Anreperstraat 204
Bestemmingsplan - gemeente Assen
Vastgesteld op 19-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1 plan:
het bestemmingsplan Anreperstraat 204 van de gemeente Assen;
2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0106.99BP20111002B-C001met de bijbehorende regels en bijlage;
3 aan-huis-gebonden-bedrijf:
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk - niet zijnde een aan-huis-gebonden-beroep - waarvan de omvang in een woning met de daarbijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin blijft behouden;
4 aan-huis-gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbijbehorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;
5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
7 archeologisch waardevol gebied:
een gebied waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;
8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
9 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en dergelijke;
10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
12 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd, of ander bouwwerk, met een dak;
13 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
14 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
15 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
17 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
20 cultuurhistorische waarden:
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van de geschiedenis;
21 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
22 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
23 erf:
de oppervlakte van het bouwperceel voorzover achter de voorgevel van het hoofdgebouw gelegen;
24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
25 gevellijn:
de in een bouwvlak als zodanig aangegeven bouwgrens;
26 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
27 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
28 kap:
een dak met een zekere helling;
29 landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;
30 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen, het gemiddelde van het aansluitende afwerkte maaiveld;
31 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
32 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
33 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
34 vrij beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbijbehorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
35 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
36 woninggebonden bedrijvigheid:
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past, de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin behouden blijft en de activiteit door de bewoners wordt uitgeoefend;
37 woonhuis:
een zelfstandig gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneen gebouwd, dat slechts één woning omvat.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
1 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
3 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
4 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
5 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het object.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen;
- b. vrije beroepen in een woning en de daarbij bijbehorende bouwwerken tot ten hoogste 50% van de bebouwde oppervlakte en tot een maximum van 40 m2, met dien verstande dat:
- 1. de bewoner/gebruiker het zelf moet uitoefenen;
- 2. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
- 3. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich brengt;
- 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat van aangrenzende gronden door hinder en/of gevaar;
met de daarbijbehorende:
- c. bijbehorende bouwwerken;
- d. tuinen en erven;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeerssituatie;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een vrijstaand bijgebouw voor bewoning;
- b. het gebruik van woonhuizen voor gestapelde woningen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Leiding - Gas
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een aardgastransportleiding met de daarbijbehorende belemmeringenstrook.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 en 4.2.2 in die zin dat de in de ter plaatse voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
- geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van het landschap.
5.2 Bouwregels
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde in de bestemmingen geldt de volgende regel:
- de in het bestemmingsplan geboden ruimte ten aanzien van de situering, de maatvoering en het kleur- en materiaalgebruik, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria;
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen en ten behoeve van andere verblijfsrecreatieve doeleinden;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan in de volgende gevallen worden afgeweken van de regels:
- a. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein, met dien verstande dat de op de kaart aangewezen afstand tussen enige bebouwingsgrens en enige weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- b. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven afmetingen en percentages van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% mogen bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de kaart aangewezen of daarvan te herleiden maten en/of percentages;
- c. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd-)gebouwen binnen het bouwvlak in die zin dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,ventilatiekanalen, en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bebouwingsgrens met niet meer dan 1,20 m wordt overschreden;
- d. ten aanzien van de de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in die zin dat deze worden vergroot tot ten hoogste 10,00 m.
9.2 Afwegingskader
De in lid 9.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- a. de woonsituatie;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeerssituatie;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- e. de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
- c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan Anreperstraat 204
van de gemeente Assen.
Behorend bij het besluit van 19 september 2013.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Anreperstraat, in het buitengebied ten oosten van Assen, ligt een agrarisch bedrijfsperceel. De agrarische bedrijfsfunctie op dit perceel is eind jaren '90 beëindigd en de eigenaar van het perceel heeft het plan opgevat om de bestaande woning en de bedrijfsbebouwing te slopen en door toepassing van de provinciale regeling “Ruimte voor Ruimte”, een extra woonhuis op het perceel te bouwen.
De gemeente Assen onderkent de kwaliteitsverbetering die de sloop van de bedrijfsbebouwing met zich meebrengt en wil medewerking verlenen aan dit plan. Hiervoor dient een nieuw bestemmingsplan te worden vastgesteld.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied betreft het perceel Anreperstraat 204. Dit perceel ligt op circa 300 meter ten oosten van de woongebieden van Assen. Het plangebied is afgestemd op de kadastrale perceelsgrenzen en het inrichtingsplan. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.
Figuur 1. De ligging van het plangebied
1.3 Planologische Regeling
Het onderhavige perceel valt onder de regeling van het bestemmingsplan Buitengebied, herziening artikel 30 WRO. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 18 december 2008. Het heeft hierin de bestemming "Essen en veldontginningen" met de aanduiding "wonen". De bouw van een tweede woonhuis op het perceel is op grond van de geldende regeling niet mogelijk.
1.4 Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een overzicht gegeven van het relevante beleid. In hoofdstuk 3 wordt de huidige situatie geschetst en komen de relevante omgevingsaspecten aan bod. De planuitgangspunten worden in hoofdstuk 4 geschetst, waarna in hoofdstuk 5 een toelichting op het juridisch systeem gegeven wordt. De maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid volgen in respectievelijk hoofdstuk 6 en 7.
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte
In de Nota Ruimte (formeel in werking sinds 27 februari 2006) is het ruimtelijk beleid opgenomen van Nederland tot 2020, met een doorkijk naar 2030. Het beleid dat is opgesteld door het Rijk is globaal en strategisch. Hoofddoel is het scheppen van ruimte voor de ruimtevragende functies met als (sub)doel de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland. Naast deregulering en decentralisatie hanteert de Nota Ruimte ontwikkelingsplanologie en uitvoeringsgerichtheid.
Het Rijk mengt zich niet in kwesties op microniveau maar stuurt op hoofdlijnen. Het motto is “Decentraal wat kan, centraal wat moet”. De uitwerking wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. Concreet voor dit bestemmingsplan biedt de Nota Ruimte geen uitgangspunten.
