KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Kwekerij
Artikel 5 Agrarisch - Paardenhouderij
Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Landschap
Artikel 7 Bedrijf
Artikel 8 Bedrijf - Brandweerkazerne
Artikel 9 Bedrijf - Gasontvangststation
Artikel 10 Bedrijf - Molen
Artikel 11 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 12 Bedrijf - Opslag
Artikel 13 Bedrijf - Rwzi
Artikel 14 Bedrijf - Steunpunt Rijkswaterstaat
Artikel 15 Bedrijf - Tuincentrum
Artikel 16 Bedrijf - Verkoop Motorbrandstoffen
Artikel 17 Bos
Artikel 18 Centrum
Artikel 19 Cultuur En Ontspanning
Artikel 20 Detailhandel
Artikel 21 Gemengd
Artikel 22 Groen
Artikel 23 Groen - Brink
Artikel 24 Groen - Stadspark
Artikel 25 Maatschappelijk
Artikel 26 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 27 Maatschappelijk - Zorgboerderij
Artikel 28 Maatschappelijk-bijzondere Woonvorm
Artikel 29 Natuur
Artikel 30 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 31 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 32 Sport
Artikel 33 Sport - Manege
Artikel 34 Tuin
Artikel 35 Verkeer
Artikel 36 Verkeer - Railverkeer
Artikel 37 Water
Artikel 38 Wonen
Artikel 39 Wonen - Markeweg 1, Noord-sleen
Artikel 40 Wonen - Wheempad 1a Zweeloo
Artikel 41 Woongebied
Artikel 42 Woongebied - Molenakkers Ii
Artikel 43 Leiding - Gas
Artikel 44 Leiding - Hoogspanning
Artikel 45 Waarde - Archeologie 1
Artikel 46 Waarde - Archeologie 2
Artikel 47 Waarde - Archeologie 3
Artikel 48 Waarde - Archeologie 4
Artikel 49 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde
Artikel 50 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Benneveld
Artikel 51 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Gees
Artikel 52 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Oud Aalden
Artikel 53 Waarde - Beschermd Stadsgezicht Coevorden
Artikel 54 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 55 Waarde - Karakteristiek Object
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 56 Anti-dubbeltelregel
Artikel 57 Algemene Bouwregels
Artikel 58 Algemene Gebruiksregels
Artikel 59 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 60 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 61 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 62 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 63 Overgangsrecht
Artikel 64 Slotregel
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Aelderhooghe
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Molenakkers Ii
Bijlage 3 Erratum Beeldkwaliteitsplan Aalden-aelderhooghe
Bijlage 4 Inpassingsplan Dorpsstraat 2, Noord-sleen
Bijlage 5 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Markeweg 2, Noord-sleen
Bijlage 6 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Markeweg 1, Noord-sleen
Bijlage 7 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Voormalige Parkschool-coevorden
Bijlage 8 Beeldkwaliteitsplan Historische Kern Coevorden
Bijlage 9 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Mepperstraat 20-22, Meppen
Bijlage 10 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Nieuwe Krim 8-10, Nieuwe Krim
Bijlage 11 Aanwijzingsbesluit Beschermd Dorpsgezicht Benneveld
Bijlage 12 Aanwijzingsbesluit Beschermd Dorpsgezicht Gees
Bijlage 13 Aanwijzingsbesluit Beschermd Dorpsgezicht Oud Aalden
Bijlage 14 Aanwijzingsbesluit Beschermd Stadsgezicht Coevorden
Bijlage 15 Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase A
Bijlage 16 Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase B En C
Bijlage 17 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Havenstraat Tussen 22 En 23, Schoonoord
Bijlage 18 Staat Van Bedrijven
Bijlage 19 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Almaatsweg Naast Nr.13, Benneveld
Bijlage 20 Masterplan Holwert-zuid
Bijlage 21 Cultuurhistorische Rapportage Groen En
Bijlage 22 Archeologische Beleidskaart
Bijlage 23 Beeldkwaliteitsplan Jongbloed
Bijlage 24 Wheempad 1astedenbouwkundige- En Architectonische Randvoorwaarden
Bijlage 25 Wheempad 1a Erinrichtingsplan
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel
1.3 Plangebied
1.4 Juridische Vorm
1.5 Planstukken
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Stedenbouwkundige Context En Beeldkwaliteit
3.1 Aalden-zweeloo
3.2 Benneveld
3.3 Coevorden
3.4 Dalen
3.5 Dalerpeel
3.6 Dalerveen
3.7 De Kiel
3.8 Erm
3.9 Gees
3.10 Geesbrug
3.11 Meppen
3.12 Nieuwe Krim
3.13 Noord-sleen
3.14 Oosterhesselen
3.15 Schoonoord
3.16 Sleen
3.17 Steenwijksmoer
3.18 'T Haantje
3.19 Wachtum
3.20 Wezup
3.21 Wezuperbrug
3.22 Zwinderen
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Externe Veiligheid
4.2 Water
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
4.4 Historische Geografie
4.5 Natuur En Ecologie
Hoofdstuk 5 Milieu
5.1 Bedrijven En Milieuzonering
5.2 Bodem
5.3 Luchtkwaliteit
5.4 Geluid
5.5 Geurhinder
5.6 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Algemeen
6.2 Toelichting
6.3 Verbeelding
6.4 Opbouw Regels
6.5 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 Vooroverleg En Inspraak
8.2 Ontwerp Bestemmingsplan
8.3 Vaststelling Bestemmingsplan
Bijlage 1 Lijst Karakteristieke Panden En Monumenten
Bijlage 2 Overzichtstekening
Bijlage 3 Advies Externe Veiligheid
Bijlage 4 Nota Vooroverleg En Inspraak Bestemmingsplan Kernen
Bijlage 5 Notitie Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen Bestemmingsplan Kernen

Bestemmingsplan Kernen

Bestemmingsplan - Gemeente Coevorden

Vastgesteld op 09-11-2020 - deels onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Bijlage Bij Toelichting

Regels

Bijlage Bij Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Kernen met identificatienummer NL.IMRO.0109.023BP00000-0007van de gemeente Coevorden;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aan huis gebonden beroep en bedrijf:

een dienstverlenend beroep en/of bedrijf dat op kleine schaal inpandig in een woning en/of daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aanpijling

een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (niet zijnde: houtteelt, boomfruitteelt, een kwekerij en/of een glastuinbouwbedrijf) en/of het houden van dieren (niet zijnde een een gebruiksgerichte paardenhouderij,)

1.8 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf waar overwegend door middel van handwerk producten worden vervaardigd, bewerkt, onderhouden of hersteld;

1.9 arbeidsmigrant

persoon, die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel, al dan niet tijdelijk, arbeid te verrichten en inkomen te verwerven;

1.10 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingsbeeld

de visuele waarden van het totaal aan bebouwing en de bebouwing in het landschap;

1.13 bed en breakfast

een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt, met maximaal zes kamers en maximaal 10 personen, die in beginsel deel uitmaakt van het hoofdgebouw en onder omstandigheden in een bijgebouw mag worden gerealiseerd, zonder dat sprake is van een permanente woonsituatie;

1.14 productiegebonden bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie, dat in de regels aangegeven recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt;

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep, voor detailhandel en/of verkoop van (ter plaatse geproduceerde) producten, dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, bestaand of vergund op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;

1.18 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse of het terrein, noodzakelijk is;

1.19 beeldbepalend object

Gebouw of object met esthetische kwaliteit, dat opvalt in zijn omgeving of nadrukkelijk het beeld van de omgeving bepaalt, bijvoorbeeld vanwege zijn stedenbouwkundige en/of cultuurhistorische waarde;

1.20 beeldkwaliteit

Beeldkwaliteit is het samenstel van de beoordeling van:

  1. De plaats van de bebouwing (in het verleden en nu);
  2. De maten en verhoudingen van de gebouwen (in het verleden en nu);
  3. Het ritme of patroon van de bebouwing langs de weg (in het verleden en nu);
  4. De beplanting, langs de openbare weg en op de particuliere gronden;
  5. Het materiaalgebruik voor de bebouwing en de straat;
  6. Het functioneren van de bebouwing;
  7. Kenmerkende objecten (een molen, kerk, bos, houtwal, kunst e.d.);
  8. De staat van verzorging van de omgeving (detaillering en onderhoud van gebouwen, weg- en bermonderhoud, verlichting e.d.); abiotische omgeving, patronen, structuren

1.21 beeldkwaliteitsplan

Geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld document (beeldkwaliteitsplan), welke als bijlage(n) bij deze regels is/zijn gevoegd, danwel een later door de raad vast te stellen beeldkwaliteitsplan;

1.22 beheer- en dienstgebouwen

gebouwen ten dienste van verblijfsrecreatieve voorzieningen, waaronder een receptiegebouw, kampwinkel, toiletgebouw en dagverblijfgebouwen;

1.23 belemmeringenstrook

strook – ook wel zakelijk recht strook genoemd - die is gereserveerd voor werkzaamheden van de leidingexploitant aan de buisleiding of hoogspanningsverbinding;

1.24 beperkt kwetsbaar object

beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.25 beschermd stads- of dorpsgezicht

door het Rijk aangewezen gebied, als bedoeld in artikel 1, onder g, van de Monumentenwet 1988, zoals die wet luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet, waarvan de waardevolle karakteristiek omschreven is in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit;

1.26 bestaand

bestaand en legaal aanwezig of vergund op de dag van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, te weten PM;

1.27 bestaande bebouwing

bebouwing die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestond of in uitvoering was, dan wel gebouwd is of gebouwd kan worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

1.28 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.29 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.30 Bevi-inrichting

een inrichting waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is;

1.31 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.32 bijzondere woonvorm

een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven;

1.33 bodemingreep

werken en werkzaamheden aan/in de bodem waarvan mag worden aangenomen dat zij de cultuurhistorische waarde kunnen aantasten;

1.34 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een woonwagenstandplaats;

1.35 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.36 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback;

1.37 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Indien en voorzover twee bouwpercelen middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden en/of indien er sprake is van woningsplitsing conform artikel 60.5 Splitsen van een woning, worden deze aangemerkt als één bouwperceel;

1.38 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.39 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.40 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en is bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.41 bruto vloeroppervlak van een gebouw

de som van de vloeroppervlaktes van alle tot het gebouw behorende binnenruimten. De oppervlakte van buitenruimten als loggia's, balkons, niet gesloten galerijen, dakterrassen en dergelijke worden hier niet tot berekent;

1.42 cafetaria / snackbar

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;

1.43 camper / kampeerauto

een motorvoertuig waarin voorzieningen zijn getroffen voor recreatief (nacht) verblijf;

1.44 caravan

een verplaatsbaar recreatieverblijf op wielen, dat met behulp van een trekhaak achter een auto kan worden bevestigd;

1.45 chalet:

een niet-zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit hout of kunststof, zonder wielas en vaste verankering in de grond, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf en niet als kampeermiddel valt aan te merken;

1.46 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.47 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.48 dagrecreatie

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen voor ontspanning of vrijetijdsbesteding op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden;

1.49 dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen zoals picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, speeltuinen en banken;

1.50 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.51 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Met uitzondering van de opslag en verkoop van (consumenten) vuurwerk;

1.52 dienstverlenend bedrijf

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.53 diepploegen

grondbewerking dieper dan 0,3 m;

1.54 discotheek

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.55 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.56 educatief medegebruik

medegebruik gericht op (de overdracht van) kennis;

1.57 equivalent geluidsniveau

het energetisch gemiddelde van de fluctuerende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid. Het energetisch gemiddelde wordt berekend volgens de methode zoals omschreven in de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (1999);

1.58 etmaalwaarde

de hoogste van de volgende twee waarden van het equivalente geluidsniveau:

  • de waarde over de periode 07.00-19.00 uur (dag);
  • de met 5 dB(A) verhoogde waarde over de periode 19.00-23.00 uur (avond);

1.59 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.60 evenement

een voor publiek toegankelijke, al dan niet periodieke en/of meerdaagse manifestatie, zoals sportmanifestatie, concert, bijeenkomst, voorstelling, show, tentoonstelling en thematische markt, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.61 garage

een gebouw voor het stallen van een personenauto, niet zijnde garagebedrijf;

1.62 gastouderopvang

een vorm van kinderopvang waarbij de opvang plaatsvindt op het woonadres van de gastouder, met dien verstande dat op dit adres niet meer dan een voorziening voor gastouderopvang is gevestigd, bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen (inclusief eigen kinderen van 0-13 jaar) en verder zoals bepaald in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

1.63 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.64 gebruiken

het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;

1.65 gebruiksgerichte paardenhouderij

een bedrijfsmatige paardenhouderij die is gericht op het africhten van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, verlenen van diensten met behulp van paarden en/of de in- en verkoop van paarden, niet zijnde een manege;

1.66 geluidsgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.67 geluidsbelasting

etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats;

1.68 geluidsruimte

equivalent geluidvermogen in dB(A)/m2;

1.69 geluidszone

geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder;

1.70 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.71 gevaarlijke stoffen

ontplofbare stoffen en voorwerpen, samengeperste, vloeibaar gemaakte of onder druk opgeloste gassen, brandbare vloeistoffen, brandbare vaste stoffen, voor zelfontbranding vatbare stoffen, stoffen die bij aanraking met water brandbare gassen ontwikkelen, stoffen die de verbranding bevorderen, organische peroxiden, giftige stoffen, infectueuze stoffen, bijtende stoffen en/of andere stoffen die voor de mens of het milieu gevaarlijk kunnen zijn; een en ander indien en voor zover zij zijn aangewezen krachtens artikel 3 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

1.72 groepsaccomodatie

een gebouw, geen appartement, motel of pension zijnde, dat blijkens zijn indeling geschikt is om en bestemd is voor een groep of groepen te dienen als recreatief verblijf;

1.73 grenswaarde

de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting;

1.74 grondgebonden agrarisch bedrijf

  1. een veehouderij met een bedrijfsvoering waarbij in overwegende mate ruwvoer van eigen land wordt betrokken en mest in overwegende mate op eigen land wordt afgezet, waarbij onder eigen land wordt verstaan land dat in eigendom is, gepacht of gehuurd is of om niet wordt gebruikt ten behoeve van de bedrijfsvoering, en/of;
  2. een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf;

1.75 hobbymatig agrarisch gebruik

het uitoefenen van agrarische of natuurgerichte activiteiten die bijdragen aan het beheer van het landschap, maar niet als volwaardig, reëel of deeltijd agrarisch bedrijf aangemerkt kunnen worden.

1.76 hogere waarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.77 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een bedrijfswoning aanwezig is, wordt voor de toepassing van het bepaalde over bijbehorende bouwwerken, de bedrijfswoning als hoofdgebouw aangemerkt;

1.78 horecabedrijf

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel of dranken en/of het exploiteren van een zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek en partycentrum;

1.79 hotelkamerhuisje

een gebouw van beperkte omvang met de voorzieningen van een hotelkamer - zonder kookgelegenheid - bestemd voor recreatief verblijf;

1.80 huishouden

Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf niet-bedrijfsmatig voorzien van de dagelijkse behoeften. In het geval van twee of meer personen moet er sprake zijn van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Meerdere arbeidsmigranten in één en dezelfde woning zonder gezinsrelatie worden niet aangemerkt als een huishouden.

1.81 huisvesten van arbeidsmigranten

het, al dan niet tijdeljik, huisvesten van arbeidsmigranten in een woning/wooneenheid anders dan in de hoedanigheid van één huishouden;

1.82 industrieterrein

een industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.83 kampeermiddel

  1. een tent, een tentwagen, een camper, een kampeerauto of caravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, en niet zijnde een stacaravan;

dat geheel of ten dele kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;

1.84 kampeerterrein

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.85 kantoor

ruimte voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks te woord kan worden gestaan en geholpen;

1.86 kap

een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak;

1.87 karakteristiek object

een bouwwerk dat is aangewezen als karakteristiek object en waarvan een beschrijving is opgenomen in bijlage 1

1.88 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal;

1.89 kinderopvang

het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop voortgezet onderwijs voor de kinderen begint;

1.90 kleinschalig kamperen

verblijfsrecreatie op een agrarisch bouwperceel of op een woonperceel voor ten minste 5.000 m², in de vorm van een kampeerterrein van maximaal 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans;

1.91 kwetsbaar object

kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.92 kwekerij

een (agrarisch) bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt;

1.93 kunstobject

een bouwwerk bestemd ter voortbrenging van de beeldende kunsten;

1.94 landbouwinrichting

een inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak agrarische activiteiten, zijnde het telen of kweken van landbouwgewassen of het fokken, mesten, houden of verhandelen van landbouwhuisdieren, dan wel activiteiten die daarmee verband houden worden verricht;

1.95 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.96 landschapselementen

elementen in het landschap die bepalend zijn voor de kernkwaliteit van een gebied;

1.97 loonbedrijf

een bedrijf, gericht op het verrichten en leveren van diensten en de daarbij behorende producten aan agrarische bedrijven (agrarisch loonwerk), alsmede het verrichten van cultuurtechnische werkzaamheden en grondverzetwerkzaamheden;

1.98 LPG-doorzet

de afzet van lpg in m³ per jaar;

1.99 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.100 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve, verzorgende, medische en/of overheidsfuncties, met ondergeschikte detailhandel en/of horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.101 manege

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur van paarden en pony’s en het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen), alsook ondergeschikte horeca, ten dienste van deze activiteiten;

1.102 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.103 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.104 natweer onderkomen

een gebouw bestemd voor het realiseren van een kleinschalige voorziening voor uitsluitend de gasten van een terrein voor kleinschalig kamperen, niet zijnde een op de horeca gerichte voorziening als in de Drank- en Horecawet;

1.105 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.106 nutsvoorzieningen

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;

1.107 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.108 overheidsvoorzieningen

kantoren met vergaderaccomodaties, ontvangsruimten, enz. ten behoeve van een of meerdere overheidsorganen;

1.109 overkapping

elk voor mensen toegankelijk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;

1.110 paardrijbak

Niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem en eventuele omheining waar naast trainingen africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;

1.111 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.112 peil

  1. peil gebouw: de hoogte van de afgewerkte vloer ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. peil bouwwerk, geen gebouw zijnde: de hoogte ter plaatse van het gemiddelde afgewerkte terrein;
  3. voor een woonboot: de waterspiegel rondom de woonboot;

1.113 permanente bewoning

het verblijven in of gebruik van een (woon)ruimte als hoofdverblijf, inlcusief nachtverblijf ;

1.114 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.115 productiegerichte paardenhouderij

een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden;

1.116 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.117 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.118 recreatiebedrijf

een bedrijf ten behoeve van het organiseren van dagrecreatieve evenementen dan wel het verhuren van middelen ten behoeve van dagrecreatieve evenementen met bijbehorende opslagvoorzieningen;

1.119 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.120 recreatiewoning

een gebouw, uitsluitend bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.121 recreatieverblijf

een onderkomen ten behoeve van recreatief verblijf , zoals een kampeermiddel, trekkershut, hotelkamerhuisje, stacaravan, chalet, recreatiewoning of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen;

1.122 schuilstal

een niet voor bewoning, al dan niet in het kader van een agrarisch bedrijf bestemd gebouw, dat dient voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden;

1.123 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.124 silo

een bouwwerk dat dient voor het opslaan van mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van een agrarisch bedrijf;

1.125 stacaravan

een verblijf ten behoeve van recreatief verblijf in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen. De stacaravan moet op het terrein als aanhanger zijn te verplaatsen. Over de weg moet de stacaravan als één deel zijn te verplaatsen;

1.126 standplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, inclusief bijbehorend meubilair waaronder terrassen, statafels, parasols en afvalbakken, zoals omschreven in de Algemene Plaatselijke Verordening;

1.127 stedenbouwkundig

ruimtelijke verschijningsvorm van bebouwing, die wordt bepaald door de situering, aansluitende terreinen, bouwmassa's, gevelindeling en dakvormen;

1.128 supermarkt

een zelfbedieningswinkel, waar een breed assortiment algemene en verse levensmiddelen en voedingsmiddelen worden verkocht, met een additioneel assortiment non-food.

1.129 tent

een in hoofdzaak uit textiel of ander daarmee vergelijkbaar materiaal vervaardigd opvouwbaar onderkomen, bestemd voor recreatief verblijf;

1.130 tenthuisje

tent, waarin houten wanden zijn geplaatst en waarvan het dak van tentdoek is ten behoeve van recreatief verblijf;

1.131 trekkershut

een kleinschalig gebouw bestaande uit een lichte constructie, niet voorzien van sanitair, dat naar de aard en inrichting voor kortdurend recreatief dag- en nachtverblijf is bedoeld;

1.132 toeristische standplaatsen

een plaatsingsmogelijkheid voor een kampeermiddel, waarbij het kampeermiddel voor maximaal zes maanden op de standplaats is geplaatst;

1.133 tuin

erf zoals bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht;

1.134 verblijfsrecreatie

verblijf voor recreatie door wisselende (groepen van) personen, die hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;

1.135 vloeroppervlak

gezamenlijke oppervlakte van de bouwlagen;

1.136 volkstuin

een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;

1.137 volwaardig (agrarisch) bedrijf

een (agrarisch) bedrijf waaruit een zelfstandig en reëel inkomen voortkomt voor minimaal één huishouden;

1.138 vouwwagen

een tent, die over een opklapbaar frame is gespannen, en een kar waarin het frame met tent en al kan worden ingeklapt. In ingeklapte vorm is de vouwwagen achter een auto te vervoeren. In uitgeklapte vorm staat is het een tent, bestemd om recreatief in te verblijven;

1.139 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door Burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.140 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.141 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop van consumentenvuurwerk, en/of de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.142 watergang

een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren; de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.143 weg

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.144 weggebonden goederen

goederen ten behoeve van een bestuurder van een motorvoertuig of diens passagiers;

1.145 Wgh-inrichting

een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;

1.146 winkel

een gebouw, of een deel van een gebouw, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.47 wonen

het verblijven van een huishouden in een bedrijfswoning;

1.148 woning/ wooneenheid

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden en daaraan ondergeschikte functies;

1.149 woonwagenstandplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.150 zorgboerderij

een zorgfunctie waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, en al dan niet gecombineerd met agrarische of natuurbeherende activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de activiteiten;

1.151 zorginstelling

een cluster van zelfstandige zorgwoningen, bedoeld voor mensen met een (fysieke) beperking, waar zorg geleverd wordt. Al dan niet in combinatie met bijbehorende ondergeschikte voorzieningen zoals horeca, kleinschalige detailhandel, dagbesteding, kort durende opname;

1.152 zorgwoning

de voor 'zorgwoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met zorg door mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op enige zorg en ondersteuning, ongeacht of deze door een professional, vrijwilliger of mantelzorger worden verstrekt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen bouwdeel;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

Voor zover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansardekappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de afstand tot de grens van een bouwperceel:

De kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de grens van een bouwperceel;

2.7 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:

  1. Plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;
  2. Overstekende daken;
  3. Luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;

buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.

2.8 aanduiding 'Relatie'

Indien tussen twee bestemmingsvlakken en/of bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken c.q. bouwvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak c.q. bouwvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. bedrijfswoning, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'garage' een garage:
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag en verkoop van vuurwerk' tevens de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - verblijfsrecreatie' tevens verblijfsrecreatie, in vorm van kleinschalig kamperen
  6. intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', met dien verstande dat een bestaandeondergeschikte intensieve veehouderijtak blijft toegestaan
  7. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  8. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  9. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. groenvoorzieningen;
  11. tuinen, erven en verhardingen;
  12. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in lid Gebouwen onder c in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m, met dien verstande dat bij de aanvraag een erfinrichtingsplan wordt overlegd.
  • het bepaalde in lid Gebouwen voor het bouwen van een schuilstal, mits:
    1. het perceel niet is gelegen ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie, Waarde - Beschermd dorpsgezicht Benneveld, Waarde - Beschermd dorpsgezicht Gees, Waarde - Beschermd dorpsgezicht Oud Aalden, of Waarde - Beschermd stadsgezicht Coevorden;
    2. de afstand van de schuilstal tot de weg niet meer bedraagt dan 5 m;
    3. bij de schuilstal ten minste 0,5 hectare cultuurgrond in gebruik is voor agrarische bedrijfsvoering dan wel voor hobbymatig agrarisch gebruik;
    4. de oppervlakte van de schulstal niet meer bedraagt dan 30 m2;
    5. de goothoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m;
    6. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m;
    7. de schuilstal landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan;
    8. bij beëindiging van het gebruik als schuilstal, deze geheel wordt verwijderd.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming 'Agrarisch' na bedrijfsbeëindiging van het grondgebonden agrarisch bedrijf, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', waarbij de regels van 'Wonen' van overeenkomstige toepassing zijn, mits:
    1. dit niet leidt tot uitbreiding van het aantal woningen;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen.

Artikel 4 Agrarisch - Kwekerij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Kwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een kwekerij;
  2. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  3. bedrijfswoning uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  4. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. tuinen, erven en verhardingen;
  8. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in lid Gebouwen onder c. in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m, met dien verstande dat bij de aanvraag een erfinrichtingsplan wordt overlegd.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' na bedrijfsbeëindiging van de kwekerij wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', waarbij de regels van 'Wonen' van overeenkomstige toepassing zijn, mits:
    1. dit niet leidt tot uitbreiding van het aantal woningen;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen;

4.6 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Agrarisch - Paardenhouderij

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een gebruiksgerichte paardenhouderij;
  2. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  3. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  4. bedrijfswoning uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  5. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  6. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. tuinen, erven en verhardingen;
  9. nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in Gebouwen, onder b en c in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m, met dien verstande dat bij de aanvraag een erfinrichtingsplan wordt overlegd.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' na bedrijfsbeëindiging van het grondgebonden agrarisch bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', waarbij de regels van artikel 'Wonen' van overeenkomstige toepassing zijn, mits:
    1. dit niet leidt tot uitbreiding van het aantal woningen;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen.

Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Landschap

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van cultuurgrond;
  2. de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' tevens bestemd voor een ijsbaan;
  4. sloten, bermen en beplanting;
  5. paden;
  6. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  7. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. groenvoorzieningen;
  9. nutsvoorzieningen;
  10. landschappelijke inpassing.

6.2 Bouwregels

6.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Bedrijf

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven vallend onder de categorie 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  2. productiegebonden detailhandel;
  3. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  4. bedrijfswoning uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen' tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen
  6. een zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  7. een buitenopslag, ter plaatse van de aanduiding “opslag”;
  8. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. groenvoorzieningen;
  11. tuinen, erven en verhardingen;
  12. nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 18 onder categorieën 1 en 2;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het wonen, anders dan in de bedrijfswoning;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca anders dan ondergeschikt aan en ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemmingsdoeleinden;
  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor buitenopslag van materiaal ten behoeve van de uitoefening van een bedrijfsmatige activiteit, anders dan ter plaatse van de aanduiding "opslag";
  6. het gebruik van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting" zonder realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing, zoals weergegeven in bijlage 9.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in lid 7.4 in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:
    1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd, of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

a. de bestemming ' Bedrijf ' wijzigen ten behoeve van de functies wonen, bedrijfsdoeleinden, recreatieve doeleinden of zorgdoeleinden, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de toegestane functie/activiteiten zijn uitsluitend in combinatie met de woonfunctie toegestaan;
  2. de toegestane functie/activiteiten moeten binnen de (bestaande) gebouwen plaatsvinden;
  3. voor de toe te stane functie/activiteiten moet er voldoende parkeercapaciteit op het bijbehorende erf aanwezig zijn;
  4. de toe te stane functie/activiteiten mogen niet tot gevolg hebben dat een onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen plaatsvindt of dusdanig zwaar verkeer wordt aangetrokken waarop de bestaande (toeleidende) wegen niet zijn berekend;
  5. de nieuw functie/activiteiten mogen niet conflicteren met de provinciale kernkwaliteiten natuur, landschap, stilte, duisternis, aardkundig waardevol gebied, archeologie, cultuurhistorie en milieu- en leefomgevingskwaliteit;
  6. de toe te stane functie van bedrijfsdoeleinden is alleen bedoeld voor ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven zoals omschreven in de categorieën 1 en 2 van de bijlage 18 of hiermee voor wat betreft het leefklimaat vergelijkbare bedrijven;
  7. het onbebouwde erf mag niet voor de opslag van goederen en materialen en/of het stallen van voertuigen en machines ten behoeve van de nieuwe functie worden gebruikt;
  8. nabijgelegen bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt of belemmerd op basis van de milieuaspecten bodem, geluid, stof, geur en hindercirkels;

Artikel 8 Bedrijf - Brandweerkazerne

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Brandweerkazerne' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een brandweerkazerne;
  2. een ambulancepost;
  3. met bijbehorende trainingsfaciliteiten, kantine, enz.;
  4. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. tuinen, erven en verhardingen;
  8. nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

Artikel 9 Bedrijf - Gasontvangststation

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasontvangststation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation;
  2. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. erven en verhardingen;
  7. nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Bedrijf - Molen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een molen; waarbij het gebruik van de molen voor productie en opslagruimte, alsmede ondergeschikte horeca en detailhandel zijn inbegrepen;
  2. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van wonen;
  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca anders dan ondergeschikt aan en ten behoeve van de in artikel 10.1 onder a genoemde doeleinden.

Artikel 11 Bedrijf - Nutsvoorziening

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. openbare nutsvoorzieningen, zoals een transformatorstation;
  2. groenvoorzieningen en water;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

Artikel 12 Bedrijf - Opslag

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Opslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • opslagruimte;

12.2 Bouwregels

12.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in Gebouwen onder b voor verhoging van de goot- en bouwhoogte tot respectievelijk 6,00 m en 10,50 m.

12.5 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken:

  1. voor inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het wonen;
  5. voor inrichtingen met een bewaarplaats of een bewerkingsruimte als bedoeld in het Vuurwerkbesluit, waarin (on)verpakt professioneel vuurwerk, al dan niet in combinatie met consumentenvuurwerk is opgeslagen;
  6. voor inrichtingen die vallen onder het Besluit kwaliteitseisen veiligheid inrichtingen milieubeheer.

Artikel 13 Bedrijf - Rwzi

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 13 Bedrijf - RWZI' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterzuivering;
  2. afvalwatertransport;
  3. de vestiging van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, voor zover deze ten dienste staan aan de uitoefening van een waterzuiveringsinstallatie;
  4. bedrijfsgebouwen;
  5. andere bouwwerken;
  6. toegangswegen en in- en uitritten;
  7. parkeervoorzieningen;
  8. groenvoorzieningen;
  9. nutsvoorzieningen;
  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

Artikel 14 Bedrijf - Steunpunt Rijkswaterstaat

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 14 Bedrijf - Steunpunt Rijkswaterstaat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. opslag van strooizout en materieel ten behoeve van het onderhoud van wegen;
  2. kantoorruimte;
  3. groenvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

Artikel 15 Bedrijf - Tuincentrum

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor artikel 15 Bedrijf - Tuincentrum aangewezen gronden zijn bestemd voor tuincentrum

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Bedrijf - Verkoop Motorbrandstoffen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 16 Bedrijf - Verkoop motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verkooppunt motorbrandstoffen;
  2. groenvoorzieningen en water;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. prijszuil;
  6. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  7. bedrijfswoning uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  8. verkooppunt voor de verkoop van weggebonden goederen, overeenkomstig de bestaande situatie;
  9. autowasstraat overeenkomstig de bestaande situatie.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving als bedoeld in lid 16.1 Bestemmingsomschrijving, wordt in elk geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en opstallen voor reclamedoeleinden.

Artikel 17 Bos

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 17 Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos;
  2. de opbouw, het behoud en herstel van aan de gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden;
  3. recreatief medegebruik;

met de daarbijbehorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. paden;
  3. speelvoorzieningen;
  4. kleinschalige waterlopen en -partijen;
  5. nutsvoorzieningen.

17.2 Bouwregels

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Centrum

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 18 Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in bijlage 18 onder de categorie 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, inrichtingen met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/ jaar en/of vuurwerkbedrijven;
  2. detailhandel met uitzondering van supermarkten;
  3. supermarkt ter plaatse van de functieaanduiding ‘supermarkt’;
  4. horeca in de vorm van een hotel, café, restaurant en/of cafetaria ter plaatse van de functieaanduiding ‘horeca’;
  5. een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg ter plaatse van de functieaanduiding ‘verkooppunt van motorbandstoffen zonder lpg’;
  6. woning al dan niet ten behoeve van het bedrijf, overeenkomstig de bestaande situatie;
  7. aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  8. (sociaal-)medische, sociaal-culturele en bestuurlijke voorzieningen;
  9. kantoor- en praktijkruimten inclusief kapperszaken;
  10. ter plaatse van de functieaanduiding 'supermarkt' tevens ondergeschikte horeca met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Centrum - verblijfsrecreatie' tevens verblijfsrecreatie, in vorm van kleinschalig kamperen;
  12. een ondergrondse parkeervoorziening ter plaatse van de functie aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer-gebouwde parkeervoorziening;

Met de daarbij behorende:

l. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

m.water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;

n. groen- en speelvoorzieningen;

o. tuinen, erven en verhardingen;

p. nutsvoorzieningen;q. andere bouwerken

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

18.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in Gebouwen onder b in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 respectievelijk 10,50 m.

18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 18 onder categorieën 1 en 2.

18.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in lid 18.5 Specifieke gebruiksregels onder a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven, genoemd in bijlage 18 onder de categorieën 1 en 2, mits:
    1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 18, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd, of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 18 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.

18.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:

  1. de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', 'detailhandel', 'horeca' of 'supermarkt' wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 19 Cultuur En Ontspanning

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. theater en bioscoop, museum, galerie en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'museum', is enkel een museum met bijbehorende horeca en functies toegestaan;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'sauna', is enkel een sauna toegestaan;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'discotheek', is enkel een discotheek toegestaan;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', zijn, enkel conform de bestaande situatie, twee woningen toegestaan;
  6. groenvoorzieningen en water;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

19.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening omwille van de flexibiliteit wijzigen ten behoeve van de bestemmingen:

  1. Gemengd;
  2. Maatschappelijk;

met inachtneming van het ter zake bepaalde de regels die in dit plan zijn opgenomen voor deze bestemmingen..

Artikel 20 Detailhandel

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel met dien verstande dat:
  1. detailhandel uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  2. het totale bruto vloeroppervlak maximaal 7.000 m2 bedraagt;
  3. het bruto vloeroppervlak van een winkel minimaal 500 m2 bedraagt, danwel de bestaande oppervlakte;
  1. woningen met dien verstande dat:
  1. woningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'Wonen';
  2. woningen uitsluitend zijn toegestaan op de verdieping;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het aangegeven aantal woningen is toegestaan;
  1. dienstverlening en kantoren met dien verstande dat maximaal twee dienstverlenende bedrijven en/of kantoren zijn toegestaan met een gezamenlijk netto vloeroppervlak van maximaal 250 m2;
  2. parkeren op maaiveld, ondergronds of op het dak;
  3. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

met bijbehorende gebouwen, bergingen, entrees, bouwwerken geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, waterlopen, tuinen en erven, bushokjes, nutsvoorzieningen, bergbezinkbassins en rioolputten.

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in doe het zelf artikelen.

20.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.1 voor het toestaan van voorzieningen voor sport, cultuur en ontspanning met dien verstande dat:

  1. de behoefte is aangetoond;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld zoals weergegeven in het voor het gebied geldende stedenbouwkundig ontwerp en het beeldkwaliteitsplan niet onevenredig worden geschaad;
  3. er afdoende parkeergelegenheid is.

Artikel 21 Gemengd

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 en 2, voor zover deze bedrijfsactiviteiten genoemd zijn in de in bijlage 18 genoemde Staat van bedrijven. De afstand wordt gerekend ten opzichte van de aangrenzende woonbebouwing;
  2. detailhandel, met dien verstande dat:
    1. ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel uitgesloten’ geen detailhandel is toegestaan;
    2. productiegebonden detailhandel is toegestaan.
  3. praktijk- en kantoorruimten;
  4. (sociaal-)medische en (sociaal-)culturele voorzieningen en bestuurlijke voorzieningen;
  5. daghorecabedrijven, passend binnen en kenmerkend voor een winkelgebied, zoals een cafetaria, lunchroom, broodjeszaak en ijssalon;
  6. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’ een hotel, café en/of restaurant;
  7. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ tevens wonen, al dan niet in gestapelde bouwvorm;
  8. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bovenwoningen’ tevens wonen in bovenwoningen;
  9. ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ een onderdoorgang;
  10. ter plaatse van de aanduiding 'terras' een terras;
  11. parkeervoorzieningen;
  12. groenvoorzieningen en water;
  13. nutsvoorzieningen;
  14. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

Op deze gronden zijn niet toegestaan categorieën van inrichtingen als bedoeld in de definitie van industrieterrein zoals deze is opgenomen in artikel 1 van de Wet geluidhinder (inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken).

In de bestemming zijn eveneens niet inbegrepen risicovolle inrichtingen.

