KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Gasontvangstation
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Horeca
Artikel 7 Kantoor
Artikel 8 Maatschappelijk
Artikel 9 Maatschappelijk - Militair Terrein
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Verkeer - Railverkeer
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Leiding - Gas
Artikel 15 Leiding - Hoogspanning
Artikel 16 Waarde - Archeologie 3
Artikel 17 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde
Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Artikel 20 Algemene Bouwregels
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 24 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
Artikel 26 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Vigerende Bestemmingsplannen
1.3 Ruimere Plangrens Dan De Bedrijventerreinen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Inleiding
2.2 De Holwert
2.3 De Hare
2.4 Leeuwerikenveld I
2.5 Leeuwerikenveld Ii
2.6 Heege-west
2.7 De Mars
2.8 Europark
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie
4.2 Cultuurhistorie
4.3 Bodemkwaliteit
4.4 Ecologie
4.5 Water
4.6 Geluidhinder
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Milieuzonering
4.10 Milieueffectbeoordeling
4.11 Overige Omgevingsaspecten
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
5.2 Toelichting Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Vooroverleg
7.2 Inspraak
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Archeologische Beleidskaart
Bijlage 3 Lijst Van Bestaande Detailhandelsvestigingen
Bijlage 1 Advies Externe Veiligheid
Bijlage 2 Advies Hulpverleningsdienst Drenthe
Bijlage 3 Onderzoek Geluidzone Leeuwerikenveld I
Bijlage 4 Notitie Van Zienswijzen

Bedrijventerreinen Stad, Coevorden

Bestemmingsplan - Gemeente Coevorden

Vastgesteld op 30-06-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Stad, Coevorden met identificatienummer NL.IMRO.0109.200BP00004-0003 van de gemeente Coevorden;

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep of bedrijf:

Een dienstverlenend beroep of bedrijf dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- en bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming met de woonfunctie is;

1.6 archeologische waarde

De waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.7 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage:

Een percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.9 bed and breakfast:

Een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accomodatie voor uitsluitend logies en ontbijt met maximaal 6 kamers en maximaal 10 personen, die in beginsel deel uitmaakt van het hoofdgebouw en geen zelfstandige eenheid mag zijn of kan verworden tot een zelfstandige (woon)eenheid;

1.10 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, met inbegrip van bedrijfsrestaurant;

1.11 bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) de eigenaar of een werknemer van het bedrijf waartoe de woning behoort;

1.13 bestaand gebruik

Gebruik dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal bestond;

1.14 bestaande bebouwing

Bebouwing die op het tijdstip van terinzagelegging van dit plan legaal bestond of in uitvoering was, dan wel gebouwd is of gebouwd kan worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

1.15 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 Bevi-inrichting

Een inrichting waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is;

1.18 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; voor zover het bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning betreft, wordt voor de toepassing van dit begrip in afwijking van het begrip hoofdgebouw de bedrijfswoning aangemerkt als hoofdgebouw;

1.19 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens

De grens van een bouwvlak;

1.21 bouwmarkt

Een vorm van detailhandel in volumineuze goederen specifiek gericht op bouwmaterialen en aanverwante artikelen zoals gereedschap en woondecoratieartikelen, waarbij ondergeschikte branchevreemde artikelen zijn toegestaan tot maximaal 20% van het winkelvloeroppervlak;

1.22 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.25 bouwvoor

De bovenste, veel bewerkte laag van de grond;

1.26 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die hetzij direct en duurzaam met de aarde is verbonden is;

1.27 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen supermarkten;

1.28 detailhandel grootschalig

detailhandel met een verkoopvloeroppervlak groter dan 1.000 m2, met uitzondering van supermarkten;

1.29 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, meubels, keukens, sanitair, auto's, boten, caravans en landbouwwerktuigen. Een bouwmarkt valt hier ook onder. Bij detailhandel in volumineuze goederen is ondergeschikte kleinschalige detailhandel tot maximaal 20% van het winkelvloeroppervlak toegestaan;

1.30 dienstverlening

Een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, kapperszaken, schoonheidsinstituten en een seksinrichting;

1.31 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders;

1.32 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 gebruiken

Het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.34 geluidgevoelige functies

Bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.35 geluidgevoelige gebouwen

Gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.36 geluidsbelasting

Etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats;

1.37 geluidsruimte

Equivalent geluidvermogen in dB(A)/m2;

1.38 geluidszone

Geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder;

1.39 geluidszoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.40 grenswaarde

De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting;

1.41 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en of leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan bedrijven of instellingen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden.

1.42 hogere waarde

Een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.43 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.44 internetwinkel

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag, distributie en afhalen plaatsvindt, en het tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.45 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard;

1.46 kernwinkelgebied

Het in het 'distributie-planologisch onderzoek Coevorden' als zodanig aangewezen gebied, bestaande uit winkelcentrum de Gansehof, de Friesestraat, een gedeelte van de Bentheimerstraat en een gedeelte van de Sallandsestraat;

1.47 kwetsbaar object

Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald die in acht moet worden genomen;

1.48 landschappelijke waarden

De cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;

1.49 lpg-doorzet

De afzet van lpg in m3 per jaar;

1.50 maaiveld

Het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.51 nadere eisen

Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.52 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.53 omgevingsvergunning

Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.54 peil

  1. a. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.55 perceelsgrens

De grens van een kadastraal perceel;

1.56 productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.57 risicovolle inrichting

Een inrichting, bij welke een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.58 verkooppunt motorbrandstoffen

een inrichting voor de uitoefening van detailhandel in motorbrandstoffen, waaronder begrepen smeermiddelen voor motorvoertuigen en benodigdheden voor gebruik, reiniging of spoedeisende reparaties van motorvoertuigen alsmede accessoires daarvoor en daaraan ondergeschikt detailhandel in voedings- en genotmiddelen en branchevreemde artikelen tot maximaal 20% van het winkelvloeroppervlak;

1.59 watergang

Een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren; de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.60 Wgh-inrichting

Een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;

1.61 wijziging

Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.62 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.63 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.64 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.65 vuurwerkbedrijf

Een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:

  1. 1. Plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;
  2. 2. Overstekende daken;
  3. 3. Luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;

Buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Gasontvangstation

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasontvangstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation;
  2. b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die genoemd zijn in bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de categorieën 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 2';
  2. b. bedrijven die genoemd zijn in bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de categorieën 1 tot en met 3.1 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 3.1';
  3. c. bedrijven die genoemd zijn in bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de categorieën 1 tot en met 3.2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 3.2';
  4. d. bedrijven die genoemd zijn in bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de categorieën 1 tot en met 4.1 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 4.1';
  5. e. bedrijven die genoemd zijn in bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de categorieën 1 tot en met 4.2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 4.2';
  6. f. de bestaande bedrijfswoningen;
  7. g. de detailhandel, zoals genoemd in bijlage 3 'Lijst van bestaande detailhandelsvestigingen', met dien verstande dat de genoemde vormen van detailhandel uitsluitend op de genoemde adressen en tot maximaal de genoemde oppervlakte uitgevoerd mogen worden;
  8. h. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  9. i. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoren';
  10. j. de bestaande detailhandel in volumineuze goederen;
  11. k. groothandel;
  12. l. internetwinkels;
  13. m. een kinderdagverblijf ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  14. n. een afvalscheidingsstation ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - afvalscheidingsstation';
  15. o. een betonfabriek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - betonfabriek';
  16. p. een betonmortelcentrale ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - betonmortelcentrale';
  17. q. een handboogvereniging ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - handboogvereniging';
  18. r. een kartonfabriek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - kartonfabriek';
  19. s. een kunststoffabriek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - kunststoffabriek';
  20. t. een potgrondfabrief ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - potgrondfabriek';
  21. u. een rioolwaterzuiveringsinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - rioolwaterzuivering';
  22. v. uitsluitend spoorgerelateerde bedrijvigheid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – spoorgerelateerde bedrijven';
  23. w. een binnenspeelvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning – speelvoorziening';
  24. x. een fitnesscentrum ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - fitnesscentrum';
  25. y. een schietbaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietbaan';
  26. z. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met en/of zonder lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', met dien verstande dat een vulpunt voor lpg uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘vulpunt lpg’ mag worden gesitueerd. Ter plaatse van het 'vulpunt lpg' vindt geen verkoop van motorbrandstoffen plaats;
  27. aa. een windturbine inclusief de hierbij behorende (infrastructurele) voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';
  28. ab. geluidzoneringsplichtige inrichtingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wet geluidhinder';
  29. ac. bestaande risicovolle inrichtingen;
  30. ad. spoorwegontsluitingen;
  31. ae. productiegebonden detailhandel;

met daaraan ondergeschikt:

  1. af. ontsluitingswegen en paden;
  2. ag. parkeervoorzieningen;
  3. ah. groen- en speelvoorzieningen;
  4. ai. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. aj. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, bouwhoogte en goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van een bedrijfswoning als (reguliere) woning;
  2. b. het gebruik van gebouwen voor bewoning, indien op het betreffende perceel geen bedrijfsbebouwing aanwezig is.
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan detailhandel, toegestaan op grond van lid 4.1.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.1 voor het toestaan van bedrijven welke niet zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage 1, mits:
    1. 1. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf als genoemd in de ter plaatse aangeduide categorieën van bijlage 1 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het woon- en leefmilieu;
      • de verkeersveiligheid;
      • de brandveiligheid;
  2. b. lid 4.1 voor het toestaan van dienstverlenende bedrijven, mits:
    1. 1. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met de milieucategorie die ter plaatse is toegestaan;
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het woon- en leefmilieu;
      • de verkeersveiligheid;
      • de brandveiligheid;
  3. c. lid 4.1 voor het toestaan van bedrijven van één milieucategorie hoger dan op grond van de bestemming is toegestaan, mits:
    1. 1. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met de milieucategorie die ter plaatse is toegestaan;
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het woon- en leefmilieu;
      • de verkeersveiligheid;
      • de brandveiligheid;
  4. d. lid 4.1 juncto lid 4.5 voor het toestaan van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen dan wel in volumineuze goederen, danwel grootschalige detailhandel, mits:
    1. 1. het perceel direct grenst aan tenminste één van de wegen de 'Printer', de 'Monierweg', de 'Edisonweg', de 'Parallelweg' en de 'Holwert';
    2. 2. het brutovloeroppervlak van de detailhandelsvestiging minimaal 1.000 m2 bedraagt;
    3. 3. aangetoond wordt dat voldoende parkeervoorzieningen kunnen worden gerealiseerd op eigen terrein;
    4. 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het woon- en leefmilieu;
      • de verkeersveiligheid;
      • de brandveiligheid.
    5. 5. de afwijking niet zal leiden tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in de detailhandelsbranche in het kernwinkelgebied van de stad Coevorden.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. (ontsluitings)wegen, paden en verhardingen;
  3. c. spoorwegontsluitingen;
  4. d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  6. f. volkstuinen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  7. g. een windturbine inclusief de bij dit bouwwerk (infrastructurele) voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';
  8. h. een handboogvereniging ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - handboogvereniging';

met daaraan ondergeschikt:

  1. i. speelvoorzieningen;
  2. j. nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een snackbar;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. ontsluitingswegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. groen- en speelvoorzieningen;
  4. e. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. f. nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, bouwhoogte en goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca anders dan genoemd in lid 6.1.

Artikel 7 Kantoor

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoor;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. ontsluitingswegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. groen- en speelvoorzieningen;
  4. e. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. f. nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, bouwhoogte en goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gebouwen voor bewoning.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. religieuze, educatieve, sociaal-culturele en medische voorzieningen, alsmede overheidsvoorzieningen;
  2. b. een maalderij in een als beschermd monument aangegeven windmolen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. ontsluitingswegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. groen- en speelvoorzieningen;
  4. f. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, bouwhoogte en goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;

Artikel 9 Maatschappelijk - Militair Terrein

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militair Terrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. militaire voorzieningen, waaronder opslag- en onderhoudvoorzieningen voor militair materieel;
  2. b. een munitiedepot ter plaatse van de aanduiding 'munitiedepot';
  3. c. een windturbine inclusief de bij dit bouwwerk (infrastructurele) voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. ontsluitingswegen, verhardingen en paden;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. groen- en speelvoorzieningen;
  4. g. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. h. nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, bouwhoogte en goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer, met daarbij inbegrepen voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
  2. b. een windturbine inclusief de bij dit bouwwerk (infrastructurele) voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';
  3. c. wandel- en fietspaden;
  4. d. spoorwegontsluitingen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. groen- en speelvoorzieningen;
  7. g. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Verkeer - Railverkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. gelijkvloerse kruisingen ten behoeve wegen, wandel- en fietspaden;
  2. c. geluidwerende voorzieningen;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. groenvoorzieningen;
  5. f. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. g. nutsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. spoorwegontsluitingen;
  5. e. (spoor)bruggen;
  6. f. één woonschip ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  7. g. een windturbine inclusief de bij dit bouwwerk (infrastructurele) voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'windturbine'.

12.2 Bouwregels

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  3. c. een paardenbak ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak'.
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de landschappelijke inpassing;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.

13.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2.1 onder a voor het bouwen buiten het bouwvlak tot ten hoogste 5 m achter de achtergevel en tussen het verlengde van de zijgevels, mits:

  1. a. de bestaande maatvoering, zoals blijkend uit de goot- en bouwhoogte en de dakhelling, in acht wordt genomen;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    2. 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid.

13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan bewoning van de van de woning vrijstaande gebouwen.

Artikel 14 Leiding - Gas

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. een aardgastransportleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  2. b. het beheer, onderhoud en bescherming van de leiding.

met daarbijbehorende:

  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden,

waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van:

  1. 1. de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' en 'Waarde - Cultuurhistorie' van ondergeschikte betekenis is;
  2. 2. andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.

14.2 Bouwregels

Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze (dubbel)bestemming worden gebouwd.

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Leiding - Gas, inclusief belemmeringsstroken verwijderen indien een deel van of de gehele leidingstrook komt te vervallen.

Artikel 15 Leiding - Hoogspanning

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een ondergrondse hoogspanningsleiding ter plaatse van en aansluitend aan de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning';
  2. b. veiligheidszones;

met daarbij behorende

  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden

waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van:

    1. 1. de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologischeverwachtingswaarde' van ondergeschikte betekenis is;
    2. 2. de overige daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.

15.2 Bouwregels

Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze (dubbel)bestemming worden gebouwd.

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waarde - Archeologie 3

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van voorden, zandkopjes, veentjes (dobbes, pingo's, uitblazingskommen, depressies) en celtic fields, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden mogen bouwwerken met een diepte van meer dan 0,3 m uitsluitend worden gebouwd, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie3' verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 17 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (verwachte) archeologische waarden, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemming(en) van primaire betekenis is.

17.2 Bouwregels

Op de voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 500 m2;
  2. b. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

17.3 Afwijken van de bouwregels

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde -Archeologische verwachtingswaarde verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de cultuurhistorische en aardkundige waarden.

