Rodeweg 28A
Bestemmingsplan - gemeente Assen
Vastgesteld op 20-11-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan “Rodeweg 28A" met identificatienummer “NL.IMRO.0106.00BP2013410F-C001" van de gemeente Assen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 de verbeelding:
de verbeelding die deel uitmaakt van het plan en als zodanig is gewaarmerkt. (identificatie nummer NL.IMRO.0106.00BP2013410F-C001 )
1.4 achtererf:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.5 ander-bouwwerk:
bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.6 ander-werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 bebouwingsgrens:
de op de verbeelding, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan
1.9 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.10 bestaand:
bij bebouwing: een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal tot stand is gekomen of tot stan kan komen krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
bij gebruik: het legale gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft gekregen.
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.16 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.20 bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.21 carport:
een overkapping in de vorm van een open constructie met minimaal 2 open wanden voor de overdekte stalling van motorvoertuigen.
1.22 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.23 dienstverlenend bedrijf:
bedrijf waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.24 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks te woord gestaan en geholpen wordt, waaronder belwinkel en internetcafé.
1.25 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt.
1.26 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.28 geluidzoneringsplichtige bedrijven:
bedrijven en/of inrichtingen die op grond van de Wet geluidhinder zijn aangewezen als categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
1.29 gevellijn:
op de planverbeelding aangegeven lijn die aangeeft waar één van de gevels gebouwd moet worden.
1.30 hoofdgebouw:
één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.31 horeca(-bedrijf/-voorziening):
het bedrijfsmatig verschaffen c.q. verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of kleine eetwaren, zoals het hotelbedrijf, het restaurant bedrijf, een snackbar, een café of een combinatie van twee of meer van deze bedrijven.
1.32 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen, niet zijnde detailhandel.
1.33 nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van een nutsbedrijf, de waterhuishouding, het meten van luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer, het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer, de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding, het opladen van accu's van voertuigen, verlichting.
1.34 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.
1.35 opslag:
het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
1.36 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.37 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.38 openbare ruimte
ruimte die voor iedereen toegankelijk is.
1.39 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. indien in, op, of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;
- d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.
1.40 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.41 staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein:
de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein die als bijlage onderdeel uitmaakt van deze regels.
1.42 vloeroppervlakte:
de gezamenlijke oppervlakte van de vloeren binnen een gebouw.
1.43 voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.44 voorgevel:
de naar de weg (eventueel voetpad) gekeerde gevel, vanwaar het gebouw hoofdzakelijk toegankelijk is; indien een gebouw met meerdere zijden aan de weg grenst, geldt de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(-s).
1.45 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
1.46 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.47 woonhuis:
een zelfstandig gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneen gebouwd, dat slechts één woning omvat.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten als genoemd in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage bij de planregels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de volgende ingevolge het vorenstaande toelaatbare bedrijven niet toegestaan zijn:
- 1. geluidzoneringsplichtige bedrijven;
- 2. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
- 3. vuurwerkbedrijven;
- 4. activiteiten die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. die m.e.r-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn;
met de daarbijbehorende:
- a. wegen en paden;
- b. tuinen, erven en terreinen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. waterlopen en waterpartijen;
- f. waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterberging;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. overige-bouwwerken.
3.2 Bouwregels
Op de voor "Bedrijf" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeerssituatie;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
- a. bedrijven anders dan genoemd in lid 3.1 sub a;
- b. de uitoefening van detailhandel;
- a. gebruik van gronden voor prostitutie- of escortbedrijf;
- b. de uitoefening van een horecabedrijf.
Artikel 4 Waarde - Archeologische Verwachting 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, als uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen van het plan:
- a. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein, met dien verstande dat de op de verbeelding aangewezen afstand tussen enige bebouwingsgrens en enige weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- b. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven afmetingen en percentages van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% mogen bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de verbeelding aangewezen of daarvan te herleiden maten en/of percentages;
- c. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd-)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,ventilatiekanalen, en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bebouwingsgrens met niet meer dan 1,20 m wordt overschreden;
- 4. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat:
- d. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot ten hoogste 10 m;
- e. kunstwerken worden gebouwd tot een hoogte van ten hoogste 15 m.
6.1 Afwegingskader
Een in Artikel 6 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de sociale veiligheid;
- f. externe veiligheid.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
7.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 7.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 7.1 met maximaal 10%.