AMvB Ruimte
Als gevolg van de Wet ruimtelijke ordening werkt het Rijk aan de vernieuwing van haar beleidsinstrumentarium. Daarbij worden bestaande rijksbelangen juridisch geborgd in een Algemene Maatregel van Bestuur, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Daarmee vervangt het Besluit - ook wel AMvB Ruimte genoemd - het bestaande planologisch beleid uit de Nota Ruimte en een aantal Planologische Kernbeslissingen.
In het besluit zijn onder andere de regelingen met betrekking tot de EHS, Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Uitgangspunt daarbij is dat het huidige beleid zoveel mogelijk 'beleidsneutraal' wordt voortgezet. Een aantal regelingen zijn 'getrapt' vastgelegd. Dit wil zeggen dat de provincies en gemeentes verplicht zijn dit beleid nader uit te werken. Vanuit de AMvB Ruimte zijn er voor dit bestemmingsplan geen consequenties.
2.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Drenthe
Provinciale Staten hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Deze visie is het strategisch kader voor de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Drenthe en bevat themagerichte beleidslijnen. De omgevingsvisie vervangt het Provinciaal Omgevingsplan (POPII). De provincie geeft in de Omgevingsvisie Drenthe met betrekking tot dit plan een aantal beleidsregels.
In de omgevingsvisie wordt de ambitie uitgesproken om de ruimtelijke identiteit van Drenthe te versterken. De provincie geeft in de Omgevingsvisie Drenthe een aantal beleidsregels die relevant zijn voor dit plan:
- 1. Nieuwe ontwikkelingen moeten worden getoetst aan de kernkwaliteiten die voor bepaalde gebieden zijn vastgesteld;
- 2. Er wordt in het buitengebied ruimte geboden aan woningbouw ter vervanging van landschapsontsierende, agrarische, bedrijfsbebouwing. Hiervoor geldt de "Ruimte-voor-ruimte regeling.
Ruimte voor ruimte regeling
De regeling "Ruimte voor ruimte" is door de provincie Drenthe onder het regime van het POP II geïnitieerd teneinde de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied te verbeteren, door het verwijderen van landschapsontsierende bebouwing. Het gaat om zowel een kwantitatieve verbetering (het terugbrengen van het aantal vierkante meters bebouwing in het buitengebied) als om een kwalitatieve verbetering. Tevens wordt daarmee ongewenst gebruik van leegkomende bebouwing voorkomen.
In vervolg op de vaststelling van de Omgevingsvisie Drenthe in 2010 is de regeling opgenomen in de Provinciale omgevingsverordening Drenthe (geconsolideerde versie, geldend vanaf 19-11-2011) onder artikel 3.24.
Artikel 3.24, Ruimte-voor-ruimte regeling 1. Een ruimtelijk plan voor een gebied, niet gelegen binnen het Bestaand Stedelijk Gebied, voorziet in een Ruimte-voor-ruimte regeling als in dat gebied voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig is. 2. De Ruimte-voor-ruimte regeling wordt vormgegeven met inachtneming van het volgende: a. toepassing van de regeling is alleen mogelijk voor agrarische bedrijfsbebouwing die op 2 juni 2010 al aanwezig was; b. de randvoorwaarde dat de sloopnorm voor een compensatiewoning 750 m2 aan agrarisch bedrijfsbebouwing bedraagt; met een afwijkingsmarge van maximaal 5%; c. de mogelijkheid tot het samenvoegen van agrarische bebouwing op meerdere percelen (saldering) om te kunnen komen tot de sloopnorm van 750 m2; d. de randvoorwaarde dat saldering slechts recht geeft op de bouw van 1 compensatiewoning; e. randvoorwaarden voor inpassing, omvang, inhoud, uiterlijk van de compensatiewoning; f. de randvoorwaarde dat bouw van een compensatiewoning niet plaatsvindt in gebieden die op de bij de Omgevingsvisie Drenthe behorende kaart 1 (Visiekaart 2020) met de functie 'Natuur' en 'Beekdalen' zijn aangeduid, tenzij zich een situatie zoals verwoord in de artikelen 3.35, eerste lid of artikel 3.36, tweede lid, onder c, voordoet. |
Voor het onderhavige plangebied is relevant dat er sprake is van bedrijfsbeëindiging, aangezien het exploiteren van een agrarisch bedrijf op de locatie niet meer mogelijk is. Er wordt 830 m2 aan bestaande bedrijfsbebouwing verwijderd, waardoor de bouw van één compensatiewoning mogelijk wordt mits voldaan wordt aan randvoorwaarden voor inpassing, omvang, inhoud en uiterlijk.
Nationaal Landschap Drentsche Aa
Het plangebied valt binnen de begrenzing van het Nationaal Park (Beek- en Esdorpenlandschap) en het Nationaal Landschap Drentsche Aa. Begrenzing van en ontwikkelingsmogelijkheden binnen het Nationaal Landschap zijn vastgelegd in de Provinciale omgevingsverordening Drenthe (artikelen 3.32 en 3.33 en de bijbehorende kaart D).
De hoofdregel is, dat een ruimtelijk plan binnen dit gebied moet bijdragen aan behoud en versterking van de kenmerken van het Nationaal Landschap.
2.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Assen 2030
Het ruimtelijke beleid van de gemeente Assen is verwoord in de Structuurvisie Assen 2030. De structuurvisie bouwt voort op de visie 'Assen Koerst' uit 2001. Tevens zijn vier richtinggevende thema's aangegeven, namelijk sociaal, duurzaam, aantrekkelijk en Assens. Ten aanzien van het aspect wonen heeft de gemeente tot doel een aantrekkelijk en duurzaam woningaanbod aan te bieden, dat aansluit op de behoefte van bewoners. Voor het woonbeleid wordt verder verwezen naar het woonplan.
Het landelijk gebied rond Assen wordt als waardevol gebied met een hoge belevingswaarde benoemd. Specifiek voor dit bestemmingsplan zijn geen beleidsuitgangspunten genoemd. Wel wordt opgemerkt de voorgestelde ontwikkeling een positieve invloed op het landelijke gebied en de belevingswaarde ervan heeft.
Woonplan
Het woonbeleid van de gemeente Assen is verwoord in het Woonplan Assen 2030. In het woonplan wordt de vraag en het aanbod van woningen behandeld en wordt het woningbouwprogramma van de gemeente naar de praktijk uitgewerkt. Het buitengebied wordt in het woonplan als populaire woonlocatie benoemd. Echter bestaan hier weinig mogelijkheden voor nieuwbouw.
Woonhuizen die worden gerealiseerd in het kader van de regeling Ruimte voor ruimte leggen geen beslag op het gemeentelijke woningbouwprogramma. De ontwikkeling is daardoor niet in strijd met het Woonplan.
Welstandsnota
Voor de gehele gemeente Assen is het welstandsbeleid vastgelegd in de welstandsnota. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen.
Het plangebied ligt in het welstandsgebied "Landelijk gebied". Voor het buitengebied is een aantal gebiedsgerichte welstandscriteria opgesteld waaraan het bouwplan zal worden getoetst. Het uitgangspunt is dat de in te dienen bouwplannen voor de woonhuizen vergezeld gaan van een positief welstandsadvies.
Assen aan de Aa
Als onderdeel van het programma Florijnas, heeft de gemeente voor de ontwikkeling van de oostelijke stadsrand van Assen een Visie met projecten- en ideeënboek laten opstellen: “Assen aan de Aa” (november 2011). Uitgangspunten voor deze visie zijn, naast het voortbestaan van de agrarische functie van het gebied:
- versterken van natuur en landschap;ontsluiten van het gebied voor extensieve recreatie;
- versterken van de relatie tussen de stad en de voedselproductie door de landbouw;
- leggen van verbindingen tussen stad en landschap;
- beter beleefbaar maken en versterken van de cultuurhistorie;
- bijdragen aan een klimaatbestendig watersysteem.
Voor het onderhavige plangebied zijn geen specifieke projecten of ideeën in de visie opgenomen. In de planbeschrijving wordt nader beschreven hoe het plan aansluit bij de genoemde uitgangspunten.
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Assen (2008)
Om ruimte te bieden aan de ruimtelijke ontwikkeling van Assen en om er voor te zorgen dat er geen onnodige of onacceptabele veiligheidsrisico’s worden gelopen, is het wenselijk om sturing te geven aan ruimtelijke ontwikkelingen binnen bestaande risicocontouren. Assen kiest voor gebiedsgerichte ambitieniveaus. Het plangebied ligt hierbij in de gebiedscategorie 'buitengebied'. Hier kiest Assen voor een veiligheidsniveau dat gelijk is aan dat van bedrijventerreinen, omdat het grootste deel van het buitengebied primair productiegebied is.
Overschrijding grenswaarde PR (10-6) voor kwetsbare objecten | Overschrijding grenswaarde PR (10-5) voor beperkt kwetsbare objecten | Overschrijding oriëntatiewaarde groepsrisico | Toename groepsrisico | |
Niet acceptabel | Acceptabel mits er gewichtige redenen zijn | Acceptabel mits er gewichtige redenen zijn | In beginsel acceptabel |
Tabel ambities/randvoorwaarden voor buitengebied
(bron: Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Assen (2008)
Hoofdstuk 3 Onderzoek
Bij de afweging of medewerking kan worden verleend, moet tevens rekening gehouden worden met de aanwezige functies in en rondom het plangebied. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In dit hoofdstuk zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de omgevingsaspecten, beschreven.
3.1 Huidige Situatie
Het plangebied ligt in een ruim opgezet bebouwingslint aan de Anreperstraat. Dit bebouwingslint bestaat hoofdzakelijk uit woonhuizen en voormalige agrarische bedrijven die momenteel een woonfunctie vervullen. Verder zijn ten oosten van het plangebied een zorgboerderij, een landbouw mechanisatiebedrijf en een bstratingsbedrijf in het lint aanwezig.
De omgeving van het plangebied kent een bijzondere cultuurhistorische en natuurlijke waarde. De historische verkavelingstructuren zijn door houtwallen en bosranden nog duidelijk zichtbaar. Ten zuiden van het plangebied loopt het beekdal van het Anreeperdiep, als onderdeel van het stroomdalstelsel van de Drentsche Aa. Ten zuiden en oosten van het plangebied ligt een aaneengesloten agrarisch perceel dat in gebruik is als akkerland. Eén van de uitgangspunten van dit plan is om de historische es, die nu ter plaatse niet meer herkenbaar is, weer zichtbaar te maken. Een luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving is weergegeven in figuur 2.
Figuur 2. Luchtfoto plangebied en directe omgeving
Het plangebied betreft een grotendeels verhard terrein behorende bij een voormalig agrarisch bedrijf. Op het perceel zijn een boerderij (woonhuis met schuur) en een grote ligboxenstal aanwezig. Ten oosten van de boerderij staat een kleinere schuur en aan de zuidkant van de ligboxenstal een (voormalige) mestsilo. De mestsilo en de overige verharding wordt momenteel gebruikt voor opslag van bestratingsmaterialen. Ten westen van de boerderij ligt een tuin ten behoeve van de bedrijfswoning. Figuur 3 geeft een vogelvluchtopname van het plangebied vanuit het zuiden weer.
Figuur 3. Vogelvluchtopname van het plangebied genomen vanuit het zuiden
3.2 Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied dat in het kader van de Natuurbeschermingswet is beschermd. Ook maakt het plangebied geen deel uit van gebieden die provincie Drenthe van belang acht voor de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Wel ligt op circa 500 meter ten oosten van het plangebied het Natura 2000-gebied het Drentsche Aa-gebied. Ook liggen in de omgeving van het plangebied enkele gebieden die als van belang worden geacht voor de EHS.
In dit bestemmingsplan worden geen milieubelastende functies voorgesteld. De realisatie van woonhuizen op een locatie die reeds is bebouwd en lange tijd in gebruik is geweest als agrarisch bedrijf heeft geen effecten op de natuurwaarden in de omgeving. Vanuit de gebiedsbescherming bestaan dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Soortenbescherming
De bescherming van soorten is vastgelegd in de Flora- en Faunawet. Hierin zijn bepalingen opgenomen van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze wet is een aantal planten- en diersoorten aangewezen die licht, middelzwaar of zwaar beschermd zijn. Voor licht beschermde soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke projecten. Voor middelzwaar beschermde soorten geldt alleen een vrijstelling wanneer de beoogde werkzaamheden worden uitgevoerd volgens een door LNV goedgekeurde gedragscode. Voor zwaar beschermde soorten dient bij ruimtelijke ingrepen ontheffing te worden aangevraagd. Behalve de Flora- en Faunawet is ook de Rode Lijst van belang, waarop zeldzame en bedreigde soorten zijn opgenomen.
Het onderhavige perceel betreft een grotendeels verhard en bebouwd terrein dat tot voor kort in gebruik is geweest voor agrarische bedrijfsactiviteiten. Als gevolg van de nieuwbouw zullen er dan ook geen verblijfplaatsen of foerageergebieden van beschermde soorten geschaad worden. Wel is het mogelijk dat de te slopen bedrijfsbebouwing een habitat vormen voor beschermde soorten. De te slopen bebouwing wordt, voorafgaand aan de sloop, op de aanwezigheid van beschermde soorten, zoals vleermuizen of marters, onderzocht. Indien beschermde soorten worden aangetroffen worden mitigerende of compenserende maatregelen getroffen. Dit kan door bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met de aanwezige soorten en in de nieuwe situatie voor vervangende verblijfplaatsen te zorgen. Geconcludeerd kan worden dat er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan zijn.
3.3 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg als onderdeel van de Monumentenwet in werking getreden. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en projecten rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.
Het onderhavige perceel ligt op de noordwesthoek van een waardevolle es die een bijzonder hoge archeologische verwachtingswaarde heeft. De westzijde van het plangebied kent volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Verwachtingen een lage verwachtingswaarde.
Ongeacht de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied kan worden aangesloten bij de vrijstelling van archeologisch onderzoek voor zones met middelhoge of hoge verwachtingswaarden die de provincie Drenthe sinds 2 juli 2007 hanteert. Indien het totaal aan te verstoren bodemoppervlak maximaal 500 m2 bedraagt, is in deze gebieden geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van twee woonhuizen mogelijk, voor een groot deel ter plaatse van de bestaande verharding. Hier zal geen intact bodemprofiel aanwezig zijn. De compensatiewoning wordt ten westen van de bestaande boerderij op een locatie met een lage verwachtingswaarde gebouwd. Het nieuw te verstoren oppervlak bedraagt minder dan 500 m2.
Voor het zuidoostelijke deel van het plangebied, dat deel uitmaakt van de waardevolle es, wordt in dit bestemmingsplan een beschermende regeling opgenomen. Indien in dit gebied bodemingrepen worden voorgesteld, dan dient alsnog een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Het is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet nodig om archeologisch onderzoek uit te voeren. Mochten er bij bodemingrepen desondanks toch bodemvondsten worden gedaan, dan dienen die gemeld te worden bij de beleidsmedewerker Cultuurhistorie van de gemeente Assen en bij de provinciaal archeoloog.
Cultuurhistorie
Het plangebied ligt in een cultuurhistorisch waardevolle omgeving. Van belang zijn vooral de historische structuren in het landschap en de aanwezige houtwallen en boomsingels die deze structuren versterken. De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt is perceelsgebonden. Er worden dan ook geen landschappelijke structuren aangetast als gevolg van dit plan. De locatie ligt aan de rand van een es die door wijzigingen in de verkaveling sterk is aangetast. De cultuurhistorische waarden in de omgeving worden in dit bestemmingsplan gerespecteerd en waar mogelijk versterkt.
3.4 Water
Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.
De ontwikkeling is voorgelegd aan het waterschap Hunze en Aa's via de digitale watertoets. Omdat het plangebied in een overstromingsrisicogebied ligt, dient de normale procedure voor de watertoets gevolgd te worden. Hiervoor heeft het waterschap een uitgangspuntennotitie met een wateradvies opgesteld. Dit document is opgenomen in Bijlage 1. Het wateradvies is hieronder samengevat.
Waterhuishouding
In de omgeving van het plangebied komen ondiepe slecht doorlatende lagen voor. Deze kunnen hoge grondwaterstanden en slechte infiltratie tot gevolg hebben. Geadviseerd wordt om een onderzoek uit te voeren naar de situatie in de bodem en de grondwaterstanden.
Het plangebied ligt in het stroomgebied van de Dentsche Aa, ter hoogte van het Anreperdiep. Deze watergangen zijn aangewezen als KRW-lichaam. Dit houdt in dat de waterkwaliteit ecologisch en chemisch niet mag verslechteren. De afwatering van het perceel vind indirect plaats op de genoemde watergangen. Voor het plangebied betekend dat dat de toegepaste materialen het afstromend hemelwater niet mogen vervuilen.
Riolering
Voor de riolering wordt uitgegaan van duurzame oplossingen die geen negatieve effecten op het watersysteem hebben. Hemelwater dient te worden gescheiden van afvalwater en, waar mogelijk vertraagd, te worden afgevoerd op het watersysteem. Indien geen riolering aanwezig is, kan voor het afvalwater gebruik worden gemaakt van een IBA-systeem. Dit dient minimaal een gecertificeerd IBA II systeem te zijn.
Wateroverlast
Om wateroverlast te voorkomen mag de afvoer van het hemelwater vanuit het plangebied in een gemiddelde situatie niet meer dan één liter per seconde per hectare bedragen. Voor het overtollige hemelwater dient voldoende bergingcapaciteit aanwezig te zijn. In dit geval neemt het verharde oppervlakte ten opzichte van de huidige situatie af. Dit betekent een verbetering in de afvoer van hemelwater, omdat er meer mogelijkheid is voor infiltratie. Dit vertraagd de afvoer van het hemelwater.
Verder dient rekening te worden gehouden met de ontwateringseisen, welke zijn genoemd in het wateradvies. Bij de uitvoering van het plan en bij de eventuele aanleg van waterpartijen en drainagesystemen, zal rekening worden gehouden met de ontwateringseisen.
Invloed op de waterhuishouding
Het aanwezige of ontvangende oppervlaktewater dient niet alleen voldoende ruimte te hebben voor het afstromende hemelwater, maar ook aan de inrichting dient aandacht te worden besteed. Voor een gezond watersysteem is de inrichting en het beheer van het bestaande of nieuw te realiseren oppervlaktewater belangrijk.
Procedure
Bij de verdere planvorming en de uitvoering van het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de uitgangspunten uit het wateradvies. Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg toegezonden aan het waterschap Hunze en Aa's. Zij hebben laten weten geen opmerkingen op het bestemmingsplan te hebben. De watertoetsprocedure is hiermee afgerond.
3.5 Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.
Dit bestemmingsplan stelt de ontwikkeling van twee woonpercelen in een bebouwingslint dat hoofdzakelijk uit woonhuizen bestaat. De dichtstbijzijnde overige functies zijn de zorgboerderij en het mechanisatiebedrijf op ruim 200 meter ten oosten van het plangebied. Voor deze bedrijven gelden richtlijnafstanden van 30, respectievelijk 100 meter. Er wordt dan ook voldaan aan de richtlijnafstanden voor de milieuzonering.
3.6 Bodem
Voor het onderhavige project geldt als uitgangspunt dat de grond geschikt is voor de toekomstige functie. Verdachte plekken dienen te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Waar nodig moeten de saneringsmaatregelen worden aangegeven. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming dat er geen risico's voor de volksgezondheid aanwezig zijn.
In dit bestemmingsplan wordt een functieverandering naar wonen voorgesteld. De onderhavige gronden zullen een verblijfsgebied vormen voor mensen. Hierom is in het kader van de vergunningverlening een inzicht in de bodemkwaliteit noodzakelijk. Het is niet te verwachten dat de kwaliteit van de bodem zodanig is dat er risico's voor de volksgezondheid optreden. Waar de bodemkwaliteit toch ondermaats blijkt dient sanering plaats te vinden. De uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan komt hiermee niet in het geding.
3.7 Geluid
Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst.
Wegverkeerslawaai
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Als geluidsgevoelige functies binnen een zone behorend bij een zoneplichtige weg worden geprojecteerd bij een ruimtelijke procedure, dient door middel van akoestisch onderzoek te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Wegen waarvoor de zoneplicht in principe niet geldt zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur en woonerven.
Het plangebied ligt verkeerskundig binnen de bebouwde kom, in een 30 km/uur gebied. Bovendien dient de Anreperstraat niet als doorgaande verkeersroute, maar uitsluitend ter ontsluiting van de aanliggende functies. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Vanuit het aspect geluid zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
3.8 Luchtkwaliteit
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De lucht in Drenthe is schoon in vergelijking met andere gebieden in Nederland. Dat blijkt uit het ontwerp van het Provinciaal Programma Luchtkwaliteit dat het college van Gedeputeerde Staten op 17 januari 2007 heeft vastgesteld. De provincie Drenthe heeft de huidige situatie van de luchtkwaliteit in Drenthe laten onderzoeken, waarbij onder andere gebruik gemaakt is van de gemeentelijke rapportages over luchtkwaliteit. Uit het onderzoek is gebleken dat er geen overschrijdingen van de wettelijke grenswaarden in de provincie Drenthe bestaan. Ook voor het jaar 2010 is nagegaan wat de kwaliteit van de lucht zal zijn, rekening houdend met de nu bekende voornemens voor nieuwe ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Ook voor 2010 is de kans op overschrijding van de wettelijke grenswaarden niet groot. In de nabije toekomst bestaat er alleen een kleine kans dat er nog lokaal overschrijdingen voor fijn stof plaatsvinden. Hier is in het plangebied echter geen sprake van. Op de lange termijn is deze kans te verwaarlozen. Er is dus geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze "niet in betekenende mate" bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Kleine woningbouwlocaties, en daarmee dit initiatief, behoren daar ook bij. Het voorliggende bestemmingsplan maakt slechts één extra woning mogelijk en draagt derhalve niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat de luchtkwaliteit door de transformatie van een agrarische tot een woonbestemming verbeterd. Hiermee wordt voldaan aan de eisen zoals gesteld in de Wet milieubeheer.
3.9 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen.
In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Ook ligt het plangebied niet in de invloedsfeer van routes voor gevaarlijke stoffen. Wel liggen over de zuidoostelijke hoek van het plangebied twee hogedruk aardgastransportleidingen.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) houdt milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid vanuit het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Het Bevb gaat uit van grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) en een verantwoordingsplicht van het groepsrisico (GR). Beide leidingen hebben een werkdruk van 40 bar. De diameters bedragen 6 en 12 inch. De leidingen hebben geen plaatsgebonden risicocontouren waarbinnen het realiseren van (beperkt) kwetsbare objecten tegen wordt gegaan. Voor de leidingen gelden inventaristatieafstanden van 70 en 140 meter, waarbinnen het groepsrisico verantwoord moet worden. Omdat de woningen binnen deze afstanden zijn gesitueerd, moet worden afgewogen of de toename van het aantal personen in de omgeving van de leiding tot een verantwoord groepsrisico leidt.
Gezien de dunne bevolkingsdichtheid rondom het plangebied kan met zekerheid worden gesteld dat er ruimschoots wordt voldaan aan de vastgelegde oriënterende waarde voor het groepsrisico. De toevoeging van één woning zal, gelet op de zeer beperkte toename van het aantal personen in de buurt van de gasleiding, geen significante toename van het groepsrisico tot gevolg hebben. Aangenomen kan worden dat de oriënterende waarde ook in de toekomstige situatie niet wordt overschreden.
Verantwoording groepsrisico
Conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen dient invulling te worden gegeven aan de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Daarom is van het Steunpunt Externe Veiligheid een groepsrisicoberekening gevraagd en gekregen.
De plaatsgebonden risicocontour 10-6 ligt op de beide aardgasleidingen en bedraagt dus 0 meter. Daarmee wordt voldaan aan de genoemde grenswaarde. Het extern veiligheidsbeleid van de gemeente Assen vermeldt niets over hoe om te gaan met kwetsbare objecten binnen de 100% letaliteitszone van hogedruk aardgastransportleidingen. De 100% letaliteitszone van de twee betreffende aardgastransportleidingen van de Gasunie is zo groot dat de twee geprojecteerde woningen daarbinnen komen te liggen. Echter ligt in de bestaande situatie al een boerderij met bedrijfswoning binnen de 100% letaliteitszone. Gezien de omgeving, waar heel weinig kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van de aardgasleidingen liggen, kan gesteld worden dat het groepsrisico (GR) in de bestaande situatie nihil is. In de nieuwe situatie komt er een kwetsbaar object bij waar uit wordt gegaan met een toename van 2,4 persoon (kental) binnen de 100% letaliteitszone. Met deze toename zal het GR niet noemenswaardig toenemen en dus nihil blijven.
Daarnaast is het plangebied goed bereikbaar, waardoor de bestrijding van calamiteiten gewaarborgd wordt. Binnen het plangebied worden ten slotte geen verminderd zelfredzame doelgroepen gehuisvest.
Op basis van het voorgaande wordt (de toename van) het groepsrisico verantwoord geacht.
3.10 Kabels En Leidingen
De gasleidingen die door het plangebied lopen zijn voorzien van een planologische regeling die voorkomt dat er bodemingrepen worden gedaan waarbij de leiding geraakt kan worden. Deze regeling houdt in dat er in een strook van vier meter aan weerszijden van de leiding geen graafwerkzaamheden of diepwortelende beplantingen mogen worden aangelegd. Ook worden verhardingen boven deze leidingen tegengegaan.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Landschap
De oostzijde van Assen is een cultuurhistorische waardevolle omgeving en maakt onderdeel uit van het Nationaal Park en Landschap Drentsche Aa. Voor de ontwikkeling van de oostelijke stadsrand is de visie “Assen aan de Aa” opgesteld met de ambitie de landschappelijke en natuurwaarden van het gebied te behouden en te versterken. De basis voor deze visie vormt de landschappelijke onderlegger van dit gebied: het bekensysteem van de Drentsche Aa.
Figuur 4: Project Amelte (uitwerking visie "Assen aan de Aa")
Inzet: Assen en het bekensysteem van de Drentsche Aa.
Het perceel Anreperstraat 204 maakt onderdeel uit van het project Amelte dat een verdere uitwerking vormt van de visie “Assen aan de Aa”. Het gebied Amelte wordt omsloten door vier beeklopen, het Deurzerdiep, het Anreperdiep, het Ossenbroekerloopje en het Amelterdiep. Door de houtwallen die deze vier beekdalen begeleiden aan te vullen ontstaat er een duidelijker onderscheid tussen de droge delen en natte laagtes van de beekdalen. Het gebied Amelte wordt daardoor een 'eiland' omgeven door beken. Door de kleine essen van Amelte te omzomen met houtsingels worden deze als eenheid in het landschap beter herkenbaar. Het gaat hierbij om de Uitkamp, de Amelter es, en de twee esjes bij Schieven.
4.2 Historie
Het perceel Anreperstraat 204 ligt op de overgang van een beekdal (Ossenbroekloopje) naar de westelijke es van Schieven (Groote Kamp). Het beekdal vindt zijn oorsprong ruim voor de laatste ijstijd in een doorlopende stroomgeul van het Drentsche Aa-systeem. De geul is later opgevuld met verspoelde keileem (beekleem) en ingestoven dekzand, waardoor ter hoogte van de Vredeveldse weg een waterscheiding is ontstaan. Omstreeks 1830 is door het beekdal een verhoogde, rechte zandweg aangelegd (kadastrale kaart 1832). Later is deze bestraat als verbindingsweg van Assen naar Schieven en Anreep. De bocht in de straat, die bij nr. 204 begint, markeert de noordzijde van de es.
Figuur 5: Topografische kaart 1896-1905
De huidige boerderij is in 1923 eerst als schuur aan de straat gebouwd, aan de rand van de es en het beekdal. Later is het woongedeelte aan de beekzijde toegevoegd. Het bos in het beekdal ten zuiden van de locatie is tussen 1925 en 1937 ontgonnen tot grasland. In 1965 is het Anreperdiep gekanaliseerd en in peil verlaagd, waardoor de gronden langs het diep landbouwkundig beter benut konden worden. Ter plaatse van de Anreperstraat watert het beekdal af in zuidelijke richting. De hoofdafwatering (Ossenbroekloopje) loopt met een duiker onder de straat door, langs het bosje tussen nr. 198 en 202. Vanaf nr. 204 liep vroeger de afwatering in zuidwestelijke richting naar het Anreperdiep. In 1988 is de grens tussen nr. 202 en 204 rechtgetrokken en is op deze grens een nieuwe sloot gegraven, die in zuidelijke richting afwatert naar het Anreperdiep. Deze grenssloot is in 2011 door het Waterschap aangewezen als schouwsloot. Na 1088 zijn, ten oosten van de nieuwe grens, de eigendommen in het beekdal en op de es samengevoegd tot een aaneengesloten landbouwperceel, eerst in gebruik als weidegrond voor de melkveehouderij en later als pacht akkerland. Bij pensionering van de eigenaar in 1988 is besloten om de melkveehouderij te stoppen. Daarna zijn de bedrijfsgebouwen deels in gebruik gekomen bij het bestratingbedrijf van de zonen van de eigenaar.
4.3 Planontwikkeling
In 2012 kwam het verzoek bij de gemeente voor toepassing van de Ruimte-voor-ruimteregeling bij sloop van de bedrijfsgebouwen van Anreperstraat 204. De ruimte voor ruimte regeling voorziet in de bouw van een compensatie bij voorkeur op het perceel waar de ontsierende bebouwing wordt gesloopt. Toch is ook gekeken naar mogelijkheden voor herbouw op een andere locaties in de omgeving om een zo optimaal mogelijke ruimtelijke winst te behalen voor dit gebied. Uiteindelijk is het huidige perceel toch de beste locatie voor herbouw gebleken.
Het voorlopige inrichtingsplan voor deze locatie verschilt van de situatie zoals is opgenomen in de toelichting van het voorontwerp bestemmingsplan. Naar aanleiding van het advies van Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe en door nadere beschouwing en de landschappelijke situatie, is voor dit ontwerpbestemmingsplan een andere keuze gemaakt.
Voor de planontwikkeling wordt uitgegaan van sloop en nieuwbouw van de bestaande boerderij en de toevoeging van een tweede woning. Om verschillende redenen is het van belang om zoveel mogelijk gebruik te maken van de reeds bestaande funderingen (beperking van de kosten, beperking van bodemverstoring en de afstand tot de aardgasleidingen). De bouwkundige kwaliteit van de tachtig en negentig jaar oude boerderij is zodanig dat tenminste vernieuwbouw of herbouw noodzakelijk is. De schuur is met golfplaten afgedekt en heeft evenals het woongedeelte geen monumentale waarde. De ontwikkeling met nieuwbouw biedt de kans om een functioneel woonhuis neer te zetten dat tevens vorm geeft aan de uitgangspunten voor ontwikkeling, zoals beschreven in de visie “Assen aan de Aa”.
4.4 Landschappelijke Inpassing
Op de overgang naar het beekdal van het Anreperdiep liggen de essen van Schieven. Voor behoud en ontwikkeling van de landschapskwaliteit is het belangrijk om elementen, die een verbinding met het verleden hebben, zoveel mogelijk te behouden en hun herkenbaarheid te versterken. Er zijn twee elementen bij het desbetreffende eigendomsperceel, die in dit verband speciale aandacht verdienen: de knik in de Anreperstraat, die de oude grens van de es van Schieven (Groote Kamp) markeert en de houtwallen in het zuidelijk deel bij het Anreperdiep, die te beschouwen zijn als restant van de vroegere beekdalbossen en randbeplanting van de es.
Landschapsontwikkeling
In aansluiting op de historische ontwikkeling worden er naar de toekomst wel enkele lijnen uitgezet. Het uitwaaierend beekdal (zijdal), in de richting van het Anreperdiep tussen de es (Groote Kamp) en de historische bosjes langs het Ossenbroekloopje wordt versterkt. Ook voortbordurend op het project Amelte (uitwerking visie “Assen aan de Aa), wordt de natte laagte van het Ossenbroekloopje aan weerszijden aangevuld met houtsingels. De Anreperstraat karakteriseert zich van west naar oost als een historische lint, die overgaat in een slingerend profiel met bomen met hier en daar met boerderijen aan weerszijden. Tussen de percelen van de boerderijen door opent zich het landschap met open zichten.
Figuur 6: Bestaande situatie Anreperstraat 204
In het ruimtelijk beleving van de Anreperstraat is het waardevol dat deze zichtlijnen in stand blijven richting het diep, de boerderijen van Anreep en de omgeving. Een belangrijke zichtlijn hierbij is die over de es tussen nr. 204 en 206. Hoewel in een ver verleden hier een zware esrandbeplanting is geweest, is het in de huidige context van belang dat dit uitzicht op de es en op Anreep in de toekomst open wordt gehouden. In aansluiting op het project Amelte (uitwerking visie “Assen aan de Aa”) worden de randen van de essen van Schieven beplant. De overgang van de essen naar het beekdal van het Anreperdiep worden zo weer in het landschap zichtbaar. Stevige randbeplanting wordt aangebracht op de rand van de es in zuidzuidoostelijk richting naar de bestaande houtwallen bij het Anreperdiep. Door omzoming van de es met nieuwe randbeplanting wordt het contrast tussen beslotenheid en doorzicht in het landschap versterkt.
Figuur 7: Perceel nr. 204 in samenhang met Anreperstraat en landschappelijke context
Het nieuwe erf
Bij de ontwikkeling van het perceel Anreperstraat 204 wordt uitgegaan van de ontwikkeling van twee woningen met bijgebouwen geconcentreerd rondom één collectief erf. De collectieve ruimte fungeert hierbij als voorportaal richting de Anreperstraat. Het erf zal door de aanleg met eenduidige erfverharding en het overeenkomstig materiaalgebruik van de bebouwing één samenhangend geheel vormen. Met een ensemble van gebouwen wordt een Drents erf met boerderij met schuren benaderd. Qua beeld zal het nieuwe erf aansluiten bij de voor Drenthe karakteristieke clustering nabij de es en het beekdal.
Figuur 8: ‘Het nieuwe erf’ in landschappelijke context
4.5 Beeldkwaliteit
Plaatsing woonhuizen met schuur
De woonhuizen met hun schuren worden zodanig geplaatst dat ze gezamenlijk een klein Drents erf representeren. Eén woning hiervan is georiënteerd op het beekdal, waarbij de andere woning haar woonkwaliteit ontleend aan haar ligging en oriëntatie op de es. Het gemeenschappelijk entree-erf als groene ruimte met een eenvoudig landelijke erfinrichting is verbindend. Dit wordt vormgegeven door een groene voorruimte, een gemeenschappelijke oprit, groepering van gebouwen rond een gemeenschappelijke ruimte en de afstemming in architectuur tussen de gebouwen met bijgebouwen. De omzoming van de es met de nieuwe esrandbeplanting onderscheidt de beide kavels van elkaar.
Figuur 9: Referentiebeeld ‘het nieuwe erf’
Massa en vorm
De gebouwen hebben een eenvoudige hoofdvorm met een rechthoekige grondvorm als basis. De volumes tonen verwantschap en worden beschouwd als een sculptuur, bestaande uit één hoofdmateriaal. De woonhuizen moeten aansluiten bij de Drentse karakteristieken van het gebied in uitstraling (bescheidenheid), dakhelling, goothoogte en materiaalgebruik. De woonhuizen bestaan uit één bouwlaag met kap. De kap is dominant in het beeld. Voor de dakvorm wordt het zadeldak of het schilddak toegepast. De hoogte van het maaiveld tot goot is gelijk of kleiner dan de hoogte van goot tot nok. De goothoogte dient zo laag mogelijk te blijven. De bijgebouwen zijn ondergeschikt ten aanzien van het woonhuis. De nokrichting is gedraaid, maar ze tonen verwantschap met het woonhuis. Tezamen zijn de vier bouwvolumes te beschouwen als één architectonische geheel.
Figuur 10: Perspectief bouwmassa's
Materialen, detaillering en kleurgebruik
De woonhuizen worden voorzien van hetzelfde hoofdmateriaal, waarbij natuurlijke materialen in gedekte kleuren worden toegepast en geen geglazuurde materialen. De gevels bestaan uit baksteen of hout, afgewisseld met een ander materiaal voor de insneden in het hoofdmateriaal (staal of glas). Voor het dak kan gekozen worden voor riet of dakpannen. De gebouwen hebben een eenvoudige, zorgvuldige en doelmatige detaillering.
Erfinrichting
Het erf wordt ingepast met streekeigen, inheemse bomen en beplanting. Door de omzoming van de es met nieuwe esrandbeplanting wordt het ritme van het landschap weer zichtbaar. De nieuwe houtsingel wordt aangeplant boven op een aarden walletje en vormt tegelijkertijd de kavelgrens tussen beide kavels. Het collectieve erf is een groene voorruimte, met een eenvoudig landelijke inrichting bestaande uit gras met bomen. Ze zorgen ervoor dat het erf open en luchtig blijft. De oostelijke kavel wordt ingepast met streekeigen, inheemse beplanting om afscherming te bieden vanaf de Anreperstraat.
Gezien het open karakter en ligging van de woonhuizen is er geen ruimte voor hoge muren en schuttingen. Aan de voorzijde vormen borders met bloemen en lage struiken de overgang van het gras van het collectieve erf naar het privé-erf. Een lage haag vormt de overgang van het privé-erf naar het aangrenzende landschap.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2008 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden, met inachtneming van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Daarnaast sluit het bestemmingsplan aan op het Handboek Bestemmingsplannen van de gemeente Assen.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Wonen
Het gehele plangebied valt onder de bestemming “Wonen”. Binnen deze bestemming is de zelfstandige woonfunctie mogelijk. De regeling behorende bij deze bestemming is afgestemd op de genoemde planuitgangspunten en beleidsuitgangspunten.
De woonhuizen zijn vastgelegd binnen een bouwvlak. Bijgebouwen mogen binnen dit bouwvlak voor voorgevelrooilijn van de woonhuizen worden gebouwd. Verder is per woonhuis een maximumoppervlak van 250 m2 voor de totale oppervlakte aan bebouwing opgenomen.
Naast het wonen wordt ruimte geboden voor vrije beroepen. Dit zijn beroepen die vanwege een beperkte ruimtelijke invloed in of bij de woning kunnen worden uitgeoefend. Voor woninggebonden bedrijvigheid, waarbij de ruimtelijke impact groter is dan bij vrije beroepen, is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen.
Leiding - Gas
De beschermende regeling voor de gasleiding in het noorden van het plangebied is vastgelegd in de dubbelbestemming “Leiding - Gas”. Hier mogen slechts onder voorwaarden ingrepen in de bodem plaatsvinden.
Waarde - Cultuurhistorie
De mogelijk aanwezig archeologische resten en het behoud en mogelijk versterken van de cultuurhistorische en landschappelijk waarden is vastgelegd binnen de bestemmingsplan "Waarde - Cultuurhistorie". Het bevoegd gezag kan binnen deze bestemming aanvullende eisen stellen aan het uitvoeren van grondwerkzaamheden en het oprichten van bouwwerken.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Dit bestemmingsplan doorloopt de wettelijk vastgelegde procedure. Hierbij wordt eenieder de gelegenheid gegeven zijn of haar inspraakreactie of zienswijze kenbaar te maken. Tevens wordt Overleg gevoerd met verschillende overleginstanties.
Inspraak en overleg
Het bestemmingsplan is, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar de overleginstanties. Voorts is, zoals bepaald in de inspraakverordening van de gemeente Assen, het voorontwerp bestemmingsplan voor inspraak ter inzage gelegd. De publicatie ten behoeve van de start van de inspraakperiode kan opgevat worden als een vooraankondiging zoals bedoeld in artikel 1.3.1 van het Bro.
De ingekomen inspraak en overlegreacties zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording in de Nota van inspraak en overleg, die is opgenomen in Bijlage 2. De ingekomen overlegreacties zijn hier bij gevoegd. De ingekomen reacties geven aanleiding om de inrichting van het plangebied op onderdelen aan te passen. Het bestemmingsplan is dienovereenkomstig aangepast.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure gevolgd die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De bekendmaking van het bestemmingsplan en raadsbesluit heeft plaatsgevonden door middel van een publicatie in het gemeentelijke huis-aan-huisblad en in de Staatscourant. Het ontwerpplan is gedurende 6 weken ter inzage gelegd van 15 maart 2013 tot en met 25 april 2013. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. In deze periode is één zienswijze ontvangen. Deze wordt hierna weergegeven en voorzien van commentaar.
Zienswijze Gasunie
De Gasunie maakt enkele opmerkingen over artikel 4; Leiding – Gas. De voorgestelde aanpassingen moeten er toe bijdragen dat de veiligheid van de hoge druk aardgastransportleiding, de personen in de nabijheid van de leiding en het bedrijfszeker gastransport worden gegarandeerd.
Reactie gemeente: alle door de Gasunie aangedragen aanpassingsvoorstellen worden overgenomen. Artikel 4 wordt daarop aangepast.
Vervolg
Op 19 september 2013 is het bestemmingsplan door de gemeenteraad vastgesteld. De bekendmaking van het bestemmingsplan en raadsbesluit vindt plaats door middel van een publicatie in het gemeentelijke huis-aan-huisblad en in de Staatscourant. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening bij de voorzitter van de ABRvS is aangevraagd.
Hoofdstuk 7 Financiële Uitvoerbaarheid
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van twee woonhuizen mogelijk, waardoor de verplichting bestaat kostenverhaal in het bestemmingsplan te verantwoorden. De gemeente heeft aan deze ontwikkeling feitelijk geen kosten, aangezien het een particulier initiatief betreft en er al infrastructuur aanwezig is. Fasering of het stellen van nadere eisen zijn voor dit bestemmingsplan niet aan de orde. Voor de ontwikkeling is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten.
In de overeenkomst wordt ondermeer de afwenteling van eventuele planschadekosten geregeld. Ook de plankosten die de gemeente maakt, zijn opgenomen in de overeenkomst. Aangezien de kosten via andere wijze gedekt zijn, is het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk.