Emmen, Bargeres
Bestemmingsplan - gemeente Emmen
Vastgesteld op 29-09-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Emmen, Bargeres van de gemeente Emmen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0114.2009023-0701 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:
het, met behoud van de woonfunctie, gebruik van een gedeelte van een woning of een daarbij behorend bijgebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken of het zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon. De ruimtelijke uitwerking of uitstraling van het aan huisgebonden bedrijf of beroep moet met de woonfunctie in overeenstemming zijn en mag geen hogere milieucategorie dan milieucategorie 1 bedragen;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 achtererf:
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het (hoofd)gebouw is gelegen;
1.7 achtererfscheiding:
een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;
1.8 achtergevel:
gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;
1.9 ander(e) bouwwerk(en):
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.10 andere geluidsgevoelige gebouwen:
andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.11 andere werk(en):
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.12 antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.13 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.14 archeologisch aandachtsgebied:
een gebied waar zich in en of de bodem met het oog op de bewoningsgeschiedenis beschermingswaardige voorwerpen of sporen van vroegere samenlevingen kunnen bevinden;
1.15 archeologisch waardevolgebied:
een door het rijk aangewezen gebied en of element (AMK) waarvan geconstateerd is dat zich in en of op de bodem, met het oog op de bewoningsgeschiedenis, beschermingswaardige en door mensen gemaakte voorwerpen en of sporen van de vroegere samenlevingen bevinden;
1.16 bebouwing:
één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.17 bebouwingsgrens:
een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;
1.18 bedrijf:
een onderneming of gedeelte van een onderneming, dat een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid;
1.19 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.20 bedrijfswoning:
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) personen, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.21 bedrijventerrein:
een gebied waar diverse bedrijven zich kunnen vestigen;
1.22 begane grond:
de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;
1.23 bergbezinkingsbassin:
ondergrondse voorziening om rioolwater te laten bezinken;
1.24 beroeps- cq bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c;q; een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.25 beschermd wonen:
een aan een zorginstelling gelieerde vorm van zelfstandig wonen;
1.26 bestaand:
bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.27 bestaande bebouwing:
bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;
1.28 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.29 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.30 bijgebouw:
een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een aan- of uitbouw en aangebouwd en/of vrijstaand bijgebouw;
1.31 bijzondere objecten categorie I:
onder bijzondere objecten categorie I worden verstaan:
- a. bejaardentehuizen en verpleeginrichtingen, zoals ziekenhuizen en sanatoria;
- b. scholen en winkelcentra;
- c. hotels en kantoorgebouwen, bestemd voor meer dan 50 personen;
- d. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals computer- en telefooncentrales, gebouwen met vluchtleidingsapparatuur;
- e. objecten die door secundaire effecten een verhoogd risico met zich meebrengen, zoals bovengrondse installaties en opslagtanks voor brandbare, explosieve en/of giftige stoffen;
1.32 bijzondere objecten categorie II:
onder bijzondere objecten categorie II worden verstaan:
- a. sporthallen en zwembaden;
- b. weidewinkels;
- c. hotels en kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder categorie I vallen;
- d. industriegebouwen, zoals productiehallen en werkplaatsen, voor zover zij niet onder categorie I vallen;
1.33 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.34 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en zolder, voor de onderscheidenlijke bouwlagen geldt de volgende maximale bouwhoogte:
1 bouwlaag, 5 meter;
2 bouwlagen, 8 meter;
3 bouwlagen, 12 meter;
4 bouwlagen 15 meter;
5 bouwlagen 18 meter;
6 bouwlagen 21 meter;
1.35 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.36 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.37 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.38 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.39 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.40 bovenverdieping
verdieping hoger dan gelijkvloers;
1.41 cultuurhistorische waarden:
een aangewezen gebied en of element met toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.42 dakopbouw:
de bovenste bouwlaag van een hoofdgebouw waarbij de oppervlakte maximaal x % van de basisoppervlak van het hoofdgebouw bedraagt;
1.43 detailhandel :
het bedrijfsmatig te koop aanbieden of verhuren van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.44 dienstverlenend beroep:
beroep waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;
1.45 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé;
1.46 eindwoning:
woning aan het uiteinde van een huizenblok;
1.47 erf:
het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel;
1.48 erker:
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;
1.49 garage
overdekte stalling voor een of meer auto's;
1.50 galerij
gang die buiten langs of door een gebouw loopt;
1.51 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.52 geluidswerende voorzieningen:
geluidsreducerende constructie/ bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerk/ constructie;
1.53 gemengde doeleinden:
een combinatie van minimaal twee gelijkwaardige functies, zoals in dit bestemmingsplan opgenomen hoofdgroepen van bestemmingen;
1.54 geometrische plaatsbepaling:
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;
1.55 geurgevoelige objecten:
onder geurgevoelige objecten wordt o.a verstaan (bedrijfs)woningen, ziekenhuizen, bejaarden- en verpleeghuizen, asielzoekerscentra, dagverblijven, scholen, kantoren, winkels, recreatiegebieden voor dagrecreatie, hierbij is de verblijfsduur, omvang van de groep, functie van de omgeving, aanwezigheid van gevoelige groepen en bijzondere bestemmingen van belang;
1.56 gevel:
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;
1.57 gevellijn:
de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;
1.58 groenvoorziening:
een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;
1.59 groepsaccommodatie:
een zelfstandig recreatieverblijf dat is specifiek naar afmetingen en inrichting bedoeld is voor een grotere groep van personen, tot uitdrukking komend in o;a; gezamenlijke faciliteiten voor logies, dagverblijf en maaltijdbereiding;
1.60 hoofdgebouw:
gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.61 horeca 1 tot en met 5:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, te onderscheiden in:
1.62 horeca-1:
horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven zoals een sportkantine;
1.63 horeca-2:
horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken zoals restaurants, bistro's, grillrooms, en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;
1.64 horeca-3:
horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, met uitzondering van discotheken en nachtclubs;
1.65 horeca-4:
horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse;
1.66 horeca-5:
horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions;
1.67 horeca-inrichting:
horecabedrijf, -zaak,-etablissement;
1.68 incidentele bebouwing:
vrijstaande woningen verspreid over een groot gebied en lintbebouwing;
1.69 kantoor:
beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte(n) die door hun indeling en aard bestemd zijn om overwegend gebruikt te worden voor het verrichten van administratieve werkzaamheden en dienstverlening;
1.70 karakteristieke objecten:
objecten, welke wordt bepaald door de hoofdvorm en de bouwstijl, waarbij de relatie tussen hoofdvorm (nokhoogte, goothoogte en dakvorm), voormalige functie en situering kenmerkend is voor de streek of een tijdsperiode;
1.71 landschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak (geomorfologisch, hydrologisch, ecologisch, cultuurhistorisch en landschappelijk-esthetische);
1.72 logeerhuis
voorzieningen voor logeeropvang van volwassenen of kinderen met een handicap, mensen met dementie of kinderen met autisme of adhd, ter ontlasting van de mantelzorg.
1.73 luifel:
een ander bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;
1.74 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder: jeugd/ kinderopvang, religie, uitvaart, bibliotheken, openbare dienstverlening, medische voorzieningen, culturele voorzieningen, verenigingsleven, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor sport en sportieve recreatie, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.75 medische voorzieningen:
voorzieningen voor medische hulpverlening en medische hulpmiddelen, zoals een huisartsenpost, medische groepspraktijk, tandartsenpraktijk, fysiotherapie, apotheek, kruisgebouw, GGD, geestelijke hulpverlening of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon;
1.76 multifunctioneel sportveld
combinaties van voorzieningen voor sport en spel;
1.77 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.78 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semiopenbare nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten dienste van openbare en semiopenbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;
1.79 overkapping:
een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);
1.80 perceelsgrens:
de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;
1.81 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.82 recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
1.83 serre:
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaand uit een lichte constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.84 staat van inrichtingen
een lijst van bedrijven bevattende informatie over de bedrijven die zijn toegestaan binnen het plangebied; De lijst is als bijlage bij de regels opgenomen;
1.85 straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.86 ver-nieuwbouw
onder verbouwen wordt hier verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een van) de daartoe behorende gevels; onder nieuwbouw wordt hier verstaan het geheel of nagenoeg geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw; de bouw van een bijgebouw bij een woning of de uitbreiding van een bestaande geluidsgevoelige functie conform de in de daar voorkomende bestemming(en) voorgeschreven bebouwingsregeling;
1.87 voorerf:
gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw gelegen is;
1.88 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;
1.89 waterlopen:
een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;
1.90 watersport;
vorm van recreatie waarbij het gebruik van een (grote of kleine) boot centraal staat, al of niet met een overnachting;
1.91 woning aaneengebouwd (rijwoning):
een grondgebonden woning die met andere gelijkvormige huizen onder een kap of in een rij staat;
1.92 woning geschakeld:
een woning welke geschakeld is doordat (niet vrijstaande) bijgebouwen aan elkaar zijn gebouwd;
1.93 woning twee-aaneen:
een woning op slechts 1 zijde gesitueerd op de zijdelingse perceelsgrens waaronder ook begrepen geschakelde woningen;
1.94 woning vrijstaand:
een grondgebonden woning waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naast gelegen hoofdgebouwen;
1.95 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.96 wooneenheid:
afzonderlijk bewoonbaar gedeelte van een voor wonen (mede) bestemd gebouw;
1.97 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.98 woonzorgcentrum:
een complex met een bouwwijze die is gericht op beschermd wonen, zorg en verpleging, waarbij eventueel met complexgewijze overeengekomen zorg- en servicearrangementen, maar met een consequente contractuele scheiding tussen wonen, zorg en service;
1.99 wro- zone- wijzigingsgebied:
de op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring aangegeven gebieden, waarvoor aanvullende bepalingen gelden;
1.100 zijerf:
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is;
1.101 zijerfscheiding:
een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:
de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;
2.2 de bebouwing op de verbeelding:
de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;
2.3 de bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.8 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 het peil:
het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. maatschappelijke voorzieningen;
- c. horecavoorzieningen categorie 1 en 2;
- d. kantoren;
- e. dienstverlening;
- f. bedrijven in de milieucategorie 1 en 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde Staat van inrichtingen, bijlage 1, met uitzondering van bedrijven met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar, geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting -en vergunningenbesluit milieubeheer, en vuurwerkbedrijven;
- g. opslag en verkooppunt van vuurwerk uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van centrum - opslag en verkooppunt van vuurwerk
- h. horecavoorziening categorie 3 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding horeca van categorie 3
- i. onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding onderdoorgang;
met bijbehorende:
- j. andere bouwwerken;
- k. sport- en speelgelegenheden;
- l. fiets- en voetpaden;
- m. toegangswegen in- en uitritten;
- n. parkeervoorzieningen;
- o. groenvoorzieningen;
- p. kunstwerken en waterwerken;
- q. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Nadere eisen
Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijk (medische) voorzieningen in de eerste twee bouwlagen;
- b. wonen in de derde tot en met vijfde bouwlaag;
- c. ondergronds parkeren;
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen(voorziening);
- b. park;
- c. plantsoen;
- d. water;
- e. houtwal ter plaatse van de aanduiding houtwal;
- f. multifunctioneel sportveld ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van groen - multifunctioneel sportveld.
met bijbehorende:
- g. andere bouwwerken;
- h. sport- en speelgelegenheden;
- i. fiets- en voetpaden;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. toegangswegen in- en uitritten;
- l. geluidswerende voorzieningen;
- m. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Kantoor
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
met bijbehorende:
- b. andere bouwwerken;
- c. toegangswegen in- en uitritten;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. kunstwerken en waterwerken;
- g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
6.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 7 Maatschappelijk
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
met bijbehorende:
- b. andere bouwwerken;
- c. horeca-1 ten dienste van de bestemming;
- d. sport- en speelgelegenheden;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de horeca-1 functie ten dienste van deze bestemming als een zelfstandige horeca - inrichting;
Artikel 8 Maatschappelijk - Logeerhuis
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk - Logeerhuis aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. logeerhuis;
- b. wonen;
- c. bijgebouwen;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als hoofdgebouw;
Artikel 9 Maatschappelijk - Onderwijs
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk- Onderwijs aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, peuterspeelzaal, kinderdagopvang, buitenschoolse opvang, brede school;
- b. sportzaal ter plaatse van de aanduiding sportzaal;
met bijbehorende:
- c. andere bouwwerken;
- d. sport- en speelgelegenheden;
- e. horeca 1 ten dienste van de bestemming;
- f. toegangswegen in- en uitritten;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de horeca-1 functie ten dienste van deze bestemming als een zelfstandige horeca - inrichting;
.
Artikel 10 Maatschappelijk - Woonzorginstelling
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk- Woonzorginstelling aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. zorginstelling, verpleeghuis, beschermd wonen;
- b. bijgebouwen;
met bijbehorende:
- c. andere bouwwerken;
- d. horeca-1 ten dienste van de bestemming;
- e. sport- en speelgelegenheden;
- f. fiets- en voetpaden;
- g. toegangswegen in- en uitritten;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de horeca-1 functie ten dienste van deze bestemming als een zelfstandige horeca - inrichting;
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sporthal;
- b. sportvelden;
met bijbehorende:
- c. andere bouwwerken;
- d. horeca-1 (sportkantine) ten dienste van de bestemming;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de horeca-1 functie ten dienste van deze bestemming als een zelfstandige horeca - inrichting;
.
Artikel 12 Tuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin en erf;
met bijbehorende:
- b. andere bouwwerken;
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer- Verblijfgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
- b. erven en pleinen;
- c. toegangswegen;
- d. garageboxen ter plaatse van de aanduiding garage.
met bijbehorende:
- e. andere bouwwerken;
- f. fietspaden en voetpaden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. kunstwerken en waterwerken;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de garageboxen ten behoeve van wonen;
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, fietspaden, voetpaden en straten met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaande verkeer;
- b. informatiesystemen/signaleringsborden;
- c. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
- d. taxistandplaats;
- e. parkeervoorzieningen;
met bijbehorende:
- f. andere bouwwerken;
- g. kunstwerken en waterwerken;
- h. toegangswegen, in- en uitritten;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. geluidswerende voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. vaarweg;
- c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. oevers en beplanting;
- e. brug ter plaatse van de aanduiding brug;
met de bijbehorende:
- f. andere bouwwerken;
- g. groenvoorzieningen;
- h. kunstwerken en waterwerken;
- i. nutsvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en water als permanente ligplaats voor woonschepen zoals bedoeld in de plaatselijke woonschepen verordening en de provinciale omgevingsverordening;
Artikel 16 Wonen - Aaneengebouwd 1
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen- Aaneengebouwd 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aaneengebouwde woningen;
- b. tuin en erven;
met bijbehorende:
- c. andere bouwwerken;
- d. toegangswegen in- en uitritten;
- e. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 17 Wonen - Aaneengebouwd 2
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen- Aaneengebouwd 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aaneengebouwde woningen;
- b. bijgebouwen;
- c. tuin en erven;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 18 Wonen - Aaneengebouwd 3
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen- Aaneengebouwd 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aaneengebouwde woningen;
- b. bijgebouwen;
- c. tuin en erven;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
18.2 Bouwregels
18.3 Nadere eisen
18.4 Afwijken van de bouwregels
18.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
18.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 19 Wonen - Aaneengebouwd 4
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Aaneengebouwd 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aaneengebouwde woningen;
- b. bijgebouwen;
- c. tuin en erven;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
19.4 Afwijken van de bouwregels
19.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 20 Wonen - Aaneengebouwd 5
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Aaneengebouwd 5 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aaneengebouwde woningen;
- b. bijgebouwen;
- c. tuin en erven;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
20.2 Bouwregels
20.3 Nadere eisen
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
20.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 21 Wonen - Aaneengebouwd 6
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Aaneengebouwd 6 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aaneengebouwde woningen;
- b. bijgebouwen;
- c. tuin en erven;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
21.2 Bouwregels
21.3 Nadere eisen
21.4 Afwijken van de bouwregels
21.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
21.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 22 Wonen - Aaneengebouwd 7
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen- Aaneengebouwd 7 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aaneengebouwde woningen;
- b. bijgebouwen;
- c. tuin en erven;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
22.2 Bouwregels
22.3 Nadere eisen
22.4 Afwijken van de bouwregels
22.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
22.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 23 Wonen - Gestapeld Of Aaneengebouwd 1
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Gestapeld of Aaneengebouwd 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. duplexwoningen;
- b. aaneengebouwde woningen;
- c. bijgebouwen;
- d. tuin en erven;
- e. galerij ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding galerij;
met bijbehorende:
- f. andere bouwwerken;
- g. toegangswegen in- en uitritten;
- h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
23.2 Bouwregels
23.3 Nadere eisen
23.4 Afwijken van de bouwregels
23.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
23.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 24 Wonen - Gestapeld 1
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Gestapeld 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. appartementsgebouwen, flatgebouwen, duplexwoningen;
- b. bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding bijgebouwen;
- c. tuin en erven;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
24.2 Bouwregels
24.3 Nadere eisen
24.4 Afwijken van de bouwregels
24.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
24.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 25 Wonen - Twee Aaneen 1
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen-Twee aaneen 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. twee-onder- één kapwoningen ( twee aaneen);
- b. bijgebouwen;
- c. tuin en erven;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
25.2 Bouwregels
25.3 Nadere eisen
25.4 Afwijken van de bouwregels
25.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
25.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 26 Wonen - Vrijstaand 1
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen-Vrijstaand 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande woningen;
- b. tuin en erven;
met bijbehorende:
- c. andere bouwwerken;
- d. toegangswegen in- en uitritten;
- e. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
26.2 Bouwregels
26.3 Nadere eisen
26.4 Afwijken van de bouwregels
26.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
26.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 27 Wonen - Vrijstaand 2
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen-Vrijstaand 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande woningen;
- b. bijgebouwen;
- c. tuin en erven;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
27.2 Bouwregels
27.3 Nadere eisen
27.4 Afwijken van de bouwregels
27.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
27.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 28 Leiding- Gas
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding- Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. beheer en de instandhouding van de ondergrondse aardgastransportleiding met de daarbij behorende gebouwen;
28.2 Bouwregels
28.3 Nadere eisen
28.4 Afwijken van de bouwregels
28.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 29 Waarde- Archeologie Attentiegebied
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie attentiegebied aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
29.2 Bouwregels
29.3 Afwijken van de bouwregels
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 30 Waarde- Archeologie Monument
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie monument aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. bescherming en veiligstelling van bekende archeologische waarden.
30.2 Bouwregels
30.3 Afwijken van de bouwregels
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.5 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Bepalingen
Artikel 31 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 32 Algemene Bouwregels
32.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
- a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
- b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
- c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;
32.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels
33.1 Geluidzone - industrie
Ter plaatse van de aanduiding Geluidzone - industrie zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige bestemmingen.
33.2 Geluidzone - spoor
Ter plaatse van de aanduiding Geluidzone - spoor zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van de spoorweg.
33.3 Geluidzone - weg
Ter plaatse van de aanduiding Geluidzone - weg zijn de gronden,behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van het wegverkeer.
Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels
34.1 Bevoegdheid
Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels met een omgevingsvergunning afgeweken kan worden, kunnen burgemeester en wethouder een omgevingsvergunning verlenen voor:
- a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
- b. voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
- 1. de goothoogte van een gebouw maximaal 3 meter mag bedragen;
- 2. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 meter² mag bedragen;
- 3. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10 meter mag bedragen;
- c. geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
- d. het in geringe mate, doch maximaal 5 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
- e. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- f. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
- g. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- h. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van maximaal 25 meter met dien verstande dat:
- 1. als het gaat om antennes naar het oordeel van burgemeester en wethouders te noodzaak daartoe voldoende is aangetoond.
- i. het overschrijden van de gevellijn door:
- 1. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
- 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 meter² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
34.2 Beperking
De toepassing van de in artikel 34.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;
Artikel 35 Algemene Wijzigingsregels
35.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door:
- a. het verschuiven van de bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 meter waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd;
- b. het verruimen van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken tot maximaal 5 procent van het bouwvlak waarbij de verruiming uitsluitend mag plaatsvinden binnen de bestemming waarop het bouwvlak betrekking heeft;
- c. het verschuiven van de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen waarbij de verschuiving niet meer mag bedragen dan 5 meter en de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.
35.2 Beperking
De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeers(veiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht worden genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 36 Overgangsrecht
36.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
36.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
36.3 Uitzondering overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in artikel 36.2 geldt niet voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik.
36.4 Hardheidsclausule
Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 36.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.
Artikel 37 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Emmen, Bargeres.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
Vanwege de wettelijke plicht om bestemmingsplannen iedere 10 jaar te herzien, is voor de wijk Bargeres te Emmen een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
Dit bestemmingsplan Emmen, Bargeres heeft in de eerste plaats als doel de bestaande planologische situatie opnieuw vast te leggen. Ten tweede moet het bestemmingsplan de bestaande situatie voorzien van een adequaat en actueel ruimtelijk- en juridisch kader. Hierbij is gelet op de wensen en bebouwingseisen van deze tijd. Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan helder, eenduidig interpreteerbaar, handhaafbaar en toetsbaar moet zijn.
Doordat nieuwe bestemmingsplannen eenvoudiger en eenduidiger worden opgesteld, sluiten zij aan bij de doelstellingen van deregulering die het college zich heeft gesteld.
1.2 Ligging Plangebied
Het bestemmingsplangebied Emmen, Bargeres ligt in het zuiden van de kern Emmen. Het wordt globaal begrensd door het Noordbargerbos in het westen, Noordbarge in het noorden, het industrieterrein Bargermeer in het oosten en de Rondweg (N391) in het zuiden.
Figuur: De ligging van het plangebied Emmen, Bargeres in de gemeente Emmen.
Figuur: Indicatie begrenzing plangebied.
1.3 Huidige Planologische Regelingen
Het voorliggende bestemmingsplan Emmen, Bargeres vervangt 33 bestemmingsplannen geheel, dit zijn:
- "Emmen Bargeres Brink 1 zuid-westelijk gedeelte", vastgesteld op 23 december 1974 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 12 augustus 1975, (tekeningnummer 74.260a)
- "Emmen Bargeres Brink 1 oostelijk gedeelte", vastgesteld op 25 februari 1974 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 10 april 1974, (tekeningnummer 73.233)
- "Emmen Bargeres garagebedrijf Brink 1", vastgesteld op 10 oktober 1978 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 7 december 1978, (tekeningnummer 78.279)
- "Emmen Bargeres Brink 1 zuidelijk gedeelte", vastgesteld op 9 juni 1986 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 16 september 1986, (tekeningnummer 83.291)
- "Emmen Bargeres Brink 2 bijzondere bebouwing", vastgesteld op 4 februari 1975 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 18 maart 1975, (tekeningnummer 74.317)
- "Emmen Bargeres Brink 2", vastgesteld op 6 september 1973 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 13 november 1973, (tekeningnummer 72.127)
- "Emmen Bargeres Brink 3 westelijk gedeelte", vastgesteld op 25 februari 1974 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 28 mei 1974, (tekeningnummer 73.141)
- "Emmen Bargeres Brink 3 Oost Slenerbrink", vastgesteld op 12 juni 1978 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 1 augustus 1978, (tekeningnummer 78.034)
- "Emmen Bargeres Brinken 4 en 5", vastgesteld op 26 februari 1973 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 10 juli 1973, (tekeningnummer 72.138)
- "Emmen Bargeres zuidelijk gedeelte", vastgesteld op 24 juli 1972 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 8 mei 1973, (tekeningnummer 72.022)
- "Emmen Bargeres Brink 14", vastgesteld op 23 juli 1973 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 22 januari 1974, (tekeningnummer 73.044)
- "Emmen Bargeres Brink 15", vastgesteld op 24 september 1973 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 22 januari 1974, (tekeningnummer 72.205)
- "Emmen Bargeres Brink 16", vastgesteld op 25 februari 1974 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 28 mei 1974, (tekeningnummer 73.085)
- "Emmen Bargeres woonflats Brink 7", vastgesteld op 23 maart 1982 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 15 juni 1982, (tekeningnummer 81.207)
- "Emmen Bargeres Brink 6", vastgesteld op 11 maart 1974 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 21 mei 1974, (tekeningnummer 73.201)
- "Emmen Bargeres Brink 5 Calthornerbrink", vastgesteld op 25 februari 1980 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 2 september 1980, (tekeningnummer 79.007)
- "Emmen Bargeres brink 7 Spehornerbrink", vastgesteld op 20 september 1977 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 8 november 1977, (tekeningnummer 77.098)
- "Emmen Bargeres, De Bleerinck/Iemenhof", vastgesteld op 25 september 2003 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 23 december 2003, (tekeningnummer 02.058)
- "Emmen Bargeres Brink 8 Ekselerbrink", vastgesteld op 27 april 1981 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 22 december 1981, (tekeningnummer 80.030)
- "Emmen Bargeres oostelijk gedeelte", vastgesteld op 18 december 1972 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 10 juli 1973, (tekeningnummer 72.085)
- "Emmen Bargeres Brink 18", vastgesteld op 26 maart 1973 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 21 augustus 1973, (tekeningnummer 72.131)
- "Emmen Bargeres Brink 17 Alerderbrink", vastgesteld op 24 augustus 1984 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 23 juli 1985, (tekeningnummer 81.289)
- "Emmen Bargeres Brink 21 Geuzingerbrink", vastgesteld op 27 oktober 1980 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 10 maart 1981, (tekeningnummer 76.271)
- "Emmen Bargeres Brink 22", vastgesteld op 28 februari 1977 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 10 mei 1977, (tekeningnummer 76.157)
- "Emmen Bargeres Brink 20 Mantingerbrink zuidelijk-gedeelte.", vastgesteld op 28 maart 1983 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 29 mei 1984, (tekeningnummer 81.161)
- "Emmen Bargeres Brink 20 Mantingerbrink noordelijk-gedeelte", vastgesteld op 22 juni 1981 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 15 december 1981, (tekeningnummer 80.161)
- "Emmen Bargeres Brink 19 Druwerbrink", vastgesteld op 22 oktober 1979 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 1 april 1980, (tekeningnummer 76.171)
- "Emmen Bargeres benzinepomp Brink 8", vastgesteld op 26 februari 1980 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 6 mei 1980, (tekeningnummer 79.090)
- "Emmen Bargeres Brink 9 Bruntingerbrink", vastgesteld op 25 augustus 1980 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 30 juni 1981, (tekeningnummer 79.200)
- "Emmen Bargeres flat Brink 9", vastgesteld op 27 mei 1980 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 9 september 1980, (tekeningnummer 79.278)
- "Emmen Bargeres Brink 10", vastgesteld op 23 mei 1977 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 30 augustus 1977, (tekeningnummer 76.071)
- "Emmen Bargeres Brink 11", vastgesteld op 28 februari 1977 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 17 mei 1977, (tekeningnummer 76.122)
- "Emmen Bargeres Brink 1 westelijk gedeelte", vastgesteld op 18 november 1974 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 14 januari 1975, (tekeningnummer 74.260)
en de volgende 2 bestemmingsplannen gedeeltelijk:
- "Emmen Bargeres Brink 12", vastgesteld op 22 januari 1979 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 24 juli 1979, (tekeningnummer 78.178)
- "Emmen Bargeres Brink 13", vastgesteld op 22 maart 1976 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 29 maart 1977, (tekeningnummer 75.146)
Daarnaast zijn in het verleden diverse bouwinitiatieven met een buitenplanse (ex art. 19 WRO) en binnenplanse (ex art. 15 WRO) vrijstellingprocedures mogelijk gemaakt. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Emmen, Bargeres zullen de genoemde bestemmingsplannen en de vrijstellingen, voor zover zij vallen binnen het plangebied, rechtskracht verliezen en door het bestemmingsplan Emmen, Bargeres worden vervangen.
Figuur: Huidige planologische regelingen, indicatie van de ligging van diverse bestemmingsplangebieden met het bijbehorende plankaartnummer
1.4 Opzet Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de bestemmingsverbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de plantoelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.
1.5 Overzicht Onderzoeken
Ter voorbereiding van het bestemmingsplan zijn diverse onderzoeken verricht. In deze paragraaf worden ze kort benoemd. De conclusies uit de onderzoeken zijn verwerkt in de toelichting.
Akoestisch onderzoek;
Archeologisch historisch onderzoek;
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Inleiding
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de gemeente rekening te houden met het rijksbeleid, het beleid van de provincie Drenthe, regionaal beleid en het opgestelde eigen beleid. In dit hoofdstuk worden de relevante beleidsuitgangspunten van het rijk, de provincie, de regio en de gemeente die betrekking hebben op de inhoud van het plan toegelicht.
2.2 Rijksbeleid
2.2.1 Ruimtelijk beleid
Voor het plangebied Emmen, Bargeres geldt dat het ruimtelijke rijksbeleid geen directe invloed heeft op de inrichting van het plangebied. De Nota Ruimte, met als titel "Ruimte voor ontwikkeling" is een strategische nota van het Rijk, waarin de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland zijn vastgelegd. In deze Nota gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen. De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten), krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land), waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden) en veiligheid (voorkoming van rampen).
De Nota Ruimte gaat uit van een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en decentrale overheden. Het nieuwe beleid sluit hiermee aan bij de uitgangspunten van het ruimtelijk beleid, die onder meer tot uiting komen in het decentrale planningsstelsel, met een centrale rol voor de gemeentelijke bestemmingsplannen. In het nieuwe beleid focust het Rijk zich meer dan voorheen op gebieden en netwerken die van nationaal belang zijn. De afzonderlijke nota's (zoals bijv. Nota Mobiliteit, De Agenda Vitaal Platteland) op de desbetreffende onderdelen van ruimtelijk beleid zijn samengevoegd tot één Nota Ruimte. De wijk Bargeres valt hier niet onder.
In het nieuwe AMvB Ruimte stelt het kabinet kaders voor de ontwikkeling van het ruimtelijke gebied in Nederland. In de realisatieparagraaf geeft het kabinet aan welke nationale ruimtelijke belangen het wil verwezenlijken. Daarbij wordt onder meer ingezet op zuinig ruimtegebruik, de bescherming van kwetsbare gebieden (nationale landschappen en Ecologische Hoofdstructuur) en voor bescherming van het land tegen overstromingen en wateroverlast. In de realisatieparagraaf benoemt het kabinet ruim 30 nationale ruimtelijke belangen en de instrumenten om die uit te voeren. Daarvan komt een aantal in de algemene maatregel van bestuur, de AMvB Ruimte.
De realisatieparagraaf krijgt de status van structuurvisie. Hij wordt toegevoegd aan de Nota Ruimte en overige planologische kernbeslissingen (PKB's).
2.3 Provinciaal Beleid
2.3.1 Omgevingsvisie Drenthe
Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 2 juni 2010 is het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:
- 1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
- 2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
- 3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
- 4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.
De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Deze zijn:
- 1. het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, veiligheid, naoberschap, menselijke maat, kleinschaligheid (Drentse schaal);
- 2. het behouden en versterken van de biodiversiteit door het realiseren van de Ecologische hoofdstructuur (EHS);
- 3. het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid;
- 4. het streven naar voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied voor landbouw, recreatie en toerisme en bedrijvigheid;
- 5. het ontwikkelen van een adequate strategie voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid;
- 6. het maken van bovenlokale afspraken over aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag;
- 7. het streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische of gebiedskenmerken waardoor de stedelijke centra gedifferentieerde blijven;
- 8. het ontwikkelen en behouden van robuuste stedelijke netwerken, waardoor de steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn;
- 9. de kwaliteit en kwantiteit van (grond)water;
- 10. het benutten van de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en -distributie en tevens het besparen van energie, het zorgvuldige gebruik van de ondergrond voor de energiewinning, de opslag van CO2, groen gas en aardgas en de energie-infrastructuur;
- 11. het creëren van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van de mobiliteit in samenhang met het creëren van betrouwbaarheid van (inter)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen door de lucht en over weg, spoor en water evenals de verknoping met de (inter)nationale netwerken;
- 12. de Ecologische Hoofdstructuur, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in landschaptypen;
- 13. het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie;
- 14. sport- en cultuurparticipatie en de infrastructuur die hiervoor nodig is;
Voor al deze zaken geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over het gemeentelijke ruimtelijke plan indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef
De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald deze zijn als volgt:
Thema | Koers |
Landschap | Versterken van het landschap door in te zetten op bebossing van de Hondsrug, het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik van de essen te vergroten. |
Duurzaamheid | Het benoemen van het uitgebreide kanalenstelsel en de beekdalen voor de berging van water. Specifiek betreft het hier de Buma Marchienawijk/ Sleenerstroom en het Schoonebeekerdiep. Het herstel van de beekdalen combineert de verbetering van de waterkwaliteit met noodberging, alsmede versterking van het landschap. Een tweetal gebieden is benoemd als mogelijk zoekgebied. De term 'mogelijk zoekgebied' betekent dat deze relatief onbebouwde gebieden een mogelijke toekomstige geschiktheid kennen voor de berging van water. Deze geschiktheid dient behouden te blijven, maar is alleen nodig indien scenario's met een verdergaande klimaatverandering hiertoe aanleiding geven. |
Verkeer | Voor de externe bereikbaarheid wordt ingezet op verdubbeling van de N34 (Emmen-Zuid tot Emmen-centrum) en de N862 en optimalisering van het spoor naar Zwolle en Twente. Interne bereikbaarheid: opwaarderen van de Rondweg door de stroomfunctie te verbeteren en onderzoek doen naar de verbeteropties van de Hondsrugweg. |
Werken | Naast de geplande uitbreidingen tot 2015 zijn geen nieuwe uitbreiding van bedrijventerreinen. Voor woonwerkcombinaties is behalve op de Meerdijk op termijn ruimte langs de as naar Nieuw Amsterdam, op Pollux IV en in Emmer-Compascuum (mits passend binnen de milieucontouren). Voor kantoren en zorg ('cure') wordt aangesloten op bestaande plannen en locaties. Ingezet wordt op een verknoping van nieuwe en aanwezige leisurevoorzieningen. Voor wat betreft glastuinbouw vindt inzet plaats op herstructurering van oudere delen. Omstreeks 2012 wordt de ruimtevraag naar glastuinbouw opnieuw in beeld gebracht. Daarbij past ook bezinning op mogelijk andere functies in het Rundedal. Tenslotte de koers voor de landbouw: schaalvergroting in landbouwgebieden (zone 1 en 2 uit het POP) mogelijk maken in aansluiting op het landschap. Daar waar de landbouw in de knel komt wordt ingezet op alternatieven. |
Wonen | Vanuit de structuurvisie vindt aansluiting plaats op het bestaande bouwprogramma (zie ook woonplan). Voor fase 2 en 3 van de Delftlanden vindt een verbijzondering plaats en wordt gericht op meer landelijke en dorpse woonmilieus. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op wervende woonmilieus, te weten: water/lintwonen tussen Barger- en Emmer Compascuum, boswonen op de Hondsrug en erfwonen in het zuidelijk deel van de gemeente. |
Voorzieningen | Inzet op versterking van de centrumfunctie van Emmen en behoud bestaande ruimtelijke structuur niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke wijzigingsmomenten inzetten op versterking van de kwaliteit en efficiënte bundeling. |
Veiligheid | Emmen wenst een gemeente te zijn waarin een ieder veilig woont. Hier tegenover staat dat Emmen dé industriestad van het Noorden is en in de toekomst een gemeente wil blijven waarin economie, bedrijvigheid en werkgelegenheid hoog in het vaandel staan. Voor risicovolle activiteiten is ruimte op bedrijventerreinen Bargermeer, de Vierslagen en A37. Buiten de zoekgebieden op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen mag geen nieuwvestiging BEVI inrichtingen plaatsvinden. Met uitzondering van LPG-tankstations hiervoor wordt per locatie een beoordeling gemaakt in het kader van de daarvoor te voeren planologische procedure conform het BEVI. Buiten de industrieterreinen staat de ambitie Veilig Wonen voorop. Hier heeft wonen de prioriteit boven (risicovolle) bedrijvigheid. Nieuwe ontwikkelingen in de vorm van (beperkt) kwetsbare objecten worden nadrukkelijk getoetst aan het aspect fysieke veiligheid. De vestiging van niet BEVI-inrichtingen (beperkt kwetsbare inrichtingen) vindt in principe buiten locatie 1 en 2 en buiten de PR=10-6 contouren plaats (uitzonderingen kunnen worden gevormd door branchegerelateerde inrichtingen), zie onderstaand figuur |
Figuur: Zoekgebied BEVI-inrichtingen rode contour = Zoekgebied te vestigen BEVI- inrichtingen. De PR=10-6 contour dient binnen eigen inrichtingsgrens te blijven en dient binnen de PR=10-6 contour van het zoekgebied te blijven. Indien PR=10-6 contour niet binnen de eigen inrichtingsgrens te houden is mag hier op de locaties 1 en 2 (op industrieterrein Bargermeer) onder voorwaarden van worden afgeweken, mits rekening gehouden wordt met de beperking die dit oplevert voor de gevestigde niet-BEVI inrichtingen.
2.4.2 Masterplan Emmen Centrum 2020
Ten behoeve van de ontwikkelingen in het centrum is het visiedocument Masterplan Emmen Centrum 2020 (MEC 2020) opgesteld. Dit document geeft richting aan de visie van de gemeente op het centrumgebied van de toekomst.
De ontwikkelingsvisie is gebaseerd op drie thema's, namelijk binnenstad, landschap en leisure. De binnenstad omdat meer stedelijkheid het duidelijkst zichtbaar is in de te maken keuzes voor het hart van het stedelijk centrum. Alle samenhangende activiteiten moeten leiden tot een compacte (op loopafstand bereikbare) en aantrekkelijke omgeving. Het landschap staat voor de essen en de bossen. Het idee van open groene stad moet weer leidraad zijn voor de toekomst. Leidraad voor een stad waar de landschappelijkke elementen een plek krijgen en waarin openbare gebouwen in een parkachtige omgeving staan. Leisure vormt één van de steunpilaren van de toekomstige economie. Het is een verzamelterm voor zaken die te maken hebben met recreatie en vrije tijd. Het gaat daarbij om een prettige vorm van ontmoeting en beleving waarbij sprake moet zijn van een aangenaam verblijf en een aantrekkelijke openbare ruimte. Dat hierin een samenspel moet ontstaan met het Noorder Dierenpark ligt voor de hand.
2.4.3 Wijkprogramma Bargeres 2009-2014 (Emmen Revisited)
Emmen Revisited is een samenwerkingsverband tussen de gemeente Emmen, de corporaties Domesta en Lefier Zuidoost Drenthe, de huurdersvereniging en wijk- en buurtverenigingen. Het is opgericht in 1997 in het kader van de vernieuwing van de drie naoorlogse wijken in Emmen, waaronder Bargeres. Eind 2007 is er een start gemaakt met de actualisering van het wijkprogramma Bargeres. De doelstelling voor Bargeres is het 'verbeteren van de sociale kwaliteit' van de wijk. Met betrekking tot de woonomgeving komt o.a. het volgende uit het wijkprogramma naar voren:
- De wijk wordt (nog) geroemd om de ruimte, het groen en de cultuurhistorische elementen als het Oranjekanaal en de boomwallen. Dit wordt echter bedreigd door het gebrek aan onderhoud aan het groen.
- De wijkbewoners vinden dat er te weinig parkeergelegenheid is in de wijk en in de omgeving van de basisscholen. Om de parkeerdruk op te lossen mag er van de bewoners meer openbaar groen opgeofferd worden ten behoeve van parkeervoorzieningen.
