Bestemmingsplan Langelille
Bestemmingsplan - Gemeente Weststellingwerf
Vastgesteld op 05-07-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.plan:
het bestemmingsplan Langelille van de gemeente Weststellingwerf;
2.bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0098.08870203-VG01 met de bijbehorende regels en bijlage;
3.aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
4.aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
5.aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
6.aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
7.achtererf:
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;
8.archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
9.bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
10.bebouwingspercentage:
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
11.bed en breakfast:
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
12.bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
13.bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de binding met het bedrijfsgebouw of het bedrijfsperceel noodzakelijk is;
14.bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
15.bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
16.bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, niet zijnde een aanbouw;
17.bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
18.bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
19.bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
20.bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
21.bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
22.bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
23.bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
24.dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
25.detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
26.erker:
kleine toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in metselwerk, hout en/of glas;
27.extensief dagrecreatief medegebruik:
een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
28.gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
29.geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
30.geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
31.geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
32.hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
33.hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
34.horizontale diepte:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
35.kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;
36.kap:
een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5° met het horizontale vlak;
37.kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
de in de bijlage 1 (bedrijvenlijst ontleend aan de brochure " Bedrijven en milieuzonering" VNG) onder categorie 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door haar beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
38.landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
39.natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
40.normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
41.nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
42.peil:
a.voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c.indien in of op het water wordt gebouwd:
-het ter plaatse geldende peil;
d.het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
43.platte dakafdekking:
een horizontale dakafdekking of een dakafdekking onder een hoek van maximaal 5° met het horizontale vlak;
44.productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
45.prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
46.recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
47.risicovolle inrichting:
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;
48.seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
49.uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
50.voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de door of namens burgemeester en wethouders aangewezen gevel(s);
51.voorkeurgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
52.vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
53.woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
54.zijdelingse perceelgrens:
grens van een bouwperceel die is gelegen langs het zijerf;
55.zijerf:
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.
Voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere regelingen (wetten, verordeningen), dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2. 1. 1. Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
1.de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
3.de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
4.de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
5.de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
6.afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
tussen de (zijdelingse) grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is.
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2. 1. 2. Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:
a.voor lengten in meters (m);
b.voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
c.voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
d.voor verhoudingen in procenten (%);
e.voor hoeken/hellingen in graden (°)
Op de verbeelding wordt altijd gemeten vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.gebouwen ten behoeve van:
1.bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
2.alsmede voor een bouwbedrijf op de percelen Kerkeweg 18 en 20, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf’;
3.alsmede voor een transportbedrijf op de percelen Kerkeweg 67 en Langelilleweg 55, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf’;
4.alsmede voor een scheepsbouwbedrijf op het perceel Langelilleweg 57, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouwbedrijf‘;
met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
5.bedrijfswoningen;
met daaraan ondergeschikt:
b.tuinen, erven en binnenterreinen;
c.op- en inritten;
d.groenvoorzieningen;
e.parkeervoorzieningen;
f.waterlopen;
g.waterhuishoudkundige voorzieningen;
h.gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
i.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3. 2.Bouwregels
3. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 3.1. sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a.een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel mag niet meer dan 60% bedragen, tenzij het betreft de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’, in welk geval het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel niet meer dan het aangegeven percentage mag bedragen;
c.de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4 respectievelijk 9 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte indien deze hoger zijn;
d.het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande dan wel vergunde aantal.
3. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen gelden de volgende regels:
a.aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 75 m² per bedrijfswoning bedragen;
c.de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de bedrijfswoning, met een maximum van 4 m;
d.de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de bedrijfswoning, met een maximum van 4 m;
e.de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap.
3. 2. 3. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
a.de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m³ bedragen;
b.de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
3. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
c.in afwijking van het gestelde in sub a en b mogen erf- en terreinafscheidingen buiten een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.
3. 3.Ontheffing van de bouwregels
3. 3. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in 3.2.1. sub c en toestaan dat de goot- en of bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6 respectievelijk 10 m;
b.het bepaalde in 3.2.1. sub d en toestaan dat een bedrijfswoning aan het aantal wordt toegevoegd, met dien verstande dat:
1.het aantal te bouwen bedrijfswoningen past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
2.het aantal bedrijfswoningen niet meer dan één per bedrijf bedraagt;
3.de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een vast te stellen hogere grenswaarde;
c.het bepaalde in 3.2.2. sub e en toestaan dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van de bedrijfswoning;
d.het bepaalde in 3.2.4. sub a en toestaan dat de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan wordt vergroot tot niet meer dan 5 m, mits de afstand tot de perceelgrenzen niet minder dan 3 m bedraagt.
3. 3. 2. De in 3.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a.het straat- en bebouwingsbeeld;
b.de verkeersveiligheid;
c.de sociale veiligheid;
d.de milieusituatie;
e.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3. 3. 3. Bij gebruikmaking van de ontheffingsbevoegdheid is de in artikel 13 opgenomen procedure van toepassing.
3. 4.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in de bij dit plan behorende lijst van bedrijven onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf’, ‘specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf’ of ‘specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouwbedrijf’;
b.het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voedings- en genotmiddelen.
3. 5.Ontheffing van de gebruiksregels
3. 5. 1. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 3.4 sub a. en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:
1.het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
2.het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft.
3. 5. 2. De in 3.5.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a.het straat- en bebouwingsbeeld;
b.de verkeersveiligheid;
c.de sociale veiligheid;
d.de milieusituatie;
e.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3. 5. 3. Bij gebruikmaking van de ontheffingsbevoegdheid is de in artikel 13 opgenomen procedure van toepassing.
3. 6.Wijzigingsbevoegdheid
3. 6. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
a.de bestemming ‘Bedrijf’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Woongebied’, mits:
1.de wijziging past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
2.de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een vast te stellen hogere grenswaarde;
3.de wijziging geen onaanvaardbare belemmering van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven en instellingen oplevert;
b.de aanduiding(en) ‘specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf’, ‘specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf’ en/of ‘specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouwbedrijf’ word(t)(en) verwijderd, mits:
-de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
3. 6. 2. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het middels de bestemming of de aanduiding toegestane gebruik is beëindigd en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a.de stedenbouwkundige situatie, ondermeer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
b.de verkeersveiligheid;
c.de sociale veiligheid;
d.de milieusituatie;
e.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Groen
4. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
b.voet- en rijwielpaden;
c.parkeervoorzieningen;
d.speelvoorzieningen;
e.gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;
f.waterlopen;
g.waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbijbehorende:
h.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4. 2.Bouwregels
4. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.als gebouw mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd;
b.de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m³ bedragen;
c.de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
4. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
Artikel 5 Natuur
5. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de natuurgebieden;
met daaraan ondergeschikt:
b.agrarisch medegebruik;
c.het extensief dagrecreatief medegebruik;
d.groenvoorzieningen;
e.paden;
f.waterlopen en waterpartijen;
g.waterhuishoudkundige voorzieningen;
h.gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
i.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5. 2.Bouwregels
5. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.als gebouw mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd;
b.de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m³ bedragen;
c.de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
5. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
b.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
5. 3.Aanlegvergunning
5. 3. 1. Het is verboden op de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a.het afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;
b.het graven en dempen van watergangen en waterpartijen;
c.het wijzigen en/of aanbrengen van kunstwerken, zoals stuwen, dammen en/of duikers;
d.het aanleggen of verharden van paden, bermen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
e.het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik;
f.het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5. 3. 2. Het in lid 5.3.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a.het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
b.in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5. 3. 3. De in lid 5.3.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van de gronden.
Artikel 6 Verkeer
6. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.wegen en straten;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
met daaraan ondergeschikt:
b.voet- en rijwielpaden;
c.groenvoorzieningen;
d.parkeervoorzieningen;
e.gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;
f.waterlopen;
g.waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbijbehorende:
h.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6. 2.Bouwregels
6. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.als gebouw mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd;
b.de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m³ bedragen;
c.de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
6. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5 m bedragen.
Artikel 7 Water
7. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.water en waterlopen;
b.waterberging;
c.waterhuishouding;
d.waterhuishoudkundige voorzieningen;
e.gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
f.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7. 2.Bouwregels
7. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.als gebouw mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd;
b.de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m³ bedragen;
c.de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
7. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen.
Artikel 8 Woongebied
8. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
1.een aan huis verbonden beroep;
2.kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten voor zover bestaand;
3.een bed & breakfast, ter plaatse van de aanduiding ‘bed & breakfast’;
b.aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
c.tuinen, erven en binnenterreinen;
d.woonstraten, voet- en fietspaden en op- en inritten;
e.groenvoorzieningen;
f.parkeervoorzieningen;
g.speelvoorzieningen;
h.waterlopen;
i.waterhuishoudkundige voorzieningen;
j.gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;
met daarbijbehorende:
k.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8. 2.Bouwregels
8. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
b.het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande dan wel vergunde aantal;
c.in afwijking van het bepaalde in sub b mag ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ ten hoogste één woning worden gebouwd;
d.een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
e.een hoofdgebouw mag uitsluitend in of maximaal 2 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, dan wel ten hoogste de afstand achter de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bestaande hoofdgebouw indien deze groter is;
f.de horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 15 m bedragen, dan wel de bestaande horizontale diepte op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
g.de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 2 m bedragen, met dien verstande dat deze regel niet van toepassing is op de aangebouwde zijden van halfvrijstaande of rijenwoningen;
h.de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 4 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande goothoogte indien deze hoger is;
i.de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 9 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is.
8. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
a.aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op niet minder dan 2 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
c.de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50% mag bedragen;
d.de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
e.de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
f.de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap;
g.de afstand van een aan- en uitbouw en een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, behoudens bij plaatsing op deze perceelgrens.
8. 2. 3. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
a.de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m³ bedragen;
b.de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
8. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
b.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
8. 3.Ontheffing van de bouwregels
8. 3. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in 8.2.1 sub f en toestaan dat de horizontale diepte van een hoofdgebouw wordt vergroot, met dien verstande dat het verlenen van ontheffing niet mag leiden tot een, in relatie tot de afstand ten opzichte van het hoofdgebouw op het achterliggende perceel, onevenredige verdichting van het binnenterrein ter plaatse;
b.het bepaalde in 8.2.1 sub g en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind tot niet minder dan
1 m;
c.het bepaalde in 8.2.1 sub h en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6 m;
d.het bepaalde in 8.2.1 sub i en toestaan dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 10 m;
e.het bepaalde in 8.2.2 sub b en toestaan dat een aanbouw voor of op minder dan 2 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd, mits:
1.de horizontale diepte voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer dan 2 m bedraagt;
2.deze aanbouwen, in afwijking van het bepaalde in 8.2.2 sub d, e en f, geen grotere bouw- en goothoogte hebben dan 4 m, en;
3.het bepaalde in 8.2.2 sub a (bouwen binnen bouwvlak) in acht wordt genomen;
f.het bepaalde in 8.2.2 sub c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 100 m², met dien verstande dat het in 8.2.2 sub c genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
g.het bepaalde in 8.2.2 sub f en toestaan dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw.
8. 3. 2. De in 8.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a.het straat- en bebouwingsbeeld;
b.de woonsituatie;
c.de verkeersveiligheid;
d.de sociale veiligheid;
e.de milieusituatie;
f.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8. 3. 3. Bij gebruikmaking van de ontheffingsbevoegdheid is de in artikel 13 opgenomen procedure van toepassing.
8. 4.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval het volgende gerekend.
a.het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een aan huis verbonden beroep, tenzij het betreft bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
b.het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
c.het gebruik van bijgebouwen voor bed en breakfast, met uitzondering van de gronden ter plaatse aangeduid als ‘bed & breakfast’.
8. 5.Ontheffing van de gebruiksregels
8. 5. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in 8.4. sub a en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
8. 5. 2. De in 8.5.1. genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a.het straat- en bebouwingsbeeld;
b.de woonsituatie;
c.de verkeersveiligheid;
d.de sociale veiligheid;
e.de milieusituatie;
f.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8. 5. 3. Bij gebruikmaking van de ontheffingsbevoegdheid is de in artikel 13 opgenomen procedure van toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10. 1.Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
a.Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
b.De in sub a. bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
1.indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;
2.indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.
c.Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11. 1. 1. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
b.het storten van puin en afvalstoffen;
c.de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
d.het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
e.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
11. 1. 2. Tot een strijdig gebruik wordt niet gerekend:
-het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning ontheffing of ontheffing vereist en deze is verleend.
Artikel 12 Algemene Ontheffingsregels
12. 1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a.de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b.de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
c.de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d.de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
e.het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
1.de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 6 m² bedraagt;
2.de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
12. 1. 2. De in 12.1.1 bedoelde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a.het straat- en bebouwingsbeeld;
b.de woonsituatie;
c.de milieusituatie;
d.de verkeersveiligheid;
e.de sociale en/of externe veiligheid;
f.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12. 1. 3. Bij gebruikmaking van de ontheffingsbevoegdheid is de in artikel 13 opgenomen procedure van toepassing.
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Bij gebruikmaking van de ontheffingsbevoegdheid is de volgende procedure van toepassing:
a.een ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
b.de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
c.de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het schriftelijk indienen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
d.Burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent mee.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14. 1.Overgangsrecht bouwwerken
a.Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1.gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2.na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sublid a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
c.Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14. 2.Overgangsrecht gebruik
a.Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan Langelille
van de gemeente Weststellingwerf.
Behorend bij het besluit van 5 juli 2010,
registratienummer 2010-000573/r.
===
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven
Bijlage 1 Wateradvies
Bijlage 2 Beantwoording Overleg Ex Artikel 3.1.1. Bro
Bijlage 2 Beantwoording overleg ex artikel 3.1.1. Bro
Bijlage 3 Beantwoording Inspraakreacties
Bijlage 3 Beantwoording inspraakreacties