KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
Artikel 4 Agrarisch - 2
Artikel 5 Agrarisch - Grondgebonden 1
Artikel 6 Agrarisch - Grondgebonden 2
Artikel 7 Bedrijf
Artikel 8 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
Artikel 9 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen
Artikel 10 Bedrijventerrein
Artikel 11 Detailhandel - 1
Artikel 12 Detailhandel - 2
Artikel 13 Gemengd - 1
Artikel 14 Gemengd - 2
Artikel 15 Groen
Artikel 16 Horeca
Artikel 17 Kantoor
Artikel 18 Maatschappelijk
Artikel 19 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 20 Maatschappelijk - Onderwijs
Artikel 21 Maatschappelijk - Religie
Artikel 22 Maatschappelijk - Woonzorginstelling
Artikel 23 Recreatie - Volkstuin
Artikel 24 Sport
Artikel 25 Sport - Manege
Artikel 26 Tuin
Artikel 27 Verkeer
Artikel 28 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 29 Water
Artikel 30 Water - Recreatie
Artikel 31 Wonen - Aaneengebouwd
Artikel 32 Wonen - Gestapeld
Artikel 33 Wonen - Twee Aaneen 1
Artikel 34 Wonen - Twee Aaneen 2
Artikel 35 Wonen - Twee Aaneen 3
Artikel 36 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing
Artikel 37 Wonen - Vrijstaand 1
Artikel 38 Wonen - Vrijstaand 2
Artikel 39 Wonen - Vrijstaand 3
Artikel 40 Wonen - Vrijstaand Of Wonen -Twee Aaneen 1
Artikel 41 Wonen - Vrijstaand Of Wonen - Twee Aaneen 2
Artikel 42 Leiding- Gas
Hoofdstuk 3 Algemene Bepalingen
Artikel 43 Anti-dubbeltelregel
Artikel 44 Algemene Bouwregels
Artikel 45 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 46 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 47 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 48 Overgangsrecht
Artikel 49 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Huidige Planologische Regelingen
1.4 Opzet Bestemmingsplan
1.5 Overzicht Verricht Onderzoek
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Provinciaal Beleid
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.6 Conclusie
Hoofdstuk 3 Onderzoeken
3.1 Archeologie En Monumenten
3.2 Demografische Gegevens
3.3 Ecologie
3.4 Fysieke Veiligheid
3.5 Milieu
3.6 Molenbiotoop
3.7 Waterparagraaf
Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur
4.1 Ontstaansgeschiedenis
4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur
4.3 Verkeersstructuur
4.4 Groenstructuur
4.5 Gegevens Ten Behoeve Van Nadere Inrichting En Ontwikkeling In Het Plangebied
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan
5.1 Algemeen
5.2 Inventarisatie
5.3 Toelichting Op De Verbeelding
5.4 Toelichting Op De Regels
5.5 Handhaving
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Betrokkenheid
6.1 Opstartbijeenkomst
6.2 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen
6.3 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 2 Staat Van Inrichtingen Bedrijventerrein
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording
Bijlage 2 Qra Berekening Lpg Station
Bijlage 3 Qra Berekening Buisleidingen
Bijlage 4 Waterparagraaf Emmer-compascuum

Emmer-Compascuum

Bestemmingsplan - gemeente Emmen

Vastgesteld op 28-04-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Emmer-Compascuum van de gemeente Emmen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0114.2009038-0703 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:

het, met behoud van de woonfunctie, gebruik van een gedeelte van een woning of een daarbij behorend bijgebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken of het zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon. De ruimtelijke uitwerking of uitstraling van het aan huisgebonden bedrijf of beroep moet met de woonfunctie in overeenstemming zijn.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererf:

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het (hoofd)gebouw is gelegen;

1.7 achtererfscheiding:

een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;

1.8 achtergevel:

gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.10 agrarisch dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten voor agrarische bedrijven;

1.11 agrarische gronden/ agrarisch grondgebruik:

gronden welke gebruikt worden voor het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.12 ander(e) bouwwerk(en):

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.13 andere geluidsgevoelige gebouwen:

andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.14 andere werk(en):

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.15 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.16 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.17 archeologisch attentiegebied:

een gebied waar zich in en of de bodem met het oog op de bewoningsgeschiedenis beschermingswaardige voorwerpen of sporen van vroegere samenlevingen kunnen bevinden;

1.18 archeologisch waardevolgebied:

een door het rijk aangewezen gebied en of element (AMK) waarvan geconstateerd is dat zich in en of op de bodem, met het oog op de bewoningsgeschiedenis, beschermingswaardige en door mensen gemaakte voorwerpen en of sporen van de vroegere samenlevingen bevinden;

1.19 bebouwing:

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.20 bebouwingsgrens:

een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;

1.21 bedrijf:

een onderneming of gedeelte van een onderneming, dat een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid;

1.22 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.23 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) personen, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.24 bedrijventerrein:

een gebied waar diverse bedrijven zich kunnen vestigen;

1.25 begane grond:

de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;

1.26 bergbezinkingsbassin:

ondergrondse voorziening om rioolwater te laten bezinken;

1.27 beroeps- cq bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c;q; een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.28 beschermd wonen:

een aan een zorginstelling gelieerde vorm van zelfstandig wonen;

