Bestemmingsplan Drachtstercompagnie-Zuid
Bestemmingsplan - gemeente Smallingerland
Vastgesteld op 11-12-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Drachtstercompagnie-Zuid met identificatienummer NL.IMRO.0090.BP2017DPO009-0401 van de gemeente Smallingerland;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan- of uitbouw:
een toevoeging dan wel een vergroting van een ruimte aan een hoofdgebouw, die in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.6 achtergevel:
de gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;
1.7 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;
1.8 archeologische waarden:
waarden van in de bodem aanwezige voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die door hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische betekenis van algemeen belang zijn;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bestaand(e) (situatie):
- a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
- 1. bestaand ten tijde van de eerste ter inzage legging van dit plan;
- b. ten aanzien van het overige gebruik:
- 1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.14 bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand, gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw die qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.21 cultuurhistorische waarden:
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;
1.22 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.23 eindwoning:
een woning, die deel uitmaakt van een rij van meer dan twee aaneen gebouwde woningen, en die met de andere woningen in die rij slechts aan één zijde is verbonden;
1.24 erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.25 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.28 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.29 hoofdgebouw:
een of meer gebouwen of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.30 kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;
1.31 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.32 landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap;
1.33 maatvoering:
de regels met betrekking tot de toegestane goothoogte en/of bouwhoogte en/of dakhelling en/of het bebouwingspercentage;
1.34 meetverschil:
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.35 milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
1.36 natuurwaarden:
geologische, bodemkundige en biologische waarden;
1.37 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.38 peil:
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.39 pergola:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde van een poortachtige constructie, primair bestemd om er beplanting langs te laten groeien, alsmede een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.40 persoonlijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan personen zoals een kapper, pedicure, manicure of schoonheidsspecialist;
1.41 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.42 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.43 straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedebouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.44 tussenwoning:
een woning, die deel uitmaakt van een rij van meer dan twee aaneen gebouwde woningen, en die met de andere woningen in die rij aan twee zijden is verbonden;
1.45 verkeersveiligheid:
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.46 voorgevel:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.47 voorgevelbouwgrens:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.48 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.49 webwinkel:
het verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom;
1.50 werk aan huis:
beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, waaronder begrepen persoonlijke dienstverlening en webwinkels, of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning en bijbehorende bebouwing zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
1.51 winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel;
1.52 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.53 woonhuis:
een gebouw van ten hoogste drie bouwlagen met in beginsel één woning (of meerdere woningen met een eigen toegang op de verdiepingsvloer(en)), dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.54 woonsituatie:
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;
1.55 zij- en/of achtererf:
het gedeelte van een bouwperceel binnen een (woon)bestemming dat ligt achter (het verlengde van) de voorgevel, met uitzondering van de oppervlakte van het hoofdgebouw.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de bebouwde oppervlakte:
De optelsom van de oppervlakte van alle bouwwerken op een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein;
2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.):
wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen ten dienste van kantoren en overige bedrijfsruimten met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten wordt opgeteld;
2.4 de breedte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels;
2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. groenvoorzieningen, met dien verstande dat de bestaande inrichting met sloten en boomsingels van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - te handhaven singel' in stand dient te worden gehouden en versterkt;
- b. bermen en beplanting;
- c. speelvoorzieningen;
- d. openbare nutsvoorzieningen;
- e. waterlopen en waterpartijen;
- f. voet- en fietspaden, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - langzaam verkeersverbinding' een verbinding zal worden gerealiseerd, waarbij de aanduiding indicatief is voor de situering;
maar ook voor de daarbij behorende:
- g. kunstobjecten;
- h. verhardingen.
