KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Sport - Manege
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Water
Artikel 9 Wonen
Artikel 10 Waarde - Archeologie 3
Artikel 11 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 17 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
Artikel 19 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Vigerende Bestemmingsplannen
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Inleiding
2.2 Schoonoord
2.3 Klooster
2.4 Broekveld
2.5 Geesbrug
2.6 'T Kleine Veld
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie En Cultuurhistorie
4.2 Bodemkwaliteit
4.3 Ecologie
4.4 Geluidhinder
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Water
4.8 Milieuzonering
4.9 Overige Omgevingsaspecten
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
5.2 Toelichting Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Vooroverleg
7.2 Overleg
7.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Archeologische Beleidskaart
Bijlage 3 Lijst Van Bestaande Detailhandel
Bijlage 1 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 2 Advies Hulpverleningsdienst Drenthe
Bijlage 3 Advisering Lpg Station Schoonoord
Bijlage 4 Notitie Zienswijzen

Lokale terreinen

Bestemmingsplan - Gemeente Coevorden

Vastgesteld op 30-09-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Lokale bedrijventerreinen, met identificatienummer NL.IMRO.0109.200BP00005-0003 van de gemeente Coevorden;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroep of bedrijf

een dienstverlenend beroep of bedrijf dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- en bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming met de woonfunctie is;

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage

een percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.8 bed and breakfast

een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt met maximaal 6 kamers en maximaal 10 personen, die in beginsel deel uitmaakt van het hoofdgebouw en onder omstandigheden in een bijbehorend bouwwerk mag worden gerealiseerd, zonder dat er sprake is van een permanente woonsituatie;

1.9 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen, met inbegrip van een bedrijfsrestaurant;

1.10 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.11 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) de eigenaar of een werknemer van het bedrijf waartoe de woning behoort.

1.12 bestaand gebruik

gebruik dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig is;

1.13 bestaande bebouwing

bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan legaal bestond of in uitvoering was, dan wel gebouwd is of gebouwd kan worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

1.14 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 Bevi-inrichting

een inrichting waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is;

1.16 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; voor zover het bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning betreft, wordt voor de toepassing van dit begrip in afwijking van het begrip hoofdgebouw de bedrijfswoning aangemerkt als hoofdgebouw;

1.18 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens

De grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Indien en voorzover twee bouwpercelen middels de aanduiding 'relatie ' met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel.

1.21 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 bruto vloeroppervlak van een gebouw

de som van de bepaalde vloeroppervlaktes van alle tot het gebouw behorende binnenruimten. De oppervlakte van buitenruimten als loggia's, balkons, niet gesloten galerijen, dakterrassen en dergelijke worden hier niet tot berekend.

1.25 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.26 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.27 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.29 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, meubels, keukens en sanitair;

1.30 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.31 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders;

1.32 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.34 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.35 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.36 geluidsbelasting

etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats;

1.37 geluidsruimte

equivalent geluidvermogen in dB(A)/m2;

1.38 geluidszone

geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder;

1.39 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.40 grenswaarde

de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting;

1.41 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.42 grootschalige detailhandel

detailhandel met een minimum vestigingsgrootte van 1.000 m2 winkelvloeroppervlak;

1.43 hogere waarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.44 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is; indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een (bedrijfs)woning aanwezig is, wordt voor de toepassing van het bepaalde over bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning die woning als hoofdgebouw aangemerkt;

1.45 horeca

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, hieronder niet begrepen discotheken en dancings;

1.46 internetwinkel

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag, distributie en het afhalen plaatsvindt en het tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.47 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.48 kwetsbaar object

kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.49 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.50 lpg-doorzet

de afzet van lpg in m³ per jaar;

1.51 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.52 manege

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur van paarden en pony’s en het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen), alsook ondergeschikte horeca, categorie II ten dienste van deze activiteiten;

1.53 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.54 nevenactiviteit

Een activiteit die uitsluitend uitgeoefend kan worden naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie door de bewoner en/of ondernemer van die hoofdfunctie en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.

1.55 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.56 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.57 peil

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.58 perceelsgrens

De grens van een kadastraal perceel;

1.59 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.60 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.61 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.62 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.63 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.64 stacaravan:

een caravan die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan;

1.65 vloeroppervlak

gezamenlijke oppervlakte van de bouwlagen;

1.66 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.67 vuurwerkbedrijf

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.68 watergang

een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren; de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.69 Wgh-inrichting

een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;

1.70 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.71 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:

  1. 1. Plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;
  2. 2. Overstekende daken;
  3. 3. Luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;

Buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die genoemd zijn in bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de categorieën 1 en 2;
  2. b. bedrijven die genoemd zijn in bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de categorieën 1 tot en met 3.1 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 3.1';
  3. c. bedrijven die genoemd zijn in bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de categorieën 1 tot en met 3.2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 3.2';
  4. d. maximaal één bedrijfswoning, ter plaatse van de van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  5. e. de detailhandel, zoals genoemd in bijlage 3 'Lijst van bestaande detailhandel', met dien verstande dat de genoemde vormen van detailhandel uitsluitend op de genoemde adressen uitgevoerd mogen worden;
  6. f. bestaande detailhandel in volumineuze goederen;
  7. g. groothandel
  8. h. internetwinkels;
  9. i. een afvalscheidingsstation ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - afvalscheidingsstation';
  10. j. een carrosserie-, aanhangwagen- en opleggerfabriek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - carrosserie-, aanhangwagen- en opleggerfabriek';
  11. k. een gemeentewerf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - gemeentewerf';
  12. l. een goederenwegvervoerbedrijf met een bedrijfsoppervlak van minimaal 1.000 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - goederenwegvervoerbedrijf';
  13. m. een hout- en chaletbouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - hout- en chaletbouw';
  14. n. oliehandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - oliehandel';
  15. o. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met of zonder lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', met dien verstande dat het vulpunt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘vulpunt lpg’ mag worden gesitueerd. Ter plaatse van het lpg-vulpunt vindt geen verkoop van motorbrandstoffen plaats;
  16. p. een windturbine ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';
  17. q. een zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  18. r. een sportschool ter plaatse van de aanduiding 'sportschool';

met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  1. s. productiegebonden detailhandel;
  2. t. ontsluitingswegen en paden;
  3. u. parkeervoorzieningen;
  4. v. groen- en speelvoorzieningen;
  5. w. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. x. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, bouwhoogte en goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.2.1 onder e voor het verkleinen van de afstand tot de perceelsgrens of het bouwen in de perceelsgrens, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het woon- en leefmilieu;
    3. 3. de verkeersveiligheid,
    4. 4. de brandveiligheid.
  2. b. lid 3.2.1 onder f. voor het bouwen van nieuwe bedrijfswoningen, met dien verstande dat:
    1. 1. per bedrijfsperceel maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
    2. 2. de bedrijfswoning wordt gebouwd binnen het bouwvlak;
    3. 3. de inhoud van de nieuwe bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 750 m3;
    4. 4. de gezamelijke oppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 250 m2;
    5. 5. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 8 m;
    6. 6. bijbehorende bouwwerken uitsluitend worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning en niet meer dan 25 m van de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning;
    7. 7. de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning niet meer bedragen dan respectievelijk 3m en 6 m;
    8. 8. aangetoond is dat:
      • er geen beperking ontstaat voor de bedrijfsvoering van aangrenzende bedrijven;
      • ter plaatse van de nieuw te bouwen bedrijfswoning een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden;
      • aan wetgeving op het gebied van externe veiligheid en geluid voldaan wordt;
      • de bedrijfsvoering ter plaatse zoveel tijd en aandacht opeist dat er een redelijk belang ontstaat om bij het bedrijf te wonen;
      • de bedrijfsactiviteiten die vragen om de aanwezigheid van een bedrijfswoning structureel van aard zijn en niet ondergeschikt zijn aan een andere hoofdactiviteit.
    9. 9. de afwijking niet van toepassing is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van een bedrijfswoning als (reguliere) woning;
  2. b. het gebruik van gebouwen voor bewoning, indien op het betreffende perceel geen bedrijfsbebouwing aanwezig is.
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan
    1. 1. productiegebonden detailhandel;
    2. 2. detailhandel, toegestaan op grond van lid 3.1.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.1 voor het toestaan van bedrijven welke niet zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten', mits:
    1. 1. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf als genoemd in de ter plaatse aangeduide categorieën van bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het woon- en leefmilieu;
      • de verkeersveiligheid;
      • de brandveiligheid;
  2. b. lid 3.1 juncto lid 3.5 voor het toestaan van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen dan wel in volumineuze goederen, mits:
    1. 1. het brutovloeroppervlak van de detailhandelsvestiging minimaal 1.000 m2 bedraagt;
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het woon- en leefmilieu;
      • de verkeersveiligheid;
      • de brandveiligheid;
    3. 3. aangetoond wordt dat voldoende parkeervoorzieningen kunnen worden gerealiseerd op eigen terrein;
    4. 4. de afwijking niet zal leiden tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in de detailhandelsbranche in het kernwinkelgebied van het nabijgelegen dorpscentrum.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de aanduiding:

  1. a. 'specifieke vorm van bedrijventerrein - gemeentewerf';
  2. b. 'specifieke vorm van bedrijventerrein - hout- en chaletbouw';
  3. c. 'specifieke vorm van bedrijventerrein - carrosserie-, aanhangwagen- en opleggerfabriek';
  4. d. 'specifieke vorm van bedrijventerrein - dienstverlening t.b.v. landbouw en bouwmarkt';
  5. e. 'specifieke vorm van bedrijventerrein - oliehandel';

mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de toegestane functie wordt beëindigd.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. (ontsluitings)wegen, paden en verhardingen;
  2. d. speelvoorzieningen;
  3. e. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. religieuze, educatieve, sociaal-culturele en medische voorzieningen, alsmede overheidsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. uitsluitend bestaande bedrijfswoningen;
  2. c. ontsluitingswegen en paden;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. groen- en speelvoorzieningen;
  5. f. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. g. nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, bouwhoogte en goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

Artikel 6 Sport - Manege

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een manege;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. horecavoorzieningen;
  2. c. ontsluitingswegen en paden;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. f. nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, bouwhoogte en goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecavoorzieningen met een gezamenlijk bruto vloeroppervlak van meer dan 50 m2.

Artikel 7 Verkeer

7.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer, met daarbij inbegrepen, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
  2. b. wandel- en fietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groen- en speelvoorzieningen;
  5. e. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen.

7.2 bouwregels

Artikel 8 Water

8.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. nutsvoorzieningen.

8.2 bouwregels

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. waterhuishouding, waaronder retentievoorzieningen zoals vijvers;
  3. c. erfbeplanting c.q. landschappelijke inpassing;
  4. d. hobbymatig agrarisch gebruik;
  5. e. aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  6. f. een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieing'.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de landschappelijke inpassing;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder a voor het bouwen buiten het bouwvlak tot ten hoogtste 5 m achter de achtergevel en tussen het verlengde van de zijgevels, mits:

  1. a. de bestaande maatvoering.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan bewoning van de van de woning vrijstaande gebouwen.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van voorden, zandkopjes, veentjes (dobbes, pingo's, uitblazingskommen, depressies) en celtic fields, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden mogen bouwwerken met een diepte van meer dan 0,3 m uitsluitend worden gebouwd, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie3' verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 11 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (verwachte) archeologische waarden, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemming(en) van primaire betekenis is.

11.2 Bouwregels

Op de voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 500 m2;
  2. b. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde -Archeologische verwachtingswaarde verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

  1. a. In die gevallen dat de bestaande, legaal tot stand gekomen goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
  2. b. In die gevallen dat een bestaand, legaal tot stand gekomen bebouwingspercentage meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan;
  3. c. Bij platte daken mag de maximale hoogte niet meer bedragen dan de maximale goothoogte.

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van vrij kamperen, kleinschalig kamperen of een andere vorm van kleinschalige verblijfsrecreatie;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed and breakfastvoorziening;
  4. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  5. e. het gebruik van de gronden en/of gebouwen voor een seksinrichting;
  6. f. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels

15.1 Veiligheidszone - lpg

Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
  2. b. het bepaalde in het plan voor een geringe aanpassing van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
  3. c. het bepaalde in het plan voor overschrijding van de bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
  4. d. het bepaalde in het plan voor het bouwen van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
    1. 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
    2. 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
  5. e. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennemasten tot een hoogte van niet meer dan 40 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
  6. f. het bepaalde in het plan voor het realiseren van (ondergrondse) rioleringswerken, zoals rioolputten en bergbezinkbassins tot maximaal 500 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
  7. g. het bepaalde in artikel 14 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van een bed en breakfast, mits:
    1. a. de bed en breakfastvoorziening wordt gevestigd in een woonhuis of een bedrijfswoning;
    2. b. de bed en breakfastvoorziening niet wordt gevestigd in een bijbehorend bouwwerk, tenzij uit de bouwkundige inrichting van het bijbehorend bouwwerk expliciet blijkt dat het bijbehorend bouwwerk uitsluitend gebruikt wordt voor de bed en breakfastvoorziening;
    3. c. de bed en breakfastvoorziening ondergeschikt is aan de woonfunctie;
    4. d. de initiatiefnemer van de bed en breakfastvoorziening de hoofdbewoner is;
    5. e. er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf is;
  1. h. het bepaalde in artikel 14 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van kleinschalig kamperen, mits:
    1. 1. de afstand van de gronden waar het kleinschalig kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot het dichtstbijzijnde kampeerterrein of een terrein voor kleinschalig kamperen ten minste 500 m bedraagt;
    2. 2. de afstand van de gronden waar het kleinschalig kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot de naastgelegen woning ten minste 50 m bedraagt;
    3. 3. de betreffende gronden direct aansluiten aan het erf van de woning van de aanvrager;
    4. 4. het kleinschalig kampeerterrein in gebruik is in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober en aangetoond wordt dat buiten deze periode het terrein leeg van kampeermiddelen zal zijn;
    5. 5. het terrein op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast, afgestemd op het gebiedseigen karakter;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
      • de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied en de directe omgeving daarvan;
      • de waardevolle essen in het gebied en de directe omgeving daarvan;
      • de stedenbouwkundige structuur van de bebouwing en omgeving;
    7. 7. de te realiseren voorzieningen alleen worden bestemd voor een natweer onderkomen en uitsluitend voor eigen gasten;
    8. 8. de te realiseren voorzieningen moeten in bestaande gebouwen worden verwezenlijkt en mogen niet meer dan 100 m² bedragen;
    9. 9. het parkeren van komende en gaande bezoekers van de minicamping op eigen terrein plaatsvindt;
  2. i. het bepaalde in artikel 14 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van tijdelijk groepskamperen, mits:
    1. 1. het tijdelijk groepskamperen plaatsvindt in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober en aangetoond wordt dat buiten deze periode het terrein leeg zal zijn;
    2. 2. het aantal dagen per groepskamperen ten hoogste 10 bedraagt;
    3. 3. op de betreffende gronden geen trekkershutten, chalets of stacaravans worden geplaatst;
    4. 4. het terrein op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast, afgestemd op het gebiedseigen karakter;
  3. j. het bepaalde in de gegeven bestemmingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van een kampeerterrein worden gebouwd, mits:
    1. 1. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16 onder h is verleend;
    2. 2. voldoende is aangetoond dat de bestaande gebouwen op het perceel, waarin de voorzieningen voor de minicamping kunnen worden gerealiseerd, minder dan 50² bedragen;
    3. 3. de oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen niet meer dan 50 m² per kampeerterrein bedraagt;
    4. 4. de goot- en bouwhoogte aansluiten bij de bestaande bebouwing;
    5. 5. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
      • de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied en de directe omgeving daarvan;
      • de waardevolle essen in het gebied en de directe omgeving daarvan;
      • de stedenbouwkundige structuur van de bebouwing en omgeving.

Artikel 17 Overige Regels

17.1 Andere wettelijke regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

18.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 18.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van bouwwerk als bedoeld in lid 18.1 met maximaal 10%.

18.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Lid 18.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

18.5 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 18.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

18.6 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in lid 18.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

18.7 Overgangsrecht niet van toepassing

Lid 18.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Lokale bedrijventerreinen.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Coevorden is bezig met de actualisatie van de bestemmingsplannen bedrijventerreinen in de gemeente. Van 23 afzonderlijke bestemmingsplannen wordt er één bestemmingsplan gemaakt voor de bedrijventerreinen gelegen in de stad Coevorden en één bestemmingsplan voor de lokale bedrijventerreinen (Dalen, Geesbrug, Schoonoord, Sleen en Zweeloo). Het nu voorliggende plan betreft het bestemmingsplan voor de vijf lokale bedrijventerreinen.

Het nieuwe bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Bestaande planologische rechten en verleende vergunningen zijn leidend geweest bij het opstellen van het bestemmingsplan. Wel is een uniformeringsslag gemaakt, waarbij is ingestoken op regelingen die mogelijkheden bieden aan de ondernemers daar waar het kan en beperkend zijn waar dit echt moet, waarbij uiteraard de rechtszekerheid is gewaarborgd. De kaders hiervoor worden gevormd door de wensen uit ondermeer de gemeentelijke visie 'Beleidskader werklocaties gemeente Coevorden 2011 – 2020', de aanwezige (milieu)randvoorwaarden en de gewenste ruimtelijke en functionele kwaliteit van de bedrijventerreinen.

1.2 Vigerende Bestemmingsplannen

Het nieuwe bestemmingsplan vervangt een groot aantal bestemmingsplannen. Hieronder is per bedrijventerrein beschreven welke bestemmingsplannen geheel of gedeeltelijk worden vervangen.

1.2.1 Bestemmingsplannen Schoonoord

Voor het bedrijventerrein Schoonoord zijn de volgende bestemmingsplannen vigerend:

  • Bestemmingsplan Bedrijventerrein Schoonoord (1990), vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Coevorden d.d. 27 maart 1990, goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Drenthe d.d. 13 november 1990;
  • Bestemmingsplan Uitbreiding Bedrijventerrein Schoonoord, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Coevorden d.d. 2 juli 2007, goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Drenthe d.d. 2 september 2008;
  • Partiële herziening bestemmingsplan Uitbreiding bedrijventerrein Schoonoord, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Coevorden d.d. 3 februari 2011.

1.2.2 Bestemmingsplannen Klooster

Voor het bedrijventerrein Klooster zijn de volgende bestemmingsplannen vigerend:

  • Bestemmingsplan Bedrijventerrein 1993, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Coevorden d.d. 13 juni 1994, goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Drenthe d.d. 25 juli 1994;
  • Bestemmingsplan Buitengebied Zweeloo partiële herziening t.b.v. gemeentelijke werkplaats aan het Klooster, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Coevorden d.d. 10 september 2003, goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Drenthe d.d. 3 december 2003.

1.2.3 Bestemmingsplannen Broekveld

Voor het bedrijventerrein Broekveld is het volgende bestemmingsplan vigerend:

  • Bestemmingsplan Sleen, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Coevorden d.d. 14 oktober 2003, goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Drenthe d.d. 16 maart 2004.

1.2.4 Bestemmingsplannen Geesbrug

Voor het bedrijventerrein Geesbrug zijn de volgende bestemmingsplannen vigerend:

  • BP Geesbrug bedrijventerrein, vastgesteld door de gemeenteraad van de vml. gemeente Oosterhesselen d.d.17 september 1991, goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Drenthe d.d.17 december 1991;
  • BP Geesbrug bedrijventerrein Plan van wijziging ex art. 11 WRO, vastgesteld door de gemeenteraad van de vml. gemeente Oosterhesselen d.d. 3 september 1996, goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Drenthe d.d. 24 september 1996;
  • BP Geesburg uitbreiding bedrijventerrein, vastgesteld door de gemeenteraad van gemeente Coevorden d.d. 12 oktober 1999, goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Drenthe d.d. 23 mei 2000.

1.2.5 Bestemmingsplannen 't Kleine Veld

Voor het bedrijventerrein Kleine Veld zijn de volgende bestemmingsplannen vigerend.

  • Bestemmingsplan Bedrijventerrein Kleine Veld II, vastgesteld door de gemeenteraad van de vml. gemeente Dalen d.d. 31 januari 1995, goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Drenthe d.d. 18 april 1995;
  • Bestemmingsplan Bedrijventerrein Kleine Veld III, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Coevorden d.d. 11 december 2001, goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Drenthe d.d. 19 februari 2002.

1.3 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels, vergezeld van een toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridische bindende elementen van het bestemmingsplan. De verbeelding voor het bestemmingsplan bestaat uit vijf kaartbladen, voor elk bedrijventerrein één kaartblad. Op de verbeelding zijn bestemmingen weergegeven die op hoofdlijnen aanduiden welke functie waar mogelijk is. Per bestemming is in de regels een nadere uitwerking van de bouw- en gebruiksmogelijkheden gegeven.

De toelichting bestaat uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk 1 volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied, bestaande uit de vijf verschillende lokale bedrijventerreinen. In hoofdstuk 3 is een beschrijving gegeven van het voor het bestemmingsplan relevante beleid op verschillende bestuursniveaus. De omgevingsaspecten (bijv. archeologie, bodemkwaliteit en akoestiek) komen aan bod in hoofdstuk 4. Eventuele onderzoeken die zijn uitgevoerd worden hier behandeld. De juridische beschrijving en een toelichting op de werking van de bestemmingsregels is te vinden in hoofdstuk 5. Tot slot is in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 op de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

Bij vijf kernen is een lokaal bedrijventerrein aanwezig. Dit zijn de bedrijventerreinen:

  • Schoonoord
  • Klooster, Zweeloo
  • Geesbrug
  • Broekveld, Sleen
  • 't Kleine Veld, Dalen

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00005-0003_0001.jpg"

afbeelding 2.1: ligging lokale bedrijventerreinen in de gemeente Coevorden

Deze lokale terreinen functioneren als opvang van het lokale midden- en kleinbedrijf. Met uitzondering van Schoonoord en Geesbrug zijn de terreinen volledig uitgegeven. Hieronder is per terrein een beschrijving van de kenmerken van het gebied gegeven. Er is ingegaan op de ligging in de omgeving, de opbouw en structuur van het bedrijventerrein en de aanwezige functies.

2.2 Schoonoord

Het bedrijventerrein ligt ten zuiden van de kern Schoonoord, aan de N376 Slenerweg (welke in het zuiden aansluit op de N381 richting Beilen of Emmen). Schoonoord ligt in de noordelijke punt van de gemeente Coevorden. Het bedrijventerrein Schoonoord heeft één ontsluitende weg, de Maatschappijweg, die aansluit op de Slenerweg. De Maatschappijweg loopt vanaf de Slenerweg richting het noordoosten, waarbij aan weerszijden ruime rechthoekige bedrijfspercelen zijn gevestigd. De Maatschappijweg gaat aan het einde de hoek om richting het zuidoosten naar het nog niet ingevulde deel van het bedrijventerrein. De Maatschappijweg eindigt hier in een cul de sac. Dit deel is middels het bestemmingsplan Uitbreiding Bedrijventerrein Schoonoord uit 2007 geschikt gemaakt voor nieuwe bedrijvigheid.

Bijna de helft van het al ingevulde deel van het bedrijventerrein is vergeven aan een transportbedrijf. De verplaatsing van het transportbedrijf uit de kern van Schoonoord in 1990 is de aanleiding geweest voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein. De gronden bij het transportbedrijf zijn in gebruik als opstelplaats voor voertuigen en bijbehorend materiaal en materieel. Ook is een truckdieseltankstation aanwezig.

Bij de ingang van het terrein is een tankstation aanwezig met LPG tank en een wasstraat. Het LPG vulpunt en de opslagtank zijn achterop het terrein van het tankstation gepositioneerd. Ook is op het terrein o.a. een bouwmarkt in tuingoed en doe-het-zelfartikelen en een opslagloods van een stukadoorsbedrijf gevestigd. Centraal op het bedrijventerrein staat een telecommunicatiemast.

De bebouwing op het terrein is redelijk uniform van vorm en hoogte en bestaat uit grote rechthoekige loodsen met een zadeldak haaks op de weg. De bouwhoogtes variëren tussen de 5 en 10 meter. Het parkeren gebeurt geheel op de eigen bedrijfskavels, meestal rondom de bebouwing. De openbare ruimte bestaat uit de ontsluitende weg en een aangrenzende strook groen. De inrichting is eenvoudig, bestaande uit gras met een enkele straatlantaarn. Op een enkele plek zijn struiken geplant. Het straatbeeld bestaat verder nog uit de metalen erfafscheidingen rond de kavels en enkele vlaggenmasten.

De bospartij circa 300 m naar het zuiden toe maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Er zijn geen archeologische monumenten (AMK) in of rond het plangebied bekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00005-0003_0002.jpg"

afbeelding 2.2: luchtfoto van plangebied bedrijventerrein Schoonoord

2.3 Klooster

Het bedrijventerrein Klooster ligt pal aan de N381 en is via de weg de Schapendijk/Brinklanden en de Noordweg bereikbaar. Het bedrijventerrein is eind jaren tachtig in ontwikkeling gebracht, gericht op het bieden van ruimte voor bedrijven uit Zweeloo die de kern waren ontgroeid. In de loop van de tijd hebben zich op het terrein enkele (plaatselijke) bedrijven gevestigd en is het afvalscheidingstation uit Zweeloo hier naar toe verplaatst. In 2001 is het bedrijventerrein uitgebreid met een gemeentelijke werkplaats, aan de westzijde tegen de afrit van de N381 aan.

De opbouw van het terrein is vrij eenvoudig, de weg Klooster sluit op twee punten aan op de Noordweg en ontsluit de aanwezige bedrijven. Aan de noordzijde van het bedrijventerrein is een afschermende beplantingsstrook aanwezig. De houtsingel aan de oostzijde maakt onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur. Rond het bedrijventerrein zijn enkele agrarische bedrijven gevestigd. Het gebruik van de omliggende gronden is agrarisch. Er zijn geen archeologische monumenten (AMK) in of rond het plangebied bekend.

De bebouwing bestaat uit enkele grotere loodsen van maximaal 10 meter hoog met een kap. Op het terrein van de gemeentelijke werkplaats staat een windturbine. De turbine heeft een rotordiameter van 2 meter en een ashoogte van 24 meter. Deze kleine windturbine bezit geen veiligheidscontouren die in het bestemmingsplan worden geregeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00005-0003_0003.jpg"

afbeelding 2.3: luchtfoto van plangebied bedrijventerrein Klooster

Over de N381 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats, de noordelijke helft van het plangebied ligt in de risicocontour van deze weg. Ook heeft de N381 een geluidscontour, waar voor woningen en bedrijfswoningen rekening mee dient te worden gehouden. Binnen deze geluidscontour zijn geluidgevoelige functies niet zomaar mogelijk. Hierover is meer beschreven in paragraaf 4.4Geluidhinder.

2.4 Broekveld

Bedrijventerrein Broekveld ligt aan de zuidkant van de kern Sleen, tegen de woonwijk aan. Het terrein is bereikbaar vanaf de N376 via de Oldengaerde. Op het terrein is één weg aanwezig, de Meulenakker. Broekveld is opgedeeld in meerdere kleine percelen aan weerszijden van de Meulenakker. De zuidkant van het terrein wordt gedomineerd door de grote opslagloods. Verder zijn op het terrein o.a. een autoshowroom, een lasschool, ateliers, installatiebedrijven, een vervoersbedrijf en enkele (bedrijfs)woningen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00005-0003_0004.jpg"

afbeelding 2.4: luchtfoto van plangebied bedrijventerrein Broekveld

Rondom is het terrein afgeschermd met een beplantingsstrook met struiken en bomen. Aan de oostzijde van de grote opslagloods vervult een gebouwde terreinafscheiding de afschermende functie. Bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit één laag met kap en is niet hoger dan 10 meter.

2.5 Geesbrug

Het bedrijventerrein Geesbrug is gelegen aan de Johannes Poststraat en Coevorderstraatweg. Het bedrijventerrein ligt vlak tegen de A37 aan en is daarmee goed bereikbaar voor auto- en vrachtverkeer. Aan de inrichting en het stratenpatroon van het terrein is nog enigszins de oorspronkelijke agrarische verkaveling te herkennen. De wegen op het terrein zijn de Energiestraat, Nijverheidsstraat, Handelsstraat en Ambachtsweg. Er zijn op enkele plekken nog braakliggende gronden aanwezig. Ook is de zuidoosthoek van het terrein nog in ontwikkeling. Hiervoor wordt een eigen bestemmingsplanprocedure gevoerd.

De oostelijke grens van het bedrijventerrein is met een groenstrook met opgaande beplanting ingericht. Deze groenstrook zorgt voor een afschermende werking ten opzichte van het aangrenzende agrarische gebied. Aan de zuidzijde is de grens bepaald door de hier aanwezige hoofdwatergang. In het oostelijke deel van het bedrijventerrein is een opdeling aangebracht in compartimenten middels enkele groenstroken, o.a. langs de Handelsstraat en in het verlengde daarvan tot aan de Energiestraat.

Op het bedrijventerrein is een keur aan bedrijfsfuncties aanwezig, hoofdzakelijk in de categorieën transport en opslag, installatiebedrijven en verkoop volumineuze goederen als auto's en caravans en verkoop tuingoed en tuinhuisjes. Ook zijn op het terrein veel bedrijfswoningen aanwezig. Op het terrein zijn twee tankstations, waarvan één met LPG, milieuvergunning (2005/33).

Aan de Coevorderstraatweg staan behalve bedrijven ook woningen, een kerkgebouwtje en een basisschool.

De openbare ruimte op het bedrijventerrein is schaars en is grotendeels gericht op de verkeersfunctie. Parkeren vindt hoofdzakelijk op eigen erf plaats. Langs de Coevorderstraatweg is een vrijliggend fietspad gelegen. Op twee locaties langs de Coevorderstraatweg is een bushalte. Aan de Johannes Poststraat in de zuidwestelijke hoek van het bedrijventerrein is een carpoolplaats met parkeerterrein en fietsenstallingen gesitueerd.

Ongeveer een kilometer naar het westen toe zijn gronden aangewezen als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur. Er zijn geen archeologische monumenten (AMK) in of rond het plangebied aangewezen. Over de A37 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats, het plangebied ligt bijna volledig in de plaatsgebonden risicocontour. Conform het Basisnet weg moet worden vermeld dat de A37 geen plaatsgebonden risicocontour 10-6 heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00005-0003_0005.jpg"

afbeelding 2.5: luchtfoto van plangebied bedrijventerrein Geesbrug

2.6 'T Kleine Veld

't Kleine Veld is gelegen ten noorden van de kern Dalen en ligt pal aan de N34. Het terrein is vanaf de Noordwijk via de Burgemeester Fonteinstraat ontsloten. Op het bedrijventerrein zijn verschillende soorten bedrijven gevestigd, variërend van een tuincentrum, opslagloodsen, fietsverkoop, kleinere bedrijfsunits en meerdere bedrijfswoningen. Ook zijn aan de noordelijke rand kantoorunits in de verhuur. Centraal op het terrein staat een telecommunicatiemast en aan de westzijde is er een manege aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00005-0003_0006.jpg"

afbeelding 2.6: luchtfoto van plangebied bedrijventerrein 't Kleine Veld

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig; Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.

Het Rijk laat de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Dit zal inhouden dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor de bestemmingsplangebieden in Coevorden zodoende beperkt zal blijven. Het relevante beleidskader wordt gevormd door provincie en vooral de gemeente, zie hiervoor paragrafen 3.2 Provinciaal beleid en 3.3 Gemeentelijk beleid.

De Ontwerp Structuurvisie heeft t/m 13 september 2011 ter inzage gelegen voor zienswijzen en is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie vervangt o.a. de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.

De nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die juridische borging vragen, zijn geborgd in de Amvb Ruimte. Deze Amvb wordt in juridische termen aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met de Amvb Ruimte geeft het rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Provincie Drenthe en Provinciale Ruimtelijke Verordening

De Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

De Omgevingsvisie Drenthe vervangt het tweede Provinciaal omgevingsplan (POPII) en is een integratie van vier wettelijk voorgeschreven planvormen; de provinciale ruimtelijke structuurvisie, het provinciaal milieubeleidsplan, het regionaal waterplan en het provinciaal verkeers- en vervoersplan. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening heeft de provincie haar belangen geïdentificeerd en concreet aangegeven hoe ze elk belang wil verwezenlijken.

In de Omgevingsvisie Drenthe geeft de provincie aan de ontwikkeling van een dynamische, vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie te willen stimuleren. Ingezet wordt op het versterken van de concurrentiekracht door interregionale samenwerking, kennisontwikkeling, innovatie en het ontwikkelen van clusters en speerpuntsectoren, het concentreren van economische activiteiten en stedelijke netwerken en het versterken van de sociaal-economische vitaliteit van de plattelandseconomie.

Het ontwikkelen van robuuste stedelijke netwerken is hierbij cruciaal. De stedelijke netwerken dienen als schakels in de internationale verbinding. Met het versterken van deze schakels wordt de economische positie van Drenthe in Europa verbeterd.

De Provincie streeft naar regionale afstemming over werklocaties om onderlinge concurrentie tussen gemeenten te voorkomen. Op basis van de regionale markt worden twee afstemmingsregio's onderscheiden. Coevorden valt binnen de afstemmingsregio 'Zuidas' (Meppel-Hoogeveen-Emmen-De Wolden-Coevorden). De Zuidas is de industriële en logistieke as en de logistieke hotspot. Binnen deze Zuidas wil de provincie de sector transport & logistiek, in combinatie met de kennisintensieve maakindustrie, bevorderen.

Herstructurering van bestaande bedrijventerreinen wordt boven nieuwe uitleg gesteld. Voor de kwaliteitsverbetering van bestaande bedrijventerreinen wil de provincie het initiatief nemen door voor de komende tien jaar een herstructurerings- en intensiveringsprogramma uit te voeren. Daarnaast wil men met gemeenten en andere relevante partners afspraken maken over de kwaliteit en de duurzaamheid van werklocaties.

Bij de herstructurering en nieuwe aanleg van locaties wordt de opstelling van een beeldkwaliteitsplan verplicht gesteld, waarin in ieder geval aandacht moet worden besteed aan de terreinindeling, de inrichting van de openbare ruimte, de kavelinrichting, de kwaliteit van de bebouwing, de omgang met reclame-uitingen en de landschappelijke en stedebouwkundige inpassing. In dit kader wordt een rol gezien voor het samenwerkingsverband 'Mooi Drenthe'.

Detailhandel dient zich te concentreren in de stedelijke gebieden. Vestiging van winkels buiten het stedelijk gebied (zogenaamde weidewinkels) wordt niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00005-0003_0007.png"

afbeelding 3.1: Ruimtelijk-economische ontwikkeling en mobiliteit van de Provincie Drenthe (bron: Omgevingsvisie Drenthe, kaart 3, juni 2010)

3.3 Gemeentelijk Beleid

De nieuwe structuurvisie voor Coevorden, het Beleidskader Werklocaties Gemeente Coevorden en het Economisch beleidsplan vormen op gemeentelijk niveau het belangrijkste beleidskader voor de nieuwe bestemmingsplannen. Meer concreet geeft de Handhavingsnotitie detailhandel op bedrijventerreinen de uitgangspunten voor detailhandel op de bedrijventerreinen.

3.3.1 Structuurvisie Coevorden

In de structuurvisie is ingegaan op de sterke en zwakke punten en de kansen en bedreigingen voor de werkgelegenheid in Coevorden. Onder andere de goede bereikbaarheid, multimodale ontsluiting naar binnen- en buitenland en het ruime aanbod aan m2 bedrijventerrein zijn de sterkste kwaliteiten. Daar tegenover zijn veel bedrijventerreinen verouderd, is er sprake van leegstand, is de profilering zwak en ontbreekt een segmentering van bedrijventerreinen. Tevens is de aanwezige bedrijvensector erg conjunctuurgevoelig.

Dit resulteert in een afname van het aantal arbeidsplaatsen, en dan met name in de industrie (o.a. door vertrek van de maakindustrie naar de lage-lonenlanden). Dit wordt versterkt door de vergrijzing van de bevolking en de krimp.

Naar de toekomst toe ziet de gemeente de volgende kansen voor de lokale werklocaties:

  • revitaliseren/herstructureren en daarmee het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit op bedrijventerreinen;
  • samenwerking in Drentse Zuidas;
  • het ontwikkelen van de regio Emmen-Coevorden als een dryport voor de zeehavens van Rotterdam en Amsterdam.

3.3.2 Economisch beleidsplan (juni 2012)

Het economisch beleidsplan is opgesteld met de volgende doelstelling: door ruimte te bieden aan ondernemers, faciliteiten te optimaliseren en duidelijkheid te verschaffen, wil de gemeente Coevorden het mogelijk maken om ondernemers voluit te laten ondernemen en hierdoor de economie bloeiend te houden.

Voor de volgende sectoren geldt; ruimte bieden aan ondernemers en faciliteiten voor ondernemers optimaliseren:

  • agrarische sector
  • industriële sector
  • toeristische sector
  • sector midden- en kleinbedrijf
  • sector zakelijke dienstverlening

Deze sectoren zijn ofwel karakteristiek voor de gemeente Coevorden of zorgen voor veel werkgelegenheid.

Voor alle sectoren geldt dat onze beleidsvoornemens als doel hebben:

  • ruimte te bieden aan ondernemers door onder andere
  • actualisatie beleid en verruiming van regels
  • flexibiliteit in bestemmingsplannen
  • helderheid in visie
  • faciliteiten voor ondernemers te optimaliseren door onder andere
  • kwaliteit van bedrijventerreinen te verbeteren en te onderhouden
  • vestigingsvoorwaarden te verbeteren
  • ondersteuning van park- en citymanagement en Toreco
  • het aangaan van samenwerkingsverbanden

De gemeente Coevorden beschikt over ruim 383 hectare bruto bedrijventerrein en dat is relatief veel. Bijna de helft van de werkgelegenheid in Coevorden bevindt zich op deze bedrijventerreinen. Landelijk ligt het gemiddelde aandeel op een derde. De bedrijventerreinen variëren van lokale en regionale tot bovenregionale terreinen. Met uitzondering van de bovenregionale terreinen zijn de terreinen gemengde bedrijventerreinen, waar eveneens sprake is van wonen en de aanwezigheid van detailhandel.

Omvang lokale bedrijventerreinen:

Naam bedrijventerreinlocatie Periode Bruto opp. in ha. Nog uitgeefbaar in ha.
’t Kleine Veld
(Dalen)
jaren 90 9
Beukenlaan-Kanaalweg (Geesbrug) jaren 90 32 4
Broekveld
(Sleen)
jaren 90 3
Bedrijventerreinen (Schoonoord) jaren 90 13 2
Klooster (Aalden-Zweeloo) jaren 90 6
Totaal: 63 Totaal: 6

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie En Cultuurhistorie

4.1.1 Wettelijk kader

Het Verdrag van Malta is gericht op bescherming van het ondergronds cultureel erfgoed. In de omgevingsvisie van de Provincie Drenthe en de gemeentelijke structuurvisie zijn nadere beleidseisen geformuleerd.

Uitgangspunt van de nationale regels uit het Barro is om cultuurhistorie meer bij ruimtelijke ontwikkelingen te betrekken. De Nota Belvedère geeft hiervoor heldere handvatten. De strategie uit de Nota Belvedere is “behoud door ontwikkeling”. Gelijktijdig met de Nota Belvedère is de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland ontwikkeld met daarin opgenomen de zogenoemde Belvedèregebieden. Deze gebieden verdienen vanuit de cultuurhistorie extra aandacht. De nota Belvedère is vertaald in een wettelijk verplichte afweging van cultuurhistorie in ruimtelijke ordeningsprocessen (Bro art. 3.1.6).

4.1.2 Erfgoednota 'Het kapitaal van Coevorden'

Het cultureel erfgoed van de gemeente Coevorden is omvangrijk, van grote waarde en belangrijk voor de identiteit en de economische vitaliteit van de gemeente. Het cultureel erfgoed is daarom ‘Het Kapitaal van Coevorden’. In de erfgoednota ‘Het Kapitaal van Coevorden’ is een groot aantal aanbevelingen gedaan om het culturele erfgoed te bewaren en te versterken. Het erfgoed moet meer bekendheid krijgen en ingezet worden bij ontwikkelingen in de gemeente. De erfgoednota is door de gemeenteraad vastgesteld.

In de CultuurHistorische Inventarisatie (CHI) 2010-2011 is het archeologische, landschappelijke, historische geografische en gebouwde erfgoed geïnventariseerd. Op basis van deze inventarisatie is de erfgoednota geschreven en is een beleidskaart gemaakt waarop per gebied is aangegeven welke uitgangspunten gelden bij ruimtelijke ingrepen ('Beleidskaart archeologie bij Erfgoednota').

Roemruchte geschiedenis

De gemeente Coevorden heeft een lange, rijke en roemruchte geschiedenis. Al in de prehistorie is sprake van bewoning waarvan nu nog steeds de bewijzen in het landschap zichtbaar zijn. De hunebedden en de grafheuvels, de celtic fields en de vele vondsten in het Stedelijk Museum Coevorden zijn getuigen van dit verre verleden. Uit een recenter verleden geeft de nog aanwezige structuur van de vroegere vestingstad zicht op de militaire geschiedenis. Het Kasteel en Havezathe de Klencke vertellen weer over de bestuurlijke rol van Coevorden in het verleden. De veelal gaaf bewaarde esdorpen met hun boerderijen en essen zijn representanten van de agrarische samenleving door de eeuwen heen. De jongste geschiedenis van de gemeente Coevorden is zichtbaar in de veenkoloniale delen met de kanalen, wijken en lintdorpen in weidse vergezichten.

Stolp

De gemeente Coevorden is zich bewust van het grote kapitaal aan landschap, gebouwen en archeologie dat in de gemeente te vinden is. In beleidsnotities is dit al onderkend, maar het cultureel erfgoed kan nog meer bekend, zichtbaar en gewaardeerd worden. De gemeente wil het erfgoed beschermen; niet door er een stolp overheen te plaatsen, maar door er gebruik van te maken. Eén van de manieren om dit te bereiken is aansluiten bij projecten die het erfgoed kunnen versterken, zoals Geopark de Hondsrug, De stad als museum en Wensbeeld 2.0. Ook in beleidsnotities op andere terreinen speelt het erfgoed een rol, zoals de Structuurvisie en het bestemmingsplan Buitengebied.

Bewustwording

Het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed wordt niet alleen gewaarborgd door het opleggen van regels en voorschriften, is de overtuiging van het college. Dat gebeurt vooral door bewustwording en draagvlak te creëren. Om dit te bereiken worden verschillende middelen ingezet, zoals een publieksuitgave over de cultuurhistorische inventarisatie, meer aandacht op de website van de gemeente, een bijeenkomst voor inwoners over de erfgoednota, exposities van archeologische vondsten en een nauwe samenwerking met historische verenigingen en amateurarcheologen.In de CultuurHistorische Inventarisatie zijn 1515 karakteristieke objecten in de gemeente benoemd. Deze lijst wordt nog aangescherpt, waarna beleid wordt geformuleerd voor dit specifieke onderdeel. Met de eigenaren van deze objecten wordt in een vroeg stadium contact opgenomen, wanneer dit beleid consequenties voor hen heeft.

4.1.3 Uitgangspunten archeologie

Het bestemmingsplan voor de lokale bedrijventerreinen is conserverend van aard. Het bestemmingsplan maakt geen uitbreiding van de bedrijventerreinen mogelijk. Het uitgangspunt is om ter plaatse van archeologisch waardevolle gebieden en monumenten een beschermingsregime op te nemen. Dit is gebeurd op basis van de 'Beleidskaart archeologie bij Erfgoednota'. Uitgangspunt van het beschermingsregime is dat binnen de aangewezen gebieden voorafgaand aan bodemingrepen met een minimale omvang en verstoringsdiepte eerst onderzoek dient te worden gedaan naar de aanwezigheid van archeologische waarden. In eerste instantie bureauonderzoek, afhankelijk van de uitkomsten volgt hierop eventueel vervolgonderzoek. Per bedrijventerrein is hieronder een uitsnede van de beleidskaart weergegeven. De witte gebieden behoeven geen beschermingsregime. De licht-oranje gebieden (categorie 2) zijn in het plan opgenomen met de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde. Hier is archeologisch onderzoek nodig bij ingrepen met een oppervlak groter dan 500 m2 en dieper dan 30 cm. Op een klein deel van bedrijventerrein 't Kleine Veld is een donker-oranje gebied aanwezig met een 50 meter buffer hieromheen (categorieën 4 en 8). Hier geldt dat bij alle ingrepen in de bodem dieper dan 30 cm eerst bureauonderzoek nodig is. Dit is op de verbeelding aangeduid met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00005-0003_0008.png"

afbeelding 4.1: Legenda 'Beleidskaart archeologie bij Erfgoednota'

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00005-0003_0009.png"

afbeelding 4.2: Bedrijventerrein Schoonoord op 'Beleidskaart archeologie bij Erfgoednota'

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00005-0003_0010.png"

afbeelding 4.3: Bedrijventerrein Klooster op 'Beleidskaart archeologie bij Erfgoednota'

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00005-0003_0011.png"

afbeelding 4.4: Bedrijventerrein Broekveld op 'Beleidskaart archeologie bij Erfgoednota'

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00005-0003_0012.png"

afbeelding 4.5: Bedrijventerrein Geesbrug op 'Beleidskaart archeologie bij Erfgoednota'

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00005-0003_0013.png"

afbeelding 4.6: Bedrijventerrein 't Kleine Veld op 'Beleidskaart archeologie bij Erfgoednota'

4.1.4 Uitgangspunten cultuurhistorie

In het kader van de erfgoednota is ook een inventarisatie van de karakteristieke objecten gemaakt. Binnen het plangebied zijn alleen bij het bedrijventerrein Geesbrug twee karakteristieke objecten aangewezen (Coevorderstraatweg 29 en Coevorderstraatweg 32). Aan de karakteristieke objecten worden geen nadere regels verbonden.

Het bestemmingsplan voor de lokale bedrijventerreinen is conserverend van aard. Het bestemmingsplan legt de huidige ruimtelijke structuur en inrichting opnieuw vast.

Bedrijventerrein t Klooster bij Zweeloo ligt in Belvedèregebied 'Aalden en omgeving'. Het landschap van Aalden en omgeving is een esdorpenlandschap met een hoge volledigheids- en gaafheidsgraad. Het gebied is representatief voor de zandgronden van het Drents Plateau en geeft een goed en volledig beeld van bewoningsgeschiedenis.

Er vindt geen uitbreiding van het bedrijventerrein Klooster plaats. Het bestemmingsplan legt de huidige situatie opnieuw vast. De cultuurhistorische waarden van het Belvederelandschap worden dan ook niet aangetast. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.2 Bodemkwaliteit

4.2.1 Wettelijk kader

Het Besluit ruimtelijke ordening stelt eisen aan de uitvoerbaarheid van plannen. Daarom is kennis van de bodem van belang voor het leggen van de bestemmingen. Of een verontreiniging moet worden gesaneerd hangt af van de ernst en omvang. Uiteraard speelt het toekomstig gebruik ook een belangrijke rol. Indien sprake is van een functiewijziging dient er in veel gevallen een bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Op elk lokaal bedrijventerrein zijn locaties met verdachte activiteiten bekend (www.bodemloket.nl). Voor de huidige situatie vormt dit geen belemmering. Aangezien het bestemmingsplan conserverend is, is geen noodzaak tot eventueel bodemonderzoek.

4.3 Ecologie

4.3.1 Wettelijk kader

De natuur in Nederland wordt beschermd vanuit twee invalshoeken: bescherming van gebieden en bescherming van soorten. De gebiedsbescherming is geregeld via de Natuurbeschermingswet (landelijk) en de Omgevingsvisie (provinciaal). De soortbescherming is geregeld door middel van de Flora- en Faunawet (landelijk).

4.3.2 Uitgangspunten ecologie

Samenvattend gelden voor de nieuwe bestemmingsplannen de volgende aandachtspunten en randvoorwaarden:

Gebiedsbescherming:

Het bedrijventerrein Klooster bij Zweeloo ligt tegen een deel van de ecologische hoofdstructuur aan (EHS oostelijke rand). Het gaat om de beplanting / bosschages die de oostelijke grens vormen van het bedrijventerrein. Dit gebied heeft de bestemming Groen toegewezen gekregen. Hier zijn geen gebouwen mogelijk of functies die de werking van de EHS belemmeren.

Het bedrijventerrein Schoonoord ligt op ca. 300 m van een onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. De andere terreinen liggen niet in de directe nabijheid van de ecologische hoofdstructuur of Natura-2000 gebieden. Daar komt bij dat voor de bedrijventerreinen het uitgangspunt is het handhaven van de huidige planologische mogelijkheden. Vanuit gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Soortenbescherming

Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene ontheffing voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is ontheffing mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel afgeweken worden na een uitgebreide toetsing.

Het bestemmingsplan voor de lokale bedrijventerreinen is conserverend van aard. De bestaande bedrijventerreinen worden met dit bestemmingsplan niet verder uitgebreid. Nader onderzoek op het gebied van beschermde natuurwaarden of soortenbescherming kan achterwege blijven.

4.4 Geluidhinder

4.4.1 Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) vormt het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid en bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door onder meer wegverkeer (zie par. 4.4.2 Wegverkeer), spoorwegverkeer (zie par. 4.4.3 Spoorwegverkeer) en industrie (zie par. 4.4.4 Industrie). De wet bevat normen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de gevel van een woning. In beginsel bedraagt dit maximaal 48 dB (voorkeursgrenswaarde). Eventueel kan een hogere waarde (maximaal 63 dB) worden vastgesteld indien planologische, economische of stedenbouwkundige aspecten hiertoe aanleiding geven.

4.4.2 Wegverkeer

Binnen en nabij het plangebied liggen wegen waarop de toegestane rijsnelheid hoger is dan 30 km/h. Langs deze wegen liggen onderzoekszones. Onderzoek naar wegverkeerslawaai is nodig indien nieuwe woningen of geluidgevoelige bestemmingen worden toegelaten binnen deze onderzoekszones.

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. Toekomstige ontwikkelingen die niet binnen het huidige bestemmingsplan zijn geregeld, zullen zelfstandig worden getoetst.

4.4.3 Spoorwegverkeer

Geen van de lokale bedrijventerreinen ligt langs of in de nabijheid van een spoorlijn. Spoorwegverkeerslawaai geeft geen uitgangspunten of belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.4.4 Industrie

Geen van de lokale bedrijventerreinen hebben een geluidzone zoals bedoeld in artikel 41 en 53 van de Wet geluidhinder. Industrielawaai geeft geen uitgangspunten of belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.5 Externe Veiligheid

4.5.1 Inleiding

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • inrichtingen waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen (hogedrukgasleiding NAM).

Bij het aspect externe veiligheid is een tweetal begrippen van belang, te weten: plaatsgebonden risico (grenswaarde) en groepsrisico (oriënterende waarde).

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen, zoals LPG-tankstations is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing.

Het huidige beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (Crnvgs, ook wel circulaire genoemd), die op termijn vervangen zal worden door het 'Besluit transportroutes externe veiligheid' (Btev). Het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt

Plaatsgebonden risico:

Het plaatsgebonden risico is het risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt in de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor woningen en kwetsbare objecten is gesteld op een niveau van 10-6 per jaar. Daarnaast geldt voor het plaatsgebonden risico een richtwaarde 10-6 per jaar voor beperkt kwetsbare objecten.

Groepsrisico:

Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers voorkomt. Voor het groepsrisico geldt geen richt- of grenswaarde. Het groepsrisico wordt daarentegen afgezet tegen een oriëntatiewaarde en wordt bepaald binnen het invloedsgebied. In de meeste gevallen wordt het invloedsgebied begrensd op de 1% letaliteitzone. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek waarin de groepsgrootte in aantallen wordt uitgezet tegen de kans dat een dergelijke groep het slachtoffer wordt van een ongeval.

Ten behoeve van de beoordeling van het aspect Externe Veiligheid voor de bestemmingsplannen “Bedrijventerreinen stad Coevorden” en “Lokale bedrijventerreinen” heeft het Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe een veiligheidsstudie uitgevoerd (Onderzoek Externe Veiligheid - Risicoanalyse Bestemmingsplannen "Bedrijventerreinen stad Coevorden" en "Lokale bedrijventerreinen", 15 augustus 2013). De studie is opgenomen in bijlage 1 en onderhavige paragraaf is afgestemd op de inhoud ervan.

Binnen het plangebied Lokale bedrijventerreinen Coevorden zijn de volgende risicobronnen alsmede de bronnen die invloed hebben op het plangebied geïnventariseerd:

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00005-0003_0014.png"

4.5.2 Inrichtingen

De volgende LPG-tankstations zijn voor het bestemmingsplan Lokale bedrijventerreinen van belang.

  • - Tankstation Blokzijl, Nijverheidsstraat 6 in Geesbrug;
  • - Tankstation Van Zijl Compaan, Maatschappijweg 1 in Schoonoord;

Op basis van de Revi gelden voor LPG-tankstation generieke afstanden voor het plaatsgebonden risico 10-6. In de omgevingsvergunning zijn van de tankstations de volgende doorzetgegevens vastgelegd:

Tankstation Blokzijl 1.500 m3 LPG
Tankstation Van Zijl 1.000 m3 LPG

Voor de LPG-tankstations met een doorzet van maximaal 1.000 m3 LPG per jaar en die worden bevoorraad met een LPG-tankwagen die hittewerend is uitgevoerd, gelden de volgende PR-contouren:

LPG-installatie LPG-vulpunt LPG-reservoir LPG-aflevertoestel
PR10-6 35 m 25 m 15 m

Voor het LPG-tankstation met een doorzet van meer dan 1.000 m3 LPG per jaar gelden de volgende PR-contouren:

LPG-installatie LPG-vulpunt LPG-reservoir LPG-aflevertoestel
PR10-6 40 m 25 m 15 m

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00005-0003_0015.png"

Afbeelding 4.7: LPG-Tankstation Blokzijl in Geesbrug

Op het bedrijventerrein Geesbrug, aan de Nijverheidsstraat 6 is een tankstation met een LPG-vulpunt gevestigd. De doorzet van het tankstation ligt hoger dan 1.000 m3 maar lager dan 1.500 m3. Voor het tankstation ligt de 10-6-risicocontour op 40 m rond het vulpunt. De locatie van het vulpunt en de ligging van de 10-6 contour zijn vastgelegd op de verbeelding. Binnen deze contour zijn geen veranderingen van de planologische situatie voorzien. Na vaststelling van dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan binnen de veiligheidscontouren van het vulpunt (110 m), het reservoir (25 m) en de afleverinstallatie (15 m).

Voor het LPG-verkooppunt ligt de contour voor het groepsrisico op 150 m. Voor het tankstation is een analyse van het groepsrisico uitgevoerd (zie bijlage 1 Onderzoek Externe veiligheid). Uit de groepsrisicoanalyse is gebleken dat de hoogte van het groepsrisico de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Als gevolg van het plan neemt het groepsrisico niet toe. In de analyse is rekening gehouden met de capaciteit van het bestemmingsplan. De situatie is voor het groepsrisico aanvaardbaar geacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.200BP00005-0003_0016.png"

Afbeelding 4.8: LPG-Tankstation Zijlstra Compaan in Schoonoord

Op het bedrijventerrein Schoonoord, aan de Maatschappijweg 1 is een tankstation met een LPG-vulpunt gevestigd. Voor dit tankstation ligt de 10-6-risicocontour op 35 m rond het vulpunt. De locatie van het vulpunt en de ligging van de 10-6 contour zijn vastgelegd op de verbeelding. Binnen deze contour zijn geen veranderingen van de planologische situatie voorzien. Na vaststelling van dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan binnen de veiligheidscontouren van het vulpunt (45 m), het reservoir (25 m) en de afleverinstallatie (15 m).

Voor het LPG-verkooppunt ligt de contour voor het groepsrisico op 150 m. Voor het tankstation is een analyse van het groepsrisico uitgevoerd (zie bijlage 1 Onderzoek Externe veiligheid). Uit de groepsrisicoanalyse is gebleken dat de hoogte van het groepsrisico de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Als gevolg van het plan neemt het groepsrisico niet toe. In de analyse is rekening gehouden met de capaciteit van het bestemmingsplan. De situatie is voor het groepsrisico aanvaardbaar geacht.

4.5.3 Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, waterweg en spoorweg

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg of via het spoor gelden ten aanzien van externe veiligheid de eisen van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNGVS). Binnen het plangebied worden gevaarlijke stoffen via de weg en het spoor getransporteerd. Het transport van gevaarlijke stoffen over de A37 heeft een invloedsgebied, dat binnen het plangebied Lokale bedrijventerreinen ter plaatse van Geesbrug ligt. De transportassen die niet in dit hoofdstuk zijn genoemd, zijn voor externe veiligheid niet van belang vanwege het geringe aantal transporten gevaarlijke stoffen.

Voor het bepalen van het groepsrisico (GR) wordt gebruik gemaakt van de risicoberekeningmethodiek RBM II, versie 2.2. Deze rekenmethode is aangewezen als de standaard voor risicoberekeningen betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. De kenmerken van de infrastructuur, het aantal transporten van gevaarlijke stoffen en de aanwezigheid van mensen in de omgeving bepalen mede de uitkomsten. Het plaatsgebonden risico wordt niet berekend, maar is generiek in het Basisnet weg vastgelegd.

4.5.4 Buisleidingen

Binnen of nabij het bestemmingsplangebied liggen de volgende ondergrondse aardgasbuisleidingen:

eigenaar leidingnaam diameter [mm] druk [bar] PR10-6 in plangebied
Gasunie A-605 (Dalen) 762 79,9 nee
Gasunie N-522-50 (Geesbrug) 159 40 ja
NAM 306 (Dalen) 203,2 66,2 nee
NAM 311 (Dalen) 254 66,2 nee
NAM 413 (Schoonoord) 711,2 85 nee

Voor het bepalen van het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) wordt gebruik gemaakt van de risicoberekeningmethodiek Carola. Deze rekenmethode is aangewezen als de standaard voor risicoberekeningen betreffende het vervoer van aardgas via ondergrondse buisleidingen. De kenmerken van de buisleidingen (druk en diameter) en de aanwezigheid van mensen in de omgeving bepalen mede de uitkomsten.

4.5.5 Advies Hulpverleningsdienst Drenthe

De gemeente heeft de Hulpverleningsdienst Drenthe om advies gevraagd over de verantwoording van het groepsrisico. De HVD adviseert om binnen het invloedsgebied van risicobronnen geen kwetsbare objecten mogelijk te maken. Ook adviseert de HVD om in het algemene zin binnen de 100% letaliteitszone van risicobronnen geen objecten of recreatiegebieden mogelijk te maken waar groepen personen aanwezig zijn.

Ten aanzien van de het LPG tankstation op het bedrijventerrein Schoonoord is het wenselijk om te onderzoeken welke maatregelen getroffen kunnen worden ten aanzien van de bereikbaarheid van het bedrijventerrein en de bluswatervoorziening.

Dit advies is opgevolgd en er is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor maatregelen (Grontmij, 24 januari 2014, zie rapportage in bijlage 3). De bereikbaarheid voor hulpdiensten bij een calamiteit ter hoogte van het LPG tankstation is goed (bestrijding geschiedt van de N376 of de Maatschappijweg). Bij een calamiteit bij het LPG tankstation is het voor de aanwezigen op het bedrijventerrein niet mogelijk om het gebied te ontvluchten aangezien het LPG station bij de entree van het bedrijventerrein bevindt. Het advies is dan ook om het gebied via een tweede route te ontsluiten. Deze noodontsluiting kan bestaan uit een pad met halfverharding. In het bestemmingsplan is binnen de bestemming 'Groen' de mogelijkheid voor aanleg van paden. Zodoende is er ruimte voor het realiseren van een vluchtroute.

Verder concludeert de HVD dat het groepsrisico geen significante waarden aanneemt. Daarbij kan geconcludeerd worden dat de hulpdiensten voor bijna alle maatgevende scenario's voldoende is toegerust om veilig en voldoende handelend op te treden met uitzondering van incidenten met buisleidingen.

Over het algemeen is het plangebied geen dicht bevolkt gebied, waardoor het aantal te verwachten slachtoffers niet hoog zal zijn. De genoemde maatregelen zullen daarnaast een positieve bijdrage hebben op de bestrijdbaarheid maar ook op het aantal slachtoffers.

Het advies van de HVD is door de gemeente Coevorden overgenomen en de geadviseerde planologische maatregelen zijn in het bestemmingsplan verwerkt. Het volledige advies is als bijlage 2 opgenomen.

4.5.6 Verantwoording groepsrisico

Het bestemmingsplan Lokale bedrijventerreinen leidt niet tot een verandering of toename van het groepsrisico. Vanwege het conserverende karakter worden binnen het invloedsgebied van de verschillende risicobronnen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Het vastleggen van het groepsrisico binnen het invloedsgebied van de verschillende risicobronnen kan worden aangemerkt als het vastleggen van de nulsituatie van de risicosituatie. Er is dus sprake van een acceptabele situatie qua hoogte van het groepsrisico.

Het Steunpunt Externe Veiligheid geeft in paragraaf 6.3.1. van haar EV-advies een invulling van de verantwoording groepsrisico (zie bijlage 1). De gemeente Coevorden volgt het steunpunt hierin en neemt het advies over. Door de aanwezigheid van diverse risicobronnen, onderscheiden in stationaire risicobronnen, transport over de weg en spoor en via buisleidingen, is er een bepaald externe veiligheidsrisico aanwezig. Deze risico’s zijn bij de gemeente en bij de hulpdiensten (brandweer) bekend.

De gemeente Coevorden heeft kennisgenomen van de inhoud van de rapportage en acht het groepsrisico, met het in acht nemen van de adviezen van het steunpunt en de HVD en de wijze waarop deze in dit bestemmingsplan zijn verwerkt, aanvaardbaar.

4.6 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen met daarbij behorende regelgeving. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • een project “niet in betekenende mate” (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er derhalve doorgaans twee aspecten in beeld worden gebracht. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat. Ten tweede moet blijken of het project is aan te merken als een NIBM-project en dus niet zal leiden tot een verslechterde luchtkwaliteit.

Een nieuwe functie draagt in principe 'niet in betekenende mate' bij indien aannemelijk is gemaakt dat, als gevolg van uitoefening of toepassing van de functie, de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM10) als stikstofdioxide niet de 3% grens overschrijdt.

4.6.1 Uitgangspunten luchtkwaliteit

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. In dat geval wordt voldaan aan de Wet milieubeheer waardoor geen verdere beoordeling van de luchtkwaliteit noodzakelijk is. Vanuit het aspect luchtkwaliteit is er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.7 Water

De Gemeente Coevorden ligt voor Nederlandse begrippen relatief hoog. Het garanderen van de waterveiligheid is hierdoor minder urgent dan in andere gebieden. Dit neemt niet weg dat er voor de gemeente opdrachten liggen op het gebied van waterberging en waterkering. Het Nationaal Waterplan, het Provinciaal Waterhuishoudingsplan, het waterbeheersplan van Waterschap Velt en Vecht en het Gemeentelijk Waterplan vormen het belangrijkste waterbeleidskader. Daarnaast zijn in verschillende wet- en regelgeving eisen gesteld aan nieuwe bestemmingsplannen ten aanzien van het wateraspect.

4.7.1 Uitgangspunten water

Samenvattend gelden voor de nieuwe bestemmingsplannen de volgende aandachtspunten en randvoorwaarden:

  • In een tijdig stadium wordt het waterschap geïnformeerd en betrokken bij de planvorming (watertoets);
  • bij het watersysteem dient te worden uitgegaan van de trits 'eerst vasthouden, dan bergen en dan pas afvoeren';
  • robuuste ruimtelijke inrichting, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen van klimaatverandering (veiligheid, overstromingen, hevige regenbuien en langdurige droogten);
  • volledig benutten van de mogelijkheden tot multifunctionaliteit van water: bijvoorbeeld berging, doorvoer/afvoer combineren met ecologie, recreatie en natuur;
  • stadswater vormt een schakel in het groenblauwe netwerk van ecologische verbindingselementen tussen stad en ommeland: oevers natuurvriendelijk inrichten en kunstwerken voorzien van fauna passages;
  • het actuele oppervlaktewater krijgt de bestemming water om zo te voorkomen dat er oppervlaktewater kan worden gedempt.

4.8 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. De gemeente Coevorden hanteert als leidraad bij milieuzonering de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009).

4.8.1 Uitgangspunten milieuzonering

In de huidige bestemmingsplannen is veel overeenstemming als het gaat om welke milieucategorie bedrijven waar mogelijk zijn, de wat oudere bestemmingsplannen hier van uitgezonderd. Gelet op de huidige situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat voor de lokale bedrijventerreinen, gelden de volgende uitgangspunten ten aanzien van de te hanteren milieuzonering:

  • De lokale bedrijventerreinen richten zich op bedrjiven van milieucategorie 1, 2 en 3. Bedrijven in hogere milieucategorieën zijn niet toegestaan op de lokale bedrijventerreinen. Deze dienen zich te vestigen op de regionale bedrijventerreinen (bij de stad Coevorden).
  • De rechten uit de bestaande bestemmingsplannen worden in principe overgenomen.
  • De toegestane milieucategorie is mede afhankelijk van de afstand tot gevoelige bestemmingen. Daar waar sprake is van een knelpunt, wordt een maatbestemming opgenomen.

4.9 Overige Omgevingsaspecten

Binnen de gemeente is een laagvliegroute (Link 10-route) aanwezig, welke gebruikt wordt voor het laagvliegen met militaire jacht- en transportvliegtuigen. De route is een strook van 1 nautische mijl (1.852 m) aan weerszijden van de as van de route. Onder deze laagvliegroute is het niet toegestaan om masten, windmolens en andere obstakels te bouwen. De maximum bouwhoogte onder de route bedraagt 40m.

Deze laagvliegroute komt deels over de terreinen 't Kleine Veld en Broekveld. Hier geldt derhalve een hoogtebeperking voor gebouwen en bouwwerken tot 40 meter. De maximum toegestane bouwhoogte op deze terreinen is vastgelegd op de verbeelding en is nergens hoger dan 40 meter. Zodoende is er geen conflict met de beperkingen vanwege de laagvliegroute.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Inleiding

5.1.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch-technische opbouw van de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan. Het hoofdstuk is te beschouwen als een leeswijzer voor de regels en de verbeelding. In dit hoofdstuk wordt de hoofdlijn van het bestemmingsplan weergegeven, daarnaast wordt ingaan op de verschillende bestemmingen en overige regelingen, zoals die zijn neergelegd in de regels.

Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en planregels. De regels en de verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingplan. De opbouw van de regels en de te gebruiken hoofdgroepbestemmingen op de verbeelding zijn vastgelegd in de RO Standaarden 2012. Deze standaarden zijn wettelijk verankerd in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Voor alle plannen die vanaf 1 juli 2013 in procedure zijn gegaan, zijn de RO Standaarden 2012 verplicht.

5.1.2 Verbeelding

Op de verbeelding word(t)en de bestemming(en) weergegeven. In de regels is vervolgens per bestemming geregeld welk gebruik en welke bebouwing is toegestaan. Náást bestemmingen kunnen op de verbeelding ook aanduidingen zijn opgenomen. Een aanduiding (lijn, letter, cijfer of symbool) betekent in de regel iets 'extra's' ten opzichte van de bestemmingsregeling (gebruik en/of bebouwing). Een aanduiding heeft alleen betekenis als in de regels aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Sommige aanduidingen hebben een indicatieve betekenis, bijvoorbeeld topografische gegevens. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over datgene wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

5.1.3 Regels

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er ge-bouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is ernaar gestreefd het aantal bepalingen zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is.

Het kan in een concrete situatie voorkomen dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe zijn in het bestemmingsplan verschillende flexibiliteitsbepalingen, te weten afwijkingsbevoegdheden opgenomen.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • Inleidende regels,
  • Bestemmingsregels,
  • Algemene regels,
  • Overgangs- en slotregels.

5.1.4 Toelichting

De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

5.2 Toelichting Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk zijn de inleidende bepalingen van de regels opgenomen. In artikel 1 ('Begrippen') is de betekenis van een groot aantal begrippen vastgelegd. Dit is voor de interpretatie van belang en vergroot de duidelijkheid. Een deel van de begrippen is afkomstig uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012), één van de RO Standaarden 2012. Deze begrippen, bijvoorbeeld de begrippen 'bouwen' en 'gebouw', dienen verplicht te worden overgenomen.

Artikel 2 ('Wijze van meten') geeft aan hoe bepaalde maten dienen te worden berekend. Ook hier geldt dat de SVBP2012 voor een deel van de gebruikte maten een verplicht over te nemen omschrijving bevat.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Bestemming 'Bedrijventerrein' (artikel 3)

Met de bestemming 'Bedrijventerrein' is het grootste deel van het plangebied bestemd. Hierin zijn alle bedrijfsmatige activiteiten opgenomen, alsmede bijbehorende wegen, paden, groen- en watervoorzieningen.

Door middel van een zonering in milieucategorieën is een onderscheid gemaakt in zwaarte van de mogelijke bedrijfstypen die zich kunnen vestigen.

In de bestemming zijn verschillende functieaanduidingen opgenomen ten behoeve van het regelen van specifieke functies die op de bedrijventerreinen aanwezig zijn.

Het vulpunt, de afleverzuil en de opslagtank van de LPG-tankstations zijn op de verbeelding vastgelegd middels de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lgp'. Ook is het vulpunt voorzien van de aanduiding 'vulpunt lpg'. Dit lpg-vulpunt is in de verbeelding en in de regels gefixeerd, zodat verplaatsing niet zonder planherziening kan plaatsvinden. Dit is noodzakelijk in verband met regels omtrent externe veiligheid. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' gelden beperkte gebruiks- en bouwmogelijkheden met betrekking tot (beperkt) kwetsbare objecten, bebouwing en functies waar veel mensen aanwezig zijn. Ze staan beschreven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (zie ook begripsomschrijving in artikel 1).

Detailhandel op de bedrijventerreinen

Bijzondere aandacht verdient de regeling omtrent detailhandel. De volgende vormen van detailhandel kunnen in dit plan worden onderscheiden met elk een eigen regeling:

  • Reguliere detailhandel. Dit betreft de 'gewone' detailhandel. Het beleid van de gemeente is erop gericht dat deze vormen van detailhandel in de dorpskernen vestigen en daarom op termijn te weren op de bedrijventerreinen. In 2010 heeft de gemeente de handhavingsnotitie 'detailhandel op bedrijventerreinen' vastgesteld. Alleen de reguliere detailhandelsvestigingen die op deze notitie voorkomen, worden in dit bestemmingsplan positief bestemd.Bij de regels is een bijlage opgenomen waarin per adres de bestaande gebruiksvloeroppervlakte en de aard van de detailhandel is vastgelegd. Ter plaatse van het betreffende adres is uitsluitend de aldaar genoemde vorm van detailhandel toegestaan.
  • Volumineuze detailhandel: Dit betreft detailhandel in producten die vanwege de aard en/of omvang een relatief groot ruimtebeslag leggen, zoals auto's, caravans, tractoren, landbouwvoertuigen. meubel- en bouwmarkten. In de bestemming is geregeld dat de bestaande vestigingen zijn toegestaan.
  • Groothandel. Dit is een vorm van detailhandel specifiek gericht op de zakelijke markt. Deze vorm van detailhandel is in de bestemming in algemene zin toegestaan.
  • Internetwinkels, een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt. In het bestemmingsplan is binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' toegestaan dat ter plaatse de bijbehorende opslag, distributie en het afhalen plaatsvindt. Het tonen en afrekenen van goederen mag dus niet binnen een vestiging van een internetwinkel op het bedrijventerrein.
  • Grootschalige detailhandel. Grootschalige detailhandel is gewone detailhandel, maar dan met een zeer grote omvang. Net als bij gewone detailhandel geldt ook hiervoor dat het gemeentelijk beleid er op is gericht dat deze vorm van detailhandel zich vestigt in het centrum. Er zijn in het plangebied geen vestigingen van grootschalige detailhandel aanwezig. Deze grootschalige winkels zijn dan ook uitgesloten op de lokale bedrijventerreinen.

Bedrijfswoningen op de bedrijventerreinen

Op grond van de geldende bestemmingsplannen zijn er mogelijkheden voor de bouw van bedrijfswoningen. Op de meeste bedrijventerreinen zijn ook bedrijfswoningen aanwezig. De aanwezigheid van bedrijfswoningen kan vanuit milieutechnisch oogpunt leiden tot beperkingen in de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bedrijven. Daarnaast is een bedrijfswoning in bijna geen enkel geval meer noodzakelijk voor de bedrijfsvoering. Met de voortschrijdende ontwikkeling van de technologie is het immers goed mogelijk om bedrijven op afstand te beveiligen en te controleren. Om deze redenen is de gemeente Coevorden terughoudend in het toestaan van nieuwe bedrijfswoningen. Dit staat ook beschreven in het Beleidskader Werklocaties gemeente Coevorden 2011 – 2020.

In veel gevallen is er echter sprake van bestaande rechten voor de bouw van bedrijfswoningen. In voorkomende gevallen zal er vanuit milieutechnisch oogpunt geen belemmering zijn. De lokale bedrijventerreinen zijn namelijk gericht op bedrijven in lage milieucategorieën (maximaal milieucategorie 3). De gemeente Coevorden wil de bouw van bedrijfswoningen op de lokale bedrijventerreinen daarom niet geheel onmogelijk maken. De mogelijkheid voor de bouw van een nieuwe bedrijfswoning is in voorliggend bestemmingsplan opgenomen als afwijkingsbevoegdheid. Er moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan om hieraan toepassing te kunnen geven. Enkele van de voorwaarden zijn:

  • Er mag geen beperking ontstaan voor de bedrijfsvoering van aangrenzende bedrijven.
  • Ter plaatse van de nieuw te bouwen bedrijfswoning moet sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat.
  • Er moet worden aangetoond dat aan wetgeving op het gebied van bijvoorbeeld externe veiligheid en geluid voldaan wordt.
  • Er moet worden aangetoond dat de bedrijfsvoering ter plaatse zoveel tijd en aandacht opeist dat er een redelijk belang ontstaat om bij het bedrijf te wonen.
  • De bedrijfsactiviteiten die vragen om de aanwezigheid van een bedrijfswoning, moeten structureel van aard zijn en mogen niet ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit.

Er is één gebied waar de afwijkingsbevoegdheid niet geldt. Dat is in een zone van 140 m vanaf de as van de N381 op het bedrijventerrein Klooster te Zweeloo. Dit gebied is op de verbeelding aangeduid met 'bedrijfswoning uitgesloten' (-bw).

Bouwregels

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen.

Afwijkingsbevoegdheid

Na gebruikmaking van de afwijkingsbevoegdheid door het bevoegd gezag is eventueel detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen dan wel in volumineuze goederen mogelijk, mits aan bepaalde toetsingscriteria wordt voldaan. Deze betreffen het volgende:

  • het brutovloeroppervlak van de detailhandelsvestiging bedraagt minimaal 1.000 m2
  • geen onevenredige aantasting vindt plaats van:
    1. 1. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het woon- en leefmilieu; de verkeersveiligheid;
    3. 3. de brandveiligheid;
    4. 4. aangetoond dient te worden dat voldoende parkeervoorzieningen kunnen worden gerealiseerd op eigen terrein.

Bestemming 'Groen' (artikel 4)

Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen, water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk. Het betreft hier met name het grotere, structurele groen. De volgende ondergeschikte functies zijn toegestaan:

  • paden en verhardingen;
  • speelvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen.

Vanwege de aard van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden beperkt.

Bestemming 'Maatschappelijk' (artikel 5)

Aan de Coevorderstraatweg, binnen de plangrenzen van het bedrijventerrein in Geesbrug, zijn een basisschool en een kerkgebouw gelegen. Deze hebben een maatschappelijke bestemming. Binnen deze bestemming zijn religieuze, educatieve, sociaal-culturele en medische voorzieningen, alsmede overheidsvoorzieningen toegestaan. De volgende ondergeschikte functies zijn toegestaan:

  • ontsluitingswegen en paden;
  • parkeervoorzieningen;
  • groen- en speelvoorzieningen;
  • water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • nutsvoorzieningen.

Bestemming 'Sport - Manege' (artikel 6)

Aan de Noordwijk, binnen de plangrenzen van bedrijventerrein 't Kleine Veld, is een manege gelegen. Deze heeft een bestemming 'Sport - Manege'. De volgende ondergeschikte functies zijn toegestaan:

  • ondersteunende horecavoorzieningen tot maximaal 50 m2;
  • ontsluitingswegen en paden;
  • parkeervoorzieningen;
  • water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • nutsvoorzieningen.

Bestemming 'Verkeer' (artikel 7)

De wegen en straten in het plan hebben de bestemming 'Verkeer'. Deze gronden hebben een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer, met daarbij inbegrepen, bermen, bruggen, bushaltes,wandel- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groen- en speelvoorzieningen, water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.

Bestemming 'Water' (artikel 8)

Binnen deze bestemming zijn water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen toegestaan.

Bestemming 'Wonen' (artikel 9)

De woning dient in een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat de voorgevel in de voorste bouwgrens dient te worden gebouwd. Hiermee wordt de positie van de gevels vastgelegd. Voor ondergeschikte bebouwing op het erf zijn regels gesteld aan de omvang, hoogte en positie.

Behalve de woonfunctie is een beroep- of bedrijf aan huis toegestaan tot een maximum van 50% ofwel 45 m2. Zo blijft het ondergeschikt aan de woonfunctie.

Binnen de bouwregels wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • de woning,
  • bijbehorende bouwwerken,
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor elk type bebouwing gelden aparte bouwregels.

Bestemming 'Waarde - Archeologie 3' (artikel 10)

De (dubbel)bestemming 'Waarde - Archeologie 3' is opgenomen ter plaatse van het archeologisch waardevolle gebied op 't Kleine Veld. Bij ruimtelijke ingrepen in de bodem dieper dan 30 cm is eerst bureauonderzoek nodig om na te gaan of archeologische waarden kunnen worden aangetast.

Bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' (artikel 11)

De (dubbel)bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' is bij alle bedrijventerreinen op een groot deel opgenomen. Bij ruimtelijke ingrepen in de bodem met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en dieper dan 30 cm is eerst bureauonderzoek nodig om na te gaan of archeologische waarden kunnen worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In hoofdstuk drie zijn algemene regels neergelegd die gelden voor alle voorgaande hoofdstukken. Zaken die niet per bestemming kunnen worden geregeld zijn in dit hoofdstuk opgenomen.\

Anti-dubbeltelregel (artikel 12)

Dit artikel bevat de anti-dubbeltelbepaling. Deze bepaling is verplicht op grond van artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Algemene bouwregels (artikel 13)

In dit kader is een algemene regel opgenomen voor het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor kleine bouwwerken of ondergeschikte uitbreidingen van hoofdgebouwen.

Algemene gebruiksregels (artikel 14)

Hier wordt vermeld wat wordt begrepen onder gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen.

Algemene aanduidingsregels (artikel 15)

De aanduidingen die vallen over meerdere bestemmingen zijn opgenomen in dit artikel. Een voorbeeld is de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' die ten gevolge van de in het plan aanwezige lpg installaties is opgenomen. De gronden ter plaatse van deze aanduiding zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG-installatie.

Algemene afwijkingsregels (artikel 16)

Dit artikel bevat meerdere afwijkingsbevoegdheden die ruimte bieden aan ondergeschikte afwijkingen van in het plan bepaalde regels. Zo heeft het college van burgemeester en wethouders, onder andere, de bevoegdheid om in bepaalde gevallen en onder voorwaarden een afwijking van 10% van de in het bestemmingsplan gegeven maten, afmetingen en percentages toe te staan.

Overige regels (artikel 17)

In deze regel is een bepaling opgenomen omtrent de verwijzing naar wettelijke regeling in dit plan. Bedoeld wordt te verwijzen naar de desbetreffende regeling, zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan (statische verwijzing). Dit conform jurisprudentie op dit punt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 18 regelt het overgangsrecht voor bouwen en gebruik. De redactie is conform het Besluit ruimtelijke ordening. De regeling ziet toe op het overgangsrecht voor een gebouw dat na vaststelling van het bestemmingsplan valt onder strijdige bebouwing. Zodra het gebruik wordt beëindigd, dient de situatie weer in overeenstemming te worden gebracht met het bestemmingsplan.

Als laatste is de slotregel opgenomen. In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. De slotregel is conform de SVBP2012 geformuleerd.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan betreft een actualisering van reeds bestaande bestemmingsplannen en daarmee zijn er geen uitvoeringskosten aan het plan verbonden. De actualisatiekosten komen ten laste van de gemeente.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg

Een concept van dit bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg toegestuurd aan de vooroverlegpartners. De provincie Drenthe, het Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe, de Hulpverleningsdienst Drenthe en de Nederlandse Gasunie maakten gebruik van de mogelijkheid om een vooroverlegreactie in te dienen. De belangrijkste punten uit de vooroverlegreacties zijn hieronder benoemd en van een reactie voorzien.

7.1.1 Provincie Drenthe

Samenvatting

In de plantoelichting staat dat het bedrijventerrein Geesbrug een bruto-oppervlakte van 13 hectare heeft. De bruto-oppervlakte is echter 32,1 hectare.

Reactie gemeente

De toelichting van het bestemmingsplan is op dit punt aangepast.

Samenvatting

Aan het gehele bedrijventerrein Geesbrug is de dubbelbestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" toegekend. Dit wijkt af van de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente. Volgens deze kaart is voor het plangebied ten zuiden van de Coevorderstraatweg geen archeologisch onderzoek nodig.

Reactie gemeente

De dubbelbestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" is hier inderdaad ten onrechte toegekend aan het plangebied ten zuiden van de Coevorderstraatweg. De verbeelding van het bestemmingsplan is op dit punt aangepast.

7.1.2 Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe

Samenvatting

Binnen het plangebied liggen 2 LPG-tankstations (1 in Geesbrug en 1 in Schoonoord). Van het tankstation in Geesbrug is de veiligheidszone rondom het reservoir niet weergegeven. Van het tankstation in Schoonoord is de locatie van de contouren niet juist weergegeven. Daarnaast moeten met betrekking tot de LPG-vulpunten de veiligheidszones die gelden voor de nieuwe situatie op de verbeelding worden geplaatst. Dat wil zeggen dat de grote afstanden van het Revi gelden.

Reactie gemeente

De verbeelding van het bestemmingsplan is op deze punten aangepast.

Samenvatting

In artikel 20.2.5 van de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het aanduidingsvlak "veiligheidszone - Bevi". Voorgesteld wordt om deze wijzigingsbevoegdheid ook op te nemen voor de aanduidingsvlakken "veiligheidszone - buisleiding" en "veiligheidszone - lpg".

Reactie gemeente

De regels van het bestemmingsplan zijn aangevuld met de voorgestelde wijzigingsbevoegdheden.

Samenvatting

In artikel 15.1.4 van de regels is een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels opgenomen. Voorgesteld wordt om de volgende twee voorwaarden als volgt te wijzigen:

  • "er mag geen nachtelijk verblijf plaatsvinden" wordt "er mag geen nachtelijk verblijf in de vorm van overnachting plaatsvinden".
  • "de gemiddelde personendichtheid per 1.000 m2 mag niet meer bedragen dan 4" wordt "het mag geen zelfstandig kantoorgebouw betreffen."

Reactie gemeente

De regels van het bestemmingsplan zijn aangepast overeenkomstig het voorstel van het Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe.

Samenvatting

Het Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe stelt voor om paragraaf 4.5.2 van de toelichting op een aantal punten aan te passen en aan te vullen.

Reactie gemeente

De toelichting van het bestemmingsplan is op deze punten aangepast / aangevuld.

7.1.3 Hulpverleningsdienst Drenthe

Samenvatting

De Hulpverleningsdienst Drenthe adviseert het bevoegd gezag in het algemeen om binnen het invloedsgebied van risicobronnen geen kwetsbare objecten mogelijk te maken.

Reactie gemeente

Het bestemmingsplan voorziet in regels die het verbieden om nieuwe kwetsbare objecten te realiseren binnen de diverse invloedsgebieden.

Samenvatting

De Hulpverleningsdienst Drenthe adviseert het bevoegd gezag in het algemeen om binnen de 100%-letaliteitszone van risicobronnen geen objecten of recreatiegebieden mogelijk te maken waar groepen personen aanwezig zijn.

Reactie gemeente

Het bestemmingsplan voorziet in regels die het verbieden om binnen de 100%-letaliteitszones dergelijke objecten of gebieden mogelijk te maken.

Samenvatting

In het algemeen geldt dat het is aan te raden om aan actieve risicocommunicatie over voorgenoemde risicobronnen te doen. De communicatie kan zich richten op burgers en ondernemers uit de gemeente Coevorden.

Reactie gemeente

De gemeente neemt dit advies ter harte.

Samenvatting

De zelfredzaamheid en de bluswatervoorziening voor het bedrijventerrein Schoonoord zijn onvoldoende. Het terrein is toegankelijk vanaf 1 zijde en er is geen bluswatervoorziening aanwezig. Het is wenselijk de te nemen maatregelen te onderzoeken in overleg met de Hulpverleningsdienst Drenthe.

Reactie gemeente

De gemeente heeft dit onderzocht en treedt, waar nodig, in overleg met de Hulpverleningsdienst Drenthe.

7.2 Overleg

Van het voorliggende bestemmingsplan is geen voorontwerp ter inzage gelegd. Er is wel een concept van dit bestemmingsplan op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl geplaatst. Dit concept was vanaf 30 september 2013 te raadplegen. Op 30 september 2013 vond ook een inloopbijeenkomst plaats.

Naar aanleiding van het conceptbestemmingsplan en de inloopbijeenkomst werd een aantal inhoudelijke reacties ingediend bij de gemeente. Deze reacties gaven op enkele punten aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. In de meeste gevallen ging het om perceelsgerichte aanpassingen.

De ingediende reacties leidden tot één generieke aanpassing. In het conceptbestemmingsplan waren alleen bestaande bedrijfswoningen positief bestemd. Er waren geen mogelijkheden voor de bouw van nieuwe bedrijfswoningen. De regels zijn zo aangepast dat er toch mogelijkheden zijn voor de bouw van nieuwe bedrijfswoningen. Deze mogelijkheid is opgenomen als afwijkingsbevoegdheid. Om hieraan toepassing te geven, moet aan een aantal voorwaarden voldaan worden.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 26 maart 2014 tot en met 6 mei 2014 ter inzage gelegen. Er werden 9 zienswijzen ingediend. Deze zijn samengevat en van een reactie voorzien in een notitie Zienswijzen, zie bijlage 4.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Archeologische Beleidskaart

Bijlage 2 Archeologische beleidskaart

Bijlage 3 Lijst Van Bestaande Detailhandel

Bijlage 3 Lijst van bestaande detailhandel

Bijlage 1 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 1 Onderzoek Externe veiligheid

Bijlage 2 Advies Hulpverleningsdienst Drenthe

Bijlage 2 Advies Hulpverleningsdienst Drenthe

Bijlage 3 Advisering Lpg Station Schoonoord

Bijlage 3 Advisering LPG station Schoonoord

Bijlage 4 Notitie Zienswijzen

Bijlage 4 Notitie Zienswijzen