KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
Artikel 2 Meten
Artikel 3 Algemene Bouw- En Gebruiksregels
Artikel 4 Specifieke Gebruiksregels
Artikel 5 Specifieke Bouwregels
Artikel 6 Archeologie
Artikel 7 Beschermd Stadsgezicht
Hoofdstuk 2 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 9 Overgangsrecht Bouwen
Artikel 10 Inwerkingtreding
Artikel 11 Citeertitel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 De Beheersverordening
1.2 Ligging Verordeningsgebied
1.3 Vigerende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Algemeen
2.2 Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Assen
2.3 Archeologiebeleid
Hoofdstuk 3 Beschrijving Bestaande Situatie
3.1 Huidige Ruimtelijke Structuur
3.2 Huidige Functionele Structuur
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Inleiding
4.2 Milieuzonering
4.3 Geluid
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Bodem
4.7 Water
4.8 Archeologie En Cultuurhistorie
4.9 Ecologie
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Inleiding
5.2 Keuze Voor Beheersverordening
5.3 Hoe Werkt De Verordening
5.4 Uitleg Van De Regeling
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Grondexploitatie En Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 2 Regels Bestemmingsplan Komplan - Noord (1972)
Bijlage 3 Kaart Bestemmingsplan Komplan - Noord (1972)
Bijlage 4 Regels Bestemmingsplan Javastraat (1975)
Bijlage 5 Kaart Bestemmingsplan Javastraat (1975)
Bijlage 6 Regels Bestemmingsplan Molenstraat (1977)
Bijlage 7 Kaart Bestemmingsplan Molenstraat (1977)
Bijlage 8 Partiële Wijziging Van De Voorschriften Bestemmingsplan Industrieterrein (1980)
Bijlage 9 Kaart Bestemmingsplan Industrieterrein (1972)
Bijlage 10 Regels Bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht Assen C.a.. (1989)
Bijlage 11 Kaart Bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht Assen C.a. (1989)
Bijlage 12 Regels Gedeeltelijke Wijziging Beschermd Stadsgezicht C.a. Bijzondere Woonvorm Dr. Nassaulaan (1990)
Bijlage 13 Kaart Gedeeltelijke Wijziging Beschermd Stadsgezicht C.a. Bijzondere Woonvorm Dr. Nassaulaan (1990)
Bijlage 14 Regels Gedeeltelijke Wijziging Beschermd Stadsgezicht C.a. Parkeergarage Torenlaan (1991)
Bijlage 15 Kaart Gedeeltelijke Wijziging Beschermd Stadsgezicht C.a. Parkeergarage Torenlaan (1991)
Bijlage 16 Regels Gedeeltelijke Wijziging Beschermd Stadsgezicht C.a. Woningbouw Beilerstraat (1993)
Bijlage 17 Kaart Gedeeltelijke Wijziging Beschermd Stadsgezicht C.a. Woningbouw Beilerstraat (1993)
Bijlage 18 Regels Gedeeltelijke Wijziging Beschermd Stadsgezicht C.a. Woningbouw Beatrixstraat (1997)
Bijlage 19 Kaart Gedeeltelijke Wijziging Beschermd Stadsgezicht C.a. Woningbouw Beatrixstraat (1997)
Bijlage 20 Regels Bestemmingsplan Koopmansplein E.o. (1996)
Bijlage 21 Kaart Bestemmingsplan Koopmansplein E.o. (1996)
Bijlage 22 Regels Bestemmingsplan De Brink E.o (1993)
Bijlage 23 Kaart Bestemmingsplan De Brink E.o (1993)
Bijlage 24 Regels Bestemmingsplan Zuidhaege (1995)
Bijlage 25 Kaart Bestemmingsplan Zuidhaege (1995)
Bijlage 26 Regels Bestemmingsplan Fabriciusstraat (2000)
Bijlage 27 Kaart Bestemmingsplan Fabriciusstraat (2000)
Bijlage 28 Regels Bestemmingsplan Centrum - Noord (2001)
Bijlage 29 Kaart Bestemmingsplan Centrum - Noord (2001)
Bijlage 30 Regels Uitwerkingsplan Centrum Noord (2005)
Bijlage 31 Kaart Uitwerkingsplan Centrum Noord (2005)
Bijlage 32 Regels Bestemmingsplan De Citadel (2006)
Bijlage 33 Kaart Bestemmingsplan De Citadel (2006)
Bijlage 34 Regels Bestemmingsplan Veemarktterrein (2006)
Bijlage 35 Kaart Bestemmingsplan Veemarktterrein (2006)
Bijlage 36 Regels Bestemmingsplan Weiersstraat En Omgeving (2007)
Bijlage 37 Kaart Bestemmingsplan Weiersstraat En Omgeving (2007)
Bijlage 38 Regels Facet-bestemmingsplan Kleinschalig Kamperen (2007)
Bijlage 39 Kaart Facet-bestemmingsplan Kleinschalig Kamperen (2007)
Bijlage 40 Regels Bestemmingsplan Weiersloop 7 (2009)
Bijlage 41 Kaart Bestemmingsplan Weiersloop 7 (2009)
Bijlage 42 Regels Bestemmingsplan Uitbreiding Warenhuis Vanderveen (2010)
Bijlage 43 Kaart Bestemmingsplan Uitbreiding Warenhuis Vanderveen (2010)
Bijlage 44 Regels Bestemmingsplan Uitbreiding Mercuriuscentrum (2012)
Bijlage 45 Kaart Bestemmingsplan Uitbreiding Mercuriuscentrum (2012)
Bijlage 1 Overzichtskaart Bestemmingsplannen
Bijlage 2 Overzicht Bestemmingsplan Havenkwartier

Assen - Binnenstad

Beheersverordening - gemeente Assen

Vastgesteld op 03-07-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 verordening:

de beheersverordening Assen - Binnenstad van de gemeente Assen;

1.2 verordeningsgebied:

het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0106.00BHV20149000-C001 met bijbehorende bestanden;

1.3 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbijbehorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;

1.4 aan-huis-gebonden-bedrijf:

het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk - niet zijnde een aan-huis-gebonden-beroep - waarvan de omvang in een woning met de daarbijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin blijft behouden;

1.5 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.6 bestaand:

  1. a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van de vaststelling van de verordening of zoals dat kan worden gebruikt krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  2. b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening aanwezig zijn of nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, daaronder vallen niet de bouwwerken die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  3. c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.7 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of overig bouwwerk met een dak;

1.8 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.9 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.10 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.11 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.12 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.13 grootschalige detailhandel:

detailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen in een kernwinkelgebied thuishoort, maar die vanwege de grootschaligheid van het aanbod een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van fietsen, autoaccessoires, dierbenodigdheden, speelgoed, babyartikelen en sport- en outdoorartikelen, met uitzondering van supermarkten;

1.14 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel ruimtelijk als functioneel als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.15 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.16 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.17 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.18 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.19 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.20 perifere detailhandel:

detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, elektronica, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;

1.21 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.22 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.23 risicovolle inrichting:

een inrichting, waarbij volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.24 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.25 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.

Artikel 2 Meten

2.1 Wijze van meten

Er wordt gemeten overeenkomstig de regels opgenomen in de bijlagen 1 tot en met 40, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van het besluitvlak 'geen bestemmingsplan van toepassing', in welk geval de waarden die in m of m² zijn uitgedrukt op de volgende wijze worden gemeten:

  1. a. afstanden loodrecht;
  2. b. hoogten vanaf het aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
  3. c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

2.2 Hoogte

Bij het meten van de hoogten als bedoeld in 2.1, onderdeel b, wordt een bouwwerk, voorzover het zich bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogste is.

Artikel 3 Algemene Bouw- En Gebruiksregels

In het verordeningsgebied gelden ten aanzien van het gebruik, het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende algemene regels:

  1. a. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Komplan - Noord', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 2 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 3;
  2. b. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Javastraat', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 4 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 5;
  3. c. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Molenstraat', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 6 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 7;
  4. d. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Industrieterrein', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 8 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 9, alsmede de regeling zoals opgenomen in bijlage 38 en de daarbij behorende kaart voorzover voorzien van het besluitsubvlak 'facet-bestemmingsplan kleinschalig kamperen', zoals opgenomen in bijlage 39;
  5. e. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht Assen c.a.', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 10 en de daarbij behorende kaarten zoals opgenomen in de bijlagen 11, 13, 15, 17 en 19, waarbij voor de wijzigingsgebieden genoemd in de bijlagen 13, 15, 17 en 19 de regels gelden zoals opgenomen in respectievelijk de bijlagen 12, 14, 16 en 18;
  6. f. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Koopmansplein e.o.', de regeling zoals opgenomen in bijlage 20 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 21;
  7. g. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan De Brink e.o.', de regeling zoals opgenomen in bijlage 22 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 23;
  8. h. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Zuidhaege', de regeling zoals opgenomen in bijlage 24 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 25;
  9. i. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Fabriciusstraat', de regeling zoals opgenomen in bijlage 26 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 27;
  10. j. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Centrum - Noord', de regeling zoals opgenomen in bijlage 28 en de daarbij behorende kaarten zoals opgenomen in de bijlagen 29 en 31, waarbij voor het uitwerkingsgebied genoemd in bijlage 31 de regels gelden zoals opgenomen in bijlage 30;
  11. k. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan De Citadel', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 32 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 33;
  12. l. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Veemarktterrein', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 34 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 35
  13. m. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Weiersstraat en omgeving', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 36 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 37;
  14. n. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Weiersloop 7', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 40 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 41;
  15. o. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Uitbreiding warenhuis Vanderveen', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 42 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 43;
  16. p. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Uitbreiding Mercuriuscentrum', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 44 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 45;
  17. q. ter plaatse van het besluitsubvlak 'geen bestemmingsplan van toepassing' gelden de volgende regels:
    1. 1. de bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaand gebruik;
    2. 2. de aanwezige bestaande bouwwerken mogen op dezelfde locatie worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'Beschermd Stadsgezicht' bij vervanging het behoud, herstel en de uitbouw van de in paragraaf 3.1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht uitgangspunt is in die zin dat dit voor hoofdgebouwen onder meer tot uitdrukking komt in behoud van de gevelbreedte, de situering in de rooilijn, de kapvorm en het kleur- en materiaalgebruik; ;
    3. 3. onder bestaand gebruik voor detailhandel wordt tevens het gebruik van de gronden voor woningen, voorzover het de tweede en hogere bouwlaag betreft, met dien verstande dat de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    4. 4. ter plaatse van bestaande bedrijven mogen de gronden en bouwwerken ook worden gebruikt voor andere bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 alsmede naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en prostitutiebedrijven;
    5. 5. ter plaatse van bestaande detailhandelsbedrijven mogen de gronden en bouwwerken ook worden gebruikt voor andere detailhandelsbedrijven, met uitzondering van grootschalige detailhandel en perifere detailhandel;
    6. 6. ter plaatse van bestaande maatschappelijke voorzieningen mogen de gronden en bouwwerken ook worden gebruikt voor andere maatschappelijke voorzieningen;
    7. 7. ter plaatse van bestaande sportvoorzieningen mogen de gronden en bouwwerken ook worden gebruikt voor andere sportvoorzieningen;
    8. 8. in aanvulling op het bepaalde onder 1 is het toegestaan om de openbare ruimte te gebruiken voor wegen, fiets- en wandelpaden, groen, parkeervoorzieningen, taluds en oevers, fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, water(berging) ten behoeve van de waterhuishouding, geluidwerende voorzieningen, kruisingen met water en kunstwerken;
    9. 9. in afwijking van het bepaalde onder 8 mag de openbare ruimte niet zodanig worden gewijzigd dat er sprake is van een reconstructie van wegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
  18. r. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met o, is de regeling in de bijlagen, voorzover het betreft de in de artikelen genoemde nadere eisen, wijzigingsbevoegdheden, uitwerkingsverplichtingen, overgangsbepalingen, strafbepalingen en slotbepalingen niet van toepassing;
  19. s. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met p, zijn uitsluitend bestaande risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven toegestaan;
  20. t. in aanvulling op het bepaalde onder a tot en met o geldt, voor zover het bestaande legale gebruik (bouwen en gebruik) afwijkt van hetgeen in de bijlagen 1 tot en met 40 is geregeld, het volgende:
    1. 1. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande legale bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande legale gebruik;
    2. 2. bestaande legale bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie;
  21. u. daar waar in de bijlagen 1 tot en met 40 van 'aanlegvergunningen' wordt gesproken, wordt gelezen: 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden';
  22. v. daar waar in de bijlagen 1 tot en met 40 van 'vrijstellingen' of 'ontheffingen' wordt gesproken, wordt gelezen: 'afwijken'.

Artikel 4 Specifieke Gebruiksregels

4.1 Toegestaan gebruik

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 gelden in het verordeningsgebied de volgende specifieke gebruiksregels:

  • onder (bestaand) gebruik voor wonen wordt tevens verstaan het gebruik van woningen in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    1. 1. niet meer bedraagt dan 50% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    2. 2. niet meer bedraagt dan 40 m².

4.2 Afwijken van de gebruiksregels

Van het bepaalde in lid 4.1 mag ten behoeve van het toestaan van aan-huis-gebonden-bedrijven worden afgeweken, mits:

  1. a. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
  2. b. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m²;
  3. c. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  4. d. uitsluitend bedrijven in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en daarmee naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijven met uitzondering van geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven zijn toegestaan;
  5. e. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengt;
  6. f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. 1. de woonsituatie;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeerssituatie;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 5 Specifieke Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 gelden ter plaatse van het besluitsubvlak 'geen bestemmingsplan van toepassing' de volgende specifieke bouwregels:

5.1 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt;
  2. b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw mag ten hoogste 65 m² bedragen, met dien verstande dat bij de berekening van de oppervlakte niet wordt meegerekend de oppervlakte binnen het bouwvlak, voor zover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw;
  3. c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3,00 meter bedragen met dien verstande dat de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag worden verhoogd tot ten hoogste de hoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw;
  4. d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 2,00 meter minder bedraagt dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

5.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 6 Archeologie

Ter plaatse van het besluitvlak 'Archeologie' gelden de volgende regels.

6.1 Bouwregels

Aanvullend op de bouwregels genoemd in de artikelen 3 en 5 gelden de volgende bouwregels:

  1. a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
  2. b. Indien uit het in lid 6.1 onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  3. c. De verplichting onder a geldt niet voor bouwplannen die betrekking hebben op het vervangen van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte met niet meer dan 100 m² wordt vergroot.

6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Aanvullend op de regels genoemd in de artikelen 3 en 5 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm;
    2. 2. het graven van watergangen;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
    4. 4. het verlagen van het waterpeil.
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien:
    1. 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    2. 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
    3. 3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
      • een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
      • een verplichting tot het doen van opgravingen; of
      • een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg;
    4. 4. indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in sub b, onder 3 wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de vergunning niet verleend.
  3. c. wanneer op grond van deze verordening eveneens een omgevingsvergunning vereist is voor activiteiten als bedoeld onder a gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    1. 1. voor de op grond van deze verordening omgevingsvergunningplichtige activiteiten wordt één omgevingsvergunning afgegeven;
    2. 2. bij de beoordeling van de omgevingsvergunningplichtige activiteiten krijgen archeologische belangen voorrang boven de belangen die het omgevingsvergunningstelsel van deze verordening beoogt te beschermen.
  4. d. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    1. 1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    2. 2. het normale onderhoud betreffen;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    4. 4. op archeologisch onderzoek gericht zijn.

Artikel 7 Beschermd Stadsgezicht

Ter plaatse van het besluitvlak 'Beschermd Stadsgezicht' gelden de volgende regels.

7.1 Bouwregels

Aanvullend op de bouwregels genoemd in de artikelen 3 en 5 geldt de volgende bouwregel:

  • bij vervanging of verbouw van een hoofdgebouw dient rekening te worden gehouden met het behoud, herstel en de uitbouw van de in paragraaf 3.1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht in die zin dat dit tot uitdrukking komt in behoud van de gevelbreedte, de situering in de rooilijn, de kapvorm en het kleur- en materiaalgebruik.

7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 2 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht Gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of de verordening.

Artikel 9 Overgangsrecht Bouwen

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan of de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan of de verordening.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: beheersverordening Assen - Binnenstad.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 De Beheersverordening

Voor de binnenstad van Assen is momenteel een bestemmingsplan in voorbereiding. Het was aanvankelijk de bedoeling om dit plan in het kader van de actualiseringsverplichting vóór 1 juli 2013 vast te stellen. Vanwege recente ontwikkelingen in het plangebied is dit niet haalbaar gebleken. Teneinde ongewenste bouw- en gebruikssituaties in het gebied tegen te gaan is daarom in de zomer van 2013 een voorbereidingsbesluit genomen dat op 4 juli 2014 vervalt. In principe moet op dat moment een ontwerpbestemmingsplan ter inzage liggen die het voorbereidingsbesluit 'vervangt', maar ook dat vanwege een aantal redenen niet meer haalbaar. Het gaat hier met name om de recente ontwikkelingen op het gebied van detailhandel en de relatie die het nieuwe bestemmingsplan zal moeten hebben met de actualisatie van de structuurvisie. Daarnaast vindt de gemeente het wenselijk om in het voorbereidingstraject van het bestemmingsplan tijd te nemen voor participatie van burgers in het proces, door bijvoorbeeld gelegenheid te bieden voor een zorgvuldig inspraakproces. De terinzagelegging van een ontwerpbestemmingsplan als vervanging van het voorbereidingsbesluit zal wederom tijdsdruk opleveren die onwenselijke gevolgen heeft voor de wijze van participatie.

Om vóór 4 juli 2014 toch een nieuwe planologische regeling te hebben, bestaat als alternatief voor een nieuw bestemmingsplan de mogelijkheid een beheersverordening op te stellen. Dit instrument leent zich voor situaties waarbij redelijkerwijs geen ruimtelijke ontwikkelingen voorzien worden. Voor die situaties legt een beheersverordening de ruimtelijke mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplannen vast en blijven ook alle legale situaties toegestaan die van die vigerende plannen afwijken.

Gelet op de uitgangspunten dat:

  1. a. er op korte termijn in het verordeningsgebied geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien;
  2. b. de gemeente kiest voor behoud van de fysieke en functionele structuur van het gebied;
  3. c. de vigerende regelingen afdoende ruimte bieden voor kleinschalige bouw- en gebruiksmogelijkheden op perceelsniveau;

kiest de gemeente Assen voor het instrument 'beheersverordening' voor een groot deel van de binnenstad om aan de actualiseringsplicht uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) te voldoen. De voorbereidingen voor een nieuw bestemmingsplan lopen ondertussen gewoon door.

Een nadere toelichting op het instrument 'beheersverordening' en de keuze hiervoor is opgenomen in paragraaf 5.2. In die paragraaf wordt tevens ingegaan op het type beheersverordening dat voor dit gebied is gekozen.

1.2 Ligging Verordeningsgebied

Een groot deel binnenstad van Assen vormt het verordeningsgebied. In de binnenstad van Assen zijn ruim 20 bestemmingsplannen van kracht, waarvan het merendeel gedateerd is, dat wil zeggen 10 jaar of ouder. Een aantal daarvan zijn vastgesteld vóór 1965 en gelden ingevolge de overgangsregeling van de Invoeringswet Wro niet meer per 1 juli 2013.