3.2 Bouwregels
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming Groen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Verblijf'. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- a. de bestemming wordt uitsluitend gewijzigd ten behoeve van de ontsluiting van toekomstige woonbebouwing ten zuiden van het plangebied;
- b. na wijziging zijn de regels van de bestemming Verkeer - Verblijf van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4 Verkeer - Verblijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. wegen, straten en pleinen;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. voet- en rijwielpaden;
- d. ontspanning en vermaak,
maar ook voor de daarbij behorende:
- e. groenvoorzieningen en water;
- f. speelvoorzieningen;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. kunstobjecten;
- i. tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Wonen - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis en/of bêd en brochje;
maar ook voor de daarbij behorende:
- b. tuinen en erven;
- c. groenvoorzieningen;
- d. waterpartijen, met dien verstande dat gronden ter plaatse van de aanduiding "water" dienen te worden ingericht met water, steigers en vlonders;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. wegen, straten en paden;
- h. openbare nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als bedrijf, anders dan alleen voor werk aan huis;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis en/of bêd en brochje, waarvan:
- 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel;
- 2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 50 m²;
- 3. de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer vergunnings- of meldingsplichtig zijn;
- 4. de activiteiten worden uitgeoefend door een ander dan de hoofdbewoner van het perceel;
- 5. de hoofdbewoner personeel in dienst heeft;
- 6. omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;
- 7. detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt, hieronder niet begrepen webwinkels;
- 8. verkeers- of parkeersoverlast kan worden ondervonden;
- 9. het aantal kamers voor bêd en brochje per adres meer dan 2 bedraagt en de kamers niet in een hoofdgebouw, dan wel niet in een karakteristiek bijgebouw dat een ruimtelijke samenhang met het hoofdgebouw vertoont, worden gerealiseerd.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Wonen - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis, en/of bêd en brochje;
maar ook voor de daarbij behorende:
- b. tuinen en erven;
- c. groenvoorzieningen en waterpartijen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. wegen, straten en paden;
- g. openbare nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als bedrijf, anders dan alleen voor werk aan huis;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis en/of bêd en brochje, waarvan:
- 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel;
- 2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 50 m² ;
- 3. de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer vergunnings- of meldingsplichtig zijn;
- 4. de activiteiten worden uitgeoefend door een ander dan de hoofdbewoner van het perceel;
- 5. de hoofdbewoner personeel in dienst heeft;
- 6. omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;
- 7. detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt, hieronder niet begrepen webwinkels;
- 8. verkeers- of parkeersoverlast kan worden ondervonden;
- 9. het aantal kamers voor bêd en brochje per adres meer dan 2 bedraagt en de kamers niet in een hoofdgebouw, dan wel niet in een karakteristiek bijgebouw dat een ruimtelijke samenhang met het hoofdgebouw vertoont, worden gerealiseerd.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Wonen - 2 En 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2 en 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis, en/of bêd en brochje;
maar ook voor de daarbij behorende:
- b. tuinen en erven;
- c. groenvoorzieningen en waterpartijen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. wegen, straten en paden;
- g. openbare nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als bedrijf, anders dan alleen voor werk aan huis;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis en/of bêd en brochje, waarvan:
- 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel;
- 2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 50 m²;
- 3. de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer vergunnings- of meldingsplichtig zijn;
- 4. de activiteiten worden uitgeoefend door een ander dan de hoofdbewoner van het perceel;
- 5. de hoofdbewoner personeel in dienst heeft;
- 6. omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;
- 7. detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt, hieronder niet begrepen webwinkels;
- 8. verkeers- of parkeersoverlast kan worden ondervonden;
- 9. het aantal kamers voor bêd en brochje per adres meer dan 2 bedraagt en de kamers niet in een hoofdgebouw, dan wel niet in een karakteristiek bijgebouw dat een ruimtelijke samenhang met het hoofdgebouw vertoont, worden gerealiseerd.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Wonen - 3
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis, en/of bêd en brochje;
maar ook voor de daarbij behorende:
- b. tuinen en erven;
- c. groenvoorzieningen en waterpartijen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. wegen, straten en paden;
- g. openbare nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als bedrijf, anders dan alleen voor werk aan huis, en/of bêd en brochje;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis en/of bêd en brochje, waarvan:
- 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel;
- 2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 50 m² ;
- 3. de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer vergunnings- of meldingsplichtig zijn;
- 4. de activiteiten worden uitgeoefend door een ander dan de hoofdbewoner van het perceel;
- 5. de hoofdbewoner personeel in dienst heeft;
- 6. omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;
- 7. detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt, hieronder niet begrepen webwinkels;
- 8. verkeers- of parkeersoverlast kan worden ondervonden.
- 9. het aantal kamers voor bêd en brochje per adres meer dan 2 bedraagt en de kamers niet in een hoofdgebouw, dan wel niet in een karakteristiek bijgebouw dat een ruimtelijke samenhang met het hoofdgebouw vertoont, worden gerealiseerd.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Parkeerregeling gebruik
10.2 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen, behalve als dit duidelijk is toegestaan in de bestemmingsregels;
- b. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- c. het opslaan van gerede of ongerede materialen of goederen buiten gebouwen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- d. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
- e. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
10.3 Uitzonderingen
Lid 10.2 geldt niet voor:
- a. het (tijdelijk) gebruik voor het realiseren of handhaven de bestemmingen, zoals bouwwerkzaamheden, of het normale onderhoud van de gronden;
- b. de opslag van goederen of materialen als onderdeel van de uitoefening van een bedrijf dat volgens het plan is toegestaan;
- c. het plaatsen van onderkomens volgens de gebruiksregels van de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 van deze regels;
- d. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, maar alleen als dit noodzakelijk is voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Afwijken van de bouwregels m.b.t. onderscheid hoofd- en bijgebouwen
11.2 Afwijken van de bouwregels m.b.t. bouwen op de zijdelingse perceelsgrens
11.3 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages, maar alleen als dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
- b. het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor het plaatsen van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 meter;
- c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bij agrarische bedrijven, voormalige agrarische bedrijven en woningen 1 recreatieappartement per adres wordt gerealiseerd in het hoofdgebouw dan wel in een bijgebouw dat een duidelijke ruimtelijke samenhang met het hoofdgebouw vertoont, mits de woonfunctie van het hoofdgebouw behouden blijft en het recreatieappartement op minimaal 10 meter uit de erfgrens wordt gerealiseerd.
11.4 Beoordelingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.3 kan slechts worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- a. de bestemming van gronden worden gewijzigd voor het oprichten van transformatorhuisjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m³ en een bouwhoogte van maximaal 4 meter, die in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn;
- b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd. Hierbij geldt de volgende voorwaarde:
- 1. de vergroting mag maximaal 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zijn;
- c. de in het plan vermelde maatvoeringen worden gewijzigd.
12.2 Beoordelingscriteria
Wijzigingen als bedoeld in artikel 12.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Parkeerregeling bouwen
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd of verbouwd wanneer op het bijbehorende bouwperceel of in de directe omgeving niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
- b. Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeercijfers zoals opgenomen in de meest recente Parkeernormennota van de gemeente Smallingerland op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van hetgeen is beschreven in de aangevraagde omgevingsvergunning.
- c. Krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning dient:
- 1. in voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in sub b wordt gerealiseerd;
- 2. in voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoel in sub b in stand wordt gehouden.
- d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en b en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 14.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1 sub a met maximaal 10%.
- c. Lid 14.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid 14.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels bij het bestemmingsplan Drachtstercompagnie-Zuid van de gemeente Smallingerland.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Elke gemeente dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) om de tien jaar haar bestemmingsplannen te herzien of een beheersverordening op te stellen. De gemeente heeft er voor gekozen het bestemmingsplan Uitbreiding Drachtstercompagnie-Zuid van 9 oktober 2008 te actualiseren door een nieuw bestemmingsplan voor dit plangebied op te stellen. Hoewel het plan was bedoeld om woningbouw binnen het plangebied mogelijk te maken, is die gewenste woningbouw als gevolg van de crisis op de woningmarkt nog nauwelijks van de grond gekomen.
Het betreft de actualisatie van een bestaand ontwikkelingsplan, waarvan de uitgangspunten niet gewijzigd zijn. Het bestaande stedebouwkundig concept en de daarop geënte planopbouw zijn ook voor dit bestemmingsplan uitgangspunt. Wel wordt de planopbouw aangepast aan de huidige standaarden. Ten opzichte van het geldend plan zijn zeer bescheiden aanpassingen aangebracht.
Het voorliggende bestemmingsplan biedt hiermee een actueel planologisch-juridisch kader voor het plangebied.
