N369 kruispunt Rottevalle-Noord
Bestemmingsplan - Gemeente Smallingerland
Vastgesteld op 30-06-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan N369 kruispunt Rottevalle-Noord met identificatienummer NL.IMRO.0090.BP2019BGB071-0401 en de bijbehorende regels van de gemeente Smallingerland;
1.2 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.3 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.4 aan- of uitbouw:
een toevoeging dan wel een vergroting van een ruimte aan een hoofdgebouw, die in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.5 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.6 agrarisch medegebruik:
een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit agrarische gebruik is toegestaan;
1.7 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;
1.8 archeologische waarden:
waarden van in de bodem aanwezige voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die door hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische betekenis van algemeen belang zijn;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.11 bestaand:
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.15 bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand, gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw dat qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;
1.24 cultuurhistorische waarden:
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;
1.25 dagrecreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen en picknicken of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik en waarbij geen sprake is van nachtverblijf;
1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.27 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.28 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.29 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.30 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf; de afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet en het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten;
1.31 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, de functie en de bouwmassa als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.32 houtsingel:
houtwal zonder wallichaam;
1.33 houtwal
cultuurhistorisch en landschappelijk waardevol landschapselement bestaande uit een wallichaam van enkele meters breed voorzien van een inheems boom- en struikbeplanting, waarvan bomen het hoofdbestanddeel vormen, al dan niet dienende ter eigendomsmarkering en/of perceelscheiding;
1.34 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen een omgevingsvergunning is vereist;
1.35 kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;
1.36 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.37 landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap;
1.38 maatvoering:
de regels met betrekking tot de toegestane goothoogte en/of bouwhoogte en/of dakhelling en/of het bebouwingspercentage;
1.39 meetverschil:
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.40 milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
1.41 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.42 paardenbak:
niet-overdekte rijbaan voorzien van natuurlijk bodemmateriaal ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden;
1.43 peil:
de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.44 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.45 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.46 rijstrook:
een strook behorende bij een (hoofd)weg, niet zijnde ventwegen, rijwielpaden, voetpaden, op- en afritten, opstelstroken en daarmee gelijk te stellen wegen en paden;
1.47 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.48 straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedebouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.49 verkeersveiligheid:
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.50 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.51 werk aan huis:
beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, waaronder begrepen persoonlijke dienstverlening en webwinkels, of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning en bijbehorende bebouwing zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;;
1.52 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.53 woonsituatie:
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de bebouwde oppervlakte:
de optelsom van de oppervlakte van alle bouwwerken op een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein;
2.3 de breedte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels;
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 meetverschillen:
Bij de toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
2.9 uitzonderingsregel:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de oppervlakte en de inhoud van een bouwwerk worden ten aanzien van de plaatsing ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits deze bouwdelen niet meer dan 1 meter buiten het gevel- of dakvlak uitsteken.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Besloten Gebied
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Besloten gebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische cultuurgrond,
maar ook voor de daarbij behorende:
- b. restauratieve voorzieningen;
- c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. voet-, fiets- en ruiterpaden en ontsluitingswegen;
- h. dagrecreatief medegebruik;
- i. tuinen en erven,
alsmede voor:
- j. behoud en herstel van cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik en/of inrichten ten behoeve van exploratie en exploitatie van diepe delfstoffen;
- b. het gebruik en/of inrichten ten behoeve van reclame-uitingen, anders dan omschreven in de gemeentelijke Welstand- en reclamenota;
- c. de stalling en/of opslag van machines, voer-, vaar- en vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan op onbebouwde terreinen;
- d. het plaatsen van en/of het gebruik van (sta)caravans en (zee)containers of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen goederen op onbebouwde terreinen;
- e. het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van voorwerpen, stoffen en materialen op onbebouwde terreinen;
- f. het gebruik van gronden voor opslag op onbebouwd terrein;
- g. het gebruik van gronden ten behoeve van houtteelt;
- h. het gebruik van gronden als kampeerplaats voor kampeermiddelen;
- i. het gebruik van gronden voor een paardenbak;
- j. het uitvoeren van seismologisch onderzoek.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer - Wegverkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, met een doorgaande functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als de ontsluiting van aanliggende gronden;
- b. kunstwerken;
alsmede voor:
- c. een zend-/ontvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
- d. voorzieningen voor de geleiding van verkeer;
- e. voorzieningen voor de geleiding van fauna,
en voor de daarbij behorende:
- f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. verlaadplaatsen voor landbouwproducten;
- i. openbare nutsvoorzieningen;
- j. water- en groenvoorzieningen;
met dien verstande dat:
- k. in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, bruggen, voorzieningen voor voetgangers en fietsers, bushaltes e.d. zijn begrepen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden voor wegen bestaande uit meer dan 2 rijstroken;
- b. het gebruik van gronden als kampeerplaats voor kampeermiddelen;
- c. het gebruik van de onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen.