21.2 Bouwregels

21.3 Nadere eisen

21.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. 21.1 Bestemmingsomschrijving, onder a: voor de vestiging van bedrijven genoemd in een naast hogere categorie van bedrijven, mits deze bedrijfsactiviteit naar invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot een categorie van bedrijfsactiviteiten die op die locatie wel is toegestaan. Bij het toestaan van de bedrijven is de normering krachtens de milieuhygiënische wetgeving uitgangspunt;
  2. 21.1 Bestemmingsomschrijving, onder a: voor de vestiging van bedrijven, welke weliswaar niet zijn genoemd in de krachtens dit artikel toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijven, doch naar hun aard en naar hun effecten op het woon- en leefklimaat, gelijk zijn te stellen met de wel genoemde inrichtingen in voornoemde categorieën. Bij het toestaan van de bedrijven is de normering krachtens de milieuhygiënische wetgeving uitgangspunt;
  3. 21.2 Bouwregels, onder Gebouwen, sub 3: voor een kleinere dakhelling of een platte afdekking.
  4. 21.2 Bouwregels, onder Gebouwen de bestaande goot- en bouwhoogte als maximale goot- en bouwhoogte geldt, als deze hoger zijn dan de hiervoor genoemde maximale goot- en bouwhoogten;

21.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  1. Het gebruiken of laten gebruiken van de gronden voor categorieën van inrichtingen als bedoeld in de definitie van industrieterrein zoals deze is opgenomen in artikel 1 van de Wet geluidhinder (inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken);
  2. Het gebruiken of laten gebruiken van de gronden voor risicovolle inrichtingen.

21.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:

  1. het toegestane aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal woningen.
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • het straat- en bebouwingsbeeld waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • de verkeersveiligheid;

Artikel 22 Groen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 22 Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;
  2. speelvoorzieningen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' tevens volkstuinen;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' tevens een ijsbaan;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' tevens een evenemententerrein;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'terras' tevens een terras;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'parkeren' tevens een parkeerterrein;
  9. ter plaatse van de specifieke aanduiding 'toiletgebouw' tevens een toiletgebouw;
  10. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  11. nutsvoorzieningen;
  12. kunstobjecten.

22.2 Bouwregels

22.3 specifieke gebruiksregels

Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend

  1. Het ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' gebruiken of laten gebruiken van de gronden voor het houden van dieren.
  2. Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als tuin;

22.4 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 23 Groen - Brink

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 23 Groen - Brink' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. brink;
  2. het behoud en herstel van de kenmerkende (driehoekige) structuur van de brink in relatie tot de omliggende karakteristieke bebouwing;
  3. de opbouw, het behoud en herstel van aan de gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden in de vorm van bestaande bomen en beplanting;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' tevens een evenemententerrein.

23.2 Bouwregels

23.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 24 Groen - Stadspark

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen-Stadspark’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groen- en speelvoorzieningen en water;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’ tevens voor evenemententerrein voor evenementen zoals concours, zomeravondconcerten, landbouwtentoonstelling en naar de aard daarmee gelijk te stellen evenementen;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – open ruimte’ voor open ruimte;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘park’ voor een park;
  5. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – waardevolle laanbeplanting’ voor waardevolle laanbeplanting;
  6. ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ tevens voor de handhaving en versterking van cultuurhistorische en ruimtelijke waarden;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

24.2 Bouwregels

Artikel 25 Maatschappelijk

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 25 Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. religieuze, educatieve, sociale, culturele en/of medische voorzieningen, alsmede overheidsvoorzieningen en museum;
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’, tevens voor wonen, met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal woningen;

met de daarbijbehorende:

  1. ondergeschikte horeca en diensten;
  2. bewoning, overeenkomstig de bestaande situatie;
  3. groen- en speelvoorzieningen;
  4. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. tuinen, erven en verhardingen;
  7. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

25.2 Bouwregels

25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

25.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in lid Gebouwen in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m.
  • het bepaalde in lid Gebouwen in die zin dat het bouwvlak wordt overschreden tot maximaal 20% van het bestaande oppervlak van het betreffende bouwvlak;

25.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden voor een woonzorgcomplex en/of woonzorgwoningen.

Artikel 26 Maatschappelijk - Begraafplaats

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 26 Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een begraafplaats;

met de daarbijbehorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. paden;
  3. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen.

26.2 Bouwregels

Artikel 27 Maatschappelijk - Zorgboerderij

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘artikel 27 Maatschappelijk - Zorgboerderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van:
  1. een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan huis gebonden beroep en bedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
  2. een zorgboerderij;
  1. vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning;

met de daarbijbehorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

27.2 Bouwregels

27.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 27.2, Gebouwen, sub c in die zin dat de goothoogte wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m;
  2. het bepaalde in lid 27.2, Gebouwen, sub d in die zin dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot ten hoogste 10,50 m.

27.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  2. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  3. het gebruik van de bedrijfswoning voor meer dan één woning/wooneenheden.

Artikel 28 Maatschappelijk-bijzondere Woonvorm

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 26 Maatschappelijk - Bijzondere woonvorm' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een maatschappelijke voorziening in de vorm van gebouwen ten behoeve van een bijzondere woonvorm

met daaraan ondergeschikt:

  1. gebouwen ten behoeve van een bijzondere woonvorm;
    met daaraan ondergeschikt:
  2. groenvoorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. speelvoorzieningen;
  5. water;
  6. wegen en paden;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

28.2 Bouwregels

28.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan detailhandel ondergeschikt aan en ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde doeleinden.

Artikel 29 Natuur

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 29 Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. natuurgebied;
  2. de opbouw, het behoud en herstel van aan de gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden;
  3. bestaande infrastructurele voorzieningen in de vorm van paden en wegen
  4. de waterhuishouding.

29.2 Bouwregels

29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het vellen en rooien van houtgewas;
  2. het ophogen of afgraven van gronden;
  3. het beplanten van gronden met bomen en andere opgaande houtige gewassen;
  4. het egaliseren van gronden.
  1. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte aard zijn.
  2. De onder a bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 29.1 omschreven waarden van de gronden.

Artikel 30 Recreatie - Dagrecreatie

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 30 Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dagrecreatieve voorzieningen;
  2. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen

30.2 Bouwregels

Artikel 31 Recreatie - Verblijfsrecreatie

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 31 Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kampeerboerderij;
  2. groepsaccommodatie;
  3. verblijfsrecreatie in de vorm van de bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatieterrein, waarbij geldt dat::
    1. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal' het aantal kampeermiddelen ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal kampeermiddelen, stacaravans of hotelkamerhuisjes bedraagt;
    2. appartementen, chalets, recreatiewoningen en bungalows, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie zijn toegestaan;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'bed&breakfast' is uitsluitend een bed&breakfast toegestaan.
  5. dagrecreatie;
  6. kampeerterrein;
  7. beheer- en dienstgebouwen;
  8. een zwembad;
  9. een bedrijfswoning uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  10. parkeervoorzieningen;

met de bijbehorende:

  1. gebouwen;
  2. horeca;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. wegen en paden;
  5. speelvoorzieningen;
  6. sanitaire voorzieningen;
  7. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. tuinen en erven.

31.2 Bouwregels

31.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

31.4 afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. het bepaalde in Beheer- en dienstgebouwen onder a. toestaan dat de gebouwen buiten het bouwvlak worden gerealiseerd;
  2. het bepaalde in Beheer- en dienstgebouwen onder b. toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 10,50 m;
  3. het bepaalde in Beheer- en dienstgebouwen onder c. toestaan dat de goothoogte wordt vergroot tot ten hoogste 6 m.

31.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. Het (laten) gebruiken van recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten, hotelkamerhuisjes, chalets en/of kampeermiddelen ten behoeve van permanente bewoning.

Artikel 32 Sport

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 32 Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sport- en speelvelden;
  2. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. sportdoeleinden;
    2. een kantine;
    3. kleedruimtes;
    4. onderhoud en beheer.

met de daarbijbehorende:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. paden en verhardingen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen.

32.2 Bouwregels

32.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. Het (laten) gebruiken van de gronden ten behoeve van een manege.

Artikel 33 Sport - Manege

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebouwen ten behoeve van:

  1. een manege;
  2. wonen in een bedrijfswoning, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  3. aan- en bijgebouwen;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;
  2. tuinen, erven en terreinen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

33.2 Bouwregels

33.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. het bepaalde in Gebouwen onder c toestaan dat de goothoogte wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m;
  2. het bepaalde in Gebouwen onder d toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 10,50 m;

33.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het (laten) gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  2. het (laten) gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, anders dan ondergeschikte horeca ten dienste van de manege.

Artikel 34 Tuin

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuin, niet zijnde erf, als bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht;
  2. taluds.

waarbij wordt gestreefd naar het behoud en het versterken van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

met de daarbijbehorende:

  1. op- en afritten;
  2. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  3. groen-, en nutsvoorzieningen;
  4. erf- en terreinafscheidingen

34.2 Bouwregels

34.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 35 Verkeer

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten;
  2. voet- en fietspaden;
  3. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. toegangswegen en in- en uitritten;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. speelvoorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'water' tevens voor (beweegbare) bruggen, ;
  7. tunnels, viaducten, bruggen, dammen en duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen civiel technische kunstwerken.

35.2 Bouwregels

35.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het (laten) gebruiken van de gronden voor wegen met meer dan twee rijstroken.

Artikel 36 Verkeer - Railverkeer

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. spoorwegen, spoorverkeer en spoorwegvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. stationsvoorzieningen, zoals kiosken, dienstverlening en horeca;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘water’ tevens een (beweegbare) spoorbrug ;
  3. groenvoorzieningen
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. (on)gelijkvloerse kruisingen met wegen;
  6. tunnels, viaducten, bruggen, dammen en duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen civiel technische kunstwerken;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

36.2 Bouwregels

Artikel 37 Water

lid 37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘artikel 37 Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grachten;
  2. kanalen;
  3. waterlopen;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘ligplaats’ tevens een ligplaats voor woonboten, met dien verstande dat het aantal woonboten niet meer mag bedragen dan het aantal dat ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' tevens een aanlegsteiger voor recreatievaartuigen.

met de daarbijbehorende:

  1. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  3. bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen civiel technische kunstwerken.

lid 37.2 Bouwregels

Artikel 38 Wonen

38.1 Bestemmingsomschrijving

r 'artikel 38 Wonen' aangeDe voowezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf;
  2. kleinschalige kinderopvang waaronder gastouderopvang;
  3. een rietdekkersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rietdekkersbedrijf';
  4. ter plaatse van de aanduiding 'rijwielhandel'; is tevens een rijwielhandel toegestaan;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling'; woningen uitsluitend in combinatie met zorg;
  6. ter plaatse van de aanduiding ‘bovenwoning’ is één bovenwoning toegestaan;
  7. terras, ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  8. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  9. ter plaatse van de aanduiding 'vakantiewoning'; is één vakantiewoning toegestaan;
  10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen - verblijfsrecreatie' tevens verblijfsrecreatie, in vorm van kleinschalig kamperen;
  11. een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’;

met de daarbij behorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. verkeer- en verblijfsdoeleinden;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. tuinen, erven en verhardingen.

38.2 Bouwregels

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen moeten binnen het bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'erf' worden gebouwd, waarbij de woning uitsluitend binnen het bouwvlak moet worden gebouwd;

b. het aantal woningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het op de verbeelding aangeven aantal het maximum is;

c.de goot- en bouwhoogte van de woning mogen ten hoogste respectievelijk 3,50 m en 9,00 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze reeds hoger is;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m), minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ de goot- en bouwhoogte niet minder respectievelijk niet meer mag bedragen dan op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogte;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan op de verbeelding aangegeven de goot- en bouwhoogte;

d. de dakhelling van de woning moet ten minste 45° bedragen, met dien verstande dat:

1.de dakhelling niet minder mag bedragen dan de bestaande dakhelling indien deze reeds kleiner is;

2.ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (º), maximum dakhelling (°)', de dakhelling niet minder respectievelijk niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangegeven dakhelling;

e. ten hoogste 50% van het bouwperceel mag met gebouwen worden bebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 200 m², met dien verstande dat het bouwperceel niet groter is dan 500 m². Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 500 m², maar niet meer dan 1.000 m² zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 300 m² bedragen en bij een bouwperceelgrootte van meer dan 1.000 m² zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 400 m² bedragen;

f. binnen het als 'erf' aangeduide gebiedbedragen de goot- en bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste respectievelijk 3m en 6m;

g. binnen het als 'erf'aangeduide gebied mogen geobuwen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd van de panden met de aanduiding 'karakteristiek' ;

h. binnen het als 'erf' aangeduide gebied bedraagt de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens tenminste 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;

i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - minimum oppervlakte' moet het bouwvlak voor ten minste 70% worden bebouwd;

j. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' zal de voorgevel van een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk in de aanduiding 'gevellijn' worden gebouwd;

k. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - nokrichting’ geldt dat de nokrichting van de woning hieraan evenwijdig dient te lopen;

l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nokrichting 1' geldt dat de nokrichting van het hoofdgebouw evenwijdig is aan de gevellijn;

m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nokrichting 2' geldt dat de nokrichting van het hoofdgebouw haaks is op de gevellijn;

n.ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen - nieuwbouwlocatie' is nieuwbouw toegestaan met dien verstande dat er plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal woningen is toegestaan.

Overige bouwwerken

a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten oogste 2.00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1.00 m mag bedragen;

b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 5.50 m.

Dorpsstraat Noord-Sleen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - Dorpsstraat - Noord-Sleen' gelden de volgende regels:

Schuurwoning

voor het bouwen van de gebouwen indien uit de aanvraag ongevingsvergunning blijkt dat er een schuurwoning gebouwd gaat worden gelden de volgende regels:

a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan één per bouwvlak;

c. de goothoogte van de woning bedraagt minimaal 2.50 m en maximaal 3.50 m, danwel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;

d.de bouwhoogte van de woning bedraagt maximaal 8 m, danwel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedragt;

e. de dakhelling van de woning zal ten minste 45 graden en ten hoogte 50 graden bedragen, danwel de bestaande dakhelling;

f. de maximale oppervlakte van de gebouwen bedraagt maximaal 200 m2 met dien verstande dat:

1. de gevelbreedte minimaal 6 meter en maximaal 11 meter bedraagt;

2. de lengte minimaal 12 meter en maximaal 22 meter bedraagt.

Dorpswoning

a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan één per bouwvlak;

c. de goothoogte van de woning bedraagt maximaal 3,00 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;

d. de bouwhoogte van de woning bedraagt maximaal 8,0 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt:

e. de dakhelling van de woning zal ten minste 45° en uiterlijk 50° bedragen. dan wel de bestaande dakhelling;

f. de maximale oppervlakte van de gebouwen bedraagt maximaal 200 m2, met dien verstande dat:

g. de gevelbreedte minimaal 6,0 en maximaal 11,0 meter bedraagt;

h. de lengte minimaal 12 meter en maximaal 22 meter bedraagt;

Bestaande bebouwing Dorpsstraat 2

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd, waarbij de woning uitsluitend binnen het bouwvlak zal worden

gebouwd;

b. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;

c. de goot- en bouwhoogte van de woning zullen ten hoogste respectievelijk 3.50 m en 8,00 m bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;

d. de dakhelling van de woning zal ten minste 45° bedragen, dan wel ten minste de bestaande dakhelling indien deze kleiner is;

e. ten hoogste 50% van het bouwperceel zal met gebouwen worden bebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 200 m2 indien het bouwperceel niet groter is dan 500
m2. Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 500 rn2, maar niet meer dan 1.000 m2 zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 300 rn2 bedragen en bij een bouwperceelgrootte
van meer dan 1.000 m2 zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 400 m2 bedragen;

f. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen" zullen de goot- en bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste respectievelijk 3,00 m en 6,00 m bedragen;

g. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen" zal de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens ten minste 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.

voormalige Parkschool te Coevorden

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige Parkschool Coevorden' gelde de volgende regels:

Gebouwen

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen hel bouwvlak worden gebouwd;

  2. het aantal woningen bedraagt niet meer dan 3;

  3. de goot- en bouwhoogte van de woning bedragen ten hoogste respectievelijk 6 m en 10,5 rn:

  4. de dakhelling van de woning bedraagt ten minste 45°;

  5. ten hoogste 50% van het bouwperceel zal met gebouwen worden bebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 200 m2 indien het bouwperceel niet groter is dan 500 m2. Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 500 rn2, maar niet meer dan 1.000 m2 zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 300 rn2 bedragen en bij een bouwperceelgrootte van meer dan 1.000 m2 zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 400 m2 bedragen

  6. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m;

  7. bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van de woning worden gebouwd.

Overige bouwwerken

1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5,5 m:

2. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die
grenzen aan een openbaar toegankelijk gebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.

Aelderstraat 1 te Aalden

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - Aalderstraat 1 - Aalden' gelden de volgende regels:

Gebouwen

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. een omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen in fase C wordt niet eerder verleend dan nadat bouwdeel A en B gereed zijn en op de voorgeschreven wijze gemeld zijn bij het college van burgemeester
    en wethouders.

  3. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste wat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (rn)':

  4. de woningen worden minimaal vier tot ten hoogste zes aaneen gebouwd, met dien verstande dat maximaal12 woningen worden gebouwd;

Beeldkwaliteit en ruimtelijke randvoorwaarden

Voor het bouwen van gebouwen en overige bouwwerken geldt:

a. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan Aelderhooghe het Erratum Beeldkwaliteitsplan Aalden-Aelderhooghe;

b. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in het Inpassingsplan Dorpsstraat 2, Noord-Sleen;

c. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 2, Noord-Sleen;

d. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan Molenakkers II;

e. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld. zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden voormalige Parkschool-Coevorden;

f. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan historische kern Coevorden

g. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Mepperstraat 20-22, Meppen;

h. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Nieuwe Krim 8-10, Nieuwe Krim;

i. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase A;

j. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase B en C;

k. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Havenstraat tussen 22 en 23, Schoonoord;

l. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Almaatsweg naast nr.13, Benneveld

m. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan Jongbloed.

38.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

38.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in artikel 38.2 Bouwregelsonder a. in die zin dat een woning gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. de zijdelingse en achterste bouwgrens ten hoogste 5,00 m wordt overschreden;
    2. de afstand tot de perceelgrens ten minste 3,00 m bedraagt;
  2. het bepaalde in artikel 38.2 Bouwregelsonder c in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van een woning wordt vergroot tot ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m;
  3. het bepaalde in artikel 38.2 Bouwregelsonder e tevens van toepassing is indien er sprake is van meerdere bouwpercelen als gevolg van woningsplitsing conform artikel 60.5 Splitsen van een woning;
  4. het bepaalde in artikel 38.2 Bouwregelsonder e in die zin dat het gezamenlijk oppervlakte aan bebouwing maximaal 650m2 of gezamenlijk volume maximaal 2.500m3 bedragen, mits:
    1. het oppervlakte van het bouwperceel minimaal 2.000m2 bedraagt;
    2. het bebouwde en onbebouwde deel van het bouwperceel met elkaar in een verhouding van 1 : 3 staan;
    3. de onderlinge afstand tussen bebouwing bedraagt maximaal 8m;
    4. er geen risico bestaat voor zelfstandig/bedrijfsmatig gebruik van het gebouw, zowel nu als in de toekomst;
    5. er een clustering van bebouwing plaatsvindt;
    6. het geheel wordt voorzien van een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfinrichtingsplan.

38.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  2. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
  3. het gebruik of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  4. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor bedrijfsmatig medegebruik, anders dan een aan huis gebonden bedrijf of beroep.

38.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 39 Wonen - Markeweg 1, Noord-sleen

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 39 Wonen - Markeweg 1, Noord-Sleen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een woning, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
  2. aanbouwen en bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. water;
  6. wegen en paden;

met de daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

39.2 Bouwregels

39.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

39.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden.

Beeldkwaliteit en ruimtelijke randvoorwaarden

ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 1, Noord-Sleen;

Artikel 40 Wonen - Wheempad 1a Zweeloo

40.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf;

met de daarbijbehorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. verkeer- en verblijfsdoeleinden;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. tuinen , erven en verhardingen.

40.2 bouwregels

40.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd, waarbij de woning uitsluitend binnen het bouwvlak zal worden gebouwd;
  2. het aantal woningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' in welk geval het in de aanduiding aangegeven aantal het maximum is;
  3. de goot- en bouwhoogte van de woning zullen ten hoogste respectievelijk 3,50 m en 8,00 m bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
  4. de dakhelling van de woning zal ten minste 45° bedragen, dan wel ten minste de bestaande dakhelling indien deze kleiner is;
  5. ten hoogste 50% van het bouwperceel zal met gebouwen worden bebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 200 m² indien het bouwperceel niet groter is dan 500 m². Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 500 m², maar niet meer dan 1.000 m² zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 300 m² bedragen en bij een bouwperceelgrootte van meer dan 1.000 m² zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 400 m² bedragen;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen" zullen de goot- en bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste respectievelijk 3,00 m en 6,00 m bedragen;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen" zal de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens ten minste 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.

40.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weggekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken zal ten hoogste 5,50 m bedragen

Beeldkwaliteit en ruimtelijke randvoorwaarden

ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de

40.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

40.4 afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 3.2.1 onder a in die zin dat een woning gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. de zijdelingse en achterste bouwgrens ten hoogste 5,00 m wordt overschreden;
    2. de afstand tot de perceelgrens ten minste 3,00 m bedraagt.
  2. het bepaalde in lid 3.2.1 onder c in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van een woning wordt vergroot tot ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m.

40.5 afwijken van de gebruiksregels

ot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
  • het gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.

Artikel 41 Woongebied

41.1 Bestemmingsomschrijving

de voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen al dan niet in combinatie met een aan huis gebonden beroep of bedrijf
  2. gastouderopvang
  3. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' woning in combinatie met detailhandel;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - vergaderaccomodatie' een vergaderlocatie;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' volkstuinen;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'pad' een voetgangersgebied;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'parkeren' een parkeerterrein;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Woongebied - verblijfsrecreatie' tevens verblijfsrecreatie, in de vorm van kleinschalig kamperen;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorgwonen', zorgwoningen;
  10. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling', woningen uitsluitend in combinatie met zorg, met daabij behorende ondergeschikte voorzieningen;
  11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - opslag en verkoop van vuurwerk' de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;
  12. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', woonwagenstandplaatsen, met dien verstande dat het aantal woonwagens niet meer mag bedragen dan het aantal dat op de verbeelding is aangegeven met de aanduiding ‘aantal’;
  13. uitsluitende ter plaatse van het adres Europaweg 1 te Coevorden een cafetaria/snackbar;
  14. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van Woongebied – vakantiewoningen’ verblijfsrecreatie in de vorm van maximaal 5 bestaande vakantiewoningen.

met de daarbijbehorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. kunstobjecten;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom' het behoud van een beeldbepalende boom,;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. wegen en paden,
  8. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van woongebied – zone ontsluitingsweg’ het aanleggen van een nieuwe ontsluitingsweg met een maximale breedte van 10,50 meter;
  9. nutsvoorzieningen;
  10. tuinen , erven en verhardingen.

41.2 Bouwregels

41.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

41.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in 41.2 Bouwregels onder a. voor het bouwen tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de woning, dan wel tot 3,00 m voor deze gevel.
  2. het bepaalde in 41.2 Bouwregels onder e. tevens van toepassing is indien er sprake is van meerdere bouwpercelen als gevolg van woningsplitsing conform artikel 60.5 Splitsen van een woning
  3. het bepaalde in 41.2 Bouwregels onder v. in die zin dat het gezamenlijk oppervlakte aan bebouwing maximaal 650m2 of maximaal 2.500m3 bedragen, mits:
    1. het oppervlakte van het perceel minimaal 2.000m2 bedraagt;
    2. het bebouwde en onbebouwde deel van het perceel met elkaar in een verhouding van 1 : 3 staan;
    3. de onderlinge afstand tussen bebouwing bedraagt maximaal 8m;;
    4. er geen gevaar bestaat voor zelfstandig/bedrijfsmatig gebruik van het gebouw (zowel nu als in de toekomst);
    5. er een clustering van bebouwing plaatsvindt;
    6. het geheel wordt voor zien van een erfinrichtingsplan.
  4. het bepaalde in 41.2 Bouwregels onder i. voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand dan 3,00 m uit de zijdelingse perceelgrens van de niet-aangebouwde zijgevel van de woning en op een kortere afstand dan 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde daarvan.

41.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  2. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
  3. het gebruik of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  4. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor bedrijfsmatig medegebruik, anders dan een aan huis gebonden bedrijf of beroep;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom' het zonder omgevingsvergunning kappen van een beeldbepalende boom;
  6. ter plaatse van de op de verbeelding weergegeven bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – geen gebouwen toegestaan’ het bouwen van gebouwen op gronden.

41.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 42 Woongebied - Molenakkers Ii

42.1 bestemmingsomschrijving

De voor ' Woongebied - Molenakkers II' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in woonhuizen;
  2. aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  3. parkeergelegenheid;
  4. wegen en paden;
  5. groen-, speel- en nutsvoorzieningen;
  6. waterhuishouding;

met daarbijbehorende:

  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
  4. tuinen;
  5. erven;

met dien verstande dat bij een woning moet worden voorzien in ten minste één parkeerplaats op het eigen erf.

42.2 bouwregels

Op de voor ' Woongebied - Molenakkers II' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

42.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen het zicht vanaf de es. Hierbij wordt getoetst aan de regels als genoemd in het door de raad vastgestelde beeldkwaliteitsplan voor het plangebied;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  3. de landschappelijke inpassing;
  4. de waterbergingscapaciteit;
  5. de milieusituatie;
  6. de verkeersveiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  8. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

42.4 afwijken van de bouwregels

42.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  1. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  2. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.

Artikel 43 Leiding - Gas

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel-) bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een gastransportleiding;
  2. de daarbijbehorende belemmeringenstrook;
  3. veiligheidszones

met daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van:
    1. de dubbel-bestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' van ondergeschikte betekenis is;
    2. de dubbel-bestemming 'Leiding - Hoogspanning' van geljkwaardige betekenis is;
    3. de overige daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.

43.2 Bouwregels

43.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 43.2 Bouwregels in die zin dat de in de andere op de gronden voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
  2. geen afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  3. de gronden en bouwwerken niet mogen worden gebruikt als kwetsbaar object.

43.4 specifieke gebruiksregels

43.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 44 Leiding - Hoogspanning

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel-) bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een deels bovengrondse en deels ondergrondse hoogspanningsleiding ter plaatse van en aansluitend aan de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning';
  2. daarbij behorende belemmeringenstrook;
  3. veiligheidszones.

met daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden,

waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van:

  1. de dubbel-bestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' van ondergeschikte betekenis is;
  2. de dubbel-bestemming 'Leiding - Gas' van geljkwaardige betekenis is
  3. de overige daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.

44.2 Bouwregels

Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze (dubbel)bestemming worden gebouwd. Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van hoogspanningsmasten mag niet meer bedragen dan 65,00 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 m.

44.3 Afwijken van de bouwregels

44.4 specifieke gebruiksregels

44.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 45 Waarde - Archeologie 1

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 45 Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van beschermde archeologische monumenten, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.

45.2 bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken is een omgevingsvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe moet bij burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden worden ingediend.

45.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor het aanleggen van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, is een omgevingsvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe moet bij burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden worden ingediend.

Artikel 46 Waarde - Archeologie 2

46.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 46 Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de historische kern van de stad Coevorden en in natuurgebieden, waarbij geldt dat deze dubbelbestemming ten opzichte van andere daar voorkomende (dubbel)bestemmingen van primaire betekenis is.

46.2 Bouwregels

Op de voor 'artikel 46 Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

46.3 Afwijken van de bouwregels

46.4 specifieke gebruiksregels

46.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

46.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming ' Waarde - Archeologie 2 ' verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 47 Waarde - Archeologie 3

47.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' artikel 47 Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen, waarbij geldt dat deze dubbelbestemming ten opzichte van andere daar voorkomende (dubbel)bestemmingen van primaire betekenis is.

47.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a moeten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde - archeologische begeleiding’ de werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring worden begeleid door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

47.3 Afwijken van de bouwregels

47.4 Specifieke gebruiksregels

47.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

47.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 48 Waarde - Archeologie 4

48.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Archeologie 4 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming (en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen, waarbij geldt dat deze dubbelbestemming ten opzichte van andere daar voorkomende (dubbel)bestemmingen van primaire betekenis is.

48.2 Bouwregels

Op de voor ' Waarde - Archeologie 4 ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 100 m2;
  2. bouwwerken met een diepte van minder dan 0,30 m;
  3. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 0,30 m, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

48.3 Afwijken van de bouwregels

48.4 Specifieke gebruiksregels

48.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

48.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming ' Waarde - Archeologie 4 ' verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 49 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde

49.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'artikel 49 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (verwachte) archeologische waarden, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.

49.2 Bouwregels

Op de voor 'artikel Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 500 m²;
  2. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,30 m, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en Burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

49.3 Afwijken van de bouwregels

49.4 Specifieke gebruiksregels

49.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

49.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 50 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Benneveld

50.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht Benneveld’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), mede bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede verwoord in het aanwijzingsbesluit van 4 oktober 1991 van het Rijk en opgenomen in bijlage 11 bij deze regels, alsmede voor de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen natuurlijke waarden.

Bij de opbouw, het behoud en het herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden dient de (historische) ruimtelijke karakteristiek in acht te worden genomen. Deze karakteristiek wordt bepaald door de volgende ruimtelijke en functionele kenmerken:

  • de open ruimtes, zoals de brink, de esgronden en de open ruimtes tussen de bestaande bebouwing;
  • het grondgebruik rond de boerderijen en de tot woning verbouwde boerderijen;
  • de karakteristieke beplantingsstructuur bestaande uit (zware) bomen op de brink en vaak onregelmatig verspreid langs de wegen op de erven en op en rondom de huisweiden;
  • het materiaalgebruik van de boerderijen en de tot woning verbouwde boerderijen, de op de erven staande schuren en de erfverharding. Karakteristiek zijn met name de met stro bedekte daken en de hier en daar nog voorkomende veldkeienverharding op de erven;
  • de hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en situering van de boerderijen op de erven;
  • de ligging van erven ten opzichte van elkaar en het daarmee samenhangende patroon van wegen.

Met het oog hierop dient het volgende in acht te worden genomen:

  • de situering, hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en het aanzicht van de karakteristieke en dorpsbeeldbepalende bebouwing dienen te worden gehandhaafd;
  • de inrichting van het openbaar gebied dient passend te zijn binnen het dorpsgezicht;
  • de karakteristieke beplantingsstructuur van het esdorp dient te worden gehandhaafd;
  • de agrarische functies dienen zoveel mogelijk te worden gehandhaafd.

50.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen de in lid 50.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  • het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,30 m, zoals het afgraven, ophogen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • het aanbrengen of rooien van bomen en houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd;
  • het aanleggen, verleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, inritten en toegangspaden naar woningen en grondgebonden agrarische bedrijven;
  • het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • het graven en dempen van sloten, alsmede het verrichten van (bron)bemalingen;
  • het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van de verbetering van de grasmat;
  • het aanbrengen en verwijderen van funderingen;
  • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.

  1. De in lid 50.2, sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor:
  • werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte aard zijn;
  • werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  1. De in lid 50.2, sub a bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 50.1 omschreven specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden van Benneveld.

Artikel 51 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Gees

51.1 Bestemmingsomschrijving

De op de toetsingskaart voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht Gees' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aldaar aanwezige natuurwetenschappelijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede verwoord in het aanwijzingsbesluit van 12 juli 1967 van de Ministers van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en opgenomen in bijlage 12 bij deze regels, alsmede voor de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen natuurlijke waarden.

Bij de opbouw, het behoud en het herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden dient de (historische) ruimtelijke karakteristiek in acht te worden genomen. Deze karakteristiek wordt bepaald door de volgende ruimtelijke en functionele kenmerken:

  • de open ruimtes, zoals de brink, de esgronden en de open ruimtes tussen de bestaande bebouwing;
  • het grondgebruik rond de boerderijen en de tot woning verbouwde boerderijen;
  • de karakteristieke beplantingsstructuur bestaande uit (zware) bomen op de brink en vaak onregelmatig verspreid langs de wegen op de erven en op en rondom de huisweiden;
  • het materiaalgebruik van de boerderijen en de tot woning verbouwde boerderijen, de op de erven staande schuren en de erfverharding. Karakteristiek zijn met name de met stro bedekte daken en de hier en daar nog voorkomende veldkeienverharding op de erven;
  • de hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en situering van de boerderijen op de erven;
  • de ligging van erven ten opzichte van elkaar en het daarmee samenhangende patroon van wegen.

Met het oog hierop dient het volgende in acht te worden genomen:

  • de situering, hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en het aanzicht van de karakteristieke en dorpsbeeldbepalende bebouwing dienen te worden gehandhaafd;
  • de inrichting van het openbaar gebied dient passend te zijn binnen het dorpsgezicht;
  • de karakteristieke beplantingsstructuur van het esdorp dient te worden gehandhaafd;
  • de agrarische functies dienen zoveel mogelijk te worden gehandhaafd.

51.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning binnen de in lid 51.1 van dit artikel bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,30 m, zoals het afgraven, ophogen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  2. het aanbrengen of rooien van bomen en houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd;
  3. het aanleggen, verleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, inritten en toegangspaden naar woningen en grondgebonden agrarische bedrijven;
  4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  5. het graven en dempen van sloten, alsmede het verrichten van (bron)bemalingen;
  6. het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van de verbetering van de grasmat;
  7. het aanbrengen en verwijderen van funderingen;
  8. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
  1. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor:
  1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte aard zijn;
  2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  1. De onder a bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 51.1 omschreven specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden van Gees.

Artikel 52 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Oud Aalden

52.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht Oud Aalden’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede verwoord in het aanwijzingsbesluit van 13 maart 1969 van de Ministers van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en opgenomen in bijlage 13, alsmede voor de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen natuurlijke waarden.

Bij de opbouw, het behoud en het herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden dient de (historische) ruimtelijke karakteristiek in acht te worden genomen. Deze karakteristiek wordt bepaald door de volgende ruimtelijke en functionele kenmerken:

  • de open ruimtes, zoals de brink, de esgronden en de open ruimtes tussen de bebouwing;
  • het grondgebruik rond de boerderijen en de tot woning verbouwde boerderijen;
  • de karakteristieke beplantingsstructuur, bestaande uit (zware) bomen op de brink en vaak onregelmatig verspreid langs de wegen op de erven en op en rondom de huisweiden;
  • het materiaalgebruik van de boerderijen en de tot woning verbouwde boerderijen, de op de erven staande schuren en de erfverharding. Karakteristiek zijn met name de met stro bedekte daken en de hier en daar nog voorkomende veldkeienverharding op de erven;
  • de hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en situering van de boerderijen op de erven;
  • de ligging van erven ten opzichte van elkaar en het daarmee samenhangende patroon van wegen.

52.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning binnen de in lid 52.1 van dit artikel bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, zoals het afgraven, ophogen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  2. het aanbrengen of rooien van bomen en houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd;
  3. het aanleggen, verleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, inritten en toegangspaden naar woningen en grondgebonden agrarische bedrijven;
  4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  5. het graven en dempen van sloten, alsmede het verrichten van (bron)bemalingen;
  6. het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van de verbetering van de grasmat;
  7. het aanbrengen en verwijderen van funderingen;
  8. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
  1. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor:
  1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte aard zijn;
  2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  1. De onder a bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 52.1 omschreven specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden van Oud-Aalden.

Artikel 53 Waarde - Beschermd Stadsgezicht Coevorden

53.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht Coevorden’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen cultuurhistorische, stedenbouwkundige en situationele waarden, zoals verwoord in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit d.d. 21 juli 2007 tot beschermd stadsgezicht Coevorden Centrum noord en zoals opgenomen in bijlage 14, met dien verstande dat de doeleinden van natuurlijke en cultuurhistorische waarden worden nagestreefd door middel van behoud en herstel van de volgende kenmerken:

  1. historisch-ruimtelijke karakteristieke structuur met bebouwing en karakteristieke open ruimte.

Met het oog hierop dienen de volgende regels in acht te worden genomen.

53.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, indien hierdoor kan worden voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden zoals opgenomen in 53.1, nadere eisen stellen ten aanzien van de plaats en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

53.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 54 Waarde - Cultuurhistorie

54.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. de opbouw, het behoud en het herstel en waar mogelijk versterking van de algemene landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals beschreven in bijlage 1 Lijst karakteristieke panden en monumenten.

54.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van de opbouw, het behoud en het herstel en waar mogelijk versterking van de algemene landschappelijke en cultuurhistorische waarden, door middel van het overleggen van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan.

54.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 55 Waarde - Karakteristiek Object

55.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Karakteristiek object' aangewezen gronden en/of objecten zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aldaar aanwezige karakteristieke gebouwen, bouwwerken en/of objecten.

55.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

55.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

55.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • de gebieden waar de dubbelbestemming als genoemd in lid 55.2, onder Vergunningsplicht en lid 55.3, onder Vergunningsplicht te veranderen en / of te verwijderen indien dat op basis van nader verkregen (cultuurhistorische) kennis wenselijk is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 56 Anti-dubbeltelregel

56.1 Grond

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

56.2 Bedrijfswoning

Bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een (agrarische) bedrijfswoning worden mede in aanmerking genomen bestaande woningen welke als (agrarische) bedrijfswoning zijn gebouwd of als zodanig in gebruik zijn geweest. Dus ook woningen die ten gevolge van verkoop, verhuur, bedrijfssplitsing of andere transacties niet meer als (agrarische) bedrijfswoning fungeren, worden beschouwd als (agrarische) bedrijfswoning.

Artikel 57 Algemene Bouwregels

57.1 Beeldbepalend object

ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalend object' dient - in afwijking in zoverre van het vorenstaande - de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakhelling te worden gehandhaafd.

Artikel 58 Algemene Gebruiksregels

58.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  2. het gebruik of laten gebruiken van de gronden voor vrij kamperen of een andere vorm van verblijfsrecreatie;
  3. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed and breakfastvoorziening;
  4. het gebruik of laten gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken en (vrijstaande) bedrijfsgebouwen voor zelfstandige, tijdeljike en/of permanente bewoning;
  5. het gebruik of laten gebruiken van een bedrijfswoning voor reguliere bewoning;
  6. het gebruik of laten gebruiken van gebouwen en/of bouwwerken voor (tijdelijke of permanente) huisvesting van arbeidsmigranten;
  7. het gebruik of laten gebruiken van gronden voor een paardrijbak, met uitzondering van gronden met de bestemmingen 'Agrarisch - paardenhouderij' en 'Sport - Manege', danwel de aanduiding ‘Agrarisch – paardenhouderij’;
  8. het gebruik of laten gebruiken van gronden voor opslag en stalling van de te verhandelen goederen, zoals hout, bouwmaterialen en grondstoffen;
  9. het gebruik of laten gebruiken van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, met uitzondering van de opslag die is toegestaan in de bestemmingsomschrijving of in de branche gebruikelijk is bij de in de bestemmingsomschrijving genoemde activiteit;
  10. het gebruik of laten gebruiken van gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijke verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  11. het niet (volledig) aanleggen van erfbeplanting die conform een erfinrichtingsplan, zoals voorgeschreven in (of gebaseerd op) een omgevingsvergunning, bestemmingsplan of andere planologische maatregel, moet worden aangelegd;
  12. het vellen van de erfbeplanting die is aangelegd conform een erfinrichtingsplan of van beplanting die de functie van afschermende beplanting en/of landschappelijke inpassing vervult;
  13. het wijzigen of verplaatsen van houtsingels of andere landschappelijke inpassingselementen zonder een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan.

58.2 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:

  1. het gebruik van een (bedrijfs)woning en daarbij behorende bouwwerken voor een aan huis gebonden beroep en bedrijf:;
  2. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan. Met uitzondering van de gronden met de bestemming 'Groen - Stadspark';
  3. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van standplaatsen als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening zijn toegestaan, voor zover daarvoor een vergunning als bedoeld in die verordening is verleend.
  4. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:

    1. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is;
    2. hoogspanningsleidingen;
    3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer;

  5. het gebruiken van bestaande datacommunicatiemasten voor datacommunicatie;

Artikel 59 Algemene Aanduidingsregels

59.1 Gebiedsaanduiding - Beeldkwaliteit en inpassing

59.2 Geluidzone - industrie

59.3 Milieuzone - geluidsgevoelige functie

59.4 Milieuzone - geurzone

59.5 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

59.6 Veiligheidszone - Bedrijf

59.7 Veiligheidszone - lpg

59.8 Vrijwaringszone - laagvliegroute

59.9 Vrijwaringszone - molenbiotoop Alberdina, Noord-Sleen

59.10 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Arend, Coevorden

59.11 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Bente, Dalen

59.12 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Sleen

59.13 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Wachtum

59.14 Vrijwaringszone - molenbiotoop Jan Pol, Dalen

59.15 Vrijwaringszone - molenbiotoop Jantiena Helling, Aalden

Artikel 60 Algemene Afwijkingsregels

60.1 Algemeen

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. het bepaalde in het plan voor een geringe aanpassing van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. het bepaalde in het plan voor het bouwen van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, kunstobjecten, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen en gebouwtjes van openbaar nut, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
  3. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennemasten tot een hoogte van niet meer dan 40 meter;
  4. het bepaalde in het plan ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in de bestaande situatie, gerealiseerd op grond van een onherroepelijke omgevingsvergunning voor bouwen (met een afwijking) reeds afwijkt;
  5. het bepaalde in het plan ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, de opgenomen aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot de perceelgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwvlakgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en/of percentages;
  6. het bepaalde in het plan voor het realiseren van (ondergrondse) rioleringswerken, zoals rioolputten, bergbezinkbassins en vergelijkbare rioleringswerken, tot een maximale oppervlakte van 500 m².

60.2 Voormalige agrarische bedrijfsbebouwing

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het gebruiken van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing voor de functies wonen, bedrijf, recreatie en zorg, mits:

  1. de functie/activiteiten uitsluitend worden uitgeoefend in combinatie met de woonfunctie;
  2. de functie/activiteiten uitsluitend plaatsvinden binnen de (bestaande) gebouwen;
  3. er voldoende parkeercapaciteit op het erf aanwezig is.
  4. de functie/activiteiten geen betrekking hebben op de (tijdelijke of permanente) huisvesting van arbeidsmigranten;
  5. De functie/activiteiten niet tot gevolg hebben dat er een onevenredige toename van:
    1. van het aantal verkeersbewegingen en/of;
    2. een dusdanig zwaar verkeer wordt aangetrokken waarop de bestaande (toeleidende) wegen niet zijn berekend;
  6. de nieuwe functie/activiteiten niet conflicteert met de in de Omgevingsvisie Drenthe genoemde kernkwaliteiten van natuur, landschap, stilte en duisternis, aardkundig waardevol gebied, archeologie, cultuurhistorie of milieu- en leefomgevingskwaliteit;
  7. alleen ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven zoals omschreven in de categorieën 1 en 2 van de in bijlage 18 worden uitgeoefend;
  8. het onbebouwde erf niet voor (statische en/of productiegebonden) opslag van goederen, materieel, materialen en/of het stallen van voertuigen/machines wordt gebruikt.

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.3 Woonruimte in bestaande bebouwing

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het verwezenlijken van woonruimte in bestaande bebouwing. Deze woonruimte mag niet gebruikt worden voor de (tijdelijke of permanente) huisvesting van arbeidsmigranten;

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.4 Vernieuwen, veranderen of uitbreiden van bestaande gebouwen

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het geheel of gedeeltelijk vernieuwen, veranderen of uitbreiden van alle bij recht bestaande gebouwen binnen de bebouwde kom, mits:

  1. de vernieuwing, verandering of uitbreiding passend is binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur;
  2. er een erfinrichtingsplan wordt overlegd voor zover dit ruimtelijk, landschappelijk of vanuit cultuurhistorisch perspectief relevant is;
  3. er voldoende parkeercapaciteit op het erf aanwezig is.
  4. Er hierdoor geen dusdanig zware verkeersbelasting ontstaat of wordt aangetrokken, waarop de bestaande (toeleidende) wegen niet zijn berekend;
  5. er geen onevenredige hinder ontstaat voor omliggende percelen/belangen.

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.5 Splitsen van een woning

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het herbouwen of verbouwen van een bestaande woning, waarbij binnen het bestaande bouwlichaam maximaal twee wooneenheden worden gecreëerd, mits:

  1. er een erfinrichtingsplan wordt overlegd voor zover dit ruimtelijk, landschappelijk of vanuit cultuurhistorisch perspectief relevant is;
  2. indien er sprake is van waardevolle bebouwing, de cultuurhistorische, architectonische, karakteristieke en/of monumentale waarden van het bouwlichaam en eventueel omliggende gronden en bouwwerken, behouden blijft;
  3. er voldoende parkeercapaciteit op het erf aanwezig is.
  4. Er hierdoor geen dusdanig zware verkeersbelasting ontstaat of wordt aangetrokken, waarop de bestaande (toeleidende) wegen niet zijn berekend.

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.6 Gebruik van gronden

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het gebruik van gronden, dat het direct gevolg is van een voor een bepaalde bouwkundige situatie te verlenen omgevingsvergunning voor afwijking van de bouwregels.

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.7 Kleinschalig kamperen

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 58.1 onder b voor het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel of woonperceel ten minste 5.000 m² bedraagt;
  2. het aantal kampeermiddelen maximaal 25, niet zijnde stacaravans, bedraagt;
  3. de afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot het dichtstbijzijnde kampeerterrein of terrein voor kleinschalig kamperen ten minste 500 m bedraagt;
  4. de afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot naastgelegen woning ten minste 50 m bedraagt;
  5. de gronden van het kleinschalig kampeerterrein direct aansluiten aan het erf van de woning(en) van de aanvrager;
  6. het kleinschalig kampeerterrein alleen in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober van het kalenderjaar gebruikt mag worden en wordt aangetoond dat buiten deze periode het terrein leeg van kampeermiddelen is, zal zijn en gedurende deze hele periode zal blijven;
  7. het terrein landschappelijk wordt ingepast, afgestemd op het gebiedseigen karakter van de omgeving en opgenomen in een aangeleverd landschappelijk inpassingsplan;
  8. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
    1. de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied en de directe omgeving daarvan;
    2. de waardevolle essen in het gebied en de directe omgeving daarvan;
    3. de stedenbouwkundige structuur van de bebouwing en omgeving;
  9. de eventueel te realiseren, te bouwen of te verbouwen voorzieningen op het kampeerterrein of aangrenzende gronden alleen worden gebruikt voor een natweeronderkomen en uitsluitend voor eigen kampeergasten;
  10. de te realiseren voorzieningen in bestaande gebouwen worden verwezenlijkt en in totaal niet meer dan 100 m² bedragen;
  11. het parkeren van komende en gaande bezoekers van het kleinschalig kampeerterrein geheel op eigen terrein plaatsvindt.

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.8 Tijdelijk groepskamperen

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 58.1 onder b voor het gebruik van gronden ten behoeve van tijdelijk groepskamperen, met dien verstande dat:

  1. het tijdelijk groepskamperen alleen in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober van het kalenderjaar plaatsvindt en wordt aangetoond dat buiten deze periode het terrein ongebruikt is, zal zijn en gedurende deze hele periode zal blijven;
  2. het aantal dagen per geval van tijdelijk groepskamperen ten hoogste 10 bedraagt;
  3. op de betreffende gronden geen trekkershutten, chalets of stacaravans worden geplaatst;
  4. het parkeren van komende en gaande bezoekers van het kleinschalig kampeerterrein geheel op eigen terrein plaatsvindt;
  5. het terrein landschappelijk wordt ingepast, afgestemd op het gebiedseigen karakter van de omgeving en opgenomen in een aangeleverd landschappelijk inpassingsplan.

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.9 Gebouwen ten behoeve van een kampeerterrein

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een kampeerterrein, met dien verstande dat:

  1. er een omgevingsvergunning is of kan worden verleend als bedoeld in 60.7 ten behoeve van het gebruik van de betreffende gronden voor verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen;
  2. er concreet is aangetoond dat de bestaande gebouwen op het perceel, waarin de voorzieningen voor het kleinschalig kamperen kunnen worden gerealiseerd, minder dan 50 m² bedragen en daarmee onvoldoende kunnen voorzien in de benodigde (recreatieve) voorzieningen;
  3. de oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen ten behoeve van (recreatieve) voorzieningen niet meer dan 50 m² per kampeerterrein bedraagt;
  4. de goot- en bouwhoogten aansluiten bij de bestaande bebouwing;
  5. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
    1. de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied en de directe omgeving daarvan;
    2. de waardevolle essen in het gebied en de directe omgeving daarvan;
    3. de stedenbouwkundige structuur van de bebouwing en omgeving;
  6. het terrein landschappelijk wordt ingepast, afgestemd op het gebiedseigen karakter van de omgeving en opgenomen in een aangeleverd landschappelijk inpassingsplan.

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.10 Bed & breakfastvoorziening

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 58.1 onder c. voor het realiseren van een bed & breakfastvoorziening, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:

  1. een Bed & Breakfast voorziening wordt gerealiseerd in een (bedrijfs)woning, waarvan de initiatiefnemer zelf de hoofdbewoner is;

  2. de Bed & Breakfast voorziening moet ondergeschikt zijn aan de woonfunctie;

  3. in afwijking van het bepaalde onder a. kan een bed and breakfastvoorziening ook in een bijbehorend bouwwerk bij een woning worden gerealiseerd, mits:

    1. het bijbehorend bouwwerk:
      1. een wettelijk beschermd is als monument of
      2. is vermeld op de lijst met karakteristieke panden, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, of;
      3. vanwege zijn gaafheid het behouden waard is en het naar de agrarische functie die het in het verleden gehad heeft verwijst, of
      4. beeldbepalend is en bijdraagt aan de cultuurhistorische beleving van de omgeving, of
      5. op de cultuurhistorische waardenkaart is aangeduid als gebouw met cultuurhistorische waarde;
    2. er geen sprake is van een permanente woonsituatie, dat wil zeggen dat het bijbehorend bouwwerk niet alle voorzieningen mag bevatten die nodig zijn c.q. gebruikelijk zijn voor zelfstandige bewoning. Daarbij is de afwezigheid van een afzonderlijke entree of van afzonderlijke nutsvoorzieningen niet van belang. Uit een door aanvrager over te leggen inrichtingstekening moet expliciet blijken dat er sprake is van een bed & breakfastvoorziening;
  4. het parkeren ten behoeve van de bed & breakfastvoorziening moet op eigen terrein plaatsvinden;
  5. aan de brandveiligheidseisen zoals die in de bouwverordening en het Bouwbesluit zijn opgenomen moet worden voldaan;

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.11 Paardrijbak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 56.1 onder f. voor een paardrijbak, indien en voorzover:

  1. een minimale afstand van 30 m wordt aangehouden tot (bedrijfs)woningen van derden;
  2. de locatie van de paardrijbak is gelegen:
    1. achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan;
    2. bij de overige bestemmingen: binnen het bestemmingsvlak van de (bedrijfs)woning van de aanvrager, achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan;
  1. de totale oppervlakte van de paardrijbak niet meer bedraagt dan 800 m2;
  2. de bouwhoogte van de afrastering/omheining, bij voorkeur uitgevoerd middels houten hekwerk of linten in gedekte kleuren die harmoniëren met de natuurlijke omgeving, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  3. maximaal 4 verlichtingspalen worden geplaatst met een maximale bouwhoogte van 6 m, in gedekte kleuren en zodanig uitgevoerd dat lichtoverlast voor de omgeving wordt voorkomen;
  4. maatregelen worden getroffen ter voorkoming van stofoverlast voor de omgeving.

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.12 Herschikking bebouwing

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen voor het herschikken van de aanwezige bebouwing, indien en voor zover:

  1. de bestaande bebouwingsomvang meer dan 250 m2 maar niet meer dan 500 m2 bedraagt;
  2. het bebouwingsoppervlak in totaal niet toeneemt;
  3. de ruimtelijke samenhang op het perceel verbetert;
  4. de bouwmassa van een bijbehorend bouwwerk de bouwmassa van het hoofdgebouw niet overheerst;
  5. indien sprake is van beeldbepalende of anderzins cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, de hoofdvorm van deze bebouwing gehandhaafd blijft;
  6. nabijgelegen bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt of belemmerd op basis van de milieuaspecten bodem, geluid, stof, geur en hindercirkels.

Het bepaalde in 60.13 en 60.14 is van overeenkomstige toepassing.

60.13 Onderzoeksverplichting bij afwijkingen

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning bij een afwijking als bedoeld onder 59.2 tot en met 59.12 gepaard gaat met, door het bevoegd gezag nader te bepalen en door belanghebbende uit te voeren, onderzoeken, die de ruimtelijke kwaliteit van het (bouw)project waarborgen.
  2. Burgemeester en wethouders beslissen, op basis van de resultaten van de onder a genoemde onderzoeken, over de aanvaardbaarheid van de gevraagde en te verlenen omgevingsvergunning.

60.14 Algemeen toetsingskader voor afwijkingen - milieuaspecten

Burgemeester en wethouders weigeren een omgevingsvergunning voor een afwijking als bedoeld onder 59.2 tot en met 59.12 indien omliggende (agrarische) bedrijven door de afwijking, op basis van de milieuaspecten bodem, externe veiligheid, geluid, stof, geur en/of hindercirkels van desbetreffende bedrijven, in hun (toekomstige) bedrijfsvoering worden beperkt en/of belemmerd.

Artikel 61 Algemene Wijzigingsregels

61.1 Wijzigingsbevoegdheid Citadelpunt

Het college kan alleen uitwerking geven aan de wijzigingsbevoegdheid als de raad daar mee instemt. Deze raadsinstemming vindt alleen plaats als er een goed doorlopen traject van inspraak met zowel de raad als omgeving heeft plaats gevonden.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding ‘wijzigingsbevoegdheid Citadelpunt’ de bestemmingen 'Centrum', 'Groen' en 'Verkeer' worden gewijzigd voor wat betreft bestemmings- en bouwvlak(ken). Hierbij geldende de volgende voorwaarden;

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'wijzigingsbevoegdheid Citadelpunt' mogen de bestemmingen 'Groen' en ‘Verkeer’ worden gewijzigd in de bestemming 'Centrum' en de regels van die bestemming
  2. De regels van de bestemming ‘Centrum’ zijn van overeenkomstige toepassing;
  3. In afwijking van sub 2 mag de wijziging voorzien in een afwijkende goot- en bouwhoogte voor het wijzigingsgebied, dan wel een regeling voor een afwijkende goot- en bouwhoogte binnen het wijzigingsgebied;
  4. De wijziging mag alleen worden vastgesteld indien deze voorziet in:
    1. de realisatie van niet meer dan 16 nieuwe woningen/wooneenheden, daaronder niet begrepen reeds bestande woningen/wooneenheden binnen het wijzigingsgebied;
    2. de realisatie van niet meer dan 1400 m2 nieuw bvo aan commerciële ruimten met een centrumfunctie;

61.2 Wijzigingsbevoegdheid Molenakkers II

61.3 Wijzigingsbevoegdheid locatie Aardappelmeelfabriek

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding ‘wijzigingsbevoegdheid locatie Aardappelmeelfabriek' de bestemmingen 'Groen' wordt gewijzigd voor wat betreft bestemmings- en bouwvlak(ken). Hierbij geldende de volgende voorwaarden;

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'wijzigingsbevoegdheid locatie Aardappelmeelfabriek mag de bestemming 'Groen' en worden gewijzigd in de bestemmingartikel 25 Maatschappelijk en/ of artikel 18 Centrum (in de vorm van kantoor- en praktijkruimten);
  2. De regels van de bestemmingen 'artikel 25 Maatschappelijk' en ‘Centrum’ zijn van overeenkomstige toepassing;

61.4 Wijzigingsbevoegdheid Dorpsstraat 5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding ‘wijzigingsbevoegdheid' Dorpsstraat 5 ' de bestemmingen artikel 7 Bedrijf wordt gewijzigd voor wat betreft bestemmings- en bouwvlak(ken). Hierbij geldende de volgende voorwaarden;

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'wijzigingsbevoegd Dorpsstraat 5' mag de bestemming 'artikel 7 Bedrijf worden gewijzigd in de bestemming artikel 38 Wonen;
  2. De regels van de bestemming artikel 38 Wonen zijn van overeenkomstige toepassing;
  3. Het aantal woningen bedraagt ten hoogste 2;
  4. De woningen worden vrijstaand gebouwd.

61.5 Wijziging Beeldkwaliteitsplan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de geldende beeldkwaliteitsplannen, zoals opgenomen in bijlage 1 tot en met bijlage 7 en bijlage 9 tot en met bijlage 17 van deze regels worden aangepast. Hierbij geldende de volgende voorwaarden:

  1. Waar in dit artikel wordt gesproken van een beeldkwaliteitsplan heeft dit betrekking op beeldkwaliteitsplannen, stedenbouwkundige randvoorwaarden, inpassingsplannen en andere documenten waarin kwalitatieve uitgangspunten en richtlijnen ten aanzien van de fysieke leefomgeving zijn verwoord.;
  2. Deze bevoegdheid heeft ook betrekking op het omzetten van bestaande beeldkwaliteitsplannen, stedenbouwkundige randvoorwaarden en inpassingsplannen in een ander documentvorm waarin kwalitatieve uitgangspunten en richtlijnen ten aanzien van de fysieke leefomgeving zijn verwoord. Een beeldkwaliteitsplan kan bijvoorbeeld een set met stedenbouwkundige voorwaarden worden of andersom.
  3. Onder aanpassing van het beeldkwaliteitsplan wordt mede verstaan:
    1. Het aanpassen van het aanduidingsgebied voor een beeldkwaliteitsplan;
    2. Het toevoegen van een nieuw aanduidingsgebied met een nieuw beeldkwaliteitsplan;
    3. Het verwijderen van een aanduidingsgebied voor een beeldkwaliteitplan;
  4. Alvorens het wijzigingsbesluit kan worden genomen heeft de gemeenteraad het beeldkwaliteitsplan vastgesteld en dit besluit openbaar kenbaar gemaakt.

61.6 Wijziging Archeologische waarden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2', ‘Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4' en/of 'Waarde – Archeologische verwachtingswaarde' (gedeeltelijk) worden verwijderd ofwel wordt opgelegd indien:

  1. de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden in de bodem, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft;
  2. hieraan een archeologisch onderzoek ten grondslag ligt;
  3. er een positief advies tot aanpassing van de archeologische waarden en vrijgave van de gronden is afgegeven door de provinciaal archeoloog;
  4. het bevoegde gezag heeft besloten tot vrijgave van de gronden als bedoeld in de Erfgoedwet.

61.7 Wijzigingsbevoegdheid Karakteristiek

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming ‘Waarde – Karakteristiek’ wordt verwijderd, opgelegd of veranderd indien dat op basis van nader verkregen (cultuurhistorische) kennis en onderliggend onderzoek wenselijk is.

Artikel 62 Overige Regels

62.1 Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  2. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  3. de ruimte tussen bouwwerken.

62.2 Parkeren

Bij het gebruiken en/of bebouwen van gronden moet te allen tijde voldaan worden aan de gemeentelijke parkeernormen (met bijbehorende eisen voor locatie en inrichting) ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen en de daarbij horende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading zoals opgenomen in. Deze eis geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 63 Overgangsrecht

63.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  3. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
  4. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar gelegen zijn binnen een dubbelbestemming Leiding - Gas of Leiding - Hoogspanning.

63.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 64 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Kernen , van de gemeente Coevorden.

Behorend bij het besluit van de gemeenteraad van .............

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Aelderhooghe

bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Aelderhooghe

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Molenakkers Ii

bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Molenakkers II

Bijlage 3 Erratum Beeldkwaliteitsplan Aalden-aelderhooghe

bijlage 3 Erratum Beeldkwaliteitsplan Aalden-Aelderhooghe

Bijlage 4 Inpassingsplan Dorpsstraat 2, Noord-sleen

bijlage 4 Inpassingsplan Dorpsstraat 2, Noord-Sleen

Bijlage 5 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Markeweg 2, Noord-sleen

bijlage 5 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 2, Noord-Sleen

Bijlage 6 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Markeweg 1, Noord-sleen

bijlage 6 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 1, Noord-Sleen

Bijlage 7 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Voormalige Parkschool-coevorden

bijlage 7 Stedenbouwkundige randvoorwaarden voormalige Parkschool-Coevorden

Bijlage 8 Beeldkwaliteitsplan Historische Kern Coevorden

bijlage 8 Beeldkwaliteitsplan historische kern Coevorden

Bijlage 9 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Mepperstraat 20-22, Meppen

bijlage 9 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Mepperstraat 20-22, Meppen

Bijlage 10 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Nieuwe Krim 8-10, Nieuwe Krim

bijlage 10 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Nieuwe Krim 8-10, Nieuwe Krim

Bijlage 11 Aanwijzingsbesluit Beschermd Dorpsgezicht Benneveld

bijlage 11 Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Benneveld

Bijlage 12 Aanwijzingsbesluit Beschermd Dorpsgezicht Gees

bijlage 12 Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Gees

Bijlage 13 Aanwijzingsbesluit Beschermd Dorpsgezicht Oud Aalden

bijlage 13 Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Oud Aalden

Bijlage 14 Aanwijzingsbesluit Beschermd Stadsgezicht Coevorden

bijlage 14 Aanwijzingsbesluit beschermd stadsgezicht Coevorden

Bijlage 15 Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase A

bijlage 15 Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase A

Bijlage 16 Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase B En C

bijlage 16 Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase B en C

Bijlage 17 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Havenstraat Tussen 22 En 23, Schoonoord

bijlage 17 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Havenstraat tussen 22 en 23, Schoonoord

Bijlage 18 Staat Van Bedrijven

bijlage 18 Staat van bedrijven

Bijlage 19 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Almaatsweg Naast Nr.13, Benneveld

bijlage 19 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Almaatsweg naast nr.13, Benneveld

Bijlage 20 Masterplan Holwert-zuid

bijlage 20 Masterplan Holwert-Zuid

Bijlage 21 Cultuurhistorische Rapportage Groen En

bijlage 21 Cultuurhistorische rapportage groen en

Bijlage 22 Archeologische Beleidskaart

bijlage 22 Archeologische beleidskaart

Bijlage 23 Beeldkwaliteitsplan Jongbloed

bijlage 23 Beeldkwaliteitsplan Jongbloed

Bijlage 24 Wheempad 1astedenbouwkundige- En Architectonische Randvoorwaarden

bijlage 24 Wheempad 1AStedenbouwkundige- en architectonische randvoorwaarden

Bijlage 25 Wheempad 1a Erinrichtingsplan

bijlage 25 Wheempad 1A Erinrichtingsplan

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Coevorden gaat de bestemmingsplannen voor haar grondgebied herzien. In voorliggend plan gaat het om de dorpskernen en stad Coevorden (v.w.b. de woongebieden).. Dit nieuwe bestemmingsplan vervangt de huidige bestemmingsplannen, die vaak verouderd zijn en van systematiek verschillen. Alle geldende bestemmingsplannen zijn aan een scan onderworpen vanuit het oogpunt van deregulering om deze zodoende te kunnen ontdoen van overbodige en niet-handhaafbare regels en voorwaarden. Voor de verschillende sets van regels uit de oude plannen is tevens gezocht naar uniformiteit. Zonder daarmee afbreuk te doen aan de bestaande rechten van betrokken partijen.

Door alle bestemmingsplannen samen te voegen en volgens een uniforme systematiek op te stellen binnen de kaders van de huidige wettelijke standaarden (Standaard Vergelijkbaarheid Bestemmingsplannen 2012, SVBP2012) is uniformiteit bewerkstelligd in de verbeelding en de regels. Hierdoor is de rechtszekerheid en praktische hanteerbaarheid van de bestemmingsplannen vergroot.

Bijkomend voordeel is dat het bestemmingsplan ‘Kernen’ hiermee gaat voldoen aan de voorwaarden voor de omslag naar een ‘Omgevingsplan’ bij de invoering van de Omgevingswet in 2021. Doordat voldaan wordt aan de laatste digitaliseringseisen zal dit bestemmingsplan ‘Kernen’ bij de invoering van de Omgevingswet automatisch worden omgezet naar de juridische planvorm ‘Omgevingsplan’. Hiermee krijgt de gemeente een langere transitietermijn om uiteindelijk in een gemeente dekkend ‘Omgevingsplan’ te kunnen voorzien.

Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Dit betekent dat de huidige situatie wordt vastgelegd, zonder grootschalige ontwikkelingen. Daar waar mogelijk en gewenst is ruimtelijke en functionele ontwikkelruimte gegeven met het uitgangspunt dat de ruimtelijke kwaliteit van de komgebieden van onze gemeente behouden blijft of daar waar mogelijk zelfs versterkt wordt.

Dit bestemmingsplan omvat alle 23 kernen binnen de gemeente Coevorden. Op alfabetische volgorde zijn dat:

  1. Aalden;
  2. Benneveld;
  3. Coevorden;
  4. Dalen;
  5. Dalerpeel;
  6. Dalerveen;
  7. De Kiel;
  8. Erm;
  9. Gees;
  10. Geesbrug;
  11. 't Haantje;
  12. Meppen;
  13. Nieuw Krim;
  14. Noord-Sleen;
  15. Oosterhesselen;
  16. Schoonoord;
  17. Sleen;
  18. Steenwijksmoer;
  19. Wachtum;
  20. Wezup;
  21. Wezuperbrug;
  22. Zweeloo;
  23. Zwinderen.

In genoemde kernen zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht:

  • Aalden – Aelderhooghe(2016-02-23
  • Aalden, Oud Aalden 8 (2018-05-22)
  • Wheempad 1, Zweeloo ( 2018-05-22)
  • Zweeloo-Aalden, Kloosterdwarsweg 5 ( 2012-09-18)
  • Benneveld (2012-07-10)
  • Bennevelderstraat 36, Benneveld (2019-01-29)
  • Benneveld - Bennevelderstraat-Almaatsweg (2012-09-18)
  • Coevorden Woongebieden, (2006-10-10)
  • Coevorden Woongebieden - Kleinschalige woonvoorziening De Schutse (2010-12-21)
  • Coevorden - Brandweerkazerne en Europa Garage( beheersverordening) ( 2013-07-01)
  • Holwert-Zuid (2012-12-11)
  • Holwert-Zuid ( 2013-11-20)
  • Holwert-Zuid, Parallelweg 20 (uitwerkingsplan) (2015-02-10)
  • Coevorden Centrumring (2014-07-01)
  • Coevorden centrum Bogasterrein (2006-07-11)
  • Coevorden centrum, Markt en omgeving(2004-02-10)
  • Coevorden - Woningbouwlocatie Parkschool (wijzigingsplan) (2017-04-21)
  • Coevorden - Looweg (bouw woningen) (2010-06-24)
  • Ossehaar (1999-03-09)
  • Ossehaar, uitwerkingsplan fase B (2007-10-02)
  • Dalen (2007-07-02)
  • Molenakkers II (2015-12-15)
  • Dalen, Hoofdstraat 2 (herontwikkeling De Spinde) (2016-05-24)
  • Dalen – Hoofdstraat 2 – Herontwikkeling de Spinde Fase C (2017-08-22)
  • Woningbouwlocatie Dalerveensestraat te Dalen (2006-05-06)
  • Dalerpeel (2007-10-09)
  • Dalerpeel, uitbreiding Steigerwijk (2007-02-13)
  • Dalerveen (2007-10-09)
  • Dalerveen, uitbreiding De Haar III (2014-12-09)
  • Dalerveen, Boekweitakkers 1 (manege) (2010-04-22)
  • De Kiel (2010-05-06)
  • Erm (2012-02-23)
  • Erm, Dalerstraat 26/ Molenweg (2019-06-18)
  • Gees ( 2008-06-10)
  • Gees - realisatie woning voormalig Groen Kruisgebouw (2014-03-11)
  • Gees - Dorpsstraat (woning) (2011-07-12)
  • Geesbrug (2014-07-01)
  • 't Haantje (2012-02-23)
  • Meppen (2008-06-10)
  • Meppen, invulling Bosrand (2008-06-11)
  • Meppen - Hoek Mepperdennenweg/Mepperstraat (2010-11-19)
  • Meppen - Mepperstraat 20-22 (2012-02-07)
  • Nieuwe Krim (2011-12-06)
  • Noord-Sleen, (2008-06-10)
  • Noord-Sleen, uitbreiding Kampakkers (2007-02-13)
  • Noord-Sleen - Markeweg 25 (yogacentrum) (2010-06-24)
  • Noord-Sleen - Markeweg 1 - Hegezand 9B (2013-12-10)
  • Noord-Sleen – Markeweg 2/Emmerstraat Ongenummerd (2016-05-24)
  • Noord-Sleen - Dorpsstraat 1/Looweg 1, ongenummerd (realisering twee woningen/verplaatsen grondgebonden agrarisch bedrijf) (2015-10-13)
  • Noord-Sleen - Markeweg 1 - Hegezand 9B (2013-12-10)
  • Noord-Sleen – Trailcentre Dorpsstraat 19 ( 2019-07-09)
  • Oosterhesselen (2004-10-12)
  • Bouw woning hoek Burgemeester de Kockstraat/Irenelaan, Oosterhesselen
  • Oosterhesselen - Burg. de Kockstraat (bouw woning) (2012-07-19)
  • Sleen (2014-07-01)
  • Sleen Jongbloed(2017-01-31)
  • Steenwijksmoer (2010-05-06)
  • Steenwijksmoer - Pastoor J.H. Wesselstraat (7 woningen)(2011-01-14)
  • Wachtum (2007-10-09)
  • Wachtum, uitbreiding Koematen(2006-06-20)
  • Wachtum - Middendorp 7 (zorgboerderij) (2011-07-12)
  • Wezup (2009-01-27)
  • Wezuperbrug (2010-05-06)
  • Zwinderen (2008-06-10)
  • Zweeloo-Aalden (2005-04-12)
  • Zweeloo-Aalden, partiële herziening beschermd dorpsgezicht Oud-Aalden en ecologische verbindingszone (2012-07-26)
  • Zweeloo-Aalden Aelderstraat (2013-12-10)
  • Aalden, Aelderstraat 1 (2014-12-09)
  • Zweeloo De Knieplanden (2013-07-02)
  • Wheempad 1A
  • Facet-bestemmingsplan locale (bouw) projecten (2010-11-18) (gedeeltelijk)
  • Facet-bestemmingsplan recreatie (minicamping en bed & breakfast) (2010-05-20) (gedeeltelijk)
  • Bestemmingsplan Karakteristieke objecten(2016-07-12) (gedeeltelijk)

1.2 Doel

Het doel van voorliggend bestemmingsplan is het actualiseren en digitaliseren van de bestemmingsplannen voor de kernen van de gemeente Coevorden. Dit resulteert in geactualiseerde plannen met een uniforme systematiek voor alle kernen van de gemeente Coevorden.

Tevens dient deze actualisatie ter voorbereiding op de invoering van de Omgevingswet in 2019. Bij invoering van de Omgevingswet zullen, wettelijk gezien, alle bestemmingsplannen automatisch worden omgezet naar het nieuwe wettelijke instrument, het Omgevingsplan. Hiervoor gelden wel voorwaarden. Alleen bestemmingsplannen die voldoen aan de landelijke standaard SVBP 2012 en digitaliseringseisen uit IMRO 2012 zullen na de invoering van de Omgevingswet als Omgevingsplan worden beschouwd. De meeste komplannen van Coevorden voldoen tot op heden nog niet aan deze vereisten. Met voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ wordt daar wel aan voldaan.

1.3 Plangebied

Uitgangspunt voor het plangebied zijn de vigerende bestemmingsplannen voor de kernen. Niet tot het plangebied behoren de industrie- en bedrijventerreinen binnen de gemeente. Het plangebied betreft derhalve dus voornamelijk de woongebieden van de dorpskernen. In de stad Coevorden betreft het ook het centrumgebied van de stad. Voor de begrenzing is verder aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan Buitengebied. Die delen van het grondgebied van de gemeente Coevorden die niet binnen het bestemmingsplan Buitengebied vallen of behoren tot de bedrijventerreinen, zijn opgenomen in het voorliggende nieuwe bestemmingsplan ‘Kernen’.

1.4 Juridische Vorm

Met dit bestemmingsplan wordt tegemoetgekomen aan de wettelijke verplichting om bestemmingsplannen eenmaal in de tien jaar te herzien. Dit is gebaseerd op artikel 3.1, lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening. In het algemeen is het bestemmingsplan conserverend van aard. De regeling is gebaseerd op de (voorheen) geldende bestemmingsplannen voor het plangebied. Onderliggende bestemmingsplannen dateren uit de periode van grofweg 2008 tot en met 2018. Gezien de lange periode en verandering in wet- en regelgeving binnen die periode is er sprake van diverse planregelingen. Bij het opstellen van voorliggende bestemmingsplan is uitgegaan van een integrale set van regels die recht doet aan de bestaande rechten binnen het plangebied. Er is uitgegaan van zo veel mogelijk ruimte bieden op basis van de meeste ruimte biedende regeling. De juridische opzet van dit bestemmingsplan is flexibel waar het kan en gedetailleerd waar nodig.

1.5 Planstukken

Het bestemmingsplan 'Kernen’ van de gemeente Coevorden bestaat uit de volgende stukken:

  1. Verbeelding (NL.IMRO.0109.023BP00000-0002);
    1. De analoge verbeelding bestaat uit 28 kaartbladen, een legenda en een overzichtskaart.
    2. De kaartbladen en legenda tezamen vormen de verbeelding.
    3. De overzichtskaart dient ter verduidelijking van de ligging van de betreffende deelgebieden.
    4. Op de verbeelding zijn de geldende bestemmingen, aanduidingen en andere planobjecten weergegeven.
  2. Planregels (NL.IMRO.0109.023BP00000-0002);
    1. In de planregels zijn regels opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
    2. Bij de planregels horen diverse bijlagen.
  3. Toelichting;
    1. Het plan gaat vergezeld van voorliggende toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken, situatie en planbeschrijving zijn opgenomen.
    2. Bij de toelichting horen diverse bijlagen.

1.6 Leeswijzer

Het bestemmingsplan is als volgt opgezet:
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving op hoofdlijnen gegeven van het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met het plangebied.
Hoofdstuk 3 gaat in op de ruimtelijke en stedenbouwkundige situatie per kern en beeldkwaliteit. Hierbij wordt per kern een analyse gegeven van de ruimtelijke kenmerken en eventueel aanwezige waardevolle aspecten. Ook komen de beschermde dorps- en stadsgezichten aan de orde. In de paragrafen over beeldkwaliteit wordt ingegaan op de beeldkwaliteitsplannen voor de diverse kernen.
Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op de relevante omgevingsaspecten voor het bestemmingsplan. Hierbij komen externe veiligheid, water, archeologie en cultuurhistorie, de historisch geografie, natuur en ecologie en tenslotte de infrastructuur aan de orde.
Vervolgens gaat hoofdstuk 5 in op de relevante milieuaspecten voor het bestemmingsplan.
De juridische beschrijving van het plan staat in hoofdstuk 6. In dit hoofdstuk wordt onder andere ingegaan op de voorliggende toelichting, de verbeelding en de regels. De diverse bestemmingen worden toegelicht ter verduidelijking van wat bedoeld wordt met de uiteindelijke regels.
In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Ook wordt er in dit hoofdstuk ingegaan op de exploitatie en planschade die bij een bestemmingsplan horen.
Tot slot komt in hoofdstuk 8 de procedure aan bod. Hierin zijn o.a. de resultaten van het vooroverleg, inspraak en zienswijzen verwoord.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan, is het Europese en rijksbeleid hier niet van belang. In dit plan zijn daarom ook geen Europese en Rijksbelangen in het geding. Daarom wordt slechts beperkt ingegaan op het algemeen geldende Rijksbeleid en verder alleen op het provinciaal en gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met het plangebied en de inhoudelijke thema’s van het bestemmingsplan.

2.1.1 Structuurvisie Ondergrond

Er is geen nieuw (geactualiseerd) rijksbeleid op basis waarvan onderdelen van het bestemmingsplan zouden moeten worden geactualiseerd. Volstaan wordt met een verwijzing naar de algemene kaders die het Rijk heeft vastgelegd.

2.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 11 juni 2018 is de Structuurvisie Ondergrond vastgesteld door de Minister. Hierin is de volgende doelstelling vastgelegd:
Gezien het belang van bodem en ondergrond voor het functioneren van onze maatschappij en de wens om een beleidsvisie op te stellen voor het toekomstig gebruik daarvan, stellen de gezamenlijke overheden het volgende doel centraal: 'duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van bodem en ondergrond, waarbij benutten en beschermen met elkaar in balans zijn.' De bodem en de ondergrond kunnen in principe benut worden voor maatschappelijke doeleinden, mits dit veilig en zorgvuldig gebeurt.
De structuurvisie Ondergrond bevat het nationale ruimtelijk beleid voor de ondergrond, specifiek gericht op de nationale belangen 'drinkwatervoorziening' en 'mijnbouwactiviteiten'. Het gaat om toekomstige ontwikkelingen en nieuwe activiteiten in de diepe ondergrond en gaat niet over het oplossen van de bestaande problematiek rond gaswinning, instabiele zoutcavernes of verzakkingen als gevolg van oude mijnschachten.
Voorliggende bestemmingsplan bevat geen ontwikkelingsmogelijkheden die met deze belangen en doelstellingen conflicteren.

2.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kader stellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze zijn bedoeld om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kader stellende uitspraken. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen voor het onderhavig plangebied.

2.1.4 Archeologiebeleid en Erfgoedwet

Gemeenten en provincies moeten in hun bestemmingsplannen rekening houden met bekende of te verwachten archeologische vindplaatsen. Voor het aanpassen van een archeologisch rijksmonument, is een monumentenvergunning nodig. Archeologische terreinen zijn locaties waar historische resten uit het verleden in de grond zitten. Bijvoorbeeld scheepswrakken of oude nederzettingen. Het streven van de overheid is om historische resten van archeologische vindplaatsen zo lang mogelijk onaangetast in de grond te bewaren.
Gemeenten hebben een belangrijke rol in de bescherming van archeologische terreinen. Zij moeten in bestemmingsplannen en vergunningen rekening houden met mogelijke archeologische vindplaatsen. Komt er bijvoorbeeld een plan om woningen te bouwen op een archeologisch terrein? Dan moet de initiatiefnemer van het plan archeologisch vooronderzoek doen. Op basis van dat vooronderzoek moet vervolgens het bevoegde gezag bepalen of het gebied vrijgegeven kan worden of dat er andere maatregelen nodig zijn. Bijvoorbeeld de verplichting om de historische resten te bewaren of de gelegenheid deze op te graven.

2.1.5 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling (zie art. 1.1.1 Bro) mogelijk maakt. In de toelichting moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden.
De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. De vervolgstappen hebben betrekking op de vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden (trede 2) en als dat niet mogelijk is op andere locaties (trede 3) die vooral goed ontsloten moeten zijn.
De eerste vraag die beantwoord moet worden is of de ontwikkeling waarvoor dit bestemmingsplan opgesteld is aan te merken is als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het antwoord hierop is 'nee'. Er wordt geen nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt. Niet voor woningen, niet voor bedrijven en ook niet voor centrumfuncties. Bij bestaande functies is sprake van een voortzetting van de aanwezige functies. Behoud van de vigerende planologische rechten, inclusief flexibiliteitsbepalingen, worden niet gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Het voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ voorziet niet in meer of nieuwe bouwmogelijkheden voor woningbouw, noch bedrijventerrein dan in de reeds geldende bestemmingsplannen waren opgenomen. Een nadere toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.

2.2 Provinciaal Beleid

Vanuit de provincie Drenthe is de Omgevingsverordening voor dit bestemmingsplan van belang. De Omgevingsverordening geeft regels waar in een bestemmingsplan rekening mee gehouden moet worden. Deze regels zijn een vertaling van het beleid zoals dat opgenomen is in de Omgevingsvisie Drenthe, de opvolger van het Provinciaal omgevingsplan II.

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

De missie die de provincie in de Omgevingsvisie voor Drenthe heeft opgenomen is “Het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten.” De provinciale Omgevingsvisie 2018 vervangt de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De nieuwe visie sorteert al voor op de aankomende Omgevingswet en heeft een breed integraal karakter. Naast de eerdere al opgenomen beleidsonderdelen ruimtelijke ordening (Wro), milieubeleidsplan (Wm), regionaal waterplan (waterwet) en verkeer en vervoer, omvat de Omgevingsvisie ook het beleid en de doelen voor bijvoorbeeld natuur, archeologie, biodiversiteit, werkgelegenheid, wegen en andere omgevingsaspecten.

2.2.2 Omgevingsverordening Drenthe

Met de Omgevingsverordening 2018 vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie Drenthe door naar een Verordening voor de planologisch relevante aspecten in de fysieke leefomgeving. De Verordening schrijft voor dat, wanneer bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, deze in het plan uiteengezet worden. Daarbij wordt aangegeven in welke mate het plan bijdraagt aan het behoud en de ontwikkeling van de betrokken kernkwaliteiten. De Omgevingsvisie Drenthe en de uitwerkingen daarvan geven hiervoor aanwijzingen.
Dit bestemmingsplan is een vervanging van een bestaande juridische regeling. In de (on)mogelijkheden voor het gebied verandert niets. De bebouwing van het plangebied is in de omgevingsverordening voorzien; de bebouwing is volledig opgenomen binnen de grenzen van het bestaand stedelijk gebied. Om deze reden kan hier worden volstaan met een summiere beschrijving van de regels uit de Omgevingsverordening 2018. Dit zal zich met name richten op de regels zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van de verordening; het ‘ruimtelijk omgevingsbeleid’.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Het bestemmingsplan gaat over de bestaande kernen van de gemeente Coevorden. Hierbij geldt het algemene ruimtelijke beleid van de gemeente. Op onderdelen is dat beleid specifiek vastgelegd, bijvoorbeeld voor de bedrijventerreinen en de beschermde dorpsgezichten. Meer in het algemeen gelden voor het plangebied de hoofdlijnen van het ruimtelijke beleid zoals opgenomen in de Structuurvisie Coevorden 2013-2023, in de Woonvisie, Mobiliteitsplan Coevorden en het welstandsbeleid. Deze beleidslijnen worden in de navolgende paragrafen kort weergegeven.

2.3.1 Structuurvisie Coevorden 2013-2023

De Structuurvisie Coevorden (vastgesteld d.d. 10 december 2013) geeft een strategische ruimtelijke visie op de ontwikkelingen van het grondgebied van de gemeente Coevorden voor de periode tot 2022. De gemeente geeft daarin onder meer aan waar nog ruimtelijke ontwikkelingen voorzien zijn. Een onderscheid wordt daarbij gemaakt in meer algemene uitgangspunten en specifieke aspecten.
Voor de grotere kernen is in de visie specifiek beleid geschreven. De structuurvisie gaat in op de verschillende landschappen en thema’s die relevant zijn voor de ontwikkeling van de gemeente komende periode:

  • het landschap, natuur en cultuurhistorie;
  • werken;
  • wonen en voorzieningen (bebouwde omgeving);
  • toerisme en recreatie;
  • de infrastructuur;
  • milieu, klimaat en energie;
  • het water.

Figuur 5. Kernenkaart uit Structuurvisie Coevorden 2013-2023.

Voor een aantal deelgebieden binnen de gemeente worden specifieke ambities beschreven. Het gaat dan om de grotere kernen Coevorden, Dalen, Oosterhesselen, Aalden/Zweeloo, Sleen en Schoonoord.

2.3.2 Woonvisie

De omgeving waarin wij wonen verandert continu. Mensen komen in onze gemeente wonen of verhuizen naar een andere plek. In de Woonvisie is beschreven op welke manier de woningvoorraad in de gemeente zich kan ontwikkelen. Hierbij is gekeken naar de bevolkingsontwikkelingen en de maatschappelijke ontwikkelingen binnen de stad en de verschillende dorpen in de gemeente Coevorden. Op 19 december 2017 heeft de raad van Coevorden de Woonvisie 2017-2022 vastgesteld.
Een taak van de gemeente is om de woningmarkt zowel kwantitatief als kwalitatief in balans te houden. Niet te veel of te weinig woningen, maar ook de juiste woningen zijn van belang om vraag en aanbod bij elkaar te kunnen brengen. Het streven van de gemeente is om vraag en aanbod op de woningmarkt, zowel kwantitatief als kwalitatief zo goed mogelijk in evenwicht te brengen. Kwantitatief betekent dat wij streven naar een ‘gezonde spanning’ tussen vraag en aanbod op de woningmarkt. Kwalitatief betekent dat partijen er naar streven dat er voor alle bevolkingsgroepen, met al hun gedifferentieerde woonwensen, een passend aanbod op de woningmarkt is.
Komende 10 jaar zal er naar verwachting in Coevorden een bevolkingsafname en een verandering in de huishoudenssamenstelling plaatsvinden. Er is per saldo minder vraag naar woningen.

2.3.3 Mobiliteitsplan Coevorden

Het mobiliteitsplan "Op weg naar duurzame mobiliteit" is vastgesteld en vervangt het Gemeentelijk verkeers- en vervoerplan van 1999. Het mobiliteitsplan geeft de visie op verkeer en vervoer in de gemeente Coevorden weer. Daarnaast is het plan een vertaling van het rijks- en provinciale beleid. De gemeente zet daarbij in op verkeersveiligheid en het op een duurzame(re) manier van verplaatsen. In het mobiliteitsplan is niet alleen een visie opgenomen, maar zijn ook concrete maatregelen genoemd. Eén van de maatregelen is het instellen van 30 km-zones bij de scholen in de verschillende kernen, waaronder in Sleen. Voor zover de voorgestelde maatregelen planologische relevant zijn, worden deze in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

2.3.3 Huisvesting arbeidsmigranten

De gemeente ziet de huisvesting van arbeidsmigranten primair als strijdig met dit bestemmingsplan. In het plan is geen binnenplanse afwijkingsbvoegdheid opgenomen omdat:

a. de Wabo en het Bor in mogelijkheden voorzien;

b. de gemeente (geen beleid heeft en) een herziening van het bestemmingsplan in voorkomend geval op zijn plaats vindt.;

c. de gemeente er voor kiest om dergelijke ontwikkelingen niet met een beleidskader te willen regelen, omdat het zelden voorkomt en per geval bekeken zal worden.

2.3.4 Welstandsbeleid

Voor het hele plangebied geldt het welstandsbeleid zoals vastgelegd in de ‘Welstandsnota 2012’ (d.d. 16 oktober 2012) van de gemeente Coevorden. Naast de algemene welstandscriteria zijn de gebiedsgerichte criteria van verschillende gebieden op het plangebied van toepassing. Deze criteria hebben geen directe doorwerking op de regeling van dit bestemmingsplan, maar zijn van belang bij de vergunningverlening.
Naast de welstandsnota heeft de gemeente in diverse gebieden de welstandscriteria aangevuld met, dan wel vervangen door beeldkwaliteitsplannen. Daarin staan de criteria die bij welstandstoetsing worden gehanteerd. Dit gaat vaak verder dan de welstandscriteria, ingegeven door de omgevingskwaliteiten die in de betreffende omgeving aanwezig en gewenst zijn.
In de ‘Welstandsnota 2012’, paragraaf 3.6, is opgenomen dat er specifieke welstandsplannen kunnen gelden. Dit zijn onder andere beeldreferentieplannen en beeldkwaliteitsplannen. Deze zijn onderdeel van een bestemmingsplan en hebben tot doel de algemene kwaliteit van de te bouwen woningen te bewaken. Soms bevatten die bestemmingsplannen ook regels met betrekking tot de uitvoering van gebouwen en bouwwerken (bijvoorbeeld in bestemmingsplan Ossehaar). Voor het bouwen in deze gebieden gelden naast de algemene welstandscriteria ook de voorschriften van het betreffende beeldreferentie- of beeldkwaliteitsplan. Omdat voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ deze specifieke bestemmingsplannen vervangt, zullen deze kwaliteitscriteria gekoppeld moeten worden aan de nieuwe set van regels.
In paragraaf 3.1.07 van de welstandsnota is tevens opgenomen dat nieuwe bestemmingsplannen moeten voorzien in een welstandsparagraaf of beeldkwaliteitsplan. Deze documenten worden na vaststelling van het bestemmingsplan als bijlage bij de welstandsnota opgenomen om het welstandsbeleid toegankelijk en actueel te houden.

2.3.5 Beeldkwaliteit

Beeldkwaliteitsbeleid is een instrument voor het borgen van het uiterlijk van gebouwen en hun omgeving bij nieuwe ontwikkelingen. Het beeldkwaliteitsplan kan daar aan bijdragen. In een beeldkwaliteitsplan staat het bereiken van de juiste omgevingskwaliteit voorop. In visueel en fysiek opzicht. Het gaat om het verbeteren van de belevingswaarde van de omgeving waarin je bent, waarin iets wordt ontwikkeld, of waarin mensen wonen, werken en verblijven. De ‘Welstandsnota 2012’ geeft ook een definitie van een beeldkwaliteitsplan:

"Een omschrijving van de voorgestelde ruimtelijke kwaliteit van een plan. Dit plan beschrijft niet alleen de vormgeving, kleur en dergelijke van de bebouwing, maar ook de vormgeving en inrichting van de openbare ruimte als geheel. Meestal omvat een beeldkwaliteitplan fotomateriaal ter ondersteuning van de beeldvorming."

Voorliggende plan beoogt geen aanpassingen in de inhoudelijke criteria voor welstand en/of beeldreferentie- of beeldkwaliteitplannen. Daarom wordt op dit specifieke onderdeel het bestaande beleid 1-op-1 overgenomen in voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’. Dit wordt geregeld door het opnemen van een gebiedsaanduiding op de verbeelding voor betreffende deelgebieden en in de regels het betreffende beeldkwaliteitsplan of stedenbouwkundig plan te koppelen.

2.3.6 Monumenten en karakteristieke objecten

In Nederland kennen we verschillende soorten monumenten of ‘beschermde statussen’. Bij wijzigingen aan deze panden of objecten, moet rekening worden gehouden met de waarden van dat pand of object.
In de gemeente Coevorden is sprake van rijksmonumenten, provinciale monumenten, karakteristieke objecten, beeldbepalende objecten en beschermde stads- en dorpsgezichten. Rijks- en provinciale monumenten vallen onder de bescherming van de Erfgoedwet. Dat is landelijk geregeld en deze gebouwen en objecten worden door het rijk of de provincie bewaakt. De regels voor karakteristieke objecten en beeldbepalende panden gelden alleen voor de gemeente Coevorden. Er staan momenteel 418 objecten op de gemeentelijke lijst van karakteristieke panden en objecten.
Delen van de stad Coevorden en de dorpen Oud-Aalden, Benneveld en Gees zijn speciaal beschermd; dit zijn de beschermde stads- en dorpsgezichten. Voor die gebieden gelden specifieke kwalitatieve regels.
Voor al deze objecten en plekken geldt dat er niet zonder vergunning mag worden gebouwd, of verbouwd. In sommige gevallen zijn ook veranderingen in de buitenruimte aan regels en vergunningen gebonden.
Op hoofdlijnen gelden de volgende beschermingsregiems voor de betreffende objecten en gebieden. Het beschermingsregiem voor rijksmonumenten is het strengste. Voor beeldbepalende panden het minst zwaar. Stads- en dorpsgezichten kennen een specifieke beschermingsregeling:

Status

Bescherming

Bevoegd gezag / vergunning

Rijksmonumenten

Bescherming is geregeld in de Erfgoedwet. De minister wijst rijksmonumenten aan. Aanpassingen aan het rijksmonument zijn zonder vergunning niet toegestaan. De rijksdienst adviseert hier de gemeente over. Bescherming en herstel van het rijksmonument staat voorop. De beschreven monumentale waarden zijn leidend hierbij.

Monumentenvergunning in combinatie met omgevingsvergunning.
B&W is bevoegd gezag.

Provinciale monumenten

Bescherming is geregeld in de provinciale monumentenverordening. Aanpassingen aan het provinciale monument zijn zonder vergunning niet toegestaan. De provincie adviseert hier de gemeente over. Bescherming en herstel van het monument staat voorop. De door de provincie beschreven waarden zijn leidend hierbij.

Monumentenvergunning in combinatie met omgevingsvergunning.
B&W is bevoegd gezag.

Karakteristieke objecten

Bescherming is geregeld in de regels van het bestemmingsplan. Aanpassingen van karakteristieke kan alleen als aan de voorwaarden wordt voldaan en met een omgevingsvergunning. De aanvrager van de omgevingsvergunning moet middels bouwhistorisch onderzoek aantonen dat de aanpassing de karakteristieke en cultuurhistorische waarden niet aantast. Toetsing loopt via de omgevingsvergunning en welstand.

Omgevingsvergunning nodig.
B&W is bevoegd gezag.

Beeldbepalende objecten

De bescherming van beeldbepalende objecten, welke in de verbeelding zijn aangeduid, ziet alleen op de bestaande bouwmassa (goot- en bouwhoogte alsmede dakhelling). Deze bouwmassa kan veranderen maar moet wel in hoofdzaak behouden blijven.

Omgevingsvergunning bouwen.
B&W is bevoegd gezag.

Beschermd stads- of dorpsgezicht

Binnen de beschermde stads- en dorpsgezichten gelden specifieke regelingen voor het aanpassen van bebouwing en ook de openbare ruimte en (groen)structuren. De voorwaarden en kwaliteiten zijn opgenomen in de aanwijzingsbesluiten en eventuele beeldkwaliteitsplannen. In de regels is een dusdanig integrale set van voorwaarden opgenomen dat bij initiatieven voldaan moet worden aan alle relevante kwaliteitsaspecten. In deze gebeden zijn niet alleen waardevolle objecten aan een vergunningenstelsel onderworpen, maar ook ingrepen in de bodem, het groen en de infrastructuur.

Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden, eventueel met afwijking.
B&W is bevoegd gezag.

2.3.7 Bebouwing bij de woonfunctie

Binnen de gemeente Coevorden wordt de omvang van de toelaatbare gebouwen bij een woonfunctie rechtsreeks gekoppeld aan de omvang van het bouwperceel waarop de woning staat. In veel gevallen is er geen ruimtelijk relevant belang om dit oppervlak strak te begrenzen op een vaste oppervlaktemaat. Dit geldt zowel voor gronden waar de bestemming ‘Wonen’ geldt, als voor de gronden waar de bestemming ‘Woongebied’ geldt.

2.3.8 Facet- bestemmingsplan lokale (bouw)projecten

Op 18 november 2010 heeft de raad van Coevorden het facet- bestemmingsplan “Lokale (bouw) projecten” vastgesteld. Met dit plan is geregeld dat de voorheen geldende mogelijkheden om middels een artikel 19, lid 2 en lid 3 WRO bouwprojecten eenvoudig mogelijk te maken, ook onder de nieuwe Wro op vrij eenvoudige wijze mogelijk werden. Het plan regelt voor de diverse geldende bestemmingsplannen op dat moment dat via een afwijkingsprocedure gebouwd / verbouwd / herbouwd zou kunnen worden. Het betreft binnen het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ de afwijkings- en bouwmogelijkheden uit artikel 2 van het facet- bestemmingsplan, voor zover van toepassing voor de bebouwde komgebieden.
Het facetbestemmingsplan, ofwel paraplubestemmingsplan, is een aanvullende ontheffingsregeling voor de op dat moment geldende bestemmingsplannen van de gemeente Coevorden.

2.3.9 Facet- bestemmingsplan recreatie

Op 20 mei 2010 heeft de raad van Coevorden het facet- bestemmingsplan “Recreatie (minicampings en Bed & Breakfast)” vastgesteld. Hierin zijn regels opgenomen voor enerzijds minicampings (mede als reactie op het vervallen van de Wet op de Openluchtrecreatie per 1 januari 2008) en anderzijds voor Bed & Breakfast voorzieningen. Deze recreatievoorzieningen zijn sinds die periode speerpunt voor de ontwikkeling van de recreatiesector in de gemeente Coevorden.

2.3.10 Toelichting op overige beleidslijnen

2.3.11 Landbouw

In de meeste kernen binnen de gemeente Coevorden zijn van oudsher landbouwbedrijven gevestigd. Landbouw is een van de belangrijkste bepalers van hoe het landschap er uit ziet.

Vanwege schaalvergroting in de landbouw neemt het aantal bedrijven in de landbouw in de kernen de laatste jaren steeds verder af. Een globale inventarisatie leert dat er op dit moment nog 33 agrariers actief zijn in de verschillende dorpen. Ongeveer 10 % hiervan kan worden beschouwd als knelpunt, in die zin dat deze bedrijven geen of weinig ontwikkelmogelijkheden hebben op de huidige locatie. In het bestemmingsplan Buitengebied (2013) is beleid geformuleerd voor de verplaatsing van dit soort bedrijven. De gemeente faciliteert de verplaatsing van knelpuntbedrijven naar geschikte locaties in het buitengebied.

Hoofdstuk 3 Stedenbouwkundige Context En Beeldkwaliteit

In dit hoofdstuk wordt de stedenbouwkundige context van de kernen in Coevorden beschreven. Hierbij is steeds het uitgangspunt genomen dat voortvloeit uit de vigerende bestemmingsplannen. Daar waar het gaat om gedateerde bestemmingsplannen is teven kort beschreven wat er gedurende de laatste planperiode op hoofdlijnen veranderd is in de stedenbouwkundige context. In de meeste kernen is die verandering echter beperkt gebleven.
Per kern zal allereerst worden beschreven hoe de stedenbouwkundige context is ontstaan en hoe die zich heeft ontwikkeld. Hierbij wordt specifiek ingegaan op de aanwezige kwaliteiten en kenmerken van de betreffende dorpskern. Vervolgens wordt ingegaan op de huidige situatie en zal samengevat worden welke kenmerken of kwaliteiten bewaard moeten blijven.
Deze beschrijving is van belang voor de motivatie en verdere uitwerking van het bestemmingsplan ‘Kernen’. Uiteindelijk leiden deze beschrijving en analyse, samen met andere ruimtelijk relevante aspecten, tot een afweging voor de raad van Coevorden om regels vast te stellen om tot een ‘goede ruimtelijke ordening’ te kunnen komen voor de kernen in Coevorden; het bestemmingsplan ‘Kernen’.

3.1 Aalden-zweeloo

Zowel Zweeloo als Aalden zijn in cultuurhistorisch opzicht waardevolle nederzettingen, gedeeltelijk gelegen in een gebied voor het ontwikkelen van natuurwaarden. De provincie kent gebied waarin beide dorpen liggen de hoogste waarde op het vlak van cultuurhistorische gaafheid. De bewoning in het gebied is vanaf het begin in sterke mate gebonden aan de natuurlijke kenmerken bodem, reliëf en waterhuishouding.
Dit vertaalt zich in een aantal zichtbare kenmerken, zoals het type verkaveling, de mate van openheid of geslotenheid en de situering, de vorm en de inrichting van de nederzettingen. Karakteristiek zijn de brinkdorpen (of esdorpen), die in de meeste gevallen ontstonden op de grens van de drogere naar de nattere gronden. Aalden en Zweeloo bestaan van oudsher voornamelijk uit boerderijen, die schijnbaar ordeloos, vaak dicht bijeen, staan gegroepeerd rond één of meer brinken. Kenmerkend voor deze dorpen zijn eveneens de essen, die gelegen zijn op langgerekte plateaus. De ruimte tussen de boerderijen was voor gemeenschappelijk gebruik. Pas na opheffing van de marke-organisaties kwam de huidige vorm van eigendomsverdeling tot stand. De binding van de dorpsbewoners met de natuur was zeer sterk, wat resulteerde in een grote bomenrijkdom, zowel op de brinken, langs de wegen als rond de boerderijen.
De oorspronkelijke bebouwing van Zweeloo-Aalden werd gevormd door boerderijen en de kerk. Later kwamen daar winkels, cafés en burgerwoningen bij. Uit oude lijsten van de belasting op graan is gebleken dat Aalden in het jaar 944 uit zes boerderijen bestond. In Zweeloo waren dat er vier. Rond 1900 tonen Zweeloo en Aalden nog het vrijwel onaangetaste beeld van deze eeuwenlange ontwikkeling. De boerderijbebouwing concentreert zich in Aalden op het gedeelte ten zuidoosten van de Aelderstraat, waar ook de brink is gelegen. In Zweeloo ligt de boerderijbebouwing vooral in en aan het gebied dat wordt omsloten door de Hoofdstraat, Kruisstraat en Marktstraat en verder in oostelijke richting langs de Wheem, tot aan de monumentale kerk uit 1252.
Tot 1960 bleef het inwonertal van Zweeloo-Aalden, met circa 1.150 personen, vrij constant. Daarna steeg het aantal inwoners vrij snel door de bouw van de wijk Marsstukken I ten noordwesten van de Aelderstraat. In 1980 was het inwonertal gestegen tot 1.650 personen. In 2005 telt het dorp 2.120 inwoners.

Figuur 12. Plangebieden BP 'Zweeloo-Aalden, partiële herziening beschermd dorpsgezicht Oud-Aalden en ecologische verbindingszone' (rechts) en BP 'Zweeloo-Aalden, gemeente Coevorden' (links).

3.1.1 Beschrijving huidige situatie

In Zweeloo-Aalden zijn twee delen te onderscheiden, namelijk:

  1. de oorspronkelijke bebouwing rondom de drie brinken met daarin een lichte verdichting die direct na 1900 ontstond, en het daarmee functioneel samenhangende agrarische gebied rondom deze oorspronkelijke bebouwing;
  2. de bebouwing die is ontstaan na de Tweede Wereldoorlog in de vorm van de wijk Marsstukken in Aalden en diverse kleine woongebieden in Zweeloo.

De oudste woningen van Aalden liggen langs de Aelderstraat en het gebied ten zuiden daarvan, rond de brink. In Zweeloo staan de oudste woningen aan de Kruisstraat-De Wheem, het Klooster en de Marktstraat-Wheempad. Het betreft hier met name voormalige agrarische bedrijfsbebouwing. De woonfunctie is het sterkst vertegenwoordigd aan de noordwestkant van Aalden. Hier is de woonwijk Marsstukken in twee fasen aangelegd. Andere woongebieden zijn kleiner en liggen verspreid over de beide dorpen.
Verdere uitbreiding van het woongebied wordt alleen nog maar voorzien in de vorm van de buurt Paardelandsdrift in Aalden. Dit gebied ligt ten westen van de wijk Marsstukken. Dit gebied is nagenoeg helemaal uitgegeven. In de toekomst zal vooral moeten worden gekeken naar herstructurering.
In Zweeloo-Aalden liggen her en der verspreid enkele bedrijvigheid. Naast agrarische bedrijven betreft het detailhandel en voorzieningen, zoals horeca en onderwijs. Voor het overige is het dorp afhankelijk van omliggende kernen. De gemeente heeft geen ambities om hier verandering in te brengen.
De centrumvoorzieningen van Zweeloo-Aalden bevinden zich met name aan de Aelderstraat respectievelijk de Hoofdstraat, die samen de doorgaande weg vormen. Typische centrumfuncties die hier worden aangetroffen, zijn detailhandel en horeca. De gemeente zet in op behoud van deze centrumvoorzieningen. Van belang zijn de belangrijke cultuurhistorische waarden, met name in de vorm van karakteristieke bebouwing. Nieuwe ontwikkelingen binnen dit gebied dienen te worden afgewogen tegen de cultuurhistorische kwaliteiten.

3.1.2 Beschermd dorpsgezicht

De aanwijzing als beschermd dorpsgezicht heeft plaatsgevonden d.d. 13 maart 1969 en de inschrijving in het register van beschermde stads- en dorpsgezichten d.d. 21 mei 1969.
De reden tot aanwijzing van Oud-Aalden is het behoud en de bescherming van het zeer oorspronkelijke dorpsbeeld, tot uiting komend in de groepering van de oude boerderijen, gelegen tussen de Aelderstraat en de Aalder esch, met fraaie erfbeplanting en een goede samenhang met het zuidelijk gelegen Aalder esch. De (voormalige) boerderijen staan met het werkgedeelte aan oorspronkelijke zandwegen en dienden als verzamelplaats voor vee. De open ruimte tussen de boerderijen was in gebruik als huisweide en hof. De oorspronkelijke verkeersfunctie van de ruimte achter de boerderij, voor de baanderdeuren, is grotendeels ongewijzigd gebleven. Wel is het uiterlijk veranderd. Zo zijn er "plaatsen" met de traditionele flinten veranderd in betonsteen en asfalt. Daar waar deze "plaats" direct grenst aan de openbare wegruimte, is de oorspronkelijke samenhang van de functie goed waarneembaar.
In het grondgebruik kunnen als belangrijke veranderingen worden aangemerkt de relatief grote siertuinen in het plangebied. Ook het aanleggen van twee parkeervoorzieningen is tekenend voor de eigentijdse ontwikkelingen in het plangebied. De agrarische functie, die van oorsprong de dominante functie is, is grotendeels veranderd in de functies wonen, horeca, loonbedrijf en conferentieoord.
De karakteristiek van Oud-Aalden wordt voor een belangrijk deel bepaald door de bebouwing. Diverse aspecten van de bebouwing bepalen de waarde die de bebouwing heeft voor het dorpsbeeld. Zo kunnen worden onderscheiden: de situering, functies van bebouwing, bouwkundige kwaliteiten, historische kwaliteit, hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en materiaalgebruik.
Het rijksbeleid over beschermde dorpsgezichten zet in op het erkennen en herkenbaar houden van de cultuurhistorische identiteit als kwaliteit voor verdere ontwikkeling. Bij de aanwijzing is het gebied als volgt omschreven:

'Het landschap van Aalden en omgeving is een esdorpenlandschap met een hoge volledigheids- en gaafheidsgraad. Het gebied is representatief voor de zandgronden van het Drents Plateau en geeft een goed en volledig beeld van bewoningsgeschiedenis. Het grenst aan de noordwestzijde aan veenkoloniaal gebied en centraal in het gebied ligt het beekdal van de Aalder- en Westerstroom en het Drostendiep.
Net als bij de overige esdorpenlandschappen bestaat het landschap hier uit opgehoogde akkers (essen), (voormalige) woeste gronden (veen, heide en stuifzanden) en een systeem van beekdalen. De woeste gronden zijn nu grotendeels ontgonnen of bebost. Ieder onderdeel heeft zijn eigen karakter en opbouw. In dit gebied zijn deze goed bewaard gebleven. De archeologische monumenten dateren van het Paleolithicum tot aan de Vroege Middeleeuwen. De vele zichtbare monumenten, grafheuvels, celtic fields, hunebedden en kasteelterreinen, geven het landschap een grote tijdsdiepte. Met name de essen vormen belangrijke conserverende factoren. Deze waren vaak al in gebruik door de prehistorische mens.'

3.1.3 Te handhaven kenmerken

Het beleid is gericht op behoud van die onderdelen in het dorp, die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Zweeloo en Aalden als agrarische nederzetting en als esdorp. Het meest kenmerkende gebied ten zuidoosten van de Aelderstraat is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. En er zijn in dit gebied, maar ook daarbuiten, zeer gave en oorspronkelijke gebouwen aangewezen als Rijksmonument.
Vanuit het gemeentelijke beleid zijn daarnaast enkele open gebieden, waarvan de verkaveling en de ligging ten opzichte van de bebouwing verwijzen naar het vroegere agrarische functioneren, aangeduid als ‘agrarisch gebied met landschappelijke waarde’. Ter versterking van het beschermde dorpsgezicht heeft de gemeente in 2005 al enkele gebieden aangeduid als ‘gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden’. Dit zijn minder gave gebieden dan het beschermde dorpsgezicht, maar wel relevant voor de beleving en bescherming van de dorpse karakteristiek. Tot slot zijn er verschillende panden door de gemeente in het bestemmingsplan uit 2005 al aangeduid als ‘karakteristiek’.


Figuur 13. Topografische kaart Aalden - Zweeloo. Blauw gearceerd het beschermde dorpsgezicht van Aalden.

De gemeente streeft ernaar de landschappelijke en cultuurhistorische waarden te handhaven en zo mogelijk te versterken. Een ander beleidsuitgangspunt is dat bij het opstellen van regelingen voor activiteiten en bij het begeleiden van ontwikkelingen binnen het beschermde dorpsgezicht het bebouwde en het onbebouwde gebied als één samenhangend en onlosmakelijk geheel moet blijven bestaan.
Het bestemmingsplan moet regelen dat de aanwezigheid, situering, hoofd- en kapvorm, gevelindeling en aanzicht van de karakteristieke en dorpsbeeldbepalende bebouwing gehandhaafd blijft. Nieuwe ontwikkelingen moeten aan de uitgangspunten worden getoetst. Zo moet bijvoorbeeld de aanleg van parkeerterreinen in het beschermde dorpsgezicht passend worden gemaakt in de groene omgeving. Asfaltering, in welke vorm dan ook, moet bijvoorbeeld worden vermeden.
De oorspronkelijke kerk van Zweeloo was van hout. In 1252 werd op dezelfde plek een stenen kerk gebouwd. Behalve deze middeleeuwse kerk, die een Rijksmonument is, wordt een behoorlijk aantal panden aangeduid als "karakteristiek". In het beschermde dorpsgezicht van Aalden staan twaalf monumenten. Het betreft de boerderijbebouwing die het meest kenmerkend is voor het dorp, aangevuld met een aantal andere panden die naast hun historische waarde ook beeldbepalend zijn. Naast handhaving van de bestaande panden wordt bij nieuw- of verbouw gestreefd naar aansluiting bij de bestaande karakteristieke bebouwing. Nokhoogte, goothoogte, kleur- en materiaalgebruik dienen bij het gebied aan te sluiten.
Kenmerkend voor de oude dorpen Zweeloo en Aalden zijn verder de boombeplanting langs wegen en rond bebouwing en de open plekken tussen bebouwing met daarop boombeplanting. Ook het als ‘agrarisch gebied met landschappelijke waarde’ omschreven onderdeel van het plan vormt een belangrijk onderdeel van de oorspronkelijke structuur. De boerderijen lagen verspreid langs de wegen met aan de achterzijde het land waar de boerderijen niet los van konden functioneren. Deze directe relatie tussen de boerderij en het land dient zoveel mogelijk in haar oorspronkelijke opzet te worden gehandhaafd, of waar mogelijk te worden teruggebracht.
Het verloop van de wegen in beide oude dorpen bepaalt samen met bebouwing en groen in hoge mate het karakter van Zweeloo-Aalden. Behoud van dit wegenverloop, met grotendeels onverharde bermen, dient uitgangspunt te zijn.

3.2 Benneveld

Benneveld is een karakteristiek esdorp waarvan de agrarische structuur nog duidelijk herkenbaar is. Het noordelijke dorpsdeel is de 'oorspronkelijke' esdorpnederzetting rondom de Bennevelder esch.
In het midden van de negentiende eeuw bestond voorts al enige bebouwing langs de doorgaande weg door Benneveld, zuidelijk op de es. Door de geleidelijk ontstane verdere bebouwing langs deze weg in zuidoostelijke richting, heeft het dorp een enigszins langgerekte vorm gekregen.