Herijking leeswijzer
Aangezien het nu voorliggende plan vrijwel volledig past binnen de opzet van het geldend bestemmingsplan Uitbreiding Drachtstercompagnie-Zuid, ligt hierin de grondslag van de inhoudelijke onderbouwing. In deze toelichting wordt daarom volstaan met een actualisatie van het beleid waar nodig en het onderbouwen van de aanpassingen aan het oorspronkelijke plan. Dit leidt ertoe dat een kort hoofdstuk volgt met de formele verwijzing naar de toelichting van het bestemmingsplan Uitbreiding Drachtstercompagnie-Zuid en vervolgens uitleg geeft over de wijzigingen en actualisatie. Daarna volgt een hoofdstuk over de juridische vormgeving. In het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Verantwoording
2.1 Relatie Tot Geldend Plan
Het in 2008 vastgestelde en van kracht zijnde bestemmingsplan Uitbreiding Drachtstercompagnie-Zuid geeft qua analyse, beleidskader, onderzoek en planbeschrijving de basis voor het hier voorliggende bestemmingsplan. Onder verwijzing naar dit plan (zie ook Bijlage 1) wordt hier alleen ingegaan op de wijzigingen en een actualisatie waar nodig.
2.2 De Wijzigingen
Om een actueel planologisch-juridisch kader te bieden voor het plangebied, is de planopbouw aangepast aan de huidige RO-standaarden. Dit heeft tevens gevolgen voor de weergave en naamgeving van een aantal specifieke aanduidingen. De nieuwe planopbouw wordt in hoofdstuk 3 toegelicht.
Het geldend bestemmingsplan is op een aantal punten gewijzigd om beter aan te sluiten op de veranderde vraag en nieuwe inzichten. Concreet betekend dit de volgende aanpassingen:
- 1. De geldende woonbestemming is in overeenstemming met de huidige systematiek van de gemeente aangepast naar 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 2 en 3' en 'Wonen -3', respectievelijk voor vrijstaande woningen, twee-onder-een-kap-woningen en rijwoningen van maximaal drie woningen, afhankelijk van het type woning dat ter plaatse is beoogd.
- 2. Twee woongebieden kenden in het voormalige plan een bijzondere bijgebouwenregeling. In het nieuwe plan is ervoor gekozen om de meer gebruikelijke bijgebouwenregeling op te nemen, die ook elders in de gemeente wordt gehanteerd. De speciale bijgebouwenregeling is wel opgenomen voor de reeds bestaande woning aan De Feart 10, in het oosten van het plangebied, omdat daarmee het huidige beleid wordt gecontinueerd.
- 3. Er zijn wijzigingen aangebracht ten aanzien van de in het plangebied te behouden singels. De bestaande singels aan de noordzijde van het plangebied worden niet langer beschermd middels een specifieke regeling (aanduiding 'specifieke vorm van groen - te handhaven singel'). De handhaving van deze singels is onder druk komen te staan, omdat deze gronden in privaat eigendom (als tuin) zijn gekomen. Voor de singel aan de zuidzijde van het plangebied geldt deze aanduiding wel. Het behoud van deze singel is belangrijk voor de landschappelijk inpassing en afronding van het plan. Ook is deze aanduiding opgenomen voor één van de singels die noord-zuid door het plangebied loopt (in het westen van het plangebied). Om handhaving van deze singel mogelijk te maken is de beschermingszone van deze singel verbreed. De naastgelegen bouwvlakken aan de noordzijde van het plangebied zijn hierdoor verkleind. In het bouwvlak ten oosten van deze singel is hierdoor niet langer de realisatie van twee maar nog slechts één woning mogelijk.
- 4. In aansluiting op de reeds verleende omgevingsvergunning is het bouwvlak voor de rijwoningen in het oosten van het plangebied ingekort. Het aantal woningen dat hier is toegestaan, blijft ongewijzigd.
- 5. De regels van dit bestemmingsplan zijn geactualiseerd in zoverre dat de planologisch-juridische regeling voortkomend uit het recent vastgestelde facetbestemmingsplannen "Parapluplan parkeernormen" (vastgesteld op 10 januari 2017) en "Partiële herziening Wonen-werken en Werk aan huis" (vastgesteld 17 maart 2015) ook in dit bestemmingsplan zijn verwerkt.
Op onderstaande afbeeldingen zijn de geldende en nieuwe plankaart (tegenwoordig: verbeelding) weergegeven. Hieruit zijn de verschillen voortkomend uit de doorgevoerde aanpassingen af te leiden.
Figuur 1. Fragment bestemmingsplan 2008
Figuur 2. Fragment bestemmingsplan 2017
Het gevolg van bovenstaande wijzigingen is dat er geringe veranderingen ontstaan in de gebruiks- en bouwmogelijkheden. De wijzigingen zijn van ondergeschikte aard. Het bestaande stedebouwkundig concept en de daarop geënte planopbouw zijn ongewijzigd.
2.3 Verantwoording
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. Daarin staat dat pas als herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende ruimte biedt om aan de ruimtevraag van het plan te voldoen, er sprake kan zijn van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het begrip ‘stedelijke ontwikkeling’ is daarbij als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
De ‘ladder’ kent drie treden:
- Trede 1: de regionale ruimtebehoefte; het betreft de vraag naar de ontwikkeling in de regio.
- Trede 2: bestaand stedelijk gebied; in deze trede wordt bekeken of binnen het bestaande stedelijke gebied in de behoefte voor de functie kan worden voorzien.
- Trede 3: multimodaal ontsluiten; in deze trede gaat het om stedelijke uitleg en wel op een zodanige locatie dat het uitleggebied (in potentie) multimodaal ontsloten kan worden.
Gezien de ladder duurzame verstedelijking pas is geïntroduceerd nadat het bestemmingsplan ‘Uitbreiding Drachtstercompagnie-Zuid' is vastgesteld, zijn in de toelichting van dat bestemmingsplan de treden van de ladder logischerwijs niet doorlopen. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van woningbouw en daarmee in een ‘stedelijke ontwikkeling’. Het is op grond hiervan van belang de ladder aanvullend aan het al geldende beleidskader, toe te passen.
De locatie vormt de uitbreidingslocatie Drachtstercompagnie-Zuid. Het geldende bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van woningbouw op deze locatie. Van de destijds geplande 30 woningen zijn 6 gerealiseerd. In het onderhavige bestemmingsplan wordt het aantal nog nieuw te realiseren woningen van 24 naar 23 gebracht. De bestaande plancapaciteit wordt dus met één woning verminderd. Op grond hiervan kan een beargumentatie van de ladder achterwege blijven en kan worden geconcludeerd dat dit nieuwe plan past binnen het geldende beleidskader.
Gemeentelijk beleid
Voorliggend bestemmingsplan is passend binnen het gemeentelijk beleid. De bestaande plancapaciteit van 30 woningen is opgenomen in het geactualiseerde woningbouwprogramma "Actualisatie gemeentelijk woonbeleid en woningbouwprogramma 2016 t/m 2025", zoals in september 2016 is vastgesteld door de gemeenteraad.
Ecologisch onderzoek
Met oog op de 'verjaring' van eerder voor het bestemmingsplan uitgevoerd ecologisch onderzoek en vanwege gewijzigde wetgeving is een nieuw ecologisch onderzoek uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2 Advies natuurwaarden Drachtstercompagnie Zuid. Het Advies natuurwaarden behandelt de ecologische beoordeling van het planvoornemen. De effecten op natuurwaarden zijn beoordeeld in relatie tot de Wet natuurbescherming (Wnb) met de daaraan gekoppelde provinciale verordening en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.
Uit het onderzoek komt het volgende naar voren:
BESCHERMDE GEBIEDEN
Beschermde gebieden in het kader van de Wnb (Natura 2000) worden door grote afstand van het plangebied, in combinatie met de bescheiden aard en omvang van de ontwikkeling niet negatief beinvloed.
Beschermde gebieden in het kader van de Verordening Romte Fryslân 2014 worden door voldoende afstand van het plangebied, in combinatie met de bescheiden aard en omvang van de ontwikkeling niet negatief beïnvloed.
BESCHERMDE SOORTEN
Binnen het plangebied komen enkele beschermde natuurwaarden voor, dan wel zijn te verwachten. Dit betreft een aantal soorten die vrijwel alleen in het water of de oeverzone voorkomen, in dit geval de greppels grenzend aan het plangebied: ringslang, otter en waterspitsmuis. Daar het water met oeverzone behouden blijft treedt geen negatief effect door de ontwikkeling. Wel is er mogelijke nest plaats voor boomvalk in een van de elzensingels.
Conclusie is dat er mogelijk negatief effect is op de boomvalk. Nader onderzoek is nodig om vast te stellen of deze soort hier nestelt.
Voor de overige soorten zijn als gevolg van het plan geen verbodsovertredingen in het kader van Wnb ten aanzien van beschermde soorten aan de orde.
Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd kunnen in gebruik zijnde nesten van vogels worden verstoord of vernietigd, dit is bij wet verboden (Wnb artikelen 3.1 en 3.5). Vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Daarbij ligt de nadruk op het verwijderen van beplanting, opgaand groen en gebouwen. De Wnb kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor vogels van open grasland valt het broedseizoen tussen 15 maart en 15 juli.
Conclusie Advies natuurwaarden
Uit het onderzoek naar effecten op beschermde natuurwaarden blijkt dat nader onderzoek naar de boomvalk noodzakelijk is om te bepalen of een ontheffing voor deze soort noodzakelijk is. De andere aanwezige natuurwaarden vormen geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Deze conclusie geldt voor de beschermde soorten en gebieden en de noodzaak van ontheffingen dan wel vergunningen.
Nader onderzoek ecologie
In navolging van de conclusie uit het Advies natuurwaarden is een nader onderzoek uitgevoerd naar de boomvalk. Voor de zekerheid is ook de Ransuil meegenomen in dit onderzoek. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in Bijlage 3 Nader onderzoek ecologie. Op basis van de gedane veldbezoeken kan worden geconcludeerd dat in of direct om het plangebied geen nestplaatsen van ransuil en boomvalk aanwezig zijn. Met de kap van de onderzochte houtsingel gaat geen jaarrond beschermde nestplaats verloren; er worden ten aanzien van ransuil en boomvalk geen verbodsbepalingen uit de Wnb overtreden. Ook verdwijnt geen essentieel foerageergebied voor ransuilen of boomvalken bij uitvoering van het plan. Voor broedparen van deze soorten die op grotere afstand van het plangebied broeden is en blijft in ruime mate alternatief foerageergebied aanwezig.
Conclusie
Uit het Advies natuurwaarden en het uitgevoerde nader onderzoek blijkt dat het planvoornemen niet strijdig is met de Wet natuurbescherming of het provinciaal natuurbeleid. Het bestemmingsplan is uitvoerbaar wat betreft het aspect ecologie.
Hoofdstuk 3 Juridische Toelichting
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. Allereerst zal kort worden ingegaan op de die door de gemeente wordt gehanteerd. Daarna komen de verschillende bestemmingen, die op de verbeelding en in de regels voorkomen, aan bod.
3.2 Plansystematiek
Algemeen
Wat betreft de opzet van de regels en de verbeelding heeft de gemeente aansluiting gezocht bij de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De standaardopzet betreft onder meer de opbouw van de regels en de verbeelding, de benaming van bestemmingen en een aantal standaardbegripsbepalingen.
Digitaal en analoog
De regels zijn zodanig opgesteld dat deze kunnen fungeren in zowel een digitaal bestemmingsplan, als in een analoog bestemmingsplan. Het digitale bestemmingsplan is weliswaar het bindende plan, het is nog steeds mogelijk een analoge versie van het bestemmingsplan te raadplegen. Het plan voldoet daarmee aan de Wet ruimtelijke ordening.
Vaste hoofdstukindeling planregels
De hoofdstukindeling van de regels van het bestemmingsplan is als volgt ingericht:
Inleidende regels:
- Begrippen.
- Wijze van meten.
Bestemmingsregels:
- Bestemmingen.
Algemene regels:
- Anti-dubbeltelregel.
- Algemene gebruiksregels.
- Algemene afwijkingsregels.
- Algemene wijzigingsregels.
Overgangs- en slotregels:
- Overgangsrecht.
- Slotregel.
Inrichting bestemmingsregels
De bestemmingsregels zijn als volgt ingericht:
- 1. Bestemmingsomschrijving.
- 2. Bouwregels.
- 3. Specifieke gebruiksregels (indien van toepassing).
- 4. Afwijken van de specifieke gebruiksregels (indien van toepassing).
Bestemmingsomschrijving
In de regels is uitgegaan van een volledige opsomming van wat binnen een bestemming functioneel is toegestaan. Soms komt het voor dat verschillende functies of bestemmingen naast elkaar zijn toegelaten, soms als primaire bestemming en soms als ondergeschikte bestemming.
Ondergronds bouwen
Binnen een bouwvlak is ondergronds bouwen in beginsel toegestaan als het gebruiksdoel niet in strijd is met de aan de gronden toegekende bestemming.
Erf- en terreinafscheidingen
De toegelaten hoogte van erf- en terreinafscheidingen is in de regels opgenomen.
Criteria bij afwijken of wijziging
Bij de afwijkingen bij omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden worden in de regels algemene beoordelingscriteria genoemd. In een omgevingsvergunning of wijzigingsplan dienen deze geconcretiseerd te worden, in de eerste plaats in de regels en voorts in de toelichting daarop.
Algemene regels
De algemene regels zijn voor de overzichtelijkheid in het hoofdstuk ‘algemene regels’ opgenomen. Slechts in enkele gevallen bestaat er noodzaak om specifieke gebruiksregels te formuleren. De specifieke gebruiksregels zijn in de desbetreffende bestemmingsregels opgenomen.
Dit geldt ook voor de afwijkingen bij omgevingsvergunning en de wijzigingsbevoegdheden; deze zijn in de algemene regels opgenomen en, voor zover nodig, als specifieke regel in de desbetreffende bestemmingsregels.
Overgangs- en slotregels
Overeenkomstig de algemene regels zijn ook de overgangs- en slotregels gezamenlijk in een hoofdstuk opgenomen.
3.3 Bestemmingen
In voorliggend bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
Groen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor de groenvoorziening in het plangebied. De bestaande inrichting met sloten en boomsingels die op de verbeelding zijn aangeduid als 'specifieke vorm van groen - te handhaven singel' dienen in stand te worden gehouden en versterkt. Binnen deze bestemming vallen ook de bermen en beplanting, speelvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen en waterlopen en waterpartijen. Voet- en fietspaden zijn binnen de bestemming toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - langzaam verkeersverbinding' is in elk geval een verbinding gewenst.
Binnen de bestemming Groen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die de mogelijkheid biedt om de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' te wijziging in de bestemming 'Verkeer - Verblijf' ten behoeve van de ontsluiting van toekomstige bebouwing ten zuiden van het plangebied.
Verkeer - Verblijf
De ontsluitingswegen in het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijf'. Binnen deze bestemming kunnen de wegen, straten en pleinen, parkeervoorzieningen en voet- en rijwielpaden worden gerealiseerd.
Wonen - 1
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor vrijstaande woonhuizen, eventueel in combinatie met werk aan huis en/of bêd en brochje. De woningen moeten binnen een bouwvlak worden gerealiseerd. Binnen deze bestemming is per bouwvlak 1 woning toegestaan, tenzij op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding "maximum aantal wooneenheden" een ander aantal is aangegeven. De maatvoeringen voor de goothoogte, bouwhoogte en dekhelling zijn middels aanduidingen op de verbeelding aangegeven. Het hoofdgebouw mag niet meer dan 60% van het bouwperceel beslaan en waarbij een maximaal oppervlakte van 150 m2 geldt. De voorgevel van het hoofdgebouw moet in de voorgevelbouwgrens staan en het hoofdgebouw mag niet dieper zijn dan 15 meter.
De meest zuidwestelijk gelegen woning vormt een statement als afronding van het wijkje. De inhoud van deze woning dient ten minste 600 m3 te bedragen. Dit is geregeld met de aanduiding "minimum volume (m3)". De gronden ter plaatse van de aanduiding "water" dienen te worden ingericht met water, steigers en vlonders.
Ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende bijgebouwenregeling", die is opgenomen voor de bestaande woning in het westen van het plangebied, geldt dat oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 150m2 in plaats van 100 m2 mag bedragen.
Wonen - 2
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor halfvrijstaande woonhuizen, eventueel in combinatie met werk aan huis en/of bêd en brochje. De woningen moeten binnen een bouwvlak worden gerealiseerd. Binnen deze bestemming zijn per bouwvlak 2 woonhuizen (aaneengebouwd) toegestaan, tenzij op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding "maximum aantal wooneenheden" een ander aantal is aangegeven. De maatvoeringen voor de goothoogte, bouwhoogte en dekhelling zijn middels aanduidingen op de verbeelding aangegeven. Het hoofdgebouw mag niet meer dan 60% van het bouwperceel beslaan en waarbij een maximaal oppervlakte van 120 m2 geldt. De voorgevel van het hoofdgebouw moet in de voorgevelbouwgrens staan en het hoofdgebouw mag niet dieper zijn dan 12 meter.
