KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein - 1
Artikel 4 Bedrijventerrein - 2
Artikel 5 Bedrijventerrein - 3
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Verkeer - Railverkeer
Artikel 9 Water - Vaarweg
Artikel 10 Leiding - Gas
Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 12 Leiding - Riool
Artikel 13 Leiding - Slib
Artikel 14 Leiding - Water
Artikel 15 Waarde - Archeologie 2
Artikel 16 Waarde - Archeologie 3
Artikel 17 Waarde - Archeologie 5
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 24 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
Artikel 26 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Huidige Planologische Regime
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Gewenste Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten En Planverantwoording
5.1 Inleiding
5.2 Opzet Van De Regels
5.3 Verantwoording Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Inspraak En Zienswijzen
7.1 Inspraak
7.2 Zienswijzen
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 2 Kwaliteitsnota Plan Voor De Zon

Partiële herziening Leeuwarden - Industrieterrein Leeuwarden Oost en de Hemrik

Bestemmingsplan - gemeente Leeuwarden

Ontwerp op 23-11-2023 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Partiële herziening Leeuwarden - Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik van de gemeente Leeuwarden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0080.05015BP00-OW01 met bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanbouw / uitbouw:

een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting c.q. uitbreiding van het hoofdgebouw vormt die in directe verbinding staat met dat hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 ABC-goederen:

auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen en daarmee direct samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen, en daarnaast brandbare en explosieve stoffen;

1.7 archeologisch onderzoek

een onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of graven en/of begeleiden) verricht door een daartoe bevoegde instantie conform de kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;

1.8 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.9 archeologisch waardevol gebied

een gebied waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.13 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.15 belanghebbende

een belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht;

1.16 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.17 bestaand:

  1. a. bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. b. het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijgebouw:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw zonder directe verbinding met het hoofdgebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.21 bodemarchief

de sporen van (vooral) menselijke bewoning en bewerking die in de bodem zijn achtergebleven;

1.22 bodemingrepen

werken en werkzaamheden waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten;

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.27 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.29 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.30 bruto vloeroppervlakte:

de totale beschikbare vloeroppervlakte inclusief magazijn- of opslagruimte, loopruimte, sanitaire voorzieningen, kantoorruimte en verblijfsruimte voor personeel, buitenwerks gemeten;

1.31 buurthuis:

een openbaar, maatschappelijk gebouw in een wijk/buurt, dat zich richt op het bijdragen aan de integrale leefkwaliteit van de buurt en van waaruit activiteiten (voor de bewoners) worden georganiseerd;

1.32 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.33 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.34 duurzame elektriciteit:

elektriciteit, opgewekt in productie-installaties die uitsluitend gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen, alsmede elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen in hybride productie-installaties die ook met conventionele energiebronnen werken, met inbegrip van elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen en die wordt gebruikt voor accumulatiesystemen, en met uitzondering van elektriciteit die afkomstig is van accumulatiesystemen;

1.35 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.36 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.37 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.39 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.40 hernieuwbare energiebronnen:

energiebronnen waarvan bij het gebruik de mogelijkheden voor toekomstige generaties niet worden beperkt, zoals wind, zonne-energie, omgevingslucht-, oppervlaktewater- en aardwarmte, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;

1.41 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.42 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.43 horecabedrijf categorie 2:

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants;

1.44 horecabedrijf categorie 3:

een horecabedrijf dat zowel is gericht op het verstrekken van etenswaren als dranken of een combinatie van beiden, zoals cafetaria's, snackbars, automatieken en shoarmazaken;

1.45 horecavloeroppervlakte:

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.;

1.46 hospitaregeling

het verhuren van maximaal 2 wooneenheden aan maximaal 2 personen in een woning, waarbij de eigenaar de hoofdbewoner van de woning is en minimaal 50% van de woonoppervlakte van de woning zelf bewoont onder exclusief gebruiksrecht;

1.47 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan (kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen);

1.48 jachthaven:

een haven waar men pleziervaartuigen tegen betaling aan steigers of kade kan aanleggen;

1.49 kamerverhuur en kamerverkoop

de verhuur of verkoop van een wooneenheid ten behoeve van bewoning aan personen voor welke bewoning inschrijving in de Basis Registratie Personen noodzakelijk is;

1.50 kamerverhuurpand en kamerverkooppand

gebouw of een deel van een gebouw met drie of meer wooneenheden, niet vallende onder het begrip logiesgebouw en/of logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit en niet vallende onder de hospitaregeling, die als hoofdverblijf apart zijn of kunnen worden bewoond door niet in een gezinsverband levende personen;

1.51 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.52 kap:

een dak met een zekere helling;

1.53 kleine windturbine:

een installatie c.q. bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind:

  1. a. met een horizontale as en waarvan de rotor een oppervlakte beschrijft van maximaal 40 m² (een maximale wiek van ongeveer 3,5 m);
  2. b. met een horizontale as in andere vormen dan twee of drie wieken, waaronder de zogenaamde niet-wiekturbines;
  3. c. met een verticale as;

1.54 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.55 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.56 normaal onderhoud en beheer

het onderhoud dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en bouwwerken, die tot de betreffende bestemming behoren;

1.57 omgevingsvergunning

een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.58 openbaar toegankelijk gebied

een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.59 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.60 perifere detailhandel:

detailhandel die vanwege de volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de bestaande winkelcentra, waaronder (maar niet uitsluitend) worden begrepen: detailhandel in tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, en fietsen- en autoaccessoires;

1.61 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor het bouwen van bouwwerken in, op of over het water: het NAP -0,52 (het Fries Zomerpeil);

1.62 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.63 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.64 rijstrook:

een strook behorende bij een (hoofd)weg, niet zijnde ventwegen, rijwielpaden, voetpaden en daarmee gelijk te stellen wegen en paden;