7.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 7.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
7.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 7.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
7.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 7.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
7.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 7.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Rodeweg 28A.
Bijlagen Bij De Regels
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op de locatie Rodeweg 28A zijn enkele bedrijfspanden gevestigd. In het verleden was er een bouwbedrijf gevestigd, op dit moment zijn de panden te huur voor meerdere doeleinden.
De aanleiding voor dit bestemmingsplan is gelegen in het bestemmingsplan "Assen Oost" (2008). In dit actualiseringsplan is beoogd de bestaande rechten over te nemen maar door een verkeerde interpretatie van de functiekaart is de bestemming toch beperkender geworden voor deze locatie. Een advies van de Bezwarencommissie heeft geleid tot een nieuw standpunt. Daarom heeft de gemeenteraad besloten een nieuw bestemmingslan op te stellen waarin de bestaande rechten wel gerespecteerd worden.
1.2 Ligging
Het plangebied ligt in de wijk Assen Oost en is gelegen aan en ontsloten op de Rodeweg. Aan de oost- en westzijde is de locatie omsloten door woonbebouwing aan de Rodeweg, aan de zuidkant liggen tuinen van de woningen aan de Pelikaanstraat en Tuinstraat. Aan de noordzijde, aan de overkant van de weg, staat een groot voormalig schoolgebouw. Dit gebouw heeft een maatschappelijke bestemming en wordt momenteel gebruikt als schoolgebouw. De locatie Rodeweg 28A is weergegeven op onderstaande luchtfoto.
Luchtfoto locatie Rodeweg 28A
1.3 Vigerende Bestemmingsregeling
Het vigerende bestemmingsplan is bestemmingsplan "Assen Oost" (vastgesteld d.d. 21 februari 2008 en goedgekeurd d.d. 7 oktober 2008). In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming "Woondoeleinden" met de aanduiding 'na' (nevenactiviteiten toegestaan). In een bijlage zijn de nevenactiviteiten in het plan benoemd met behulp van een adreslijst. Bij Rodeweg 28 is 'bouwbedrijf' benoemd.
Als nevenactiviteit is derhalve alleen een bouwbedrijf toegestaan. Dit was het kernpunt van de discussie over de juiste bestemming voor deze locatie.In het voorgaande bestemmingsplan, "Assen Oost II" (1993) had de locatie een bestemming Stadswoonwijk waarin behalve wonen ook "in een woonwijk passende bedrijfsaktiviteiten" waren toegestaan. De aanduiding 'bouwbedrijf' die op de functiekaart was opgenomen, was bedoeld om de bestaande functie te respecteren. Deze functie werd namelijk niet als een in een woonwijk passend bedrijfsactiviteit gezien.
Doorsnede bestemmingsplan Assen Oost (2008)
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 is het ten aanzien van het planvoornemen relevante ruimtelijk beleid beschreven. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van de huidige situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 het planvoornemen beschreven. Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van de juridische opzet. Vervolgens komt in hoofdstuk 6 de financiële uitvoerbaarheid aan bod en in het laatste hoofdstuk worden de resultaten van inspraak en het overleg verwerkt.
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Algemeen
Aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen ligt beleid ten grondslag. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op relevante beleidsuitgangspunten op rijksniveau, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Vanwege de kleinschaligheid van de ontwikkeling is een beschrijving van het Europees beleid achterwege gelaten.
2.2 Rijksbeleid
De kaders van het rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.Voor dit plangebied spelen geen nationale belangen. Daarom wordt hier niet verder ingegaan op het rijksbeleid.
2.3 Provinciaal Beleid
Het omgevingsbeleid voor de provincie Drenthe was tot voor kort verwoord in het Provinciaal Omgevingsplan Drenthe (POP II, 2004). Dit integrale plan omvatte een samenhangende visie op de (ruimtelijke) ontwikkeling van de fysieke leefomgeving, waarin alle sectorale beleidslijnen met elkaar in verband zijn gebracht. Op 2 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Provinciale omgevingsvisie vastgesteld. In de omgevingsvisie worden de beleidsuitgangspunten vanuit het omgevingsplan geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de nieuwe taakverdeling zoals deze is vastgelegd in de Wet ruimtelijk ordening. De Provinciale omgevingsvisie geeft geen uitgangspunten voor de reeds bestaande mogelijkheden op deze locatie. Omdat het een bestaande situatie betreft, is er geen strijd met de Omgevingsvisie.
2.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Assen 2030
De Structuurvisie Assen 2030 (2009) geeft de hoofdlijnen van het beleid ten aanzien van verschillende beleidsvelden en de bijbehorende opgaven. Het werken is een van deze beleidsvelden. Het beleidsuitgangspunt bij werken is het 'behoud van bestaande bedrijvigheid en het mogelijk maken van woon-werkcombinaties'. Ook het bijdragen aan de kwaliteit van de woonomgeving en het minimaliseren van de energiebehoefte zijn benoemd als opgaven bij werken. Deze bestaande bedrijfslocatie sluit derhalve aan bij dit beleid.
Bestemmingsplan Assen Oost (2008)
Voor het gebiedsspecifieke beleid te beoordelen, is de toelichting van het bestemmingsplan Assen Oost uit 2008 bekeken. Hierin is kort beschreven hoe omgegaan wordt met bedrijven in relatie tot woningen: "Het onderhavige gebied heeft hoofdzakelijk een woonfunctie. In het plangebied bevinden zich geen milieuhinderlijke bedrijven welke van ingewenste invloed zijn op de woonbebouwing. Wat de aard en de toe te laten bedrijvigheid in een woongebied betreft, wordt uitgegaan van licht milieubelastende bedrijfsactiviteiten. In het gebied en in de directe omgeving bevindt zich geen zware bedrijvigheid. De juridische regeling is zodanig opgesteld, dat in het plangebied geen bedrijvigheid wordt toegestaan die niet past in de directe nabijheid van woningen.
Dit standpunt wordt vertaald naar dit bestemmingsplan. Er wordt maatwerk toegepast voor wat betreft de toe te laten bedrijvigheid op deze locatie.
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Beschrijving Van De Huidige Situatie
Ligging
Het plangebied ligt in de wijk Assen Oost (Bloemenbuurt) en is gelegen aan en ontsloten op de Rodeweg. Aan de oost- en westzijde is de locatie omsloten door woonbebouwing aan de Rodeweg, aan de zuidkant liggen tuinen van de woningen aan de Pelikaanstraat en Tuinstraat. Aan de noordzijde, aan de overkant van de weg, staat een groot voormalig schoolgebouw. Dit gebouw heeft een maatschappelijke bestemming en wordt momenteel gebruikt als schoolgebouw. Het plangebied voorziet in de mogelijkheid tot parkeren op eigen terrein.
Bebouwing
De wijk herbergt verschillende bouwperioden en bouwstijlen en mede daardoor is er een verscheidenheid aan bewoners. Bij de opbouw van de wijk is in bepaalde mate rekening gehouden met een verdere uitbreiding in oostelijke richting. Vanwege landschappelijke bezwaren is in het in de zeventiger jaren voorbereide plan Schieven echter niet gerealiseerd. Omliggend aan het plangebied zijn voornamelijk grondgebonden woningen gebouwd, met uitzondering van het voormalig schoolgebouw dat ten noorden van het plangebied ligt.
Groen- en waterstructuur
Het plangebied ligt in een stedelijk gebied. In en rondom het plangebied bestaan de groenstructuren voornamelijk uit begeleidend groen, wegen met een breed groen profiel en tuinaanleg.
3.2 Omgevingsaspecten Assen Oost
Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bij het opstellen van een bestemmingsplan verplicht om inzicht te bieden in de relevante milieuplanologische aspecten. Vooral wanneer door middel van een bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zijn diverse milieutechnische onderzoeken noodzakelijk. Het bestemmingsplan "Rodeweg 28a" is een bestemmingsplan met een conserverend karakter. Het beoogt de bestaande situatie te voorzien een juist planologisch regime, gericht op lichte bedrijvigheid. Fysieke veranderingen in de bebouwingsstructuur worden met dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Er hoeven, aanvullend op de beschrijving van de milieusituatie in het bestemmingsplan Assen Oost, geen extra onderzoeken te worden verricht.
Het betreffende hoofdstuk Onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
3.3 Bedrijven En Milieuzonering
De VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering' is een landelijk gebruikte handreiking bij het opstellen van een bestemmingsplan met bedrijfsbestemmingen. De handreiking doet uitspraken over richtafstanden van bedrijven ten opzichte van woonbebouwing. Aan de hand van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn bedrijven ingedeeld in bedrijfscategorieën. Een bedrijvenlijst kan als bijlage bij de regels worden gevoegd, de zogenaamde Staat van bedrijfsactiviteiten.
In dit plan is uitgegaan van bedrijven in de categorieën 1 en 2. Dit zijn de categorieën die zich doorgaans toelaatbaar zijn in een woonwijk als het gaat om de hiervoor genoemde milieuaspecten en hebben een minimale aan te houden afstand van 30 meter ten opzichte van de omliggende woonbebouwing. De lijst is nader gespecificeerd (zie bijlage 1)op basis van de wenselijkheid van bepaalde bedrijven in een woonwijk. Zo is bijvoorbeeld detailhandel uitgesloten omdat dit in woonwijken niet wenselijk wordt geacht.
3.4 Watertoets
Sinds 1 november 2003 is het verplicht ruimtelijke plannen te toetsen op waterhuishoudkundige aspecten: de zogenaamde watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Waterhuishoud- kundige doelstellingen worden daarbij expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing genomen binnen deze ruimtelijke plannen en besluiten. Het watersysteem wordt hierbij op een integrale wijze benaderd. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater worden dus (in samenhang) in beschouwing genomen. Daarbij gaat het naast de kwantiteit ook om de kwaliteit. De integrale benadering van het watersysteem betekent ook dat het watersysteem wordt benaderd in samenhang met andere beleidsvelden. De watertoets is een instrument om deze integrale benadering vorm te geven en om het watersysteem op orde te krijgen.
De watertoets is uitgevoerd door Waterschap Hunze en Aa's. Omdat het gaat om een wijziging van de bestemming of functie, zonder fysieke aanpassing van het bestaande plan, stelt het Waterschap: "Het ingediende plan raakt geen belangen van het waterschap, heeft geen nieuwe invloeden op het watersysteem en geeft daarmee geen aanleiding tot aanvullende wateradviezen. Bij het niet wijzigen van het plangebied en de oorspronkelijke uitgangspunten voor de inrichting van het plan, kan het waterschap instemmen met het voorgenomen plan. Voor de verdere procedurele afhandeling van de watertoets is het voor dit plan niet verder noodzakelijk het waterschap te betrekken."
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Algemeen
Het plan voorziet in een juiste planologische regeling voor het perceel Rodeweg 28A. Het perceel Rodeweg 28A had in het bestemmingsplan "Assen Oost II", 28 januari 1993 vastgesteld en 31 augustus 1993 goedgekeurd, de bestemming "Stadswoonwijk" met aanduiding "bouwbedrijf". In 2008 is dit bestemmingsplan herzien en is het bestemmingsplan "Assen Oost" opgesteld. Dit bestemmingsplan is d.d. 21 februari 2008 vastgesteld en d.d. 7 oktober 2008 goedgekeurd. Binnen het bestemmingplan "Assen Oost" heeft het perceel de bestemming "Woondoeleinden" met aanduiding 'na' (nevenactiviteiten toegestaan) gekregen. De aanduiding "nevenactiviteit toegestaan" verwijst naar een lijst van nevenactiviteiten bij woondoeleinden, waarin is vermeld dat voor het betreffende perceel slechts een bouwbedrijf is toegestaan.In een woonwijk passende bedrijfsactiviteiten is op basis van dit bestemmingsplan niet mogelijk. Na bezwaren van de eigenaar van het perceel heeft de Algemene commissie bezwaarschriften het college van burgemeester en wethouders geadviseerd een nieuw bestemmingsplan op te stellen waarin het planologische regime wordt hersteld op basis van de bestaande rechten.
4.2 Bestemmingskeuze
In het plan Assen Oost hebben vergelijkbare bedrijfslocaties de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden'. Er zal daarom ook hier een bedrijfsbestemming worden opgenomen voor dit perceel. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van een verwijzing naar Staat van bedrijfsactiviteiten.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
Dit hoofdstuk beschrijft de systematiek van dit bestemmingsplan. Daarbij wordt eerst ingegaan op de juridische plansystematiek. Vervolgens wordt een inhoudelijke toelichting gegeven op de verschillende bestemmingen in dit plan
5.1 Juridische Plansystematiek
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. Op 1 juli 2008 zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Dit bestemmingsplan wordt volgens de nieuwe eisen, die hieruit voortvloeien, opgesteld. Het bestemmingsplan is dan ook opgesteld volgens de nieuwe methode 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012' (SVBP 2012). Het bestemmingsplan voldoet bovendien aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden. Daarnaast heeft de gemeente Assen een eigen Handboek bestemmingsplannen. Het Handboek is gemaakt naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wro en het Bro. In dit handboek is onder andere beschreven hoe de bestemmingsplantoelichting opgebouwd moet worden en welke bestemmingen de gemeente hanteert.
Het gebruik van de gronden wordt vastgelegd in de bestemmingsregels van het bestemmingsplan, deze worden gemotiveerd in de toelichting. Op de ruimtelijke verbeelding (digitaal) van het plan worden de bestemmingen gevisualiseerd en gekoppeld aan de betreffende gronden en spreekt men niet langer over een plankaart, maar over een 'digitale verbeelding van het bestemmingplan'.
5.2 Toelichting Op De Bestemming
Bestemming bedrijf
Voor het plangebied is de bestemming Bedrijf opgenomen. De gronden zijn bestemd voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten als genoemd in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage bij de planregels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.
In de Staat van bedrijfsactiviteiten is uitgegaan van bedrijven in de categorieën 1 en 2. Dit zijn de categorieën die zich doorgaans toelaatbaar zijn in een woonwijk als het gaat om de hiervoor genoemde milieuaspecten en hebben een minimale aan te houden afstand van 30 meter ten opzichte van de omliggende woonbebouwing. De lijst is nader gespecificeerd op basis van de wenselijkheid van bepaalde bedrijven in een woonwijk. Zo is bijvoorbeeld detailhandel uitgesloten omdat dit in woonwijken niet wenselijk wordt geacht.
Hoofdstuk 6 Financiële Uitvoerbaarheid
In de wet is bepaald dat aangetoond moet worden of het (bestemmings)plan financieel uitvoerbaar is. Hiervoor kan enerzijds de exploitatieopzet van het initiatief van belang zijn en anderzijds het kostenverhaal (grondexploitatie).
Dit bestemmingsplan zorgt slechts voor een juiste regeling van een reeds bestaand bedrijfspand en bestaande rechten. Tevens geeft het plan geen extra bebouwingsmogelijkheden ten opzichte van de bestaande juridische regeling. Een exploitatieopzet en/of -plan is derhalve niet aan de orde en ook planschadeaspecten spelen geen rol. Hiermee is de financiële uitvoerbaarheid gegarandeerd.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Aangetoond moet worden of het (bestemmings)plan maatschappelijk uitvoerbaar is. Een belangrijk instrument hierbij is de bestemmingsplanprocedure. Tijdens de bestemmingsplanprocedure van dit bestemmingsplan zijn en worden globaal de volgende stappen doorlopen:
Overleg artikel 3.1.1 Bro
Een bestemmingsplan dient, volgens artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden te worden naar de overleginstanties. Gezien de aard en omvang van dit bestemmingsplan zijn er met geen rijks- of provinciale belangen mee gemoeid. Daarom wordt het plan direct als ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd.
Ontwerp bestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, zoals beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan heeft met ingang van 28 februari 2014 gedurende 6 weken ter inzage gelegd waarbij een ieder in de gelegenheid is gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. In totaal is binnen de termijn 1 zienswijze binnengekomen. Deze is namens 4 buurtbewoners van de Rodeweg 28A ingediend. De zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het ontwerp van het bestemmingsplan. Voor de inhoud van en reactie op zienswijzen wordt verwezen naar de reactienota zienswijzen welke als bijlage bij het bestemmingsplan is toegevoegd.
Vaststelling
In haar raadsvergadering van 20 november 2014 heeft de raad van de gemeente Assen het ontwerp voor het bestemmingsplan gewijzigd vast gesteld. De bekendmaking van het vaststellingsbesluit vindt plaats in de rubriek 'Berichten van de Brink' van het Drenthe Journaal en de Staatscourant. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) kunnen de belanghebbende tegen het gewijzigd vastgestelden plan beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Bijlage 1 staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Bijlage 1 Omgevingsaspecten Assen Oost
Bijlage 2 Bijlage 1 omgevingsaspecten Assen Oost