18.2 Bouwregels

18.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 18.2.1 en toestaan dat de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. door het bouwen dan wel de gevolgen daarvan, geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de cultuurhistorische waarde van het landschap.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene Bouwregels

  1. a. In die gevallen dat de bestaande, legaal tot stand gekomen goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
  2. b. In die gevallen dat een bestaand, legaal tot stand gekomen bebouwingspercentage meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 21 Algemene Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van vrij kamperen, kleinschalig kamperen of een andere vorm van kleinschalige verblijfsrecreatie;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een 'bed and breakfast' voorziening;
  4. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  5. e. het gebruik van de gronden en/of gebouwen voor een seksinrichting;

Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels

22.1 Geluidzone - industrie

22.2 Veiligheidszone - bedrijven

22.3 Veiligheidszone - bevi

22.4 Veiligheidszone - leiding

22.5 Veiligheidszone - lpg

22.6 Veiligheidszone - munitie A

22.7 Veiligheidszone - munitie B

22.8 Veiligheidszone - munitie C

22.9 Veiligheidszone - windturbine 1

22.10 Veiligheidszone - windturbine 2

22.11 Vrijwaringszone - molenbiotoop

Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
  2. b. het bepaalde in het plan voor een geringe aanpassing van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
  3. c. het bepaalde in het plan voor overschrijding van de bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
  4. d. het bepaalde in het plan voor het bouwen van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
    1. 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
  5. e. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennemasten tot een hoogte van niet meer dan 40 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
  6. f. het bepaalde in het plan voor het realiseren van (ondergrondse) rioleringswerken, zoals rioolputten en bergbezinkbassins tot maximaal 500 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
  7. g. het bepaalde in artikel 21 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van een bed en breakfast, mits:
    1. 1. de bed en breakfastvoorziening wordt gevestigd in een woonhuismet de bestemming Wonen;
    2. 2. de bed en breakfastvoorziening niet wordt gevestigd in een bijbehorend bouwwerk, tenzij uit de bouwkundige inrichting van het bijbehorend bouwwerk expliciet blijkt dat het bijbehorend bouwwerk uitsluitend gebruikt wordt voor de bed en breakfastvoorziening;
    3. 3. de bed en breakfastvoorziening ondergeschikt is aan de woonfunctie;
    4. 4. de initiatiefnemer van de bed en breakfastvoorziening de hoofdbewoner is;
    5. 5. er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf is;
  8. h. het bepaalde in artikel 21 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van kleinschalig kamperen, mits:
    1. 1. de afstand van de gronden waar het kleinschalig kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot het dichtstbijzijnde kampeerterrein of een terrein voor kleinschalig kamperen ten minste 500 m bedraagt;
    2. 2. de afstand van de gronden waar het kleinschalig kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot de naastgelegen woning ten minste 50 m bedraagt;
    3. 3. de betreffende gronden direct aansluiten aan het erf van de woning van de aanvrager;
    4. 4. het kleinschalig kampeerterrein in gebruik is in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober en aangetoond wordt dat buiten deze periode het terrein leeg van kampeermiddelen zal zijn;
    5. 5. het terrein op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast, afgestemd op het gebiedseigen karakter;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
      • de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied en de directe omgeving daarvan;
      • de waardevolle essen in het gebied en de directe omgeving daarvan;
      • de stedenbouwkundige structuur van de bebouwing en omgeving;
    7. 7. de te realiseren voorzieningen alleen worden bestemd voor een natweer onderkomen en uitsluitend voor eigen gasten;
    8. 8. de te realiseren voorzieningen moeten in bestaande gebouwen worden verwezenlijkt en mogen niet meer dan 100 m² bedragen;
    9. 9. het parkeren van komende en gaande bezoekers van de minicamping op eigen terrein plaatsvindt;
  9. i. het bepaalde in artikel 21 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van tijdelijk groepskamperen, mits:
    1. 1. het tijdelijk groepskamperen plaatsvindt in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober en aangetoond wordt dat buiten deze periode het terrein leeg zal zijn;
    2. 2. het aantal dagen per groepskamperen ten hoogste 10 bedraagt;
    3. 3. op de betreffende gronden geen trekkershutten, chalets of stacaravans worden geplaatst;
    4. 4. het terrein op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast, afgestemd op het gebiedseigen karakter;
  10. j. het bepaalde in de gegeven bestemmingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van een kampeerterrein worden gebouwd, mits:
    1. 1. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23 onder h is verleend;
    2. 2. voldoende is aangetoond dat de bestaande gebouwen op het perceel, waarin de voorzieningen voor de minicamping kunnen worden gerealiseerd, minder dan 50² bedragen;
    3. 3. de oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen niet meer dan 50 m² per kampeerterrein bedraagt;
    4. 4. de goot- en bouwhoogte aansluiten bij de bestaande bebouwing;
    5. 5. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
      • de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied en de directe omgeving daarvan;
      • de waardevolle essen in het gebied en de directe omgeving daarvan;
      • de stedenbouwkundige structuur van de bebouwing en omgeving.

Artikel 24 Overige Regels

24.1 Andere wettelijke regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

25.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 25.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van bouwwerk als bedoeld in lid 25.1 met maximaal 10%.

25.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Lid 25.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

25.5 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 25.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

25.6 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in lid 25.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

25.7 Overgangsrecht niet van toepassing

Lid 25.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Stad, Coevorden.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Coevorden is bezig met de actualisatie van de bestemmingsplannen bedrijventerreinen in de gemeente. Van 23 afzonderlijke bestemmingsplannen wordt er één bestemmingsplan gemaakt voor de bedrijventerreinen gelegen in de stad Coevorden en één bestemmingsplan voor de lokale bedrijventerreinen (Dalen, Geesbrug, Schoonoord, Sleen en Zweeloo). Het nu voorliggende plan betreft het bestemmingsplan voor de stad Coevorden.

Het nieuwe bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Bestaande planologische rechten en verleende vergunningen zijn leidend geweest bij het opstellen van het bestemmingsplan. Wel is een uniformeringsslag gemaakt, waarbij is ingestoken op regelingen die mogelijkheden bieden aan de ondernemers daar waar het kan en beperkend zijn waar dit echt moet, waarbij uiteraard de rechtszekerheid is gewaarborgd. De kaders hiervoor worden gevormd door de wensen uit ondermeer de gemeentelijke visie 'Beleidskader werklocaties gemeente Coevorden 2011 – 2020', de aanwezige (milieu)randvoorwaarden en de gewenste ruimtelijke en functionele kwaliteit van de bedrijventerreinen.

1.2 Vigerende Bestemmingsplannen

Het nieuwe bestemmingsplan vervangt een groot aantal bestemmingsplannen. Hieronder is per bedrijventerrein beschreven welke bestemmingsplannen geheel of gedeeltelijk worden vervangen.

1.2.1 Bestemmingsplan De Holwert

Voor het bedrijventerrein De Holwert gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • De Holwert, vastgesteld 21 maart 1994, goedgekeurd 17 mei 1994;
  • Bedrijventerrein De Holwert Noordoost, herziening ex artikel 30 WRO, vastgesteld 11 maart 2008, goedgekeurd 18 juni 2008.
  • Holwert-Zuid, gerechtelijke uitspraak Raad van State 20 november 2013 en aangepast bestemmingsplan Holwert-Zuid

1.2.2 Bestemmingsplannen De Hare

Voor het bedrijventerrein De Hare gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • De Hare, vastgesteld 10 november 1998, goedgekeurd 19 januari 1999;
  • De Hare Partiële herziening t.b.v. de woningbouw aan de Krimweg, vastgesteld 14 september 2004, goedgekeurd 23 maart 2005.

1.2.3 Bestemmingsplannen Leeuwerikenveld I

Voor het bedrijventerrein Leeuwerikenveld I geldt het volgende bestemmingsplan:

  • Leeuwerikenveld I, vastgesteld 11 december 1978, goedgekeurd 29 januari 1980.

1.2.4 Bestemmingsplannen Leeuwerikenveld II

Voor het bedrijventerrein Leeuwerikenveld II gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • Leeuwerikenveld II, vastgesteld 3 juli 2001, goedgekeurd 12 februari 2002;
  • Leeuwerikenveld II – Distributiecentrum, vastgesteld 24 juni 2010, onherroepelijk 27 augustus 2010.

1.2.5 Bestemmingsplannen Heege West

Voor het bedrijventerrein Heege West gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • De Heege West, goedgekeurd op 26 mei 1992;
  • De Heege West, 1e partiële herziening, vastgesteld op 14 april 1998 en goedgekeurd op 28 mei 1999;
  • De Heege West, 2e partiële herziening, vastgesteld op 12 november 2002 en goedgekeurd op 13 mei 2003.

1.2.6 Bestemmingsplan De Mars

Voor het bedrijventerrein De Mars gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • De Mars, vastgesteld 15 maart 1982 en goedgekeurd 25 januari 1983;
  • De Mars, 1e partiële herziening, vastgesteld 12 november 2002, goedgekeurd 13 mei 2003.

1.2.7 Bestemmingsplan Europark

Voor het bedrijventerrein Europark gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • Europark Heege West, vastgesteld 14 oktober 2008, goedgekeurd op 23 juni 2009;
  • Europark Heege West, Vosmatenweg 4 (windturbine), gewijzigd vastgesteld op 8 september 2009;
  • De Heege West / de Mars (windturbines), vastgesteld 21 oktober 2010.

1.3 Ruimere Plangrens Dan De Bedrijventerreinen

Het bestemmingsplan richt zich op het bestemmen van de verschillende bedrijventerreinen rond Coevorden. Het bedrijventerrein Leeuwerikenveld I is een geluidgezoneerd industrieterrein in het kader van de Wet geluidhinder (meer hierover in paragraaf 4.6.4). In verband hiermee is een geluidzone aanwezig rondom dit bedrijventerrein. In dit bestemmingsplan wordt deze geluidzone van 50 dB(A) geactualiseerd en vastgelegd. De geluidzone gaat deels over het centrum van Coevorden, deels over de bedrijventerreinen De Hare en Holwert en deels over het buitengebied en het buurtschap Klooster ten westen van Leeuwerikenveld I.

Op grond van de Wet geluidhinder dient een geluidzone gelijktijdig met of voorafgaand aan de vaststelling van dit bestemmingsplan te worden vastgesteld. De geluidzone is al geactualiseerd en vastgelegd in de recente bestemmingsplannen "Coevorden Centrumring" en "Gramsbergerstraat, Coevorden".

Dit nieuwe bestemmingsplan neemt de geluidzone mee voor die delen waar de geluidzone nog niet in een actueel bestemmingsplan is vastgelegd. Voor deze gronden gelden op dit moment de bestemmingsplannen "Coevorden woongebieden", "Coevorden centrum Bogasterrein" en "Coevorden Vosmaten". Deze bestemmingsplannen worden niet aangepast, maar blijven in werking. In dit bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen is een gebiedsaanduiding opgenomen die aanvullend werkt op de geldende bestemmingsplannen. Zodoende worden er voor die gebieden in dit bestemmingsplan dan ook geen enkelbestemmingen opgenomen, maar uitsluitend de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industie'. De betekenis en werking van de gebiedsaanduiding is nader toegelicht in de paragrafen 4.6.4 en 5.2.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels, vergezeld van een toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridische bindende elementen van het bestemmingsplan. De verbeelding voor het bestemmingsplan bestaat in verband met de omvang van het plangebied uit vier kaartbladen. Op de verbeelding zijn bestemmingen weergegeven die op hoofdlijnen aanduiden welke functie waar mogelijk is. Per bestemming is in de regels een nadere uitwerking van de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

De toelichting bestaat uit zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk 1 volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied, bestaande uit de vijf verschillende lokale bedrijventerreinen. In hoofdstuk 3 is een beschrijving gegeven van het voor het bestemmingsplan relevante beleid op verschillende bestuursniveaus. De omgevingsaspecten (bijv. archeologie, bodemkwaliteit en akoestiek) komen aan bod in hoofdstuk 4. Eventuele onderzoeken die zijn uitgevoerd worden hier behandeld. De juridische beschrijving en een toelichting op de werking van de bestemmingsregels is te vinden in hoofdstuk 5. Tot slot is in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 is de procedure van het bestemmingsplan toegelicht.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

Coevorden ligt centaal in een dynamische Nederduitse regio, waar de industrie en transport de belangrijkste groeisectoren zijn. De bedrijventerreinen bij Coevorden zijn multimodaal ontsloten, de Euroterminal groeit sterk en er staan verschillende verbeteringen van de infrastructuur op het programma. Op de terreinen Europark en Leeuwerikenveld II is nog ruimte beschikbaar om in te vullen. Daarnaast is het de wens om de bedrijventerreinen beter te profileren door o.a. clustering en branchering. Zo zal het terrein De Holwert zich meer moeten gaan richten op perifere en grootschalige detailhandel en vindt voor het zuidelijk deel van dit terrein een studie plaats naar groene werklandschappen en betere aansluiting op de binnenstad. Er zijn zeven afzonderlijke terreinen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0001.jpg"

afbeelding 2.1: De verschillende bedrijventerreinen rond de stad Coevorden

Hieronder is per terrein een beschrijving van de kenmerken van het gebied gegeven. Er is ingegaan op de ligging in de omgeving, de opbouw en structuur van het bedrijventerrein en de aanwezige functies.

2.2 De Holwert

Het bedrijventerrein ligt aan de westzijde van Coevorden, daarvan gescheiden door het spoorwegemplacement. Dit emplacement heeft een overslagfunctie. Het zuidelijkste deel van het bedrijventerrein dateert van vóór de oorlog. De indeling is vrij onregelmatig doordat destijds rekening is gehouden met het kavelpatroon. Het noordwestelijk deel is relatief nieuw en grootschalig verkaveld met overwegend industriële bedrijven. In het zuidoosten, langs de Krimweg en de Parallelweg zijn de terreinen kleiner. Het accent ligt hier meer op lokaal verzorgende bedrijven(detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen (doe het zelf artikelen, meubels), garagebedrijven en autoservicestations). Op het bedrijventerrein zijn bedrijfswoningen aanwezig. Aan de Parallelweg is een tankstation gevestigd waar ook LPG wordt aangeboden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0002.jpg"

afbeelding 2.2: luchtfoto van bedrijventerrein De Holwert

In 2008 is het bestemmingsplan Bedrijventerrein Holwert Noordoost vastgesteld. Hiermee is de herinrichting van de noordelijke toegang van Holwert mogelijk gemaakt (verlegging parallelweg en aanleg rotonde) en een invulling van vier gebouwtjes (hoogte 10 meter met kleinschalige bedrijvigheid en kantoren) als aantrekkelijke entree naar het bedrijventerrein. In het plan is veel aandacht voor de stedenbouwkundige kwaliteit, mede door de bebouwing strak vast te leggen en ook de gewenste open groengebieden aan te duiden. Dit is in het nieuwe bestemmingsplan ook op deze manier overgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0003.jpg"

afbeelding 2.3: luchtfoto van bedrijventerrein De Holwert Noordoost

2.3 De Hare

Het bedrijventerrein De Hare ligt westelijk van Holwert. De globale driehoekige vorm wordt in het westen begrensd door de N34, de zuidelijke grens bestaat uit de Krimweg en de oostelijke grens is het kanaal Zwinderen – Coevorden. De ontsluiting van het bedrijventerrein loopt vanaf de Krimweg en Wethouder J.B. Hemelweg. De bedrijven op het terrein zijn ontsloten vanaf de Printer, de centrale weg die doorloopt in het noorden als de Weth. J.B. Hemelweg en in het zuiden over het kanaal als de Monierweg op het terrein Leeuwerikenveld I. Via de Krimweg is het bedrijventerrein direct aangesloten op de N34.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0004.jpg"

Afbeelding 2.4: luchtfoto van bedrijventerrein De Hare

Het bedrijventerrein De Hare kent twee te onderscheiden zones. De eerste is het gebied langs de Krimweg, met hierlangs een gemengd gebied van woningen met hier en daar bedrijvigheid. De kavels zijn klein van schaal en de woonfunctie overheerst. Hier ten noorden van is een modern bedrijventerrein gelegen, bestaande uit ruime kavels met vrijstaande bebouwing. De kavelopzet is in de oostelijke hoek iets kleiner van schaal. Bij de uitgifte is veel aandacht uitgegaan naar de stedenbouwkundige kwaliteit en uitstraling naar de openbare weg. Dit is duidelijk zichtbaar in hoe de panden zich presenteren naar onder andere de Printer en de N34. Ook is de openbare ruimte ruim ingericht met veel groen en langs de hoofdroute ruimte voor langzaam verkeer (in tegenstelling tot bijvoorbeeld Holwert).