Artikel 5 Leiding - Gas
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleidingstrook, met een belemmerde strook ter breedte van 5 meter aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. ongeacht het bepaalde in de andere ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen op de in lid 5.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas';
- b. er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
- c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 2 meter zijn.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' op te nemen of te verwijderen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- a. de aanleg van een nieuwe gasleiding of het verleggen van de gasleiding is in verband met de gasvoorziening nodig;
- b. een (her)inrichting van (delen van) het gebied, waardoor de leiding loopt of de beëindiging van het gebruik van de leiding maakt dit wenselijk of nodig;
- c. hierover is advies gevraagd aan de gasleidingbeheerder.
Artikel 6 Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch Waardevol Gebied 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische/cultuurhistorische waarden.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. ongeacht het bepaalde in de andere ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
- 1. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met maximaal 50 m² wordt uitgebreid;
- 2. bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m² ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met dit bestemmingsplan, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- d. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- e. het opslaan van gerede of ongerede materialen of goederen buiten gebouwen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- f. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan.
8.2 Uitzonderingen
Lid 8.1 geldt niet voor:
- a. het (tijdelijk) gebruik voor het realiseren of handhaven van de bestemmingen, zoals bouwwerkzaamheden, of het normale onderhoud van de gronden;
- b. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, maar alleen als dit noodzakelijk is voor het normale onderhoud van de gronden.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages, maar alleen als dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
- b. het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor het plaatsen van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 meter.
9.2 Beoordelingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 10.1 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1 sub a met maximaal 10%.
Lid 10.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid 10.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
bestemmingsplanN369 kruispunt Rottevalle-Noord van de gemeente Smallingerland.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De provincie Fryslân werkt aan het verbeteren van de verkeersveiligheid van de provinciale weg N369. Ter hoogte van Rottevalle is de provincie voornemens om het kruispunt bij Rottevalle-Noord, de aansluiting op de Houtigehaechsterwei en de Heidbuorren, op te waarderen.
Om de aanpassingen aan het kruispunt juridisch-planologisch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw juridisch kader noodzakelijk. Bij dit kader zal onderbouwd moeten worden dat hierbij sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt ter plaatse van het kruispunt Rottevalle-Noord; de kruising van de provinciale N369 met de Houtigehaechsterwei en de afslag naar de Heidbuorren. Deze locatie ligt in het buitengebied van de gemeente Smallingerland. De globale ligging van het plangebied ten opzichte van Rottevalle is weergegeven in figuur 1.1. Figuur 1.2 toont een luchtfoto van de huidige situatie van de N369 bij Rottevalle-Noord, met daaromheen het plangebied van dit bestemmingsplan.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied ten opzichte van Rottevalle
Figuur 1.2 Luchtfoto met het plangebied in rode contour
1.3 Planologische Regeling
Het plangebied is momenteel geregeld in de volgende twee bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan 'Buitengebied'
Voor het plangebied geldt grotendeels het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Smallingerland, dat is vastgesteld op 11 juni 2013 en is herzien op 13 december 2016 en (gedeeltelijk) op 10 juli 2018. Het plangebied heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' en 'Agrarisch met waarden - Besloten gebied'. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied 1'. Een uitsnede van het bestemmingsplan Buitengebied is weergegeven in figuur 1.3.
Voor de gronden met de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' geldt dat deze in hoofdzaak zijn bestemd voor wegen, bij de 1e herziening van dit bestemmingsplan zijn daar kunstwerken aan toegevoegd. Verder zijn de gronden bestemd voor voorzieningen voor de geleiding van verkeer en fauna en de bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, groen en parkeren.
De gronden bestemd als 'Agrarisch met waarden - Besloten gebied' zijn aangewezen voor grondgebonden agrarische bedrijven, al dan niet met nevenactiviteiten en al dan niet met een ondergeschikte tak van intensieve veehouderij. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden. De gronden zijn tevens bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
De gronden bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied 1' zijn mede bestemd voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische/cultuurhistorische waarden. Ter plaatse van deze gronden geldt dat voor werken en werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 50 m², een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Figuur 1.3 Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied' (bron: RO online)
Bestemmingsplan 'Kleine kernen oost'
De gronden ten westen van de N369 zijn gelegen binnen de plangrens van het bestemmingsplan Kleine kernen oost, eveneens van de gemeente Smallingerland. Het plangebied heeft in dat bestemmingsplan de bestemming 'Verkeer - Verblijf' en 'Agrarisch - Cultuurgrond'. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied'. Een uitsnede van het bestemmingsplan Kleine kernen oost is weergegeven in figuur 1.4.
Voor de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijf' geldt dat deze in hoofdzaak zijn bestemd voor wegen, paden en parkeervoorzieningen. Daarbij zijn ook groen, water, speelvoorzieningen en kunstobjecten toegestaan.
De gronden bestemd als 'Agrarisch - Cultuurgrond' zijn aangewezen voor cultuurgrond, sloten en groen, met de daarbij behorende paden en kavelontsluitingswegen. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Binnen de bestemming wordt het behoud van de landschappelijke waarden nagestreefd.
Voor de gronden bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol' geldt dat deze mede zijn bestemd voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische/cultuurhistorische waarden. Ter plaatse van deze gronden geldt dat voor werken en werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 100 m², een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Figuur 1.4 Uitsnede bestemmingsplan 'Kleine kernen oost' (bron: RO online)
1.4 Leeswijzer
De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgezet:
- In hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de huidige en gewenste situatie;
- Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders;
- In hoofdstuk 4 vindt een toetsing plaats aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten;
- Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het plan;
- Hoofdstuk 6 beschrijft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
Het plangebied betreft het tracé van de N369 ter hoogte van Rottevalle. Het gaat specifiek om het kruispunt Rottevalle-Noord - Houtigehaechsterwei en Heidbuorren. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie van het kruispunt weergegeven. In de huidige situatie is er sprake van twee aparte kruispunten, beide in de vorm van een T-splitsing. Er is geen invoegstrook aanwezig. Fietsers kunnen ter hoogte van het grote kruispunt oversteken door gebruik te maken van de fietstunnel.
Figuur 2.1 Huidige situatie kruispunten Rottevalle-Noord
2.2 Beoogde Situatie
Er is een voorkeursvariant uitgewerkt, waarin het kruispunt ter hoogte van de Houtigehaechsterwei wordt aangepast tot een ovonde (een ovaalvormige rotonde). Het afzonderlijke kruispunt met de Heidbuorren komt te vervallen; deze weg wordt aangetakt op de ovonde, via een nieuw aan te leggen ontsluitingsweg parallel aan de N369 (rood gearceerd in figuur 2.2). Dit ontwerp zorgt ervoor dat het doorgaande verkeer over de provinciale N369 vóór de ovonde enigszins wordt afgeremd, terwijl wordt voorzien in een veilige aansluiting op de secundaire wegen. De bestaande fietstunnel blijft behouden.
Het fietspad parallel aan de Foudenswei wordt doorgetrokken tot aan de Houtigehaechsterwei, waardoor voor fietsers een rechte oversteek ontstaat. Dit fietspad is in het ontwerp opgenomen naar aanleiding van ontvangen reacties tijdens de inloopavond (zie paragraaf 6.1).
Figuur 2.2 Voorkeursvariant kruispuntaanpassing N369 Rottevalle-Noord - Houtigehaechsterwei
2.3 Landschappelijke Inpassing
2.3.1 Historie en landschappelijke context
Oorspronkelijk vormde (delen van) de huidige weg lokale verbindingen tussen de plaatselijke dorpen en maakte de weg onderdeel uit van een netwerkstructuur van grotendeels gelijkwaardige wegen. Ter hoogte van Rottevalle heeft de N369 de afgelopen dertig jaar een behoorlijke transformatie ondergaan. Waar aanvankelijk het doorgaande verkeer door het dorp ging, via de Heidbuorren aan de noordkant en de Efterwei aan de zuidzijde, werd de weg in de jaren daarna geleidelijk ontkoppeld. De doorgaande route door het dorp werd vervangen door een “rondweg”, waarmee de (landschappelijke) structuur van Rottevalle aan de zuid- en oostzijde werd doorsneden. Aan de zuidzijde werd een nieuwe kruising aangelegd, welke recent is gewijzigd in een ovonde. De kruising Heidbuorren ligt nog steeds op dezelfde plek, geflankeerd door historische bebouwing (voormalige school), alleen is het karakter van de kruising in de loop der tijd veranderd doordat de infrastructuur inmiddels een groter ruimtebeslag heeft - mede door de aanleg van de fietstunnel.
De N369 is een regionale weg die door het houtwallen- en singellandschap in het zuidoostelijk deel van het gebied de "Noordelijke Wouden" loopt. In de provinciale visie "Grutsk op 'e Romte" worden voor dit gebied de volgende landschappelijke kenmerken onderscheiden: de kleinschaligheid van het gebied met een hoge dichtheid aan opstrekkende percelen en lokale infrastructuur, het contrast tussen de aanwezige houtwallen en elzensingels ten opzichte van het open veenweidegebied en de karakteristieke langgerekte verkaveling- en bebouwingsstructuur.
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich karakteristieke elzensingels. Aan de oostzijde van de weg loopt de verkaveling rechtlijnig in noord-zuid richting, aan de andere zijde is de verkaveling andersom. In de topkaart van 1930 zijn de historische singels goed herkenbaar, in figuur 2.3 zijn deze geprojecteerd op de huidige luchtfoto.
In Bijlage 1 is een uitgebreide analyse opgenomen van het historische landschap en de rol die de N369 daarin inneemt.
Figuur 2.3 Projectie van de singelstructuren 1930 op de huidige luchtfoto
2.3.2 Landschappelijke inpassing
Het uitgangspunt van de inpassing is (1) respect en leesbaarheid van het historische landschap en (2) ruimte en identiteit bieden aan de nieuwe infrastructurele situatie en de entree tot Rottevalle. In figuur 2.4 is een overzicht opgenomen van de beoogde wegaanpassing met de bestaande en toekomstige groenstructuur.
De historische groenstructuur wordt aangevuld met nieuwe beplanting. De bomenlaan langs de Houtigehaechsterwei wordt verlengd tot aan de ovonde. Door middel van het planten van eikenbomen wordt de parallelweg herkenbaar als volwaardige entree tot de kern van Rottevalle. Rondom de ovonde wordt een samenhangende groene ruimte gecreëerd, in de vorm van een transparante bomenweide van zomereik en zwarte els. Deze "overhoeken" worden hierdoor voorzien van een eigen gezicht en karakter, maar passend bij het boomrijke landschap.
Zie Bijlage 1 voor een uitgebreide toelichting op de landschappelijke inpassing.
Figuur 2.4 Beoogde kruispuntaanpassing met beplanting c.q. aanplant (grote afbeelding in Bijlage1)
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijke beleid dat het kader vormt voor dit bestemmingsplan. Hierbij komt het rijks-, provinciaal- en het gemeentelijk beleid aan bod.
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om voor het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies.
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze rijksbelangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Toetsing
Met de aanpassing van het bestaande kruispunt in de N369 wordt de verkeersveiligheid verbeterd. Dit project raakt niet direct één van de nationale belangen. Het betreft tenslotte het aanpassen van een kruispunt van een provinciale weg, gelegen in het buitengebied. Het project staat de rijksdoelen zoals benoemd in de SVIR niet in de weg. Met het plan wordt geen stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt; een toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is niet aan de orde.
3.2 Provinciaal Beleid
Streekplan Fryslân 2007
Op 13 december 2006 hebben Gedeputeerde Staten het “Streekplan Fryslân 2007”, genaamd 'Om de kwaliteit fan de romte', vastgesteld. Het streekplan geeft de visie van Gedeputeerde Staten op het ruimtelijk beleid van de provincie weer. Het streekplan gaat vergezeld met een 'strategische milieubeoordeling', een milieurapport dat op grond van een nieuwe Europese richtlijn is opgesteld.
Als centraal uitgangspunt voor het ruimtelijke beleid kiest de provincie voor een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit. Een ondeelbaar Fryslân benadrukt dat stad en platteland elkaar nodig hebben en elkaar ondersteunen. Een Fryslân met ruimtelijke kwaliteit benadrukt het bovenlokale belang bij het instandhouden en verder ontwikkelen van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. Deze drie waarden waarborgen op de langere termijn een doelmatig gebruik en herkenbaarheid van de ruimte. Het betekent ook een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. Bij een duurzame ontwikkeling wordt voorzien in de behoeften van de huidige generatie, zonder daarbij de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen. De provincie wil deze doelstellingen koppelen aan een krachtige sociaaleconomische ontwikkeling in een leefbare omgeving, waarbij tegelijkertijd wordt ingezet op de instandhouding en het verder ontwikkelen van aanwezige bodem-, water-, landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Daarnaast streeft de provincie naar behoud en versterking van de leefbaarheid en de vitaliteit van het platteland, vooral ten behoeve van de inwoners van het platteland zelf.
Verordening Romte
In de Verordening Romte, vastgesteld op 25 juni 2014 en partieel herzien per 28 maart 2018, zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Als daaraan niet wordt voldaan, zal de provincie een zienswijze indienen en eventueel een aanwijzing geven als onvoldoende aan die zienswijze tegemoet wordt gekomen. Het streekplanbeleid is in het kader van de verordening voorzien van concrete beleidsregels. In de verordening is onder meer de grens tussen het buitengebied en het stedelijk gebied (bestaand bebouwd gebied) vastgelegd door middel van de zogenaamde 'rode contour'. In stedelijk gebied bestaat een grotere mate van beleidsvrijheid wat betreft de ruimtelijke ordening dan in het buitengebied.
Grutsk op 'e Romte
De provincie heeft een thematische structuurvisie opgesteld die ingaat op de cultuurhistorische waarden die Friesland rijk is. Onderdeel daarvan is Cultuurhistorische waardenkaart (CWK) en de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Deze visie is een thematische doorvertaling van het bepaalde in de provinciale verordening. Wat betreft archeologie, stelt de verordening Romte dat in de plantoelichting van een ruimtelijk plan wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de FAMKE. In paragraaf 4.6 en 4.7 wordt hier verder op ingegaan. De N369 is gelegen in het gebied "Noordelijke Wouden", waarbij in Grutsk op 'e Romte verschillende landschappelijke karakteristieken worden genoemd die daar een belangrijke rol spelen. Hier wordt op ingegaan in paragraaf 2.3.
Toetsing
Het kruispunt is gelegen nabij Rottevalle, buiten de rode contour. Het plangebied ligt buiten het bestaand bebouwd gebied zoals opgenomen in de Verordening Romte. Met het plan zijn geen doelstellingen van het Streekplan in het geding. Dit bestemmingsplan is opgesteld ten behoeve van de verbetering van een kruispunt in de provinciale N369 en is daarmee juist ten dienste van het provinciale belang. Ten aanzien van de landschappelijke karakteristieken is een toelichting op de landschappelijke inpassing opgesteld.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie gemeente Smallingerland
De gemeenteraad heeft in 2013 de Structuurvisie gemeente Smallingerland opgesteld als ruimtelijke vertaling van de Integrale Visie Smallingerland. Deze visie geeft een verkenning van de ontwikkeling van de gemeente Smallingerland voor een langere periode. In de visie wordt aangegeven dat de focus voor de dorpen ligt op optimalisering van de leefbaarheid. Dit vereist onder andere aandacht voor infrastructuur en bereikbaarheid.
Toetsing
Onderhavig plan voorziet in het aanpassen van het kruispunt aan de noordzijde van Rottevalle. De doelstelling voor deze aanpassing sluit naadloos aan op de focus van de gemeentelijke structuurvisie.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
Voor het project is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de milieuaspecten en om andere sectorale regelgeving.
4.1 Mer-beoordeling
Toetsingskader
In het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) is vastgelegd in welke gevallen een plan- of project-MER-plicht of (al dan niet vormvrije) m.e.r. beoordelingsplicht geldt. Het Besluit mer is opgesteld ter implementatie van de Europese richtlijn betreffende milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten. In het Besluit mer zijn de betreffende activiteiten opgenomen in de bijlage bij dat besluit, onderdelen C en D.
Voor deze activiteiten zijn drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
- Voor de ontwerpbestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
- Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
Toetsing
Voor het aanpassen van het kruispunt in de N369 is geen sprake van een activiteit in de zin van het Besluit mer. De activiteit "De wijziging of uitbreiding van een autosnelweg of autoweg" (Besluit mer, Bijlage onderdeel D, activiteit D1.1) is niet van toepassing, omdat dit wegdeel geen autoweg betreft maar een gebiedsontsluitingsweg. Daarmee wordt de aanleg van de ovonde niet gezien als wijziging van een autoweg als bedoeld in de bijlage bij het Besluit mer. Er worden geen significante nadelige gevolgen voor het milieu verwacht. Een MER of m.e.r. beoordeling is derhalve niet noodzakelijk.
4.2 Geluid
Toetsingskader
Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd of als de betreffende wegen worden aangepast, dan moet geluidsbelasting op de gevels van de woningen worden bepaald en getoetst aan de normen. Bij het plangebied is geen sprake van geluidgezoneerde spoorwegen en industrielawaai, dus alleen het aspect 'wegverkeerslawaai' is aan de orde.
Toetsing
Met dit plan worden geen geluidsgevoelige objecten toegevoegd. Wel vindt een wijziging plaats aan een autoweg. Gezien de aanwezigheid van bestaande woningen nabij het kruispunt, is akoestisch onderzoek uitgevoerd in het kader van wegverkeerslawaai ten opzichte van de gevels van de bestaande woningen. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 2. Uit het onderzoek blijkt dat de aanleg van de ovonde en de parallelweg niet leidt niet tot een verslechtering van het akoestisch woon- en leefklimaat op de bestaande woningen en dat wordt voldaan aan de Wet geluidhinder.
4.3 Bodem
Toetsingskader
Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.
Toetsing
Voor dit plan geldt dat er geen eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit, aangezien de gronden worden bestemd voor wegverkeer. In die zin vormt het aspect bodem geen belemmering. Voorafgaand aan het afgraven en (eventueel) afvoeren van grond dient de bodemkwaliteit wel te zijn onderzocht.
Er is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3). Op basis van het onderzoeksresultaat wordt geconcludeerd dat er geen vervolgonderzoek nodig is. De aangetroffen verhoogde concentraties vormen geen risico voor de volksgezondheid, het milieu en/of het ecosysteem. Bij graafwerkzaamheden dient wel rekening gehouden te worden met de verschillen in bodemkwaliteit. Grond dient voor zover mogelijk per bodemkwaliteitsklasse gescheiden te worden ontgraven en afgevoerd of hergebruikt, waarbij een partijkeuring conform het Besluit bodemkwaliteit noodzakelijk kan zijn.
4.4 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Toetsing
Voor onderhavig plan geldt dat er in de huidige situatie sprake is van twee aparte kruispunten zonder invoegstrook, waardoor de doorstroming wordt geremd. In deze situatie is er sprake van wachtend verkeer (met draaiende motor) vanaf de zijwegen en doorgaand verkeer dat bij beide kruisingen moet inhouden. In de nieuwe situatie wordt een ovonde aangelegd waardoor het verkeer bij het indraaien licht wordt geremd, waardoor ruimte wordt geboden aan invoegend verkeer vanaf de zijwegen. Bij het verlaten van de ovonde richting de N369 kan het verkeer rechtdoor uitvoegen.
Het doel van het project is de verkeersveiligheid op de N369 te verbeteren. De luchtkwaliteit in en om het plangebied is in de huidige situatie goed. Gelet op de verwachting dat er geen extra verkeersaantrekkende werking ontstaat door de uitvoering van het project, ondervindt het bestemmingsplan vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmeringen. Ten aanzien van het woon- en leefklimaat voor de omliggende woningen is de verwachting dat de verbeterde doorstroming vanaf de zijwegen juist een positief effect zal hebben op de luchtkwaliteit, doordat er in de toekomstige situatie sprake is van minder stilstaand, remmend en optrekkend verkeer.
4.5 Ecologie
4.5.1 Toetsingskader
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Sommige Natura-2000 gebieden bevatten stikstofgevoelige habitats. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen de Ecologische Hoofdstructuur. De bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.
Om te onderzoeken wat de gevolgen zijn van het voornemen voor gebiedsbescherming en soortenbescherming is een ecologisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 4). Tevens is er een stikstofonderzoek uitgevoerd (Bijlage 5).
4.5.2 Gebiedsbescherming
De plannen veroorzaken geen conflict met de ecologische wet- en regelgeving ten aanzien van de Wet natuurbescherming en overige vormen van gebiedsbescherming (regelgeving betreffende de Ecologische Hoofdstructuur, Ganzenfoerageergebied en Weidevogelkerngebied). Dit geldt ook voor de stikstofdepositie,
4.5.3 Soortenbescherming
In het ecologisch onderzoek (Bijlage 4) is onderzoek gedaan naar de in het plangebied voorkomende planten- en diersoorten.
Beschermde planten- en diersoorten
Er komen geen wettelijk beschermde plantensoorten of zeldzame plantensoorten van de Rode lijst voor. Gebleken is dat het plangebied niet fungeert als leefgebied voor beschermde ongewervelden, beschermde amfibieën, beschermde vissen of beschermde reptielen. Ten aanzien van de aanwezige (niet-beschermde) vissen dient wel de Zorgplicht in acht te worden genomen.
In en rond het plangebied kunnen zich vogels bevinden en in het broedseizoen broeden. Volgens de Wet natuurbescherming dient rekening gehouden te worden met het vogelbroedseizoen en jaarrond beschermde vogelnesten. In het deelgebied zijn tijdens het veldbezoek geen nesten aangetroffen die jaarrond beschermd zijn. De beoogde plannen veroorzaken geen conflict met de Wet natuurbescherming ten aanzien van vogels, mits broedende vogels en hun nesten niet worden verstoord.
Tijdens de inspecties zijn geen vleermuizen aangetroffen, de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen is uitgesloten. Door de plannen gaat mogelijk wel (tijdelijk) foerageergebied van vleermuizen verloren. Dit verlies is tijdelijk van aard en treedt niet op indien tijdens de winterperiode gewerkt wordt. Omdat echter een beperkt aantal bomen gekapt wordt en watergangen niet definitief gedempt worden, is het potentiële effect beperkt. Ook het feit dat de bomen die gekapt worden langs een openbare weg met verlichting staan, zorgt ervoor dat potentiële effecten waarschijnlijk beperkt zijn omdat het uitgangspunt al niet optimaal is. Daarbij komt dat er in de omgeving voldoende alternatieven zijn in de vorm van vele watergangen en houtwallen. Om deze redenen mag worden geconcludeerd dat de plannen de functionaliteit van de in de omgeving aanwezige verblijfplaatsen van dergelijke vleermuissoorten ten aanzien van foerageergebieden niet in gevaar brengt.
Zorgplicht
De Zorgplicht houdt in dat dieren de gelegenheid moeten krijgen te vluchten naar leefgebied buiten het plangebied. Dat houdt bijvoorbeeld in dat bij het vergraven of bij uitvoer van andere werkzaamheden aan waterlopen, dit op een amfibie- en visvriendelijke manier dient te worden uitgevoerd. Dit kan worden gedaan door bijvoorbeeld bij uitvoeren van graafwerkzaamheden in één richting te werken, zodat amfibieën en vissen kunnen wegvluchten. Indien nodig kunnen amfibieën en vissen worden weggevangen en worden overgezet naar een geschikt gebied in de directe omgeving.
4.5.4 Conclusie
De plannen veroorzaken geen conflict met de Wet natuurbescherming, mits wordt voorkomen dat broedende vogels en hun in gebruik zijnde nesten worden verstoord. Ook dient ten aanzien van overige soorten de Zorgplicht in acht te worden genomen.
4.6 Archeologie
Toetsingskader
Met betrekking tot dit aspect is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet van toepassing. De Omgevingswet (nog niet van kracht) vervangt de Monumentenwet voor het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Tot het van kracht worden van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven ze ongewijzigd van toepassing, zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Toetsing
In de FAMKE wordt onderscheid gemaakt tussen de Archeologische kaart van de periode steentijd-bronstijd en de periode ijzertijd-middeleeuwen. Ter plaatse van het plangebied geldt voor de laatstgenoemde periode dat de verwachtingswaarde dermate laag is, dat er geen onderzoek noodzakelijk is. Voor de periode steentijd-bronstijd geldt voor vrijwel het gehele plangebied dat er waarderend onderzoek nodig is vanwege vuursteenvindplaatsen.
Er is archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in de vorm van een inventariserend booronderzoek, het onderzoeksresultaat is bijgevoegd als Bijlage 6. Op basis daarvan wordt geconcludeerd dat er ter plaatse van de groenstrook tussen de N369 en het westelijk daarvan gelegen fietspad, tot aan de kruising met de Heidbuorren aan de noordzijde, sprake is van diepe bodemverstoringen. Ten westen van de N369, langs de zuidelijke rand van het plangebied, heeft een enkele boring een nagenoeg intact podzolprofiel laten zien. Vanwege de aangetoonde verstoring in omringende boringen geldt de verwachting dat de aanwezige ongestoorde podzolbodem uiterst gering van omvang zal zijn. Alleen ten oosten van de bermsloot langs de Foudenswei (thans in gebruik als weiland) worden vondsthorizonten verwacht, op een diepte van circa 30 cm beneden het huidige maaiveld.
Het grootste deel van het plangebied heeft een zodanig verstoorde bodem dat hierbinnen geen vindplaatsen worden verwacht. Alleen in het meest zuidoostelijke gedeelte van het plangebied bevinden zich mogelijk archeologische resten, in de vorm van vuursteenvindplaats van vermoedelijk lage dichtheid en mogelijk grondsporen (vuurplaatsen). Voor die gronden is vervolgonderzoek nodig alvorens met de voorgenomen werkzaamheden kan worden gestart.
Ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied 1' opgenomen. Deze bestemming wordt nader beschreven in paragraaf 5.2.
4.7 Cultuurhistorie
Toetsingskader
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Toetsing
Volgens de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuurhistorische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de thematische structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' waarin de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap in Fryslân beschreven zijn.
Uit de CHK komt naar voren dat ter plaatse van het plangebied geen sprake is van specifieke cultuurhistorische waarden waar in dit bestemmingsplan rekening mee gehouden dient te worden. Er is in de omgeving van het plangebied één cultuurhistorisch waardevol object opgenomen in de Cultuurhistorische kaart. Dit betreft een transformatorgebouw(tje) uit 1938, gelegen aan de Foudenswei (parallelweg langs de N369). Met de plannen vindt geen wijziging plaats aan de bebouwing langs de Foudenswei; er geen sprake van een risico voor dit object. Er is geen nader onderzoek noodzakelijk naar de cultuurhistorische waarden.
4.8 Water
Toetsingskader
Deze 'waterparagraaf' bevat de wettelijk verankerde watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheergebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Toetsing
Het voornemen is kenbaar gemaakt bij Wetterskip Fryslân. De digitale watertoets is ingevuld, waaruit blijkt dat rekening gehouden dient te worden met het wateraspect 'Hoofdwateren'. Aan weerszijden van een hoofdwatergang ligt een beschermingszone 5 meter. De beschermingszone is nodig voor de bereikbaarheid voor beheer en onderhoud aan de hoofdwatergang. Het is niet toegestaan om in de beschermingszone te bouwen of opgaande beplanting aan te brengen, tenzij daarvoor een Watervergunning is verleend.
Er is geen sprake van een verhardingstoename ten gevolge van de voorgenomen ontwikkeling. De te dempen watergangen (sloot) worden één op één gecompenseerd door het graven van nieuwe watergangen. Daarmee wordt voldaan aan de 100% norm van Wetterskip Fryslân voor het dempen van oppervlaktewater. Tijdens de inspraak- en overlegperiode heeft Wetterskip Fryslân gereageerd op het bestemmingsplan en naar aanleiding hiervan is de watertoetstekening aangepast (Bijlage7). Hiermee is de watertoets doorlopen en kan het project rekenen op een positief wateradvies.
4.9 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.
Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het GR onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.
Toetsing
Met dit plan wordt een bestaand kruispunt aangepast, dit heeft geen gevolgen ten aanzien van transportroutes. De aard en omvang van dit project heeft geen invloed op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk en vormt externe veiligheid geen belemmering voor dit plan. In het plangebied is een gasleiding aanwezig, deze blijft ongewijzigd. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.10.
4.10 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
Toetsing
Binnen het plangebied ligt een gasleiding die is voorzien van een planologische regeling. Deze gasleiding is in dit bestemmingsplan ondergebracht in de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Deze dubbelbestemming biedt een beschermende regeling ten behoeve van de ondergrondse gasleiding en verplicht tot overleg met de leidingbeheerder in het geval van een vergunningsaanvraag.
Aan de westzijde van het plangebied staat een bestaande zend-/ontvangstinstallatie. Deze installatie blijft met dit plan behouden en is aangeduid met de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'. Hoewel de kabels niet planologisch relevant zijn, dient met de uitvoering van de werkzaamheden wel rekening gehouden te worden met de op deze installatie aangesloten kabels. Deze en mogelijk andere lokale kabels en leidingen zullen bij de Klic-melding naar voren komen.
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Inleiding
In het voorgaande hoofdstuk zijn de uitgangspunten van dit bestemmingplan geformuleerd. In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro gemaakt moeten worden. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft twee enkelbestemmingen en twee dubbelbestemmingen. Hieronder volgt een beknopte toelichting per bestemming.
Agrarisch met waarden - Besloten gebied
Door de aanpassing van het kruispunt komen gronden aan de noordwestzijde van het plangebied vrij, die worden bestemd als 'Agrarisch met waarden - Besloten gebied' gelijk aan de gronden waaraan het plangebied grenst. Hiermee wordt een deel van de bestaande weg, de afslag naar de Heidbuorren, wegbestemd. Aangezien binnen het plangebied geen bouwvlak voorkomt, is het bouwen van gebouwen en overkappingen niet toegestaan. Wat betreft de bouwregels van andere bouwwerken wordt aangesloten bij de bouwregels in het bestemmingsplan 'Buitengebied'.
Verkeer - Wegverkeer
Het plangebied is voor het overgrote deel bestemd voor 'Verkeer - Wegverkeer', aangezien de aanpassing van de provinciale N369 de aanleiding is voor dit bestemmingsplan. Aangrenzende gronden die in het vigerende bestemmingsplan waren aangewezen voor 'Verkeer - Verblijf' en ' Verkeer' zijn ook meegenomen in deze bestemming, zodat er binnen het plangebied een eenduidige regeling geldt. Inhoudelijk zijn er slechts marginale verschillen tussen de verkeersbestemmingen in de hiervoor geldende bestemmingsplannen, waardoor samenvoeging geen gevolgen heeft voor de planologische mogelijkheden. In de bestemming is geregeld dat een weg van ten hoogste twee rijstroken mogelijk is.
Leiding - Gas
In het plangebied is de beschermende dubbelbestemming 'Leiding - Gas' opgenomen ten behoeve van een aardgasleiding. De leiding heeft een belemmeringstrook van 5 meter aan weerszijden van het hart van de leiding. In deze strook zijn bouwactiviteiten en bepaalde grondbewerkingen niet toegestaan. Daarvan kan worden afgeweken door het bevoegd gezag, mits de leidingbeheerder daarbij om advies wordt gevraagd.
Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied 1
Voor het merendeel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied 1'. Deze dubbelbestemming biedt een beschermende regeling voor de archeologische en cultuurhistorische waarden in het plangebied. Bij ruimtelijke ontwikkelingen met een oppervlakte van minimaal 50 m² is een onderzoek naar aantasting van deze waarden noodzakelijk alvorens de ontwikkeling plaats kan vinden.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het project is het van belang te weten of het plan maatschappelijk en economisch uitvoerbaar is.
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Inloopavond
Op dinsdag 12 februari is er een inloopavond georganiseerd in De Herberg van Smallingerland te Rottevalle. Bewoners van Rottevalle, Houtigehage en omgeving zijn via geadresseerde post uitgenodigd voor deze inloopavond. Medewerkers van de Provincie Fryslân, gemeente Smallingerland, Roelofs Adviesbureau en leden van Plaatselijk Belang Rottevalle en Plaatselijk Belang Houtigehage waren aanwezig om het ontwerp te laten zien en vragen te beantwoorden van de bezoekers. Vrijwel alle reacties op deze avond waren positief, op detailniveau zijn tips en ideeën ontvangen. Eén van de opmerkingen betrof het vrijliggende fietspad aan de zijde van de Foudenswei, waarvoor werd voorgesteld om deze door te trekken tot aan de Houtigehaechsterwei. Gebleken is dat dit voorstel haalbaar is en daarom is dit in het ontwerp van het kruispunt verwerkt.
Inspraak en overleg
De direct omwonenden worden nauw betrokken in de totstandkoming van de planvorming. Zo worden zij tijdens het proces geïnformeerd over de herinrichting van het kruispunt. Ondanks de grote betrokkenheid in de aanloop naar de formele bestemmingsplanprocedure, heeft dit bestemmingsplan ook een voorontwerpfase met inspraak en overleg doorlopen. Het voorontwerpbestemmingsplan is aan de overlegpartners toegestuurd en is gedurende vier weken zowel digitaal als analoog ter inzage gelegd. Tijdens de periode van terinzagelegging had een ieder de gelegenheid om een inspraakreactie in te dienen.
Er zijn geen inspraakreacties ingediend en er is een overlegreactie ontvangen van provincie Fryslân (Bijlage 8). Naar aanleiding hiervan is een stikstofonderzoek uitgevoerd en aan het bestemmingsplan toegevoegd (Bijlage 5). Ook Wetterskip Fryslân heeft gereageerd op het plan tijdens de overlegperiode. Naar aanleiding hiervan is paragraaf 4.8 aangepast met een nieuwe watertoetstekening (Bijlage 7).
Ontwerp
Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode werd een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe, niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. Er zijn echter geen zienswijzen ingediend.
Vaststelling
Het bestemmingsplan is vervolgens daarna op 30 juni 2020 ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid om beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen.
Crisis- en herstelwet
Voor dit project is de procedureversnelling als bedoeld in hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet (Chw) van toepassing. In Bijlage 1 bij deze wet is opgenomen dat deze regelgeving geldt ten behoeve van, onder andere, de aanleg of wijziging van wegen van lokaal of regionaal belang. Bij toepassing van de Chw dient de Raad van State de (eventuele) beroepszaak binnen 6 maanden na indiening van het beroepschrift af te handelen. Verder is het indienen van aanvullende beroepsgronden na sluiting van de beroepstermijn niet meer mogelijk.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Financiële haalbaarheid
Het initiatief betreft het aanpassen van het kruispunt Rottevalle-Noord - Houtigehaechsterwei en Heidbuorren. De Provinsje Fryslân heeft budget gereserveerd voor verbetering van de kruispunten in de provinciale weg N369 en de daarmee gemoeide kosten. Dit bestemmingsplan voorziet in de juridisch-planologische regeling ten behoeve van de kruispuntaanpassing.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. Voor een bouwplan zoals aangewezen in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de grondexploitatieregeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is.
Met dit bestemmingsplan wordt géén bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. Voor de aanpassing van het kruispunt is de grondexploitatieregeling niet van toepassing; er wordt geen exploitatieplan opgesteld.
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 1 Landschappelijke inpassing
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 4 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 4 Ecologisch onderzoek
Bijlage 5 Stikstofonderzoek
Bijlage 6 Archeologisch Vooronderzoek
Bijlage 6 Archeologisch vooronderzoek