Wonen - 2 en 3
De voor 'Wonen - 2 en 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor halfvrijstaande woonhuizen en woonhuizen in rijen (meer dan twee aaneengebouwd), eventueel in combinatie met werk aan huis en/of bêd en brochje. De woningen moeten binnen een bouwvlak worden gerealiseerd. Het aantal woonhuizen mag ten hoogste het ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal bedragen. De maatvoeringen voor de goothoogte, bouwhoogte en dekhelling zijn middels aanduidingen op de verbeelding aangegeven. Het hoofdgebouw mag niet meer dan 60% van het bouwperceel beslaan. Er geldt een maximaal oppervlakte van 120 m2 voor halfvrijstaande woonhuizen en 100 m2 per woonhuis behorend bij een rij. De voorgevel van het hoofdgebouw moet in de voorgevelbouwgrens staan en het hoofdgebouw mag in geval van halfvrijstaande woningen niet dieper zijn dan 12 meter. Voor de woonhuizen in rijen geldt een maximale diepte van 10 meter voor het hoofdgebouw.
Wonen - 3
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor woonhuizen in een rij (meer dan twee aaneengebouwd), eventueel in combinatie met werk aan huis en/of bêd en brochje. Het aantal woonhuizen mag ten hoogste het ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal bedragen. De maatvoeringen voor de goothoogte, bouwhoogte en dekhelling zijn middels aanduidingen op de verbeelding aangegeven. De woningen moeten binnen een bouwvlak worden gerealiseerd. Het hoofdgebouw mag niet meer dan 60% van het bouwperceel beslaan en waarbij een maximaal oppervlakte van 100 m2 geldt. De voorgevel van het hoofdgebouw moet in de voorgevelbouwgrens staan en het hoofdgebouw mag niet dieper zijn dan 10 meter.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Economische Uitvoerbaarheid
De ontwikkeling die in dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt is qua economische uitvoerbaarheid gelijk aan de opzet van het bestemmingsplan "Uitbreiding Drachtstercompagnie-Zuid". Uit de daarbij behorende exploitatieopzet blijkt dat de beoogde ontwikkelingen economisch uitvoerbaar zijn.
4.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het voorontwerp heeft van 18 augustus t/m 14 september 2017 ter inzage gelegen ten behoeve van de inspraak. Er zijn geen inspraakreacties ontvangen. Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro toegestuurd aan de overlegpartners. Er zijn twee overlegreacties ontvangen. Deze worden onderstaand besproken.
Provincie Fryslân
Op 14 augustus 2017 is een vooroverlegreactie van de provincie Fryslân ontvangen. De provincie geeft in haar reactie aan dat de provinciale belangen op juiste wijze in het plan zijn verwerkt. Wel merken zij op dat het ecologisch onderzoek, dat in 2005 heeft plaatsgevonden, niet meer actueel is. Zij adviseren om het bestemmingsplan te voorzien van een actuele ecologische beoordeling.
REACTIE
Naar aanleiding van deze overlegreactie is opnieuw ecologisch onderzoek in het plangebied verricht. Dit onderzoek is uitgevoerd en verwerkt in het bestemmingsplan (zie hoofdstuk 2).
Brandweer Fryslân
Van Brandweer Fryslân is op 25 augustus 2017 reactie op het plan ontvangen. Hierin zijn de bevinden en advies van de brandweer weergegeven. Het advies richt zich op het optimaliseren van de veiligheidssituatie. De Brandweer ziet geen noodzaak om opmerkingen bij het voorontwerpbestemmingsplan te maken. Wel is repressief advies opgenomen. Hierin komen aspecten aan bod die van belang zijn voor de basisbrandweerzorg, zoals de bereikbaarheid, de beschikbaarheid van bluswater, opkomsttijden en zelfredzaamheid.
REACTIE
Van het advies van Brandweer Fryslân wordt kennis genomen voor de verder ontwikkeling van het plangebied. Voor voorliggende bestemmingsplan heeft dit advies geen directe gevolgen.