de woongebouwen. Omdat de woongebouwen zijn voorzien van inpandige bergruimte, en de bouw van losse bijgebouwen bij woongebouwen ruimtelijk niet gewenst is, is de bouw van bijgebouwen niet toegestaan.

Binnen deze woonbestemming zijn naast het wonen ook kleinschalige bedrijfsmatige functies bij recht toegestaan. Verder is de mogelijkheid opgenomen om na het verlenen van een omgevingsvergunning een Bêd & Brochje te beginnen bij de woonfunctie, conform het daarvoor geldende gemeentelijk beleid.

Wonen - Woonwagenstandplaats

Het woonwagencentrum aan de Boornstraat is specifiek inbestemd en is uitsluitend bedoeld voor de woonfunctie. De bebouwingsbepalingen zijn afgestemd op de bestaande situatie. Het huidige woonwagencentrum is geheel ingepast in de bestaande bebouwde omgeving. Om deze reden zijn grootschalige uitbreidingen van de woonwagens op deze locatie niet gewenst.

Per woonwagen mag overigens slechts één kleinschalig bijgebouw worden gebouwd, dit om “versnippering” en daardoor een rommelig bebouwingsbeeld te voorkomen. De bijgebouwen mogen niet voor bewoning worden gebruikt.

Dubbelbestemmingen

Leiding - Water

De hoofdwaterleidingen in het plangebied zijn onder deze bestemming gebracht. Binnen deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Door middel van een binnenplanse afwijking kunnen gebouwen wel worden toegestaan. Ter bescherming van de waterleiding is voor diverse werkzaamheden een omgevingsvergunning opgenomen.

Waarde - Archeologie 2

De gebieden met een hoge verwachtingswaarde zijn onder de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' gebracht. Voor bouwwerken en werkzaamheden groter dan 100 m² dient vooraf een omgevingsvergunning te worden verkregen. Ter bescherming van de archeologische waarden is een omgevingsvergunning vereist voor diverse nader genoemde werkzaamheden.

Waarde - Archeologie 3

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

In dit plan zijn de gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde ondergebracht bij de specifieke dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Voor bouwwerken en werkzaamheden groter dan 500 m² dient vooraf een omgevingsvergunning te worden verkregen. Ter bescherming van de archeologische waarden is een omgevingsvergunning vereist voor diverse nader genoemde werkzaamheden.

Hoofdstuk 3. Algemene regels

geluidzone - industrie

Ten noord-oosten van het plangebied ligt het industrieterrein Leeuwarden - Oost en ten oosten van het plangebied ligt het industrieterrein De Hemrik, waarvoor (conform de Wet geluidhinder) geluidzones zijn vastgesteld. Een deel van het plangebied valt binnen een vastgestelde geluidzone. Deze aanvullende bestemming is bedoeld om te voorkomen dat binnen de geluidzone van een industrieterrein nieuwe geluidgevoelige bebouwing met een te hoge geluidbelasting wordt gerealiseerd.

veiligheidszone - lpg

In dit gebied dient, vanwege een nabij aanwezig lpg-tankstation, een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten te worden tegengegaan. In afwijking van het bepaalde bij de voorkomende bestemming(en) zijn in deze zone geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen, om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Dit evenwel met het voorbehoud dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden aangetast. Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in het plan opgenomen maten, kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt. Omdat een en ander zich niet beperkt tot één bestemming maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels in beginsel op alle bestemmingen van toepassing.

Het verlenen van een omgevingsvergunning mag geen automatisme zijn. Burgemeester en wethouders zullen het verlenen van die vergunning zorgvuldig moeten afwegen en motiveren conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.

Algemene wijzigingsregels

De algemene wijzigingsregels uit de Partiële Herziening Bestemmingsplannen (Paraplu-bestemmingsplan Ontheffingen/Wijzigingsbevoegdheden) zijn opgenomen.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan is en er geen sprake is van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening), brengt dit bestemmingsplan voor de gemeente alleen de plankosten met zich mee. Hiervoor zijn in de begroting gelden gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak

In het kader van de uitvoeringsmaatregelen Wet ruimtelijke ordening heeft de gemeenteraad op 23 maart 2009 wat betreft het onderdeel inspraak het volgende besloten: alleen wanneer de omvang van het plangebied of het maatschappelijk belang van de inhoud daar aanleiding toe geeft, wordt er gelegenheid geboden tot inspraak op een voorontwerpbestemmingsplan.

In dit geval bestaat er geen aanleiding tot het bieden van inspraak. Uiteraard geldt wel de mogelijkheid tot het naar voren brengen van een zienswijze op het ontwerpplan conform de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure (UOV).

Op 16 november 2011 is door burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.3.1. van het Bro (in Huis aan Huis en via de website) kennis gegeven van hun voornemen om het bestemmingsplan Leeuwarden - Wielenpôlle, Schepenbuurt, de Plantage en omgeving voor te bereiden. In het kader van de parlementaire behandeling van de Wro werd het namelijk wenselijk gevonden om voorafgaand aan de ruimtelijke besluitvorming meer garanties te geven voor tijdige informatie aan en betrokkenheid van burgers en maatschappelijke organisaties.

7.2 Overleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

In het kader van dat overleg is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de provincie, het waterschap, brandweer Fryslân, de betrokken rijksdiensten en andere belangenorganisaties. De binnengekomen overlegreacties en het commentaar daarop zijn opgenomen in de Overlegnotitie. Deze notitie is opgenomen als Bijlage 11 bij deze plantoelichting, samen met de ontvangen overlegreacties. De ontvangen overlegreacties geven geen aanleiding tot grote planaanpassingen. Het voorliggende plan is daarom uitvoerbaar.

7.3 Ontwerp En Vaststelling

In het kader van het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan zijn de burgers uitgenodigd om hun visie in een zienswijze kenbaar te maken aan het gemeentebestuur van Leeuwarden. Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 2 februari 2012 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ontvangen. Het bestemmingsplan is op 30 mei 2012 vastgesteld.

30 mei 2012.

Bijlage Bij Toelichting

Bijlage 1 Situering Plangebied

Bijlage 2 Lijst Karakteristieke Panden

Bijlage 3 Ecologie

Bijlage 4 Rekenresultaten Aldlânsdyk En Drachtsterweg

Bijlage 5 Geluidsbelasting Holstmeerweg 1

Bijlage 6 Rekenresultaten Tjalkstraat

Bijlage 7 Geluid: Zone Leeuwarden Oost En Zone Hemrik

Bijlage 8 Watertoets

Bijlage 9 Externe Veiligheid

Bijlage 10 Advies Brandweer - Externe Veiligheid

Bijlage 11 Overlegnotitie

Bijlage 12 Raadsbrief En -Besluit