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0005.jpg"

Afbeelding 2.5: aanzichten bedrijfsbebouwing op De Hare langs de Printer

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0006.jpg"

Afbeelding 2.6: aanzichten bedrijfsbebouwing op De Hare vanaf de N34

Kenmerkende bedrijfstypen op De Hare zijn transportbedrijven, bouwnijverheid en handel en opslag van bouw- en sloopmaterialen, installatiebedrijven en grootschalige detailhandel (groothandel, bouwmarkten, sanitair) en detailhandel in volumineuze goederen (o.a. campers). Qua milieubelasting betreft het lichte tot middelzware bedrijfstypen (milieucategorieën 2 en 3).

Vermeldenswaard is de in het plangebied gelegen Industrie- en poldermolen De Arend. Deze stellingmolen is een Rijksmonument en ligt aan de Krimweg 60 in Klooster.

Over de N34 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats, het plangebied ligt deels binnen de plaatsgebonden risicocontour van deze weg. In paragraaf 4.7 Externe veiligheid is nader ingegaan op de betekenis hiervan voor het bestemmingsplan.

2.4 Leeuwerikenveld I

Het bedrijventerrein Leeuwerikenveld I ligt ten zuidwesten van de binnenstad van Coevorden. Het oudste deel is gelegen aan de noordzijde langs de Trageldijk. In de jaren '60 is het bedrijventerrein flink uitgebreid richting het zuiden. Ook is toen de nieuwe ontsluitingsroute via de Monierweg op de Krimweg aangelegd. De planmatige opbouw van de uitbreiding is ook nu nog duidelijk herkenbaar. Iets minder ruim opgezet dan De Hare, maar toch met ruimte voor langzaam verkeer langs onder andere de Monierweg en groenzones bij kruispunten. De Monierweg is onderdeel van de ringweg rond Coevorden en vervolgt in het oosten als de Euregioweg op het bedrijventerrein Europark. Het bedrijventerrein is in tweeën gedeeld door het kanaal. Het oostelijke deel, ingeklemd tussen spoor en water, bestaat uit enkele grotere bedrijfskavels zoals een betonmortelcentrale en een papier- en kartonverwerker.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0007.jpg"

afbeelding 2.7: luchtfoto van bedrijventerrein Leeuwerikenveld I

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0008.jpg"

afbeelding 2.8: Planmatige opbouw uitbreiding Leeuwerikenveld I in jaren 60

De bebouwing volgt op de meeste plaatsen grotendeels een overeenkomstige rooilijn langs de weg. Dit aspect is minder sterk in de oudste delen langs de Trageldijk, waar de bebouwing meer verspringt en afwisselend georienteerd is. Op veel kavels vindt buitenopslag van goederen, bouwmaterialen en -onderdelen en materieel plaats.

Leeuwerikenveld I is geluidgezoneerd, zie paragraaf 4.6 Geluidhinder voor een verdere toelichting hierop. Op het bedrijventerrein is middelzware tot zware bedrijvigheid gevestigd zoals recycling en betonfabriek. Daarnaast zijn er lichtere bedrijfsfuncties zoals vestigingen van een groothandel met ondergeschikte detailhandel, een bouwmarkt en autoverkoop. Voorts zijn er een sociale werkvoorziening en een speelcentrum aanwezig op het bedrijventerrein.

2.5 Leeuwerikenveld Ii

Het bedrijventerrein Leeuwenveld II ligt zuidelijk van Leeuwerikenveld I en is dan ook via dit terrein ontsloten via de Van Leeuwenhoekweg, Einsteinweg en Monierweg. Leeuwenveld II heeft een eenvoudige opbouw, met de Hulteweg als hoofdas met hier op aangetakt een gridstructuur bestaande uit de wegen Grutto, Wulp en Tureluur. De Hulteweg loopt in het zuiden de gemeentegrens over richting Gramsbergen. Het bedrijventerrein is aan de zuidoostzijde begrensd door het Coevorderkanaal, aan de zuid- en westzijde volgt het bedrijventerrein de gemeentegrens en het Afwateringskanaal. Aan de noordwestzijde van het terrein is een gebied als groene buffer en waterbergingsgebied ingericht.

Het bedrijventerrein, dat in 2001 in ontwikkeling is gebracht, biedt ruimte aan zeer ruime kavels. Het terrein is voor een deel al ingevuld met olie- en gaswinninggerelateerde bedrijvigheid en een distributiecentrum. In de zuidelijke punt van het terrein is een rioolwaterzuiveringsinstallatie gesitueerd met hier tegenaan een volkstuinencomplex en enkele (metaal)recyclingbedrijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0009.jpg"

afbeelding 2.9: luchtfoto van bedrijventerrein Leeuwerikenveld II

Tevens is voor het gebied het facetbestemmingsplan veiligheidszone C Munitiecomplex Coevorden van toepassing. De juridische regeling wordt in dit voorliggende bestemmingsplan meegenomen. Kort samengevat zijn binnen de veiligheidszone geen gebouwen toegestaan met zeer grote glasoppervlakten, waarin zich als regel een groot aantal personen bevinden. Wat dit precies betekent voor het bestemmingsplan is nader beschreven in paragraaf 4.7 Externe veiligheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0010.jpg"

afbeelding 2.10: locatie van het nieuwe distributiecentrum

2.6 Heege-west

De Heege West omvat de noordelijkste punt, oostelijk van het kanaal, waar een opslag- en transportbedrijf is gevestigd, ingeklemd tussen kanaal en spoorlijn tot en met de insteekhaven en het terrein van een transportbedrijf. Er is hier een vijftal bedrijven gevestigd en de Euroterminal is via dit terrein ontsloten. Vanaf de spoorlijn lopen op verschillende plekken aftakkingen naar bedrijven toe.

Het bestemmingsplan Heege-west is destijds opgesteld omdat er bedrijven zich gingen vestigen in het gebied tussen het Coevorden-Almelo-kanaal en de spoorlijn naar Duitsland. Gezien de destijds gunstige omstandigheden zijn met het nieuwe bestemmingsplan mogelijkheden geschapen voor de vestiging van grootschalige bedrijven, met de nadruk op transport, overslag en opslag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0011.jpg"

afbeelding 2.11: luchtfoto van bedrijventerrein Heege-West

2.7 De Mars

Het gebied ten zuiden van Heege West heet De Mars. Hier is onder andere het terrein van defensie met munitiedepot, een overslag en transportbedrijf, een overslaghaven en een recyclingbedrijf gevestigd. Het bedrijventerrein is ontsloten via Heege West en ligt ingeklemd tussen het Coevorderkanaal aan de westzijde en de Euroterminal aan de oostzijde. De zuidzijde wordt gevormd door onder andere de Duits-Nederlandse grens en het agrarisch gebied. Op de Mars zijn meerdere windturbines gesitueerd (o.a. op het Defensieterrein).

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0012.jpg"

afbeelding 2.12: luchtfoto van bedrijventerrein De Mars

2.8 Europark

Het grensoverschrijdende bedrijventerrein 'Europark' ligt ten zuidoosten van Coevorden en is zowel gesitueerd op Nederlands als op Duits grondgebied. Het op het Nederlandse grondgebied gelegen deel van het bedrijventerrein Europark is een grootschalig bedrijventerrein en deels nog uitgeefbaar. Het westelijk deel is op een enkele hectare na volledig verkocht. Het terrein bestaat uit enkele bedrijven met rondom ruime kavels. Het gebied wordt doorsneden door een in noordzuidelijke richting lopende ontsluitingsweg (Vosmatenweg) die in Nederland afbuigt in oostelijke richting. In het zuidwestelijke puntje van het terrein, tegen de Euroterminal aan is een waterpartij aangelegd in verband met benodigde waterberging. Het oostelijk deel is slechts voor een deel ingevuld met bedrijven en is in afwachting van uitgifte alvast bouwrijp gemaakt.

Het bedrijventerrein Europark is voornamelijk gericht op logistieke bedrijven die de multimodale ontsluiting van weg, water en spoor willen benutten. Aan de westzijde tegen de Euroterminal aan is een diervoedingsbedrijf gevestigd, met op het terrein een windturbine. In de noordoostelijke hoek van het Europark staan twee woningen en een benzine- en servicestation (LPG tankstation Euregioweg 6). De beide woningen ontlenen hun ligging, die nu enigszins onlogisch aandoet, aan het vroegere beloop van de Esschenbruggerdijk. Deze weg, die oorspronkelijk in het verlengde van de Duitse weg B403 rechtstreeks naar Coevorden leidde, is hier verdwenen door de aanleg van de rondweg om Coevorden (N382) en de Euregioweg. Het benzinestation is gesitueerd op het vroegere wegtracé.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0013.jpg"

afbeelding 2.13: luchtfoto van bedrijventerrein Europark

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.

Het Rijk laat de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Dit zal inhouden dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor de bestemmingsplangebieden in Coevorden zodoende beperkt zal blijven. Het relevante beleidskader wordt gevormd door provincie en vooral de gemeente, zie hiervoor paragrafen 3.3 en 3.4.

De Ontwerp Structuurvisie heeft t/m 13 september 2011 ter inzage gelegen voor zienswijzen en is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie vervangt o.a. de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.

De nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die juridische borging vragen, worden geborgd in de Amvb Ruimte. Deze Amvb wordt in juridische termen aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met de Amvb Ruimte geeft het rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Provincie Drenthe en Provinciale Ruimtelijke Verordening

De Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

De Omgevingsvisie Drenthe vervangt het tweede Provinciaal omgevingsplan (POPII) en is een integratie van vier wettelijk voorgeschreven planvormen; de provinciale ruimtelijke structuurvisie, het provinciaal milieubeleidsplan, het regionaal waterplan en het provinciaal verkeers- en vervoersplan. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening heeft de provincie haar belangen geïdentificeerd en concreet aangegeven hoe ze elk belang wil verwezenlijken.

In de Omgevingsvisie Drenthe geeft de provincie aan de ontwikkeling van een dynamische, vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie te willen stimuleren. Ingezet wordt op het versterken van de concurrentiekracht door interregionale samenwerking, kennisontwikkeling, innovatie en het ontwikkelen van clusters en speerpuntsectoren, het concentreren van economische activiteiten en stedelijke netwerken en het versterken van de sociaal-economische vitaliteit van de plattelandseconomie.

Het ontwikkelen van robuuste stedelijke netwerken is hierbij cruciaal. De stedelijke netwerken dienen als schakels in de internationale verbinding. Met het versterken van deze schakels wordt de economische positie van Drenthe in Europa verbeterd.

De Provincie streeft naar regionale afstemming over werklocaties om onderlinge concurrentie tussen gemeenten te voorkomen. Op basis van de regionale markt worden twee afstemmingsregio's onderscheiden. Coevorden valt binnen de afstemmingsregio 'Zuidas' (Meppel-Hoogeveen-Emmen-De Wolden-Coevorden, zie ). De Zuidas is de industriële en logistieke as en als logistieke hotspot. Binnen deze Zuidas wil de provincie de sector transport & logistiek, in combinatie met de kennisintensieve maakindustrie bevorderen.

Herstructurering van bestaande bedrijventerreinen wordt boven nieuwe uitleg gesteld. Voor de kwaliteitsverbetering van bestaande bedrijventerreinen wil de provincie het initiatief nemen door voor de komende tien jaar een herstructurerings- en intensiveringsprogramma uit te voeren. Daarnaast wil men met gemeenten en andere relevante partners afspraken maken over de kwaliteit en de duurzaamheid van werklocaties.

Bij de herstructurering en nieuwe aanleg van locaties wordt de opstelling van een beeldkwaliteitsplan verplicht gesteld, waarin in ieder geval aandacht moet worden gegeven aan de terreinindeling, de inrichting van de openbare ruimte, de kavelinrichting, de kwaliteit van de bebouwing, de omgang met reclame-uitingen en de landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing. In dit kader wordt een rol gezien voor het samenwerkingsverband 'Mooi Drenthe'.

De aanleg van nieuwe werklocaties in het landelijk gebied wordt in principe niet toegestaan. Uitbreiding van bestaande locaties wordt onder voorwaarden toegestaan. Hierbij wordt de systematiek van de SER-ladder gehanteerd. Detailhandel dient zich te concentreren in de stedelijke gebieden. Vestiging van winkels buiten het stedelijk gebied (zogenaamde weidewinkels) wordt niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0014.jpg"

afbeelding 3.1: Ruimtelijk-economische ontwikkeling en mobiliteit van de Provincie Drenthe (bron: Omgevingsvisie Drenthe, kaart 3, juni 2010)

3.3 Gemeentelijk Beleid

De nieuwe structuurvisie voor Coevorden, het Beleidskader Werklocaties Gemeente Coevorden en het Economisch beleidsplan (concept in ontwikkeling) vormen op gemeentelijk niveau het belangrijkste beleidskader voor de nieuwe bestemmingsplannen. Meer concreet geeft de Handhavingsnotitie detailhandel op bedrijventerreinen de uitgangspunten voor detailhandel op de bedrijventerreinen.

3.3.1 Structuurvisie Coevorden

In de structuurvisie is ingegaan op de sterke en zwakke punten en de kansen en bedreigingen voor de werkgelegenheid in Coevorden. Onder andere de goede bereikbaarheid, multimodale ontsluiting naar binnen- en buitenland en het ruime aanbod aan m2 bedrijventerrein zijn de sterkste kwaliteiten. Daar tegenover zijn veel bedrijventerreinen verouderd, is er sprake van leegstand, is de profilering zwak en ontbreekt een segmentering van bedrijventerreinen. Bovendien is de aanwezige bedrijvensector erg conjunctuurgevoelig.

Dit resulteert in een afname van het aantal arbeidsplaatsen, en dan met name in de industrie (o.a. door vertrek van de maakindustrie naar de lage-lonenlanden) en wordt versterkt door de vergrijzing van de bevolking en de krimp.

Naar de toekomst toe ziet de gemeente de volgende kansen voor de werklocaties:

  • revitaliseren/herstructureren en daarmee het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit op bedrijventerreinen;
  • samenwerking in Drentse Zuidas;
  • ontwikkelen van de terminal/dryport;
  • het ontwikkelen van de regio Emmen-Coevorden als een dryport voor de zeehavens van Rotterdam en Amsterdam.