3.2.1 Beschrijving huidige situatie

Benneveld is een langgerekt dorp in de gemeente Coevorden ten zuidoosten van Zweeloo en Aalden. Ten noorden van het dorp ligt de Bennevelder esch, ten zuiden het Bennevelderveld. Benneveld is een dochternederzetting van Zweeloo. Kenmerkend voor het dorp is de regelmatige structuur. De kern is de brink vol eiken en linden, omzoomd door oude boerderijen, thans een beschermd dorpsgezicht. De ruimtelijke structuur wordt volledig bepaald door de Bennevelderstraat. De Bennevelderstraat vormt de hoofdas door het dorp. Deze weg loopt in noordelijke richting naar Zweeloo/Aalden. In zuidelijke richting loopt deze weg in de richting van het 4 km verder gelegen Oosterhesselen.


Figuur 14a. Benneveld omstreeks 1900.


Figuur
14b. Benneveld omstreeks 2018.

De bebouwing is uitsluitend op de Bennevelderstraat georiënteerd. Aan beide uiteinden ervan en bij de brink vormen de voormalige veedriften en uitvalswegen een secundaire wegenstructuur. Binnen deze langgerekte structuur onderscheiden de brink, centraal in het noordelijke gedeelte gelegen en een verbreding in het zuidelijk deel zich als oudste elementen in de structuur, met daartussen het jongere wegdorp-gedeelte. Het straatbeeld van het langgerekte dorp sluit hierop aan. Het brinkgedeelte kenmerkt zich door een besloten karakter evenals het zuidelijke deel van de nederzetting, zij het in mindere mate vanwege de lossere structuur van boerderijen, woonhuizen en open ruimten in de vorm van weilandjes. Het rechte wegdorp-gedeelte kenmerkt zich daarentegen door een open structuur met een grote visuele betrokkenheid op het omringende landschap. De bebouwing dateert uit verschillende perioden en levert een belangrijke bijdrage aan het karakter van het dorp.

3.2.2 Beschermd dorpsgezicht

Door het Rijk is Benneveld op 4 oktober 1991 aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het doel van de aanwijzing is de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor ruimtelijke ontwikkeling, die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt. De toelichting bij het besluit tot aanwijzing van Benneveld als beschermd dorpsgezicht is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.

Het oudste deel van Benneveld en vanouds het centrum van het dorp, wordt gevormd door de brink in het noordelijke deel van de nederzetting. Het is een driehoekige ruimte, aan de oost- en zuidzijde door een weg begrensd. Vanwege het licht gebogen beloop van de Bennevelderstraat aan de noord- en zuidkant en door de compacte bebouwing in dit deel van Benneveld rondom de brink is een tamelijk besloten ruimte ontstaan. Dit wordt nog geaccentueerd door de aanwezige beplanting van hoog opgaand bomen, veelal eiken, zowel op de brink als op de erven. Opvallend is de nokrichting evenwijdig aan de weg van enkele boerderijen aan de oost- en zuidkant van de brink.
In de oudere gedeelten van Benneveld (het noordelijke en zuidelijke deel) zijn de onregelmatige verspringende rooilijnen kenmerkend. De bebouwing is op wisselende afstand van de weg gesitueerd in tegenstelling tot het middendeel waar een regelmatige bebouwingsrichting (merendeels loodrecht op de weg) aanwezig is en de rooilijnen doorgaans op geringere afstand evenwijdig aan de straat lopen. Het jongste middendeel heeft een open karakter. De bebouwing is over het algemeen minder dicht en er is minder beplanting van betekenis aanwezig.
De diversiteit van de agrarische bebouwing in Benneveld bepaalt in belangrijke mate het dorpsgezicht. De oudere boerderijen dateren hoofdzakelijk uit de negentiende eeuw. In aanleg echter zijn veel van de hoofdgebouwen uit de achttiende eeuw. Ondanks vele aanpassingen en meer of minder ingrijpende verbouwingen zijn de boerderijen herkenbaar aan het 'middenlangsdeel' of 'Oud-Drentse' type. De baanderdeuren, die de hoofdingang vormen, zijn zonder uitzondering in het midden van de achtergevels geplaatst, die naar de weg zijn gekeerd. Wel zijn sedert de negentiende eeuw de vanouds inspringende baanders veelal vervangen door direct in de achtergevels geplaatste deuren. Deze deuren zijn in het algemeen donkergroen geverfd, met witgeverfde deurposten. In enkele gevallen (woonboerderijen) bestaat de 'baander' thans uit een glaswand. Markant zijn de bijgebouwen, al dan niet vast gebouwd aan de boerderij, vanwege de toepassing van hout en riet voor de muren.
De jongere boerderijen, uit de eerste helft van de twintigste eeuw, onderscheiden zich van de oudere boerderijen door de dwarsgeplaatste woonhuizen die langs de straat, vóór het bedrijfsgedeelte zijn geplaatst.
Voor het merendeel van de boerderijen en de landelijke woonbebouwing geldt dat de huiserven van de weg zijn afgescheiden door duidelijke erfscheidingen. Het zijn veelal eenvoudige (houten) hekwerken of heggen, soms draadafrasteringen langs de weilandperceeltjes die in het zuidelijke deel van het dorp voorkomen. In het middengedeelte bevindt zich aan de oostzijde van de weg tevens een greppel. Een smal verhardingsprofiel en een eenvoudige inrichting zijn in het gehele dorp kenmerkend.
De visuele relatie met het omliggende open agrarische gebied is met name in het middengedeelte van Benneveld, alsmede in het zuidelijke deel, zij het in geringere mate, opmerkelijk. Het reliëf tussen es- en beekdal is in westelijke richting duidelijk waarneembaar. Door de hogere ligging van het noordelijke deel van het dorp is in dit relatief besloten deel door middel van doorkijkjes eveneens een visuele betrokkenheid met de esgronden aanwezig. Het doorzicht in het verlengde van de weg naar de noordelijke esgronden behoort hier ook toe. Het contrast tussen de open esgronden en de compacte nederzetting is hier in het noorden het grootst.
Tot het beschermde dorpsgezicht behoren de samenhangende onderdelen van de ruimtelijke structuur, waaruit de historische ontwikkeling is af te lezen. Deze samenhangende structuur is voornamelijk opgebouwd uit de min of meer lineaire esnederzetting met de Bennevelderstraat als centrale as. De grens is in het algemeen langs de achtererven van de bebouwing getrokken. Hoewel de functionele en visuele relatie met het agrarisch gebied van groot belang is, lijkt de betrekking van grote delen landelijk gebied niet het meest geëigende middel ter bescherming van dit belang. De begrenzing van het beschermd dorpsgezicht, zoals bij de aanwijzing aangegeven, is in het bestemmingsplan overgenomen en heeft de dubbelbestemming beschermd dorpsgezicht gekregen.

3.3 Coevorden

De stad Coevorden is de hoofdkern van de gemeente. Op hoofdlijnen kan de stad in drie planologisch verschillende gebieden worden opgedeeld. In het zuiden ligt het (regionale) bedrijventerrein. Hiervoor is het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Stad, Coevorden’ (2015) van toepassing. Daarnaast is er een apart bestemmingsplan voor een drietal windturbines van toepassing; het bestemmingsplan ‘Windpark Hulteweg’ (2017). Deze plannen zijn beide digitaal beschikbaar.
In het noordoostelijke deel van de stad ligt het belangrijkste woongebied van de stad. Hier geldt hoofdzakelijk het bestemmingsplan ‘Coevorden woongebieden, gemeente Coevorden’ uit 2006. Ook het woongebied ‘Klooster’ in het zuidwesten maakt onderdeel uit van de bestemmingsplan. Ten oosten van het centrumgebied ligt ook nog een ontwikkelingsgebied waar sinds begin deze eeuw woningbouw is gerealiseerd. Hiervoor gelden het bestemmingsplan ‘Ossehaar’ (1999) en het latere uitwerkingsplan ‘Ossehaar, uitwerkingsplan’ (fase A: 2001, fase B en C: 2007).

  • Centraal in de stad, tussen deze twee functioneel te onderscheiden gebieden, ligt het centrumgebied van de stad Coevorden. Hier gelden meerdere bestemmingsplannen:
  • Bestemmingsplan ‘Coevorden centrumring’ (2014);
  • Bestemmingsplan ‘Holwert-Zuid’ (2013);
  • Bestemmingsplan ‘De Holwert, thematische herziening milieuzonering’ (2012);
  • Bestemmingsplan ‘Coevorden centrum Bogasterrein’ (2006);
  • Bestemmingsplan ‘Coevorden centrum, Markt en omgeving’ (2004).

3.3.1 Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling


Figuur 15. Luchtfoto Coevorden (bron: GoogleMaps)

Coevorden is in de middeleeuwen ontstaan op een zandopduiking en gelegen bij de plaats waar het Drostendiep, het Schoonebekerdiep en het Loodiep samengaan in de Kleine Vecht. In 1159 werd de aanwezigheid van een kasteel voor het eerst vermeld. Het is niet bekend wanneer Coevorden stadsrechten kreeg, maar in 1407 was er een stedelijke bestuursvorm. De ligging op een hogere zandrug in uitgestrekte, ontoegankelijke veenmoerassen was zeer strategisch; Coevorden was de enige toegang tot de noordelijke provincies vanuit het zuidoosten en lag aan de oude handelsroutes Stavoren-Bentheim-Keulen en Deventer-Ommen-Groningen.
In 1592 kwam Coevorden in handen van de Staatse troepen onder aanvoering van prins Maurits en graaf Willem Lodewijk van Nassau en werd in de daarop volgende jaren ingrijpend versterkt tot een vesting- en garnizoenstad. De aanleg berust op plannen van Paulus Simonsz (vestingbouwkundige uit Bolsward).
Tijdens de Munsterse oorlogen (1666-1675) kwam Coevorden in handen van de Munsterse bisschop Bernard van Galen. Na herovering moesten de verdedigingswerken worden verbeterd, dit gebeurde onder leiding van Menno van Coehoorn. De negentiende eeuw bracht een grote ommezwaai. Het ging niet goed met de vestingstad. In 1806 drongen burgers uit Coevorden er bij het gemeentebestuur op aan om moeite te doen het garnizoen te vergroten (op dat moment slechts iets meer dan 50 manschappen) om zodoende de welvaart van de stad te versterken. Het mocht niet baten. Het proces van de ontmanteling was begonnen.
Het plan voor het slechten van de vesting Coevorden was afkomstig van de Ingenieur voor de ontmanteling van Vestingwerken F.W. van Gendt. Uitgangspunten voor Van Gendt waren:

  • een goede organisatie van de waterhuishouding. Daarom bleef de buitengracht behouden en werd er "een communicatie met de haven" voorgesteld!;
  • een verbeterde ontsluiting van de stad (maar dat betekende niet dat er nieuwe wegen op kosten van de staat mochten worden verwacht).


Figuur 16. Coevorden omstreeks 1850.


Figuur 17
. Coevorden omstreeks 1900.

Figuur 18. Coevorden omstreeks 1950.

Van Gendt trachtte verder zowel de belangen van de staat als van de gemeente in de gaten te houden. Op 3 april 1869 kwam het eerste plan bij de gemeente binnen. Met dit plan werd de toon van de veranderingen bepaald, waarbij opvalt dat de structuur van de oorspronkelijke vesting nog redelijk goed herkenbaar is aan het radiale stratenpatroon, aan restanten van de grachtstructuur en aan enkele resterende bouwwerken. De uitvoering van het plan Van Gendt werd in zeven stappen gerealiseerd in opdracht van het Ministerie van Financiën. Voor het te beschermen gebied, dat globaal het deel tussen de bastions Stad en Land en Holland omvat, zijn het derde en zevende bestek van belang (bestek nummers 4 en 5 zijn niet gevonden in het gemeentearchief). Met het in 1875 gepresenteerde derde bestek werd met betrekking tot het gebied het bastion Holland geslecht. Het zevende bestek, uit 1886, omvatte het slechten van de ravelijn Gelderland-Holland, het dempen van de daarvoor gelegen opengebleven grachtdelen en het aanleggen van een weg tot verbinding van de buitensingel met de weg langs het Stieltjeskanaal. Bij dit bestek is dus sprake van een buitensingel. Deze buitensingel, die op de plaats ligt van de voormalige binnengracht, is mogelijk uitgevoerd met de besteknummers 4 of 5, maar in ieder geval is er al sprake van bij het ontwerpplan van Van Gendt. De singel is later gedoopt tot Van Heutszsingel en werd dus met het bestek van 1886 verlengd met de Burgemeester Van der Lelysingel. Door de aanleg van de singel moest ook de verbinding met het centrum worden verbeterd. Daarvoor werd de straat het Kasteel verlengd met de Meindert van der Thijnensingel. Nadere invullingen kwamen in de loop der jaren gereed.
Zo werd in 1907 een belangrijke karakteristiek toegevoegd, te weten het Van Heutszpark, gelegen op een deel van de voormalige enveloppe (extra omwalling). Het ontwerp hiervoor werd geleverd door J. Vroom (De Punt). Het plan omvatte een aanleg met een typisch villa-achtig bebouwingspatroon waarbinnen enkele nieuwe functies, zoals een watertoren en een Rijks Hogere Burgerschool een prominente plaats kregen. In 1911 worden plannen gemaakt om de noordoostelijke flank van de enveloppe ook als park in te richten. De woninginspecteur W.G. Schuylenburg adviseerde de gemeente om de noordkant beter te beplanten tegen toetreding van de noordenwind, dat in aansluiting daarop een plantsoen met wandelwegen kon worden aangelegd en “op de juiste plaatsen de thans bestaande gelegenheden voor het genieten van schoone vergezichten, te behouden.” Tevens stelde hij dat het bestaande park diende te worden verbeterd en hij adviseerde het ontwerp door L. Springer te laten uitvoeren. Vier jaar later, in 1915, blijkt Springer inderdaad het ontwerp te hebben geleverd voor dit deel van het park. Het gedeelte is in een Engelse landschapsstijl ingericht met een kronkelend padenpatroon over een licht glooiend terrein. De gronden tussen de Burgemeester Van der Lelysingel en het park werden aanvankelijk nog door Domeinen vastgehouden, maar rond 1920 mochten er dan woningen op worden gebouwd. Het werd een rij dubbele woningen die werden gebouwd in opdracht van Woningbouwvereniging de Eendracht.
De vervening van Zuidoost-Drenthe in de tweede helft van de negentiende eeuw leidde tot de aanleg van een uitgebreid netwerk van kanalen en de verharding van wegen. Dit resulteerde in een versterking van de economische positie van Coevorden. Er kwam een tramlijn naar Dedemsvaart (1897) en er kwamen spoorverbindingen met Zwolle, Emmen, Stadskanaal (1905), alsmede met Nordhorn en Bentheim (1910). Ten behoeve van de fabrieksarbeiders werd tijdens de industrialisatie een groot aantal arbeiderswoningen gebouwd.
Vanaf circa 1910 ontwikkelde Coevorden zich als regionaal industrie- en onderwijs-centrum. Na de Tweede Wereldoorlog, waarin de stad vrij veel schade leed, zijn industrieterreinen ingericht aan de west- en zuidzijde. Aan de noord- en oostzijde kwamen woonwijken tot stand.

3.3.2 Beschrijving huidige situatie

Coevorden ligt in Zuidoost-Drenthe en heeft een centrale ligging ten opzichte van Emmen, Meppel, Hoogeveen en Zwolle. De N34 is een belangrijke schakel in de verkeersstructuur en verbindt Coevorden met Groningen en Zwolle. Daarnaast wordt de kern door andere provinciale wegen, het spoor en een aantal buslijnen ontsloten. In oostelijke richting ontsluit de A37 Hoogeveen met de Duitse grens. Deze weg zorgt ervoor dat de gemeente Coevorden relatief goed is ontsloten via het rijkswegennet.
In bredere context gezien, ligt Coevorden centraal ten opzichte van vijf kanalen. De bereikbaarheid van de stad over het water is gunstig. De binnenstad van Coevorden wordt gekenmerkt door een stervormig stratenpatroon met de Markt als middelpunt. Rondom deze markt zijn ringen geformeerd, die dwarsverbindingen vormen tussen de stralen vanuit het middelpunt. Deze structuur is zeer karakteristiek en het patroon is zeer strak en dwingend en bepaalt in een aantal opzichten de bebouwing.


Figuur 19. Luchtfoto Coevorden, binnenstad.

In het centrum bevinden zich verschillende voorzieningen ten behoeve van publieksgerichte dienstverlening, maatschappelijke/culturele doeleinden, wonen en winkels.
Het centrum van Coevorden heeft met betrekking tot een gevarieerd winkelaanbod een belangrijke regionale functie. Er ontbreekt echter wel een zwaartepunt in de ruimtelijke structuur en beleving van het winkelgebied. Dit wordt vooral ingegeven door de slechte relatie tussen winkels en omgeving. De Friesestraat is relatief de sterkste centrumstraat door het aantal gevestigde trekkers. Het primaire winkelgebied is ingericht als voetgangersgebied. In het kader van horeca wordt Coevorden gezien als een uitgaanscentrum. Een deel van de aanwezige horeca is zelfstandig gericht op deze uitgaansfunctie en is dus niet afhankelijk van de overige (dagrecreatieve) voorzieningen en winkels in het centrum.
De vestingstructuur van Coevorden, die tot uiting komt in het stervormige stratenpatroon, en de grachten vormen structuurbepalende elementen van de stad. Daarbinnen worden karakteristieken bepaald door de aanwezige bebouwing, het groen en de openbare ruimte. Deze waarden wil de gemeente goed beschermen. Met het bestemmingsplan worden op verschillende manieren de karakteristieken beschermd. In de juridische vormgeving wordt uitgebreider ingegaan op de beschermende regelingen.
De waarde van bebouwing kent drie gradaties. In het plangebied komen rijksmonumenten, karakteristieke panden en ‘reguliere’ panden voor. Rijksmonumenten zijn middels de Monumentenwet beschermd en daarmee is een aanvullende regeling in het bestemmingsplan niet nodig.
De als ‘karakteristiek’ aangeduide panden zijn die panden die door hun stijl, gaafheid en situering behoudenswaardig zijn. Het zijn panden die niet zijn aangewezen als rijksmonument, maar soms wel als provinciaal of gemeentelijk monument. De aanwijzing van de karakteristieke panden komt voort uit het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en de Cultuurhistorische inventarisatie centrum Coevorden (RAAP, januari 2004). Ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek‘ dient de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakhelling te worden gehandhaafd. Ook is er een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor de sloop van de als ‘karakteristiek’ aangeduide panden.
Er zijn ook gebieden die zijn aangeduid als ‘karakteristiek’. Het gaat daarbij om het Van Heutszpark, het park tussen de Burgemeester Van der Lelysingel en de gracht.
De ‘reguliere’ panden kennen geen bijzonder beschermingsregiem, met uitzondering van alle panden die zijn gelegen in het beschermd stadsgezicht van Coevorden. Welk gebied is aangewezen als beschermd stadsgezicht en welke waarden ter plaatse worden beschermd, wordt omschreven in de navolgende paragraaf.

3.3.3 Beschermd stadsgezicht


Figuur 20. Begrenzing beschermd stadsgezicht.

Het noordelijke deel van het centrum van Coevorden is in 2007 door het Rijk aangewezen als beschermd stadsgezicht. Een beschermd stads- of dorpsgezicht is een groep van objecten en gebouwen die van rijkswege (ingevolge de Monumentenwet 1988) of op grond van gemeentelijk beleid is beschermd. Het zijn gebieden met een hoge cultuurhistorische waarde. De aanwijzing als beschermd gezicht is verwerkt in een bestemmingsplan, doordat er ter plaatse meer eisen (regels) worden gesteld aan de rooilijn, de bebouwingsschaal en het bebouwingsbeeld van gebouwen. In een van rijkswege beschermd stads- of dorpsgezicht is het verboden een bouwwerk zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders te verbouwen of (gedeeltelijk) af te breken.
Het noordelijke deel van het centrum is vanwege de cultuurhistorische waarden en de stedenbouwkundige waarden aangewezen als beschermd stadsgezicht. Vooruitlopend op de aanwijzing van het beschermd stadsgezicht is in 2003 een bestemmingsplan opgesteld, omdat de gemeente de status voor beschermd stadsgezicht reeds in 1996 had aangevraagd.
Het gebied dat als beschermd stadsgezicht is aangewezen omvat de voormalige buitengracht en een parkgedeelte ten noorden daarvan in verband met de relatie met de oude vestingstructuur. De noordelijke begrenzing volgt daarom de Poppenharelaan en de Schutselaan tot aan het Stieltjeskanaal. Bij het Stieltjeskanaal langs wordt de aansluiting op de Burgemeester Van der Lelysingel verkregen. In het westen ligt de grens achter de bebouwing van de Oude Gracht bij het water langs. Over het bebouwde gebied volgt de grens de kavellijn tussen de Biezenbrugstraat en de Churchilllaan en gaat over de Van der Heutszsingel in westelijke richting tot aan het perceel Van Heutszsingel 108 en 110. Daar loopt de grens achter de gevelwand van de Van Heutszsingel tot aan de Meindert van der Thijnensingel. De begrenzing loopt hier over de singel door tot en met Kasteel nr. 8. Tussen Kasteel nr. 8 en het voormalige postkantoor loopt de grens naar de haven. Via de Burgemeester Van der Lelysingel sluit de begrenzing aan op het Stieltjeskanaal.

Beschrijving per deelgebied
In het navolgende worden de bijzondere waarden per deelgebied omschreven en wordt puntsgewijs uiteengezet welke elementen worden beschermd. Vanuit deze samenvatting van de te beschermen onderdelen vindt ten slotte de juridische vertaling plaats naar de regels en de verbeelding.


Figuur 21. Deelgebieden in het beschermde stadsgezicht Coevorden

In het hierna volgende worden de volgende deelgebieden nader omschreven:

  1. Kasteel - Meindert van der Thijnensingel;
  2. Burgemeester Van der Lelysingel (noordzijde);
  3. Van Heutszsingel, zuidzijde;
  4. Tussen Van Heutszsingel en buitengracht;
  5. Van Heutszpark;
  6. Buitengracht en park ten noorden van de buitengracht.

3.3.4 Centrumvisie Coevorden

In oktober 2019 werd door de raad een programmatische visie voor Markt, Haven, Citalepunt en Weeshuisweide vastgesteld onder de naam 'Kasteelpark Coevorden'. De uitwerking van de visie is nog onvoldoende concreet om deze te vertalen in het onderhavige bestemmingsplan. Te zinder tijd zal de vertaling worden opgenomen in een separaat bestemmingsplan.

3.4 Dalen

Dalen is ontstaan in de vroege middeleeuwen op een zandrug tussen de beekdalen van het Drostendiep en het Loodiep. Het esdorp wordt in 1225 voor het eerst vermeld. Dalen ontwikkelde zich langs de weg over de zandrug van Coevorden naar Groningen. In de 19e eeuw was Dalen een langgerekt dorp met twee driehoekige brinken: de Keuterbrink (Thyakkerstraat, Noordwijk) en een brink Verbindingsweg hoek Noordwijk.
Een dorpscentrum vormde zich bij De Brinken, de Emmerweg en de Hoofdstraat en aan de zuidzijde was er een bebouwingsconcentratie in het gehucht De Bente. Vanaf 1850 is Dalen aan de oostzijde uitgebreid, na de Tweede Wereldoorlog in westelijke en noordoostelijke richting.

3.4.1 Beschrijving huidige situatie

Het toekomstig beleid is gericht op behoud van die onderdelen in het dorp die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling als esdorp. Daartoe heeft het gebied aan de zuidkant op de plankaart de aanduiding “gebied voor de opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden” gekregen.
Dalen is ontstaan langs de rand van de es “Molenakkers”. Oorspronkelijk bevond zich langs de weg boerderijbebouwing. Rond 1900 heeft de bebouwing zich langzaam verdicht met woonbebouwing. Aan de noordkant bevindt zich de Hervormde Kerk (tweede helft 15e eeuw) met begraafplaats. Hier rondom kwam ook de centrumvorming tot stand.
Aan het plangebied is bovengenoemde ontwikkeling nog goed af te lezen door de aanwezige bebouwing (Hervormde Kerk, 19e-eeuwse eenlaagse dorpshuizen aan de Hoofdstraat, boerderijen uit de tweede helft van de 19e eeuw), de open ruimtes tussen de bebouwing en erachter. Bij het beeld van een oud esdorp past ook de forse laanbeplanting en de klinkerverharding die op een informele wijze overgaat in de privé-voortuinen. Het cultuurhistorische karakter van het dorpsgebied heeft niet het niveau van een beschermd dorpsgezicht. Toch bevat het voldoende waardevolle elementen om hieraan genoemde aanduiding te koppelen. Het oude dorpsgebied is op een aantal plaatsen ingesloten door jongere uitbreidingen waardoor de directe relatie met het open, landelijk gebied vaak verloren is gegaan. Bovendien is de oorspronkelijke bebouwing op een aantal plaatsen aangetast door verbouwing en vernieuwing.

3.4.2 Te handhaven kenmerken

Ter bescherming van cultuurhistorisch waardevolle gebieden en panden is een tweetal aanduidingen op de verbeelding opgenomen. De aanduiding “gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden” geldt voor bebouwd gebied waar het oorspronkelijk functioneren van het dorp in structuur en bebouwing nog tot uiting komt, maar waarvan de gaafheid minder is dan in het beschermde dorpsgezicht. Een aantal panden in het dorp is daarnaast aangeduid als “karakteristiek”.

3.5 Dalerpeel

Aan de westzijde van het Drents Plateau, een gebied overdekt met een laag dekzand, ontstond tijdens het Holoceen, door een stagnatie van waterafvoer, een dik hoogveen pakket, het Veenhuizer Veen en de Daler Westelijke Veenen. Met de ontginning van de randen van het veengebied werd in de Middeleeuwen gestart. De ontginning van het Veenhuizer Veen, waarin Dalerpeel is gelegen, werd vanuit Hoogeveen aangepakt. Daartoe werd het wijkenstelsel van Hollandscheveld in oostelijke richting doorgetrokken.
Dalerpeel kon pas worden gesticht nadat vanaf de Lutterhoofdwijk in het zuiden een stelsel van wijken en kanalen in noordelijke richting werd gegraven. Ook het graven van het kanaal Coevorden-Zwinderen (1935-1938) heeft een rol gespeeld bij de ontwikkeling van het gebied. Op de kaart van 1900 blijken de eerste lijnen voor de ontginning te zijn uitgezet, maar pas in de loop van de twintigste eeuw ontstond Dalerpeel ten oosten van het punt waar de Steigerwijk uitmondt in de Dommerswijk. Rond 1940 ontstaan de eerste huizen langs de Dorpsstraat en de westkant van de Prinses Wilhelminastraat, in de jaren zestig-zeventig wordt dit rechthoekige patroon van straten door de bouw van woningen verder uitgebreid. In de periode van 1990 tot heden wordt een kleine uitbreiding gerealiseerd ten westen van de Dommerswijk langs de Steigerwijk met voornamelijk vrijstaande woningen. Aan de oostkant van het dorp ligt een groengebied met de begraafplaats en de ijsbaan, aan de noordkant liggen sportvelden. De inpassing van Dalerpeel als ontginningsdorp in het patroon van wijken en kanalen bepaalt voor een belangrijk deel het karakter van het dorp. De boombeplanting langs wijken en wegen en het groengebied ten oosten van het dorp leven daarnaast een positieve bijdrage aan de sfeer en de beleving.
In 2006 is in Dalerpeel een Multifunctionele Accommodatie (MFA) gerealiseerd, met name bestemd voor de inwoners van Dalerpeel en De Nieuwe Krim. De MFA levert een doorlopend aanbod voor zowel kinderen en volwassen als voor ouderen. De MFA biedt huisvesting voor diverse functies, van onderwijs en kinderopvang tot evenementen en vergaderingen. De laatste jaren is er slechts incidenteel verder ontwikkeld in Dalerveen.
Geconcludeerd kan worden dat Dalerpeel een typisch, relatief jong, ontginningsdorp is. Er zijn geen specifieke waardevolle kenmerken die het dorpsbeeld verder bepalen en daarom een zwaar beschermingsregiem moeten krijgen.

3.6 Dalerveen

Dalerveen is ontstaan in de middeleeuwen als een randveenontginning vanuit Dalen. Het behoort tot de oudere veenontginningsdorpen en is qua nederzettingsvorm een veenkoloniaal lintdorp en een Drents esdorp. Het dorp is gelegen op de overgang van het beekdal van het Drostendiep naar het oostelijke hoogveengebied. Het ontstaan en de ontwikkeling van Dalerveen zijn aan de hand van kaartmateriaal te volgen. Op de kaart van omstreeks 1900 heeft Dalerveen nog de vorm van een langgerekt lint. De dorpsbebouwing concentreert zich aan de oostzijde van de noord-zuid lopende Hoofdstraat.

3.6.1 Beschrijving huidige situatie

In de huidige situatie is het beeld van het oorspronkelijke wegdorp nog goed te herkennen. Langs de Hoofdstraat wordt een afwisselende bebouwing van boerderijen, bedrijven en maatschappelijke voorzieningen en wonen aangetroffen, de afwisseling in leeftijd en bouwstijl is daarbij een kenmerk. Doorzichten naar het open achterland benadrukken nog steeds het agrarische karakter van het dorp, al hebben veel oorspronkelijke boerderijen nu een woonfunctie.
Door ruilverkaveling is de smalle opstrekkende verkaveling voor het grootste deel verdwenen, alleen direct achter de bebouwing van het lint zijn nog restanten te herkennen. In de tweede helft van de vorige eeuw is in de omgeving van het kruispunt Hoofdstraat/De Lichtenburg verdichting ontstaan, bovendien zijn er in de jaren 1980-1995 in de omgeving van dit kruispunt aan de Lichtenburg en aan de Marke kleine woningbouwlocaties gerealiseerd.

3.6.2 Te handhaven kenmerken

Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp, die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Dalerveen als agrarische nederzetting en als wegdorp. Daartoe wordt het meest kenmerkende bebouwde gebied aangeduid als “gebied voor de opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden”. De meest kenmerkende gebouwen worden aangeduid als “karakteristiek” en het in het dorp gelegen kenmerkende onbebouwde gebied wordt bestemd als “agrarisch gebied met landschappelijke waarde”.
De oorspronkelijke bebouwing van Dalerveen wordt gevormd door boerderijen. Later kwamen daar winkels, cafés en burgerwoningen bij. Naast een aantal boerderijen die rijksmonument zijn, is een aantal panden binnen de kern aangeduid als karakteristiek. De nadruk ligt hierbij op de boerderijbebouwing die het meest kenmerkend is voor het dorp, aangevuld met panden die naast hun historische waarde beeldbepalend zijn voor Dalerveen. Naast handhaving van de bestaande panden wordt bij nieuw- of verbouw gestreefd naar aansluiting bij de bestaande karakteristieke bebouwing. Nokhoogte, goothoogte, kleur- en materiaalgebruik dienen bij het gebied aan te sluiten.
Kenmerkend voor het dorp Dalerveen is de boombeplanting langs wegen en rond bebouwing. Ook het als “agrarisch gebied met landschappelijke waarde” aangeduide gebied vormt een belangrijk onderdeel van de oorspronkelijke groenstructuur van het dorp. De verspreid langs de weg liggende boerderijen in dit gebied zijn met hun achterzijde nadrukkelijk op het aanliggende land georiënteerd, waaraan zij functioneel verbonden zijn. Deze directe relatie tussen de boerderij en land dient zoveel mogelijk in zijn oorspronkelijke opzet te worden gehandhaafd, of waar mogelijk te worden teruggebracht.

3.7 De Kiel

De Kiel is de meest noordelijke plaats van de gemeente Coevorden. Het dorp is nog betrekkelijk jong en pas eind negentiende begin twintigste eeuw ontstaan. Rond 1850 lagen de veldgronden nog vrijwel onaangeroerd. Een doorgaande landweg vanaf Rolde via Grolloo, Schoonloo, richting Noord-Sleen (Rolderstraat) doorsneed het open veld. Ten oosten van dit gebied lagen Het Eeserveen, Odoornerveen en het Noord-Sleenerveen, slecht ontwaterde hoogveengebieden. Rond 1850 werd begonnen met het graven van het Oranjekanaal vanaf de Drentse Hoofdvaart in oostelijke richting tot in de gemeente Emmen, met aansluitend daarop een zijtak (Borger zijtak) in noordelijke richting.
Op het kruispunt van het Oranjekanaal en de weg van Rolde naar Sleen ontstaat het dorp Schoonoord. Wanneer tussen 1850 en 1900 een weg wordt aangelegd van Wezup naar Odoorn, Ees en Borger (de Eeserstraat), kan het gebied worden ontgonnen. In 1900 zijn de eerste huizen gebouwd bij het kruispunt van de Rolderstraat en de Eeserstraat. Rond de crisisjaren van 1930 wordt de ontginning volop aangepakt en wordt ten westen van De Kiel door Staatsbosbeheer een bosgebied ingeplant dat nu van betekenis is voor de recreatie.
Rond 2000 is er enige verdichting opgetreden, maar de structuur van het dorp is niet wezenlijk veranderd. De meeste bebouwing is nog steeds te vinden langs de Rolderstraat en de Eeserstraat. Wel is er een kleine uitbreiding ontstaan ten zuiden van de Eeserstraat aan de Kijlweg. Langs de Eeserstraat en de Kijlweg wordt uitsluitend woningbouw aangetroffen. Langs de Rolderstraat is daarnaast een school, een dorpshuis en een restaurant aanwezig. Woningen zijn in hoofdzaak vrijstaand en voor een deel gebouwd rond de jaren dertig, een klein aantal twee-onder-een-kapwoningen komt voor. Het dorpsbeeld is verfraaid door laanbomen langs de Rolderstraat en de Eeserstraat.
Geconcludeerd kan worden dat in De Kiel geen specifieke waardevolle ruimtelijke onderdelen aanwezig zijn die het dorpsbeeld bepalen en daarom een zwaar beschermingsregiem moeten krijgen.

3.8 Erm

Erm is een brinkdorp en van brinkdorpen kan het volgende worden genoemd. In de meeste gevallen ontstonden deze dorpen op de grens van de drogere naar de nattere gronden. Brinkdorpen bestaan voornamelijk uit boerderijen, die schijnbaar ordeloos (vaak dicht bijeen) staan gegroepeerd rond één of meer brinken. Kenmerkend voor deze dorpen zijn eveneens de essen, die zijn gelegen op langgerekte, soms bijna ronde plateaus.
In Erm is nauwelijks nog iets terug te vinden van de oorspronkelijke brinken. Aan de hand van de ligging van de boerderijen wordt verondersteld dat in Erm twee brinken aanwezig zijn geweest. Vanaf deze plaatsen zullen nieuwe bedrijven zijn gesticht hebben langs de op spontane wijze ontstane weggetjes.
Momenteel liggen de boerderijen in Erm voornamelijk langs de wegen en paden, terwijl soms iets van een groepsgewijze ligging is terug te vinden (brinken). De boerderijen hebben vaak een karakteristieke verschijningsvorm. Een aantal van deze boerderijen is reeds tot woning verbouwd of wordt nog uitsluitend als zodanig gebruikt.
In het dorp zijn de meeste gronden in gebruik als agrarische gronden. De woonfunctie is het duidelijkst aanwezig aan de westzijde van het plangebied, en dan met name aan de noordwestzijde waar de meest recente woningen zijn gelegen. Plaatselijk komen nog waardevolle zware houtopstanden voor in de vorm van solitaire bomen en bosjes. De infrastructuur van het dorp is nogal willekeurig en aan de zuidzijde van het plangebied loopt de oude Rijksweg. Verder zijn de Dalerstraat, de Esweg, de Oostereind en de Oosterlangen de belangrijkste ontsluitingswegen. Aan de zuidwestzijde van het plangebied zijn de gronden als Bos bestemd. Met betrekking tot de voorzieningen in het dorp kan worden vermeld dat er een basisschool, twee restaurants, een kapsalon en enige bedrijvigheid (een aannemersbedrijf, tankstation en dergelijke) aanwezig zijn.
Geconcludeerd kan worden dat in de kern van Erm, behoudens de aanwezige groenstructuren, geen specifieke waardevolle ruimtelijke onderdelen aanwezig zijn die het dorpsbeeld bepalen en daarom een zwaar beschermingsregiem moeten krijgen.

3.9 Gees

Een groot deel van het Drents Plateau is in de Weichsel ijstijd (9.000-10.000 jaar geleden) overdekt geraakt met een laag dekzand die sterk wisselt in dikte. De dekzandruggen steken daarbij duidelijk uit boven het omringende plateaulandschap. Smeltwaterstromen die in het voorjaar over het ontdooide oppervlak van de permafrost stroomden, zorgden voor een sterke verbreding en verdieping van de Drentse beekdalen.
Op de hooggelegen dekzandruggen ontstonden de essen (landbouwgronden). Op de laaggelegen beekdalen ontstonden de madelanden (hooi en weiden van vee). De esdorpen zelf liggen op de overgang van de essen naar de beekdalen. In de wijde omgeving van de dorpen lagen de veldgronden (onontgonnen gebieden). Het dorp Gees is een duidelijk voorbeeld van een esdorp op het Drents Plateau.
De kaart van 1900 laat deze opzet nog goed zien. Aan de oostkant van het dorp ligt de hoog gelegen dekzandrug met daarop de Geeser Esch, aan de westkant van het dorp Gees ligt het lager gelegen beekdal met de madelanden ter weerszijden van de Geeserstroom. De in 1900 nog voornamelijk uit boerderijen bestaande bebouwing is schijnbaar willekeurig gesitueerd langs deels nog onverharde wegen en paden. Daarbij is al wel een concentratie van bebouwing langs de Dorpsstraat. Deze straat is in 1900 reeds verhard en vormt de doorgaande verbinding van Zwinderen naar Oosterhesselen.

3.9.1 Beschrijving huidige situatie

Tussen 1900 en 2000 wordt tussen de boerderijen langs de Dorpsstraat woningbouw gerealiseerd. Bovendien wordt na de oorlog nieuwbouw gerealiseerd aan de westkant van het dorp binnen de structuur van bestaande wegen. Veel boerderijen krijgen na 1900 uitsluitend een woonfunctie. Hierdoor werd het agrarische karakter van het dorp verdrongen door de woonfunctie.
Ondanks al deze veranderingen is de relatie tussen het dorp en de omringende landschap nog vrijwel geheel aanwezig. De es ligt nog onbebouwd aan de oostkant van het dorp. Tussen het oorspronkelijke dorp en het beekdal aan de westkant is wel een klein uitbreiding gerealiseerd, maar ter weerszijden hiervan is de relatie tussen dorp en beekdal nog in vrijwel oorspronkelijke staat. Met name in een deel van het dorp is zowel de bebouwing als ook de omgeving van een zodanige historische kwaliteit, dat het Rijk dit gebied heeft aangewezen als beschermd dorpsgezicht.

3.9.2 Beschermd dorpsgezicht

Het beschermde dorpsgezicht omvat een groepering oude boerderijen, tussen de Dorpsstraat en de Oude Steeg, met fraaie erfbeplanting en een goede relatie met de oostelijker gelegen Geeser Esch. De karakteristiek van het beschermde dorpsgezicht wordt bepaald door de situering, de bebouwing en de beplanting. Opvallend in de huidige situatie is de ogenschijnlijke ordeloosheid waarin voormalige boerderijen en bijgebouwen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de wegen zijn gesitueerd. Binnen het beschermde dorpsgezicht zijn de oorspronkelijk grillig verlopende zandwegen inmiddels verhard met gebakken steen, de wegen hebben een geringe breedte (3-4m).


Figuur 26; Illustraties van waardevolle elementen in Gees

De overige royale ruimte tussen de bebouwing wordt in beslag genomen door kleine huisweiden en erven bestaande uit tuinen en verharding. De van oorsprong niet afgebakende ruimte tussen de achtergevel en de weg bestaande uit een verharding van vlinten, is niet overal meer in deze vorm aanwezig. Aan de Schaapveensweg ligt de brink Tellinghof, een restant van de oorspronkelijk grotere brink.
De bebouwing in het beschermde dorpsgezicht bestaat uit (voormalige) boerderijen met bijgebouwen, zoals wagenschuren stookhutten hooimijten, turfhokken en putten. Ook is een aantal niet traditionele woonhuizen en bijgebouwen aan het dorpsbeeld toegevoegd. De oorspronkelijke bebouwing kent een grote variatie in maatvoering van de hoofdvorm en een sterke samenhang in dakhelling, waarbij deze helling bijna nooit kleiner is dan 45 graden. De oudere bebouwing valt dan ook op door de imposante dakvlakken en het sobere materiaal en kleurgebruik, baksteen, dakpannen hout, riet en stro.
De beplanting in de vorm van bomen vormt een belangrijke karakteristiek van het beschermde dorpsgezicht. Boombeplanting komt voor langs wegen op de brink en op particuliere erven, met name de eik is een veel voorkomende soort. Goed onderhoud en aanplant van streekeigen soorten is een voorwaarde om het overwegend groene beeld in stand te houden.
De gemeente streeft ernaar de landschappelijke en cultuurhistorische waarden te handhaven en zo mogelijk te versterken. Een ander beleidsuitgangspunt is dat het bebouwde en het onbebouwde gebied als één samenhangend en onlosmakelijk geheel moet blijven bestaan. Het bestemmingsplan dient waarborgen te verschaffen dat de aanwezigheid, situering, hoofd- en kapvorm, gevelindeling en aanzicht van de karakteristieke en dorpsbeeldbepalende bebouwing blijven gehandhaafd.


Figuur 27; Illustraties van waardevolle elementen in Gees

3.9.3 Te handhaven kenmerken

Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Gees als agrarische nederzetting en als esdorp. Daartoe is het meest kenmerkende gebied ten oosten van de Dorpsstraat zoals gezegd, door het Rijk aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Bovendien zijn in dit gebied, maar ook elders, de meest gave en oorspronkelijk gebouwen aangewezen als Rijksmonument.
Daarnaast heeft de gemeente de volgende acties ondernomen:

  • Open gebied waarvan de verkaveling en de ligging ten opzichte van de bebouwing verwijzen naar het vroegere agrarische functioneren, is aangeduid als “agrarisch gebied met landschappelijke waarde”;
  • Bebouwd gebied waar het oorspronkelijk functioneren van het dorp in structuur en bebouwing nog tot uiting komt, is aangeduid als “gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden”;
  • Een aantal panden in het dorp is aangeduid als “karakteristiek”.

Rond de kern Gees zijn enkele open plekken aangewezen als ’Agrarisch gebied met landschappelijke waarden‘. Meest opvallend is de nog kleinschalige verkaveling en de directe aansluiting bij de historische bebouwing van het dorp Gees.
Het gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden omvat in grote lijnen het bebouwde gebied dat ook reeds op de kaart van 1900 aanwezig is. Het huidige wegenpatroon is voor het grootste deel nog gelijk aan deze oorspronkelijke situatie en ook de bebouwing verwijst nog voor een groot deel naar deze opzet. De naoorlogse uitbreiding aan de westkant van het dorp valt buiten dit gebied. De oorspronkelijke bebouwing van Gees werd gevormd door boerderijen. Later kwamen daar onder andere winkels, cafés en burgerwoningen bij. Een deel van deze oorspronkelijke bebouwing is nog goed te herkennen en heeft de aanduiding “karakteristiek” gekregen.
Kenmerkend voor het oude dorp Gees is verder de boombeplanting langs wegen en rond bebouwing en de open plekken tussen bebouwing. Ook het als "agrarisch gebied met landschappelijke waarde" omschreven onderdeel van het plan vormt een belangrijk onderdeel van de oorspronkelijke structuur. De boerderijen lagen verspreid langs de wegen met aan de achterzijde het land waarvan de boerderijen niet los konden functioneren. Deze directe relatie tussen de boerderij en het land dient zoveel mogelijk in haar oorspronkelijke opzet te worden gehandhaafd, of waar mogelijk te worden teruggebracht.
Het verloop van de wegen in het oude dorp bepaalt samen met bebouwing en groen in hoge mate het karakter van Gees. Behoud van dit wegenverloop, met grotendeels onverharde bermen, dient het uitgangspunt te zijn.

3.10 Geesbrug

Geesbrug is een ontginningsdorp, ontstaan na aanleg van de Verlengde Hoogeveense Vaart. Het dorp is ontstaan in de tweede helft van de negentiende eeuw, in het veengebied van de toenmalige gemeente Oosterhesselen. Alle zes bruggen over het kanaal die in deze gemeente lagen, werden genoemd naar het dichtstbijzijnde dorp of het dorp waar de brug naartoe leidde. De meest westelijke van de zes werd genoemd naar het zanddorp Gees. Bij deze brug ontstond een buurtschap, dat zich pas na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde tot het dorp Geesbrug. Het dorp is pas na de Tweede Wereldoorlog echt tot ontwikkeling gekomen door de nieuwbouwwijken. Deze zijn vanaf de Verlengde Hoogeveense Vaart in zuidelijke richting gerealiseerd. De hoofdstructuur van het dorp is daarom rationeel en planmatig opgezet.
De hoofdfunctie in het plangebied is wonen. Het grootste deel van het dorp heeft een woonfunctie, variërend van kleinere seniorenwoningen tot grote vrijstaande woningen. Er zijn geen meergezinswoningen. De woningen variëren in afmeting en architectuur. Het oudere deel van Geesbrug bevindt zich langs de Verlengde Hoogeveense Vaart en de Coevorderstraatweg. Deze woningen zijn steeds anders. Meer zuidelijk liggen de planmatig aangelegde woonbuurten. Deze hebben een meer uniforme stijl en architectuur. In het meest zuidelijke deel staan grotere vrijstaande woningen. Hier liggen nog enkele bouwmogelijkheden. Bij sommige woningen zijn aan huis gerelateerde beroepen of bedrijven aanwezig. Deze functies zijn ondergeschikt aan het wonen.
In Geesbrug is sprake van solitaire bedrijven. Vooral langs de (van oudsher) doorgaande routes. Er ligt een klein bedrijventerrein ten noorden van de Verlengde Hoogeveense Vaart. Dit gebied valt buiten het plangebied. Verder ligt er in het plangebied een gasontvangststation en aan de Esdoornlaan 16 een opslag- en verkooplocatie van consumentenvuurwerk.
Aan de Berkenlaan en de Coevorderstraatweg zijn enkele centrumfuncties aanwezig. Deze zijn verspreid gelegen en van geringe omvang. Het gaat om relatief nieuwe bebouwing, passend bij het bestaande bebouwingsbeeld in de omgeving. Ook liggen er verspreid over het hele plangebied enkele maatschappelijke voorzieningen; een basisschool, een dorpshuis en de begraafplaats. Er is duidelijk geen sprake van een clustering van deze openbare voorzieningen. In het zuidwesten van het plangebied liggen de sportvelden. De bebouwing is relatief kleinschalig en laag. Alle bijhorende voorzieningen zijn hier naar rato aanwezig.
De Coevorderstraatweg is in het mobiliteitsplan aangewezen als een hoofdweg met een ontsluitingsfunctie. De overige wegen in het plangebied hebben een beperkte functie. Het betreft vaak 30-km wegen. De Verlengde Hoogeveense Vaart is een belangrijke watergang. Niet alleen vanwege de historische betekenis voor het dorp, maar ook vanwege de waterhuishoudkundige functie ervan.
Geesbrug is omgeven door een veenontginningen landschap wat vooral uit grootschalige weilanden bestaat, met veel sloten en vaarten. De scheiding tussen bebouwing en het omliggende landschap is in Geesbrug duidelijk, het landschap ligt om het dorp heen. Aan de westzijde komt het landschap het plangebied in door middel van volkstuinen gelegen naast het sportveldencomplex. Daarnaast ligt zuidelijk van het dorp een bosje, waarbij nadrukkelijk sprake is van extensief dagrecreatief medegebruik.
Geconcludeerd kan worden dat in Geesbrug geen specifieke waardevolle ruimtelijke onderdelen aanwezig zijn die het dorpsbeeld bepalen en daarom een zwaar beschermingsregiem moeten krijgen. Het karakter als ontginningsdorp zal bij eventuele grotere ontwikkelingen in ogenschouw moeten worden genomen. Dat zal op dat moment in een nieuwe planologische afweging moeten gebeuren.

3.11 Meppen

Op de dekzandruggen van het Drents plateau ontstonden de essen (landbouwgronden). De esdorpen zelf liggen op de overgang van de essen naar de beekdalen. In de wijde omgeving van de dorpen liggen de veldgronden. Rond 1900 is in het dorp Meppen deze opzet nog duidelijk te herkennen. Aan de zuidoost en noordoost kant van Meppen liggen respectievelijk de Mepper Esch en de Molen Esch op een hoogte van ruim 18 m, de Molen Esch werd deels door Meppen en deels door Aalden gebruikt. Ten zuiden van Meppen liggen de zuidmade (weiland) op een hoogte van 15 m in het stroomdal van de Broekstroom. Ten westen van Meppen ligt het grote stuifzandgebied van de Mepperdennen en een kleine verder van het dorp gelegen esch Westerkamp.
De vroegere eschen kenden een zo fijne verkaveling dat ze op de kaart van 1900 niet zijn ingetekend. De in 1900 nog voornamelijk boerderij-bebouwing is schijnbaar willekeurig gesitueerd langs meestal nog onverharde paden en wegen. Alleen de doorgaande weg, over de eschen, aan de weg van Zweeloo naar Oosterhesselen en een aftakking daarvan naar het dorp is verhard.

3.11.1 Beschrijving huidige situatie

De hiervoor geschetste situatie, de relatie tussen dorp en omringende landschapstypen is nog vrijwel geheel aanwezig. De eschen zijn nog geheel onbebouwd, ook het stroomdal (Zuidmaden) ligt aan de rand van het dorp en ook het wegenpatroon is nog vrijwel onveranderd.
Functioneel is Meppen nog altijd vooral een woonkern met verspreid daar tussenin diverse andere functies, zoals bedrijven, voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Rondom het dorp, buiten het plangebied, komen meer recreatieve voorzieningen voor. Mede ingegeven door het aantrekkelijke landschap en de aanwezige bosgebieden. Rond de kern zijn ook enkele open gebieden aangewezen als “agrarisch gebied met landschappelijke waarden”. Meest opvallend is de nog kleinschalige verkaveling en de directe aansluiting bij de historische bebouwing van het dorp Meppen.
In de moderne woongebieden aan de noordzijde van het dorp zijn minder waarden aanwezig. Deze naoorlogse uitbreidingen bieden meer ruimte voor ontwikkeling. Daarbij gelden de reguliere eisen voor bijvoorbeeld welstand en landschappelijke inpassing.

3.11.2 Te handhaven kenmerken

De gemeente heeft afgelopen jaren de volgende maatregelen genomen om de gestelde doelen te verwezenlijken. In die doelstellingen is niet veel veranderd:

  • Open gebied waarvan de verkaveling en de ligging ten opzichte van de bebouwing verwijzen naar het vroegere agrarische functioneren is aangeduid als “agrarisch gebied met landschappelijke waarde”;
  • Bebouwd gebied waar het oorspronkelijk functioneren van het dorp in structuur en bebouwing nog tot uiting komt, is aangeduid als “gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden”;
  • Een aantal panden in het dorp is aangeduid als “karakteristiek”.

Het gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden omvat in grote lijnen het bebouwde gebied wat ook reeds op de kaart van 1900 aanwezig is. Het huidige wegenpatroon is voor het grootste deel nog gelijk aan deze oorspronkelijke situatie en ook de bebouwing verwijst nog voor een groot deel naar deze opzet. Aan de noordkant wordt de grens gelegd op de overgang van vooroorlogse naar naoorlogse bebouwing. Aan de zuidkant liggen agrarische gebieden met landschappelijke waarden binnen de begrenzing.
De oorspronkelijke bebouwing van Meppen werd gevormd door boerderijen. Later kwamen daar winkels, cafés en burgerwoningen bij. Een deel van deze oorspronkelijke bebouwing is nog goed te herkennen en heeft de aanduiding “karakteristiek” gekregen.
Kenmerkend voor het oude dorp Meppen is verder de boombeplanting langs wegen en rond bebouwing en de open plekken tussen bebouwing met daarop boombeplanting. Ook het als “agrarisch gebied met landschappelijke waarde” omschreven onderdeel van het plan vormt een belangrijk onderdeel van de oorspronkelijke structuur. De boerderijen lagen verspreid langs de wegen met aan de achterzijde het land waar de boerderijen niet los van konden functioneren. Deze directe relatie tussen de boerderij en het land dient zoveel mogelijk in haar oorspronkelijke opzet te worden gehandhaafd, of waar mogelijk te worden teruggebracht.
Het verloop van de wegen in het oude dorp bepaalt samen met bebouwing en groen in hoge mate het karakter van Meppen. Behoud van dit wegenverloop, met grotendeels onverharde bermen, dient uitgangspunt te zijn. Een beleidsuitgangspunt is dat het bebouwde en het onbebouwde gebied als één samenhangend en onlosmakelijk geheel moet blijven bestaan.

3.12 Nieuwe Krim

In Nieuwe Krim is veen afgegraven in de 19de en 20ste eeuw en Nieuwe Krim behoort dan ook tot de ontginningsdorpen. Het dorp wordt gevormd door twee straten, de Nieuwe Dijk en de Nieuwe Krim, die te karakteriseren zijn als bebouwingslinten. Het dorp wordt in verticale richting door een vaart in tweeën gedeeld. Langs beide straten zijn beeldbepalende bomen aanwezig die de dorpsentrees een laanachtig karakter geven.
Met betrekking tot het voorzieningenniveau is Nieuwe Krim niet aan te merken als een zelfstandig dorp. Hiervoor zijn de dorpsbewoners aangewezen op de omliggende dorpen en op de stad Coevorden. Het is de woonfunctie die overheerst in Nieuwe Krim.
Het dorp telt circa 60 woningen. Incidenteel vindt er nieuwe woningbouw plaats in het dorp. Planmatige ontwikkeling is echter niet aan de orde. En zal op termijn voorlopig ook niet aan de orde komen. Andere functies in het dorp zijn minimaal in aantal. Het gaat om een landbouwmechanisatiebedrijf aan de Nieuwe Krim, een horecabedrijf, een kattenhotel en enkele agrarische bedrijven aan de entree van het dorp.
De wegenstructuur in het dorp wordt gevormd door de twee hoofdwegen: Nieuwe Krim in noord-zuidrichting en de Nieuwe Dijk in oostelijke richting. Deze wegen hebben een ontsluitende functie voor het dorp richting de omliggende dorpen en naar de stad Coevorden. Doorgaand verkeer is in beperkte mate aanwezig.
Centraal in het dorp, parallel aan de weg Nieuwe Krim, loopt een vaart. Deze vaart wordt toeristisch gebruikt als vaarroute en visstek. Grootschalige groenstructuren ontbreken in het dorp. De groenstructuren die wel in het dorp aanwezig zijn, bestaan uit het talud van de vaart en enkele percelen die agrarisch worden gebruikt.
Geconcludeerd mag worden dat er geen specifieke omgevingskwaliteiten aanwezig zijn in Nieuwe Krim die een beschermingsregiem nodig hebben. Nieuwe Krim moet vooral als woongebied gezien worden, waarbij vooral een conserverend karakter geldt voor de toekomst.

3.13 Noord-sleen

Een groot deel van het Drents Plateau is in de Weichsel ijstijd (9.000-10.000 jaar geleden) overdekt geraakt met een laag dekzand die sterk wisselt in dikte. De dekzandruggen steken daarbij duidelijk uit boven het omringende plateaulandschap. Smeltwaterstromen die in het voorjaar over het ontdooide oppervlak van de permafrost stroomden, zorgden voor een sterke verbreding en verdieping van de Drentse beekdalen.
Op de hooggelegen dekzandruggen van het Drents Plateau ontstonden in de loop der tijd de essen (landbouwgronden). Op de laaggelegen beekdalen ontstonden de madelanden. De esdorpen liggen op de overgang van de essen naar de beekdalen. Op meer droge gronden. In de wijde omgeving van de dorpen lagen de veldgronden (onontgonnen gebieden).
Tussen en aan de oostflank van twee hooggelegen dekzandruggen, aan de noordkant van de Achterste Esch, Midden Esch en Noorder Esch en aan de zuidkant de Zuider Esch, ligt het dorp Noord-Sleen. Ten oosten ligt het lager gelegen beekdal met de madelanden aan weerszijden van de Sleenerstroom. De in 1900 nog voornamelijk uit boerderijen bestaande bebouwing van Noord-Sleen is schijnbaar willekeurig gesitueerd langs meestal nog onverharde wegen en paden. Daarbij is er al wel een concentratie van bebouwing langs de Dorpsstraat. Deze weg is in 1900 verhard en vormt de doorgaande verbinding van Sleen naar Zweeloo.
Tussen 1900 en 2000 wordt tussen de boerderijen langs de Dorpsstraat woningbouw gerealiseerd. Na de oorlog wordt vervolgens nieuwbouw gerealiseerd aan de zuidkant van het dorp. Binnen de structuur van bestaande wegen. Ook wordt de N376 aangelegd, een doorgaande weg in noord-zuidrichting die het dorp in tweeën snijdt. Veel boerderijen krijgen na 1900 uitsluitend een woonfunctie en de zuivelfabriek, die aan de brink stond, verdween. Het agrarische karakter van het dorp werd verdrongen door de woonfunctie. Ondanks al deze veranderingen is de relatie tussen het dorp en het omringende landschap nog vrijwel geheel aanwezig. De essen en het beekdal liggen nog onbebouwd rond het dorp.

3.13.1 Beschrijving huidige situatie

Rond de kern Noord-Sleen zijn enkele open plekken aangewezen als “agrarisch gebied met landschappelijke waarden”. Meest opvallend is de nog kleinschalige verkaveling en de directe aansluiting bij de historische bebouwing van het dorp Noord-Sleen.
Het gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden omvat in grote lijnen het bebouwde gebied dat ook reeds op de kaart van 1900 aanwezig is. Het huidige wegenpatroon is voor het grootste deel nog gelijk aan deze oorspronkelijke situatie en ook de bebouwing verwijst nog voor een groot deel naar deze opzet. De naoorlogse uitbreiding aan de zuidkant van het dorp valt buiten dit gebied. De oorspronkelijke bebouwing van Noord-Sleen werd gevormd door boerderijen. Later kwamen daar onder andere winkels, café’s en burgerwoningen bij.
Kenmerkend voor Noord-Sleen is verder de boombeplanting langs de wegen en rond bebouwing en de open plekken tussen de aanwezige bebouwing. Vooral aan de westzijde van het dorp is dat nog goed herkenbaar in de huidige situatie. Ook de als “agrarisch gebied met landschappelijke waarde” omschreven plandelen vormen een belangrijk onderdeel van de oorspronkelijke structuur. Het verloop van de wegen in het oude dorp bepaalt samen met bebouwing en het aanwezige groen in grote mate het karakter van Noord-Sleen. Behoud van dit wegenverloop, met grotendeels onverharde bermen, dient het uitgangspunt te zijn.
Aan de zuidkant van Noord-Sleen ligt de nieuwste uitbreiding. Dit gebied biedt meer ruimte voor veranderingen en aanpassingen aan de eisen van deze tijd. Wel wordt met betrekking tot de bouwmassa en het kleurgebruik steeds gestreefd naar een zekere samenhang met de directe omgeving.

3.13.2 Te handhaven kenmerken

Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Noord-Sleen als agrarische nederzetting en als esdorp. Daarnaast heeft de gemeente in het ruimtelijke spoor de volgende maatregelen verankerd in het bestemmingsplan:

  • Open gebied waarvan de verkaveling en de ligging ten opzichte van de bebouwing verwijzen naar het vroegere agrarische functioneren is aangeduid als “agrarisch gebied met landschappelijke waarde”;
  • Bebouwd gebied waar het oorspronkelijk functioneren van het dorp in structuur en bebouwing nog tot uiting komt, is aangeduid als “gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden”;
  • Een aantal panden in het dorp is aangeduid als ‘karakteristiek”.

De boerderijen lagen verspreid langs de wegen met aan de achterzijde het land waarvan de boerderijen niet los konden functioneren. Deze directe relatie tussen de boerderijen en het achterliggende land dient zoveel mogelijk in haar oorspronkelijke opzet te worden gehandhaafd, of waar mogelijk te worden teruggebracht.
De gemeente streeft er naar de landschappelijke en cultuurhistorische waarden te handhaven en zo mogelijk te versterken. Daarnaast moet het bebouwde en onbebouwde gebied als één samenhangend en onlosmakelijk geheel blijven bestaan. Het bestemmingsplan regelt daarom enkele waarborgen voor de aanwezigheid, situering, vormgeving (hoofd- en kapvorm, gevelindeling) en aanzicht van de karakteristieke en dorpsbeeldbepalende bebouwing in Noord-Sleen.

3.14 Oosterhesselen

Oosterhesselen maakt deel uit van het dorpengebied Zweeloo - Oosterhesselen - Sleen - Dalen. Dit gebied is als geheel een waardevol cultuurlandschap waarbij vooral het landschap en de cultuurhistorische structuur nog voor grote delen veel samenhang vertonen. Het gebied heeft als geheel ook zeer belangrijke archeologische waarden.
Oosterhesselen is een in cultuurhistorisch opzicht waardevolle nederzetting, gelegen nabij een gebied voor het ontwikkelen van natuurwaarden. In de provinciale Omgevingsvisie en Verordening heeft het dorp en ook andere delen van de omgeving de hoogste waarde op het gebied van cultuurhistorische gaafheid.
De bewoning in het gebied is vanaf het begin in sterke mate gebonden aan de natuurlijke uitgangspunten bodem, reliëf en waterhuishouding. Deze gebondenheid komt tot uiting in een aantal zichtbare kenmerken, zoals het type verkaveling, de mate van openheid of geslotenheid en de situering, de vorm en de inrichting van de nederzettingen. Karakteristiek voor het Drentse cultuurlandschap zijn de brinkdorpen. Deze dorpen, die in de meeste gevallen ontstonden op de grens van de drogere naar de nattere gronden, bestaan voornamelijk uit boerderijen, die schijnbaar ordeloos, vaak dicht bijeen, staan gegroepeerd rond één of meer brinken. Kenmerkend voor deze dorpen zijn eveneens de essen, die gelegen zijn op langgerekte plateaus. De binding van de dorpsbewoners met de natuur was zeer sterk, wat resulteerde in een grote bomenrijkdom, zowel op de brinken, langs de wegen als rond de boerderijen.
Rond 1900 toont het dorp Oosterhesselen nog het vrijwel onaangetaste beeld van deze eeuwenlange ontwikkeling. De boerderijbebouwing concentreert zich aan weerszijden van de Burgemeester De Kockstraat, tussen de Klenckerweg en het Witte Zand. Daar bevond zich ook de brink. Ten zuiden van de kruising met de Waterveensweg bevond zich langs de Burgemeester De Kockstraat een drietal burgerwoningen. Als modern element liep de stoomtrambaan oost-west door het dorp.
Na 1900 werd een aantal opvallende panden aan deze doorgaande weg gebouwd; een notariswoning in circa 1910 en een burgervilla in circa 1930. Ook het rijtje woningen ten zuiden van de Waterveensweg werd uitgebreid. In dit rijtje was een aantal winkels te vinden. Tot 1960 bleef het inwonertal van Oosterhesselen op circa 800 personen steken. Daarna steeg het aantal inwoners vrij snel door de bouw van de uitbreidingswijken Bergakkers en Welvelde ten oosten van de Burgemeester De Kockstraat. In 1985 was het inwonertal gestegen tot 2.200 personen.

3.14.1 Beschrijving huidige situatie

In de huidige situatie zijn er in Oosterhesselen twee delen te onderscheiden, namelijk:

  • De oorspronkelijke bebouwing gericht op de Burgemeester De Kockstraat met daarin een lichte verdichting die direct na 1900 ontstond, en het daarmee functioneel samenhangende agrarische gebied ten westen en noorden van deze oorspronkelijke bebouwing.
  • De bebouwing die is ontstaan na de Tweede Wereldoorlog in de vorm van woonwijken.

De oorspronkelijke bebouwing van Oosterhesselen wordt gevormd door boerderijen en de kerk. Later kwamen daar winkels, cafés en burgerwoningen bij. Behalve de kerk en de daarnaast staande toren (beide rijksmonument) wordt een aantal panden aangeduid als karakteristiek. De nadruk ligt hierbij op de boerderijbebouwing die het meest kenmerkend is voor het dorp, aangevuld met een aantal andere panden die naast hun historische waarde beeldbepalend zijn in Oosterhesselen.
Kenmerkend voor het oude dorp Oosterhesselen zijn verder de boombeplanting langs wegen en rond bebouwing en de open plekken tussen bebouwing met daarop boombeplanting. Ook het als "agrarisch gebied met landschappelijke waarde" omschreven onderdeel van het plan vormt een belangrijk onderdeel van de oorspronkelijke structuur van het dorp. De boerderijen lagen verspreid langs de weg met aan de achterzijde het land waar de boerderijen niet los van konden functioneren.
Het verloop van de wegen in het oude dorp bepaalt samen met bebouwing en groen in hoge mate het karakter van Oosterhesselen. Behoud van dit wegenverloop, met grotendeels onverharde bermen, is uitgangspunt te zijn. Het openbaar gebied is gedeeltelijk opnieuw ingericht tot verblijfsgebied.

3.14.2 Te handhaven kenmerken

Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp, die verwijzen naar het ontstaan en ontwikkeling van Oosterhesselen als agrarische nederzetting en als brinkdorp. Daartoe wordt het meest kenmerkende bebouwde gebied aangeduid als "gebied voor de opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden". De meest kenmerkende gebouwen zijn aangeduid als "karakteristiek" en het in het dorp gelegen kenmerkende onbebouwde gebied wordt bestemd als "agrarisch gebied met landschappelijke waarde".
Naast handhaving van de bestaande panden wordt bij nieuw- of verbouw gestreefd naar aansluiting bij de bestaande karakteristieke bebouwing. Nokhoogte, goothoogte, kleur- en materiaalgebruik moeten bij het gebied aan te sluiten. De directe relatie tussen de boerderij en land dient zoveel mogelijk in zijn oorspronkelijke opzet te worden gehandhaafd, of waar mogelijk te worden teruggebracht.
Het grootste deel van Oosterhesselen valt buiten de onder a) van de vorige paragraaf omschreven gebieden. Afgezien van de monumentale kerk en een aantal karakteristieke panden, bieden deze gebieden meer ruimte voor veranderingen en aanpassingen aan de huidige tijd. Wel wordt met betrekking tot de bouwmassa en het kleurgebruik steeds gestreefd naar een zekere samenhang met de directe omgeving. Dat wordt met name via het welstandsbeleid geregeld.

3.15 Schoonoord

Het ontstaan en de ontwikkeling van Schoonoord is aan de hand van kaartmateriaal helemaal te volgen. Op de kaart van 1850 is het Oranjekanaal aangegeven als een lijn door onontgonnen gebied zonder enige bebouwing en kruist het kanaal de weg van Schoonloo naar Noord-Sleen. Tussen 1850 en 1900 ontstaat Schoonoord op deze kruising, als een lintbebouwing langs de weg en het kanaal.
In juni 1854 telde Schoonoord zo'n 30 gezinnen, in totaal 148 inwoners. Schoonoord ligt op de grens van zand en veen, direct aan het Oranjekanaal en de boswachterij Sleenerzand. Het dorp werd gebouwd op een zandkop die oprees uit het omringende land. Later, toen het naburige Odoornerveen werd ontgonnen, kwamen meer veenwerkers naar Schoonoord dat uitgroeide tot een ruim bemeten dorp.
Na de Tweede Wereldoorlog wordt de lintstructuur doorbroken en ontstaat uitbreiding ten westen van de Tramstraat en de Slenerweg (N376) in de vorm van een aantal woonwijken. Bij het honderdjarig bestaan van Schoonoord in 1954 werd een aantal van de eerste plaggenhutten en veenhuisjes nagebouwd op een perceel heideveld aan de Tramstraat, hetgeen is uitgegroeid tot het huidige openluchtmuseum "De Zeven Marken". In het museum herleeft het wonen en leven in "oud" Zuidoost-Drenthe in een plaggenhut, een Saksische boerderij, een tolhuis, een schooltje, een gevangenis en een oude boerenherberg.

3.15.1 Beschrijving huidige situatie

Schoonoord telt tegenwoordig ruim 2.000 inwoners en zo’n 900 woningen. Het centrumgebied kent een groot aantal verschillende functies. Behalve de woonfunctie is er een gevarieerd detailhandelsaanbod, met lokale winkeliers, maar ook meer bovenlokale detailhandel. Zo vindt men hier onder meer een supermarkt, een bakkerij, een slagerij en een drogisterij. Daarnaast zijn er een meubelzaak, een elektronicawinkel, een rijwielhandel en een glasatelier.
Op het gebied van commerciële dienstverlening kent Schoonoord ook de nodige faciliteiten. Zo is er een bankfiliaal, een VVV-kantoor en enkele kapsalons. Op het gebied van horecavoorzieningen zijn er restaurants, cafetaria's, een hotel en een Bed & Breakfast voorziening.
Ook komen in Schoonoord relatief veel maatschappelijke voorzieningen voor. Er is een dorpshuis, een peuterspeelzaal en een huisartsenpraktijk. Daarnaast heeft Schoonoord drie kerken en twee scholen. Ruimtelijke structuur De lintbebouwing langs de Tramstraat - Slenerweg en het Oranjekanaal verwijst naar het ontstaan en de ontwikkeling van Schoonoord.
Plaatselijk is bebouwing in dit lint vernieuwd, maar veel bebouwing stamt nog uit de periode van 1850 tot 1940. Aan de westzijde van de Tramstraat – Slenerweg, zowel ten noorden als ten zuiden van het Oranjekanaal zijn na de oorlog woonwijken gerealiseerd. Achter de toen al bestaande lintbebouwing. Er is sprake van een planmatige en rationele structuur, zoals bij veen ontginningsdorpen. De openbare, zakelijke en maatschappelijke functies concentreren zich langs de twee kruisende linten.
In de noordwesthoek van het plan is een gebied achter de lintbebouwing waar de oorspronkelijke smalle diepe verkavelingsstructuur nog aanwezig is. Dit gebied is op de plankaart aangegeven als agrarisch gebied met landschappelijke waarde.

3.15.2 Te handhaven kenmerken

Het beleid van de gemeente is erop gericht om in kernen als Schoonoord de leefbaarheid te behouden en waar mogelijk te versterken. Het voorzieningenniveau moet op peil blijven om de bevolkingskrimp te voorkomen. Grootschalige uitbreiding is echter niet wenselijk en sluit niet aan op de markt. Incidenteel kan er beperkt ontwikkeld worden, vooral voor specifieke doelgroepen.
Hierbij moet de herkenbare structuur van de linten bewaard blijven. Dichter bij de kruising van de noord-zuidroute en het Oranjekaneel kan meer intensievere bebouwing komen. Verder naar de dorpsranden toe hebben de doorzichten naar het achterland toch veel meer landschappelijke waarden. Verdichting op die open plekken is nat altijd aanvaardbaar. De typerende verdeling tussen westzijde en oostzijde moet gerespecteerd worden. Hierbij is aan de westelijke zijde, op de wat hogere gronden, uitbreiding achter de lintbebouwing veel logischer.
Voor het overige zijn er, buiten de typerende laanbeplanting langs de linten, geen specifieke karakteristieken te beschermen in Schoonoord.

3.16 Sleen

Sporen van vroege bewoning in Sleen zijn terug te brengen tot omstreeks 4500 jaar geleden. Hunebedden in de omgeving van het dorp zijn hier het bewijs van. Andere sporen zijn bodemvondsten uit de Galgenberg, uit o.a. grafvelden in het Kruidhaarsveld en uit andere locaties in de voormalige gemeente Sleen. Ook zijn er sporen van vroege bewoning gevonden bij Den Hool, Sleen en Diphoorn, die terug te brengen zijn tot de oudere Romeinse Keizertijd.
Sleen is een esdorp. Esdorpen hebben een aantal oorspronkelijke kenmerken, waaronder een brink en een groepering van boerderijen in het dorp. De brink lag aan de rand van het dorp en werd gezamenlijk beheert. De bebouwing is veelal gegroepeerd, waarbij de boerderijen bij elkaar in het dorp staan. In latere perioden breidde het dorp uit langs de uitvalswegen en de (voormalige) brink. Aan de brink is bijvoorbeeld het gemeentehuis gebouwd, toen het dorp de hoofdplaats was de toenmalige gemeente. Het gemeentehuis is één van de monumenten in het dorp.
De bebouwing in het oudere deel van het dorp heeft een individueel karakter. De plaatsing van de bebouwing op de percelen is per perceel verschillend en er is ook onderscheid in architectuur. De verdere uitbreidingen hebben vooral in zuidelijke richting plaatsgevonden. Daarbij gaat het om planmatig opgezette woonbuurten, waarbij een grotere regelmaat in plaatsing, hoogten en vorm aanwezig is dan in het oudere deel van Sleen.

3.16.1 Beschrijving huidige situatie

De huidige functies van de bebouwing en de openbare ruimte zijn het belangrijkste uitgangspunt voor het bestemmingsplan ‘Kernen’.
De hoofdfunctie van Sleen is wonen. Het grootste deel van de bebouwing heeft dan ook deze functie, zoals ook te zien is op de verbeelding. In Sleen gaat het om verschillende typen grondgebonden woningen; van kleinere seniorenwoningen tot grote vrijstaande woningen. Incidenteel staan er ook enkele appartementengebouwen. Ook is er een woonzorgvoorziening, De Schoel, aanwezig. Aan de westelijke zijde van het dorp ligt ook nog een woonwagenpark.
De woonbebouwing varieert in afmeting en architectuur. Het oudere deel van Sleen bevindt zich noordelijk in het plangebied, langs de Brink en de Schaapstreek. Hier zijn de woningen per perceel verschillend. Zuidelijk daarvan liggen de planmatig aangelegde woonbuurten. Deze zijn veel meer uniform van afmeting en architectuur. Opvallend zijn - naast de woonwagens – de lage woningen in het woongebiedje aan de oostzijde van het dorp.
Bij sommige woningen zijn aan-huis-gebonden beroepen of bedrijven aanwezig, zoals een klein kantoor. Deze kleinschalige functies zijn ondergeschikt en aanvaardbaar. In sommige gevallen wordt daar een bijgebouw voor gebruikt. Ook zijn er diverse woningen bij bedrijven aanwezig; de bedrijfswoningen.
In Sleen is een bedrijventerrein aanwezig. Het bedrijventerrein ligt zuidoostelijk in het dorp en valt buiten het plangebied. Verder liggen er incidenteel solitaire bedrijven tussen de andere bebouwing. Hieronder vallen de brandweerkazerne, de molen en het bouwbedrijf aan de Groningerweg 1a. In het noordelijke deel van het plangebied. De bedrijfsbebouwing is echter goed passend in het bebouwingsbeeld van de omgeving ervan, door onder meer de beperkte hoogte en inrichting van het erf. De verspreid liggende bedrijven zijn derhalve beperkt aanwezig.
De centrumfuncties liggen verspreid over het oudere deel van Sleen, maar vooral langs de Bannerschultestraat. Het gaat om onder andere kantoren, horeca en detailhandel. Een opvallende functie is het verkooppunt van motorbrandstoffen (zonder LPG) aan de Bannerschultestraat.
De bebouwing voor de genoemde functies in Sleen is vooral van oudsher zo gegroeid. De centrumfuncties liggen namelijk in het oudere deel van het dorp. Soms is zelfs sprake van karakteristieke bebouwing. Een deel van de bebouwing is specifiek voor de functie gerealiseerd. Het bebouwingsbeeld is hierdoor per gebouw uniek, maar past goed in het beeld van het oudere deel van het dorp.
Verspreid over Sleen zijn verschillende maatschappelijke voorzieningen aanwezig, zoals kerken, scholen, een bibliotheek en een begraafplaats. Bijhorende voorzieningen, zoals parkeren is vaak op eigen terrein geregeld. Deze bieden voldoende parkeerruimte voor de hoofdfunctie. Alleen bij de Brink is sprake van enige clustering. Ook hier is de bebouwing specifiek voor die voorziening gebouwd.
Aan de westzijde van Sleen liggen de veldsportcomplexen. Het gaat om voetbalvelden en tennisvelden. Ook is er een sporthal aanwezig. De bebouwing wordt, naast de sporthal, gevormd door de aanwezige kleedruimten en kantines. Het aanwezige parkeerterrein biedt voldoende ruimte voor parkeren tijdens reguliere activiteiten.
Een onderdeel van de historie van het dorp is de molen De Hoop. Deze voormalige korenmolen heeft nu nog een recreatieve functie. Eens in de zoveel tijd is de molen in werking, waarbij op vrijwillige basis graan wordt gemalen. De molen is dan opengesteld voor publiek. Om de molen goed te kunnen laten functioneren en tot zijn recht te laten komen is er een molenbiotoop opgenomen op de verbeelding. Daarbinnen gelden beperkingen voor andere bebouwing.
Veel wegen in het plangebied hebben zowel een verkeersfunctie als een nadrukkelijke verblijfsfunctie. Het betreft vooral erfontsluitingswegen in en naar de woonwijken en de daarbij horende voorzieningen (voetpaden, parkeerplaatsen, groen, etc.). Oostelijk langs Sleen loopt de provinciale weg N376. Dit is een gebiedsontsluitingsweg.
Het dorp is omgeven door een groen landschap. Sleen ligt in een kleinschalig slagenlandschap dat afwisselend bestaat uit akkers, weilanden en kleinere bospercelen. Het landschap komt op verschillende plaatsen ‘het dorp in’. Als bebossing (langs de Oldengaerde en Langakkerweg), maar ook als weilanden (langs de Mottenkampsteeg). Belangrijk in het dorp is de (voormalige) brink en de aanwezige laanbeplanting langs de (oudere) invalswegen, bijvoorbeeld langs de Menso Altingstraat.

3.16.2 Te handhaven kenmerken

Met name het noordelijke deel van Sleen kent cultuurhistorische waarden die beschermd moeten worden. Rijksmonumenten in dat gebied worden beschermd via de Erfgoedwet. Dat hoeft niet in het bestemmingsplan geregeld te worden. Wel moeten de ‘karakteristieke objecten’ in dit gebied voorzien worden van een beschermend regiem. Dat wordt met dit bestemmingsplan geregeld / in stand gehouden. Het gaat dan vooral om het behoud van de huidige hoofdvorm, goot- en bouwhoogte en dakhelling voorgeschreven.
Daarnaast is het gebied waar Sleen in ligt van archeologische belang. Er komen relatief hoge archeologische waarden en verwachtingswaarden voor. De bescherming van die waarden is in het geldende en nieuwe bestemmingsplan geregeld.
Verder is het van belang dat voor de molen De Hoop de aanwezige karakteristiek en waarden geborgd blijven. Nieuwe bebouwing in de directe nabijheid die de uitstraling en het functioneren van de molen kunnen belemmeren zijn via de molenbiotoop aan regels gebonden en begrensd. Dit blijft in stand in het nieuwe bestemmingsplan.
Op structuurniveau is het wenselijk om de onderscheiden delen van het dorp te versterken. Het noordelijke, oudste deel heeft een herkenbare karakteristiek van esdorpen. Rondom de oude brink is het veel minder wenselijk om verdere verdichting toe te laten als dat ten koste gaat van de samenhang van de historische structuur, de aanwezige oude bebouwing en het opengebied van de brink. Grotendeels is dat al verankerd via de karakteristieke bouwbeperkingen en het welstandsbeleid. Er is geen concrete noodzaak om nadere regels op te nemen daarvoor.

3.17 Steenwijksmoer

Ten westen van Coevorden is aan het eind van de achttiende eeuw Steenwijksmoer ontstaan op het grondgebied van de Heren van Steenwijk van het landgoed de Groote Scheere op de grens van Coevorden en Gramsbergen. In het uitgestrekte hoogveengebied tussen Coevorden en Hoogeveen bevond zich van zuidwest naar noordoost een kronkelend verlopende keileemrug. Er was op deze rug slechts een smalle strook grond beschikbaar die stevig genoeg was om een weg met aan weerszijden bebouwing te realiseren. Deze bebouwing bestond in eerste instantie alleen uit boerderijen. Later ontstond verdichting door de bouw van woningen en overige functies. Vanuit deze rug werd het achterliggende land ontgonnen. Bebouwing lag evenwijdig aan elkaar in de richting van de verkaveling en maakt een hoek ten opzichte van de licht kronkelende weg. In de berm van de weg werden bomen aangeplant.
Op de kaart van 1900 is smalle en langgerekte verkaveling nog duidelijk te herkennen. Het dorp is een wegdorp. Typisch is het ontbreken van een echt functioneel centrum. In 1932 ontstond een zwaartepunt in het dorp door de bouw van de kerk met pastorie en begraafplaats. Een jaar ook een katholieke school. Door de bouw van de woningen aan de Pastoor Slosserstraat, zuidoostelijk van de Hoofdweg en tegenover de kerk, ontstond er nabij de kerk eind 20e eeuw een soort centrum. Dit werd later versterkt door woningbouw aan de zijde van de kerk, direct achter het lint ten zuiden van de kerkweg. Hier worden thans nog enkele woningen gerealiseerd.

3.17.1 Beschrijving huidige situatie

Nu is het beeld van het oorspronkelijke wegdorp nog goed te herkennen. Langs de Hoofdweg staat een afwisselende bebouwing van boerderijen, bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en woningen. De afwisseling in leeftijd en bouwstijl is daarbij kenmerkend. Naast de kerk is ook het dorpshuis aan de Hoofdweg een opvallend gebouw. Voor een belangrijk deel wordt de Hoofdweg gedomineerd door laanbomen aan weerszijden van de weg. Doorzichten naar het open achterland benadrukken nog steeds het agrarische karakter van het dorp, al hebben de meeste boerderijen hun functie verloren en zijn het nu woningen. Door ruilverkaveling is de oorspronkelijke verkaveling voor het grootste deel verdwenen. Direct achter de lintbebouwing zijn nog restanten te herkennen.
De eerste planmatige uitbreiding, tegenover de kerk werd in eerste instantie gebouwd in de vorm van rijtjeswoningen. Dit veranderd eind vorige eeuw meer en meer in vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen. Aan de kerkweg-zuid is vanaf circa 1988 een kleine uitbreiding met in hoofdzaak twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen gerealiseerd. Begin deze eeuw is hieraan een vervolg gegeven.
Het dorp is te karakteriseren als een wegdorp met ter plaatse van het kruispunt van de Hoofdweg met de Dreef en de Kerkweg een concentratie van bebouwing in de vorm van kleine uitbreidingsplannen. Wanneer vanuit dit centrale gebied het lint wordt gevolgd naar de rand van het dorp, zowel in noordelijke als zuidelijke richting, vallen de landschappelijke doorzichten naar het achterland steeds meer op. Ze zichtlijnen worden steeds ruimer en variëren ook. Soms zijn er brede open ruimten tussen de (vooral woon)bebouwing, soms zijn het beperkte doorzichten. Deze doorzichten geven het lint wel een specifieke karakteristiek.
Een opvallend element binnen Steenwijksmoer is de bedrijfsbebouwing van Haverkort. De schaal en aard van dit bedrijf overstijgt het 'landelijke' karakter van de kern. Bij eventuele uitbreiding van het bedrijf zal zorgvuldige afgewogen moeten worden of de locatie en het dorp zich daar nog wel voor lenen en in ieder geval de inpassing van zo’n grootschalig bedrijf. Hierbij moeten vooral de landschappelijke waarden bekeken worden.

3.17.2 Te handhaven kenmerken

Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Steenwijksmoer als agrarische nederzetting en als wegdorp. Behoud van het ‘lint-karakter’, met doorzichten naar het achterland en concentratie van de bebouwing aan het lint, en niet in het achterland, is waardevol. Kenmerkend voor het dorp Steenwijksmoer is het (slingerende) verloop van de Hoofdweg met de daaraan liggende bebouwing, de boombeplanting langs wegen en rond bebouwing en de open plekken tussen bebouwing met doorzichten naar het open agrarische gebied. De bebouwing staat hoofdzakelijk parallel aan elkaar lang het lint en niet haaks op of evenwijdig aan de Hoofdweg. Deze karakteristiek moet behouden blijven. Bouwen achter de oorspronkelijke lintbebouwing moet zo veel mogelijk voorkomen worden. Dit is eigenlijk alleen functioneel te verantwoorden als het om agrarische bebouwing gaat. Behoud van deze elementen is uitgangspunt.
De oorspronkelijke bebouwing van Steenwijksmoer werd gevormd door boerderijen. Later kwamen daar onder andere winkels, cafés en burgerwoningen bij. Een deel van deze oorspronkelijke bebouwing is nog goed te herkennen en heeft de aanduiding 'karakteristiek' gekregen.

3.18 'T Haantje

Het dorp ’t Haantje is na de aanleg van het Oranjekanaal ontstaan. Rond 1855 hebben de eerste mensen hun plaggenhutten hier gebouwd. De meeste van deze eerste bewoners waren Oranjekanaalgravers.
Het Oranjekanaal doorkruiste het zandpad van Odoorn naar Noord-Sleen. Er werd een draaibrug over het kanaal gebouwd. In 1862 staan voor het eerst bewoners van 't Haantje in de gemeente Sleen geregistreerd. De herkomst van de naam van het dorp is onzeker. Er gaan verschillende verhalen hoe 't Haantje aan zijn naam kwam. Zo vermoedt men dat het de naam van een café is geweest, maar het waarom van de naam is onduidelijk.
't Haantje is een langgerekt lintdorp dat zich heeft ontwikkeld aan beide zijden van de gelijknamige weg. In het lint wisselen woonbebouwing en (voormalig) agrarische bebouwing elkaar af. Feitelijk zijn er eigenlijk nog nauwelijks agrarische bedrijven binnen het plangebied gelegen. Er komen beperkt enkel voorzieningen voor. Vanaf de weg 't Haantje zijn er her en der doorzichten tussen de bestaande bebouwing naar het achterliggende landelijke gebied aanwezig. Het omliggende landschap, gelegen buiten het plangebied, laat enkele typische bospercelen zien. Afgewisseld met akkers en weilanden. Vooral aan de zuidkant zijn deze nadrukkelijk aanwezig. Deze zijn ook als ‘Bos’ bestemd in het bestemmingsplan Buitengebied. Daarmee zijn deze beschermd.
Geconcludeerd kan worden dat in ’t Haantje geen specifieke waardevolle ruimtelijke onderdelen aanwezig zijn die het dorpsbeeld bepalen en daarom een zwaar beschermingsregiem moeten krijgen.

3.19 Wachtum

Op de hooggelegen dekzandruggen op het Drents Plateau ontstonden de essen. Op de laaggelegen beekdalen ontstonden de madelanden, vaak hooilanden en weiden met vee. De esdorpen zelf liggen op de overgang van de essen naar de beekdalen. Verder van het dorp af lagen de veldgronden (onontgonnen gebieden).
Op de topografische kaart van 1900 is een variant op deze opzet te zien. Tussen en aan de noordflank van twee hooggelegen dekzandruggen, de Noord Esch en de Zuid Esch ligt een reeks van kleine gehuchten, namelijk Westeind, Wachtum en Oosteind. Ten westen en ten oosten liggen de lagergelegen beekdalen aan beide zijden van twee beken, beide Ruimsloot genoemd. De in 1900 nog voornamelijk uit boerderijen bestaande gehuchten lijkt willekeurig langs meestal nog onverharde paden en wegen geplaatst te zijn. Er is al wel een concentratie van bebouwing langs Westeind / Middendorp / Oosteind te zien in 1900. Deze hoofdweg is anno 1900 al wel verhard en sluit aan de westkant aan op de weg van Oosterhesselen naar Dalen (thans de N854).

3.19.1 Beschrijving huidige situatie

Tussen 1900 en 2000 worden tussen de boerderijen aan deze weg nieuwe woningen gebouwd. Er ontstaat ook een cluster nieuwbouw aan de Hakstee en aan de Koematen. De brink op de hoek Westeind - Olde Hoek wordt in die periode verkleind. Een aantal boerderijen krijgt een woonfunctie. Door deze verdichting, uitbreiding en functieverandering verliest Wachtum zijn agrarische karakter.
Dit heeft echter niet geleid tot een sterke verstoring van de relatie tussen boerderijen en het achterliggende land, de Noord Esch en de Zuid Esch. De aanleg van de A37 heeft wel grote invloed gehad op het beeld van het dorp. De meest westelijke van het dorp wordt door deze rijksweg doorsneden en de Noord Esch ligt nu grotendeels geïsoleerd van de bebouwing, aan de andere zijde van de rijksweg.

3.19.2 Te handhaven kenmerken

Het gemeentelijke beleid is op het behoud van die onderdelen in het dorp, die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Wachtum als agrarische nederzetting en als esdorp. In dit gebied, maar ook elders, zijn de meest gave en oorspronkelijke gebouwen aangewezen als rijksmonument. Daarnaast wil de gemeente het open gebied waarvan de verkaveling en de ligging ten opzichte van de bebouwing verwijzen naar het vroegere agrarische functioneren, behouden. Deze gronden zijn aangeduid als "agrarisch gebied met landschappelijke waarde". Ook moet het bebouwd gebied waar het oorspronkelijk functioneren van het dorp in structuur en bebouwing nog tot uiting komt, worden gehandhaafd. Dit is geduid als "gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden". In aanvulling op de aangewezen rijksmonumenten heeft de gemeente ook enkele waardevolle panden aangeduid als "karakteristiek".
Het meest opvallende van het "agrarisch gebied met landschappelijke waarden" is de nog kleinschalige verkaveling en de directe aansluiting bij de historische bebouwing van het dorp Wachtum.
Het gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden omvat vooral het bebouwde gebied anno 1900. Het huidige wegenpatroon is voor het grootste deel nog gelijk aan deze oorspronkelijke situatie en ook de bebouwing sluit aan bij deze opzet. De twee naoorlogse uitbreidingen aan de Hakstee en aan de Koematen liggen zijn buiten dit gebied.
Kenmerkend voor het oude dorp Wachtum is verder de boombeplanting langs wegen en rond bebouwing en de open plekken tussen bebouwing, zoals op de brink. De boerderijen lagen verspreid langs de wegen met aan de achterzijde het land waarvan de boerderijen niet los konden functioneren. Deze directe relatie tussen de boerderij en het land moet in stand blijven, waar mogelijk worden teruggebracht. Het is onwenselijk om achter dergelijke boerderij bijvoorbeeld woningbouwuitbreiding te realiseren. Het verloop van de weg in het oude dorp bepaalt samen met deze bebouwing en het groen in hoge mate het karakter van Wachtum. Behoud van dit wegenverloop, met grotendeels onverharde bermen, is uitgangspunt.
Een beleidsuitgangspunt van de gemeente is hierbij dat het bebouwde en het onbebouwde gebied als één samenhangend en onlosmakelijk geheel moet blijven bestaan. Het bestemmingsplan bevat daarom regels die borgen dat de aanwezigheid, situering, hoofd- en kapvorm, gevelindeling en het aanzicht van karakteristieke en dorpsbeeldbepalende bebouwing blijven gehandhaafd.
De twee naoorlogse uitbreidingsgebieden aan de Hakstee en aan de Koematen vallen buiten de beschermingszones. Deze gebieden bieden meer ruimte voor veranderingen en aanpassingen in de vorm van eigentijdse bouw. Wel wordt via het welstandsbeleid de uitstraling en inpassing in het dorpsbeeld geborgd.

3.20 Wezup

Op de hooggelegen dekzandruggen op het Drents Plateau Is ook het Esdorp Wezup ontstaan. Op de laaggelegen beekdalen ontstonden de madelanden, vaak hooilanden en weiden met vee. De esdorpen zelf liggen op de overgang van de essen naar de beekdalen. Verder van het dorp af lagen de veldgronden (onontgonnen gebieden).
Rond 1900 is in het dorp Wezup deze opzet ook nog duidelijk te herkennen. Ten zuidoosten van het dorp ligt de Wezuper Esch. Aan de westkant de Brinkstukken, de madelanden. En in het beekdal aan een zijtak van de meer zuidelijk gelegen Aelderstroom.
Op de kaart van 1900 is te zien dat deze opzet nog duidelijk aanwezig is. De in 1900 nog voornamelijk uit boerderijen bestaande bebouwing is ook in Wezup schijnbaar willekeurig gesitueerd langs de (onverharde) paden en wegen. Alleen de doorgaande weg over de es, van Zweeloo naar Westerbork, was in die tijd verhard.
Tussen 1900 en WOII werd langs de Veendijk, noordoostelijk van de historische kern, een lint van woningen gebouwd. Tegelijkertijd werden in die tijd, na beëindiging van de ontginning van het Wezuperveld, langs de Brugstraat boerderijen werden gebouwd. Die boerderijen strekten zich uit in het buitengebied. Thans liggen die hoofdzakelijk nog steeds in dat, agrarische georiënteerde, buitengebied.

3.20.1 Beschrijving huidige situatie

De hiervoor geschetste situatie, de relatie tussen het dorp en de omringende landschapstypen, is nog vrijwel geheel aanwezig. De agrarische gronden ten zuiden van de Brinkstraat en de Veendijk maken van oorsprong onderdeel uit van de Wezupper Esch. Vandaag de dag zijn deze gronden nog immer onbebouwd. Het dorp is na 1945 wel uitgebreid, maar slechts marginaal en veel minder dan in andere esdorpen. De bolle ligging van de Wezupper Esch draagt veel bij aan de herkenbaarheid deze historische esgronden. Helaas is de verkaveling grootschaliger dan vroeger, ingegeven door het hedendaagse agrarisch gebruik.
Noordelijk van het plangebied loopt nog steeds de zijtak van de Aelderstroom. In de verkaveling is de ligging van het noordelijk deel van het plangebied in het beekdal nog zeer goed herkenbaar door de aanwezige perceelrandbeplantingen. Deze staat vrijwel haaks op de stroom. Dit bepaalt tegelijkertijd de gehoekte ligging ten opzichte van de Veendijk.
Vergeleken met de situatie in 1900 is het agrarische karakter van het dorp voor een groot deel verdrongen door de woonfunctie. Daarbij, of wellicht daardoor, is een groot deel van de oorspronkelijke boerderijbebouwing in oorspronkelijke opzet behouden gebleven.

3.20.2 Te handhaven kenmerken

Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp, die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Wezup als agrarische nederzetting en als esdorp. In dit gebied, maar ook elders, zijn de meest gave en oorspronkelijke gebouwen aangewezen als rijksmonument. Daarnaast heeft de gemeente de volgende maatregelen genomen:

  • Het (open) agrarische gebied waarvan de verkaveling en de ligging ten opzichte van de bebouwing verwijzen naar het vroegere agrarische functioneren is aangeduid als "agrarisch gebied met landschappelijke waarde". Meest opvallend is de nog kleinschalige verkaveling en de directe aansluiting bij de historische bebouwing van het dorp Wezup;
  • Het bebouwd gebied waar het oorspronkelijk functioneren van het dorp in structuur en bebouwing nog tot uiting komt, is aangeduid als "gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden". Dit gebied omvat in grote lijnen het bebouwde gebied anno 1900. Het huidige wegenpatroon van het hele dorp is voor het grootste deel nog gelijk aan deze oorspronkelijke situatie en ook de bebouwing verwijst nog voor een groot deel naar deze opzet. De lintbebouwing aan de zuidzijde langs de Veendijk valt echter buiten dit aangeduide gebied. Deze bebouwing is van latere datum en veel meer planmatig tot stand gekomen;
  • Enkele waardevolle panden, mede in relatie tot 1 en 2, is aangeduid als "karakteristiek".

3.21 Wezuperbrug

Wezuperbrug is nog betrekkelijk jong en is pas eind negentiende eeuw/begin twintigste eeuw ontstaan. Rond 1850 lag het Eldersveld nog vrijwel onaangeroerd in het landschap. Een doorgaande landweg vanaf Rolde via Grolloo, Schoonloo, richting Noord-Sleen (Rolderstraat) doorsneed het open veld. Ter hoogte van De Kiel lag een aftakking richting Wezup en Zweeloo-Aalden (de weg van Zweeloo naar Schoonoord). Ten oosten van dit gebied lagen het Esterveen, het Odoornerveen en het Noord-Sleenerveen, slecht ontwaterde hoogveengebieden.
Rond 1850 werd begonnen met het graven van het Oranjekanaal vanaf de Drentse Hoofdvaart in oostelijke richting tot in de gemeente Emmen, met aansluitend daarop een zijtak (Borger zijtak) in noordelijke richting. Rond 1900 is het gebied nog steeds vrijwel onontgonnen, maar op het kruispunt van het Oranjekanaal en de weg van Rolde naar Wezup is een draaibrug aangelegd en een tol gevestigd. Niet veel later volgden de eerste huizen gebouwd bij de brug. In 1920 wordt het Oranjekanaal verbreed en rond 1930 wordt de ontginning van de veldgronden volop aangepakt en ontstaat ten zuiden van het kanaal een nieuw agrarisch gebied. Ten noorden van Wezuperbrug wordt in die tijd door Staatsbosbeheer een bosgebied ingeplant wat nu van betekenis is voor de recreatie. In die tijd wordt ook de bebouwing, met name langs het Oranjekanaal, verder uitgebreid. Naast woningen wordt er een aantal ontginningsboerderijen gebouwd

3.21.1 Beschrijving huidige kenmerken

Rond 2000 is er enige verdichting opgetreden, maar dat heeft de structuur van het dorp niet wezenlijk veranderd. De oorspronkelijke bebouwing is nog steeds te vinden langs het Oranjekanaal. Een groot deel van de agrarische bebouwing is nu in gebruik als woonboerderij. Het dorp is kleinschalig uitgebreid tussen 1980 en 1995 aan de noordwestkant. In 2002 is gestart met een kleine uitbreiding aan de zuidoostkant van het dorp, woningbouw Oranjekanaal ZZ. De uitbreiding ‘Oranjekanaal ZZ' betrof destijds vier woningen. Inmiddels is het aantal naar beneden bijgesteld gezien de geringe bouwvraag. De woonbebouwing in Wezuperbrug is in hoofdzaak vrijstaand en deels gebouwd rond de jaren 1930. Het dorpsbeeld wordt verfraaid door laanbomen aan weerszijde van het Oranjekanaal.
Aan de noordoostkant van het dorp is in de bossen het recreatiegebied 't Kuierpadtien ontstaan met onder andere een camping en een terrein met zomerhuisjes. Dit recreatiegebied ligt buiten het plangebied.

3.21.2 Te handhaven kenmerken

Bij ontwikkeling moet rekening worden gehouden met inpassing in het karakteristieke en bestaande patroon van Wezuperbrug. Dat betekend dat er slechts vrijstaande woningen en andere objecten worden gebouwd. Deze bebouwing heeft een lage gootlijn en een stevige kap van minimaal 45º. De nok ligt loodrecht op het Oranjekanaal, respectievelijk de Brugstraat en er wordt ruime afstand van de weg gebouwd. Hiermee moet aansluiting worden gezocht bij de omliggende bebouwing in Wezuperbrug.
De beeldkwaliteit van de bestaande bebouwing mag door de nieuwbouw niet worden aangetast. Dit kan worden bereikt door de kleur van de stenen en de dakpannen overeen te laten komen met de bestaande bebouwing. Maar ook de vorm van bebouwing moet de verbondenheid met de bestaande bebouwing in Wezuperbrug tot uitdrukking brengen. In tegenstelling tot veel andere dorpen is hier historiserende bebouwing niet gewenst.
het waardevolle bomenbestand langs het Oranjekanaal moet gerespecteerd worden, bijvoorbeeld ook bij de situering van inritten. Aan de achterzijde wordt voor inpassing in het open landschap een opgaande (erf)beplanting aangelegd en in stand gehouden.
Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Wezuperbrug als agrarische nederzetting en als wegdorp. Een deel van de oorspronkelijke bebouwing is nog goed te herkennen en heeft de aanduiding 'karakteristiek' gekregen.

3.22 Zwinderen

Net als dorpen als Sleen, Wachtum en Wezup is Zwinderen ontstaan aan de rand van de hoog gelegen dekzandruggen. Het is van oorsprong een typisch esdorp op het Drents Plateau. Op de hogere dekzandruggen liggen de landbouwgronden, ofwel essen. In de laaggelegen beekdalen aan de andere kant van Zwinderenlagen de madelanden, waar hooi werd geoogst en het vee in de weiden liep. Verder weg van de dorpen lagen de veldgronden die in die tijd nog niet ontgonnen waren.
Anno 1850 is deze opzet nog duidelijk zien in Zwinderen. In het zuiden ligt de es op de hoog gelegen dekzandrug; de Kleine Esch. Aan de noordzijde ligt het lager gelegen beekdal van het Loodiep met de madelanden. Het dorp is waarschijnlijk in de middeleeuwen ontstaan. Door de groei van de bevolking in de regio tijdens de middeleeuwen werden zogenaamde dochternederzettingen gesticht binnen de eigen marke. Zwinderen is hiervan een voorbeeld.
Op dat moment bestaat Zwinderen nog voornamelijk uit boerderijen, die schijnbaar willekeurig gesitueerd werden langs de aanwezige wegen en paden. Er is dan al wel een concentratie van bebouwing langs de Brinkweg waar te nemen.
Rond 1900 is er nog niet veel veranderd. De situering in het landschap heeft wel een ander beeld gekregen door de aanleg van de Verlengde Hoogeveenschevaart en van een tracé voor de stoomtram van Hoogeveen naar Gees, Oosterhesselen en Sleen. In die periode is ook een brug en een sluis aangelegd in het kanaal. De sluis is inmiddels verwijderd.

3.22.1 Beschrijving huidige situatie

Tot 2000 werd het dorp wat verdicht door woningbouw die tussen de boerderijen werd geplaatst. Na WOII werd er meer projectmatige nieuwbouw gepleegd aan de zuid- en oostzijde, aan de Brinkweg en ook aan de westzijde langs de Toldijk en de Sternbosweg. Ook werd aan de westkant het Bosbad Zwinderen aangelegd.
De meeste boerderijen kregen na 1900 een woonfunctie. Hierdoor werd het agrarische karakter van het dorp verdrongen door de woonfunctie. Mede hierdoor is een aantal van die boerderijen als object alsmede de structuur van het esdorp wel enigszins behouden gebleven.
Thans wordt de zuidzijde van het dorp begrensd door de A37, een doorgaande rijksweg. De weg loopt midden over de vroegere Kleine Esch. Aan de noordzijde van het dorp ligt nog altijd de Verlengde Hoogeveenschevaart. Vooral door deze twee infrastructurele barrières is er nauwelijks nog een relatie tussen van het dorp, de es en het beekdal. Wel is er binnen het dorp een gebied aan te wijzen waarvan situering, bebouwing en wegenbeloop nog verwijzen naar het vroegere esdorp, bovendien is een aantal Kenmerkende panden als karakteristiek aangeduid.

3.22.2 Te handhaven kenmerken

Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Zwinderen als agrarische nederzetting en als esdorp. Daarnaast heeft de gemeente in de bestaande bestemmingsplannen geregeld dat het bebouwd gebied waar het oorspronkelijk functioneren van het dorp in structuur en bebouwing nog tot uiting komt, is aangeduid als "gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden". Ook is er een aantal waardevolle objecten aangeduid als "karakteristiek". Beide zaken worden in het bestemmingsplan behouden.
Het gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden omvat in grote lijnen het bebouwde gebied dat rond 1900 aanwezig is. Het huidige wegenpatroon is voor het grootste deel nog gelijk aan dat van toen. Ook de bebouwing verwijst nog naar deze opzet. De naoorlogse uitbreidingen vallen buiten dit gebied.
Wel is een deel van de Verlengde Hoogeveenschevaart opgenomen in dit gebied, omdat ook de vaart een goed beeld geeft van de grote veranderingen die ruim een eeuw geleden in het dorp optraden.
De oorspronkelijke bebouwing van Zwinderen werd gevormd door boerderijen. Later kwamen daar onder andere winkels, cafés en burgerwoningen bij. Een deel van deze oorspronkelijke bebouwing is nog goed te herkennen en heeft de aanduiding "karakteristiek" gekregen, voor zover deze nog geen rijksmonument zijn.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's. Deze risico's kunnen ontstaan door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds). Met betrekking tot het aspect Externe Veiligheid is advies uitgebracht door de RUD Drenthe ( zie bijlage 3).

4.1.1 Geldend kader

Externe veiligheid is een beleidsveld dat gericht is op het beheersen van risico's vanwege de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Sinds 1 januari 2010 moet worden voldaan aan strikte voorwaarden. Een en ander brengt met zich mee dat bij nieuwe ruimtelijke plannen een toets aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid moet plaatsvinden. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, het vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. De wet- en regelgeving rondom externe veiligheid geven aanleiding om voor buisleidingen de milieucontouren te actualiseren.
Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen.
Voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde 10-6 per jaar. De grenswaarde geldt voor kwetsbare objecten. Daarnaast geldt voor het plaatsgebonden risico een richtwaarde 10-6 per jaar. De richtwaarde geldt voor beperkt kwetsbare objecten. In het bestemmingsplan worden de contouren voor het plaatsgebonden risico 10-6 aangeduid met veiligheidszone Bevi, -LPG of -buisleidingen. Deze zones zijn op de verbeelding aangegeven.
Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers voorkomt. Voor het groepsrisico geldt geen richt- of grenswaarde. Het groepsrisico wordt daarentegen afgezet tegen een oriëntatiewaarde en wordt bepaald binnen het invloedgebied. In de meeste gevallen wordt het invloedgebied begrensd op de 1% letaliteitzone. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek waarin de groepsgrootte in aantallen wordt uitgezet tegen de kans dat een dergelijke groep het slachtoffer wordt van een ongeval.

4.1.2 Het plangebied

In de gemeente komt een aantal buisleidingen voor. Het gaat om aardgastransportleidingen en olieleidingen. Daarnaast komt in het plangebied een aantal installaties en opslaglocaties voor gevaarlijke stoffen (onder andere springstoffen, lpg) voor. Deze leidingen en installaties vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Rondom deze leidingen, installaties en opslaglocaties liggen veiligheidszones. Binnen deze zones gelden eisen ten aanzien van nieuwe kwetsbare objecten. Het Steunpunt externe veiligheid heeft een risicoanalyse uitgevoerd voor het bestemmingsplan Buitengebied Coevorden. Uit de berekeningen blijkt dat er geen wettelijke risiconormen worden overgeschreden (zie hiervoor bijlage …). Bij dit advies hoort een groot aantal uitgebreide berekeningsrapporten. Deze zijn vanwege de omvang als separate bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
Het bestemmingsplan ‘Kernen’ is een conserverend bestemmingsplan. De huidige planologische situatie wordt geborgd en er zijn geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen voorzien in het plan. Gezien de ouderdom van enkele vigerende plannen zal voor het nieuwe bestemmingsplan een aangepaste planologische regeling opgenomen moeten worden. Door het conserverende karakter zal de risicoanalyse geen verschil tussen de bestaande en nieuwe situatie laten zien. Omdat in de vigerende komplannen niet overal rekening is gehouden met de externe veiligheidsaspecten, wordt voor deze ‘oudere plangebieden’ nu wel de zogenaamde nulsituatie vastgelegd.

4.1.3 Gevolgen voor het bestemmingsplan

4.1.4 Conclusies

Als conclusie voor het groepsrisico kan worden gegeven dat het groepsrisico binnen het plangebied relatief laag is en door de actualisatie van het plan niet toeneemt. In het algemeen geldt dat de huidige situatie positief wordt bestemd en er geen onaanvaardbare situaties in het plangebied aanwezig zijn. Door de aanwezigheid van diverse risicobronnen, onderscheiden in stationaire risicobronnen, transport over de weg en spoor en via buisleidingen, is er een bepaald externe veiligheidsrisico aanwezig. Deze risico’s zijn bij de gemeente en bij de hulpdiensten bekend en worden aanvaardbaar geacht.
In het bestemmingsplan ‘Kernen’ worden bestemmingen voor leidingen, aanduidingen voor veiligheidszones en regels die aan die gebieden worden verbonden opgenomen. Hiermee worden nieuwe (potentiële) risico’s voor de externe veiligheid voorkomen en risicovolle functies en gebouwen binnen de zoneringen in ieder geval getoetst aan de sectorale wet- en regelgeving.

4.2 Water

4.2.1 Plangebied en waterbeheerders

Het plangebied valt grotendeels onder het beheer van het waterschap Vechtstromen. Met uitzondering van een klein deel in het noorden van het plangebied. De woningen ten noorden van de Eserstraat in De Kiel behoren formeel tot het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa’s.
De betreffende waterschappen hebben onderling de afspraak vastgelegd dat plannen die in hoofdzaak binnen een beheersgebied van één waterschap liggen, maar ook de beheersgebieden van andere waterschappen treffen, door één waterschap worden getoetst. Het waterschap met de meeste belangen in het plangebied is dan de toetsende instantie. In dit geval is dat het waterschap Vechtstromen.
De waterschappen zorgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en beheert de grotere boezemwateren en sloten, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het plangebied.
In het kader van de Wro is het verplicht de watertoets uit te voeren. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Conserverende plannen die geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken hebben in beginsel geen invloed op de waterhuishouding, waarvan in dit geval ook sprake is. De watertoets is zekerheidshalve wel uitgevoerd.
Op grond van het woningbouwprogramma dat in 2017 is vastgesteld zijn in het bestemmingsplan ‘Kernen’ diverse woningbouwlocaties wegbestemd. Ontwikkeling van deze locaties is niet meer mogelijk op grond van dit bestemmingsplan. Hiermee worden onder andere minder mogelijkheden geboden door het plan om te bouwen en te verharden. Oppervlaktewater wordt hierdoor meer ruimte geboden om in het eigen gebied te infiltreren en er zal minder water via rioleringen worden afgevoerd. Ook ontstaat door beperking van de woningbouwmogelijkheden minder vervuild (huishoudelijk) water dan onder de vigerende bestemmingsplannen.

4.2.2 Uitgangspunten water

De Gemeente Coevorden ligt voor Nederlandse begrippen relatief hoog. Het garanderen van de waterveiligheid is hierdoor minder urgent dan in andere gebieden. Dit neemt niet weg dat er voor de gemeente opdrachten liggen op het gebied van waterberging en waterkering. Het Nationaal Waterplan, het Provinciaal Waterhuishoudingsplan, het waterbeheersplan van Waterschap Velt en Vecht en het Gemeentelijk Waterplan vormen het belangrijkste waterbeleidskader. Daarnaast zijn in verschillende wet- en regelgeving eisen gesteld aan nieuwe bestemmingsplannen ten aanzien van het wateraspect.

Samenvattend gelden voor de nieuwe bestemmingsplannen de volgende aandachtspunten en randvoorwaarden:

  • In een tijdig stadium wordt het waterschap geïnformeerd en betrokken bij de planvorming (watertoets);
  • bij het watersysteem dient te worden uitgegaan van de trits 'eerst vasthouden, dan bergen en dan pas afvoeren';
  • robuuste ruimtelijke inrichting, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen van klimaatverandering (veiligheid, overstromingen, hevige regenbuien en langdurige droogten);
  • volledig benutten van de mogelijkheden tot multifunctionaliteit van water: bijvoorbeeld berging, doorvoer/afvoer combineren met ecologie, recreatie en natuur;
  • stadswater vormt een schakel in het groenblauwe netwerk van ecologische verbindingselementen tussen stad en ommeland: oevers natuurvriendelijk inrichten en kunstwerken voorzien van fauna passages;
  • het actuele oppervlaktewater krijgt de bestemming water om zo te voorkomen dat er oppervlaktewater kan worden gedempt;
  • eventueel aanwezige grondwaterbeschermingszones worden in bestemmingsplannen bestendigd.

4.2.3 Watertoets

P.M.

4.2.4 Gevolgen voor het bestemmingsplan

Het plan maakt geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk waardoor de waterhuishouding wezenlijk kan veranderen. Het bestemmingsplan is vooral gericht op de bestaande situatie en ook veranderingen in watergangen zijn niet mogelijk.
Het aspect water geeft geen belemmeringen en uitgangspunten voor dit bestemmingsplan. Wel is in het plangebied sprake van een kleinschalige woningbouwontwikkeling, maar dat zijn planologisch gezien geen nieuwe ontwikkelingen. Feitelijk eventueel wel. Deze bouwmogelijkheden zijn reeds geborgd in de vigerende bestemmingsplannen die voor die locaties gelden. Daarin is het aspect water meegewogen. De geldende mogelijkheden worden in dit bestemmingsplan overgenomen.

4.3 Archeologie En Cultuurhistorie

In de bodem kunnen ook archeologische waarden aanwezig zijn. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Deze wet verplicht de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige monumenten. Sinds de wijziging van september 2007 is de gemeente ook het bevoegde gezag op het gebied van cultuurhistorie en archeologie.
Voor het beheersgebied zijn vooral de provinciale en gemeentelijke archeologische en cultuurhistorische beleidskaarten van belang. Gezien het consoliderende karakter van het bestemmingsplan kan een uitgebreide toetsing aan de genoemde beleidskaarten achterwege blijven. Het plan voorziet ook niet in grootschalige nieuwe ontwikkelingen, waarvoor op dit moment archeologische onderzoek noodzakelijk is. Wel zijn er in het bestemmingsplan verschillende dubbelbestemmingen opgenomen, die gebaseerd zijn op gemeentelijke archeologische beleidskaart.

4.3.1 Archeologisch beleidsplan

De gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart geeft duidelijkheid over mogelijk aanwezig archeologische waarden. Deze kaart maakt deel uit van de erfgoednota en is als dusdanig vastgesteld.
Door het hele plangebied heen zijn verschillende archeologische waarden en verwachtingswaarden aanwezig. Dat blijkt ook uit de diverse bestemmingsplannen die reeds gelden. In veel gebieden liggen dubbelbestemmingen en aanduidingen voor het beschermen van (eventuele) archeologische waarden. In voorliggende bestemmingsplan wordt niet afgeweken van de reeds bestaande regelingen voor bescherming en de opgenomen onderzoekverplichting die voor de betreffende gebieden reeds zijn opgenomen.

4.3.2 Monumenten en karakteristieke objecten

Voor monumenten en karakteristieke objecten in de gemeente Coevorden wordt in dit bestemmingsplan een passende regeling opgenomen. Monumenten worden reeds via de Erfgoedwet beschermd en bewaakkt door het betreffende bevoegde gezag; het rijk of de provincie. Betreffende de karakteristieke gebouwen en objecten in Coevorden wordt verwezen naar de paragraaf 2.3.6 Monumenten en karakteristieke objecten van deze toelichting.

4.3.3 Gevolgen voor het bestemmingsplan

4.4 Historische Geografie

Op grond van een ‘goede ruimtelijke ordening’ moeten bestemmingsplannen ook bepaalde gebieden beschermen tegen ongewenste ingrepen als het gaat om historisch geografische kwaliteiten. Naast de cultuurhistorische kwaliteit die kan worden toegekend en monumenten die aangewezen kunnen worden, kunnen waardevolle historische dorpen en steden, of delen daarvan, ook een bepaalde historisch geografisch belang vertegenwoordigen. Deze gebieden laten zien hoe een dorp of stad zich door de geschiedenis heen heeft ontwikkeld, welke structuren en functies er voorkwamen en hoe een en ander mat elkaar samenhangt.
In Coevorden zijn het historische centrum van Coevorden en de historische gegroeide dorpskernen Benneveld, Gees en Aalden aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht. Deze erkenning door de minister leidt tot verplichtingen voor het behoud van wat mooi en waardevol is in de betreffende gebieden. Maar ook leidt deze erkenning tot een andere manier van kijken naar die gebieden en de directe omgeving die niet beschermd worden door de specifieke status. Een en ander heeft een wederzijdse invloed op de beschermde én niet beschermde gebieden.

4.4.1 Beschermde stads- en dorpsgezichten

In de bijlagen bij de regels van dit bestemmingsplan zijn de aanwijzingsbesluiten voor de beschermde stads- en dorpsgezichten opgenomen. Hierin is een beschrijving (op hoofdlijnen) van de aanwezige kwaliteit opgenomen. In onderstaande overzicht is opgenomen wanneer welke gebieden zijn aangewezen.

Gebied

Aanwijzing

Status:

Opmerkingen

Benneveld

4-10-1991

Beschermd dorpsgezicht

Betreft gebied aan weerszijden van de Bennevelderstraat.

Coevorden, centrum

21-2-2007

Beschermd stadsgezicht

Betreft het noordelijke historische centrumgebied, inclusief grachten.

Gees

12-7-1967

Beschermd dorpsgezicht (besl.nr./32400)

Betreft het historische esdorp, inclusief onbebouwde esgronden daaraan.

Aalden

13-3-1969

Beschermd dorpsgezicht (besl.nr.146.736)

Betreft gebied rondom de weg Oud Aalden en bijhorende brink.

4.4.2 Gevolgen voor het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan ‘Kernen’ zijn de beschermde gebieden van Coevorden, Aalden, Benneveld en Gees op de verbeelding voorzien van een aanduidingsvlak ‘beschermd stadsgezicht’ of ‘beschermd dorpsgezicht’. Hiermee treedt een extra beschermingsregiem in werking voor eventuele ontwikkelingen in die gebieden. De beoordeling van ontwikkelingen is daarbij rechtstreeks gekoppeld aan de beschrijving van de gebieden die ten grondslag ligt aan het aanwijzingsbesluit. Door de directe koppeling van deze aanduidingsvlakken aan de regels en het daarin opgenomen beeldkwaliteitsplan is een toetsingsinstrumentarium ontwikkeld die borgt dat de beschermde dorpsgezichten van de drie dorpen en het beschermde stadsgezicht van Coevorden niet worden aangetast.
In de regeling worden ontwikkelingen en bouwactiviteiten mede getoetst aan de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de beschermde gebieden. In het beschermde stadsgezicht geldt dat ook voor de stedenbouwkundige structuur van het gebied. Ontwikkelingen moeten derhalve ook getoetst worden aan het ter plaatse geldende stedenbouwkundige plan of beeldkwaliteitsplan. In Coevorden is er voor gekozen om aan dergelijke gebieden een beeldkwaliteitsplan te koppelen. Deze zijn nu gekoppeld aan de regels van voorliggende bestemmingsplan.

4.5 Natuur En Ecologie

4.5.1 Wet Natuurbescherming

In het kader van de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan is het van belang om aandacht te besteden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden dienen te worden beoordeeld in relatie tot bestaande wet- en regelgeving. Juridisch en beleidsmatig strekken de planologisch relevante natuur- en landschapsaspecten zich uit over soortenbescherming en gebiedsbescherming. De Wet natuurbescherming (Wnb) is het toetsingskader voor de soorten- en gebiedsbescherming.
Voor de wettelijk beschermde plant- en diersoorten geldt het zogenoemde ‘nee, tenzij’-principe als uitgangspunt. Dit betekent dat werkzaamheden en dergelijke in beginsel niet zijn toegestaan. Onder voorwaarden kan hier op grond van een vrijstelling of ontheffing van worden afgeweken.


Figuur 31; Natura2000-gebieden in de omgeving van de gemeente Coevorden

In de wet zijn de Natura 2000-gebieden aangewezen als beschermde gebieden. De Natura 2000-gebieden maken deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur). Dit is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het Natuurnetwerk Nederland is een rijksdoel dat opgenomen is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, en vervolgens overgenomen is in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening van de provincie Drenthe. De provincie is verantwoordelijk voor het voldoende beschermen en beheren van de Natura 2000-gebieden. In Figuur 55 zijn de Natura 2000-gebieden in de omgeving van de gemeente Coevorden opgenomen.
Omdat hier sprake is van een conserverend bestemmingsplan zonder nieuwe ontwikkelingen kunnen op voorhand 'significant negatieve effecten' op Natura 2000-gebieden worden uitgesloten. Hierover wordt in hoofdstuk 5 een nadere motivatie gegeven. Om deze redenen is er geen (vormvrije) m.e.r.-beoordeling uitgevoerd voor het voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’.Voor zover het voorliggende bestemmingsplan toch (kleinschalige) ingrepen of veranderingen toe laat, is het aan de initiatiefnemer om bij die activiteiten zijn wettelijke zorgplicht voor het niet aantasten van eventuele ecologische waarden (soorten) na te komen. In die gevallen dat er sprake is van een soort- of gebiedsbescherming, dan moet de initiatiefnemer zorgen dat deze niet overtreden wordt of dat er tijdig een toestemming van het bevoegde gezag wordt afgegeven voor die gevallen waarin dat nodig is. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het slopen van oude gebouwen waar eventueel beschermde diersoorten in zitten of het velen van bomen in beschermde bosgebieden. Deze zorgplicht borgt een bepaalde mate van bescherming. Nader onderzoek naar natuur en ecologie in het kader van dit bestemmingsplan kan derhalve achterwege blijven.

4.5.2 NatuurNetwerk Nederland

Het NatuurNetwerk Nederland (NNN) is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Het netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook beheersgebieden behoren ertoe. Het Drentse deel van het NNN sluit aan op die in de rest omliggende provincies. De Natura 2000-gebieden, het Europese netwerk van natuurgebieden, maakt onderdeel uit van het NNN.
In de provinciale Omgevingsverordening is het NNN nader begrensd. De abstract kaarten van het Rijk zijn met de verordening op perceelsniveau begrensd. Met name in het noordelijke gebied van de gemeente liggen enkele gebieden van het NNN in de nabijheid van de dorpskernen. Dit hangt ook samen met de cultuurhistorische, landschappelijke en aardkundige waarden in die gebieden. In Figuur 56 is voor de gemeente Coevorden en omgeving het NNN weergegeven.


Figuur 32; NatuurNetwerk Nederland (bron: Omgevingsverordening Drenthe)

4.5.3 Gevolgen voor het bestemmingsplan

De verwachting is dat het aspect Natuur en Ecologie geen belemmeringen oplevert voor het bestemmingsplan. De standaard regelingen die vaker worden toegepast zullen worden opgenomen, voor zover nog niet vigerend, in het nieuwe bestemmingsplan ‘Kernen’. Concreet gaat het dan om het bestemmen van het NNN als ‘Natuur’, het opnemen van een gebiedsaanduiding ‘ecologische waarden’ voor de nog niet gerealiseerde delen van het NNN en het beschermend van deze gebieden, alsmede eventuele (zoekgebieden) voor ecologische verbindingszones.

Hoofdstuk 5 Milieu

Een belangrijk doel in de ruimtelijke ordening is het realiseren van een goed leefmilieu. Dat houdt onder meer in dat de omgeving zo min mogelijk gevolgen mag hebben op de gezondheid van mensen. In de loop der jaren zijn voor een aantal milieuaspecten waarden wettelijk vastgelegd en gekoppeld aan een onderzoekverplichting bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Hierbij is het primaire uitgangspunt dat het voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ en conserverend bestemmingsplan is. Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die nog niet mogelijk waren onder het voorheen geldende bestemmingsplan. Wat dat betreft kan de analyse van milieuaspecten tot de hoofdlijnen beperkt blijven. Voor een aantal milieuaspecten heeft de wet- en regelgeving zich in de afgelopen jaren verder ontwikkeld. Als dat het geval is, dan zal dat beschreven worden.

5.1 Bedrijven En Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen en zorgfuncties:

  • ter plaatse van deze functies een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Het bestemmingsplan ‘Kernen’ is consoliderend van karakter. In het plan worden geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt. Toetsing van de bestaande en vergunde situatie aan de handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ kan achterwege worden gelaten voor het bestemmingsplan. Wel zal in het plan een regeling worden opgenomen op basis van de genoemde VNG-handreiking die toetsing van nieuwe functies ten opzichte van elkaar regelt. Hiermee blijft een goede ruimtelijke ordening bij eventuele binnenplanse ontwikkelingen gewaarborgd.

5.2 Bodem

5.2.1 Geldend kader

Op grond van het Bro moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. De Wet bodembescherming (Wbb) bevat de voorwaarden die (kunnen) worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. Het bestemmingsplan ‘Kernen’ legt slechts de bestaande functies vast. Het is daardoor niet noodzakelijk om de bodemkwaliteit binnen het gehele plangebied vast te stellen. Hiervoor kan concreet bodemonderzoek worden nagelaten.

5.2.2 Toetsing bestemmingsplan op bodem

Voorliggende bestemmingsplan maakt nieuwe ontwikkelingen niet rechtstreeks mogelijk. Ten aanzien van het aspect bodemkwaliteit zijn derhalve geen (aanvullende) regels nodig ten opzichte van de reeds geldende regelingen. In geval van nieuwe ontwikkelingen zal voorafgaand aan het verlenen van omgevingsvergunningen de gemeente beoordelen of de bodemgesteldheid voldoende is onderzocht en geschikt is voor het beoogde grondgebruik.

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Geldend kader

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Nederland kon anno 2010 niet overal voldoen aan de Europese grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide, waardoor de realisatie van grote ruimtelijke ontwikkelingen onder druk is komen te staan. Het doel van de Wet luchtkwaliteit is het verbeteren van de luchtkwaliteit, zodat in 2015 aan de Europese eisen zou worden voldaan en belemmeringen voor gewenste ontwikkelingen zo veel mogelijk worden weggenomen. De kern van de Wet is het ‘Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit’ (NSL). Dit instrument wordt door de Rijksoverheid gecoördineerd en bevat de ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit ‘in betekenende mate’ verslechteren èn maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.
Projecten die ‘niet in betekenende mate’ leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst op de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. Het voormalige ministerie van VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB), genaamd “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.
Projecten die de concentratie meer dan 3% van de grenswaarde van een stof verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling. Voor fijn stof en stikstofdioxide betekent dit een maximale toename van 1,2 µg/m3. Deze 3%-grens is in een gelijknamige ministeriële regeling voor een aantal veel voorkomende ruimtelijke functies gekwantificeerd als:

  1. woningen: 1.500 woningen met één ontsluitingsweg;
  2. kantoren: 10 hectare bruto vloeroppervlak (bvo) met één ontsluitingsweg;
  3. landbouwinrichtingen: akkerbouw of tuinbouw met open teelt, teelt van eetbare gewassen in een gebouw of onverwarmde glastuinbouw ongeacht de omvang en verwarmde opstanden van glas of kunststof van maximaal 2 hectare;
  4. kinderboerderijen.

Dit laat onverlet dat burgers in het kader van ‘een goede ruimtelijke ordening’ voldoende beschermd moeten worden tegen (tijdelijke) te hoge concentraties. Hiervoor is het noodzakelijk dat de luchtkwaliteit wordt betrokken in de afweging of er sprake is van ‘een goede ruimtelijke ordening’. Dit betekent dat de luchtkwaliteit ‘schoon’ genoeg moet zijn voor de functie die daar wordt toegelaten.

5.3.2 Toetsing bestemmingsplan op luchtkwaliteit

Met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit kan worden gesteld dat voorliggende bestemmingsplan niet (rechtstreeks) voorziet in ontwikkelingen die ‘in betekenende mate’ bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Er worden geen woningen en/of kantoorcomplexen toegevoegd. En er worden ook geen agrarische inrichtingen of kinderboerderijen mogelijk gemaakt op grond van dit plan. Wel zitten er kleinschalige afwijkingsmogelijkheden in het plan, maar die moeten – ook in totaal bezien – beschouwd worden als ‘niet in betekende mate’ bijdragend.
Nu er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt moet binnen het plangebied ook worden geconcludeerd dat er sprake is van een ‘goede ruimtelijke ordening’ als het gaat om het aspect luchtkwaliteit. Hierbij is uitgegaan van de provinciale monitoring ‘Luchtkwaliteit in Drenthe. Actualisatie van informatie’, d.d. 21 december 2016. Hierin wordt de volgende algemene conclusie voor de hele provincie geformuleerd:
In de provincie Drenthe zijn er geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Om deze reden is zij een van de provincies die niet deelneemt aan het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. De achtergrondconcentraties liggen in Drenthe in 2016 ver onder de grenswaarden voor de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 van respectievelijk 40, 40 en 25 μg/m³. Voor stikstofdioxide NO2 bedraagt de maximale concentratie 19 μg/m³. De maximale concentratie fijn stof in Drenthe bedraagt in 2016 voor PM10 22 μg/m³ en voor PM2,5 12 μg/m³. Naar de toekomst toe is de verwachting dat de dalende trend van achtergrondconcentraties doorzet.
De GCN waarden in 2016 liggen enkele microgrammen lager voor NO2 en PM10 dan in 2009 in de grootste Drentse steden. De GCN waarden voor NO2 liggen ca. 3 tot 6 μg/m³ lager in 2016 dan in 2009. Voor PM10 liggen de GCN waarden in 2016 ca. 2 tot 5 μg/m³ lager dan in 2009.
De variatie van GCN concentraties binnen Drenthe is beperkt. Daarnaast komen er nergens binnen de provincie kritische concentraties voor. Om deze redenen is er geen aanleiding voor het realiseren van extra meetstations binnen de provincie.
Er is nog weinig bekend m.b.t. de exacte schadelijke effecten van roet en hiervoor zijn momenteel nog geen grenswaarden. Wel is bekend dat roet effecten heeft op de gezondheid en dat concentraties in sterke mate afkomstig zijn van lokale bronnen. Het dient aanbeveling om publicaties over fijn stof (voornamelijk) met betrekking tot roet) op landelijk niveau te volgen.
Gezien bovenstaande leidt het aspect lucht niet tot (aanvullende) regels en/of maatregelen ten opzichte van de reeds geldende regelingen.

5.4 Geluid

5.4.1 Geldend kader

De Wet geluidhinder heeft als belangrijkste doel het bestrijden en voorkomen van geluidhinder. Op grond van de wet zijn verschillende vormen van geluidhinder te onderscheiden die directe raakvlakken hebben met de ruimtelijke ordening. Zo dient onder meer ingevolge de Wet geluidhinder voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan waarin nieuwe geluidsgevoelige objecten worden mogelijk gemaakt, te worden aangetoond of zij voldoen aan de normen uit de Wet geluidhinder.
Rond geluidbronnen met een grote geluidsuitstraling gelden geluidszones. In deze zones zijn de wettelijke regelingen van de Wet geluidhinder van toepassing. Binnen de zones gelden specifieke regels voor geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, etc.
Het gaat bij de beoordeling van bestemmingsplannen om geluid veroorzaakt door verkeer en bedrijven. Daarnaast is van belang dat aangewezen stiltegebieden niet door het voorliggende bestemmingsplan worden belast met geluidhinder.

5.4.2 Toetsing bestemmingsplan op geluid

5.5 Geurhinder

5.5.1 Geldend kader

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) en het Activiteitenbesluit milieubeheer geven minimale afstanden aan die aangehouden moeten worden tussen agrarische bedrijven en geurgevoelige objecten. Voor een deel van de bedrijven gelden vaste afstanden, voor een ander deel van de bedrijven (met name de intensieve veehouderijen) worden de afstanden berekend aan de hand van diersoorten, dieraantallen en stalsystemen. De Wgv en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij geven hiervoor de normen. Daarnaast geeft de veel gebruikte brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de VNG (2009) voor andere type (niet-agrarische) bedrijven ook indicatieve afstanden voor geurbelasting die aangehouden zouden moeten worden als het gaat om geur. Deze indicatieve afstanden zijn niet doorslaggevend, omdat maatregelen kunnen worden getroffen in de bedrijfsvoering en binnen de inrichting die de geurbelasting kunnen beïnvloeden (vaak reduceren).
In beginsel worden nieuwe vergunningen voor uitbreidingen van (agrarische) bedrijven getoetst aan deze wettelijke regelingen. In voorliggende bestemmingsplan is geen cumulatieve berekening opgenomen voor de algehele geurbelasting, omdat het hier gaat om een veelheid aan verschillende bedrijven waarvan niet bekend is of, wanneer en hoe ze eventueel zullen uitbreiden. Bovendien kunnen de normen in de loop van de tijd veranderen. Onlangs (juli 2018) zijn bijvoorbeeld de emissienormen voor veehouderijen met dieren die vastgestelde emissienormen hebben aangepast naar aanleiding van nieuwe wetenschappelijke inzichten. Een andere reden om geen uitvoering onderzoek te doen is het conserverende karakter van voorliggende bestemmingsplan. Er worden geen nieuwe ontwikkeling met dit plan mogelijk gemaakt.

5.5.2 Toetsing bestemmingsplan op geurhinder

Op basis van het plan-MER behorende bij de Structuurvisie Coevorden 2013-2023 kan worden geconcludeerd dat de achtergrondbelasting voor geur in de komgebieden in alle situaties aanvaardbaar is en zal blijven. Verwezen wordt naar Bijlage 1 bij deze toelichting.
Zelfs bij de meest ongunstige doorontwikkeling van de veehouderij, welke een overgroot aandeel heeft in deze geurbelasting, blijft er tenminste sprake van een redelijk goed woon en leefklimaat binnen het plangebied van voorliggende bestemmingsplan. Zonder aanvullende maatregelen in dit plan is een goed woon- en leefklimaat binnen de planperiode derhalve te garanderen.

5.6 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Voor het bestemmingsplan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling gedaan. Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Binnen het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden opgenomen. Er kunnen echter wel nieuwe activiteiten worden gerealiseerd in bepaalde gebieden. Deze zijn weliswaar bestemd, maar nog niet uitgevoerd en vergund. Het gaat concreet om enkele bedrijfspercelen op het bedrijventerrein en beperkt om enkele woningen verspreid over de diverse kernen. Het aanleggen van een stedelijk ontwikkelingsproject valt onder activiteit 11.2 en het aanleggen van een bedrijventerrein onder activiteit 11.3 in bijlage D van het Besluit m.e.r.

D 11.2

De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.

In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.

De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.

D 11.3

De aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein.

In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer.

De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.

De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.

Zowel de nog te realiseren woningen als bedrijventerrein blijven onder de normen genoemd in kolom 2. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling volstaat om te beoordelen of sprake is van een aanzienlijk milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden is een m.e.r. niet noodzakelijk.

5.6.1 Toetsingskader

Wat wordt verstaan onder 'aanzienlijk milieugevolg' is benoemd in Bijlage III van de Europese richtlijn. Het gaat om de volgende factoren:

  1. Kenmerken van de projecten
  2. Plaats van de projecten
  3. Kenmerken van het potentiële effect

Het conserverende bestemmingsplan voor de kernen van Coevorden kent nauwelijks gevolgen voor het milieu. Onderliggende bestemmingsplannen, o.a. voor het bedrijventerrein Coevorden onderbouwen dat, of hebben dat al onderbouwd. Nu het voorliggende bestemmingsplan nog slechts een deel van die ontwikkelingen behelst, omdat het merendeel reeds gerealiseerd is en er ook ontwikkelingen uit het plan zijn vervallen voor wat betreft woningbouw, zullen de effecten op het milieu altijd geringer zijn dan reeds mogelijk onder het oude regiem.

5.6.2 Toetsing bestemmingsplan op vormvrije m.e.r.-beoordeling

Het voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ voorziet niet in een nieuwe ontwikkeling die voorkomt op de D-lijst. Hoewel het stedelijk gebied betreft en er incidenteel een nieuwe woning kan worden toegevoegd, zitten deze mogelijkheden al in het vigerende bestemmingsplan. Ook worden er bijvoorbeeld geen nieuwe winkelcentra of grootschalige infrastructuur, windmolens of andere activiteiten mogelijk gemaakt door het voorliggende plan. De drempelwaarden uit de D-lijst worden in ieder geval niet overschreden.
Gezien hetgeen beschreven en inzichtelijk gemaakt is in de voorgaande paragrafen heeft het plan ook geen nadelige gevolgen voor het milieu. Een verdergaande (vormvrije) m.e.r.-beoordeling kan derhalve achterwege blijven.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

Dit hoofdstuk beschrijft de juridische opzet van dit bestemmingsplan. Eerst wordt in algemene termen de bestemmingsplansystematiek toegelicht. Daarna wordt ingegaan op de bestemmingen. De in voorgaande hoofdstukken genoemde uitgangspunten zijn daarbij van belang.

6.1 Algemeen

Voor dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en het Informatiemodel ruimtelijke ordening (IMRO). Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

6.2 Toelichting

Het Bro bepaalt ook dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing en uitleg van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld. Bij de toelichting kunnen onderzoeken worden gevoegd ter motivatie. Of andere bijlagen ter ondersteuning en motivatie van het bestemmingsplan.
In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de bestemmingen en dubbelbestemmingen in dit bestemmingsplan. Daarnaast worden specifieke regelingen, waaronder aanduidingen, binnen de verschillende bestemmingen toegelicht.
Voor zover mogelijk zijn de nieuwe regelingen afgestemd op de voorheen geldende bestemmingsplannen. Omdat het veel verschillende (en ook oudere) plannen zijn geweest kunnen regelingen in detail afwijken. Daarbij is veelal gekozen voor een ruimere regeling dan voorheen. Daar waar er specifiek voor een veel beperkte regeling is gekozen is dat concreet aangegeven in de volgende paragrafen.

6.3 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen en dubbelbestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc.. Voor de verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart Nederland, GBKN).

6.4 Opbouw Regels

De planregels zijn onderverdeeld in hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.

Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw:

  1. Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  2. Bouwregels;
  3. Nadere eisen;
  4. Afwijken van de bouwregels;
  5. Specifieke gebruiksregels;
  6. Afwijken van de gebruiksregels;
  7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Niet alle onderdelen moeten per se in elke bestemming terugkomen. Het is aan de raad om te bepalen of er inhoudelijke regels moeten zijn voor onderdeel 2 tot en met 7.
In de regels kan verwezen worden naar bijlagen. Deze moeten dan wel onderdeel uitmaken van de zogenaamde ‘bijlagen bij de regels’. Zowel in de dataset als de analoge set hebben deze bijlagen een andere plek dan bijlagen bij de toelichting.

6.5 Toelichting Op De Regels

In deze paragraaf wordt een korte zakelijke toelichting gegeven op de specifieke regels. Hiermee wordt onder andere getracht duidelijkheid te scheppen waarom bepaalde regels zijn opgenomen en waar de oorsprong vandaan komt. Deze toelichting op de regels kan echter nooit losgezien worden van de geldende beleidskaders van de gemeente, zoals deze zijn toegelicht in de voorgaande hoofdstukken.

6.5.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

6.5.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingen en dubbelbestemmingen

6.5.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat de regels die op het hele plangebied betrekking hebben en regelt de volgende onderwerpen:

  • Anti-dubbelteregel;
  • Algemene bouwregels;
  • Algemene gebruiksregels;
  • Algemene aanduidingsregels;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Algemene wijzigingsregels;
  • Overige regels.

6.5.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat regels die op het hele plangebied betrekking hebben en regelt de volgende onderwerpen:

  • Overgangsregeling:
    • Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan aanwezig zijn, mogen blijven bestaan, ook al is dit in strijd met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd blijven;
  • Titel:
    • In deze regel wordt aangegeven onder welke naam de regels aangehaald kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid. Daarnaast wordt er in dit hoofdstuk ingegaan op grondexploitatie.

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

7.1.1 Exploitatie

Het benoemen van de economische uitvoerbaarheid door middel van een cijfermatige weergave is voor onderliggend bestemmingsplan niet te geven en ook niet noodzakelijk. Het bestemmingsplan is immers in eerste instantie een actualisering van de vigerende bestemmingsplannen zonder dat daar nieuwe ontwikkelingen rechtsreeks mogelijk zijn. De wijzigingsbevoegdheid voor het gebied “Citadelpunt” in Coevorden zal bij de wijzigingsprocedure ook worden beoordeeld op de economische uitvoerbaarheid.

7.1.2 Planschade

In voorkomend geval kan er als gevolg van een bestemmingsplan zogenaamde planschade ontstaan. Hierbij ontstaat er schade voor een partij doordat deze direct of indirect minder (bouw- of gebruiks-)mogelijkheden krijgt dan onder het voorheen geldende bestemmingsplan. Een planschadeclaim ligt altijd op het bordje van de gemeente, omdat deze het plan vaststelt. Bij ontwikkelingen wordt deze vaak via een planschadeovereenkomst op de initiatiefnemer verhaald. Daarvan is in dit bestemmingsplan echter geen sprake. Er worden geen concrete nieuwe ontwikkelingen planologisch geregeld met dit bestemmingsplan.
Derde partijen worden door het bestemmingsplan slechts beperkt in hun belangen of mogelijkheden geraakt. Het belangrijkste risico zit in de doorgevoerde deprogrammering van de toekomstige woningbouw. Op een aantal locaties worden rechtstreekse bouwmogelijkheden en ook wijzigingsmogelijkheden voor het bouwen van nieuwe woningen, al dan niet op ‘maagdelijke gronden’, uit het nieuwe bestemmingsplan gehaald. Dit kan tot planschade leiden.
De gemeente Coevorden is voor een groot deel eigenaar van de betreffende gronden. Een aantal gronden is echter in privaat eigendom, hieronder begrepen de woningbouwcorporatie. De gemeente is reeds enige tijd in ges[rek met betrokken eigenaren hierover. Ook heeft de gemeente reeds eind 2017 in de Woonvisie 2017-2022 aangekondigd te zullen gaan deprogrammeren. Hierbij zijn de betrokken locatie ook concreet genoemd. Sindsdien is de gemeente het gesprek met betrokkenen aangegaan hierover. Hierbij is onder meer ingegaan op het volledig wegbestemmen, het uitstellen van realisatie en omzetten naar specifieke doelgroepen. Hiermee is het vervallen van de mogelijkheden voor alle betrokkenen voorzienbaar geworden. Daarnaast kunnen eigenaren nog tot aan publicatie van het ontwerpbestemmingsplan ‘Kernen’ hun bouwrechten proberen te verzilveren. Op grond van een concreet bouwplan, passend binnen de programmering.
Ter inschatting van de mogelijke planschade kan de gemeente eventueel een planschade-risicoanalyse (laten) uitvoeren. Hiermee kan inzicht worden verkregen in de mogelijke schadeclaims die kunnen ontstaan. Of die er ook daadwerkelijk komen is altijd onzeker. Voor het voorliggende bestemmingsplan is ervoor gekozen om geen risicoanalyse te laten uitvoeren. Het plan is conserverend van karakter en zal beperkt planschade met zich mee brengen.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In het kader van de maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt het voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het zgn. 3.1.1. Bro toegezonden naar bestuurlijke instanties, waarbij de gelegenheid wordt geboden om een vooroverlegreactie te geven op het plan.
Naar aanleiding van het vooroverleg kan er noodzaak zijn het bestemmingsplan aan te passen. In de inspraakprocedure en vervolgens de zienswijzenperiode zal inzicht worden verkregen over de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan ‘Kernen’. Voor de procedure wordt verder verwezen naar paragraaf 8.1 en verder.
Het bestemmingsplan betreft echter hoofdzakelijk een actualisering van de reeds bestaande bestemmingsplannen. Op grond van dit conserverende karakter van het bestemmingsplan kan uitgegaan worden van een geringe impact op het maatschappelijke belang. De raad gaat uit van voldoende draagvlak en uitvoeringskracht bij het maatschappelijke veld om te kunnen spreken van een uitvoerbaar plan.

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 Vooroverleg En Inspraak

8.1.1 Vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van het wettelijke vooroverleg toegestuurd aan de vooroverlegpartners. In de volgende paragrafen zijn de vooroverlegreacties van de betrokken instanties zakelijk weergegeven voor zover partijen gereageerd hebben. De belangrijkste punten uit de vooroverlegreacties zijn benoemd en van een reactie voorzien.
Op grond van artikel 3.1.1 Bro moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan vooroverleg plegen met de betrokken provincie(s), waterschap(pen), Rijksdiensten en - waar nodig - gemeenten die door het bestemmingsplan kunnen worden geraakt in de belangen die deze instanties dienen. Ook andere instanties kunnen in dit vooroverleg betrokken worden als deze een (specifiek) belang dienen. Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Kernen’ is voor dit vooroverleg toegezonden aan de volgende partijen:

  • Provincie Drenthe;
  • Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe;
  • Veiligheidsregio Drenthe;
  • Nederlandse Gasunie;
  • Nederlandse Aardolie Maatschappij BV;
  • Waterschap Vechtstromen (Hunze & Aa’s en Drents-Overijsselse Delta).

8.1.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Kernen’ is ter inzage gelegd voor inspraakreacties. De digitale versie van het voorontwerp is op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl geplaatst. Gedurende 6 weken heeft een ieder mogen reageren op het voorontwerp.
Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Kernen’ heeft vanaf […PM…] tot en met […PM…] voor een ieder ter inzage gelegen.
Naar aanleiding van het wettelijke vooroverleg en de inspraakreacties zal het voorontwerp bestemmingsplan eventueel worden aangepast, indien de reacties aanleiding geven daartoe. Doelstelling van de gemeente is om het plan optimaal te maken als planologische regiem en eventuele fouten en onduidelijkheden uit het plan te halen.

8.1.3 Resultaten vooroverleg en inspraak

Van het wettelijke vooroverleg en de inspraakreacties is een verslag gemaakt. Deze bijlage 4 Nota vooroverleg en Inspraak bestemmingsplan Kernen is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
Voor zover het wettelijke vooroverleg of de inspraakreacties aansturen op nieuwe ontwikkelingen, zullen deze niet worden verwerkt in het bestemmingsplan. Hiermee zou afbreuk worden gedaan op het conserverende karakter van het plan. Ontwikkelingsmogelijkheden opnemen in het voorliggende plan leidt ook tot nadere onderbouwing en motivering van het plan. Vaak zal daar ook onderzoek aan ten grondslag moeten liggen. Dat kan grote gevolgen hebben voor het plan, de plansystematiek, voor de planning en de kosten.

8.2 Ontwerp Bestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan ‘Kernen’ zal na de aanpassingen wederom ter inzage worden gelegd conform de wettelijk voorgeschreven procedure (Awb en Wro/bro). Het plan wordt in ontwerp gedurende 6 weken ter inzage gelegd en daarvoor ook op de landelijke voorziening worden geplaatst. De betrokken instanties worden aangeschreven dat het plan gepubliceerd wordt.
Gedurende deze zienswijzentermijn kan een ieder zijn of haar zienswijzen indienen. Ook deze kunnen weer aanleiding zijn om het vast te stellen bestemmingsplan aan te passen. Van de zienswijzen en de reacties daarop zal verslag worden gemaakt. Deze zal bij het vast te stellen bestemmingsplan ‘Kernen’ worden gevoegd. Uiteindelijk beslist de gemeenteraad over de zienswijzen en eventuele aanpassingen die daaruit voortkomen.

8.3 Vaststelling Bestemmingsplan

Uiteindelijk stelt de gemeenteraad het definitieve bestemmingsplan ‘Kernen’ vast. Dit vaststellingsbesluit moet vervolgens gepubliceerd worden en het vastgestelde bestemmingsplan moet ook weer beschikbaar worden gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl. Belanghebbende partijen kunnen vervolgens nog beroep aantekenen tegen het vaststellingsbesluit bij de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State. Deze beoordeeld vervolgens of deze beroepen gegrond zijn en tot vernietiging van (onderdelen van) het vastgestelde bestemmingsplan zouden moeten leiden. Deze uitspraak is definitief en bindend voor alle partijen. Ook voor het indienen van beroep geldt weer een termijn van zes weken.

Bijlage 1 Lijst Karakteristieke Panden En Monumenten

bijlage 1 Lijst karakteristieke panden en monumenten

Bijlage 2 Overzichtstekening

bijlage 2 Overzichtstekening

Bijlage 3 Advies Externe Veiligheid

bijlage 3 Advies Externe Veiligheid

Bijlage 4 Nota Vooroverleg En Inspraak Bestemmingsplan Kernen

bijlage 4 Nota vooroverleg en Inspraak bestemmingsplan Kernen

Bijlage 5 Notitie Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen Bestemmingsplan Kernen

bijlage 5 Notitie Zienswijzen en Ambtshalve wijzigingen Bestemmingsplan Kernen