De exacte begrenzing van het verordeningsgebied is aangegeven in figuur 1. Een aantal gebieden is niet meegenomen in het verordeningsgebied, omdat hier sprake is van ontwikkelingen en/of de aanwezigheid van een bestemmingsplan dat nog voldoet aan de actualiseringsverplichting (zie paragraaf 1.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.00BHV20149000-C001_0001.png"

Figuur 1: Verordeningsgebied

1.3 Vigerende Plannen

In het verordeningsgebied zijn de volgende plannen van kracht:

Bestemmingsplan Vastgesteld Goedgekeurd
Beschermd Stadsgezicht Assen C.A. 16-03-1989 10-10-1989
De Brink e.o. 22-04-1993 28-09-1993
Centrum-Noord 20-07-2000 23-01-2001
Uitwerkingsplan Centrum-Noord 15-04-2005 01-06-2005
De Citadel 06-02-2007 02-10-2007
Fabriciusstraat 19-10-1999 16-05-2000
Javastraat 15-05-1975 16-03-1976
Komplan Noord 21-01-1972 10-04-1973
Koopmansplein e.o. 20-06-1996 30-09-1996
Molenstraat 21-04-1977 27-06-1978
Poststraat 21-04-1977 27-06-1978
Weiersstraat e.o. 20-07-2006 03-10-2006
Zuidhaege 20-04-1995 27-06-1995
Bestemmingsplan Veemarkterrein 20-07-2006 03-10-2006
Industrieterrein 21-09-1972 (voorschriften herzien bij
besluit van
21-02-1980)
27-11-1973
(voorschriften herzien bij
besluit van
17-04-1981)
Kleinschalig kamperen (facet-bestemmingsplan dat deels betrekking heeft op plangebied bestemmingsplan Industrieterrein 25-10-2007 08-01-2008
Weiersloop 7 12-03-2009 nvt
Uitbreiding warenhuis
Vanderveen
18-11-2010 nvt
Uitbreiding Mercuriuscentrum 08-09-11 nvt

Deze plannen komen, zoals in de Wro is bepaald, bij inwerkingtreding van de beheersverordening te vervallen.

Verder gelden voor een aantal gebieden bestemmingsplannen die zijn vastgesteld vóór 1965. Deze zijn ingevolge de overgangsregeling van de Invoeringswet Wro vervallen per 1 juli 2013. Het gaat hierbij om de volgende plangebieden:

Bestemmingsplangebied Vastgesteld Goedgekeurd
Kloekhorststraat e.o. 16-02-1956 18-07-1956
Komplan 1937 17-09-1939 01-11-1939
Overcingel 15-09-1960 18-09-1961
Partieel Komplan I 21-04-1960 26-05-1961

Voornoemde plannen maken deel uit van het verordeningsgebied.

Voor een aantal gebieden waar zeer recentelijk ontwikkelingen hebben plaatsgevonden dan wel momenteel of binnenkort plaatsvinden zijn recente bestemmingsplannen van kracht. De beheersverordening is derhalve niet van toepassing op deze gebieden. Het gaat concreet om de volgende plannen:

Bestemmingsplan Vastgesteld
Erfgoedkwartier 18-08-2009
Ulohof 14-03-2013
Restaurantboot de Vaart 28-10-2013

In bijlage 1 is een kaart met het overzicht van alle planologische regelingen opgenomen.

Voor het plangebied Havenkwartier wordt te zijner tijd een omgevingsplan voorbereid, waarvan verwacht wordt dat dit traject enige tijd zal gaan kosten Om die reden is dit deel, dat gelegen is in het plangebied van het bestemmingsplan Industrieterrein ook meegenomen.

1.4 Leeswijzer

De toelichting bij de verordening is als volgt opgebouwd:

  • in hoofdstuk 2 zijn de relevante beleidsstukken samengevat en is beoordeeld in hoeverre de uitgangspunten van deze verordening binnen het geldende beleid passen;
  • in hoofdstuk 3 is de bestaande situatie van het verordeningsgebied beschreven en wordt uitleg gegeven over de regeling die bij deze verordening hoort;
  • in hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de relevante sectorale aspecten;
  • hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische regeling van de verordening;
  • hoofdstuk 6 ten slotte bevat een korte beschrijving van de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Algemeen

Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het verordeningsgebied. Op rijks- en provinciaal niveau zijn dit onder andere de "Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte" en de "Omgevingsvisie Drenthe", die verder zijn uitgewerkt in onder andere het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" . Deze beleidsnota's geven geen specifieke uitgangspunten voor het verordeningsgebied, omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen sprake is van nieuwe, ruimtelijk relevante ontwikkelingen.

Wel is relevant de provinciale "Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid" die Provinciale Staten van Drenthe op 9 maart 2011 hebben vastgesteld. De verordening is gericht tot de gemeenten en bevat voorschriften waar ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, aan dienen te voldoen. Onder andere de regels voor het Nationaal Landschap Drentsche Aa zijn hierin vastgelegd, maar ook het toepassen van de SER-ladder en (duurzaam) gebruik van de ondergrond. In deze verordening is het veilig stellen van de kernkwaliteiten cultuurhistorie, archeologie en aardkundige waarden (de mate waarvan in een concrete situatie sprake is van cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden) een belangrijk uitgangspunt. Met de 'kernkwaliteiten' archeologie en cultuurhistorie dient in een beheersverordeningsgebied rekening te worden gehouden. In de paragrafen 2.3 en 4.8 wordt aangegeven op welke wijze met deze kernkwaliteiten is omgegaan in de voorliggende beheersverordening.

Op regionaal en gemeentelijk niveau zijn de volgende beleidsdocumenten van belang:

  • de "Regiovisie Groningen-Assen 2030";
  • de "Structuurvisie Assen 2030";
  • de "Ontwikkelingsvisie Binnenstad";
  • de "Structuurvisie Binnenstad";
  • de "Visie Aantrekkelijke Binnenstad";
  • de "Structuurvisie FlorijnAs";
  • het "Woonplan 2010-2030";
  • het "Gemeentelijk Verkeer en Vervoersplan";
  • het "Waterplan Gemeente Assen: Assen Koerst op Helder Water";
  • de "Nota Bodembeheer gemeente Assen";
  • de "Welstands- en reclamenota Assen";
  • de "Beleidsvisie externe veiligheid';
  • de "Archeologische beleidsadvieskaart en beleidsregels".

Omdat de beheersverordening de bestaande (planologische) situatie vastlegt, zijn de meeste beleidsregels die hiervoor zijn genoemd niet relevant. Voor die regionale en gemeentelijke beleidsnota's geven voor het verordeningsgebied dan ook geen ontwikkelingen aan die voor de beheersverordening relevant zijn. Wanneer wel sprake is van ontwikkelingen of ontwikkelingsmogelijkheden, zijn deze buiten het verordeningsgebied gehouden.

Een uitzondering is het beleid ten aanzien van externe veiligheid en archeologie, omdat met deze omgevingsaspecten in een beheersverordeningsgebied rekening moet worden gehouden. In de navolgende paragrafen wordt nader op dit beleid ingegaan.

2.2 Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Assen

Om ervoor te zorgen dat geen onnodige of onacceptabele veiligheidsrisico's worden gelopen, is het wenselijk om sturing te geven aan bouw- en gebruiksmogelijkheden voor (beperkt) kwetsbare objecten binnen bestaande risicocontouren. Assen kiest voor gebiedsgerichte ambitieniveaus. Voor woonwijken kiest Assen voor een maximaal veiligheidsniveau. Op bedrijventerreinen kiest Assen voor een grotere flexibiliteit om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken. In de navolgende tabel zijn de ambitieniveaus per type gebied weergegeven. Op de figuur bij de tabel zijn de gebiedstypen verbeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.00BHV20149000-C001_0002.png"

Ambitieniveaus per gebiedstype (Bron: Beleidsvisie externe veiligheid)

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.00BHV20149000-C001_0003.png"

Figuur 2: Overzicht gebiedstypen (Bron: Beleidsvisie externe veiligheid)

Uit het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid volgt dat bestaande Bevi-inrichtingen bij nieuwe of te herziene planologische regelingen (indien gewenst) positief worden bestemd en dat nieuwe risicobedrijven worden uitgesloten. Bij het opstellen daarvan zal de sturingsfilosofie uit de Beleidsvisie Externe Veiligheid tot uiting moeten komen. De vestiging van nieuwe kwetsbare objecten binnen risicocontouren in het gebied moet worden uitgesloten. Dit uitgangspunt is gehanteerd voor de beheersverordening. In de paragraaf externe veiligheid vindt nadere toetsing in verband met de haalbaarheid ten aanzien van dit aspect plaats.

2.3 Archeologiebeleid

De gemeente Assen heeft op 23 maart 2012 het gemeentelijk archeologiebeleid (archeologische beleidsadvieskaart en beleidsregels) vastgesteld.

Op basis van de archeologische verwachtingskaart, de geïnventariseerde vindplaatsen, het overzicht van alle (archeologisch) onderzochte terreinen en de beleidsrichtlijnen van de provincie Drenthe voor de terreinen die als "provinciaal belang archeologie" zijn aangemerkt, is de daarvan deel uitmakende beleidsadvieskaart opgesteld. Op de beleidsadvieskaart zijn de beleidskeuzes van de gemeente Assen weergegeven. Alle elementen hebben een eigen kleurcode gekregen. In de legenda van de kaart zijn hieraan archeologische adviezen gekoppeld. De kaart is dus het instrument om in het geval van ruimtelijke ingrepen te bekijken of archeologisch onderzoek dient plaats te vinden voordat een vergunning kan worden afgegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.00BHV20149000-C001_0004.png"

Figuur 3: Archeologische beleidsadvieskaart 2012

Het is van belang dat dit beleid wordt vertaald in de beheersverordening, hoewel deze beheersverordening niet in ruimtelijke ontwikkelingen voorziet. In paragraaf 4.8 wordt één en ander uiteengezet.

Hoofdstuk 3 Beschrijving Bestaande Situatie

3.1 Huidige Ruimtelijke Structuur

De ruimtelijke structuur wordt bepaald door de verschillende ontwikkelingsstadia die de stad Assen heeft doorgemaakt. Zo is in de singels nog de oorspronkelijke begrenzing van het kloosterterrein te herkennen. In de binnenstad zijn globaal de deelgebieden uit de onderstaande figuur te onderscheiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.00BHV20149000-C001_0005.png"

Deelgebieden Assen Binnenstad

Binnen de singels

Het oudste deel van de Asser binnenstad is gelegen binnen de singels. Dit deelgebied wordt nog grotendeels gekarakteriseerd door het middeleeuwse stratenpatroon. De straten zijn over het algemeen vrij nauw en de bebouwing vormt op veel plaatsen een gesloten wand. Het oostelijke en zuidelijke deel van dit gebied wordt het Erfgoed Kwartier genoemd. Dit gebied huist naast het gerechtsgebouw culturele instellingen als het Drents museum en het Drents archief. Het merendeel van de bebouwing hier is van voor 1850 en bezit grote cultuurhistorische waarde. Van groot belang voor de uitstraling van het gebied zijn de groene ruimtes zoals de Brink en de Gouverneurstuin.

Het noordwestelijk deel van het gebied maakt deel uit van het kernwinkelgebied dat doorloopt aan de noordzijde van het centrum. In dit gedeelte, waartoe de Marktstraat, de Kruisstraat en de Kerkstraat behoren, komt ook bebouwing van recentere datum voor (na 1960).

Singels en Collardslaan

De oorspronkelijke singels zijn in de 18de en 19de eeuw aangelegd als een 'wandeling' langs de grachten. Na het dempen van de grachten aan het begin van de 20ste eeuw is de meeste laanbeplanting in de loop van de tijd verdwenen. Tegenwoordig hebben de singels een belangrijke functie in de verkeersstructuur van de stad. De singels grenzen aan alle hier beschreven deelgebieden en vormen daardoor een mix van functies en bebouwingsvormen. Langs de singels komen naast herenhuizen en kerken met een historische uitstraling, tevens nieuwe gebouwen van onder andere overheidsinstellingen voor. De Gedempte Singel maakt deel uit van het kernwinkelgebied aan de noordzijde van de binnenstad.

Rond de Vaart en de dr. Nassaulaan

In de loop van de 19de eeuw, in de periode dat Assen als stad een belangrijkere functie als bestuurscentrum kreeg, werden in dit deel van de stad, langs brede lanen, huizen gebouwd voor de gegoede burgerij. De dr. Nassaulaan / Hoofdlaan vormt daarbij een rechtstreekse verbinding met het Asserbos. Door de aanleg van grote tuinen en laanbeplanting is het gebied groen van uitstraling. De tuinen zijn later voor een deel bebouwd met woningen.

Ook langs de Vaart - die lange tijd een belangrijke regionale verbinding heeft gevormd - staan vele herenhuizen uit de bovengenoemde periode. Daarnaast komt er bebouwing voor die is te relateren aan de oorspronkelijke functie van de Vaart, zoals pakhuizen. Achter de percelen aan de Vaart Noordzijde zijn de overblijfselen van de diepe tuinen, deels in de vorm van publiek groen, nog aanwezig.

Rond de Overcingel

Tot het begin van de 19de eeuw was dit deelgebied nog grotendeels in gebruik als agrarische grond.

Ontwikkeling in dit deel van de stad is tot stand gekomen na de aanleg van het landgoed Overcingel (1778). In 1870 werd het treinstation gerealiseerd en kwam onder andere de Stationsstraat en het gebied rond de Prins Hendrikstraat (Oranjebuurt) tot ontwikkeling. Het grootste deel van de bebouwing bestaat uit vrijstaande woningen uit de periode 1880-1930. Later is de bebouwing in de Javastraat gesaneerd. Als gevolg van de ontwikkeling van het verkeer is het oorspronkelijke straatprofiel op veel plekken niet meer aanwezig. In de omgeving van het station zijn verschillende kantoorgebouwen gerealiseerd.

Rond de Groningerstraat en het Forum

Langs de oorspronkelijke uitvalswegen, de Rolderstraat en de Groningerstraat, is vanaf halverwege de 19de eeuw lintbebouwing gerealiseerd. Hier komt van oorsprong een menging van functies voor. In de straatjes daaromheen is vanaf 1880 sociale woningbouw gerealiseerd. Een groot deel van deze woningen zijn in de jaren '70 gesaneerd en vervangen door grootwinkelbedrijven en parkeerplaatsen. In de jaren '90 is het gebied rondom het Koopmansplein opnieuw ingericht en zijn het Forum en de Weierspoort gerealiseerd. Het gemeentehuis van Assen is tevens in dit gebied gehuisvest.

Beschermd stadsgezicht

In 1974 zijn delen van de binnenstad van Assen aangewezen als Beschermd Stadsgezicht. Deze aanwijzing had betrekking op de deelgebieden 'Markt' en 'Brinkstraat' Het Beschermd Stadsgezicht is daarna drie keer uitgebreid. De grootste uitbreiding betrof de aanwijzing in 1989, waarmee het Asserbos en de een deel van de Vaart ook werden aangewezen. Als gevolg hiervan was de beschermende regeling niet alleen van toepassing op specifieke deelgebieden, maar ook verbindende elementen en groene ruimtes die de ruimtelijke structuur van Assen kenmerken.

In de aanwijzingsbesluiten worden onder andere de volgende elementen benoemd als beschermenswaardig:

  1. 1. cultuurhistorische waarden. De aanvang van Assen als kloosternederzetting is nog steeds herkenbaar doordat de oorspronkelijke begrenzing van het kloosterterrein zichtbaar is door de singels;
  2. 2. historisch-ruimtelijke/stedenbouwkundige waarden. De monumentale gebouwen aan de oostzijde van de Brink geven uitdrukking aan de transformatie van Assen als bestuurscentrum. De lineaire structuren van de Vaart en de as Torenlaan-Hoofdstraat zijn uniek te noemen. De bebouwing langs de as Torenlaan-Hoofdlaan wordt gekenmerkt door de functie van woonplaats voor welgestelde burgers. De afwisseling met royale groenvoorzieningen en in redelijk gave staat verkerende bebouwing geeft dit gebied een hoogwaardige stedenbouwkundige kwaliteit;
  3. 3. situationele waarden. Op een aantal plaatsen is sprake van een hoogwaardige kwaliteit van de bebouwing in relatie tot de omgeving. Deze samenhang wordt de situationele waarden of ensemblewaarde genoemd. Het betreft onder andere de bebouwing rond de Brink, aan de Singels, Kerkplein en de Beilerstraat. Een ander goed voorbeeld is de relatie tussen de bebouwing aan de Torenlaan-Hoofdlaan en het Asser Bos;
  4. 4. groene ruimten. Naast het Asserbos omvat het gebied landgoed Overcingel, de Brink, de Gouverneurstuin, en de Hertenkamp. Deze groene ruimten hebben voor een belangrijk deel bijgedragen aan de uitstraling van Assen als 'stad in het groen'.

In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de beschermende regeling die van toepassing is op het Beschermd Stadsgezicht.

Waardevolle gebieden

Buiten het Beschermd Stadsgezicht komt nog een aantal gebieden voor die om cultuurhistorische redenen beschermwaardig worden geacht. Het betreft de Emmastraat en het noordelijk deel van de oude binnenstad; Kerkstraat, Kruisstraat en omgeving. Zodoende is ervoor gekozen de beschermende regeling ook naar deze gebieden uit te breiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.00BHV20149000-C001_0006.png"

Figuur 4: Begrenzing Beschermd Stadsgezicht en waardevolle gebieden

Bebouwingsstructuur

De binnenstad van Assen wordt gekenmerkt door een relatief lage bebouwing. De meeste historische bebouwing heeft 1 of 2 bouwlagen. Een aantal kantoorpanden in de Stationsstraat en winkelcomplexen in het centrum heeft meer dan vier verdiepingen.

De kenmerken van de bebouwing zijn voornamelijk afhankelijk van functie en de periode waarin deze is gerealiseerd. Met name in het deel van het plangebied dat binnen het Beschermd Stadsgezicht valt, komen rijks-, provinciale en gemeentelijke monumenten voor.

Groenstructuur

Eerder is reeds aangehaald dat het in het plangebied aanwezige groen van groot belang is voor de uitstraling van het gebied. Naast de centraal gelegen Brink komen in het plangebied grote afgebakende groene ruimtes voor zoals het landgoed Overcingel en de Gouverneurstuin. Daarnaast wordt een aantal straten, met name in het oudere deel van de binnenstad, gekarakteriseerd door laanbeplanting. Bijvoorbeeld langs de as Torenlaan-Hoofdlaan. In dit deel van de binnenstad komt overigens ook veel particulier groen voor. Ten slotte komen op verschillende plekken in het centrum ook solitaire bomen voor, waarvan een aantal is aan te merken als monumentaal of karakteristiek. De bomen hebben op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) een beschermde status.

In het noordelijke deel van de binnenstad en langs de straten die in de loop van de tijd voornamelijk een verkeersfunctie hebben gekregen heeft de groenstructuur beduidend minder kwaliteit. In de groenstructuurvisie is op een aantal routes een versterking van de groenstructuur voorzien. Deze ontwikkelingen vallen in principe buiten de reikwijdte van de onderhavige beheersverordening.

Waterstructuur

In de waterstructuur spelen het Kanaal en de Vaart een belangrijke rol. Van de oorspronkelijke singels rond de binnenstad, maakt nog slechts een deel van de Zuidersingel deel uit van het oppervlaktewatersysteem.

De beleefbaarheid en het zichtbaar maken van waterstromen maakt een steeds belangrijker deel uit van het waterbeleid. In dit kader is de Vaart een aantal jaren geleden bevaarbaar gemaakt en speelt deze waterverbinding in toenemende mate een rol in de recreatievaart.

Voor het bevaarbaar maken van het Kanaal zijn plannen in uitvoering .

3.2 Huidige Functionele Structuur

3.2.1 Bedrijvigheid

Detailhandel

Belangrijkste vorm van bedrijvigheid in de binnenstad is detailhandel. De binnenstad van Assen heeft qua winkelvoorzieningen een bovenregionale functie.

Het noordelijke deel van de binnenstad van Assen kan worden aangemerkt als kernwinkelgebied. Dit is voor een groot deel voetgangersgebied en geschikt voor recreatief winkelen. Aan de randen van het kernwinkelgebied kunnen winkellocaties worden aangemerkt als 'boodschappencluster', 'doelgericht zoekmilieu' of 'recreatief snuffelmilieu' (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.00BHV20149000-C001_0007.png"

Figuur 5: Ontwikkelingsvisie detailhandel

Horeca

In de binnenstad komen verschillende soorten horeca voor. Het gaat om hotels, restaurants, cafés, discotheken of kleinschalige eetgelegenheden zoals lunchrooms en snackbars. Op een aantal plaatsen in het centrum komt een concentratie van horecavoorzieningen voor. Dit is het geval in de omgeving van de Brink, de Brinkstraat en de Kerkstraat. In deze gebieden gaat het met name om horecavoorzieningen die op dat specifieke gebied zijn toegesneden. In de Kerkstraat is een concentratie van restaurants voorzien. Aan de Brink en in de Brinkstraat gaat het om verschillende vormen van horeca.

Kantoren

In de omgeving van het treinstation is in de huidige situatie een clustering van kantoorvoorzieningen aanwezig. Deze concentratie van kantoorvoorzieningen zal in de toekomst verder worden versterkt door herontwikkeling van het stationsgebied, welk gebied geen deel uitmaakt van het verordeningsgebied.

In het centrumgebied zijn op een kleinere schaal kantoorfuncties aanwezig.

In de woongebieden worden verschillende aan huis-verbonden-beroepen uitgeoefend, zoals een advocatenkantoor of dokterspraktijk.

Overige bedrijven

Binnen het plangebied komen geen grootschalige of milieuhinderlijke bedrijfsactiviteiten voor.

3.2.2 Wonen

Centrumgebied

In de binnenstad komen naast alle andere functies ook woningen voor. In het kernwinkelgebied of centrumgebied komen ook woningen boven winkels voor.

Woongebieden

Naast het centrumgebied en de aanloopstraten daar naartoe, is er in het plangebied een aantal deelgebieden aanwezig die voornamelijk als woongebied kunnen worden aangemerkt. Het betreft onder andere de Nassaulaan met voornamelijk vrijstaande woningen. Daarnaast kunnen ook de Oranjebuurt en het gebied ten noorden van de Vaart worden onderscheiden.

In deze gebieden staat een rustige woonomgeving centraal. Er komen naast woningen ook deels andere functies voor. Het betreft hier voornamelijk maatschappelijke functies, detailhandel met een wijkgerichte functie. Aan-huis-verbonden beroepen zoals kleinschalige kantoren of praktijken worden wel ondersteund.

3.2.3 Maatschappelijke voorzieningen

Onderwijs

Verspreid door het plangebied komt een aantal onderwijsvoorzieningen voor. Het betreft voornamelijk basisscholen.

Zorg

Binnen het plangebied komen geen grootschalige zorgvoorzieningen voor. Er is voornamelijk eerstelijns zorg aanwezig. Verspreid over het plangebied komen huisartsenpraktijken voor. Aan de Burg. Agterstraat en de Jan Fabriciusstraat is een verpleeghuis gevestigd.

Overheid

Als provinciaal bestuurscentrum is in Assen een aantal overheidsinstellingen gevestigd. Naast het gemeentehuis is midden in de binnenstad ook het gerechtshof gevestigd. Het gerechtshof is gelegen in het zogenaamde Erfgoed Kwartier en draagt in belangrijke mate bij aan de uitstraling van dit deelgebied. Ook het Drents Archief valt in deze categorie van voorzieningen. Deze voorzieningen zijn overigens gelegen in het Erfgoed Kwartier waarvoor in 2010 een bestemmingsplan is vastgesteld en maken geen deel uit van het verordeningsgebied.

3.2.4 Cultuur en recreatie

Als provinciehoofdstad heeft Assen ook het één en ander te bieden op cultureel gebied. Van groot belang op dit gebied is de ontwikkeling van het Cultureel Kwartier aan de westzijde van de binnenstad. Het Drents museum dat is gevestigd in het zogenaamde Erfgoed Kwartier is een belangrijke trekker op dit gebied. Daarnaast heeft het ICO centrum voor Kunst & Cultuur een belangrijke regionale functie. In dit centrum worden cursussen op het gebied van onder andere muziek, dans en theater gegeven. Het werkgebied van dit centrum omvat de gemeenten Aa en Hunze, Assen, Midden-Drenthe, Noordenveld en Tynaarlo. De meeste van deze voorzieningen zijn overigens gelegen in het Erfgoed Kwartier waarvoor in 2010 een bestemmingsplan is vastgesteld. Deze voorzieningen vallen derhalve voor het merendeel niet in het verordeningsgebied.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het verordeningsgebied voorkomende relevante omgevingsaspecten. Omdat deze beheersverordening enkel de bestaande planologische situatie voortzet (zie paragraaf 5.2), is de onderzoeksopgave van beperkte omvang. Om die reden is de afweging per aspect beknopt weergegeven.

4.2 Milieuzonering

Ten behoeve van de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem "Bedrijven en milieuzonering" ontwikkeld, in de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtlijnafstanden.

Deze beheersverordening legt de bestaande situatie vast. De bestaande milieuhygiënische situatie is en blijft gehandhaafd en planologisch kan er in principe geen verslechtering van de milieusituatie optreden. De meeste bedrijven en instellingen vallen onder het Activiteitenbesluit.

Eventuele omgevingsvergunningen voor milieu van de bedrijven en voorzieningen zijn afgestemd op de aanwezigheid van de woningen in het verordeningsgebied, waarmee ze in het verordeningsgebied op de huidige locaties kunnen blijven functioneren. Naast de bestaande bedrijven zijn ook andere bedrijven uit de in de bestemmingsplannen toegelaten maximale milieucategorie toegestaan.

In het onderhavige plangebied is grotendeels sprake van een gemengd gebied, waardoor een kleinere richtafstand tussen milieuhinderlijke en milieugevoelige functies acceptabel kan worden geacht. De meeste detailhandelsfuncties, maatschappelijke voorzieningen, horecafuncties en culturele instellingen worden direct naast, op of onder woningen toelaatbaar geacht. Daarmee levert de menging van deze functies met woningen, wat voor een deel van het plangebied wenselijk is, geen onaanvaardbare milieuhinder op.

Vanuit milieuzonering gelden er geen belemmeringen voor het verordeningsgebied.

4.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie.

Wegverkeerslawaai

In de Wgh is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn onder andere wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Voor de zoneplichtige wegen in de binnenstad (dus met een maximumsnelheid van 50 km/uur of meer) biedt de beheersverordening een regeling dat een geluidsgevoelig gebouw niet dichter naar een zoneplichtige weg kan worden gebouwd.

Het aantal geluidgevoelige objecten binnen de wettelijke geluidzones rond deze wegen mag ook niet toenemen. Deze zones vallen deels in het verordeningsgebied. De planologische mogelijkheden voor geluidsgevoelige objecten die de beheersverordening biedt, is gebaseerd op de bestaande situatie, waardoor er geen nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder kunnen ontstaan.

Voor wat betreft de gebieden in de beheersverordening waar de bestemmingsplannen niet worden overgenomen, geldt de bestaande situatie. Nieuwbouw van nieuwe geluidsgevoelige objecten is hier niet aan de orde.

Railverkeerlawaai

Aan de oostzijde van het plangebied ligt het spoortraject tussen Zwolle en Groningen. Op grond van het Besluit geluidhinder spoorwegen is op deze spoorweg een geluidszone van 500 m aan weerszijden van het spoor van toepassing. Deze geluidszone reikt over een groot deel van het plangebied. De planologische mogelijkheden voor geluidsgevoelige objecten die de beheersverordening biedt, is gebaseerd op bestaande rechten, waardoor er geen nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder kunnen ontstaan.

Voor wat betreft de gebieden in de beheersverordening waar de bestemmingsplannen niet worden overgenomen, geldt de bestaande situatie. Nieuwbouw van nieuwe geluidsgevoelige objecten is hier niet aan de orde.

Industrielawaai

Verder is de geluidzone van het Stadsbedrijvenpark van belang. Deze zone geeft de grens aan, waarbinnen woningen en andere geluidgevoelige gebouwen geen hogere geluidbelasting dan 50 dB(A) vanwege het genoemde bedrijventerrein mogen ondervinden.

Deze zone is bij besluit van 9 september 2012 in het bestemmingsplan Wijziging Geluidzone Stadsbedrijvenpark vastgelegd en valt buiten het verordeningsgebied.

Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat geluid geen belemmering is voor het verordeningsgebied.

4.4 Externe Veiligheid

Inleiding

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen moeten tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt. Hiervoor zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regels gesteld. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.

Bij de beoordeling van externe veiligheid in relatie tot de ruimtelijke ordening worden twee soorten risico's onderscheiden; plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt als een kans per jaar en wordt verbeeld in een vaste norm (PR 10-6). Bij het groepsrisico gaat het om de cumulatieve kansen per jaar dat een aantal personen overlijdt als gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting of een transportas, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor het groepsrisico bestaat geen wettelijke norm waaraan getoetst wordt. In plaats daarvan wordt getoetst aan de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen moet onderzocht worden of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds vanwege het plaatsgebonden risico. Tevens moet onderzocht worden of (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen liggen, en zo ja, wat dan de bijdrage is aan het groepsrisico.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

Binnen het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen. In de directe omgeving van het plangebied komt een aantal inrichtingen voor waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of verwerkt. Het betreft de volgende inrichtingen:

  1. 1. een gasontvangststation aan de Witterstraat. Noch de PR 10-6-contour of het GR-invloedsgebied reiken tot het plangebied;
  2. 2. Swedish Match b.v. Bij dit bedrijf is een ondergrondse propaantank aanwezig. Op de tank is een PR 10-6-contour van 45 m van toepassing (ten opzichte van het vulpunt). Van een relevant GR-invloedsgebied is geen sprake.

Gelet op bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er geen risicovolle inrichtingen in de buurt van het plangebied zijn gelegen, die belemmeringen voor het plangebied veroorzaken.

Volledigheidshalve dient te worden opgemerkt dat niet alle geldende plannen risicovolle inrichtingen ingevolge het Bevi expliciet uitsluiten. Hetzelfde geldt voor vuurwerkbedrijven ingevolge het Vuurwerkbesluit. Teneinde nieuwvestiging hiervan tegen te gaan is een regeling opgenomen in deze beheersverordening dat alleen de bestaande risicovolle inrichtingen aanwezig mogen zijn.

Externe veiligheid is derhalve geen belemmering voor het verordeningsgebied.

4.5 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is een deel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder andere geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of als een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt.

Assen heeft een eigen milieuverkeerskaart. Uit het model blijkt dat nergens in Assen overschrijding van de grenswaarden optreedt. Met deze beheersverordening worden geen grootschalige ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt. Zodoende worden de bovengenoemde drempelwaarden uit het Besluit 'niet in betekenende mate' niet overschreden en is toetsing aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer niet aan de orde. Overigens zijn in de omgeving van het plangebied geen overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit bekend.

4.6 Bodem

Met betrekking tot de bodem wordt aangegeven dat in het verordeningsgebied geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is. Vanuit het omgevingsaspect bodem zijn er dan ook geen belemmeringen voor het verordeningsgebied.

4.7 Water

De voorliggende beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die gevolgen kunnen hebben voor de waterhuishouding binnen het plangebied en de omgeving daarvan. Vanuit het omgevingsaspect water zijn er dan ook geen belemmeringen voor het verordeningsgebied.

Een deel van het plangebied is gelegen in een verbodszone voor diepe boringen. Dit gebied hangt samen met de waterwinningslocatie aan de oostzijde van Assen. In het gebied mogen geen boringen dieper dan 15 m worden uitgevoerd. Met de voorliggende beheersverordening worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor dergelijke boringen noodzakelijk zijn. Vanuit de grondwaterbescherming zijn er dan ook geen belemmeringen.

4.8 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van de Wamz is, wanneer de bodem wordt verstoord, dat de archeologische resten intact moeten blijven.

Uit de vastgestelde archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente (zie paragraaf 2.3) blijk dat de kern van de binnenstad als historische kern (oranje vlakken met arcering) wordt aangemerkt. Buiten deze kern geldt een bufferzone (blauw) en de paarse zone die de omvang van de historische kern in 1832 aanduidt en de paarse zones daarbuiten die de historische boerderijlocaties weergeven. In deze gebieden zijn verstoringen groter dan 100 m² onderzoeksplichtig.

Het verordeningsgebied maakt weliswaar geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk, maar ontwikkelingen op perceelsniveau (herbouw, erfbebouwing e.d.) sluiten een ontwikkeling welke een grotere oppervlakte dan 100 m² beslaat mogelijk niet uit.

Het overige deel van het verordeningsgebied betreft gebieden met een hoge of middelhoge verwachtingswaarde. Wanneer de ontwikkelingen groter zijn dan 1.000 m2 is, is hier archeologisch onderzoek nodig. Deze ontwikkelingen zijn in de beheersverordening niet toegestaan.

Op grond van het vorenstaande zal een beschermende regeling voor archeologische waarden worden toegepast, waarbij bouw- of aanlegwerkzaamheden groter dan 100 m2 zijn gekoppeld aan een onderzoeksplicht. In de rest van het plangebied is een archeologisch onderzoek pas verplicht bij een bodemverstoring met een oppervlakte groter dan 1.000 m2. Dergelijke ontwikkelingen worden in het verordeningsgebied niet mogelijk gemaakt met als gevolg dat hier geen regeling voor is opgenomen.

Cultuurhistorie

Zoals in paragraaf 3.1 al is aangegeven zijn grote delen van de binnenstad van Assen aangewezen als Beschermd Stadsgezicht. Bij ontwikkelingen in deze gebieden is - voor verlening van een omgevingsvergunning - een toetsing ingevolge de Monumentenwet 1988 van toepassing. De delen die hierop betrekking hebben, hebben een beschermde regeling in de geldende plannen die in de onderhavige beheersverordening is overgenomen.

Voor de gebieden binnen het verordeningsgebied waarvoor de huidige bestemmingsplanregeling niet is overgenomen is de bestaande situatie uitgangspunt voor de regeling. Dit houdt in dat er in deze gebieden geen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden die een onevenredige afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht.

Wel kan herbouw of verbouw van bestaande (hoofd)gebouwen consequenties hebben voor de aanwezige cultuurhistorische en ruimtelijke waarden. Om die reden zijn ter bescherming hiervan voor herbouw of uitbreiding van (hoofd)gebouwen aanvullende bouwregels opgenomen (artikel 7, lid 7.1).

Hetzelfde geldt voor de openbare ruimte die behouden moet blijven. Ten behoeve van de bescherming daarvan is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden (artikel 7, lid 7.2).

4.9 Ecologie

Het verordeningsgebied is getoetst aan de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het verordeningsgebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van de Ecologische HoofdStructuur (EHS) valt. Wel maakt het Asserbos aan de zuidwestzijde van het plangebied, deel uit van de EHS.

Dit betekent dat wanneer er ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt in de omgeving van het Asserbos, moet worden onderzocht of deze ontwikkelingen negatieve gevolgen hebben voor de natuurwaarden binnen het Asserbos. In het voorliggende verordeningsgebied worden geen ontwikkelingen voorgestaan die consequenties zouden kunnen hebben voor het Asserbos. Zodoende heeft het beleid ten aanzien van de EHS geen gevolgen voor de vaststelling van de beheersverordening.

Voor wat betreft de soortenbescherming kan worden gesteld dat de beheersverordening de bestaande situatie in principe vastlegt. Er worden geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen toegestaan. Wel dient rekening te worden gehouden dat voorafgaand aan sloop van verouderde bebouwing mogelijk ecologisch onderzoek aan de orde is. Dit loopt dan via het omgevingsvergunningentraject. Aangaande de soortenbescherming zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de keuze voor het instrument beheersverordening uiteengezet en een uitleg gegeven over de planologische regeling.

5.2 Keuze Voor Beheersverordening

De Wro biedt gemeenten de mogelijkheid om in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening voor een gebied vast te stellen. Een beheersverordening vormt, net als het bestemmingsplan, het kader waaraan onder andere bouwaanvragen worden getoetst en op basis waarvan de gemeente handhavend kan optreden op het moment dat in strijd met bepalingen uit de verordening wordt gehandeld (denk aan illegale gebruiksvormen of illegale bebouwing).

Een beheersverordening betreft een regeling voor het beheer van het gebied overeenkomstig het bestaande gebruik. Een beheersverordening is juridisch vergelijkbaar met een bestemmingsplan met een consoliderende inhoud. Onder beheerregeling kan zowel een regeling voor de daadwerkelijk aanwezige situatie worden (gebruik in enge zin) verstaan, als een regeling voor bestaande planologische ruimte (gebruik in ruime zin).

Voor het verordeningsgebied geldt dat er momenteel een bestemmingsplan in voorbereiding is. De procedure hiervan is echter nog niet afgerond op het moment dat de actualiseringsplicht aan de orde is. De gemeente is namelijk gehouden aan de zogenoemde actualiseringsplicht op grond van artikel 3.1 Wro. Deze actualiseringsplicht betekent dat de gemeente ervoor dient te zorgen dat het hele grondgebied is voorzien van actuele bestemmingsplannen of beheersverordeningen, dat wil zeggen niet langer dan 10 jaar geleden vastgesteld. Voor het verordeningsgebied geldt dat er vóór 4 juli 2014 sprake dient te zijn van een nieuw vastgesteld bestemmingsplan of beheersverordening.

Zoals eerder naar voren is gekomen, is de gemeente bezig met de voorbereiding voor een nieuw bestemmingsplan voor de gehele binnenstad. Omdat de gemeente de voorbereiding van het bestemmingsplan niet onnodig wil forceren en zorgvuldig wenst uit te voeren, is er voor gekozen om vooruitlopend op het bestemmingsplan een beheersverordening vast te stellen. Deze beheersverordening heeft tot doel de bestaande situatie te beheren.

Er wordt wel belang gehecht aan het uiteindelijk vaststellen van een bestemmingsplan. De actualisering hiervan is inmiddels in gang gezet. Bovendien worden in de bestemmingsplannen de geldende planologische en eventueel nieuwe ontwikkelingen (zoals herinrichtingsplannen en centrumontwikkeling) meegenomen, daar waar dit in deze beheersverordening niet mogelijk is.

Er is, gelet op het vorenstaande, geen sprake van een gebied waar sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen in de periode vanaf 4 juli 2014 tot aan de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan. Indien er zich onverhoopt ontwikkelingen voordoen, kan voor de betreffende ontwikkeling een andere planologische maatregel worden genomen, zoals het opstellen van een 'postzegel'-bestemmingsplan of een afwijkingsprocedure ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Gelet op de typering van het verordeningsgebied, de beleidsuitgangspunten voor dit gebied, de verwachte ontwikkelingen en de daarmee samenhangende mogelijkheden die voor dit gebied blijven bestaan, is er sprake van beheer van de bestaande situatie voor de looptijd van deze verordening. De beheersverordening is om die reden een geschikt instrument voor dit gebied.

De regeling van de geldende bestemmingsplannen biedt nog voldoende mogelijkheden in de huidige situatie. Er is daarom voor gekozen uit te gaan van de huidige planologische mogelijkheden. Binnen de huidige regeling worden geen ongewenste ontwikkelingen en mogelijkheden geboden, waardoor de huidige bestemmingsplannen de basis vormen voor deze verordening.

In de gebieden waar de bestemmingsplannen daterend zijn van vóór 1965 regelt de beheersverordening in principe de feitelijk bestaande situatie. Voor deze gebieden zijn specifieke besluitsubvlakken opgenomen. Naast het bestaande gebruik is gelet op het dynamisch karakter van de binnenstad aanvullend gebruik mogelijk. Het gaat bijvoorbeeld om het vestigen van andere (vergelijkbare) winkels, bedrijven en instellingen op de locaties van bestaande winkels, bedrijven en instellingen. Bij deze veranderingen is er geen sprake van ruimtelijke ontwikkelingen.

Uiteindelijk zal een nieuw bestemmingsplan de werking van de beheersverordening overnemen.

5.3 Hoe Werkt De Verordening

De beheersverordening moet digitaal worden gemaakt volgens de Praktijkrichtlijn Gebiedsgerichte Besluiten. De verordening wordt door de gebruiker daarom via een digitaal platform (meestal de website RO-online, www.ruimtelijkeplannen.nl) benaderd. Digitaal gezien zijn er verschillende vlakken zichtbaar, namelijk het besluitgebied, de besluitvlakken en (eventueel) de besluitsubvlakken. Hierna volgt een korte omschrijving van wat deze vlakken regelen:

  • Besluitgebied. Het besluitgebied is het gebied waarvoor de beheersverordening van toepassing is. De regelingen die niet specifiek gekoppeld zijn aan een besluitvlak of een besluitsubvlak zijn altijd van toepassing op het hele besluitgebied. De regels zijn gericht op het behouden van de bestaande situatie.
  • Besluitvlak. Op het hele besluitgebied, of een bepaald deel daarvan, kan een besluitvlak zijn gelegd. Deze regels zijn (digitaal) direct gekoppeld aan het besluitvlak. Er is hier sprake van het besluitvlak voor de archeologische waarden.
  • Besluitsubvlak. Binnen het besluitgebied is in deze verordening sprake van meerdere besluitsubvlakken. De besluitsubvlakken zijn bedoeld om een koppeling te leggen met de bestemmingsplannen die uitgangspunt zijn voor de regeling in de beheerverordening.
  • Overige. Naast de regelingen zoals hiervoor omschreven is ook sprake van afwijkingsregels waarmee in bijzondere gevallen van de bestaande regeling kan worden afgeweken.

5.4 Uitleg Van De Regeling

5.4.1 Inleiding

De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • beheer van de bestaande legale situatie (gebruik en bouwen);
  • (in principe) het behoud van de planologische ruimte zoals deze in de geldende plannen is opgenomen en de in de tussentijd verleende vrijstellingen/afwijkingen.

Zowel het behoud van de bestaande situatie als het behoud van de planologische ruimte vormen de onderlegger voor de beheersverordening. Daartoe is de regeling uit de geldende bestemmingsplannen in deze verordening overgenomen. Daar waar dit ingevolge de wetgeving niet meer mag (plannen van vóór 1965) is een specifieke regeling opgenomen die in principe de bestaande situatie regelt.

In de regeling is expliciet bepaald dat indien de bestaande legale situatie afwijkt van hetgeen op het kaartbeeld en/of in de regels is bepaald, de bestaande legale situatie alsnog is toegestaan. Hiermee is de beheersverordening afgestemd op de tussentijds verleende vrijstelling ontheffingen en/of afwijkingen.

Met de inwerkingtreding van de Wabo is een aantal termen die gebruikt werden in de voorgaande bestemmingsplannen niet meer actueel. In plaats van een aanlegvergunning, wordt nu gesproken over een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' en in plaats van een vrijstelling, is er nu sprake van een afwijking. De inhoud en de bedoeling van de regels wijzigen echter niet, er is sprake van een nieuwe naam van de vergunningen. In deze verordening is aangegeven hoe deze vergunningen nu moeten worden gelezen.

5.4.2 Bestemmingsplannen

De in paragraaf 1.3 genoemde plannen zijn de basisplannen die binnen het verordeningsgebied gelden. De regelingen en bijbehorende kaarten zijn om die reden in artikel 3, subleden a tot en met o vastgelegd en opgenomen als bijlage bij de regels van de verordening.

Met toepassing van een aantal (gedeeltelijke) herzieningen, wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplannen, zijn de bestemmingen c.q. de regels van de oorspronkelijke plannen op onderdelen veranderd. Ook deze plannen zijn als bijlage bij de regels opgenomen. De verankering van deze regeling is eveneens opgenomen in de artikel 3, de subleden a tot en met o.

5.4.3 Gebieden waar geen bestemmingsplan van toepassing is

De gebieden waar op grond van de Invoeringswet Wro de bestemmingsplannen per 1 juli 2013 zijn vervallen, zijn zoals in de vorige paragraaf al is vermeld, specifiek geregeld. De verankering van deze regeling is opgenomen in artikel 3 sub p.

In de beheersverordening is de bestaande situatie vastgelegd door middel van het besluitsubvlak 'geen bestemmingsplan van toepassing'. Onder de feitelijke bestaande situatie wordt het bestaande gebruik en de bestaande bouwwerken verstaan (zie artikel 1, sublid 1.6).

In dit gebied zijn de bestaande functies en bebouwing geregeld, door middel van gebruik- en bouwregels. De regeling voor bouw- en gebruiksmogelijkheden is aangevuld met algemene regelingen uit de bestemmingsplannen voor Assen .

Voor de gebieden die binnen het Beschermd Stadsgezicht vallen is een aanvullende regeling opgenomen ter bescherming van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied (artikel 7).

Gebruiksregels

De gebruiksregels beschrijven het toegestane gebruik van bebouwing en openbare ruimte. Wat betreft de bestaande functies wordt onder aanvullend gebruik soortgelijke functies verstaan. Dit houdt in dat naast bijvoorbeeld een bestaande school ook een andere soort maatschappelijke voorziening is toegestaan, zoals een medische voorziening. Algemeen worden daarmee de bestaande functies mogelijk gemaakt op de plaats waar deze nu aanwezig zijn. Voor de gebieden die in het Beschermd Stadsgezicht liggen, geldt ter bescherming van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden (artikel 7, lid 7.2).

Bouwwerken

De bouwregels van deze beheersverordening geven in eerste instantie aan dat bestaande bouwwerken zijn toegestaan. De feitelijk bestaande situatie is daarbij het uitgangspunt. Vergroting van bestaande bouwwerken en nieuwe bouwwerken is in beperkte mate toegestaan. Daaraan zijn voorwaarden gekoppeld, die ook opgenomen zijn in de bouwregels. Het gaat daarbij om voorwaarden over de afmeting van de gebouwen, maar ook over de plaats. De regeling die is opgenomen, is gericht op het handhaven van de bestaande situatie, maar ook op het mogelijk maken van perceelsgebonden ontwikkelingen. De bestemmingsplannen die tot voor vaststelling van deze verordening gelden, zijn hiervoor de basis. Voor de gebieden die in het Beschermd Stadsgezicht liggen, geldt een aanvullende regeling voor de herbouw / verbouw van hoofdgebouwen (artikel 7, lid 7.1).

Bijbehorende bouwwerken

Zoals gezegd, regelt de beheersverordening in het gebied waar geen bestemmingsplanregeling is overgenomen weliswaar de bestaande situatie, maar sluit ontwikkelingen op perceelsniveau niet uit. Op grond daarvan is erfbebouwing toegestaan waarbij qua maatvoering is aangesloten bij de algemene erfbebouwingsregeling die voor de gemeente Assen geldt (artikel 5 lid 5.1).

5.4.4 Aanvullende bepalingen

Voor het gehele verordeningsgebied is een aantal algemene aanvullende regels van toepassing. Het betreft de regeling voor aan-huis-gebonden beroepen en de afwijking voor het mogelijk maken van aan-huis-verbonden bedrijven. Hiermee is voor het hele gebied een eenduidige regeling gecreëerd voor gebruiksverruiming bij de woonfunctie (artikel 4).

5.4.5 Uitgesloten bepalingen

Wijzigingsbevoegdheden, uit te werken bestemmingen en nadere eisen uit het vigerende plan kunnen binnen een beheersverordening echter niet worden overgenomen. De wetgever biedt hiervoor geen mogelijkheden. Voor wijzigingsbevoegdheden en nadere uitwerkingen geldt dat deze ontwikkelingen mogelijk maken die afwijken van ofwel de bestaande ruimtelijke structuur ofwel de bestaande functionele structuur. Om die reden stroken deze regelingen niet met het doel van een beheersverordening als instrument.

Verder zijn de in de bijlagen opgenomen regelingen met betrekking tot onder andere het overgangsrecht, de strafbepaling en de slotbepaling niet meer van toepassing binnen het regiem van de beheersverordening.

Al deze bepalingen zijn dan ook buiten toepassing van de beheersregeling gelaten (artikel 3 sub q).

De regels in de bijlage bij deze verordening voorzien in de bedrijfsbestemmingen niet expliciet in het weren van risicovolle inrichtingen (Bevi) en vuurwerkbedrijven (Vuurwerkbesluit). In het verordeningsgebied dient echter uitgesloten te zijn dat deze bedrijven zich mogen vestigen. Het uitsluiten van nieuwvestiging van deze bedrijven is geborgd in artikel 3 lid r.

5.4.6 Overige legale situaties

Situaties die niet voldoen aan de ter plaatse geldende regeling, maar wel legaal tot stand gekomen zijn, blijven eveneens toegestaan. Dit is bepaald in artikel 3 sub s. Het kan daarbij gaan om zowel bouw- als gebruiksmogelijkheden overeenkomstig een eerder doorlopen ruimtelijke procedure. Denk hier bijvoorbeeld aan verleende vergunningen op basis van artikel 19 van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening en meer recentere Wabo-procedures.

5.4.7 Archeologie

Voor de archeologisch waardevolle gebieden, biedt de beheersverordening een beschermende regeling. Indien bodemingrepen een groter oppervlak beslaan dan 100 m², is archeologisch onderzoek vereist. Ook kunnen er in bepaalde gevallen voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden. De regeling is opgenomen in artikel 6.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De veranderingen die de beheersverordening mogelijk maakt zijn perceelsgebonden van aard en kleinschalig van karakter. Deze zijn ruimtelijk ondergeschikt. De beheersverordening voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad zouden kunnen worden. De situatie uit het geldende bestemmingsplan wordt grotendeels voortgezet. In de beheersverordening zijn geen nieuwe beleidsvoornemens vertaald of uitgewerkt, waardoor geen inspraak ingevolge de gemeentelijke inspraak wordt gevoerd. Ook is overleg op grond van het Bro daardoor niet nodig.

De maatschappelijke uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

6.2 Grondexploitatie En Economische Uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie.

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. De vaststelling van een exploitatieplan is bij een beheersverordening niet mogelijk. De beheersverordening regelt immers het bestaande gebruik en maakt geen grootschalige bouwplannen (Besluit ruimtelijke ordening) mogelijk, waarbij kostenverhaal aan de orde is. Hierdoor is geen sprake van gemeentelijke kosten voor bijvoorbeeld het opstellen van een plan of planschade. Het aantonen van de financiële haalbaarheid hierom is ook niet nodig.

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bijlage 2 Regels Bestemmingsplan Komplan - Noord (1972)

Bijlage 2 Regels bestemmingsplan Komplan - Noord (1972)

Bijlage 3 Kaart Bestemmingsplan Komplan - Noord (1972)

Bijlage 3 Kaart bestemmingsplan Komplan - Noord (1972)

Bijlage 4 Regels Bestemmingsplan Javastraat (1975)

Bijlage 4 Regels bestemmingsplan Javastraat (1975)

Bijlage 5 Kaart Bestemmingsplan Javastraat (1975)

Bijlage 5 Kaart bestemmingsplan Javastraat (1975)

Bijlage 6 Regels Bestemmingsplan Molenstraat (1977)

Bijlage 6 Regels bestemmingsplan Molenstraat (1977)

Bijlage 7 Kaart Bestemmingsplan Molenstraat (1977)

Bijlage 7 Kaart bestemmingsplan Molenstraat (1977)

Bijlage 8 Partiële Wijziging Van De Voorschriften Bestemmingsplan Industrieterrein (1980)

Bijlage 8 Partiële wijziging van de voorschriften bestemmingsplan Industrieterrein (1980)

Bijlage 9 Kaart Bestemmingsplan Industrieterrein (1972)

Bijlage 9 Kaart bestemmingsplan Industrieterrein (1972)

Bijlage 10 Regels Bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht Assen C.a.. (1989)

Bijlage 10 Regels bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht Assen c.a.. (1989)

Bijlage 11 Kaart Bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht Assen C.a. (1989)

Bijlage 11 Kaart bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht Assen c.a. (1989)

Bijlage 12 Regels Gedeeltelijke Wijziging Beschermd Stadsgezicht C.a. Bijzondere Woonvorm Dr. Nassaulaan (1990)

Bijlage 12 Regels gedeeltelijke wijziging Beschermd Stadsgezicht c.a. Bijzondere woonvorm Dr. Nassaulaan (1990)

Bijlage 13 Kaart Gedeeltelijke Wijziging Beschermd Stadsgezicht C.a. Bijzondere Woonvorm Dr. Nassaulaan (1990)

Bijlage 13 Kaart gedeeltelijke wijziging Beschermd Stadsgezicht c.a. Bijzondere woonvorm Dr. Nassaulaan (1990)

Bijlage 14 Regels Gedeeltelijke Wijziging Beschermd Stadsgezicht C.a. Parkeergarage Torenlaan (1991)

Bijlage 14 Regels gedeeltelijke wijziging Beschermd Stadsgezicht c.a. parkeergarage Torenlaan (1991)

Bijlage 15 Kaart Gedeeltelijke Wijziging Beschermd Stadsgezicht C.a. Parkeergarage Torenlaan (1991)

Bijlage 15 Kaart gedeeltelijke wijziging Beschermd Stadsgezicht c.a. parkeergarage Torenlaan (1991)

Bijlage 16 Regels Gedeeltelijke Wijziging Beschermd Stadsgezicht C.a. Woningbouw Beilerstraat (1993)

Bijlage 16 Regels gedeeltelijke wijziging Beschermd Stadsgezicht c.a. woningbouw Beilerstraat (1993)

Bijlage 17 Kaart Gedeeltelijke Wijziging Beschermd Stadsgezicht C.a. Woningbouw Beilerstraat (1993)

Bijlage 17 Kaart gedeeltelijke wijziging Beschermd Stadsgezicht c.a. woningbouw Beilerstraat (1993)

Bijlage 18 Regels Gedeeltelijke Wijziging Beschermd Stadsgezicht C.a. Woningbouw Beatrixstraat (1997)

Bijlage 18 Regels gedeeltelijke wijziging Beschermd Stadsgezicht c.a. woningbouw Beatrixstraat (1997)

Bijlage 19 Kaart Gedeeltelijke Wijziging Beschermd Stadsgezicht C.a. Woningbouw Beatrixstraat (1997)

Bijlage 19 Kaart gedeeltelijke wijziging Beschermd Stadsgezicht c.a. woningbouw Beatrixstraat (1997)

Bijlage 20 Regels Bestemmingsplan Koopmansplein E.o. (1996)

Bijlage 20 Regels bestemmingsplan Koopmansplein e.o. (1996)

Bijlage 21 Kaart Bestemmingsplan Koopmansplein E.o. (1996)

Bijlage 21 Kaart bestemmingsplan Koopmansplein e.o. (1996)

Bijlage 22 Regels Bestemmingsplan De Brink E.o (1993)

Bijlage 22 Regels bestemmingsplan De Brink e.o (1993)

Bijlage 23 Kaart Bestemmingsplan De Brink E.o (1993)

Bijlage 23 Kaart bestemmingsplan De Brink e.o (1993)

Bijlage 24 Regels Bestemmingsplan Zuidhaege (1995)

Bijlage 24 Regels bestemmingsplan Zuidhaege (1995)

Bijlage 25 Kaart Bestemmingsplan Zuidhaege (1995)

Bijlage 25 Kaart bestemmingsplan Zuidhaege (1995)

Bijlage 26 Regels Bestemmingsplan Fabriciusstraat (2000)

Bijlage 26 Regels bestemmingsplan Fabriciusstraat (2000)

Bijlage 27 Kaart Bestemmingsplan Fabriciusstraat (2000)

Bijlage 27 Kaart bestemmingsplan Fabriciusstraat (2000)

Bijlage 28 Regels Bestemmingsplan Centrum - Noord (2001)

Bijlage 28 Regels bestemmingsplan Centrum - Noord (2001)

Bijlage 29 Kaart Bestemmingsplan Centrum - Noord (2001)

Bijlage 29 Kaart bestemmingsplan Centrum - Noord (2001)

Bijlage 30 Regels Uitwerkingsplan Centrum Noord (2005)

Bijlage 30 Regels uitwerkingsplan Centrum Noord (2005)

Bijlage 31 Kaart Uitwerkingsplan Centrum Noord (2005)

Bijlage 31 Kaart uitwerkingsplan Centrum Noord (2005)

Bijlage 32 Regels Bestemmingsplan De Citadel (2006)

Bijlage 32 Regels bestemmingsplan De Citadel (2006)

Bijlage 33 Kaart Bestemmingsplan De Citadel (2006)

Bijlage 33 Kaart bestemmingsplan De Citadel (2006)

Bijlage 34 Regels Bestemmingsplan Veemarktterrein (2006)

Bijlage 34 Regels bestemmingsplan Veemarktterrein (2006)

Bijlage 35 Kaart Bestemmingsplan Veemarktterrein (2006)

Bijlage 35 Kaart bestemmingsplan Veemarktterrein (2006)

Bijlage 36 Regels Bestemmingsplan Weiersstraat En Omgeving (2007)

Bijlage 36 Regels bestemmingsplan Weiersstraat en omgeving (2007)

Bijlage 37 Kaart Bestemmingsplan Weiersstraat En Omgeving (2007)

Bijlage 37 Kaart bestemmingsplan Weiersstraat en omgeving (2007)

Bijlage 38 Regels Facet-bestemmingsplan Kleinschalig Kamperen (2007)

Bijlage 38 Regels facet-bestemmingsplan kleinschalig kamperen (2007)

Bijlage 39 Kaart Facet-bestemmingsplan Kleinschalig Kamperen (2007)

Bijlage 39 Kaart facet-bestemmingsplan kleinschalig kamperen (2007)

Bijlage 40 Regels Bestemmingsplan Weiersloop 7 (2009)

Bijlage 40 Regels bestemmingsplan Weiersloop 7 (2009)

Bijlage 41 Kaart Bestemmingsplan Weiersloop 7 (2009)

Bijlage 41 Kaart bestemmingsplan Weiersloop 7 (2009)

Bijlage 42 Regels Bestemmingsplan Uitbreiding Warenhuis Vanderveen (2010)

Bijlage 42 Regels bestemmingsplan Uitbreiding warenhuis Vanderveen (2010)

Bijlage 43 Kaart Bestemmingsplan Uitbreiding Warenhuis Vanderveen (2010)

Bijlage 43 Kaart bestemmingsplan Uitbreiding warenhuis Vanderveen (2010)

Bijlage 44 Regels Bestemmingsplan Uitbreiding Mercuriuscentrum (2012)

Bijlage 44 Regels bestemmingsplan Uitbreiding Mercuriuscentrum (2012)

Bijlage 45 Kaart Bestemmingsplan Uitbreiding Mercuriuscentrum (2012)

Bijlage 45 Kaart bestemmingsplan Uitbreiding Mercuriuscentrum (2012)

Bijlage 1 Overzichtskaart Bestemmingsplannen

Bijlage 1 Overzichtskaart bestemmingsplannen

Bijlage 2 Overzicht Bestemmingsplan Havenkwartier

Bijlage 2 Overzicht bestemmingsplan Havenkwartier