3.3.2 Notitie Geluidzonering Industrieterreinen Coevorden, juni 2009

Industrieterrein Coevorden bevat bedrijven die vallen onder artikel 41 derde lid van de Wet geluidhinder. Deze zijn alleen in het bestemmingsplan voor Leeuwerikenveld 1 (1978) toegestaan. Leeuwerikenveld 1 is dan ook gezoneerd in 1987. De Notitie Geluidzonering Industrieterreinen Coevorden onderzoekt de mogelijkheid om een integrale geluidszone aan te brengen voor alle bedrijventerreinen. Ook is onderzocht of het mogelijk is om in deze zone het geluid afkomstig van het Duitse deel van Europark mee te nemen.

De conclusie van dit onderzoek is dat het niet mogelijk/wenselijk is om de industrieterreinen ten zuiden van Coevorden integraal te zoneren met medeneming van het Duitse geluid volgende de bestaande akoestische verkaveling.

Het advies luidt om te kiezen voor een herziene zone rond Leeuwerikenveld 1 en de overige industrieterreinen niet te zoneren. Als aanvullende maatregel is geadviseerd om bij herziening van het bestemmingsplan in te zetten op inwaartse verkaveling. Bepalend voor waar welke milieucategorie bedrijvigheid mogelijk is, zijn de milieugevoelige bestemmingen. De lichtere categorie bedrijven zijn het dichtst hierbij gesitueerd. Door het terrein op deze wijze ‘inwaarts te zoneren’, wordt een optimale verdeling van het bedrijventerrein verkregen. In paragraaf 4.6.4Industrielawaai is nader ingegaan op de geluidzone van Leeuwerikenveld I.

3.3.3 Geluidbeheerplan Industrielawaai Bedrijvenpark Coevorden

Het bedrijventerrein Leeuwerikenveld I is het enige bedrijventerrein in het plangebied dat voor industrielawaai gezoneerd is in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). In de bestemmingsplannen van de andere bedrijventerreinen wordt de mogelijkheid voor vestiging van “grote lawaaimakers” expliciet uitgesloten. De Wgh is voor deze terreinen dus niet van toepassing. oor het voorkomen van geluidhinder door deze bedrijven is er de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) / Wet milieubeheer (Wm). Op basis hiervan zijn in het Activiteitenbesluit voor een groot aantal type bedrijven algemene regels opgenomen. Voor een aantal type bedrijven geldt een vergunningplicht. De voorschriften worden in de omgevingsvergunning opgenomen.

Hoewel elke individueel bedrijf een geluidnorm opgelegd krijgt, in principe ter plaatse van woningen of op 50 meter afstand van de inrichtingsgrens, is cumulatie van geluid niet aan banden gelegd. Om te zorgen dat de geluidkwaliteit ter plaatse van de woningen behouden blijft, is het noodzakelijk om die cumulatie te reguleren. Hierbij dient ook rekening te worden gehouden met de geluidbijdrage van het gezoneerde industrieterrein.

Het geluidbeheerplan stelt het in acht nemen van de cumulatieve beschermingswaarden voorop. Het beperken van de gecumuleerde geluidbelasting vanwege de genoemde bedrijventerreinen en het gezoneerde industrieterrein is het centrale doel van het geluidbeheerplan en het hierbij behorende geluidverkavelingsplan.

Aan de hand van het geluidbeheerplan is op voorhand een emissiebudget per vierkante meter kavel gereserveerd. Het emissiebudget is afhankelijk van de milieucategorie die voor de betreffende kavel geldt. Het totaal beschikbare emissiebudget, voor de bedrijven die niet op het gezoneerde terrein liggen, voorkomt dat de geluidbelasting ter plaatse van de woningen te hoog wordt. Voor de bedrijven wordt vóór vestiging duidelijkheid geboden over de beschikbare geluidruimte en eventuele eisen die gesteld kunnen gaan worden.

In het geluidbeheerplan is aangegeven hoe de beschkbare geluidruimte over de bedrijven is verdeeld en hoe de naleving ervan is gegarandeerd. Bedrijven die willen uitbreiden of zich gaan vestigen op de bedrijventerreinen, moeten bij grondaankoop niet alleen aan het bestemmingsplan voldoen, maar moeten ook met een akoestisch onderzoek aantonen dat zij aan de toetsingswaarden uit het geluidbeheerplan kunnen voldoen. In het traject van de omgevingsvergunning wordt door de gemeente als geluidbeheerder de beschikbare geluidruimte aangegeven aan de initiatiefnemer. In het bestemmingsplan is zodoende hiervoor geen regeling voor opgenomen.

3.3.4 Economisch beleidsplan

Het economisch beleidsplan (vastgesteld 2012) is opgesteld met de volgende doelstelling: door ruimte te bieden aan ondernemers, faciliteiten te optimaliseren en duidelijkheid te verschaffen, wil de gemeente Coevorden het mogelijk maken om ondernemers voluit te laten ondernemen en hierdoor de economie bloeiend te houden.

Voor de volgende sectoren geldt; ruimte bieden aan ondernemers en faciliteiten voor ondernemers optimaliseren:

  • agrarische sector
  • industriële sector
  • toeristische sector
  • sector midden- en kleinbedrijf
  • sector zakelijke dienstverlening

Deze sectoren zijn ofwel karakteristiek voor de gemeente Coevorden of zorgen voor veel werkgelegenheid.

Voor alle sectoren geldt dat onze beleidsvoornemens als doel hebben:

  • ruimte te bieden aan ondernemers door onder andere
  • actualisatie beleid en verruiming van regels
  • flexibiliteit in bestemmingsplannen
  • helderheid in visie
  • faciliteiten voor ondernemers te optimaliseren door onder andere
  • kwaliteit van bedrijventerreinen te verbeteren en te onderhouden
  • vestigingsvoorwaarden te verbeteren
  • ondersteuning van park- en citymanagement en Toreco
  • het aangaan van samenwerkingsverbanden

De gemeente Coevorden beschikt over een groot areaal bedrijventerrein. Bijna de helft van de werkgelegenheid in Coevorden bevindt zich op deze bedrijventerreinen. Landelijk ligt het gemiddelde aandeel op een derde. De bedrijventerreinen variëren van lokale en regionale tot bovenregionale terreinen. Met uitzondering van de bovenregionale terreinen zijn de terreinen gemengde bedrijventerreinen, waar eveneens sprake is van wonen en de aanwezigheid van verschillende vormen van detailhandel.

Omvang van de bedrijventerreinen bij de stad:

Bedrijventerrein bruto opp. uitgeefbaar
Holwert 33
De Hare 41
Leeuwerikenveld I 81
Leeuwerikenveld II 75 20
Europark Heege West en De Mars 107 7

(gebaseerd op tabel 4 uit Economisch beleidsplan 2012)

3.3.5 Projectplan Holwert

De gemeente Coevorden wil Holwert de komende jaren omvormen tot een modern gemengd werkgebied. De ambitie is om Holwert als vestigingslocatie in de stad te versterken en in te zetten als duurzame economische motor en hart voor de stationsomgeving.

Hiermee dient Holwert tevens als katalysator van de brede gebiedsontwikkeling van de stationsomgeving. Naast het verbeteren van het vestigingsklimaat op Holwert heeft het Projectplan ook een aantal subdoelen:

  • behouden van (een deel van de) huidige bedrijven;
  • aantrekken van nieuwe bedrijven;
  • terugdringen van leegstand;
  • toename van investeringen op private kavels en vastgoed en in de openbare ruimte;
  • bijdrage aan een positieve impuls aan het ondernemerschap in Coevorden en het toekomstig arbeidspotentieel.

Randvoorwaarden voor deze revitalisering en herprofilering zijn:

  • een markttechnisch en reëel perspectief;
  • een vraaggestuurde ontwikkeling. Dit betekent: de markt, wensen en eisen van bedrijven aan het gebied en gebouwen voorop;
  • duurzaamheid als uitgangspunt voor alle plannen;
  • een strategische inzet van publieke middelen;
  • meewerken en mee-investeren door private partijen. Geheel in lijn met de wens tot meer verzakelijking, van het Rijk, IPO en de VNG;
  • duidelijke keuzes ten behoeve van inbreiding en ‘brownfield’-ontwikkeling op Holwert boven nieuwe uitleg;
  • marktstructurering. Oftewel geen kleinschalige functies op andere bedrijventerreinen toestaan en grootschalige retail op andere, monofunctionele bedrijventerreinen inperken;
  • samen aan de slag te gaan met bedrijven;
  • niet alleen meer economie, maar ook sociaalmaatschappelijke waarde te geven aan Holwert;
  • het onderzoeken van de mogelijkheden van andere financieringsmodellen zoals verevening (meer in één mandje doen, zoet en zuur combineren), werken met ontwikkelrechten in combinatie met herstructurering;
  • het op het juiste moment investeren. Dit betekent projecten met opbrengstpotentie zoveel mogelijk naar voren halen;
  • het bekijken wie welk risico het beste kan dragen (PPS).

3.3.6 Welstandsnota 2012

Het welstandsbeleid van de gemeente Coevorden is verwoord in de Welstandsnota 2012 gemeente Coevorden. Voor het krijgen van een positief welstandsadvies moeten bouwplannen aan bepaalde criteria voldoen. Deels gaat het om algemene eisen die voor alle bouwwerken in de gemeente gelden, deels zijn de criteria steeds per gebied bepaald.

De bedrijventerreinen binnen het plangebied zijn in twee welstandsgebieden opgedeeld:

Bedrijventerreinen Coevorden (IT2): Holwert, De Hare, Leeuwerikkenveld I en Leeuwerikenveld II;

Het wensbeeld voor deze terreinen is als volgt:

  • Wanneer sprake is van zichtlocaties (langs kanaal / doorgaande weg of naar woongebied gericht) moeten de bebouwing en erfinrichting zodanig zijn dat die er op gericht is de architectonische kwaliteit van deze te verbeteren en te dienen als buffer voor het binnenterrein.
  • Romneyloodsen weren, wat niet betekent dat ronde daken worden uitgesloten
  • De kwaliteit van de bebouwing van het binnengebied dient minimaal gehandhaafd te blijven. Met name de relatie met de omgeving verdient extra aandacht. grenzend aan wegen: zorgen voor kwalitatief betere bebouwing. grenzend aan groen: zorgen voor beplanting als afscherming
  • Aandacht voor de opslag van halffabrikaten op het terrein. Geen opslag direct langs de weg of in het zicht.

Industrieterrein (IT3): Europark, De Heege West en De Mars.

Het wensbeeld voor deze terreinen is als volgt:

  • vanwege de grootschaligheid van de terreinen en gebouwen en de onmogelijkheid om in te schatten hoe het gebied er uit moet komen te zien en hoe de samenhang zal zijn, is een wensbeeld voor het welstandsbeleid niet te beschrijven. Desondanks is het gebied niet welstandsvrij en zal het uitgangspunt zijn dat hoofdvorm en kleur moet passen in de omgeving.
  • de kwaliteit van de bebouwing van het binnengebied dient minimaal gehandhaafd te blijven. Met name de relatie met de omgeving verdient extra aandacht. Grenzend aan wegen: zorgen voor kwalitatief betere bebouwing. De algemene welstandscriteria zijn van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0017.jpg"

afbeelding 3.4: Uitsnede kaart Welstandsnota (gebiedsindeling)

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie

4.1.1 Wettelijk kader

Het Verdrag van Malta is gericht op bescherming van het ondergronds cultureel erfgoed. In de omgevingsvisie van de Provincie Drenthe en de gemeentelijke structuurvisie zijn nadere beleidseisen geformuleerd. In de gemeente Coevorden wordt in nieuwe bestemmingsplannen archeologische regels opgenomen op basis van het gemeentelijk archeologiebeleid.

Uitgangspunt van de nationale regels uit het Barro is om cultuurhistorie meer bij ruimtelijke ontwikkelingen te betrekken. De Nota Belvedère geeft hiervoor heldere handvatten. De strategie uit de Nota Belvedere is “behoud door ontwikkeling”. Gelijktijdig met de Nota Belvedère is de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland ontwikkeld met daarin opgenomen de zogenoemde Belvedèregebieden. Deze gebieden verdienen vanuit de cultuurhistorie extra aandacht. De nota Belvedère is vertaald in een wettelijk verplichte afweging van cultuurhistorie in ruimtelijke ordeningsprocessen (Bro art. 3.1.6).

4.1.2 Erfgoednota 'Het kapitaal van Coevorden'

Het cultureel erfgoed van de gemeente Coevorden is omvangrijk, van grote waarde en belangrijk voor de identiteit en de economische vitaliteit van de gemeente. Het cultureel erfgoed is daarom ‘Het Kapitaal van Coevorden’. In de erfgoednota ‘Het Kapitaal van Coevorden’ is een groot aantal aanbevelingen gedaan om het culturele erfgoed te bewaren en te versterken. Het erfgoed moet meer bekendheid krijgen en ingezet worden bij ontwikkelingen in de gemeente.

In de CultuurHistorische Inventarisatie (CHI) 2010-2011 is het archeologische, landschappelijke, historische geografische en gebouwde erfgoed geïnventariseerd. Op basis van deze inventarisatie is de erfgoednota geschreven en is een beleidskaart gemaakt waarop per gebied is aangegeven welke uitgangspunten gelden bij ruimtelijke ingrepen ('Beleidskaart archeologie bij Erfgoednota').

Roemruchte geschiedenis

De gemeente Coevorden heeft een lange, rijke en roemruchte geschiedenis. Al in de prehistorie is sprake van bewoning waarvan nu nog steeds de bewijzen in het landschap zichtbaar zijn. De hunebedden en de grafheuvels, de celtic fields en de vele vondsten in het Stedelijk Museum Coevorden zijn getuigen van dit verre verleden. Uit een recenter verleden geeft de nog aanwezige structuur van de vroegere vestingstad zicht op de militaire geschiedenis. Het Kasteel en Havezathe de Klencke vertellen weer over de bestuurlijke rol van Coevorden in het verleden. De veelal gaaf bewaarde esdorpen met hun boerderijen en essen zijn representanten van de agrarische samenleving door de eeuwen heen. En de jongste geschiedenis van de gemeente Coevorden is zichtbaar in de veenkoloniale delen met de kanalen, wijken en lintdorpen in weidse vergezichten.

Stolp

De gemeente Coevorden is zich bewust van het grote kapitaal aan landschap, gebouwen en archeologie dat in de gemeente te vinden is. In beleidsnotities is dit al onderkend, maar het cultureel erfgoed kan nog meer bekend, zichtbaar en gewaardeerd worden. De gemeente wil het erfgoed beschermen; niet door er een stolp overheen te plaatsen, maar door er gebruik van te maken. Eén van de manieren om dit te bereiken is aansluiten bij projecten die het erfgoed kunnen versterken, zoals Geopark de Hondsrug, De stad als museum en Wensbeeld 2.0. Ook in beleidsnotities op andere terreinen speelt het erfgoed een rol, zoals de Structuurvisie en het bestemmingsplan Buitengebied.

Bewustwording

Het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed wordt niet alleen gewaarborgd door het opleggen van regels en voorschriften, is de overtuiging van het college. Dat gebeurt vooral door bewustwording en draagvlak te creëren. Om dit te bereiken worden verschillende middelen ingezet, zoals een publieksuitgave over de cultuurhistorische inventarisatie, meer aandacht op de website van de gemeente, een bijeenkomst voor inwoners over de erfgoednota, exposities van archeologische vondsten en een nauwe samenwerking met historische verenigingen en amateurarcheologen.In de CultuurHistorische Inventarisatie zijn 1515 karakteristieke objecten in de gemeente benoemd. Deze lijst wordt nog aangescherpt, waarna beleid wordt geformuleerd voor dit specifieke onderdeel. Met de eigenaren van deze objecten wordt in een vroeg stadium contact opgenomen, wanneer dit beleid consequenties voor hen heeft.

4.1.3 Uitgangspunten archeologie

Het bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen is conserverend van aard. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe uitbreidingen van de bedrijventerreinen mogelijk. Het uitgangspunt is om ter plaatse van archeologisch waardevolle gebieden en monumenten een beschermingsregime op te nemen. Dit is gebeurd op basis van de 'Beleidskaart archeologie bij Erfgoednota'. Uitgangspunt van het beschermingsregime is dat binnen de aangewezen gebieden voorafgaand aan bodemingrepen met een minimale omvang en verstoringsdiepte eerst onderzoek dient te worden gedaan naar de aanwezigheid van archeologische waarden. In eerste instantie bureauonderzoek, afhankelijk van de uitkomsten volgt hierop eventueel vervolgonderzoek. Voor het plangebied is hieronder een uitsnede van de beleidskaart weergegeven. De witte gebieden behoeven geen beschermingsregime. De licht-oranje gebieden (categorie 2) zijn in het plan opgenomen met de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde. Hier is archeologisch onderzoek nodig bij ingrepen met een oppervlak groter dan 500 m2 en dieper dan 30 cm. De donker-oranje gebieden (categorie 4) zijn in het plan opgenomen met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 . Hier geldt dat bij alle ingrepen in de bodem dieper dan 30 cm eerst bureauonderzoek nodig is. Rond sommige gebieden is een 50 meter buffer opgenomen (categorie 8).

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0018.jpg"

afbeelding 4.1: Legenda 'Beleidskaart archeologie bij Erfgoednota'

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0019.png"afbeelding 4.2: Bedrijventerreinen op 'Beleidskaart archeologie bij Erfgoednota' (december 2012)

4.2 Cultuurhistorie

Met de Nota Belvedère is cultuurhistorie meer bij ruimtelijke ontwikkelingen betrokken. De strategie hierbij is “behoud door ontwikkeling”. Gelijktijdig met de Nota Belvedère is de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland ontwikkeld met daarin opgenomen de zogenoemde Belvedèregebieden. Deze gebieden verdienen vanuit de cultuurhistorie extra aandacht. De nota Belvedère is vertaald in een wettelijk verplichte afweging van cultuurhistorie in ruimtelijke ordeningsprocessen (Bro art. 3.1.6).

4.2.1 Handleiding bij de Cultuurhistorische Inventarisatie van de gemeente Coevorden

De handleiding bij de Cultuurhistorische Inventarisatie van de gemeente Coevorden heeft als doel het cultuurhistorisch erfgoed zichtbaar te maken en meer op de voorgrond te plaatsen zodat het nog nadrukkelijker gaat bijdragen aan de aantrekkelijkheid en identiteit van de gemeente Coevorden. Anderzijds dient het om planontwikkeling en plantoetsing op exacte data en lokaliseringen te kunnen baseren.

Binnen het plangebied zijn meerdere monumentale en karakteristieke objecten gelegen. De objecten zijn gekwalificeerd in 3 categorieen:

  • K1 - Zeer hoge cultuurhistorische kwaliteit
  • K2 - Hoge cultuurhistorische kwaliteit
  • K3 - Positieve/beeldondersteunende kwaliteit

Hieronder is de lijst van aanwezige karakteristieke objecten opgenomen.

K1 K2 K3
Holwert 34
Krimweg 22
Monierweg-Afwateringskanaal
Parallelweg 20
Holwert 1
Krimweg 1
Krimweg 3
Krimweg 113
Monierweg-Coevorden-Vechtkanaal
Parallelweg 17
Parallelweg 40
Krimweg 50
Krimweg 62
Bellweg 2
Krimweg 5
Krimweg 7
Krimweg 20
Krimweg 74
Parallelweg 31
Krimweg 52
Krimweg 46-48

Het beleid voor bescherming van de karakteristieke objecten is nog niet vastgesteld. In voorliggend bestemmingsplan is daarom nog geen regeling opgenomen voor bescherming van de karakteristieke objecten.

4.2.2 Molenbiotoop

Aan de Krimweg 60 staat de Stellingmolen De Arend. Deze molen is een korenmolen, met een stellinghoogte van 6.20 m en is gebouwd in 1894. De vlucht bedraagt 20,5 m. De bebouwing aan de zuid- en zuidoostkant komt iets boven de stelling uit, doch heeft geen noemenswaardige invloed. Vanaf het noord-noordoosten tot het westen komt beplanting voor die boven de stelling uitkomt. Enkele bomen zijn zo hoog dat zij boven de molenas uitkomen. De beplanting aan de zuidzijde, die dicht op de molen staat is te hoog. Dit geldt ook voor de gesloten bomenrij aan de zuidzijde van de Lutterhoofdwijk. Samen leveren zij hinder op voor de werking van de molen. De coniferen aan de noordoostzijde, eveneens dicht op de molen, zijn inmiddels ook zo hoog dat zij effecten hebben. Met name door de hoge bomen dicht op de molen die boven de molenas uitkomen kan de biotoop met een score 7 dus als "slecht' worden beoordeeld.

Rond de molen geldt binnen de molenbiotoop een regeling voor het voorkomen van hoge bouwwerken en beplanting. Deze hoogtebeperking is te berekenen middels de formule: H = x/n+c.z. Uitgaande van een gesloten gebied met een norm van 50 dan gelden de volgende hoogtebeperkingen:

  • 150 m rond de molen mag de hoogte niet hoger zijn dan de stelling (6.20 m).
  • Op 150 m mag H = 150 : 50 = 3 + 0.2 x 16.45 = 3 + 3.30 = 6.30 m zijn.
  • Op 200 m mag H = 200 : 50 = 4 + 0.2 x 16.45 = 4 + 3.30 = 7.30 m zijn.
  • En vervolgens kan elke 50 m verder 1 m hoger worden toegestaan.

4.2.3 Uitgangspunten cultuurhistorie

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. De bestaande bedrijventerreinen worden niet verder uitgebreid. De molenbiotoop is in het bestemmingsplan opgenomen voor nieuwe bebouwing.

4.3 Bodemkwaliteit

4.3.1 Wettelijk kader

Het Besluit ruimtelijke ordening stelt eisen aan de uitvoerbaarheid van plannen. Daarom is kennis van de bodem van belang voor het leggen van de bestemmingen. Of een verontreiniging moet worden gesaneerd hangt af van de ernst en omvang. Uiteraard speelt het toekomstig gebruik ook een belangrijke rol. Indien sprake is van een functiewijziging dient er in veel gevallen een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Voor de conserverende gebieden volstaat het beschrijven van de huidige situatie op grond van bestaande rapporten en overige bronnen.

4.3.2 Betekenis voor het plan

Op elk bedrijventerrein zijn locaties met verdachte activiteiten bekend (www.bodemloket.nl). Voor de huidige situatie vormt dit geen belemmering. Aangezien het bestemmingsplan conserverend is, is geen noodzaak tot eventueel bodemonderzoek.

4.4 Ecologie

4.4.1 Wettelijk kader

De natuur in Nederland wordt beschermd vanuit twee invalshoeken: bescherming van gebieden en bescherming van soorten. De gebiedsbescherming is geregeld via de Natuurbeschermingswet (landelijk) en de Omgevingsvisie (provinciaal). De soortbescherming is geregeld door middel van de Flora- en Faunawet (landelijk).

4.4.2 Uitgangspunten ecologie

Samenvattend gelden voor de nieuwe bestemmingsplannen de volgende aandachtspunten en randvoorwaarden:

Gebiedsbescherming:

In of in de directe nabijheid van het plangebied is geen gebied aangewezen als onderdeel van de Natura-2000 of van de Ecologische Hoofdstructuur. Daar komt bij dat het uitgangspunt is het handhaven van de huidige planologische mogelijkheden. Vanuit gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Soortenbescherming

Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene ontheffing voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is ontheffing mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel afgeweken worden na een uitgebreide toetsing.

Het bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen Stad is conserverend van aard. De bestaande bedrijventerreinen worden met dit bestemmingsplan niet verder uitgebreid. Nader onderzoek op het gebied van beschermde natuurwaarden of soortenbescherming kan achterwege blijven.

4.4.3 Uitgangspunten ecologie

Samenvattend gelden voor het nieuwe bestemmingsplan de volgende aandachtspunten en randvoorwaarden:

Gebiedsbescherming:

Het plangebied (of een deel ervan) maakt geen onderdeel is uit van de Ecologische hoofdstructuur of van een Natura2000 gebied. Daar komt bij dat voor de bedrijventerreinen het uitgangspunt is het handhaven van de huidige planologische mogelijkheden. Vanuit gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Soortenbescherming

Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene ontheffing voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is ontheffing mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel afgeweken worden na een uitgebreide toetsing.

Het bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen is conserverend van aard. De bestaande bedrijventerreinen worden met dit bestemmingsplan niet verder uitgebreid. Nader onderzoek op het gebied van beschermde natuurwaarden of soortenbescherming kan achterwege blijven.

4.5 Water

De Gemeente Coevorden ligt voor Nederlandse begrippen relatief hoog. Het garanderen van de waterveiligheid is hierdoor minder urgent dan in andere gebieden. Dit neemt niet weg dat er voor de gemeente opdrachten liggen op het gebied van waterberging en waterkering. Het Nationaal Waterplan, het Provinciaal Waterhuishoudingsplan, het waterbeheersplan van Waterschap Velt en Vecht en het Gemeentelijk Waterplan vormen het belangrijkste waterbeleidskader. Daarnaast zijn in verschillende wet- en regelgeving eisen gesteld aan nieuwe bestemmingsplannen ten aanzien van het wateraspect.

Uitgangspunten water

Samenvattend gelden voor de nieuwe bestemmingsplannen de volgende aandachtspunten en randvoorwaarden:

  • In een tijdig stadium wordt het waterschap geïnformeerd en betrokken bij de planvorming (watertoets);
  • bij het watersysteem dient te worden uitgegaan van de trits 'eerst vasthouden, dan bergen en dan pas afvoeren';
  • robuuste ruimtelijke inrichting, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen van klimaatverandering (veiligheid, overstromingen, hevige regenbuien en langdurige droogten);
  • volledig benutten van de mogelijkheden tot multifunctionaliteit van water: bijvoorbeeld berging, doorvoer/afvoer combineren met ecologie, recreatie en natuur;
  • stadswater vormt een schakel in het groenblauwe netwerk van ecologische verbindingselementen tussen stad en ommeland: oevers natuurvriendelijk inrichten en kunstwerken voorzien van fauna passages;
  • het actuele oppervlaktewater krijgt de bestemming water om zo te voorkomen dat er oppervlaktewater kan worden gedempt;
  • eventueel aanwezige grondwaterbeschermingszones worden in plannen bestendigd.

4.6 Geluidhinder

4.6.1 Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) vormt het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid en bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door onder meer industrie (zie par. 4.6), wegverkeer en spoorwegverkeer. De wet bevat normen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de gevel van een woning. In beginsel bedraagt dit maximaal 48 dB (voorkeursgrenswaarde). Eventueel kan een hogere waarde (maximaal 63 dB) worden vastgesteld indien planologische, economische of stedenbouwkundige aspecten hiertoe aanleiding geven.

4.6.2 Wegverkeer

Binnen en nabij het plangebied liggen wegen waarop de toegestane rijsnelheid hoger is dan 30 km/h. Langs deze wegen liggen onderzoekszones. Onderzoek naar wegverkeerslawaai is nodig indien nieuwe woningen of geluidgevoelige bestemmingen worden toegelaten binnen deze onderzoekszones.

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. Toekomstige ontwikkelingen die niet binnen de huidige bestemmingsplannen zijn geregeld moeten ten aanzien van geluid getoetst worden.

4.6.3 Spoorwegverkeer

Spoorwegverkeerslawaai geeft geen uitgangspunten of belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.6.4 Industrielawaai

4.7 Externe Veiligheid

4.7.1 Inleiding

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen, zoals LPG-tankstations is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing.

Het huidige beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (Crnvgs, ook wel circulaire genoemd), die op termijn vervangen zal worden door het 'Besluit transportroutes externe veiligheid' (Btev). Het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt

Plaatsgebonden risico:

Het plaatsgebonden risico is het risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt in de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor woningen en kwetsbare objecten is gesteld op een niveau van 10-6 per jaar. Daarnaast geldt voor het plaatsgebonden risico een richtwaarde 10-6 per jaar voor beperkt kwetsbare objecten.

Groepsrisico:

Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers voorkomt. Voor het groepsrisico geldt geen richt- of grenswaarde. Het groepsrisico wordt daarentegen afgezet tegen een oriëntatiewaarde en wordt bepaald binnen het invloedsgebied. In de meeste gevallen wordt het invloedsgebied begrensd op de 1% letaliteitzone. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek waarin de groepsgrootte in aantallen wordt uitgezet tegen de kans dat een dergelijke groep het slachtoffer wordt van een ongeval.

Ten behoeve van de beoordeling van het aspect Externe Veiligheid voor de bestemmingsplannen “Bedrijventerreinen stad Coevorden” en “Lokale bedrijventerreinen” heeft het Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe een veiligheidsstudie uitgevoerd (Onderzoek Externe Veiligheid - Risicoanalyse Bestemmingsplannen "Bedrijventerreinen stad Coevorden" en "Lokale bedrijventerreinen", 15 augustus 2013). De studie is opgenomen in bijlage Advies Externe Veiligheid en onderhavige paragraaf is afgestemd op de inhoud ervan.

Binnen het plangebied Bedrijventerreinen stad Coevorden zijn de volgende risicobronnen alsmede de bronnen die invloed hebben op het plangebied geïnventariseerd:

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0023.png"

4.7.2 Inrichtingen

4.7.3 Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen gelden onder andere de Wet milieubeheer en het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen tussen inrichtingen, en ook nog binnen inrichtingen, wordt geregeld op basis van het Basisnet Weg, Water en Spoor. In of nabij het plangebied vindt alleen transport plaats van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Zwolle - Emmen en Coevorden – Duitsland.

Spoorlijn Zwolle - Emmen en Coevorden - Duitsland

Het vervoer van gevaarlijke stoffen via de spoorlijn Zwolle - Emmen en Coevorden – Duitsland vormt een risicobron voor externe veiligheid in het plangebied. Het aantal transporten en de aard van de gevaarlijke stoffen zijn van invloed op de externe veiligheidsrisico's.

Spoorvak stof Vervoersintensiteit per jaar
Zwolle - Emmen C3 (zeer brandbare vloeistof) 500

In het Basisnet spoor wordt aangegeven, dat de veiligheidszone voor de spoorlijn Zwolle - Emmen gemeten vanaf het spoor op 0 meter ligt. Dit betekent dat de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico 10-6 niet wordt overschreden. De spoorlijn heeft geen plasbrandaandachtsgebied. Het transport van gevaarlijke stoffen levert geen knelpunten op voor het plaatsgebonden risico.

Groepsrisico spoorlijn

Het transport van de gevaarlijke stoffen die via het spoor binnen de gemeente Coevorden worden getransporteerd levert geen groepsrisico op. Het transport van zeer brandbare vloeistoffen levert een te klein invloedsgebied op, waardoor er geen sprake is van een groepsrisico.

4.7.4 Buisleidingen

Binnen het plangebied Bedrijventerrein stad Coevorden wordt aardgas via ondergrondse leidingen onder hoge druk getransporteerd. Alle buisleidingen hebben vanwege het transport van gevaarlijke stoffen een invloedsgebied en een belemmeringenstrook die (gedeeltelijk) binnen het plangebied ligt. Een aantal buisleidingen heeft op enkele locaties een PR10-6 die groter is dan de belemmeringenstrook.

In de tabel hieronder worden de leidingen van de Gasunie weergegeven.

De leidingen met een druk van 40 bar hebben een belemmeringenstrook van 4 meter. Leidingen met een druk hoger dan 40 bar hebben een belemmeringenstrook van 5 meter.

Leidingnaam Diameter [mm] Druk [bar] PR10-6 in plangebied
N-525-62 (Coevorden) 304,8 40 nee
N-525-64 101,6 40 nee
N-525-65 152,4 40 nee
N-526-10 304,8 40 nee
N-540-60 (Coevorden) 219,1 40 nee

In de tabel hieronder worden de leidingen van de NAM weergegeven. Deze leidingen van de NAM hebben een belemmeringenstrook van 5 meter.

Leidingnaam Diameter [mm] Druk [bar] PR10-6 in plangebied
510 (Coevorden) 457,2 66,2 ja

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0037.jpg"

afbeelding 4.14 Uitsnede Risicokaart voor het plangebied met buisleidingen Gasunie

Met een dubbelbestemming is de ligging van elke leiding aangeduid op de verbeelding (breedte gelijk aan de belemmeringenstrook) en de bouwbeperking geldt voor het gebied binnen de dubbelbestemming. De plaatsgebonden risicocontour van leiding 510 (NAM) is in het bestemmingsplan op de verbeelding opgenomen. Op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen leveren deze buisleidingen geen knelpunt voor het plaatsgebonden risico (saneringsgeval) op. Er bevinden zich geen kwetsbare objecten binnen de PR10-6 van de buisleidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0038.jpg"

afbeelding 4.15 PR10-6 buisleiding NAM 510 in het zuidwesten van Coevorden

Groepsrisico buisleidingen

Het groepsrisico, als gevolg van buisleidingen nabij het plangebied bedrijventerrein Stad Coevorden is vanwege de geringe populatiegrootte als 'geen' of 'een zeer laag' groepsrisico berekend die ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. De berekeningen zijn uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan buitengebied. Deze zijn ook representatief voor dit plangebied.

4.7.5 Windturbines

Binnen het plangebied zijn meerdere windturbines aanwezig. In dit bestemmingsplan zijn de bestaande en vergunde windturbines opgenomen.

De normen omtrent windturbines en bebouwing staan in het Activiteitenbesluit. De norm is als volgt:

  1. 1. Het plaatsgebonden risico voor een buiten de inrichting gelegen kwetsbaar object, veroorzaakt door een windturbine of een combinatie van windturbines, is niet hoger dan 10-6 per jaar.
  2. 2. Het plaatsgebonden risico voor een buiten de inrichting gelegen beperkt kwetsbaar object, veroorzaakt door een windturbine of een combinatie van windturbines, is niet hoger dan 10-5 per jaar.

De risicocontouren bevinden zich op een afstand van (Handboek Risicozonering Windturbines):

  • De PR = 10-6 contour is gelijk aan het maximum van ashoogte plus halve rotordiameter en maximale werpafstand bij nominaal toerental.
  • De PR = 10-5 contour is gelijk aan de halve rotordiameter.

Voor alle windturbines is de PR10-5 contour op de verbeelding vastgelegd en is de maximale ashoogte geregeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0039.png"

afbeelding 4.16: Bestaande en vergunde windturbines binnen plangebied

4.7.6 Advies Hulpverleningsdienst Drenthe

De gemeente heeft de Hulpverleningsdienst Drenthe om advies gevraagd over de verantwoording van het groepsrisico. De HVD adviseert om binnen het invloedsgebied van risicobronnen geen kwetsbare objecten mogelijk te maken. Ook adviseert de HVD om in algemene zin binnen de 100% letaliteitszone van risicobronnen geen objecten of recreatiegebieden mogelijk te maken waar groepen personen aanwezig zijn.

Ten aanzien van de twee LPG tankstations waarvan de oriënterende waarde wordt overschreden is het wenselijk te onderzoeken welke maatregelen getroffen kunnen worden en vastgelegd kunnen worden in de milieuvergunning.

Verder concludeert de HVD dat het groepsrisico geen significante waarden aanneemt. Daarbij kan geconcludeerd worden dat de hulpdiensten voor bijna alle maatgevende scenario's voldoende is toegerust om veilig en voldoende handelend op te treden met uitzondering van incidenten met buisleidingen.

Over het algemeen is het plangebied geen dicht bevolkt gebied, waardoor het aantal te verwachten slachtoffers niet hoog zal zijn. De genoemde maatregelen zullen daarnaast een positieve bijdrage hebben op de bestrijdbaarheid maar ook op het aantal slachtoffers.

Het advies van de HVD is door de gemeente Coevorden overgenomen en de geadviseerde planologische maatregelen zijn in het bestemmingsplan verwerkt. Het volledige advies is als bijlage opgenomen.

4.7.7 Verantwoording groepsrisico

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein stad Coevorden leidt niet tot een verandering of toename van het groepsrisico. Vanwege het conserverende karakter worden binnen het invloedsgebied van de verschillende risicobronnen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Het vastleggen van het groepsrisico binnen het invloedsgebied van de verschillende risicobronnen kan worden aangemerkt als het vastleggen van de nulsituatie van de risicosituatie. Er is dus sprake van een acceptabele situatie qua hoogte van het groepsrisico.

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan geeft de externe veiligheid regelgeving de verplichting om het groepsrisico te verantwoorden. De wijze waarop en hoe ver de verantwoording gaat is per regeling verschillend. In bijlage 1 is in het rapport van het Steunpunt Externe veiligheid Drenthe advies gegeven hoe per externe veiligheidsregeling invulling is gegeven aan de verschillende verplichte onderdelen die ten minste in de verantwoording aan de orde moeten komen. De gemeente Coevorden heeft kennisgenomen van de inhoud van de rapportage en achten het groepsrisico, met het in acht nemen van de adviezen van het steunpunt en de HVD, aanvaardbaar.

4.8 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen met daarbij behorende regelgeving. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • een project “niet in betekenende mate” (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er derhalve doorgaans twee aspecten in beeld worden gebracht. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat. Ten tweede moet blijken of het project is aan te merken als een NIBM-project en dus niet zal leiden tot een verslechterde luchtkwaliteit.

Een nieuwe functie draagt in principe 'niet in betekenende mate' bij indien aannemelijk is gemaakt dat, als gevolg van uitoefening of toepassing van de functie, de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM10) als stikstofdioxide niet de 3% grens overschrijdt.

In gevallen waarin sprake is van een nieuwe bedrijfslocatie, dienen bij het bepalen van de toename zowel de concentraties in beschouwing genomen afkomstig van het gemotoriseerde verkeer van en naar die bedrijfslocatie, als van de daar redelijkerwijs te verwachten inrichtingen.

Uitgangspunten luchtkwaliteit

Nergens in de gemeente Coevorden is sprake van overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen ontwikkelingen mogelijk die in betekende waarde (IBM) de luchtkwaliteit (negatief) zouden kunnen beïnvloeden. De bestaande rechten worden gecontinueerd in het nieuwe bestemmingsplan. In dat geval wordt voldaan aan de Wet milieubeheer waardoor geen verdere beoordeling van de luchtkwaliteit noodzakelijk is. Vanuit het aspect luchtkwaliteit is er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.9 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Leidraad bij milieuzonering is de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

Uitgangspunten milieuzonering

In de huidige bestemmingsplannen is veel overeenstemming als het gaat om welke milieucategorie bedrijven waar mogelijk zijn, de wat oudere bestemmingsplannen hier van uitgezonderd. De uitgangspunten zijn als volgt:

  • De regionale terreinen bij Coevorden zijn geschikt voor bedrijven uit de hogere milieucategorie, tot max. milieucategorie 4.1;
  • De milieuzonering is afgestemd op de omgeving.
  • Bedrijven met een milieucategorie die hoger is dan wat gelet op de omgeving is toegestaan (te dicht op woongebieden), krijgen een maatbestemming.
  • Rechten voor hogere milieucategorieën uit bestaande plannen worden in principe overgenomen, tenzij dit gelet op de omgeving niet mogelijk is.

4.10 Milieueffectbeoordeling

Voor het bestemmingsplan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Het nieuwe bestemmingsplan voegt geen nieuwe bestemmingen toe en heeft daarom een overwegend conserverend karakter. Binnen het plangebied zijn echter wel gebieden aanwezig die wel zijn bestemd maar nog niet ingevuld en vergund. Het gaat om gronden met de bedrijfsbestemming op de terreinen Leeuwerikenveld II en Europark. Het aanleggen van een bedrijventerrein valt onder activiteit 11.3 in bijlage D van het Besluit m.e.r. In gevallen waarin minder dan 75 hectare bedrijventerrein wordt gerealiseerd, is een vormvrije m.e.r.-beoordeling voldoende om na te gaan of sprake is van een aanzienlijk milieugevolg. Zoals in paragraaf 3.3.4 is af te lezen, is sprake van een uitbreiding van 27 hectare en valt het bestemmingsplan ruim onder de drempelwaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00004-0003_0040.png"

afbeelding 4.17: Drempelwaarde voor uitbreiding industrieterrein

4.10.1 Beoordelingskader

Wat wordt verstaan onder 'aanzienlijk milieugevolg' is benoemd in Bijlage III van de Europese richtlijn. Het gaat om de volgende factoren:

A. Kenmerken van de projecten

Bij de kenmerken van de projecten moet in het bijzonder in overweging worden genomen:

  • de omvang van het project;
  • de cumulatie met andere projecten;
  • het gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
  • de productie van afvalstoffen;
  • verontreiniging en hinder;
  • risico van ongevallen, vooral gelet op de gebruikte stoffen of technologieën.

B. Plaats van de projecten

Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn moet in het bijzonder in overweging worden genomen:

  • het bestaande grondgebruik;
  • relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied;
  • het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor de volgende typen gebieden:
    1. 1. wetlands;
    2. 2. kustgebieden;
    3. 3. berg- en bosgebieden;
    4. 4. reservaten en natuurparken;
    5. 5. gebieden die in de wetgeving van de lidstaten zijn aangeduid of door die wetgeving worden beschermd: speciale beschermingszones, door de lidstaten aangewezen krachtens Richtlijn 79/409/EEG en Richtlijn 92/43/EEG;
    6. 6. gebieden waarin de bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden;
    7. 7. gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid;
    8. 8. landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang.

C. Kenmerken van het potentiële effect

Bij de potentiële aanzienlijke effecten van het project moeten in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging worden genomen:

  • het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking);
  • het grensoverschrijdende karakter van het effect;
  • de orde van grootte en de complexiteit van het effect;
  • de waarschijnlijkheid van het effect;
  • de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect.

4.10.2 Beoordeling van het bestemmingsplan

De beoordeling van genoemde factoren is hieronder beschreven.

Ad. A: Kenmerken van het project

Omvang & cumulatie

Op slechts een relatief klein deel van het plangebied zijn ruimtelijke ontwikkelingen voorzien, namelijk op delen van de bedrijventerreinen Europark en Leeuwerikenveld II. Voor dit bestemmingsplan heeft milieukundig onderzoek plaatsgevonden naar verschillende aspecten.

Het bedrijventerrein Europark is voornamelijk gericht op logistieke bedrijven die een multimodale ontsluiting van weg, water en spoor willen benutten. Het bedrijventerrein Leeuwerikenveld II is deels ingevuld met olie- en gaswinninggerelateerde bedrijvigheid, een distributiecentrum, een rioolwaterzuiveringsinstallatie en enkele (metaal)recyclingbedrijven. Op Leeuwerikenveld II zijn bedrijven tot maximaal milieucategorie 4.1. toegestaan. Op Europark zijn bedrijven tot maximaal milieucategorie 4.2. toegestaan.

Uit het milieukundig onderzoek voor het bestemmingsplan komt naar voren dat voldaan wordt aan de eisen die gesteld worden aan een goede ruimtelijke ordening.

Natuurlijke hulpbronnen, verontreiniging en hinder

Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen (bijv. beton, hout, metaal, grond) ten behoeve van realisatie van nieuwe bedrijvigheid zal plaatsvinden op een conventionele manier en geeft geen aanleiding tot het verwachten van aanzienlijke milieugevolgen. Voor wat betreft energie stimuleert de gemeente het gebruik van duurzame energie(systemen). Voor zover het de productie van afvalstoffen en/of andere vormen van verontreiniging en hinder betreft zullen toekomstige bedrijven moeten voldoen aan de vigerende milieuwet- en regelgeving en best beschikbare technieken. Ten aanzien van geluid en luchtkwaliteit treden, vanwege de conserverende aard van het bestemmingsplan en de zonering, geen effecten op. Uit het uitgevoerde milieuonderzoek blijkt dat wordt voldaan aan de geldende normen.

Risico op ongevallen

Ten behoeve van de beoordeling van de externe veiligheid voor het bestemmingsplan Bedrijventerreinen stad Coevorden is een veiligheidsstudie uitgevoerd. Uit deze studie blijkt dat het risico op ongevallen (plaatsgebonden risico en groepsgebonden risico) geen belemmeringen oplevert voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

Ad. B: Plaats van het project

Bestaand grondgebruik

De nog uit te geven gronden liggen binnen bebouwd bedrijventerrein, op afstand van gevoelige bestemmingen. De meest nabijgelegen gevoelige bestemmingen liggen bij Leeuwerikenveld II op minimaal 100 m en bij Europark op 60 m. Daarom is met de toegestane milieucategorie rekening gehouden door inwaarts te zoneren zodat er geen bedrijven uit zware milieucategorieen dicht bij woningen mogelijk zijn.

Relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied

In het gebied komen geen natuurlijke hulpbronnen voor.

Opnamevermogen van het natuurlijk milieu

In de directe omgeving van het plangebied liggen geen gebieden die onderdeel zijn van de Natura-2000, de Ecologische Hoofdstructuur of van hoge landschappelijke waarde zijn. Voor archeologische waardevolle gebieden en archeologische monumenten geldt een beschermingsregime. Dat betekent dat voorafgaand aan bodemingrepen, afhankelijk van de omvang en verstoringsdiepte, eerst onderzoek dient te worden gedaan naar de aanwezigheid van archeologische waarden.

Ad. C: Kenmerken van het potentiële effect

Het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking)

De uitgave van de resterende kavels binnen het bestemmingsplan zullen alleen in de directe omgeving enig effect hebben. Omdat daar geen gevoelige bestemming liggen wordt hinder niet verwacht. Door de toenemende bedrijvigheid zal het verkeer om de omliggende wegen wel beperkt toenemen. Een beperkte toename van de verkeersintensiteit leidt echter niet tot een merkbare toename van de geluidbelasting.

Het grensoverschrijdende karakter van het effect

De effecten blijven binnen de grenzen van de gemeente en zijn dus niet grensoverschrijdend.

De orde van grootte en de complexiteit van het effect

De nog uit te geven kavels liggen binnen het bedrijventerrein. Effecten op gevoelige bestemmingen treden niet op.

De waarschijnlijkheid van het effect

Tijdens de bouw van nieuwe bedrijvigheid zal, afhankelijk van de transportroute, in de omgeving mogelijke beperkte overlast optreden door transportbewegingen. Dit is een tijdelijk effect. Tijdens het gebruik worden geen aanzienlijke effecten verwacht (zie voorgaande).

De duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect

De effecten die optreden zijn lokaal en beperkt van aard. Effecten zijn niet onomkeerbaar.

Conclusie

Uit de beoordeling blijkt dat er geen aanzienlijke milieugevolgen ontstaan als gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan. De mogelijke effecten kunnen worden voorkomen door adequate regels in het bestemmingsplan en in vergunningen voor individuele bedrijven. Om bovenstaande reden is het opstellen van een milieubeoordeling of een MER niet noodzakelijk.

4.11 Overige Omgevingsaspecten

Binnen de gemeente is een laagvliegroute (Link 10-route) aanwezig, welke gebruikt wordt voor het laagvliegen met militaire jacht- en transportvliegtuigen. Deze laagvliegroute loopt net ten noorden van Coevorden en komt niet over het plangebied heen. Zodoende gelden er geen beperkingen vanwege de laagvliegroute.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Inleiding

5.1.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch-technische opbouw van de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan. Het hoofdstuk is te beschouwen als een leeswijzer voor de regels en de verbeelding. In dit hoofdstuk wordt de hoofdlijn van het bestemmingsplan weergegeven, daarnaast wordt ingaan op de verschillende bestemmingen en overige regelingen, zoals die zijn neergelegd in de regels.

Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en planregels. De regels en de verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingplan. De opbouw van de regels en de te gebruiken hoofdgroepbestemmingen op de verbeelding zijn vastgelegd in de RO Standaarden 2012. Deze standaarden zijn wettelijk verankerd in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Voor alle plannen die vanaf 1 juli 2013 in procedure zijn gegaan, zijn de RO Standaarden 2012 verplicht.

5.1.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven. In de regels is vervolgens per bestemming geregeld welk gebruik en welke bebouwing is toegestaan. Náást bestemmingen kunnen op de verbeelding ook aanduidingen zijn opgenomen. Een aanduiding (lijn, letter, cijfer of symbool) betekent in de regel iets 'extra's' ten opzichte van de bestemmingsregeling (gebruik en/of bebouwing). Een aanduiding heeft alleen betekenis als in de regels aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Sommige aanduidingen hebben een indicatieve betekenis, bijvoorbeeld topografische gegevens. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over datgene wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

5.1.3 Regels

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er ge-bouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is ernaar gestreefd het aantal bepalingen zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is.

Het kan in een concrete situatie voorkomen dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe zijn in het bestemmingsplan verschillende flexibiliteitsbepalingen, te weten afwijkingsbevoegdheden opgenomen.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • Inleidende regels,
  • Bestemmingsregels,
  • Algemene regels,
  • Overgangs- en slotregels.

5.1.4 Toelichting

De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

5.2 Toelichting Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk zijn de inleidende bepalingen van de regels opgenomen. In artikel 1 ('Begrippen') is de betekenis van een groot aantal begrippen vastgelegd. Dit is voor de interpretatie van belang en vergroot de duidelijkheid. Een deel van de begrippen is afkomstig uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012), één van de RO Standaarden 2012. Deze begrippen, bijvoorbeeld de begrippen 'bouwen' en 'gebouw', dienen verplicht te worden overgenomen.

Artikel 2 ('Wijze van meten') geeft aan hoe bepaalde maten dienen te worden berekend. Ook hier geldt dat de SVBP2012 voor een deel van de gebruikte maten een verplicht over te nemen omschrijving bevat.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Bestemming 'Bedrijf - Gasontvangstation' (artikel 3)

De bestemming 'Bedrijf - Gasontvangstation is op verzoek van Gasunie opgenomen specifiek voor de twee in het plangebied gelegen gasontvangstations. Dit verzoek is enerzijds ingegeven door het feit dat Gasunie een beleid nastreeft om gasontvangstations op een eenduidige en uniforme wijze te bestemmen. Anderzijds liggen er veiligheidsaspecten die voor gasontvangstations gelden aan dit verzoek ten grondslag (veiligheid van personen, goederen en milieu in de directe omgeving en het bedrijfszekere gastransport).

Binnen de bestemming zijn gebouwen alleen toegestaan binnen een bouwvlak, met een maximale bouwhoogte van 5 m. Verder zijn in de bestemming erfafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 3,5 m en overige bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 5 m toegestaan.

Bestemming 'Bedrijventerrein' (artikel 4)

Met de bestemming 'Bedrijventerrein' is het grootste deel van het plangebied bestemd. Hierin zijn alle bedrijfsmatige activiteiten opgenomen, alsmede bijbehorende wegen, paden, groen- en watervoorzieningen.

Door middel van een zonering in milieucategorieën is een onderscheid gemaakt in zwaarte van de mogelijke bedrijfstypen die zich kunnen vestigen.

In de bestemming zijn verschillende functieaanduidingen opgenomen ten behoeve van het regelen van specifieke functies die op de bedrijventerreinen aanwezig zijn.

Detailhandel op de bedrijventerreinen

Bijzondere aandacht verdient de regeling omtrent detailhandel. De volgende vormen van detailhandel kunnen in dit plan worden onderscheiden met elk een eigen regeling:

  • Reguliere detailhandel. Dit betreft de 'gewone' detailhandel. Het beleid van de gemeente is erop gericht dat deze vormen van detailhandel zich vestigen in het centrum van de stad en niet op een bedrijventerrein. In 2010 heeft de gemeente de handhavingsnotitie 'detailhandel op bedrijventerreinen' vastgesteld. Alleen de reguliere detailhandelsvestigingen die op deze notitie voorkomen, worden in dit bestemmingsplan positief bestemd. Bij de regels is een bijlage opgenomen waarin per adres de bestaande gebruiksvloeroppervlakte en de aard van de detailhandel is vastgelegd. Ter plaatse van het betreffende adres is uitsluitend de aldaar genoemde vorm en omvang van detailhandel toegestaan. Aanvullend is uit het vigerende bestemmingsplan voor de locatie van het distributiecentrum van Wildkamp de aanduiding voor detailhandel overgenomen voor de strook langs de Hulteweg.
  • Detailhandel in volumineuze goederen. Dit betreft detailhandel in producten die vanwege de aard en/of omvang een relatief groot ruimtebeslag leggen, zoals auto's, caravans, tractoren, landbouwvoertuigen. meubel- en bouwmarkten. Deze vorm van detailhandel is in principe geschikt voor op een bedrijventerrein, maar niet overal op het terrein en mits voldoet aan enkele andere voorwaarden. Om hier sturing op te houden, is in de bestemming geregeld dat de bestaande vestigingen zijn toegestaan en dat de vestiging van nieuwe detailhandel in volumineuze goederen alleen mogelijk is middels een binnenplanse afwijking. Deze afwijking is alleen mogelijk op de percelen langs de hoofdroute door de bedrijventerreinen heen (dit zijn de wegen de 'Printer', de 'Monierweg', de 'Edisonweg', de 'Parallelweg' en de 'Holwert'. Een andere voorwaarde is dat aangetoond moet worden dat de omvang van de vestiging minimaal 1.000 m2 dient te bedragen en dat de nieuwvestiging niet zal leiden tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in de detailhandelsbranche in het kernwinkelgebied van de stad Coevorden. Met deze afwijkingsbevoegdheid kan ook detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen worden toegestaan.
  • Grootschalige detailhandel. Grootschalige detailhandel is gewone detailhandel, maar dan met een zeer grote omvang. Net als bij gewone detailhandel geldt ook hiervoor dat het gemeentelijk beleid er op is gericht dat deze vorm van detailhandel zich vestigt in het centrum. Deze grootschalige winkels zijn dan ook in principe uitgesloten op het bedrijventerrein. In het bestemmingsplan is wel een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om alsnog een vestiging mogelijk te maken wanneer blijkt dat een nieuwe vestiging van grootschalige detailhandel niet in het centrum is in te passen. De voorwaarden zijn gelijk aan de nieuwvestiging van detailhandel in volumineuze goederen. Supermarkten zijn expliciet uitgesloten.
  • Groothandel. Groothandel is detailhandel niet gericht op particulieren maar op bedrijven. Deze vorm van detailhandel wordt toegestaan op het bedrijventerrein.
  • Internetwinkels, een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt. In het bestemmingsplan is binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' toegestaan dat ter plaatse de bijbehorende opslag, distributie en het afhalen plaatsvindt. Het tonen en afrekenen van goederen mag dus niet binnen een vestiging van een internetwinkel op het bedrijventerrein.

Bedrijfswoningen op de bedrijventerreinen

Op onder andere de bedrijventerreinen De Hare en Leeuwerikenveld I zijn op enkele plaatsen bedrijfswoningen aanwezig. De schaal van de bedrijventerreinen en de toegestane milieucategorieën op de meeste bedrijventerreinen zijn niet geschikt om nieuwe bedrijfswoningen toe te staan. Gelet op de voortschrijdende ontwikkeling van de technologie is het vanuit bedrijfsmatig oogpunt niet of nauweljks meer nodig om direct naast het bedrijf te wonen. Daarom zijn alleen de bestaande bedrijfswoningen in het bestemmingsplan geregeld.

Geluidzone Leeuwerikenveld I

Bijzondere aandacht gaat uit naar het geluidgezoneerde industrieterrein Leeuwerikenveld I. Een geluidgezoneerd bedrijf mag zich allleen hier vestigen. Of een bedrijfsinrichting hier onder valt is af te lezen uit de Staat van bedrijfsactiviteiten die als bijlage 1 bij de regels is opgenomen. Bij een 'Z' in de kolom geluid gaat het om geluidzoneringsplichtige inrichtingen. Deze vorm van bedrijf kan zich alleen vestigen binnen het gebied met de aanduiding 'wetgevingszone - wet geluidhinder'. Rondom het geluidgezoneerde terrein is een geluidzone opgenomen (aanduiding 'geluidzone -'). Binnen deze geluidzone mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten (zoals woningen) worden gerealiseerd.

LPG-stations

Het vulpunt, de afleverzuil en de opslagtank van de LPG-tankstations zijn op de verbeelding vastgelegd middels de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lgp'. Ook is het vulpunt voorzien van de aanduiding 'vulpunt lpg'. Dit lpg-vulpunt is in de verbeelding en in de regels gefixeerd, zodat verplaatsing niet zonder planherziening kan plaatsvinden. Dit is noodzakelijk in verband met regels omtrent externe veiligheid. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' gelden beperkte gebruiks- en bouwmogelijkheden met betrekking tot (beperkt) kwetsbare objecten, bebouwing en functies waar veel mensen aanwezig zijn. Ze staan beschreven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (zie ook begripsomschrijving in artikel 1).

Bouwregels

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen.

Bestemming 'Groen' (artikel 5)

Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen, water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk. Het betreft hier met name het grotere, structurele groen. De volgende ondergeschikte functies zijn toegestaan:

  • paden en verhardingen;
  • speelvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen.

Vanwege de aard van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden beperkt.

Bestemming 'Horeca' (artikel 6)

Deze bestemming is opgenomen voor de snackbar op de hoek van de Klooster en de Monierweg.

Bestemming 'Kantoor' (artikel 7)

Binnen het plangebied zijn alleen zelfstandige kantoren toegestaan in het gebied Holwert-Noordoost. Deze bestemming is rechtstreeks afkomstig uit het vigerende bestemmingsplan. Het begrip 'kantoor' is omschreven in artikel 1.

Bestemming 'Maatschappelijk' (artikel 8)

Deze bestemming is opgenomen voor de molen 'De Arend' aan de Krimweg. Rond de molen is de molenbiotoop opgenomen, waarbinnnen een hoogtebeperking geldt voor bouwwerken (artikel 22.11). Binnen deze bestemming zijn religieuze, educatieve, sociaal-culturele en medische voorzieningen, alsmede overheidsvoorzieningen toegestaan.

Bestemming 'Maatschappelijk - Militair Terrein' (artikel 9)

De gronden met de bestemming Maatschappelijk - Militair terrein zijn aangewezen voor militaire voorzieningen, met alle daarbij behorende voorzieningen, waaronder kantoorfuncties, dag- en nachtverblijf, kantines, instructie, opslag en verzorgende voorzieningen. Het munitiedepot is hierbinnen apart aangeduid.

Bestemming 'Verkeer' (artikel 10)

De hoofdwegstructuur binnen het plangebied is aangegeven met de bestemming 'Verkeer'. Ook openbare parkeerterreinen zijn binnen de verkeersbestemming gelegen. Er is verder geen onderscheid gemaakt in een verkeersfunctie en een verblijfsfunctie. Binnen de bestemming zijn inbegrepen, bermen, bruggen, wandel- en fietspaden, parkeervoorzieningen, railontsluitingen, groen- en speelvoorzieningen, water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.

Bestemming 'Verkeer - Railverkeer' (artikel 11)

De doorgaande spoorlijnen Zwolle-Emmen en Coevorden–Duitsland zijn specifiek bestemd. Ook het terrein van de Euroterminal ligt in deze bestemming. Voor optimale flexibiliteit is ook in de bestemmingen 'Bedrijventerrein', 'Verkeer', 'Groen' en 'Water' de mogelijkheid opgenomen voor de aanleg van sporen.

Bestemming 'Water' (artikel 12)

Binnen deze bestemming zijn water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen toegestaan.

Bestemming 'Wonen' (artikel 13)

De woning dient in een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat de voorgevel in de voorste bouwgrens dient te worden gebouwd. Hiermee wordt de positie van de gevels vastgelegd. Voor ondergeschikte bebouwing op het erf zijn regels gesteld aan de omvang, hoogte en positie.

Behalve de woonfunctie is een beroep- of bedrijf aan huis toegestaan, ondergeschikt aan de woonfunctie.

Binnen de bouwregels wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • de woning,
  • bijbehorende bouwwerken,
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor elk type bebouwing gelden aparte bouwregels.

Bestemming 'Leiding - Gas' (artikel 14)

De belemmeringenstroken van de leidingen van de NAM en Gasunie zijn op de verbeelding aangeduid met de (dubbel)bestemming 'Leiding - Gas'. Hier gelden bouwrestricties en restricties aan werkzaamheden in de grond.

Bij een omgevingsvergunning kan eventueel van deze restricties worden afgeweken en bebouwing op grond van de 'onderliggende' gebiedsbestemming(en) worden toegestaan, mits het belang van een goed en veilig functioneren van de leiding hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. In verband hiermee wordt verplicht advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' (artikel 15)

De belemmeringenstrook van de ondergrondse hoogspanningsverbinding is op de verbeelding aangeduid met de (dubbel)bgestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Er gelden bouwrestricties en restricties aan de grondwerkzaamheden.

Bij een omgevingsvergunning kan eventueel van deze restricties worden afgeweken en bebouwing op grond van de 'onderliggende' gebiedsbestemming(en) worden toegestaan, mits het belang van een goed en veilig functioneren van de hoogspanningsverbinding niet onevenredig wordt geschaad. In verband hiermee wordt verplicht advies ingewonnen bij de beheerder.

Bestemming 'Waarde - Archeologie 3' (artikel 16)

De (dubbel)bestemming 'Waarde - Archeologie 3' is opgenomen ter plaatse van enkele archeologisch waardevolle gebieden. Bij ruimtelijke ingrepen in de bodem dieper dan 30 cm is eerst bureauonderzoek nodig om na te gaan of archeologische waarden kunnen worden aangetast.

Bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' (artikel 17)

De (dubbel)bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' is bij alle bedrijventerreinen op een groot deel opgenomen. Bij ruimtelijke ingrepen in de bodem met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en dieper dan 30 cm is eerst bureauonderzoek nodig om na te gaan of archeologische waarden kunnen worden aangetast.

Bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' (artikel 18)

De in het plangebied voorkomende cultuurhistorische en aardkundige waarden zijn middels deze bestemming beschermd.

Binnen deze bestemming geldt een bouwrestrictie en een beperking om op of in de grond bepaalde, nader omschreven werkzaamheden uit te voeren.

Bebouwing kan wel worden gerealiseerd dan wel de betreffende werkzaamheden kunnen wel worden uitgevoerd, indien na toetsing is gebleken dat geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de cultuurhistorische waarde van het landschap.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In hoofdstuk drie zijn algemene regels neergelegd die gelden voor alle voorgaande hoofdstukken. Zaken die niet per bestemming kunnen worden geregeld zijn in dit hoofdstuk opgenomen.

Anti-dubbeltelregel (artikel 19)

Dit artikel bevat de anti-dubbeltelbepaling. Deze bepaling is verplicht op grond van artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Algemene bouwregels (artikel 20)

In dit kader is een algemene regel opgenomen voor het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor kleine bouwwerken of ondergeschikte uitbreidingen van hoofdgebouwen.

Algemene gebruiksregels (artikel 21)

Hier wordt vermeld wat wordt begrepen onder gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen.

Algemene aanduidingregels (artikel 22)

De aanduidingen die vallen over meerdere bestemmingen zijn opgenomen in dit artikel. Een voorbeeld is de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' die ten gevolge van de in het plan aanwezige lpg installaties is opgenomen. De gronden ter plaatse van deze aanduiding zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG-installatie.

Algemene afwijkingsregels (artikel 23)

Dit artikel bevat meerdere afwijkingsbevoegdheden die ruimte bieden aan ondergeschikte afwijkingen van in het plan bepaalde regels. Zo heeft het college van burgemeester en wethouders, onder andere, de bevoegdheid om in bepaalde gevallen en onder voorwaarden een afwijking van 10% van de in het bestemmingsplan gegeven maten, afmetingen en percentages toe te staan.

Overige regels (artikel 24)

In deze regel is een bepaling opgenomen omtrent de verwijzing naar wettelijke regeling in dit plan. Bedoeld wordt te verwijzen naar de desbetreffende regeling, zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan (statische verwijzing). Dit conform jurisprudentie op dit punt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 25 regelt het overgangsrecht bouwen en gebruik. De redactie is conform het Besluit ruimtelijke ordening. De regeling ziet toe op het overgangsrecht voor een gebouw dat na vaststelling van het bestemmingsplan valt onder strijdige bebouwing. Zodra het gebruik wordt beëindigd, dient de situatie weer in overeenstemming te worden gebracht met het bestemmingsplan.

Als laatste is de slotregel opgenomen. In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. De slotregel is conform de SVBP2012 geformuleerd.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan betreft een actualisering van reeds bestaande bestemmingsplannen en daarmee zijn er geen uitvoeringskosten aan het plan verbonden. De actualisatiekosten komen ten laste van de gemeente.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg

Een concept van dit bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg toegestuurd aan de vooroverlegpartners. De provincie Drenthe, het Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe, de Hulpverleningsdienst Drenthe en de Nederlandse Gasunie maakten gebruik van de mogelijkheid om een vooroverlegreactie in te dienen. De belangrijkste punten uit de vooroverlegreacties zijn hieronder benoemd en van een reactie voorzien.

7.1.1 Provincie Drenthe

Samenvatting

In de plantoelichting ontbreekt een staat van de bruto-oppervlakte van de bedrijventerreinen in hectares en het nog uit te geven aantal hectares aan bedrijventerreinen.

Reactie gemeente

De toelichting van het bestemmingsplan is op dit punt aangevuld (zie paragraaf 3.3.4)

Samenvatting

In het kader van de Omgevingsvisie Drenthe wordt gewerkt aan een actualisatie van de behoefteraming aan bedrijventerreinen. De provincie vraagt zich af waar de in de plantoelichting genoemde cijfers wat betreft onder meer het bruto areaal aan hectares bedrijventerreinen (ruim 383 ha) op gebaseerd is.

Reactie gemeente

Het aantal van 383 hectare is genoemd in de Structuurvisie Coevorden en betreft het totaal aan bedrijfsareaal bnnen de gemeente. De cijfers van het bruto areaal aan hectares bedrijventerreinen die nu zijn opgenomen zijn gebaseerd op tabel 4 uit het Economisch beleidsplan, vastgestelde versie juni 2012.

Samenvatting

Het bestemmingsplan dient inzicht te geven in de gecumuleerde geluidbelasting. Het industrielawaai moet gecumuleerd worden met de overige bronnen. Op basis van dit gecumuleerde geluidniveau wordt vervolgens een planologische afweging gemaakt.

Reactie gemeente

Het bestemmingsplan is aangevuld met een notitie aanvraag hogere grenswaarden. In deze notitie is inzicht gegeven in de gecumuleerde geluidbelasting op de woningen waar een hogere waarde voor wordt aangevraagd. In de toelichting (zie paragraaf 4.6.4) is een samenvatting opgenomen.

7.1.2 Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe

Samenvatting

Binnen het plangebied liggen 3 LPG-tankstations. De ligging van de LPG-reservoirs en de LPG-afleverinstallaties komen niet overeen met de ligging op de risicokaart. Daarnaast moeten met betrekking tot de LPG-vulpunten de veiligheidszones die gelden voor de nieuwe situatie op de verbeelding worden geplaatst. Dat wil zeggen dat de grote afstanden van het Revi gelden.

Reactie gemeente

De verbeelding van het bestemmingsplan is op deze punten aangepast.

Samenvatting

De hogedruk aardgasleiding van de NAM, liggende aan de rand van het plangebied in het zuidwestelijk deel, nabij de waterzuivering, heeft een veiligheidszone – buisleiding, die gedeeltelijk binnen het plangebied ligt. De veiligheidszone is echter niet op de verbeelding geplaatst.

Reactie gemeente

De verbeelding van het bestemmingsplan is op dit punt aangepast.

Samenvatting

Aan de westkant van het plangebied loopt een gasleiding, waarvan de hartlijn niet op de verbeelding is geplaatst.

Reactie gemeente

De verbeelding van het bestemmingsplan is op dit punt aangepast.

Samenvatting

In artikel 20.2.5 van de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het aanduidingsvlak “veiligheidszone – Bevi”. Voorgesteld wordt om deze wijzigingsbevoegdheid ook op te nemen voor de aanduidingsvlakken “veiligheidszone – buisleiding” en “veiligheidszone – lpg”.

Reactie gemeente

De regels van het bestemmingsplan zijn aangevuld met de voorgestelde wijzigingsbevoegdheden.

Samenvatting

In artikel 20.4.4 van de regels is een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels opgenomen. Voorgesteld wordt om de volgende twee voorwaarden als volgt te wijzigen:

  • “er mag geen nachtelijk verblijf plaatsvinden” wordt “er mag geen nachtelijk verblijf in de vorm van overnachting plaatsvinden”.
  • “de gemiddelde personendichtheid per 1.000 m2 mag niet meer bedragen dan 4” wordt “het mag geen zelfstandig kantoorgebouw betreffen.”

Verder wordt voorgesteld om deze afwijkingsbevoegheid ook op te nemen voor de aanduidingsvlakken “veiligheidszone – buisleiding” en “veiligheidszone – lpg”.

Reactie gemeente

De regels van het bestemmingsplan zijn aangepast overeenkomstig het voorstel van het Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe.

Samenvatting

Het Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe stelt voor om paragraaf 4.7.2.1 LPG tankstations aan te vullen met betrekking tot de veiligheidszones die gelden voor de toekomstige situatie.

Reactie gemeente

De toelichting van het bestemmingsplan is op dit punt aangevuld.

7.1.3 Hulpverleningsdienst Drenthe

Samenvatting

De Hulpverleningsdienst Drenthe adviseert het bevoegd gezag in het algemeen om binnen het invloedsgebied van risicobronnen geen kwetsbare objecten mogelijk te maken.

Reactie gemeente

Het bestemmingsplan voorziet in regels die het verbieden om nieuwe kwetsbare objecten te realiseren binnen de diverse invloedsgebieden.

Samenvatting

De Hulpverleningsdienst Drenthe adviseert het bevoegd gezag in het algemeen om binnen de 100%-letaliteitszone van risicobronnen geen objecten of recreatiegebieden mogelijk te maken waar groepen personen aanwezig zijn.

Reactie gemeente

Het bestemmingsplan voorziet in regels die het verbieden om binnen de 100%-letaliteitszones dergelijke objecten of gebieden mogelijk te maken.

Samenvatting

In het algemeen geldt dat het is aan te raden om aan actieve risicocommunicatie over voorgenoemde risicobronnen te doen. De communicatie kan zich richten op burgers en ondernemers uit de gemeente Coevorden.

Reactie gemeente

De gemeente neemt dit advies ter harte.

Samenvatting

Op de bedrijventerreinen zijn twee LPG-tankstations aanwezig, waar de oriënterende waarde wordt overschreden. Het is wenselijk om te onderzoeken welke maatregelen getroffen kunnen worden en als zodanig vastgelegd kunnen worden in de milieuvergunning.

Reactie gemeente

De gemeente gaat dit onderzoeken. Indien mogelijk zal de gemeente de betreffende milieuvergunningen aanpassen.

Samenvatting

De hulpverleningsdienst adviseert om in overleg te treden met het bedrijf Nijhof Wassink over het voorschrift met betrekking tot de aanwezigheid van schuimvormend middel (SVM). Dit is destijds opgenomen in de milieuvergunning, maar gebleken is dat het bedrijf de voorraad SVM niet heeft.

Reactie gemeente

De gemeente treedt hierover in overleg met het betreffende bedrijf.

7.1.4 Nederlandse Gasunie

Samenvatting

Verschillende bouwblokken zijn binnen de belemmeringenstrook of op de hogedruk aardgastransportleiding geprojecteerd. De Gasunie verzoekt om nieuwe bouwblokken buiten de belemmeringenstrook te brengen.

Reactie gemeente

De verbeelding van het bestemmingsplan is op dit punt aangepast.

Samenvatting

Binnen het plangebied zijn twee gasontvangstations gelegen. De Gasunie verzoekt om deze gasontvangstations en de bijbehorende invoerleidingen, veiligheidszones en belemmeringenstroken als zodanig te bestemmen.

Reactie gemeente

De verbeelding en de regels van het bestemmingsplan zijn op deze punten aangepast.

Samenvatting

De Gasunie verzoekt om in het artikel 'Leiding – Gas' een voorrangsbepaling op te nemen die bepaalt dat de bestemming 'Leiding – Gas' voorrang krijgt boven alle overige bestemmingen.

Reactie gemeente

De gemeente vindt het van belang dat eventuele archeologische waarden beschermd worden en niet aangetast worden bij graafwerkzaamheden ten behoeve van een leiding. Het is daarom niet wenselijk om de bestemming 'Leiding - Gas' voorrang te geven boven de archeologische bestemmingen. Het bestemmingsplan is daarom op dit punt niet aangepast.

Samenvatting

De Gasunie verzoekt om de vergunningsplicht voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden (artikel 13.4.1 van de regels) te concretiseren. De Gasunie levert hiertoe een tekstvoorstel aan.

Reactie gemeente

De regels van het bestemmingsplan zijn op dit punt aangepast. Het tekstvoorstel is overgenomen.

Samenvatting

In artikel 20.3 is een regeling opgenomen voor de aanduiding 'veiligheidszone – leiding'. De Gasunie verzoekt om dit artikel te schrappen, omdat de veiligheidszone niet voorkomt op de verbeelding.

Reactie gemeente

De veiligheidszone was abusievelijk niet opgenomen op de verbeelding van het conceptbestemmingsplan. Deze komt echter wel voor in het plangebied (aan de zuidkant). Het bestemmingsplan is in zoverre aangepast, dat de aanduiding op de verbeelding is geplaatst.

Samenvatting

De Gasunie verzoekt om de toelichting op een aantal punten aan te vullen.

Reactie gemeente

De toelichting van het bestemmingsplan is aangevuld.

7.2 Inspraak

7.2.1 Voorontwerp

Van het voorliggende bestemmingsplan werd geen voorontwerp ter inzage gelegd. Er werd wel een concept van dit bestemmingsplan op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl geplaatst. Dit concept was vanaf 30 september 2013 te raadplegen. Op 30 september 2013 vond ook een inloopbijeenkomst plaats.

Naar aanleiding van het conceptbestemmingsplan en de inloopbijeenkomst werd een aantal inhoudelijke reacties ingediend bij de gemeente. Deze reacties gaven op een aantal punten aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Het ging hier om perceelsgerichte aanpassingen. Er was geen aanleiding voor generieke aanpassingen van het bestemmingsplan.

7.2.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan Bedrijventerreinen Stad, Coevorden heeft van dinsdag 24 maart 2015 tot en met woensdag 6 mei 2015 voor eenieder ter inzage gelegen. Voor een overzicht van de zienswijzen en voorgestelde aanpassingen wordt verwezen naar de Notitie van zienswijzen, bijlage 4.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Archeologische Beleidskaart

Bijlage 2 Archeologische beleidskaart

Bijlage 3 Lijst Van Bestaande Detailhandelsvestigingen

Bijlage 3 Lijst van bestaande detailhandelsvestigingen

Bijlage 1 Advies Externe Veiligheid

Bijlage 1 Advies Externe Veiligheid

Bijlage 2 Advies Hulpverleningsdienst Drenthe

Bijlage 2 Advies Hulpverleningsdienst Drenthe

Bijlage 3 Onderzoek Geluidzone Leeuwerikenveld I

Bijlage 3 Onderzoek geluidzone Leeuwerikenveld I

Bijlage 4 Notitie Van Zienswijzen

Bijlage 4 Notitie van zienswijzen