1.65 risicogevoelig bouwwerk:

een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

1.66 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.67 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.68 volumineuze detailhandel:

detailhandel waarbij het gaat om artikelen die vanwege hun omvang en aard een relatief groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling;

1.69 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.70 windturbine:

een installatie c.q. bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind, niet zijnde een kleine windturbine;

1.71 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of twee alleenstaanden;

1.72 woningomzetting

het omzetten van een functie anders dan wonen naar één of meer woningen of drie of meer wooneenheden (voor kamergewijze verhuur) hieronder wordt tevens verstaan het omzetten van één of meer wooneenheden naar één of meer woningen;

1.73 woningsplitsing

het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer woningen;

1.74 wooneenheid

een tot bewoning bestemd gebouw of onderdeel van een gebouw dat, vanuit bouwtechnisch oogpunt gezien, blijvend is bestemd voor permanente bewoning, voldoet aan alle criteria die van toepassing zijn op woningen, behalve aan het hebben van een keuken en/of een toilet en/of een douche, waarbij de aan de wooneenheid ontbrekende voorzieningen wel als gemeenschappelijke voorzieningen ter compensatie moeten zijn gelegen in hetzelfde gebouw;

1.75 woonschip:

een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de bouwhoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 de diepte van een bodemingreep of van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

vanaf het peil tot aan het diepste punt van de ingreep;

2.7 de oppervlakte van een bodemingreep of van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

het gebied tot één meter buiten de buitenwerkse grens van het werk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
  1. 1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' met uitzondering van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  2. 2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1. en 3.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' met uitzondering van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  3. 3. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', met uitzondering van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  4. 4. een jachthaven, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';
  5. 5. kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  6. 6. een buurthuis, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - buurthuis';
  7. 7. perifere detailhandel in de vorm van ABC-goederen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - ABC';
  8. 8. een groothandel in afval en schroot, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel';
  9. 9. een meel- en paneermeelfabriek, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meelfabriek';
  10. 10. een rioolwaterzuivering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuivering';
  11. 11. een scheepsbouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouwbedrijf';
  12. 12. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zuivelfabriek' een zuivelfabriek met inbegrip van de keuring en controle van voedingsmiddelen, met daaraan ondergeschikt:
  • de productie en distributie van stroom voorzover genoemd in bijlage 1 onder ten hoogste categorie 5.1;
  • afvalwaterbehandeling voorzover genoemd in bijlage 1 onder ten hoogste categorie 4.1;
  1. 13. een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder LPG ten behoeve van vaartuigen, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  2. 14. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  1. b. erven en terreinen;
  2. c. (ontsluitings)wegen, straten en paden;
  3. d. aanleggelegenheid;
  4. e. laad- en loswallen;
  5. f. parkeervoorzieningen en fietsparkeervoorzieningen;
  6. g. groenvoorzieningen;
  7. h. sloten, bermen en beplanting;
  8. i. waterlopen en waterpartijen;
  9. j. nutsvoorzieningen;
  10. k. de opwekking van energie uit hernieuwbare energiebronnen en de opwekking van duurzame elektriciteit, waarbij:
  1. 1. de gezamenlijke capaciteit van de productie-installaties voor het opwekken van duurzame elektriciteit minder bedraagt dan 50 MW;
  2. 2. de gezamenlijke capaciteit van de productie-installaties voor het opwekken van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie minder bedraagt dan 5 MW;
  1. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. 2. de verkeersveiligheid;
  3. 3. een goede milieusituatie; en
  4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  2. b. het gebruik van de gronden voor opslagdoeleinden ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten';
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan:
  1. 1. de verkoop van motorbrandstoffen voor vaartuigen, bijbehorende accessoires, benodigdheden voor motorvoertuigen en weggebonden artikelen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  2. 2. perifere detailhandel in ABC-goederen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - ABC';
  1. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
  2. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2;
  3. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2;
  4. g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel', 'specifieke vorm van bedrijf - meelfabriek', 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuivering', 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouwbedrijf' of 'specifieke vorm van bedrijf - zuivelfabriek' anders dan ten behoeve van respectievelijk groothandels in afval en schroot, meelfabrieken, scheepsbouwbedrijven en zuivelfabrieken.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de aanduiding 'bedrijfswoning', 'jachthaven', 'kantoor', 'specifieke vorm van detailhandel - ABC', 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel', 'specifieke vorm van bedrijf - meelfabriek', 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouwbedrijf', 'specifieke vorm van bedrijf - zuivelfabriek', 'specifieke vorm van maatschappelijk - buurthuis' of 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 4 Bedrijventerrein - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
  1. 1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', met uitzondering van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  2. 2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1. en 3.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', met uitzondering van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  3. 3. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', met uitzondering van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  4. 4. buurthuizen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - buurthuis';
  5. 5. verenigingen, ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
  6. 6. perifere detailhandel in de vorm van ABC-goederen;
  7. 7. perifere detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
  8. 8. horecabedrijven categorie 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  9. 9. jachthaven, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';
  10. 10. een autoschadeherstelbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoschadeherstelbedrijf';
  11. 11. een scheepswerf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepswerf';
  12. 12. een kunstskibaan, ter plaatse van de aanduiding 'skibaan';
  13. 13. onderwijsdoeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
  14. 14. een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder LPG, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  15. 15. een verkooppunt motorbrandstoffen, inclusief LPG, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  16. 16. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  1. b. cultuur en ontspanning in de vorm van recreatieve outdoorvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
  2. c. een opslagpunt voor LPG, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg';
  3. d. een vulpunt voor LPG, ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';

en mede bestemd voor:

  1. e. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een LPG-installatie, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg';

met de daarbijbehorende:

  1. f. erven en terreinen;
  2. g. (ontsluitings)wegen, straten en paden;
  3. h. aanleggelegenheid;
  4. i. laad- en loswallen;
  5. j. parkeervoorzieningen en fietsparkeervoorzieningen;
  6. k. groenvoorzieningen;
  7. l. sloten, bermen en beplanting;
  8. m. waterlopen en waterpartijen;
  9. n. nutsvoorzieningen;
  10. o. de opwekking van energie uit hernieuwbare energiebronnen en de opwekking van duurzame elektriciteit, waarbij:
  1. 1. de gezamenlijke capaciteit van de productie-installaties voor het opwekken van duurzame elektriciteit minder bedraagt dan 50 MW;
  2. 2. de gezamenlijke capaciteit van de productie-installaties voor het opwekken van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie minder bedraagt dan 5 MW;
  1. p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder:
  1. 1. windturbines, ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';
  2. 2. een antennemast ter plaatse van de aanduiding 'antennemast';
  3. 3. voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. 2. de verkeersveiligheid;
  3. 3. een goede milieusituatie; en
  4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduidingen 'verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg', 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg' en 'vulpunt lpg';
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
  1. 1. aardolie- en steenkoolverwerkende industrie;
  2. 2. afvalverwerkingsbedrijven;
  3. 3. bosbouwbedrijven;
  4. 4. bedrijven ten behoeve van aardolie- en gaswinning;
  5. 5. bedrijven ten behoeve van voorbereiding tot recycling;
  6. 6. rioolwaterzuiveringen;
  7. 7. vuurwerkbedrijven;
  1. c. het gebruik van de gronden als opslagpunt voor LPG ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg';
  2. d. het gebruik van de gronden als vulpunt voor LPG ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'vulpunt lpg';
  3. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan:
  1. 1. de verkoop van motorbrandstoffen, bijbehorende accessoires, benodigdheden voor motorvoertuigen en weggebonden artikelen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' en/of 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  2. 2. perifere detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
  3. 3. perifere detailhandel in ABC-goederen;
  1. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
  2. g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2;
  3. h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2;
  4. i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoschadeherstelbedrijf' of 'specifieke vorm van bedrijf - scheepswerf' anders dan ten behoeve van respectievelijk autoschadeherstelbedrijven en scheepswerven.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'bedrijfswoning', 'jachthaven', 'horeca van categorie 2', 'onderwijs', 'skibaan', 'specifieke vorm van bedrijf - autoschadeherstelbedrijf', 'specifieke vorm van bedrijf - scheepswerf'; 'specifieke vorm van maatschappelijk - buurthuis', 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' (met inbegrip van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg' en 'vulpunt lpg') of 'windturbine' wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 5 Bedrijventerrein - 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
  1. 1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  2. 2. een horecabedrijf categorie 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  3. 3. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met de daarbijbehorende:

  1. b. erven en terreinen;
  2. c. (ontsluitings)wegen, straten en paden;
  3. d. aanleggelegenheid en haven;
  4. e. laad- en loswallen;
  5. f. parkeervoorzieningen en fietsparkeervoorzieningen;
  6. g. groenvoorzieningen;
  7. h. sloten, bermen en beplanting;
  8. i. waterlopen en waterpartijen;
  9. j. nutsvoorzieningen;
  10. k. de opwekking van energie uit hernieuwbare energiebronnen en de opwekking van duurzame elektriciteit, waarbij:
  1. 1. de gezamenlijke capaciteit van de productie-installaties voor het opwekken van duurzame elektriciteit minder bedraagt dan 50 MW;
  2. 2. de gezamenlijke capaciteit van de productie-installaties voor het opwekken van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie minder bedraagt dan 5 MW;
  1. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. 2. de verkeersveiligheid;
  3. 3. een goede milieusituatie; en
  4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' zodanig dat de bruto vloeroppervlakte van het horecabedrijf meer bedraagt dan 550 m².

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. paden;
  4. d. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbijbehorende:

  1. e. verhardingen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de sociale veiligheid;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. voet- en rijwielpaden;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

en mede bestemd voor:

  1. c. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een LPG-installatie, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg';

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. spoorwegover- en onderdoorgangen;

met de daarbijbehorende:

  1. e. gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken;
  2. f. een gebouw ten behoeve van horecabedrijven categorie 3, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3';
  3. g. bedrijfsleidingen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfsleidingen';
  4. h. groenvoorzieningen;
  5. i. parkeervoorzieningen en fietsparkeervoorzieningen;
  6. j. geluidbeperkende voorzieningen;
  7. k. nutsvoorzieningen;
  8. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder:
  1. 1. kunstwerken;
  2. 2. voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid; en
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden voor wegen met meer dan twee rijstroken, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'maximum aantal rijstroken' in welk geval het aantal rijstroken ten hoogste het in de aanduiding aangegeven aantal zal bedragen.

Artikel 8 Verkeer - Railverkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorlijnen en spoorwegvoorzieningen (waaronder perrons);
  2. b. bedrijfsleidingen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfsleidingen';

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en over- en onderdoorgangen;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. paden;
  4. f. nutsvoorzieningen;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. sloten, bermen en beplanting;

met de daarbijbehorende:

  1. i. gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken;
  2. j. geluidbeperkende voorzieningen;
  3. k. nutsvoorzieningen;
  4. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder:
  1. 1. kunstwerken;
  2. 2. voorzieningen ten behoeve van watertechnologie en duurzame energieopwekking;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de bouwwerken wordt nagestreefd.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid; en
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 9 Water - Vaarweg

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water - Vaarweg’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vaarwegen;
  2. b. oevers;
  3. c. recreatief medegebruik;

en in beperkte mate voor:

  1. d. kaden;

met de daarbijbehorende:

  1. e. nutsvoorzieningen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder:
  1. 1. remmingwerken, oeverbeschoeiingen, dammen en/of duikers;
  2. 2. bruggen, ter plaatse van de aanduiding 'brug'.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de milieusituatie;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik als ligplaats voor woonschepen.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Leiding - Gas

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een strook ten behoeve van een hoofdgastransportleiding, alsmede het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.1 en toestaan dat de in de basisbestemming(en) genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende nutsleiding;
  2. b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.5 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een strook ten behoeve van een bovengrondse hoogspanningsverbinding en het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.1 in die zin dat op of in de basisbestemming genoemde gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsverbinding;
  2. b. de veiligheid en gezondheid van personen niet in gevaar komt;
  3. c. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

11.4 Voorrangsregel

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Leiding -Hoogspanningsverbinding' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Artikel 12 Leiding - Riool

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een strook ten behoeve van een rioolpersleiding, alsmede het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.1 in die zin dat en toestaan dat de in de basisbestemming(en) genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende rioolpersleiding;
  2. b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.5 Voorrangsregel

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Artikel 13 Leiding - Slib

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Slib' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een strook ten behoeve van een slibpersleiding, alsmede het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2.1 in die zin dat en toestaan dat de in de basisbestemming(en) genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende slibpersleiding;
  2. b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.5 Voorrangsregel

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Leiding - Slib' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Artikel 14 Leiding - Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een strook ten behoeve van een hoofdwaterleiding, alsmede het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2.1 in die zin dat en toestaan dat de in de basisbestemming(en) genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende hoofdwaterleiding;
  2. b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.5 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Leiding - Water' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Artikel 15 Waarde - Archeologie 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

15.2 Bouwregels

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waarde - Archeologie 3

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

16.2 Bouwregels

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waarde - Archeologie 5

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 5’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

17.2 Bouwregels

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

19.1 Windturbines

Op of in de gronden van dit bestemmingsplan mogen geen windturbines worden gebouwd, met uitzondering van de gronden binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 2' ter plaatse van de aanduiding 'windturbine', in welk geval de bouwregels van Artikel 4 lid 4.4.2 sub b en c van toepassing zijn.

19.2 Zonnepanelen en/of -collectoren

  1. a. Bij de toepassing van de bouwregels zoals opgenomen in lid 19.2 sub b geldt dat bij het bouwen binnen de belemmerde strook van een hoogspanningsverbinding vooraf advies dient te worden ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
  2. b. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - bedrijventerreinen" geldt voor de ruimtelijke besluiten als genoemd in 1.12 van toepassing verklaring dat een omgevingsvergunning niet is vereist indien de activiteit betrekking heeft op het bouwen van zonnepanelen en/of - collectoren op al dan niet bestaande constructies en/of in een permanente grondopstelling, met dien verstande dat:
  1. 1. de bouwhoogte van de constructie met inbegrip van de zonnepanelen en/of - collectoren niet meer mag bedragen dan 5 m;
  2. 2. de bouwhoogte van de zonnepanelen en/of - collectoren in een grondopstelling niet meer mag bedragen dan 2 m;
  3. 3. de constructie niet mag voorzien zijn van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte;
  4. 4. de constructie en/of de grondopstelling gebouwd moet worden in het bouwvlak achter de voorgevel (en het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw op een bouwperceel of van hoofdgebouwen op de belendende bouwpercelen;
  5. 5. de afstand tussen een constructie en/of de grondopstelling en een bouwperceelgrens ten minste 3 m moet bedragen;
  6. 6. de afstand tussen een constructie en/of de grondopstelling en een op het perceel aanwezige hoofdgebouw ten minste 5 m moet bedragen.

19.3 (Zorg)woningsplitsing of (zorg)woningomzetting

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. er mag niet worden gebouwd, indien dit leidt tot (zorg)woningsplitsing of (zorg)woningomzetting.
  2. b. Met een omgevingsvergunning mag worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.4 sub a in die zin dat wordt gebouwd ten behoeve van (zorg)woningsplitsing en/of (zorg)woningomzetting, mits:
  1. 1. dit in overeenstemming is met het gemeentelijk woonbeleid;
  2. 2. wordt voldaan aan de actuele regionale woningbouwafspraken wanneer sprake is van een toename van het aantal woningen;
  3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeersituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de cultuurhistorische waarden;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  1. 4. tevens een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.4 sub b kan worden verleend.

Artikel 20 Algemene Gebruiksregels

20.1 Algemeen

Het is op grond van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals opgenomen in hoofdstuk 2.

20.2 Zonnepanelen en/of -collectoren

De gronden binnen dit bestemmingsplan mogen tevens worden gebruikt voor:

  1. 1. warmteopwekking met collectoren;
  2. 2. energieopwekking met panelen,

met dien verstande dat:

  1. a. in afwijking van het gestelde in artikel 3.1 lid 2 Wet ruimtelijke ordening het voorliggende bestemmingsplan binnen een periode van 15 jaar opnieuw moet zijn vastgesteld;
  2. b. in afwijking van het gestelde in artikel 3.2 Wet ruimtelijke ordening wordt de termijn van 15 jaar als tijdelijk / voorlopig aangemerkt;
  3. c. de gezamenlijke oppervlakte aan zonnepanelen en/of - collectoren mag niet meer bedragen dan 90 hectare.

20.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  2. b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar-, en/of vliegtuigen;
  3. c. het storten van puin en afvalstoffen;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  5. e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
  6. f. het gebruiken van woningen als kamerverhuurpand of kamerverkooppand;
  7. g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor (zorg)woningsplitsing en/of (zorg)woningomzetting.

20.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.3 sub f ten behoeve van het kamergewijs bewonen van woningen, indien dat niet ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
  2. b. Met een omgevingsvergunning mag worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.3 sub g in die zin dat (zorg)woningsplitsing en/of (zorg)woningomzetting is toegestaan, mits:
  1. 1. dit in overeenstemming is met het gemeentelijk woonbeleid;
  2. 2. wordt voldaan aan de actuele regionale woningbouwafspraken wanneer sprake is van een toename van het aantal woningen;
  3. 3. en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeersituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de cultuurhistorische waarden;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en
  1. 4. indien er sprake is van een combinatie met bouwen, tevens een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.3 kan worden verleend.

20.5 Toetsingscriteria

De afwijkingsmogelijkheid zoals bedoeld in lid 20.4 wordt uitsluitend toegepast mits aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels wordt vastgesteld dat er sprake is van behoud van een goed woon- en leefklimaat.

20.6 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in de subleden 20.1 en 20.3 en wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2e van de Wet op de economische delicten.

Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels

21.1 geluidzone - industrie

21.2 veiligheidszone - lpg

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

22.1 Afwijking

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12,00 m;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;
  5. e. de bestemmingsregels voor de bouw van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, mits de bouwhoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, niet meer bedraagt dan 5,00 m;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak met ten hoogste 1,50 m naar de buitenzijde worden overschreden door:
  1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
  2. 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  3. 3. erkers over maximaal 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
  4. 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
  1. g. de bestemmingsregels ten behoeve van de (ver-)bouw van gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorziening en/of de telecommunicatie, mits:
  1. 1. de brutovloeroppervlakte ten hoogste 100 m² bedraagt;
  2. 2. de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m bedraagt.

22.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeerssituatie;
  3. c. de parkeercapaciteit;
  4. d. het waterbeheer;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid en de brandveiligheid;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. archeologie;
  9. i. cultuurhistorie;
  10. j. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  11. k. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de geldende luchtvaartwet- en regelgeving i.v.m. de vliegbasis Leeuwarden, of andere in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen.

22.3 Zonnepanelen en/of -collectoren op daken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de bestemmingsregels voor zover sprake is van een rijks- of gemeentelijk monument, voor het bouwen van zonnepanelen en/of - collectoren op een plat dakvlak, met dien verstande dat:
  1. 1. de afstand tot de dakrand ten minste gelijk moet zijn aan de hoogte van de zonnepanelen en/of - collectoren;
  2. 2. de hoogte van zonnepanelen en/of - collectoren ten opzichte van een plat dakvlak mag niet meer bedragen dan 0,65 m.
  1. b. de bestemmingsregels voor zover sprake is van een rijks- of gemeentelijk monument, voor het bouwen van zonnepanelen en/of - collectoren op een niet naar het openbaar toegankelijk gebied gericht zijdakvlak, met dien verstande dat:
  1. 1. de afstand tussen dakonderbrekingen (schoorstenen, dakkappellen), de daknok, hoek -en kilkepers en zonnepanelen en/of - collectoren ten minste 0,65 m dient te bedragen;
  2. 2. ten minste 50% van de (historische) dakbedekking op het schuine dakvlak zichtbaar dient te zijn;
  3. 3. de zonnepanelen en/of - collectoren op het zijdakvlak niet zichtbaar zijn vanuit het openbaar toegankelijk gebied.

22.4 Toetsingscriteria

De in lid 22.3 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, indien:

  1. a. gehandeld wordt in overeenstemming met de beleidsregels zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels;
  2. b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische belangen van het betreffende gebied;
  3. c. de opstelling leidt tot verstoring van rust en ruimte in de weidevogelkansgebieden, zoals aangegeven op de kaart 7- Weidevogelgebieden Verordening Romte Fryslân 2014, een omgevingsvergunning alleen wordt verleend als de schade gecompenseerd is overeenkomstig artikel 7.2.4, onder d van de verordening en de provinciale weidevogelregeling, door storting van het compensatiebedrag In het provinciale Weidevogelfonds.

22.5 Zonnepanelen en/of -collectoren in een al dan niet tijdelijke grondopstelling

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels voor het bouwen van zonnepanelen en/of - collectoren in een al dan niet tijdelijke grondopstelling, met dien verstande dat:

  1. 1. de bouwhoogte van de zonnepanelen en/of - collectoren in grondopstelling niet meer mag bedragen dan 2 m;
  2. 2. een grondopstelling van zonnepanelen en/of - collectoren dient in het bestaand stedelijk gebied van de provincie Fryslân zoals opgenomen in kaart 1 - Begrenzing bestaand bebouwd gebied Verordening Romte Fryslân 2014 te zijn gelegen;
  3. 3. de afstand tussen de zonnepanelen en/of - collectoren in grondopstelling en de perceelsgrenzen van het openbaar toegankelijk gebied alsook waterlopen ten minste 10 m dient te bedragen;
  4. 4. de zonnepanelen en/of - collectoren in tijdelijk grondopstelling ten hoogste 15 jaar geplaatst mogen zijn;
  5. 5. het bepaalde in artikel 24.3 is niet van toepassing op deze afwijkingsmogelijkheid;
  6. 6. de omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend:
  1. a. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische belangen;
  2. b. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;
  • de verkeerssituatie;
  • de parkeercapaciteit;
  • het waterbeheer;
  • de sociale veiligheid;
  • archeologie;
  • cultuurhistorie;
  • de externe veiligheid en brandveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels

23.1 Wijziging

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. bouw- en/of bestemmingsgrenzen mogen worden gewijzigd, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 5,00 m wordt overschreden;
  2. b. een bouwvlak binnen een bestemmingsvlak wordt vergroot met maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak;
  3. c. het wijzigen van de bestemming(en) ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur (weg-, water-, parkeer- en groenvoorzieningen), met bijbehorende voorzieningen;
  4. d. de bestemming 'Leiding - Gas' wordt verwijderd dan wel verplaatst, mits:
  1. 1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verplaatsen van een bestaande leiding;
  2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de bodemkundige waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. e. de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wordt verwijderd, mits:
  1. 1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verleggen van een bestaande leiding;
  2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de bodemkundige waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. f. de bestemming 'Leiding - Riool' wordt verwijderd, mits:
  1. 1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verleggen van een bestaande leiding;
  2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie. de bodemkundige waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. g. de bestemming 'Leiding - Slib' wordt verwijderd, mits:
  1. 1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verleggen van een bestaande leiding;
  2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie. de bodemkundige waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  1. h. de bestemming 'Leiding - Water' wordt verwijderd, mits:
  1. 1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verleggen van een bestaande leiding;
  2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie. de bodemkundige waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

23.2 Toetsingscriteria

De in lid 23.1 genoemde wijzigingsbevoegdheden kunnen slechts worden toegepast, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeerssituatie;
  3. c. de parkeercapaciteit;
  4. d. het waterbeheer;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid en de brandveiligheid;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  9. i. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de geldende luchtvaartwet- en regelgeving i.v.m. de vliegbasis Leeuwarden, of andere in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen.

Artikel 24 Overige Regels

24.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  2. b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  3. c. de ruimte tussen bouwwerken.

24.2 Parkeren

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  2. b. bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  3. c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan:
  1. 1. het bebouwingsbeeld;
  2. 2. de gebruiksmogelijkheden;
  3. 3. de cultuurhistorische waarden;
  4. 4. de landschappelijke waarden;
  5. 5. de milieusituatie;
  6. 6. de natuurlijke waarden;
  7. 7. de sociale veiligheid;
  8. 8. de verkeersveiligheid;
  9. 9. de watersituatie;
  10. 10. de woonsituatie;
  11. 11. de parkeersituatie.

24.3 Overige regels

  1. a. In aanvulling op het gestelde in artikel 3.1 lid 1 Wet ruimtelijke ordening geldt voor de gronden behorende tot dit plan dat de beleidsregels zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels van overeenkomstige toepassing zijn.
  2. b. Indien de beleidsregels 'Kwaliteitsnota plan voor de zon' binnen de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  2. c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald als bestemmingsplan Partiële herziening Leeuwarden - Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik van de gemeente Leeuwarden.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend bestemmingsplan ziet toe op het industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik. Het industrieterrein ligt aan de oostzijde van de kern van Leeuwarden. Op het terrein zijn verschillende bedrijven gevestigd, in diverse milieucategorieën. Ook is op delen van het terrein perifere detailhandel mogelijk. In de begrippenlijst van het bestemmingsplan is het begrip 'perifere detailhandel' omschreven als:

'Detailhandel die vanwege de volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de bestaande winkelcentra, waaronder uitsluitend worden begrepen: detailhandel in tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, en fietsen- en autoaccessoires.'

Deze begripsomschrijving is onjuist opgenomen in het bestemmingsplan, er is sprake van een kennelijke verschrijving. Hierdoor ontstaat strijdigheid met de Dienstenrichtlijn. Bovendien wijkt de begripsbepaling voor perifere detailhandel af van de gehanteerde begripsbepalingen voor perifere detailhandel in het beleidskader Retail 2022 en andere vigerende bestemmingsplannen.

Middels voorliggend bestemmingsplan wordt deze begripsbepaling aangepast zodat deze niet strijdig is met de Dienstenrichtlijn en in lijn is met de begripsbepaling in het beleidskader Retail 2022 en andere vigerende bestemmingsplannen.

Door de herziening van het plan wordt een onbedoelde belemmering voor een invulling van het gebied met perifere detailhandel weggenomen. In voorliggend bestemmingsplan wordt aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied betreft, zoals reeds uit de aanleiding is gebleken, het industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de kern van Leeuwarden en ten opzichte van de directe omgeving weergegeven. Het plangebied is hierin indicatief aangeduid met de rode ster en rode contour. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de bij dit bestemmingsplan behorende verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.05015BP00-OW01_0001.png"
Afbeelding 1.1: Ligging van het plangebied (Bron: PDOK)

1.3 Huidige Planologische Regime

1.3.1 Algemeen

Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan "Leeuwarden - Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik", dat op 30 september 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad van Leeuwarden. Verder zijn de bestemmingsplannen "Leeuwarden - Kamerverhuur" (vastgesteld op 25 oktober 2016), "Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Parkeren" (vastgesteld op 11 september 2017), "Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Plan voor de zon" (vastgesteld op 7 november 2018), "Leeuwarden - Partiële herziening Archeologie" (vastgesteld op 29 maart 2022) en "Leeuwarden - Partiële herziening woningsplitsing en woonzorgfuncties" (vastgesteld op 15 juni 2022) van toepassing.

Voor de duiding van het planologische regime is met name het bestemmingsplan "Leeuwarden - Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik" van belang. Dit bestemmingsplan laat perifere detailhandel toe binnen de volgende bestemmingen:

  • 'Bedrijventerrein -1': perifere detailhandel in de vorm van ABC-goederen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – ABC';
  • 'Bedrijventerrein – 2':
    1. 1. perifere detailhandel in de vorm van ABC-goederen;
    2. 2. perifere detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer'.

1.3.2 Strijdigheid

De voorliggende ontwikkeling voorziet in de wijziging van de begripsbepaling voor perifere detailhandel. Om het voornemen mogelijk te maken, is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk waarmee wordt voorzien in een passend planologisch kader. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in deze herziening.

De huidige bestemmingen van het vigerende bestemmingsplan "Leeuwarden - Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik" worden met voorliggend bestemmingsplan één op één overgenomen. Daarnaast worden de regels van de bestemmingsplannen "Leeuwarden - Kamerverhuur", "Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Parkeren", "Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Plan voor de zon", "Leeuwarden - Partiële herziening Archeologie" en "Leeuwarden - Partiële herziening woningsplitsing en woonzorgfuncties" met voorliggend bestemmingsplan overgenomen. Het bestemmingsplan "Leeuwarden - Partiële herziening Archeologie" vervangt daarbij de archeologische dubbelbestemmingen uit het vigerende bestemmingsplan "Leeuwarden - Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik".

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels (met bijbehorende bijlagen) en deze toelichting (met bijbehorende bijlagen). De toelichting is opgebouwd uit 6 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 het plan beschreven. In Hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan het beleidskader, waarna in Hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid van het plan wordt aangetoond aan de hand van relevante milieu- en omgevingsaspecten. In Hoofdstuk 5 volgt de wijze van bestemmen, waarin uiteen wordt gezet hoe het plan juridisch is vertaald naar de verbeelding en de regels. Tenslotte wordt in Hoofdstuk 6 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid, waarna in Hoofdstuk 7 de resultaten van de procedure aan de orde komen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Gewenste Situatie

Zoals in paragraaf 1.1 reeds is omschreven, is het begrip 'perifere detailhandel' onjuist omschreven in de begrippenlijst van het bestemmingsplan "Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik". De begripsbepaling luidt als volgt:

'Detailhandel die vanwege de volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de bestaande winkelcentra, waaronder uitsluitend worden begrepen: detailhandel in tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, en fietsen- en autoaccessoires.'

Door de toevoeging van het woord 'uitsluitend', worden andere vormen dienstverlening dan detailhandel in tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, en fietsen- en autoaccessoires door middel van deze regels uitgesloten. Dit is niet toegestaan op grond van de Dienstenrichtlijn. De Dienstenrichtlijn heeft als doel dat dienstverleners in de Europese Unie zich onbelemmerd in een andere lidstaat kunnen vestigen of tijdelijk diensten kunnen verrichten. De regels van het bestemmingsplan "Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik" werpen in dit geval een belemmering op.

Tevens wijkt het begrip 'perifere detailhandel' zoals het nu is opgenomen af van de gehanteerde begripsbepalingen in het Beleidskader Retail 2022 en andere vigerende bestemmingsplannen. Het Beleidskader Retail 2022 is getoetst aan de dienstenrichtlijnscan.

Door middel van voorliggend bestemmingsplan wordt de begripsbepaling voor perifere detailhandel gewijzigd, zodat deze in overeenstemming is met de Dienstenrichtlijn, het beleidskader Retail 2022 en andere vigerende bestemmingsplannen. De gewijzigde begripsbepaling luidt als volgt:

'Detailhandel die vanwege de volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de bestaande winkelcentra, waaronder (maar niet uitsluitend) worden begrepen: detailhandel in tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, en fietsen- en autoaccessoires.'

Met voorliggend bestemmingsplan wordt de begripsbepaling voor perifere detailhandel gewijzigd. Voor het overige vinden er geen wijzigingen plaats ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Ter bescherming van de nationale belangen is door het Rijk het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) opgesteld. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en inpassingsplannen.

In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen:

  1. 4. rijksvaarwegen;
  2. 5. mainportontwikkeling Rotterdam;
  3. 6. kustfundament;
  4. 7. grote rivieren;
  5. 8. Waddenzee en waddengebied;
  6. 9. Defensie
  7. 10. hoofdwegen en landelijke spoorwegen
  8. 11. elektriciteitsvoorziening;
  9. 12. buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  10. 13. ecologische hoofdstructuur;
  11. 14. primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  12. 15. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  13. 16. erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  14. 17. Ruimtereservering parallel Kaagbaan.

Defensie

De veiligheid van het stijgen en landen van vliegverkeer vanwege de Vliegbasis Leeuwarden brengt hoogtebeperkingen met zich mee. Tevens dient rekening te worden gehouden met de radarverstoringsgebieden van de radarstations Wier en Leeuwarden. De bouwbeperkingen (in hoogte) worden bepaald op basis van de afstand tot de radarstations. Dit bestemmingsplan staat geen nieuwe bouwmogelijkheden toe. Het vliegverkeer wordt met dit bestemmingsplan daarom niet belemmerd.

3.1.4 Conclusie toetsing van het initiatief aan het rijksbeleid

Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Fryslân - De Romte diele

3.2.2 Verordening Romte Fryslân 2014

3.2.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de voorliggende ontwikkeling in overeenstemming is met de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening van de provincie Fryslân.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Leeuwarden

3.3.2 Beleidskader Retail 2022

3.3.3 Conclusie

De voorgestelde ontwikkeling sluit aan bij de Omgevingsvisie Leeuwarden en het Beleidskader Retail 2022.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

De volgende milieu- en omgevingsaspecten zijn hierbij van belang: geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer en parkeren, het besluit milieueffectrapportage en de waterhuishouding. Hierna wordt kort op deze aspecten ingegaan.

Geluid

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er zullen dan ook geen nieuwe geluidsgevoelige objecten worden toegevoegd. De geluidsgevoelige objecten die reeds zijn toegestaan op basis van het vigerende bestemmingsplan "Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik", zijn bij de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan getoetst aan het aspect geluid. Het onderdeel geluid vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Bodem

In het kader van het vigerende bestemmingsplan is reeds onderzoek gedaan naar de bodemkwaliteit binnen het plangebied. Hieruit is gebleken dat het aspect bodem geen belemmering vormt. Aangezien voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, vormt het aspect bodem daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Luchtkwaliteit

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het is dus een plan dat 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. Daarnaast worden met de ontwikkeling geen nieuwe gevoelige bestemmingen in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen' gerealiseerd.

Externe veiligheid

Bij de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan is reeds onderzoek gedaan naar het aspect externe veiligheid en geconcludeerd dat het geen belemmering vormt voor het plangebied. Voorliggend bestemmingsplan ziet enkel op de wijziging van de begripsbepaling voor perifere detailhandel en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het aspect externe veiligheid vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Milieuzonering

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er worden dus geen nieuwe milieubelastende bedrijven of milieugevoelige objecten toegevoegd. Milieuzonering is daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Ecologie

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er is geen sprake van sloop, het verwijderen van groenstructuren, of andere activiteiten die invloed hebben op beschermde soorten. Ook vinden met de voorgenomen ontwikkeling geen nieuwe stikstof veroorzakende activiteiten plaats. Ecologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Archeologie & cultuurhistorie

Bij de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan zijn de cultuurhistorische waarden in het plangebied geïnventariseerd. Enkele gebouwen zijn aangeduid met de aanduiding 'karakteristiek'. Met voorliggend bestemmingsplan wordt enkel de begripsbepaling van perifere detailhandel gewijzigd. De overige onderdelen van het vigerende bestemmingsplan worden met voorliggend bestemmingsplan ongewijzigd overgenomen. Omdat er geen nieuwe ontwikkelingen plaats vinden, heeft de voorgenomen ontwikkeling geen invloed op cultuurhistorische aspecten binnen het plangebied.

Er vinden geen bodemingrepen plaats met de voorgenomen ontwikkeling. De archeologische dubbelbestemming wordt gehandhaafd. Archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Verkeer en parkeren

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen of het aantal benodigde parkeerplaatsen, omdat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Besluit milieueffectrapportage

De voorgenomen ontwikkeling gaat uit van het wijzigen van de begripsbepaling voor 'perifere detailhandel'. Er is daarmee geen sprake van verslechtering van de milieukwaliteit ter plaatse en er is geen sprake van een overschrijding van de drempelwaarden uit het besluit MER. Het plan is niet m.e.r.-plichtig

Waterhuishouding

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op de waterhuishouding, aangezien voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Het aspect 'water' vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Er is dan ook geen watertoets uitgevoerd.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten En Planverantwoording

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

5.2 Opzet Van De Regels

5.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels;
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels;
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

5.2.2 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  • Begrippen (Artikel 1)
    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
  • Wijze van meten (Artikel 2)
    Dit artikel geeft op een eenduidige manier aan op welke wijze bouwhoogtes, afstanden, dakhellingen en oppervlakten moeten worden gemeten en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.2.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bouwhoogte, etc.);
  • Afwijken van de bouwregels: onder welke voorwaarden van bepaalde bouwregels kan worden afgeweken;
  • Specifieke gebruiksregels: (indien opgenomen) welk gebruik van gronden en opstallen in ieder geval toegestaan dan wel strijdig zijn;
  • Afwijken van de gebruiksregels: onder welke voorwaarden van bepaalde gebruiksregels kan worden afgeweken.

In paragraaf 5.3 zijn de bestemmingen die voorkomen binnen dit bestemmingsplan op een rij gezet.

5.2.4 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  • Anti-dubbeltelregel (Artikel 18): Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
  • Algemene bouwregels (Artikel 19): Dit artikel bevat regels over de activiteit bouwen die aanvullend gelden op één of meerdere bestemmingen.
  • Algemene gebruiksregels (Artikel 20): Dit artikel is opgenomen om aan te geven welk gebruik van de gronden als strijdig gebruik wordt begrepen;
  • Algemene aanduidingsregels (Artikel 21): In dit artikel zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Hierin zijn de bepalingen opgenomen in verband met de ligging van het plangebied binnen de ‘geluidzone – industrie’ en ten aanzien van het uitvoeren van ontwikkelingen nabij het gasdrukmeet- en regelstation in het noordwesten van het plangebied, binnen de 'overige zone - Activiteitenbesluit'. Ten slotte is in dit artikel de bepaling ten aanzien van het maximum toegestaan aantal woningen in het plangebied opgenomen.
  • Algemene afwijkingsregels (Artikel 22): In deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van deze bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
  • Algemene wijzigingsregels (Artikel 23): In dit artikel worden de algemene wijzigingsregels beschreven. Deze regels geven burgemeester en wethouders onder andere de bevoegdheid om het plan te wijzigen ten behoeve van ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan.
  • Overige regels (Artikel 24): In dit artikel zijn de overige regels opgenomen. Hierin staan onder andere de regels ten aanzien van parkeren en is een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor het slopen van een bouwwerk.

De algemene regels zijn conform het bestemmingsplan "Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik" overgenomen.

5.2.5 Overgangs- en slotregels

Het overgangsrecht geldt voor bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming komt met de gegeven bestemming.

In beginsel mogen de bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Meestal is dat een eenmalige handeling aan het bouwwerk. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen.

5.3 Verantwoording Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.

Alle bestemmingen en aanduidingen van het bestemmingsplan "Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik" zijn overgenomen in voorliggend bestemmingsplan. Het betreft de volgende bestemmingen:

Artikel 3 Bedrijventerrein - 1

Artikel 4 Bedrijventerrein - 2

Artikel 5 Bedrijventerrein - 3

Artikel 6 Groen

Artikel 7 Verkeer

Artikel 8 Verkeer - Railverkeer

Artikel 9 Water - Vaarweg

Artikel 10 Leiding - Gas

Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Artikel 12 Leiding - Riool

Artikel 13 Leiding - Slib

Artikel 14 Leiding - Water

Ten slotte zijn er drie archeologische dubbelbestemmingen opgenomen, conform het bestemmingsplan “Partiële herziening Archeologie”. Het betreft de volgende dubbelbestemmingen:

Waarde - Archeologie 2

Waarde - Archeologie 3

Waarde - Archeologie 5

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds aangetoond door de financiële haalbaarheid en anderzijds via de grondexploitatieregeling vanuit de wetgeving. Voorliggend bestemmingsplan betreft een gemeentelijk plan waarbij ten opzichte van het vigerende plan enkel de begripsbepaling voor perifere detailhandel wordt gewijzigd. De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan niet van toepassing.

Hoofdstuk 7 Inspraak En Zienswijzen

7.1 Inspraak

Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In voorliggend geval wordt geen voorontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd, aangezien geen sprake is van nieuw beleid.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan wordt voor een termijn van 6 weken ter inzage gelegd. Deze paragraaf wordt ingevuld na afloop van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bijlage 2 Kwaliteitsnota Plan Voor De Zon

Bijlage 2 Kwaliteitsnota plan voor de zon