Voor verbetering van de woonomgeving worden in het wijkprogramma o.a. de volgende doelen en maatregelen aangedragen:
- Het versterken van de relatie met het waterschap
- Het beschrijven/benoemen van de cultuurhistorische waarden van de wijk
- Het ontwikkelen van integraal beeldkwaliteitsplan woning en woonomgeving
- Opstellen en uitvoeren van een parkeerplan
Met betrekking tot het wonen in de wijk komt naar voren dat, vooral in gebieden met verkochte huurwoningen, een verrommeling van het beeld door kleurgebruik, afscheidingen e.d. optreedt. Als doel/maatregel is in het wijkprogramma opgenomen het tegen gaan van de verrommeling door samen met de bewoners manieren te ontwikkelen die de aanblik van de woningen, schuttingen en afscheidingen verbeterd.
2.4.4 Verkeersbeleid
Op dit moment is de gemeente Emmen bezig met het opstellen van nieuw parkeerbeleid.
2.4.5 Recreatiebeleid
In juni 2007 is de kadernota Kampeerbeleid gemeente Emmen vastgesteld. Deze kadernota geeft aan hoe de gemeente Emmen aan zijn eigen kampeerbeleid invulling geeft na intrekking van de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR). De kadernota vormt de basis voor het formuleren van voorwaarden en regels binnen relevante bestemmingsplannen en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
Als uitwerking op de kadernota Kampeerbeleid heeft de gemeente Emmen het facetbestemmingsplan "Kleinschalig kamperen gemeente Emmen" opgesteld. In dit facetbestemmingsplan zijn bepalingen opgenomen ten gunste van kleinschalig kamperen. In dit bestemmingsplan is geen camping gevestigd waar kleinschalig wordt gekampeerd.
2.4.6 Woonbeleid
Het gemeentelijk woonbeleid is vastgelegd in het 'Woonplan Emmen - Actualisatie 2005' dat in mei 2007 door de raad is vastgesteld. Het inzetten op een bevolkingsgroei tot 120.000 inwoners in 2020 plus de realisatie van de bijbehorende woningvoorraad zijn belangrijke uitgangspunten. Het woonplan bevat richtinggevende woningbouwkaders voor de verschillende kernen in de gemeente. De kern Emmen heeft de grootste bouwopgave voor zowel uitbreiding, inbreiding als herstructurering. Senioren zijn een belangrijke en groeiende doelgroep, die zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen omgeving moet kunnen wonen. Naast nieuwbouw en geschikt maken van bestaande woningen draagt de ontwikkeling van zorgsteunpunten op strategische plekken in wijken en dorpen bij aan de realisatie van deze doelstelling.
Dit gemeentelijk woonbeleid wordt in 2010 herzien. De ontwikkelingen op de woningmarkt en de verwachte toekomstige bevolkingsontwikkeling (krimp en vergrijzing) maken dat bijstelling van het beleid nodig is. Er komt een groter accent te liggen op behoud en versterking van de kwaliteit van bestaande wijken en dorpen (inbreiding en herstructurering).
2.4.7 Welstandsbeleid
Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie toetst aan vooraf vastgestelde criteria of bouwplannen hieraan voldoen. Het college van B en W heeft in 2004 een Welstandnota laten maken, waarin staat hoe bouwplannen worden getoetst. De gemeenteraad heeft de nota vastgesteld. De gemeente is in deze nota verdeeld in verschillende gebieden. Per gebied verschillen de eisen. Zo is er een verschil tussen de eisen voor het bouwen op een industrieterrein en het bouwen in een woonwijk/woonbuurt. Daarnaast zijn er standaard criteria opgesteld voor veel voorkomende lichtvergunningplichtige bouwwerken, zoals aanbouwen en uitbouwen bij woningen. Deze criteria worden loketcriteria genoemd. Voldoen bouwplannen in deze categorie aan de criteria, dan worden ze niet aan de welstandcommissie voorgelegd. Van tevoren is dus bekend welke welstandnormen voor een specifieke bouwlocatie of een specifiek bouwwerk gelden. Een bouwer of architect kan dus vooraf rekening houden met de toetsing door de welstandscommissie. Momenteel wordt er gewerkt aan een vernieuwing van het welstandsbeleid. Doel van de vernieuwing is om de vooraf gestelde criteria nog helderder te maken voor de gebruikers van de welstandsnota. De nieuwe welstandsnota zal in de loop van 2010 aan de gemeenteraad worden aangeboden.
Het plangebied Emmen, Bargeres valt onder het welstandsgebied "woonwijken en buurten". Een aantal ensembles en complexen in de woonwijken en -buurten hebben afwijkende, bijzondere ruimtelijke kwaliteiten, die mede bepalend zijn voor de diversiteit en identiteit van de woonvoorraad van Emmen. In Bargeres zijn drie bijzondere ensembles/complexen aangewezen namelijk: ensemble Asserbrink, Orvelterbrink en Ruinerbrink. Afhankelijk van de aard en waardering van de karakteristieken van de ensembles en complexen kunnen 1 of meerdere aanvullende criteria geformuleerd worden en is een respecterend, vernieuwend of beschermend welstandsbeleid van toepassing.
Voor de welstandscriteria binnen de verschillende gebieden en de ensembles/complexen wordt verwezen naar de Welstandsnota.
Op dit moment wordt de Welstandsnota herzien.
2.5 Conclusie
Het rijksbeleid werkt nauwelijks rechtstreeks door in het plangebied. Wel werkt het rijksbeleid indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is hierom vooral het genoemde gemeentelijk en het provinciaal beleid van belang.
Hoofdstuk 3 Onderzoeken
3.1 Archeologie En Monumenten
3.1.1 Archeologie
Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.
De provincie Drenthe heeft aanvullend archeologiebeleid opgesteld. Op grond van inhoudelijke overwegingen en expert judgement hanteert de provincie Drenthe een vrijstellingsmogelijkheid van 500 meter². Daarbij dienen de volgende uitgangspunten te worden gehanteerd:
- het gaat om het totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwblok van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen;
- de vrijstelling geldt voor gebieden met een lage (alleen beekdalen), middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde, zoals aangegeven op de IKAW, tenzij binnen een afstand van 50 meter een AMK-terrein aanwezig is;
- de vrijstelling geldt niet voor bekende vindplaatsen die op de AMK van Drenthe staat aangegeven; uitzondering hierop zijn de historische kernen die op de AMK staan aangegeven als 'terrein van hoge archeologische waarde'. Voor deze terreinen is een vrijstelling van 70 meter² mogelijk.
Archeologisch onderzoek is niet vereist als het gaat om herbouw met dezelfde maatvoering als het oorspronkelijke bouwwerk, dat wil zeggen dat de funderingen dezelfde horizontale en verticale afmetingen hebben of wanneer werkzaamheden vergunningvrij kunnen worden uitgevoerd. Indien de provinciale ontheffingsbevoegdheid niet van toepassing is op de voorgenomen bodemverstoring moet door de veroorzaker een inventariserend archeologisch veldonderzoek wordt uitgevoerd. Dit onderzoek kan aangeven of het gebied vrij van archeologie is of dat er waarden zijn waar rekening mee dient worden gehouden. Totdat de Gemeente Emmen zelf onderbouwd archeologiebeleid heeft vastgesteld, is het provinciaal beleid van toepassing en verwoord in de regels.
3.1.2 Monumenten
Rijksmonumenten
Op grond van de Monumentenwet 1988 kan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) objecten aanwijzen als beschermd rijksmonument. In het plangebied zijn geen objecten aangewezen als beschermd rijksmonument.
Provinciale monumenten
Maart 2009 is de provinciale monumentenlijst Drenthe gepubliceerd. Op deze provinciale monumentenlijst staan geen objecten die in het plangebied liggen.
Gemeentelijk monumenten
Op 14 oktober 2008 is de gemeentelijke monumentenlijst in werking getreden. Hiermee zijn de op de lijst voorkomende objecten aangewezen als gemeentelijk monument. Op deze monumentenlijst staan geen objecten die in het plangebied liggen.
3.1.3 Conclusie
Voor het plangebied geldt op grond van de IKAW/AMK een hoge archeologische verwachting. Op grond van deze verwachting is het plangebied bestemd met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie waardevolgebied.
3.1.4 Gegevens ten behoeve van de nadere inrichting van het plan en nieuwe ontwikkelingen
Op grond van de bekende historische, aardkundige en archeologische gegevens kan het plangebied Emmen, Bargeres geïnterpreteerd wordt als een gebied met een hogearcheologische dichtheid aan vindplaatsen en vondsten. Het verdient daarom aanbeveling om bij planontwikkelingen op de Bargeres (> 70 m2) de gaafheid van het bodemprofiel te toetsen door middel van verkennend veldonderzoek. Bij een gebleken gaafheid van het bodemprofiel dient een karterend veldonderzoek te worden uitgevoerd. Voor de uitvoering van het veldonderzoek wordt verwezen naar de richtlijnen van provincie Drenthe voor archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (versie 1.0, 21 maart 2006).
3.2 Demografische Gegevens
3.2.1 Bevolkingsgegevens
De bevolking van de kern Emmen is tussen 2003 en 2009 met 975 inwoners gegroeid. Deze groei is gerealiseerd in de uitbreidingswijken Parc Sandur en Delftlanden en in de bestaande wijken Barger-Oosterveld, Emmen-Centrum en Emmermeer. In de andere wijken van Emmen is de bevolking stabiel gebleven of gedaald. De onderstaande grafiek geeft de bevolkingsontwikkeling voor Bargeres weer.
Bevolkingsontwikkeling Bargeres 2000-2010 (peildatum 1 januari)
Bron: gemeente Emmen, GBA
Het aantal inwoners van Bargeres is tussen 2000 en 2010 gedaald.
3.2.2 Leeftijdsopbouw
In de grafiek hieronder is de ontwikkeling van de bevolking naar leeftijd te zien. Wat opvalt is dat het aantal bewoners in bijna alle leeftijdsklassen is afgenomen. De groepen 55-75 en 75+ zijn in aantal toegenomen. Het aantal inwoners tussen 25-40 jaar is het meest gedaald.
Ontwikkeling bevolking naar leeftijdsklasse 2000-2009 (peildatum 1 januari)
Bron: gemeente Emmen, GBA
Wordt gekeken naar het aandeel van de onderscheiden leeftijdsgroepen in de wijkbevolking dan valt op dat ook de aandelen van de leeftijdsgroepen tot 55 jaar zijn afgenomen. Het aandeel van de leeftijdsgroepen 55-75 en 75+ is toegenomen. De bevolking vergrijst.
Leeftijdsopbouw naar leeftijdsklasse 2000, 2004 en 2009 (peildatum 1 januari)
Bron: gemeente Emmen, GBA
3.2.3 Woningvoorraad
In de periode 2003-2008 is de woningvoorraad in Bargeres ongeveer gelijk gebleven. Op 1 januari 2009 stonden er 4.300 woningen in de wijk. Van de woningvoorraad was op 1 januari 2009 55,6% eigen woningbezit en 34,7 % in bezit van corporaties. Beleggers huurwoningen hebben een aandeel van 8,1%. Van de woningen in de wijk is 82% grondgebonden (op 1-1-2008). Het meest voorkomende woningtype is de rijwoning. Het aandeel vrijstaand is klein.
Woningvoorraad naar type (peildatum 1 januari 2008)
Bron: gemeente Emmen, afdeling FRO
3.2.4 Woonprogramma
Bargeres is een wijk uit de jaren '70 met een bijzonder cultuurhistorische waarde. De aanwezigheid van het Oranjekanaal en de oorspronkelijke boomwallen zijn verwijzingen naar vroegere periodes. Zij geven Bargeres samen met de zogenaamde "bloemkoolstructuur" een geheel eigen gezicht. Bargeres is een van de drie wijken waarmee het samenwerkingsverband Emmen Revisited van start is gegaan. In mei 2009 is het wijkprogramma voor de periode 2009-2014 vastgesteld. Wonen is een van de thema's in dit programma.
Activiteiten voor wonen in de periode 2009-2014 zijn:
- nieuwbouw 15 appartementen vrije huur AHOED;
- aanbod woningen voor wonen/werken (ook regelgeving)
- experiment integrale beeldkwaliteit woning/woonomgeving;
3.3 Ecologie
3.3.1 Algemeen
Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (Ffw) de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Ffw is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Ffw tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. De Ffw heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de minister van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV) ontheffing te krijgen. Ontheffingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid wordt voldaan. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. In de Natuurbeschermingswet zijn de gebiedsbeschermende bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. In deze wet zijn natuurgebieden beschermd die:
- van Europees belang zijn (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden),
- van nationaal belang zijn (Beschermde Natuurmonumenten),
- van mondiaal belang zijn voor (water)vogels (Wetlands).
De door de wet beschermde gebieden worden Natura 2000-gebieden genoemd. Voor activiteiten of projecten die negatieve effecten kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden, geldt een vergunningplicht. Hierdoor is een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor deze natuurgebieden. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden. Dit kunnen ook activiteiten zijn die buiten het gebied plaatsvinden. Deze kunnen namelijk ook een negatief effect hebben op een gebied, bijvoorbeeld door vermesting, verzuring, verdroging, geluids- of lichtoverlast.
Omdat dit plan een beheersplan betreft en geen deel uit maakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is er bij de totstandkoming geen "quickscan" uitgevoerd.
Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is daarvoor zelf verantwoordelijk.
Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat verlening van ontheffing op grond van artikel 75 van de FFW.
3.3.2 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied
Omdat dit bestemmingsplan een beheersplan betreft, is er bij de totstandkoming van dit plan geen onderzoek uitgevoerd.Er worden slechts beperkte bouwmogelijkheden in het plan geboden. Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is voor het onderzoek zelf verantwoordelijk. Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na verlening van ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora en faunawet (FFW). Overigens geldt voor alle bouwactiviteiten er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden waardoor:
- Planning aanvang werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
- Een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
- (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.
3.4 Fysieke Veiligheid
3.4.1 Algemeen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat in oktober 2004 van kracht werd, verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het BEVI. Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Hulpverleningsdienst Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen.
Naast het BEVI is er ook de "Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006." Deze Nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Basisnet welke wettelijke verankerd wordt om veiligheidszones om weg, vaarwegen en spoor uit te zetten. De nota sluit aan op de BEVI waarin het beleid over de afweging van de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving uiteengezet wordt.
Vanuit de brandweer is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van (de gebouwen in) het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Bargeres . Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.
3.4.2 Fysieke veiligheidssituatie
3.4.3 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied
Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. De "Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen, opgesteld door brandweer Emmen is hierbij een hulpmiddel dat bij het toetsen van nieuwe ruimtelijke plannen gehanteerd dient te worden.
Voor het gebied Bargeres geldt dat het LPG station 'de Grote' aan de Hondsrugweg 20 invloed uitoefent op het plangebied. Het invloedsgebied van het LPG station is gelegen over het noord oostelijke deel van de wijk. Er dient zorg voor gedragen te worden dat in ieder geval binnen het invloedsgebied er geen tot minimale ontwikkelingen van nieuwbouw plaats kunnen vinden zonder afweging van de risico's op het gebied van externe veiligheid. Indien er toch nieuwe ontwikkelingen plaats gaan vinden binnen het invloedsgebied dient er een afweging van de risico's op het gebied van externe veiligheid worden gemaakt.
Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang:
- 1. Bluswatervoorziening dient in principe zo geregeld te worden dat binnen 40 meter van de toegang van een object een toereikende openbare bluswatervoorziening met in principe een capaciteit van 60 m³/h aanwezig is. In Bargeres zijn de bluswatervoorzieningen redelijk goed aanwezig. Ook secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen, een tweetal vijvers en het Oranjekanaal, zijn aanwezig.
- 2. Op grond van de Brandweerwet 1985 is de regionale brandweer, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Er kan gesteld worden dat het plangebied deels buiten de dekking van het WAS-stelsel gelegen is. Bij nadere inrichting van het gebied dient ter dekking van het Waarschuwingsalarmeringsstelsel in overleg met de AOVér van de Gemeente Emmen een extra sirenelocatie te worden gerealiseerd.
- 3. De bereikbaarheid van Bargeres is getoetst aan de criteria voor de bereikbaarheid. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdiensten direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Voor een bestaand gebied voldoet het redelijkerwijs aan deze vereisten. Wel zijn er binnen Bargeres gebieden aan te wijzen, die voor verbetering vatbaar zijn. Dit valt echter niet onder de mogelijkheden van dit bestemmingsplan. Bij nieuwe ontwikkelingen dient hier rekening mee te worden gehouden. De bedoelde gebieden zijn in onderstaand figuur in het blauw omcirkeld.
Figuur: gebieden die qua bereikbaarheid verbeterd kunnen worden.
- 4. Op 18 maart 2008 heeft het college het basisbrandweerzorg niveau vastgesteld. Besloten is dat een eerste brandweereenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens aangegeven dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden overschreden er in overleg met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende maatregelen getroffen dienen te worden. Gezien de ligging van het plangebied / object is de verwachting dat binnen 15 minuten het eerste uitrukvoertuig ter plaatse zal zijn en dat aan de normtijden wordt voldaan.
3.5 Milieu
In dit hoofdstuk worden vanuit een duurzame ruimtelijke ordening de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de (technische) onderzoeken met conclusies.
3.5.1 Bedrijven en milieuzonering
3.5.2 Bodem
Bodemverontreiniging
3.5.3 Geluid
Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
3.5.4 Lucht
3.6 Waterparagraaf
3.6.1 Algemeen
Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveau georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over grensoverschrijdende thema's. Met als belangrijk beleidsuitgangspunt dat er meer ruimte voor water moet zijn, met als leidraad de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren. Met de overige overheden zijn vervolgens afspraken gemaakt welke maatregelen genomen moeten worden om het watersysteem in de periode tot 2015 te verbeteren en op orde te houden. Deze maatregelen zijn samengevat in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling, klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water. Naar verwachting treedt eind 2009 de Waterwet in werking. Deze nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: Het Rijk voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht. Deze zorgplichten zijn sinds januari 2008 vastgelegd via de Wet gemeentelijke watertaken in de Wet op de waterhuishouding. De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaars worden genomen. Via de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige consequenties en verwoorden dit in het wateradvies.
In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Bargeres is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen. De tekst in deze paragraaf is een uittreksel van de watertoets zoals deze is verzonden naar het waterschap. Voor een volledige weergave van de watertoets wordt verwezen naar de watertoets die als bijlage aan dit bestemmingsplan is toegevoegd.
3.6.2 Gebiedsspecifieke kenmerken
3.6.3 Waterhuishouding
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Velt en Vecht. Onderstaand figuur geeft een overzicht van de waterhuishoudkundige situatie in Bargeres en omgeving. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater afvoerstructuur aanwezig. Het Oranjekanaal doorsnijdt het plangebied (streefpeil NAP + 16,76 m), maar hierop wordt niet afgewaterd. Binnen Bargeres zijn twee vijvers aanwezig. Deze vijvers hebben een functie als overstortvijver en maken deel uit van het rioolstelsel. Zij hebben geen verbinding met het overig oppervlaktewatersysteem.
Figuur: Situatie waterhuishouding in omgeving (bron: Waterschap Velt en Vecht).
3.6.4 Wateradvies waterschap
De gemeente Emmen heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.
Het concept - ontwerpbestemmingsplan is voor overleg aan het waterschap voorgelegd.
3.6.5 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied
Water is belangrijk voor het welzijn van mens en dier. In bebouwd gebied vormt het tevens een belangrijk ordenend en esthetisch element. Om aan dit doel te voldoen is het belangrijk dat het water van goede kwaliteit is en voldoende zuurstof bevat. Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen er op moet worden gelet dat:
- alleen water wordt aangelegd op plaatsen waar dit op natuurlijke wijze kan;
- water verbonden is met de rest van het watersysteem;
- er voldoende oeverbegroeiing is;
- afstromend regenwater schoon is en blijft;
- lozingen vanuit de riolering worden voorkomen.
Het is niet mogelijk om zonder diepe ontgravingen watervoerende sloten of vijvers in het gebied te realiseren. Bij nieuwe ontwikkelingen zal de aanleg van open water in Bargeres daarom niet de eerste keuze zijn.
Regenwater heeft van nature een goede kwaliteit. Door allerlei oorzaken kan het verontreinigd worden en hiermee bodem en oppervlaktewater belasten. Het is daarom van belang om er in eerste instantie voor te waken dat regenwater verder wordt verontreinigd. Dat kan worden bereikt door de oppervlaktes waarop regenwater valt schoon te houden (bijv. wegen en parkeerterreinen) door geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken en rekening te houden met het gebruik van strooizout of het gebruik van uitlogende materialen.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat regenwater wordt gemengd met andere waterstromen. Denk bijvoorbeeld aan het mengen met huishoudelijk afvalwater in het gemengde rioolstelsel. Bij nieuwe ontwikkelingen moet daarom worden onderzocht of het regenwater kan worden afgekoppeld van het gemengde riool en in de bodem worden geïnfiltreerd of gescheiden worden afgevoerd.
De capaciteit van de bestaande bergingsvijvers is niet voldoende en de waterkwaliteit is niet goed. Door regenwater af te koppelen van de riolering en te infiltreren in de bodem, zal de capaciteit van de vijvers toenemen en zal de belasting met rioolwater afnemen. De waterkwaliteit in de vijvers zal hierdoor op termijn verbeteren. Aanvoer van schoon regenwater naar de vijverpartijen om de waterkwaliteit te verbeteren is niet wenselijk. De vijvers maken namelijk deel uit van het rioleringssysteem en al het extra aangevoerde water wordt via de peilregeling in de riooloverstorten naar de RWZI gebracht. Om de waterkwaliteit in de vijvers te verbeteren is het van belang om de inrichting van de vijvers te optimaliseren en extra aandacht te besteden aan beheer en onderhoud. Uiteindelijk is het wenselijk om er naar te streven deze vijvers overbodig te laten worden, door het vergaand afkoppelen van verhard oppervlak in Bargeres en de invloed van rioolwater vanuit bovenstroomse gebieden via het transportriool te beperken.
De gehele waterparagraaf is als bijlage 4 bij het bestemmingplan toegevoegd.
Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur
4.1 Ontstaansgeschiedenis
Emmen ontstond op de zuidoostpunt van de Hondsrug. Het werd voor het eerst genoemd in een oorkonde uit 1139, toen het als Curtis Emne (Hof van Emmen) omschreven werd, we vinden vaker de namen Emne en Empne als de oude namen voor Emmen. De betekenis van Emmen is hoogstwaarschijnlijk: de vlakte, het lage land.
Na de Tweede Wereldoorlog werd het economische zwakke zuidoosten van Drenthe aangemerkt als ontwikkelingsgebied, waarna er onder meer textiel- en metaalfabrieken werden gevestigd. Hun komst maakte nieuwbouwwijken noodzakelijk. Sommige hiervan werden op relatief grote afstand van de bestaande kern gebouwd, dit om landschappelijk waardevolle gebieden als het bos Emmerdennen te behouden.
Emmen bestaat uit 7 grote woonwijken en een aantal kleinere wijken. Het oudste deel van de stad is het huidige centrum. Daarbij kwamen vanaf de jaren 50 de eerste grootschalige nieuwbouwwijken. De wijken in Emmen-Oost trokken tijdens de bouw veel (inter)nationale aandacht, dankzij de open, groene opzet en de introductie van woonerven.
Het plan voor een nieuwe woonwijk "Bargeres" ontstond in het begin van de zestiger jaren. De uitvoering vond plaats in de jaren 1971-1985.
4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur
4.2.1 Geschiedenis van het gebied
Om de stedenbouwkundige structuur van Bargeres te verklaren is kennis van de ontstaansgeschiedenis nodig. De historische structuren komen daarom eerst aan de orde. Daarna volgen de stedenbouwkundige en functionele kenmerken van Bargeres
Historische structuren
Als in de stedenbouw zo veel mogelijk van wat er fysiek nog over is van de oude, gelaagde fysisch-geografische en cultuurlijke onderlegger ervaarbaar blijft, kan dat voor de kwaliteit van de nieuwe woonomgeving van onschatbare betekenis zijn.
Bij de ruimtelijke transformaties van landbouwgebied naar de 'bloemkoolwijk' Bargeres (begin jaren 70 van de vorige eeuw) is geen rekening gehouden met bestaande oude paden, hoewel deze extreem waardevol zijn, niet alleen omdat ze een deel van het netwerk vormen, maar ook vanwege de leesbaarheid van hun vroegere functionaliteit, hun meegeleverde gelaagdheid en complexiteit.
Bargeres ligt gedeeltelijk op de heuvelrug, gedeeltelijk in het beekdal. Het Oranjekanaal, gegraven ten behoeve van de veenontginning, vormt grofweg de scheidslijn tussen deze twee ondergronden.
Historisch gezien is het landschap waarin Bargeres is gebouwd een typisch esdorpen landschap met de hoger gelegen essen die dienst deden als akkerbouwland, de lager gelegen, relatief natte weidegronden en hooilanden met houtwallen tussen de percelen en de uitgestrekte heidevelden op de zandgronden.
Uitgangspunten van het oorspronkelijke stedenbouwkundige ontwerp
In Emmen zijn alle naoorlogse wijken gebouwd op basis van de visie dat goede interne verbindingen, het behoud van landschappelijke elementen en een zo groot mogelijke variatie een positieve bijdrage zouden leveren aan de ontwikkeling van wonen en werken. Dit is verwoord in 'Emmen, open groene stad' (1958). Woonwijken zijn ruim in en aan het groen gebouwd en ook binnen de wijk is veel aandacht besteed aan de groenvoorziening en is een sterk visueel contact met de landschappelijke gegevens nagestreefd.
Bijzonder van Bargeres vond men in die tijd dat het de enige woonwijk in een reeks van nieuwbouwwijken was, die een bestaande waterloop het Oranjekanaal, had met een indrukwekkende begroeiing. Bovendien verschilden de terreinsituaties aan beide zijden van het kanaal sterk. Het westelijke deel had kleine hoogteverschillen maar vooral de prachtige beeldbepalende bestaande houtopstand werd belangrijk geacht. Daarnaast maakt deze zijde contact met het Noordbargerbos.
Het oostelijke deel had geen bestaande houtopstand maar wel een mooie overgang naar het bestaande dorp Noord-Barge. Ook kenmerkte het oostelijke deel zich door geringe hoogteverschillen.
Ook werd het wenselijk geacht om van alle grote variatiemogelijkheden gebruik te maken door de diverse landschappen in nauwe relatie met de woonomgeving van ieder huis afzonderlijk te brengen. Tenslotte diende ook de ontsluitingswegen van Bargeres mee te profiteren van de omringende landschappen, zodat ook hier een zo groot mogelijke variatie kon worden bereikt.
Drie bestaande landschappelijke elementen namelijk het Oranjekanaal, de bestaande houtopstand aan de westzijde van het kanaal en de hoogteverschillen aan de oostzijde zijn dan ook de belangrijkste uitgangspunten voor de bouw van de gehele wijk. Bijzonder is dat de bestaande situatie van dat moment als uitgangspunt werd genomen en cultuurhistorische overwegingen, zoals de historische omvang van de houtopstanden, niet zijn gemaakt. Bovendien werden bepaalde landschappelijke karakteristieken, zoals de laag gelegen weidegronden met de beekjes De Oude Delft en De Nieuwe Delft aan de oostzijde van het kanaal, al dan niet bewust als uitgangspunt genomen.
Eén landschappelijk element, namelijk het historische paden en wegenpatroon, is zeer bewust niet gebruikt in het stedenbouwkundige ontwerp van Bargeres. In Emmermeer was namelijk wel het bestaande zandwegenpatroon als uitgangspunt gekozen voor het verkeerssysteem. Dit had er echter toe geleid dat er weinig tot geen verkeervrije situaties waren in de wijk, ook niet bij bijvoorbeeld de scholen. In die tijd achtte men dat onwenselijk. In Angelslo en Emmerhout was daarom gekozen een verkeersverdeelsysteem dat tegelijkertijd leidde tot een hiërarchie in verkeer.
Een verkeersverdeelsysteem was dan ook een belangrijk uitgangspunt voor Bargeres. In eerste instantie (in 1963) werd voortgeborduurd op het systeem van Angelslo en Emmerhout. (zie tekening 1onderstaande afbeelding)
Echter, een dergelijk tracé zou eerder een voortzetting zijn van een ontwikkeling Angelslo-Emmerhout-Bargeres, dan een resultaat van de mogelijkheden die het landschap en geografische ligging boden. De oorspronkelijke landschappelijke gegevens moesten namelijk na de aanbouw van de wijk bewaard zijn gebleven.
Figuur: De verschillende stadia in het stedenbouwkundige plan
Het idee van een dubbelbaans wijkontsluitingsweg werd dus verlaten om plaats te maken voor een ringweg die als hoofdontsluiting voor het nieuwe woongebied zou gaan fungeren.
Belangrijke overwegingen bij de keuze voor het uiteindelijke tracé waren als volgt (tekeningen 2 t/m 6 bovenstaande afbeelding)
In de eerste plaats mocht de beleving van twee zeer verschillende landschappen aan beide zijden van het kanaal, te weten een vlak terrein met boomwallen aan de westzijde en een onbegroeid geaccidenteerd terrein aan de oostzijde niet worden geschaad.
Ten tweede moesten de twee belangrijkste invloedsferen aan beide zijden van het kanaal, namelijk het Noordbargerbos en het industrieterrein, nadrukkelijk bij de wijk worden betrokken. Om deze invloedsferen in de wijk te laten doordringen werd een centrale oost-west gerichte groenstrook geïntroduceerd. In deze centrale groenstrook werden ook het wijk(winkel)centrum, de scholen en sportvelden gepland.
Ten derde wilde men het Oranjekanaal benutten om een zo hoog mogelijke woonkwaliteit te realiseren. Het kanaal zou voor het grootste deel van de bewoners verkeersvrij bereikbaar moeten zijn. De overbrugging van het kanaal door de ringweg diende zodanig te worden vormgegeven dat het water en de begroeiing duidelijk tot zijn recht zou komen.
Vooral de ligging van de ringweg maar ook de inrichting van de centrale groenzone en de plaats van de hoogbouw werd steeds verder verfijnd. De ringweg werd in het zuiden en noorden naar binnen gebracht in verband met de bereikbaarheid van het centraal gelegen wijk- en winkelcentrum. Bovendien kreeg hierdoor het Oranjekanaal een driedeling waarbij het middengebied tussen beide wijkcentra een boulevard- karakter kon worden gegeven met aantrekkelijke fiets- en wandelroutes. Op de vier belangrijkste plaatsen in het tracé werden dubbelbaanswegen gepland, namelijk bij de twee entrees van de wijk en bij de twee kruisingen met het kanaal waar tevens het centrale wijk- en winkelcentrum zou worden gebouwd. Richtingveranderingen werden aangebracht naar aanleiding van studies naar de woonbebouwing zodat alle entrees naar de woonbuurten op herkenbare punten aan de ringweg werden gesitueerd. Tenslotte werd de landschappelijke onderlegger in het tracé betrokken. De hoogteverschillen gingen een rol spelen in het oostelijke tracé, terwijl aan de westzijde de beleving van de bestaande houtopstand optimaal moet worden benut.
Wat betreft de centrale groenzone vond er vooral een verfijning plaats van de situering van de scholen, sportvelden en het wijk- en winkelcentrum.
In eerste instantie was alleen hoogbouw aan de oostzijde van de wijk gepland. Met het naar binnen brengen van het zuidelijke tracé werd, ter ondersteuning van de zuidkant van het winkelcentrum, ook daar een zone met hogere bebouwing gepland.
De uiteindelijke ruimtelijke beleving van de ringweg was volgens het oorspronkelijke stedenbouwkundige ontwerp dan ook zodanig dat er sprake was van een aantrekkelijke afwisseling waarbij mogelijke kontakten met het landschap, kanaal en de bebouwing optimaal waren benut.
4.2.2 Het concept
Woonbrink
Bargeres is opgebouwd uit wooneenheden welke allen vanaf de rijweg bereikbaar zijn. De wooneenheden bestaan uit een samenstelsel van erven en resulteren in een woonbrink. Deze wooneenheden worden gekenmerkt door de pleinvorming die overal is nagestreefd. De pleinen zijn wisselend van omvang opdat eenvormigheid in ruimtelijke opbouw niet zal voorkomen. Deze pleinen vormen een duidelijke herkenbaarheid voor de bewoners. Het karakter van deze pleinen is afwisselend steen of groen, dit is afhankelijk van het landschapstype waarin ze voorkomen. Bovendien kan met deze pleinvorming bereikt worden dat de woongebieden zelf een duidelijke openheid behouden, terwijl toch van woonconcentratie sprake is.
Primaire ontsluiting
De doelstelling was om de woonverzamelstraten als de hoofdverkeersweg een andere vorm en schaal te geven. De hoofdverkeersweg in de hoofdvorm als ringtracé wordt als twee afzonderlijke wegen beleefd en gebruikt. De hoofdontsluitingswegen (woonverzamelstraten) van de brinken, in asfalt uitgevoerd, dringen op een zodanige wijze de woonbebouwing binnen doordat tussen weg en bebouwing een grote verwevenheid ontstaat en door middel van detaillering van deze weg het verkeer zoveel begeleiding mee krijgt dat gezien de korte afstand van een grote veiligheid sprake zal zijn.
Secundaire ontsluiting
In aansluiting op de hoofdontsluiting van de diverse brinken is, voor de bereikbaarheid van de woningen een verharding gedacht die alle soorten verkeer moet kunnen verwerken. De woonomgeving moest zodanig zijn ontworpen dat het gebruik van de openbare buitenruimte zich als vanzelfsprekend en logisch voordoet. Door de introductie van de woonbrinken, als een samenstelsel van erven, was het mogelijk, met inachtneming van het karakter van de verharding, een circulatie in de brinken tot stand te brengen. Het vergroot de levendigheid van de woonomgeving. Door het gekozen systeem van woonbrinken, waarin er ook van uitgegaan is dat een maximaal aantal woningen per auto of voor dienstverlenend verkeer bereikbaar is, vloeit voort, dat slechts een zeer beperkt aantal woningen niet direct per auto bereikbaar is. De loopafstanden zijn echter minimaal.
Fietsroutes
Door het combineren van vele verkeerssoorten in de woonbrinken ontstaat een maximale bereikbaarheid van de woningen. De fietsroutes tonen aan dat vele verbindingen op allerlei plaatsen met andere woonbrinken en openbare gebouwen mogelijk is. De totale lengte van fietspaden wordt in het woongebied aanzienlijk bekort, wat naast financiële voordelen, de duidelijkheid en het gebruik van deze paden ten goede komt.
Speelstraat
De diverse woonpleinen sluiten aan op een middengebied dat, geheel verkeersvrij, tussen beide delen van de woonbrink ligt. Met dit gebied wordt nagestreefd een doorlopende speelstraat in de onmiddellijke omgeving van de woningen te creëren. De speelstraat heeft contact met de open ruimten die in het middengebied van de wijk liggen of met de overgangsgebieden naar Noordbarge, terwijl eveneens aan de zuidzijde van de woongebieden van Bargeres deze speelstraten verkeersvrij met elkaar verbonden worden. Bovendien blijkt dat de tuinzijde van de woningen, die aan de speelstraat grenzen, een levendige begrenzing ook aan deze zijde krijgen. De speelstraat staat direct in contact met verharding ten behoeve van het verkeer, zodat een natuurlijke overgang van verkeersvrij naar verkeer toe bereikt kan worden.
De speelzone geeft speelmogelijkheden op grotere en kleinere terreinen, die op eigen wijze ingedeeld kunnen worden. Voor een groot deel van de woningen kan de speelzone verkeersvrij worden bereikt. In verband hiermee zal dan ook aan de voetpaden die grenzen aan die tuinzijde van de woningen, met de eventueel daaraan gelegen bergingen, grote aandacht in detaillering dienen te worden besteed.
Situering naar richting
Bij de woonbrinken is de mogelijkheid aangegeven de architectuur van de woningen afhankelijk te stellen van de situering waarin deze woningen voorkomen. Mogelijkerwijs geeft het aanleiding de noord-zuid gesitueerde woningen ten aanzien van de oost-west georiënteerde blokken te benadrukken waarin de mogelijkheid besloten ligt de duidelijkheid en de herkenbaarheid van de woningen voor de bewoners op te voeren.
Situering in hoog en laag
De menging van diverse woningtypen kan ook inhouden een afwisseling van hogere en lagere woningen, ter vergroting van de woonkeuzemogelijkheid.
Woonkeuze
De duidelijke wens om tot een optimale woonkeuze mogelijkheid in de gehele wijk en per woonbrink afzonderlijk te komen was 1 van de uitgangspunten van de woonwijk. In het model van woonbrink zijn diverse milieus duidelijk aangegeven en ze kunnen worden ingedeeld in 5 groepen;
- 1. Woningen die zodanig gesitueerd zijn, dat ze een onmiddellijk contact met de hoofdontsluitingsweg hebben. Terwijl de bereikbaarheid van de woningen ligt aan de brink zelf, is het uitzicht vanuit de woningen gericht op de weg;
- 2. Woningen die zodanig gesitueerd zijn dat ze liggen aan de toegangswegen tot de brink zelf of aan die pleinen die vanwege hun ligging een grotere verkeersintensiteit ondergaan;
- 3. Woningen die zodanig gesitueerd zijn dat een beperkt verkeer in de onmiddellijke omgeving van de woning te verwachten is, een verkeer, dat door zorgvuldig e detaillering van het straat- of pleinkarakter in die omgeving geheel aangepast zal zijn aan het wonen, dat in alle gevallen zal prevaleren;
- 4. Woningen die zodanig gesitueerd zijn aan pleinen of pleintjes, dat ze allen per auto of dienstverlenend verkeer bereikbaar zijn. Dit verkeer zal echter van geringe omvang zijn daar het geheel op de woningen zelf gericht is;
- 5. Woningen die geheel verkeersvrij in het geheel zijn opgenomen en zo gering in aantal zijn, dat dit speciale woonmilieu, wat in alle gevallen geheel in het groen of aan de speelstraat gesitueerd is, daardoor een bijzondere aantrekkelijkheid zou kunnen verkrijgen;
4.2.3 Huidige stedenbouwkundige structuren
De wijk is opgezet volgens het concept brinken. De woonbuurtjes zijn geordend rond woonerven, kennen veel kleine variaties in de verkaveling en zijn weinig straatgericht. Het patroon van verbindingswegen, fiets- en voetpaden zit ingewikkeld in elkaar en maakt de wijk tot een onoverzichtelijk geheel. Dwars door de wijk en het winkelcentrum loopt een kanaal, dat de wijk als het ware in tweeën deelt, maar waarvan de groene kwaliteit wordt gewaardeerd. In Bargeres spelen problemen met sociale controle, openbare ruimte en de sociale veiligheid. In vergelijking met de andere wijken staan in Bargeres relatief veel eengezinswoningen (83%) en koopwoningen (47%).
4.2.4 Bebouwingsstructuur
De wijk heeft een labyrintische structuur bestaande uit 17 woonwijkjes (brinken). Deze brinken kregen de naam Drentse brink dorpen van A tot Z (Alerderbrink-Zweelerbrink).
Alle brinken zijn ontworpen op een noord-zuid raster en kennen een zeer grote mate van kleine variaties in verkaveling. Deze verkaveling lijkt doorgeslagen naar eentonigheid en onleesbaarheid. De eentonigheid wordt versterkt door het gebrek aan elementen van een grotere maat of schaal in het woongebied. De woningen zijn gericht op de woonerven, de auto kan voor de deur staan. Het gevolg is dat de woonbuurten met de achterkanten tegen elkaar, tegen de ringweg en tegen de groenzone aanliggen.
De grote complexe huurwoningen met dezelfde architectonische kenmerken, zoals die in Angelslo en Emmerhout zijn gerealiseerd, zijn in Bargeres niet meer te vinden. In Bargeres zijn veel meer architecten ingeschakeld ter bevordering van de individuele expressie van woning en woonbuurt. Een duidelijke woningtypologie valt moeilijk in Bargeres te ontdekken behalve de vrijwel unanieme keuze voor eengezinswoning met kap in alle vormen en maten. Deze architectonische variatie draagt bij aan het beeld van Bargeres; veel verschil en weinig structuur in de bebouwing. De woningen in Bargeres zijn van jonge leeftijd. Bouwtechnisch gezien is er niet veel op aan te merken.
4.3 Verkeersstructuur
In dit hoofdstuk worden de verkeerskundige en infrastructurele aspecten uit het plangebied bekeken. Hierbij wordt eerst de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de infrastructuur besproken. Vervolgens wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Tenslotte wordt ingegaan op de toekomstige ontwikkelingen en wensbeelden in het plangebied die met betrekking tot verkeer en infrastructuur van belang zijn.
Bij deze analyse is gebruik gemaakt van gegevens uit:
- PVVP (Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan) 2007 - 2020
- Verkeersmodel gemeente Emmen 2005
- Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan, Bereikbaar en duurzaam veilig 2000. Dit plan kent een doorlooptijd tot 2004. Op dit moment is er nog geen nieuw verkeersbeleid vastgesteld. Het GVVP blijft voorlopig van kracht.
4.3.1 Uitgangspunten infrastructuur Bargeres
Met betrekking tot de infrastructuur is een bijzondere afweging gemaakt. In het eerste plan was nog voorzien in een centrale hoofdweg, zoals die in de eerdere woonerven in Angelslo en Emmerhout is gerealiseerd. Om echter te voorkomen dat het Oranjekanaal gekruist zou worden en de wijk in vieren zou worden onderverdeeld is er uiteindelijk gekozen voor een lus als hoofdontsluiting: de Brinkenweg.
Figuur: Uitgangspunten infrastructuur Bargeres
De Brinkenweg is bepalend voor het beeld van Bargeres, maar heeft geen sterke ruimtelijke compositie, zoals de hoofdweg in Angelslo of Emmerhout. Het slingerende karakter van de lus is bedoeld als referentie aan slingerende brinkenwegen. De brink is een typerend element van veel esdorpen en wordt daarom ook als structurerend element voor de Bargeres gebruikt. Aan de Brinkenweg is een aantal brinken gekoppeld met een grillig wegenpatroon, bedoeld voor bestemmingsverkeer.
De toegangen naar het wijkwinkelcentrum en de straat naar het station Bargeres hebben eenzelfde uiterlijk als de toegangen tot de woonerven. Alleen de twee kruisingen met het Oranjekanaal zijn bijzondere punten.
Vanaf de Brinkenweg worden de woongebieden ontsloten. De woongebieden zijn geordend rond woonerven, die als afspiegeling van de hoofdopzet een ringvormig verloop hebben met meestal twee aantakkingen. Door dit ringvormig verloop van de woonerven krijgt Bargeres een onderverdeling in verschillende woonbuurten aan de Brinkenweg. De achterpaden in woongebieden zijn vaak verbreed tot speelgebieden.
Er is naderhand veel kritiek geuit op de grilligheid en onoverzichtelijkheid van de woonerven uit die periode. Daaraan hebben ze ook de bijnaam 'bloemkoolwijken' te danken. De bewoners van Bargeres waarderen echter juist die onoverzichtelijkheid die de wijk kleinschalig en intiem maakt. Ze zijn vooral gehecht aan de vele kleine wegen en de oorspronkelijke houtwallen die aanleiding geven tot kleine wandelingen en zwerftochtjes. Vanwege de slingerende weg kan je nergens ver kijken, zodat je achter elke hoek weer iets nieuws kan verwachten. Dat men zich niet gemakkelijk kan oriënteren wordt daarmee eigenlijk een sterk punt.
4.3.2 Huidige situatie
4.3.3 Toekomstige ontwikkelingen/wensbeelden
- Naar verwachting zal het aantal autoverplaatsingen licht toenemen met name vanwege de autonome verkeersgroei (toename autobezit en autogebruik). Daarnaast zal door woningbouw het verkeer licht toenemen.
- Vanwege de bezuinigingen in het openbaar vervoer staan steeds meer buslijnen onder druk. Vanuit sociaal oogpunt is het wenselijk dat Bargeres ook in de toekomst de busverbinding behoudt en dat wordt gestreefd naar een kwartiersdienst.
- Ten gunste van het plangebied Rietlanden wordt het Station Bargeres verplaatst naar Emmen Zuid.
- Behoud van de huidige infrastructuur en waar mogelijk en wenselijk een verbetering.
4.4 Groenstructuur
4.4.1 Wijkgroen
Het wijkgroen betreft de centrale parkzone, de Brinkenweg, het Oranjekanaal, de historische houtopstanden en groene randen om de wijk.
Op dit moment is de centrale parkzone een aaneenschakeling van passage- en verblijfsruimtes van verschillende ruimtelijke kwaliteit. Zo geven de hoogteverschillen en de historische houtwallen een goede dieptewerking in het westelijke deel van de parkzone. Ook zijn de heringerichte speelruimte voor de jeugd bij de scholen in het westelijke deel van het park en de speelweide voor kinderen in het oostelijke deel goed bezochte verblijfsruimten.
Daarentegen is de lengterichting die zo karakteristiek is voor deze parkzone niet te ervaren door de opdeling in verschillende kamers. Het, soms ernstige, achterstallig onderhoud leidt in bepaalde gedeeltes tot een rommelig beeld en een gevoel van sociale onveiligheid. Dit wordt nog versterkt door de veelheid aan achterkanten van het winkelcentrum en woningen (dus schuttingen) die de rand van het park begeleiden en de slechte herkenbaarheid van veel parkentrees.
Historische houtopstanden in het park
Verborgen entrees naar het park
De ringweg, de Brinkenweg, beweegt zich vrij door het noord zuid raster waarop de woonbuurtjes zijn gebouwd. De weg, met een ruim profiel, wordt begeleid door aaneenschakeling van bosplantsoen, sierheesters en rijen c.q. groepen bomen in gras of sierbeplanting. Deze aaneenschakeling van verschillende structuren is mede te verklaren doordat de weg als één geheel is aangelegd, waarna vervolgens in de loop van de tijd de verschillende woonbrinken, met ieder een eigen groenstructuur, zijn gebouwd. Door deze aanpak zijn er (groene) restruimtes langs de weg ontstaan, verloopt een deel van het tracé langs achterkanten van woningen (zicht op schuttingen), en zijn er weinig oriëntatiepunten.
Brinkenweg: weinig oriëntatiepunten
Brinkenweg: restruimtes en achterkanten
Het Oranjekanaal wordt aan beide zijden begeleid door historische eiken. Echter, vooral door achterstallig onderhoud is het verworden tot een in zichzelf gekeerde dichtgegroeide entiteit. Bij de woonbrinken liggen veel groene restruimtes langs achterkanten van huizen. Op dit moment wordt het Oranjekanaal heringericht.
Oranjekanaal weinig zichtbaar
Dichtbegroeide voetpaden langs het kanaal
Hoewel de historische houtopstanden met name in de woonbuurten liggen, worden zij wel gerekend tot het wijkgroen omdat zij een prominent uitgangspunten vormden in het stedenbouwkundig ontwerp. Op sommige plaatsen zijn de houtopstanden nog herkenbaar, mede omdat ze veelal op wallen zijn gelegen. Op andere plaatsen zijn ze vrijwel onherkenbaar geworden door de groei van, in visueel opzicht, concurrerende groenstructuren of liggen verscholen tussen achterkanten van huizen.
De oostelijke, zuidelijke en westelijke rand van de wijk hebben een dubbele functie. Enerzijds dienen zij als een doorgaande fietsverbinding naar andere delen van de stad, anderzijds zijn zij een groen uitloopgebied voor bewoners. Dat laatste geldt voor de zuidelijke en westelijke rand. Beide functies zijn veelal door bosplantsoen van elkaar gescheiden. Daarnaast liggen de groene uitloopgebieden gedeeltelijk langs achterkanten van huizen.
Wijkrand: uitloopgebied voor bewoners
Wijkrand: doorgaande fietsverbinding
4.4.2 Brinkgroen
Het brinkgroen betreft vooral groen in de woonbrinken. Bij alle brinken zijn bepaalde uitgangspunten van het model woonbrink nog goed herkenbaar. Zo is de aaneenschakeling van woonpleinen, al dan niet groen ingericht, overal terug te vinden. De oorspronkelijke gedachte dat deze pleinen afhankelijk van het landschapstype groen danwel stenig zijn ingericht, is slechts in beperkte mate afleesbaar.
Daarnaast is de speelstraat in de meeste brinken te vinden. Dit betekent dat de diverse woonpleinen aansluiten op een verkeersvrij middengebied dat tussen de beide delen van de woonbrink ligt. De meeste speelstraten zijn veelal ingericht met bomen in gras en speelgelegenheden voor kinderen. Omdat de speelstraten tussen de woningen liggen en de toegangen tot dit middengebied soms slecht herkenbaar zijn, liggen zij voor een niet-bewoner (te) verscholen. Daarnaast grenzen alle speelvelden in meer of mindere mate aan achterkanten van woningen wat heeft geleid tot een rommelig beeld.
Beeldbepalende bomen op parkeerplein
Verscholen entree naar speelstraat
Karakteristiek voor de woonbrinken is tenslotte dat door de grote variatie in pleinen, straten en verkaveling binnen één brink er sprake is van relatief veel kleine stukjes groen, snippergroen, langs zij-, voor- en/of achterkanten van woningen. Deze stukjes zijn soms, vooral als zij zijn ingericht met bomen, in visueel opzicht wel beeldbepalend. Voor andere stukjes geldt dit in mindere mate, vooral wanneer zij zijn ingericht met al dan niet goed onderhouden lage sierheesters.
4.4.3 Wensbeeld/Aanbevelingen
Kwaliteiten Bargeres
Bargeres kent meerdere kwaliteiten. Het is een wijk met een omvangrijk groenareaal en een uitgebreid net van langzaam verkeersroutes. Hoewel het een grote wijk is, hebben de verschillende brinken een zodanige maat en schaal, dat zij voor bewoners als 'buurt' fungeren. De woningen zijn in het algemeen bouwtechnisch in goede staat.
Knelpunten Bargeres
Bargeres is als woonwijk in veel mindere mate een stedenbouwkundige eenheid dan bijvoorbeeld Angelslo en Emmerhout. Er is een vrij sterke variatie in woningtypologieën. De woningen in de verschillende brinken zijn niet alleen architectonisch, maar ook stedenbouwkundig een opzichzelfstaand cluster.
De knelpunten in de groenstructuur van de wijk zijn in de eerste plaats een gevolg van de ruimtelijke opbouw van de wijk. Ten tweede is sprake van, soms zeer ernstig, achterstallig onderhoud. De ruimtelijke problematiek is niet alleen gelegen in de wijze waarop de ruimtelijke hoofdstructuur is opgebouwd, maar ook in de manier waarop vervolgens de bouw van de wijk ter hand is genomen. Hierin verschilt Bargeres weinig met andere zogenaamde 'bloemkoolwijken'. De ruimtelijke hoofdstructuur bestaat in bloemkoolwijken in het algemeen uit drie, en in het geval van Bargeres, uit vier delen:
- 1. Een grootschalige groenstructuur, al dan niet met waterpartijen, met langzaam verkeersroutes in en om de wijk.
- 2. Een auto-ontsluitingsweg die door de wijk kronkelt
- 3. Afzonderlijke woonbuurten
- 4. In het geval van Bargeres, een bestaande water- en groenstructuur, het Oranjekanaal en de historische houtopstanden.
De grote ruimtelijke opgave zoals het wijkgroen en verkeerssysteem werden apart van de invulling va de woonbuurten vastgesteld. Zo gaat de Nota van Uitgangspunten en Bargeres deel 2 en 3 uit 1970 en 1971 alleen in op algemene uitgangspunten, de specifieke ligging van de centrale groenzone, de Brinkenweg en het concept woonbrink. Er werd veel ruimtegelaten om dit concept verschillend uit te werken. Dit betekent dat het globale plan in de uitvoering op het lagere schaalniveau, bijvoorbeeld bij de aanbouw van de individuele woonbuurten, slechts een beperkte rol heeft gespeeld. De woonbuurten zijn vervolgens in veel gevallen niet in samenhang met de grote structurerende elementen, zoals de Brinkenweg en de centrale groenzone, ontworpen.
Figuur: Topografische kaart 1975 hoofdstructuur al aangelegd, invulling nevenstructuur komt later
Het gevolg is dat de vier onderdelen van de ruimtelijke structuur elkaar steeds op verschillende manieren en min of meer toevallig raken.
Ook binnen de woonbrinken bestond veel vrijheid om tot verschillende verkavelingen te komen. De algemene uitgangspunten, het voorkomen van herhalingen en verkrijgen van grote variatie, heeft in de praktijk geleid tot verschillende typen openbare ruimtes, verkavelingsvormen en overgangen privé - openbaar. Het gevolg hiervan is dat er kleinere en grotere restruimten zijn overbleven die al dan niet groen zijn ingericht. Deze restruimtes worden in het algemeen weinig gebruikt en geven bovendien een beheerprobleem.
Restruimtes bij het Oranjekanaal
Restruimtes langs de randen van de wijk
Ten tweede worden de openbare ruimten steeds omzoomd door verschillende functies en verschillend georiënteerde bebouwing (voorkant c.q. -tuin, zijkant, achterkant c.q. -tuin, schuur, schutting etc). Dit betekent dat het individuele gebruik (inrichting tuin, plaatsen schutting) van grote invloed is op de openbare ruimte. Op bepaalde plekken in wijk frustreren deze ontstane 'toevallige' situaties dan ook de ruimtelijke kwaliteit. Zo zijn er achterkanten, dus schuttingen, gesitueerd langs de Brinkenweg, de centrale groenzone, het Oranjekanaal, de wijkrand en de speelstraten.
Hierdoor maken de openbare ruimtes een anonieme indruk en een onoverzichtelijk en sociaal onveilig karakter. De toenemende neiging om bouwkundige erfafscheidingen te realiseren, heeft de kwaliteit van deze groengebieden geen goed gedaan.
Achterkanten langs de Brinkenweg
Achterkanten langs rand centrale groenzone
Achterkanten (zwart) langs het wijkgroen
Een specifiek ruimtelijk probleem is de parkeerdruk, een probleem waarbij het toenemende wagenpark (meerdere auto's per gezin) het beeld van de openbare ruimte in de brinken is gaan bepalen. In een aantal brinken is inmiddels overgegaan tot herinrichting
Op diverse locaties in de brinken hebben rijtjeswoningen een vertande voorgevelrooilijn of zijn bergingen of carports die los staan van de woningen gerealiseerd aan de voorzijde van de woningen. Beide situaties werken een nogal anonieme en sociaal onveilige entree situatie in de hand. Deze zijde van de woningen is daardoor niet op de openbare ruimte georiënteerd waardoor deze een anonieme en sociaal onveilige indruk maakt.
De 'vertanding' van voorgevels door middel van bergingen geeft vaak aanleiding om de nissen tussen de bergingen in te vullen met een scala aan (deels zelf gerealiseerde) al of niet vergunde bouwsels. Dit geldt vanzelfsprekend voor die woningcomplexen die door de corporatie zijn verkocht.
Vertanding van de voorgevels
De verkoop van huurwoningen aan particulieren heeft tot gevolg dat het gevelbeeld van rijtjeswoningen een grotere variatie gaat vertonen. Bewoners voegen bij gevelrenovatie naar eigen inzichten nieuwe materialen en kleuren toe, waardoor de oorspronkelijke eenduidige stroken verkleuren naar een optelsom van individueel zeer verschillende gevelbeelden.
Verschil in gevelbeelden
Naast het feit dat de ruimtelijke opbouw en continuïteit van Bargeres niet sterk is, zorgt het soms, zeer ernstige achterstallige onderhoud voor een verdere verrommeling en een dichtgegroeide, als onveilig ervaren, omgeving. In bepaalde situaties heeft het achterstallig onderhoud ertoe geleid dat een beheersmatige inhaalslag niet meer voldoende is en de oplossing een kwestie van herinrichting is.
Opslag zorgt voor gevoel onveiligheid
Vervallen rolschaatsbaan
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Emmen, Bargeres is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit bestemmingsplan is het actualiseren van het geldende planologische regime, waarbij het vastleggen van de bestaande situatie het belangrijkste uitgangspunt is. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008" van het ministerie van VROM.
Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.
Door de actualisatie komen 33bestemmingsplannen deels of geheel te vervallen.
5.2 Inventarisatie
De inventarisatie van het plangebied heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Begonnen is met het bekijken en vergelijken van de vigerende bestemmingsplannen met de meest recente topografische ondergrond en luchtfoto. Hierbij is gelet op veranderingen van de topografische ondergrond en luchtfoto ten op zichten van het vigerende bestemmingsplan.
Daarna is het gebied ter plekke geïnventariseerd en opmerkelijke en sterk afwijkende zaken zijn vervolgens nader onderzocht. Op basis van al deze gegevens zijn bestemmingen toegekend en zijn de verbeelding en de planregels opgesteld.
5.3 Toelichting Op De Verbeelding
Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.
5.4 Toelichting Op De Regels
5.4.1 Algemeen
De regels zijn een juridische vertaling van het planologisch/ ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplanregeling met 37artikelen.
Gebruiksregels
Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld.
Bouwregels
In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee worden gereguleerd. Hoofdgebouwen moeten altijd worden gebouwd binnen een daarvoor aanggeduid bouwvlak. Uitgangspunt voor de bebouwing is de bestaande voorgevel, die is vastgelegd door middel van de aanduiding 'gevellijn'. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Daarnaast is op de verbeelding per bestemmingsplan de maximale bouw- en/of goothoogte aangegeven. Waar het wenselijk is om het huidige bebouwingsbeeld in stand te houden zijn tevens aanduidingen opgenomen ten aanzien van bijgebouwen of de kapvorm van daken.
Flexibiliteit
Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:
- Afwijken van de bouwregels;
- Afwijken van de gebruiksregels;
- Nadere eisen;
- Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;
De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning
Met de nadere eisenkunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.
Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.
Bij toepassing van een ontheffing en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria: |
1. Woonsituatie: |
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op: i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden; iv. het uitzicht; v. de aanwezigheid van voldoende privacy. |
2. Straat- en bebouwingsbeeld: |
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan: i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing); ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen; iii. gevelbeelden; iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing; v. de hoogtedifferentiatie; vi. de situering van gebouwen op het perceel; vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt. |
3. Culthuurhistorie |
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden; |
4. Verkeersveiligheid |
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met: i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. benodigde uitzichthoeken van wegen; iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg; v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden; vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte. |
5. Sociale veiligheid |
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden: i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek; ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt. |
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding |
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten: i. aanwezigheid van kwetsbare objecten; ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen; iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken; de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen. |
7. Milieusituatie: |
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met: i. de mate van hinder voor de omliggende functies; ii. de gevolgen voor de externe veiligheid; iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies; iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving; v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit; vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit; vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water. |
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen |
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot. |
Figuur 5.1: Beoordelingscriteria ontheffingen en nader eisen
De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.
Staat van inrichtingen
In diverse bestemmingsplanregels van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar een staat van inrichtingen. Hierin zijn de toegestane vormen van bedrijvigheid in het plangebied opgenomen. Deze staat van inrichtingen is ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2009. Op basis van deze lijst is voor het bestemmingsplan Emmen, Bargeres een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld voor het bedrijventerrein en voor de kern zelf. Aan deze lijst is een onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegevoegd en als bijlage bij de regels opgenomen. Reden voor toevoeging van dit onderscheid is de bescherming van de aanwezigen in objecten. Daarnaast is het van belang dat bij de bouwplantoetsing geen verkeerde afweging wordt gemaakt in het kader van de kwetsbaarheid. De keuze voor kwetsbaar of beperkt kwetsbaar kan namelijk gevolgen hebben voor saneringsopgaven, weigeren van vergunningsaanvragen en negatief adviseren op ruimtelijke plannen. Op het moment dat een kwetsbaar object aanwezig is, kan een risicovol bedrijf niet meer in dezelfde omgeving worden toegelaten of uitgebreid. Wordt een kwetsbaar object binnen een risicocontour van een bestaand bedrijf gebouwd, dan kan er een situatie ontstaan waarbij sanering noodzakelijk is. Dit laatste kan dan ook leiden tot planschade. Het is belangrijk dat de afweging niet constant hoeft plaats te vinden (ad hoc), maar dat er vooraf duidelijkheid wordt gegeven of een activiteit/ object kwetsbaar is of beperkt kwetsbaar. Deze problematiek rond de afweging speelt zich landelijk af, maar hiervoor is tot nu toe nog geen duidelijk toetsingskader ontwikkeld. De gemeente Emmen heeft daarom een toetsingskader ontwikkeld en aan de staat van inrichtingen toegevoegd.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
In de artikelen Artikel 5 Groen, Artikel 28 Leiding- Gas, Artikel 29 Waarde- Archeologie attentiegebieden Artikel 30 Waarde- Archeologie monument is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Door het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in de bestemming kan de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden worden. Het stelsel van omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamhedenen biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst. Met een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen dus geen extra gebruiksmogelijkheden aan een bestemming worden toegevoegd. Voor de gebruiksmogelijkheden blijft de doeleindenomschrijving het kader. Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamhedenen aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.
Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3. Algemene regels;
- Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.
De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:
5.4.2 Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In hoofdstuk 1 worden enkele in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
Artikel 1 Begrippen
De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Behalve de eerste twee begrippen zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Zij zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Waar nodig zijn begrippen toegevoegd, weggelaten of anderszins aangepast, afgestemd op de lokale situatie.
Artikel 2 Wijze van meten
De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
5.4.3 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels
In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.
5.4.4 Hoofdstuk 3 algemene regels
Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.
5.4.5 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.
5.5 Handhaving
De verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van het bestemmingsplan ligt bij de gemeente. De basis voor een werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een goede registratie van verleende vergunningen en afwijkingen.
Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een nauwgezette inventarisatie plaats gevonden van de feitelijke situatie. De bestaande ruimtelijke situatie is in dit bestemmingsplan opnieuw vastgelegd. Daarnaast heeft bestaand beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan eigentijdser, beter toepasbaar en goed naleefbaar geworden.
Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de planregels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en burger ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.
De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld, waarin wordt aangegeven hoe de handhaving van het bestemmingsplan opgepakt wordt. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Dit betekent dat niet tegen alle illegale situaties wordt opgetreden maar tegen zaken met een uitstralend effect. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college, dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft.
Ongeacht de wijze waarop handhaving van het bestemmingsplan vorm krijgt geldt voor de gemeente geldt als eerste handhavingprioriteit de aanpak van calamiteiten met een levensbedreigend karakter, waarbij men moet denken aan instortings- en brandgevaar en asbestvervuiling. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Betrokkenheid
6.1 Opstartbijeenkomst
Voor een goed verloop van de communicatie tussen de bewoners van het Bargeres over het actualiseren van de vigerende bestemmingsplannen is contact gezocht met het bestuur van de erkende overleg partner.
Op 2 augustus 2010 is tijdens een overleg met de erkende overleg partner het doel van het actualiseren uitgelegd en het voorlopige concept- ontwerpbestemmingsplan, voornamelijk de verbeelding, gepresenteerd. Naar aanleiding van dit overleg is het concept- ontwerpbestemmingsplan niet aangepast.
6.2 Overleg Ex. Artikel 3.1 Bro En Zienswijzen
Het college heeft het bestemmingsplanEmmen, Bargeres vrijgegeven voor overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het houden van een inloopbijeenkomst.
6.2.1 Inloopbijeenkomst
Op 8 september 2010 is een inloopbijeenkomst in Wijkcentrum 't Brinkenhoes Mantingerbrink 140, te Emmen gehouden. Tijdens deze middag konden geïnteresseerden kennisnemen van het bestemmingsplan en eventueel op het plan reageren. Diverse geïnteresseerden hebben het bestemmingsplan bekeken en een aantal hebben mondeling en of schriftelijk gereageerd op het plan. Waar de beantwoording leidt tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn deze in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. De reacties die zijn gegeven tijdens de inloopbijeenkomst, zijn eveneens gebundeld in de Nota van Beantwoording (bijlage 1) behorende bij dit bestemmingsplan.
6.2.2 Overleg
De ingekomen overleg- en inloopreacties en de beantwoording van het college zijn opgenomen in de bij dit bestemmingsplan behorende Nota van Beantwoording (bijlage 1). Waar de beantwoording leidt tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn deze in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.
Het concept-ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners. De reacties van deze overlegpartners hebben op enkele punten aanleiding gegeven tot het aanpassen van het bestemmingsplan. In de Nota van Beantwoording (bijlage 1) behorende bij dit bestemmingsplan zijn de ingekomen overlegreactie en de beantwoording hierop opgenomen.
6.3 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan
Tegen het bestemmingsplan Emmen, Bargeres zijn wel/ geen zienswijzen ingediend. De zienswijzen hebben wel/ geen aanleiding gegeven tot het aanpassen van het ontwerpbestemmingsplan.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.
Het voorliggende bestemmingsplanEmmen, Bargeres betreft een actualisatie van diverse oude bestemmingsplannen. Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten door de gemeente worden gerespecteerd. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Aan het bestemmingplan zijn behoudens het opstellen van het bestemmingsplan dan ook geen kosten verbonden. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval in zijn geheel gedekt uit het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor het actualisering van bestemmingsplannen. Het kostenverhaal is dus anderszins verzekerd, waardoor vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 1 Staat van Inrichtingen
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording
Bijlage 1 Nota van Beantwoording
Bijlage 2 Qra Berekening
Bijlage 3 Advies Hulpverleningsdienst Drenthe
Bijlage 3 Advies Hulpverleningsdienst Drenthe
Bijlage 4 Gedempte Wijken
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek