Bestemmingsplan Ureterp - De Hege Kamp sportvelden Skoalleane
Bestemmingsplan - Gemeente Opsterland
Onherroepelijk op 27-10-2009 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.plan:
het bestemmingsplan Ureterp - De Hege Kamp van de gemeente Opsterland;
bestemmingsplan:2.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0086.16BPDeHegeKamp-0401 met de bijbehorende regels;
3.aan-huis-verbonden beroep:
een beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;
4.aan- of uitbouw:
een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;
5.aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
6.aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;
7.aangebouwd bijgebouw:
een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw dat ruimtelijke ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;
8.bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
9.bestaand:
a.ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
-bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
b.ten aanzien van het overige gebruik:
-bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
10.bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
11.bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
12.bijgebouw:
een gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;
13.bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
14.bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
15.bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
16.bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
17.bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
18.bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
19.bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
20.dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
21.detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
22.eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
23.geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
24.geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
25.geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
26.hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
27.hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel ruimtelijk als functioneel als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
28.kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;
29.kap:
een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;
30.kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
de in de bijlage genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
31.landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;
32.natuurlijke waarden:
de abiotische en biotische waarden van een gebied;
33.nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
34.overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
35.peil:
a.indien op het land wordt gebouwd:
1.voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst;
-de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2.voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
b.indien in het water wordt gebouwd:
-het gemiddelde waterpeil;
36.prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
37.prostitutiebedrijf:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.
Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
38.vrijstaand bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;
39.voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
40.woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
41.woonhuis:
een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
1.de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de zijdelingse perceelgrens;
2.de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
3.de dakhelling:
langst het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
4.de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
5.de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
6.de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.groenvoorzieningen;
b.bebossing, waarbij ter plaatse van de aanduiding “houtsingel”, de instandhouding van de landschappelijke en natuurlijke waarden wordt nagestreefd;
c.voet- en rijwielpaden;
d.woonstraten;
e.speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
f.tuinen, erven en terreinen;
g.in- en uitritten;
h.parkeervoorzieningen;
i.waterlopen en waterpartijen;
j.nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
k.bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder steigers, bruggen, duikers en/of dammen, een antennemast, ter plaatse van de aanduiding “antennemast”.
3. 2.Bouwregels
3. 2. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
b.de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen;
c.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “antennemast”, de bouwhoogte
van een antennemast 38,00 m mag bedragen.
3. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de verkeersveiligheid;
b.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3. 4.Aanlegvergunning
3. 4. 1. Ter plaatse van de aanduiding “houtsingel” is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a.het verwijderen van houtopstanden;
b.het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden.
3. 4. 2. Geen aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.4.1. is vereist voor werken en werkzaamheden die:
a.het normale onderhoud betreffen;
b.noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;
c.reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3. 4. 3. Burgemeester en Wethouders kunnen de vergunning slechts verlenen indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied.
3. 5.Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, het plan wijzigen in die zin dat:
-de bestemming ‘Groen’ geheel of gedeeltelijk wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - 1’, mits:
1.deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied”;
2.de mogelijke toename van woningen in overeenstemming is met een door de provincie geaccordeerd woonplan dat voor de gemeente Opsterland geldt. In het geval dat de woningbouwaantallen worden overschreden, kunnen Burgemeester en Wethouders besluiten hieraan medewerking te verlenen, mits de provincie hiermee instemt;
3.de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
4.er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan mogelijke archeologische en ecologische waarden;
5.voldaan wordt aan de normen met betrekking tot externe veiligheid;
6.na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 6 van overeenkomstige toepassing zijn.
Artikel 4 Verkeer - Verblijf
4. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.wegen en pleinen;
b.woonstraten;
c.voet- en rijwielpaden;
d.parkeervoorzieningen;
e.groenvoorzieningen;
f.waterlopen en waterpartijen;
g.bermen en beplanting;
h.geluidwerende voorzieningen;
i.speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
j.tuinen, erven en terreinen;
k.nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
l.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
4. 2.Bouwregels
4. 2. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
b.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de verkeersveiligheid;
b.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 Water
5. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.waterlopen en waterpartijen;
b.bermen en beplanting;
met daaraan ondergeschikt:
c.wegen, straten en paden;
d.groenvoorzieningen;
e.waterhuishoudkundige voorzieningen;
f.nutsvoorzieningen;
g.tuinen, erven en terreinen;
met de daarbijbehorende:
h.bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder steigers, bruggen, duikers en/of dammen.
5. 2.Bouwregels
5. 2. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen;b.
c.de bouwhoogte van steigers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1,50 m bedragen;
d.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de waterhuishoudkundige functie;
b.de verkeersveiligheid;
c.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Wonen - 1
6. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
b.aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
c.woonstraten;
d.voet- en rijwielpaden;
e.parkeervoorzieningen;
f.speelvoorzieningen;
g.groenvoorzieningen;
h.waterhuishoudkundige voorzieningen;
i.waterlopen en waterpartijen;
met de daarbijbehorende:
j.tuinen, erven en terreinen;
k.bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen.
6. 2.Bouwregels
6. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b.een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c.een hoofdgebouw zal vrijstaand worden gebouwd, tenzij ter plaatse de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden” is aangegeven, in welk geval het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen ten hoogste het in het aanduidingsvlak aangegeven aantal zal bedragen;
d.ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” zal het aantal hoofdgebouwen ten hoogste het in het aanduidingsvlak aangegeven aantal bedragen;
e.de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
f.de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 120 m² bedragen;
g.de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten minste 3,50 m bedragen;
h.de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
i.de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
j.de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
k.de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen;
l.ter plaatse van de aanduiding “nokrichting” zal de nokrichting haaks op de weg zijn.
6. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a.de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
b.de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 70 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
-de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
c.de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
d.de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaande overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
6. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
b.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
6. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de woonsituatie;
b.de milieusituatie;
c.de verkeersveiligheid;
d.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
6. 4.Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 6.2.1. sub b. en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
-de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b.het bepaalde in lid 6.2.1. sub c. en toestaan dat, voorzover ter plaatse niet de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden” is aangegeven, tevens aaneengebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;
c.het bepaalde in lid 6.2.1. sub c. en toestaan dat wordt afgeweken van het ter plaatse in het aanduidingsvlak aangegeven maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen;
d.het bepaalde in lid 6.2.1. sub f. en toestaan dat de oppervlakte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 150 m²;
e.het bepaalde in lid 6.2.1. sub j. en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
f.het bepaalde in lid 6.2.1. sub k. en toestaan dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
g.het bepaalde in lid 6.2.1. sub l. en toestaan dat in hoeksituaties de nokrichting evenwijdig aan de weg is, dan wel dat er geen sprake is van een nokrichting;
h.het bepaalde in lid 6.2.2. sub a. en toestaan dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping minder dan 1,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
i.het bepaalde in lid 6.2.2. sub c. en toestaan dat de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkapping wordt verhoogd, mits:
-dit voor een hoofdgebouw vanuit architectonische overwegingen aanvaardbaar is en de verhoging bijdraagt tot een ruimtelijke versterking van een straat of straatwand.
6. 5.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
b.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
c.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
d.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
1.meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
2.meer bedraagt dan 50 m²;
e.het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca of detailhandel.
6. 6.Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 6.5. sub a. en toestaan dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt als woning, mits:
1.er aantoonbaar sprake is van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;
2.er sprake blijft van één huishouden;
b.het bepaalde in lid 6.5. sub c. en toestaan dat gebouwen worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in de bijlage, mits:
1.de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen;
2.de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
3.het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
4.er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
5.het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval de hoofdbewoner(s) van de woning. Ten behoeve van ondersteuning (o.a. administratie) mogen maximaal 2 personen in dienst zijn. De bedrijfstechnische of -economische noodzaak hiertoe moet worden aangetoond;
6.het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
7.het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
8.de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt.
Artikel 7 Wonen - 2
7. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
b.aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
c.woonstraten;
d.voet- en rijwielpaden;
e.parkeervoorzieningen;
f.speelvoorzieningen;
g.groenvoorzieningen;
h.waterhuishoudkundige voorzieningen;
i.waterlopen en waterpartijen;
met de daarbijbehorende:
j.tuinen, erven en terreinen;
k.bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen.
7. 2.Bouwregels
7. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b.een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c.een hoofdgebouw zal vrijstaand worden gebouwd;
d.de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
e.de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 200 m² bedragen;
f.ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” zal het aantal hoofdgebouwen ten hoogste het in het aanduidingsvlak aangegeven aantal bedragen;
g.de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
h.de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
i.de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
7. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a.de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
b.de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 70 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
-de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
c.de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
d.de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaande overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
7. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
b.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de woonsituatie;
b.de milieusituatie;
c.de verkeersveiligheid;
d.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7. 4.Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 7.2.1. sub b. en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
-de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b.het bepaalde in lid 7.2.1. sub c. en toestaan dat tevens aaneengebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;
c.het bepaalde in lid 7.2.1. sub e. en toestaan dat de oppervlakte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 225 m²;
d.het bepaalde in lid 7.2.1. sub i. en toestaan dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
e.het bepaalde in lid 7.2.2. sub a. en toestaan dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping minder dan 1,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
f.het bepaalde in lid 7.2.2. sub c. en toestaan dat de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkapping wordt verhoogd, mits:
-dit voor een hoofdgebouw vanuit architectonische overwegingen aanvaardbaar is en de verhoging bijdraagt tot een ruimtelijke versterking van een straat of straatwand.
7. 5.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
b.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
c.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
d.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
1.meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
2.meer bedraagt dan 50 m²;
e.het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca of detailhandel.
7. 6.Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 7.5. sub a. en toestaan dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt als woning, mits:
1.er aantoonbaar sprake is van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;
2.er sprake blijft van één huishouden;
b.het bepaalde in lid 7.5. sub c. en toestaan dat gebouwen worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in de bijlage, mits:
1.de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen;
2.de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
3.het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
4.er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
5.het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval de hoofdbewoner(s) van de woning. Ten behoeve van ondersteuning (o.a. administratie) mogen maximaal 2 personen in dienst zijn. De bedrijfstechnische of -economische noodzaak hiertoe moet worden aangetoond;
6.het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
7.het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
8.de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt.
Artikel 8 Wonen - 3
8. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
b.aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
waarbij ter plaatse van de aanduiding “houtsingel”, de instandhouding van de landschappelijke en natuurlijke waarden wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:
c.woonstraten;
d.voet- en rijwielpaden;
e.parkeervoorzieningen;
f.speelvoorzieningen;
g.groenvoorzieningen;
h.waterhuishoudkundige voorzieningen;
i.waterlopen en waterpartijen;
met de daarbijbehorende:
j.tuinen, erven en terreinen;
k.bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen.
8. 2.Bouwregels
8. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b.een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c.een hoofdgebouw zal vrijstaand worden gebouwd;
d.ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” zal het aantal hoofdgebouwen ten hoogste het in het aanduidingsvlak aangegeven aantal bedragen;
e.de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
f.de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 120 m² bedragen;
g.de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten minste 3,50 m bedragen;
h.de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
i.de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
j.de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
k.de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
8. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a.de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
b.de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 70 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
-de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
c.de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
d.de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaande overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
8. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
b.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
8. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de woonsituatie;
b.de milieusituatie;
c.de verkeersveiligheid;
d.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
8. 4.Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 8.2.1. sub b. en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
-de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b.het bepaalde in lid 8.2.1. sub c. en toestaan dat tevens aaneengebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;
c.het bepaalde in lid 8.2.1. sub f. en toestaan dat de oppervlakte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 150 m²;
d.het bepaalde in lid 8.2.1. sub j. en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
e.het bepaalde in lid 8.2.1. sub k. en toestaan dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
f.het bepaalde in lid 8.2.2. sub a. en toestaan dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping minder dan 1,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
g.het bepaalde in lid 8.2.2. sub c. en toestaan dat de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkapping wordt verhoogd, mits:
-dit voor een hoofdgebouw vanuit architectonische overwegingen aanvaardbaar is en de verhoging bijdraagt tot een ruimtelijke versterking van een straat of straatwand.
8. 5.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
b.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
c.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
d.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
1.meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
2.meer bedraagt dan 50 m²;
e.het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca of detailhandel.
8. 6.Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 8.5. sub a. en toestaan dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt als woning, mits:
1.er aantoonbaar sprake is van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;
2.er sprake blijft van één huishouden;
b.het bepaalde in lid 8.5. sub c. en toestaan dat gebouwen worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in de bijlage, mits:
1.de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen;
2.de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
3.het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
4.er voldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
5.het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval de hoofdbewoner(s) van de woning. Ten behoeve van ondersteuning (o.a. administratie) mogen maximaal 2 personen in dienst zijn. De bedrijfstechnische of -economische noodzaak hiertoe moet worden aangetoond;
6.het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
7.het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
8.de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt.
8. 7.Aanlegvergunning
8. 7. 1. Ter plaatse van de aanduiding “houtsingel” is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a.het verwijderen van houtopstanden;
b.het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden.
8. 7. 2. Geen aanlegvergunning als bedoeld in lid 8.7.1. is vereist voor werken en werkzaamheden die:
a.het normale onderhoud betreffen;
b.noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;
c.reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8. 7. 3. Burgemeester en Wethouders kunnen de vergunning slechts verlenen indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
b.de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
c.het storten van puin en afvalstoffen;
d.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
e.het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 11 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeerssituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
a.de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b.het bestemmingsplan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c.de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d.de bestemmingsregels en toestaan dat openbare (nuts)-gebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van (de bediening van) kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
-de inhoud per gebouwtje ten hoogste 75 m³ zal bedragen;
e.het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 6 en toestaan dat gebouwtjes ten behoeve speelvoorzieningen worden gebouwd, mits:
1.de oppervlakte van een gebouwtje ten hoogste 5 m² zal bedragen;
2.de bouwhoogte van een gebouwtje ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
f.de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
g.de bestemmingsregels, ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m, mits:
-zoveel mogelijk wordt aangesloten bij bestaande verticale elementen, zoals gebouwen, torens en bestaande masten;
h.de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zonne-energiemasten wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m;
i.het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
1.deze vergroting niet meer dan 20 m² per plaatselijke verhoging bedraagt;
2.de vergroting leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12. 1.Overgangsrecht bouwwerken
a.Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1.gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2.na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sublid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid a met maximaal 10%.
c.Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12. 2.Overgangsrecht gebruik
a.Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan Ureterp - De Hege Kamp
van de gemeente Opsterland.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 7 september 2009
De voorzitter,De griffier,
…………………………..
===
Bijlage 1 Lijst Van Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten
Bijlage 1 Lijst van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Bijlage 1 Welstandskader Ureterp - De Hege Kamp
Bijlage 1 Welstandskader Ureterp - De Hege Kamp
Bijlage 2 Advertentie Opening Inspraak Voorontwerpbestemmingsplan Ureterp - De Hege Kamp
Bijlage 2 Advertentie opening inspraak voorontwerpbestemmingsplan Ureterp - De Hege Kamp
Bijlage 3 Overlegreacties
Bijlage 4 Inspraakreacties
Bijlage 5 Informatie Over Aanpassing Aansluitingen Infrastructuur Van De Hege Kamp Op De Skoalleane
Bijlage 5 Informatie over aanpassing aansluitingen infrastructuur van De Hege Kamp op de Skoalleane