1.29 bestaand:

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.30 bestaande bebouwing:

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;

1.31 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.32 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.33 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een aan- of uitbouw en aangebouwd en/of vrijstaand bijgebouw;

1.34 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.35 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.36 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en zolder: voor de onderscheidenlijke bouwlagen geldt de volgende maximale bouwhoogte:

1 bouwlaag, 5 meter;

2 bouwlagen, 8 meter;

3 bouwlagen, 12 meter;

4 bouwlagen 15 meter;

5 bouwlagen 18 meter;

6 bouwlagen 21 meter;

1.37 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.38 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.39 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.40 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.41 bovenverdieping

verdieping hoger dan gelijkvloers;

1.42 brede school:

netwerk van samenwerkende scholen en instellingen met als doel het vergroten van ontwikkelingskansen van kinderen waarbij de koppeling aan buitenschoolse opvang en verlengde schoolduur met allerlei activiteiten inbegrepen is zoals, sport en spel verenigingen, cultuur, kinderdagopvang, naschoolse opvang, jeugdzorg en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen en activiteiten;

1.43 bungalow

(vrijstaande) woning van één verdieping;

1.44 culturele instelling:

instellingen zoals theaters, bioscopen, poppodia, musea en andere in aard en omvang gelijke instellingen;

1.45 cultuurhistorische waarden:

een aangewezen gebied en of element met toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.46 dagrecreatie:

een verblijf buiten de eigen woning langer dan 2 uur voor recreatieve doeleinden doorgebracht zonder overnachting;

1.47 dakopbouw:

de bovenste bouwlaag van een hoofdgebouw waarbij de oppervlakte maximaal x % van het basisoppervlak van het hoofdgebouw bedraagt;

1.48 detailhandel :

het bedrijfsmatig te koop aanbieden of verhuren van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.49 detailhandel grootschalige:

een detailhandelsbedrijf in goederen met een minimaal vloeroppervlak van 1000m2, detailhandelsbedrijven zoals dagelijkse goederen (foodsector) worden hier niet onder begrepen;

1.50 detailhandel in volumineuze goederen:

een detailhandelsbedrijf in goederen die vanwege de omvang van die goederen dan wel de aard van die goederen een grotere bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging rechtvaardigen, een detailhandelsbedrijf in meubelen, badkamers en keukens, auto's caravans, campers, boten en aanverwante artikelen; detailhandelsbedrijven zoals dagelijkse goederen en detailhandel in niet-dagelijkse goederen (non-foodsector) worden hier niet onder begrepen;

1.51 dienstverlenend beroep:

beroep waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;

1.52 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé;

1.53 dierenpark (kinderboerderij):

een publiek park waar dieren worden gehouden, verzorgd en bezichtigd met een recreatieve- en/of educatieve functie alsmede spelvoorzieningen aanwezig zijn;

1.54 dierenweide:

een weide/grasland waar dieren worden gehouden, al dan niet verzorgd en bezichtigd;

1.55 ecologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde , gekenmerkt door een samenhangend geheel van onderling elkaar beïnvloedende mensen, planten, dieren en omgeving;

1.56 erf:

het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel;

1.57 erker:

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;

1.58 garage

overdekte stalling voor een of meer auto's;

1.59 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.60 geluidswerende voorzieningen:

geluidsreducerende constructie/ bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerk/ constructie;

1.61 gemengd:

een combinatie van minimaal twee gelijkwaardige functies, zoals in dit bestemmingsplan opgenomen hoofdgroepen van bestemmingen;

1.62 geometrische plaatsbepaling:

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.63 geurgevoelige objecten:

onder geurgevoelige objecten wordt o.a verstaan (bedrijfs)woningen, ziekenhuizen, bejaarden- en verpleeghuizen, asielzoekerscentra, dagverblijven, scholen, kantoren, winkels, recreatiegebieden voor dagrecreatie, hierbij is de verblijfsduur, omvang van de groep, functie van de omgeving, aanwezigheid van gevoelige groepen en bijzondere bestemmingen van belang;

1.64 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.65 gevellijn:

de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;

1.66 groenvoorziening:

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.67 groepsaccommodatie:

een zelfstandig recreatieverblijf dat is specifiek naar afmetingen en inrichting bedoeld is voor een grotere groep van personen, tot uitdrukking komend in o;a; gezamenlijke faciliteiten voor logies, dagverblijf en maaltijdbereiding;

1.68 agrarisch bedrijf grondgebonden:

agrarische bedrijvigheid (bedrijfsvoering), zoals akkerbouw, veeteelt en vollegrond tuinbouw die afhankelijk zijn van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend, uitgezonderd een boomkwekerij;

1.69 agrarisch bedrijf niet grondgebonden:

agrarisch bedrijvigheid (bedrijfsvoering), zoals kalvermesterijen, pluimveehouderijen, varkensfokkerij, varkensmesterij, champignonkwekerij e;a; naar de aard hiermee te vergelijken bedrijven die niet afhankelijk zijn van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend;

1.70 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan personen of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.71 hoofdgebouw:

gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.72 horeca:

een bedrijf, inrichting waar bedrijfsmatig dranken en/ of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en /of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.73 horeca-1:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven zoals een sportkantine;

1.74 horeca-2:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken zoals restaurants, bistro's, grillrooms, en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;

1.75 horeca-3:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, met uitzondering van discotheken en nachtclubs;

1.76 horeca-4:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse;

1.77 horeca-5:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions;

1.78 incidentele bebouwing:

vrijstaande woningen verspreid over een groot gebied en lintbebouwing;

1.79 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan of een huifkar;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, dat geheel of ten dele blijvend kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;

1.80 kantoor:

beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte(n) die door hun indeling en aard bestemd zijn om overwegend gebruikt te worden voor het verrichten van administratieve werkzaamheden en dienstverlening

1.81 karakteristieke objecten:

objecten, welke wordt bepaald door de hoofdvorm en de bouwstijl, waarbij de relatie tussen hoofdvorm (nokhoogte, goothoogte en dakvorm), voormalige functie en situering kenmerkend is voor de streek of een tijdsperiode;

1.82 kleinschalig kampeerterrein

stuk grond, al dan niet met speciale voorzieningen, waarop men kan kamperen;

1.83 kleinschalig kamperen

kamperen, in de vorm van recreatief medegebruik op gronden met een andere hoofdfunctie voor kampeermiddelen op aanwezige erven;

1.84 kort verblijven:

een verblijf buiten de eigen woning voor recreatieve doeleinden met 1 tot 3 opeenvolgende overnachtingen;

1.85 kwekerij:

een bedrijfsactiviteit hoofdzakelijk ingericht voor het opkweken en/of verhandelen van nut- en/of siergewassen, met daarbij behorende gebouwen;

1.86 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak (geomorfologisch, hydrologisch, ecologisch, cultuurhistorisch en landschappelijk-esthetische);

1.87 luifel:

een ander bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;

1.88 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder: gezondheidszorg, zorg en welzijn, religie, bibliotheken, openbare dienstverlening, culturele voorzieningen, verenigingsleven, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor sport en sportieve recreatie, alsook ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.89 manege:

een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur, het dresseren en trainen, alsmede het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen) en daaraan ondergeschikte detailhandel en horeca, niet zijnde een paardenfokkerij;

1.90 medische voorzieningen:

voorzieningen voor medische hulpverlening en medische hulpmiddelen, zoals een huisartsenpost, medische groepspraktijk, tandartsenpraktijk, fysiotherapie, apotheek, kruisgebouw, GGD, dierenartsenpraktijk, geestelijke hulpverlening of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon;

1.91 molenbiotoop:

beschermingszone rondom een molen gericht op het behoud van de windvang;

1.92 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.93 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;

1.94 onderkomen(s):

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, caravans en tenten;

1.95 overkapping:

een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);

1.96 overstek:

bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel;

1.97 particulier opdrachtgeverschap:

situatie dat de burger of een groep van burgers - in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens een overeenkomst - tenminste de economische eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning;

1.98 passantenhaven:

een plaats waar pleziervaartuigen tijdens een tocht van een of meerdere dagen kunnen blijven liggen;

1.99 perceelsgrens:

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.100 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.101 recreatieruimte:

bedrijfsgebouwen met voorzieningen ten dienste van het recreatief bedrijf, zoals een receptie, kantoren, onderhoudsdienst en speelruimte;

1.102 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.103 recreatiewoning:

Een woning ,een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;

1.104 seizoensrecreatie:

het verblijven op een vaste seizoenstandplaats met een tent, caravan, of kampeerauto gedurende een periode van drie achtereenvolgende maanden of langer, al dan niet voor een korte periode onderbroken;

1.105 serre:

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaand uit een lichte constructie met een overwegend transparante uitstraling;

1.106 sociale huurwoning:

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.107 sociale koopwoning:

koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.108 staat van inrichtingen

een lijst van bedrijven bevattende informatie over de bedrijven die zijn toegestaan binnen het plangebied; De lijst is als bijlage bij de regels opgenomen;

1.109 stacaravan:

een caravan die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en die door zijn plaatsing direct of indirect met de grond is verbonden, dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;

1.110 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.111 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.112 tenthuisje:

een verblijf, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, waaronder in ieder geval tentdoek, niet zijnde een kampeermiddel of een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf.

1.113 trekkershut:

een verblijf, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel of een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf en geen grotere oppervlakte heeft dan 30 m2;

1.114 tuincentrum:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen alsmede op het verkopen en het leveren van gewassen en andere goederen voor het inrichten van tuinen, al of niet met bijbehorende bedrijfswoning;

1.115 vaste standplaats:

een ruimte voor het plaatsen van een tent of caravan, stacaravan of kampeerauto die het gehele jaar of een seizoen is gehuurd;

1.116 verblijfsrecreatie:

een recreatief verblijf buiten de woning met minimaal 1 overnachting; Bijvoorbeeld in een tent, zomerhuis, caravan of kampeerauto;

1.117 volkstuin:

klein lapje grond, deel uitmakend van een complex, waarop door (stads/dorps) bewoners voedings- en siergewassen worden op niet-bedrijfsmatige basis, geteeld;

1.118 voorerf:

gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw gelegen is;

1.119 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

1.120 waterlopen:

een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;

1.121 watersport;

vorm van recreatie waarbij het gebruik van een (grote of kleine) boot centraal staat, al of niet met een overnachting;

1.122 wonen voormalig agrarisch bebouwing:

een grondgebonden woning met kenmerken van het voormalig agrarisch bedrijf;

1.123 woning aaneengebouwd (rijwoning):

een grondgebonden woning die met andere gelijkvormige huizen onder een kap of in een rij staat;

1.124 woning geschakeld:

een woning welke geschakeld is doordat (niet vrijstaande) bijgebouwen aan elkaar zijn gebouwd;

1.125 woning twee-aaneen:

een woning op slechts 1 zijde gesitueerd op de zijdelingse perceelsgrens waaronder ook begrepen geschakelde woningen;

1.126 woning vrijstaand:

een grondgebonden woning waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naast gelegen hoofdgebouwen;

1.127 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.128 wooneenheid:

afzonderlijk bewoonbaar gedeelte van een voor wonen (mede) bestemd gebouw; e;

1.129 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.130 woonschepenligplaats:

een gedeelte van het openbaar water, bestemt of geschikt om door een woonschip met bijbehorende voorzieningen (zaken zoals bijboot, steiger, loopplank) te worden ingenomen;

1.131 woonschip(schepen):

een zich op het water bevindend object, dat in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend in hoofdzaak bestemd is tot woning;

1.132 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.133 woonwagencentrum:

terrein waar mensen in woonwagens of gelijkwaardige bebouwing wonen;

1.134 woonzorgcentrum:

een complex met een bouwwijze die is gericht op beschermd wonen, zorg en verpleging, waarbij eventueel met complexgewijze overeengekomen zorg- en servicearrangementen, maar met een consequente contractuele scheiding tussen wonen, zorg en service;

1.135 wro- zone- wijzigingsgebied:

de op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring aangegeven gebieden, waarvoor aanvullende bepalingen gelden;

1.136 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is;

1.137 zijerfscheiding:

een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 de bebouwing op de verbeelding:

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 de bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 het peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische gronden;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. water;
  3. d. toegangswegen in- en uitritten;
  4. e. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische gronden;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. water;
  3. d. toegangswegen in- en uitritten;
  4. e. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 5 Agrarisch - Grondgebonden 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Grondgebonden 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. b. bedrijfsgebouwen;
  3. c. bedrijfswoning;
  4. d. bijgebouwen;
  5. e. agrarische gronden;
  6. f. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. g. andere bouwwerken;
  2. h. toegangswegen in- en uitritten;
  3. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Agrarisch - Grondgebonden 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Grondgebonden 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. b. bedrijfsgebouwen;
  3. c. bedrijfswoning;
  4. d. bijgebouwen;
  5. e. agrarische gronden;
  6. f. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. g. andere bouwwerken;
  2. h. toegangswegen in- en uitritten;
  3. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Bedrijf

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven tot en met milieucategorie 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde staat van inrichtingen, bijlage 1, met uitzondering van bedrijven met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar, geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer en vuurwerkbedrijven;
  2. b. touringcarbedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - touringcarbedrijven;
  3. c. goederenwegvervoerbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - goederenwegvervoerbedrijven;
  4. d. bouwbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf;
  5. e. agrarisch dienstverlenend bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - agrarisch dienstverlenend bedrijf;
  6. f. autospuitinrichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - autospuitinrichting;
  7. g. kapsalon ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - kapsalon;
  8. h. kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - kleinschalig kamperen;
  9. i. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning.

met bijbehorende:

  1. j. andere bouwwerken;
          1. a. toegangswegen in- en uitritten;
          2. b. parkeervoorzieningen;
          3. c. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf-Nutsvoorzieningen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen;
  2. b. gasdistributiebedrijf.

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

8.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 9 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf- Verkooppunt motorbrandstoffen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. brandstofverkooppunt, LPG niet inbegrepen
  2. b. benzineshop; verkooppunt gekoppeld aan brandstofverkooppunt en aan het brandstofverkooppunt gerelateerde goederen;
  3. c. bedrijfswoning met bijgebouwen;

met de daarbij behorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Nadere eisen

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het verkopen van LPG.

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Bedrijventerrein

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde staat van inrichtingen bedrijventerrein, bijlage 2, ter plaatse van de aanduiding bedrijf tot en met categorie 2, uitgezonderd zijn detailhandel, risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar en geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer en vuurwerkbedrijven;
  2. b. bedrijven in de milieucategorieën 1, 2, en 3, zoals bedoeld in de bijgevoegde staat van inrichtingen bedrijventerrein, bijlage 2, ter plaatse van de aanduiding bedrijf tot en met categorie 3, uitgezonderd zijn detailhandel, risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar en geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer en vuurwerkbedrijven;
  3. c. verkooppunt motorbrandstoffen met lpg uitsluitend ter plaatse van de aanduiding verkooppunt motorbrandstoffen met lpg;
  4. d. vuurwerkopslag en verkooppunt ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijventerrein - verkooppunt van vuurwerk;
  5. e. brandweerkazerne ter plaatse van de aanduiding brandweerkazerne;
  6. f. bedrijfsgebouwen;
  7. g. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;
  8. h. in afwijking van het bepaalde in artikel 10.1 onder a en b is de uitsluiting van detailhandel niet van toepassing op:
    1. 1. detailhandel van ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde levensmiddelen, kleding, schoeisel en huishoudelijke artikelen;
    2. 2. goederen in een onderneming, waarin een nijverheids en/of ambachtsbedrijf wordt uitgeoefend, mits de uitoefening van dit nijverheids- en/of ambachtsbedrijf een wezenlijk bestanddeel van de totale bedrijfsuitoefening in de onderneming uitmaakt en de detailhandel in die goederen geschiedt zowel ter plaatse waar dat bedrijf wordt uitgeoefend als, gelet op de aard van die goederen, in rechtstreeks verband met de uitoefening van dit bedrijf;
    3. 3. detailhandel in ABC goederen (Auto's, Boten, Caravans) en bijhorende accessoires mits het verkoopvloeroppervlak (netto) per vestiging niet minder bedraagt dan 1000 m2;
    4. 4. detailhandel in tenten, tentonderdelen en aanverwante artikelen mits het verkoopvloeroppervlak (netto) per vestiging niet minder bedraagt dan 1000 m2;
    5. 5. detailhandel in landbouwwerktuigen, landbouwmachines, ander machinerieën en aanverwante artikelen mits het verkoopvloeroppervlak (netto) per vestiging niet minder bedraagt dan 1000 m2;
    6. 6. detailhandel in brandbare en/of gevaarlijke stoffen mits het verkoopvloeroppervlak (netto) per vestiging niet minder bedraagt dan 1000 m2;
    7. 7. detailhandel in grove bouwmaterialen mits het verkoopvloeroppervlak (netto) per vestiging niet minder bedraagt dan 1000 m2.

met bijbehorende:

  1. i. andere bouwwerken;
  2. j. tuin, erven;
  3. k. fiets- en voetpaden;
  4. l. toegangswegen in- en uitritten;
  5. m. parkeervoorzieningen;
  6. n. groenvoorzieningen;
  7. o. geluidswerende voorzieningen;
  8. p. kunstwerken en waterwerken;
  9. q. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 11 Detailhandel - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. opslagruimte ten behoeve van de detailhandel;
  3. c. wonen vanaf de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van wonen - wonen vanaf de eerste verdieping.

met bijbehorende;

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

11.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 12 Detailhandel - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. opslagruimte ten behoeve van de detailhandel;
  3. c. wonen vanaf de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van wonen - wonen vanaf de eerste verdieping;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding wonen tevens voor wonen in de vorm van 1 bedrijfswoning met bijgebouwen.

met bijbehorende;

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. toegangswegen in- en uitritten;
  3. g. parkeervoorzieningen;
  4. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;

Artikel 13 Gemengd - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. detailhandel;
  3. c. bedrijfswoning met bijgebouwen;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

13.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 14 Gemengd - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport;
  2. b. recreatie;
  3. c. zwembad (overdekt en onoverdekt) en ligweiden ter plaatse van de aanduiding zwembad;
  4. d. kinderboerderij ter plaatse van de aanduiding kinderboerderij in de vorm van 1 kinderboerderij met dierenweide.

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. horeca-1 (sportkantine) ten dienste van de bestemming;
  3. g. sport- en speelgelegenheden;
  4. h. fiets- en voetpaden;
  5. i. toegangswegen in- en uitritten;
  6. j. parkeervoorzieningen;
  7. k. groenvoorzieningen;
  8. l. kunstwerken en waterwerken;
  9. m. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de horeca -1 functie ten dienste van deze bestemming als een zelfstandige horeca inrichting

Artikel 15 Groen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen(voorziening);
  2. b. water;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. sport- en speelgelegenheden;
  3. e. fiets- en voetpaden;
  4. f. toegangswegen in- en uitritten.
  5. g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Horeca

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een horeca-inrichting categorie 1 ter plaatse van de aanduiding horeca van categorie 1
  2. b. een horeca-inrichting categorie 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding horeca van categorie 1 en 2
  3. c. een horeca-inrichting categorie 1 tot en met 3 ter plaatse van de aanduiding horeca van categorie 1 tot en met 3
  4. d. ter plaatse van de aanduiding wonen tevens voor wonen in de vorm van 1 bedrijfswoning met bijgebouwen;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. toegangswegen in- en uitritten;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

16.4 Afwijken van de bouwregels

16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;

Artikel 17 Kantoor

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. toegangswegen in- en uitritten;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

17.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 18 Maatschappelijk

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. parochiehuis met daarbij behorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van maatschappelijk - parochiehuis;
  3. c. muziekkoepel ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van maatschappelijk - muziekkoepel.

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. horeca -1 ten dienste van de bestemming;
  3. f. sport- en speelgelegenheden;
  4. g. toegangswegen in- en uitritten;
  5. h. parkeervoorzieningen;
  6. i. groenvoorzieningen;
  7. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

18.4 Afwijken van de bouwregels

18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de horeca - 1 functie ten dienste van deze bestemming als een zelfstandige horeca inrichting.

Artikel 19 Maatschappelijk - Begraafplaats

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk- Begraafplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. begraafplaats/graven, urnenmuur;
  2. b. aula;
  3. c. onderhoudsruimten/bijgebouwen;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. horeca-1 ten dienste van de bestemming;
  3. f. toegangswegen in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. kunstwerken en waterwerken;
  7. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

19.4 Afwijken van de bouwregels

19.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de horeca - 1 functie ten dienste van deze bestemming als een zelfstandige horeca inrichting.

Artikel 20 Maatschappelijk - Onderwijs

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk- Onderwijs aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, peuterspeelzaal, kinderdagopvang, buitenschoolse opvang;
  2. b. natuurijsbaan ter plaatse van de aanduiding ijsbaan;
  3. c. buurthuis ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van maatschappelijk - buurthuis;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. horeca -1 ten dienste van de bestemming;
  3. f. sport- en speelgelegenheden;
  4. g. toegangswegen in- en uitritten;
  5. h. parkeervoorzieningen;
  6. i. groenvoorzieningen;
  7. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

20.4 Afwijken van de bouwregels

20.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de horeca - 1 functie ten dienste van deze bestemming als een zelfstandige horeca inrichting.

Artikel 21 Maatschappelijk - Religie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk-Religie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. religieuze instellingen zoals kerken, moskeen, gebedshuizen en andere in aard en omvang vergelijkbare instellingen met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. begraafplaats ter plaatse van de aanduiding begraafplaats;
  3. c. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. horeca -1 ten dienste van de bestemming;
  3. f. toegangswegen in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

21.2 Bouwregels

21.3 Nadere eisen

21.4 Afwijken van de bouwregels

21.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als hoofdgebouw;
  1. a. het gebruik van de horeca - 1 functie ten dienste van deze bestemming als een zelfstandige horeca inrichting.

Artikel 22 Maatschappelijk - Woonzorginstelling

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk- Woonzorginstelling aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. zorginstelling, verpleeghuis, beschermd wonen;
  2. b. bijgebouwen;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. horeca-1 ten dienste van de bestemming;
  3. e. sport- en speelgelegenheden;
  4. f. toegangswegen in- en uitritten;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

22.2 Bouwregels

22.3 Nadere eisen

22.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 23 Recreatie - Volkstuin

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie-Volkstuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuincomplex, tuinen;
  2. b. bergingruimte;
  3. c. kassen;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

23.2 Bouwregels

23.3 Nadere eisen

Artikel 24 Sport

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport.

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. horeca-1 (sportkantine) ten dienste van de bestemming;
  3. d. speelgelegenheden;
  4. e. toegangswegen in- en uitritten;
  5. f. parkeervoorzieningen;
  6. g. groenvoorzieningen;
  7. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

24.2 Bouwregels

24.3 Nadere eisen

24.4 Afwijken van de bouwregels

24.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de horeca-1 functie ten dienste van deze bestemming als een zelfstandige horeca inrichting

Artikel 25 Sport - Manege

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport - Manege aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. manege met paardenbak overdekt/ niet overdekt,
  2. b. stalruimte en mestopslag;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. horeca-1 (sportkantine) ten dienste van de bestemming;
  3. e. sport- en speelgelegenheden;
  4. f. toegangswegen in- en uitritten;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. kunstwerken en waterwerken;
  7. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

25.2 Bouwregels

25.3 Nadere eisen

25.4 Afwijken van de bouwregels

25.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de horeca-1 functie ten dienste van deze bestemming als een zelfstandige horeca inrichting

Artikel 26 Tuin

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin en erf;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;

26.2 Bouwregels

26.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 27 Verkeer

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, fietspaden, voetpaden en straten met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaande verkeer;
  2. b. informatiesystemen/signaleringsborden
  3. c. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  4. d. taxistandplaats;
  5. e. parkeervoorzieningen;

met bijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken;
  2. g. kunstwerken en waterwerken;
  3. h. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. i. groenvoorzieningen;
  5. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

27.2 Bouwregels

27.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 28 Verkeer - Verblijfsgebied

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer- Verblijfgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
  2. b. erven en pleinen;
  3. c. garageboxen ter plaatse van de aanduiding garage;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. kunstwerken en waterwerken;
  3. f. fiets- en voetpaden;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

28.2 Bouwregels

28.3 Nadere eisen

28.4 Afwijken van de bouwregels

28.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de garageboxen ten behoeve van wonen;

Artikel 29 Water

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. vaarweg;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. oevers en beplanting;
  5. e. brug ter plaatse van de aanduiding brug;

met de bijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken;
  2. g. groenvoorzieningen;
  3. h. kunstwerken en waterwerken;
  4. i. nutsvoorzieningen.

29.2 Bouwregels

29.3 Nadere eisen

29.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en water als permanente ligplaats voor woonschepen of recreatievoertuigen zoals bedoeld in de plaatselijke woonschepen verordening en de provinciale omgevingsverordening;

.

Artikel 30 Water - Recreatie

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water-Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. recreatief medegebruik;
  4. d. watersport en waterrecreatie niet gemotoriseerd;
  5. e. oevers en beplanting;

met de bijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken;
  2. g. groenvoorzieningen;
  3. h. kunstwerken en waterwerken;

30.2 Bouwregels

30.3 Nadere eisen

30.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en water als permanente ligplaats voor woonschepen of recreatievoertuigen zoals bedoeld in de plaatselijke woonschepen verordening en de provinciale omgevingsverordening;

Artikel 31 Wonen - Aaneengebouwd

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen- Aaneengebouwd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aaneengebouwde woningen;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

31.2 Bouwregels

31.3 Nadere eisen

31.4 Afwijken van de bouwregels

31.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;

31.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 32 Wonen - Gestapeld

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Gestapeld aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. appartementsgebouwen, flatgebouwen, duplexwoningen;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

32.2 Bouwregels

32.3 Nadere eisen

32.4 Afwijken van de bouwregels

32.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;

32.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 33 Wonen - Twee Aaneen 1

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Twee aaneen 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bungalows( twee aaneen);
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

33.2 Bouwregels

33.3 Nadere eisen

33.4 Afwijken van de bouwregels

33.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;

33.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 34 Wonen - Twee Aaneen 2

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Twee aaneen 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. twee-onder-één kapwoningen ( twee aaneen);
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

34.2 Bouwregels

34.3 Nadere eisen

34.4 Afwijken van de bouwregels

34.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;

34.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 35 Wonen - Twee Aaneen 3

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Twee aaneen 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. twee-onder-één kapwoningen ( twee aaneen);
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

35.2 Bouwregels

35.3 Nadere eisen

35.4 Afwijken van de bouwregels

35.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;

35.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 36 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Voormalige Agrarische Bebouwing aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf / woonboerderij;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

36.2 Bouwregels

36.3 Nadere eisen

36.4 Afwijken van de bouwregels

36.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;

36.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 37 Wonen - Vrijstaand 1

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Vrijstaand 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bungalows;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

37.2 Bouwregels

37.3 Nadere eisen

37.4 Afwijken van de bouwregels

37.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;

37.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 38 Wonen - Vrijstaand 2

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Vrijstaand 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen;
  2. b. vrijstaande woningen met detailhandel op de benedenverdieping voor zover het bouwperceel is aangeduid met de aanduiding detailhandel;
  3. c. goederenwegvervoerbedrijf ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - goederenwegvervoerbedrijven;
  4. d. bijgebouwen;
  5. e. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken;
  2. g. toegangswegen in- en uitritten;
  3. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

38.2 Bouwregels

38.3 Nadere eisen

38.4 Afwijken van de bouwregels

38.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;

38.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 39 Wonen - Vrijstaand 3

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Vrijstaand 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

39.2 Bouwregels

39.3 Nadere eisen

39.4 Afwijken van de bouwregels

39.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;

39.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 40 Wonen - Vrijstaand Of Wonen -Twee Aaneen 1

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen -Vrijstaand of Wonen -Twee aaneen 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen en/of twee-onder-één kapwoningen ( twee aaneen);
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

40.2 Bouwregels

40.3 Nadere eisen

40.4 Afwijken van de bouwregels

40.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;

40.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 41 Wonen - Vrijstaand Of Wonen - Twee Aaneen 2

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Vrijstaand of Wonen-Twee aaneen 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen en/of twee-onder-één kapwoningen ( twee aaneen);
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

41.2 Bouwregels

41.3 Nadere eisen

41.4 Afwijken van de bouwregels

41.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;

41.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 42 Leiding- Gas

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding- Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. beheer en de instandhouding van de ondergrondse aardgastransportleiding met de daarbij behorende gebouwen;

42.2 Bouwregels

42.3 Nadere eisen

42.4 Afwijken van de bouwregels

42.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Bepalingen

Artikel 43 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 44 Algemene Bouwregels

44.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

  1. a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
  2. b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
  3. c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;

44.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 45 Algemene Aanduidingsregels

45.1 Vrijwaringszone- molenbiotoop

45.2 Wro- zone- wijzigingsgebied

Artikel 46 Algemene Afwijkingsregels

46.1 Bevoegdheid

Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouder op grond van artikel 46 afwijken door:

  1. a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
  2. b. voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
    1. 1. de goothoogte van een gebouw maximaal 3 meter mag bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 meter² mag bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10 meter mag bedragen;
  3. c. geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
  4. d. het in geringe mate, doch maximaal 5.00 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  5. e. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  6. f. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
  7. g. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  8. h. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van maximaal 25.00 meter met dien verstande dat:
    1. 1. als het gaat om antennes naar het oordeel van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe voldoende is aangetoond.
  9. i. het overschrijden van de gevellijn door:
    1. 1. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
    2. 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 meter² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen.

46.2 Beperking

De toepassing van de in 46.1 genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet ma g worden aangetast. In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

Artikel 47 Algemene Wijzigingsregels

47.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door:

  1. a. het verschuiven van de bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 meter waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd;
  2. b. het verruimen van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken tot maximaal 5 procent van het bouwvlak waarbij de verruiming uitsluitend mag plaatsvinden binnen de bestemming waarop het bouwvlak betrekking heeft;
  3. c. het verschuiven van de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen waarbij de verschuiving niet meer mag bedragen dan 5 meter en de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.

47.2 Beperking

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeers(veiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 48 Overgangsrecht

48.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

48.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

48.3 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in artikel 48.2 geldt niet voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik.

48.4 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 48.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

Artikel 49 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Emmer-Compascuum.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan

Vanwege de wettelijke plicht om bestemmingsplannen iedere 10 jaar te herzien, is voor de kern Emmer-Compascuum te Emmen een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

Dit bestemmingsplan Emmer-Compascuum heeft in de eerste plaats als doel de bestaande planologische situatie opnieuw vast te leggen. Ten tweede moet het bestemmingsplan de bestaande situatie voorzien van een adequaat en actueel ruimtelijk- en juridisch kader. Hierbij is gelet op de wensen en bebouwingseisen van deze tijd. Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan helder, eenduidig interpreteerbaar, handhaafbaar en toetsbaar moet zijn.

Doordat nieuwe bestemmingsplannen eenvoudiger en eenduidiger worden opgesteld, sluiten zij aan bij de doelstellingen van deregulering die het college zich heeft gesteld.

1.2 Ligging Plangebied

De plangrens wordt grotendeels bepaald door de plangrenzen van de huidige bestemmingsplannen en door natuurlijke elementen in combinatie met de overgang tussen de kern en het buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0001.jpg"

De ligging van het plangebied Emmer-Compascuum in de gemeente Emmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0002.png"

Indicatie begrenzing plangebied.

1.3 Huidige Planologische Regelingen

Het voorliggende bestemmingsplan Emmer-Compascuum vervangt 30 bestemmingsplannen geheel, dit zijn:

  • "Emmer-Erfscheidenveen (Verdenius), vastgesteld 10-03-1942 en goedgekeurd 31-03-1943 (tekeningnummer 53.056);
  • "Emmer-Compascuum Noordelijk gedeelte, vastgesteld 24-02-1958 en goedgekeurd 24-10-1958 (tekeningnummer 57.116);
  • "Emmer-Compascuum Part. herz. omg. Runde-Spoel, vastgesteld 26-08-1963 en goedgekeurd 10-07-1964 (tekeningnummer 63.016);
  • "Emmer-Compascuum Part.herz.u.i.o., vastgesteld 25-05-1964 en goedgekeurd 28-05-1965 (tekeningnummer 64.048);
  • "Emmer-Compascuum, Achter Abeln n.ged. vastgesteld 03-01-1966 en goedgekeurd 02-08-1966 (tekeningnummer 64.051)
  • "Emmer-Compascuum Maatschappelijk-Wikkel, vastgesteld 26-08-1968 en goedgekeurd 27-05-1969 (tekeningnummer 67.174);
  • "Emmer-Compascuum ten noorden van de visvijver, vastgesteld 22-01-1979 en goedgekeurd 27-11-1979 (tekeningnummer 77.236);
  • "Emmer-Compascuum ten oosten van het Hoofdkanaal, vastgesteld 26-10-1981 en goedgekeurd 27-07-1982 (tekeningnummer 79.312);
  • "Emmer-Compascuum ten zuiden van de Lindenlaan, vastgesteld 19-12-1983 en goedgekeurd 05-02-1985 (tekeningnummer 81.308);
  • "Emmer-Compascuum ten oosten van het Hoofdkanaal (1e), vastgesteld 29-04-1985 en goedgekeurd 08-07-1985 (tekeningnummer 84.267);
  • "Emmer-Compascuum ten zuiden van Lindenlaan (1e), vastgesteld 12-05-1987 en goedgekeurd 21-07-1987 (tekeningnummer 84.133);
  • "Emmer-Compascuum ten zuiden van Lindenlaan ( 2e), vastgesteld 26-04-1988 en goedgekeurd 12-07-1988 (tekeningnummer 88.012);
  • "Emmer-Compascuum ten zuiden van Lindenlaan (3e), vastgesteld 25-04-1989 en goedgekeurd 27-06-1989 (tekeningnummer 89.042);
  • "Emmer-Compascuum ten zuiden van Lindenlaan ( 4e), vastgesteld 30-05-1989 en goedgekeurd 27-04-1989 (tekeningnummer 89.058);
  • "Emmer-Compascuum ten zuiden van Lindenlaan (5e), vastgesteld 07-08-1990 en goedgekeurd 18-09-1990 (tekeningnummer 90.093);
  • "Emmer-Compascuum ten zuiden van Lindenlaan (6e), vastgesteld 20-03-1991 en goedgekeurd 14-05-1991 (tekeningnummer 90.210);
  • "Buitengebied gemeente Emmen, ged. wijz., vastgesteld 29-11-1991 en goedgekeurd 10-01-1992 (tekeningnummer 91.135)
  • "Emmer-Compascuum omgeving Willehadhof, vastgesteld 18-02-1993 en goedgekeurd 19-04-1993 (tekeningnummer 91.079);
  • "Buitengebied gemeente Emmen, vastgesteld 30-11-1993 en goedgekeurd 25-01-1994 (tekeningnummer 93.201);
  • "Emmer-Compascuum omgeving Willehadhof II, vastgesteld 22-12-1994 en goedgekeurd 21-02-1995 (tekeningnummer 94.060);
  • "Emmer-Compascuum Linten, vastgesteld 08-06-1994 en goedgekeurd 24-01-1995 (tekeningnummer 89.049a);
  • "Emmer-Compascuum Linten Emmererfscheidenveen, vastgesteld 08-06-1994 en goedgekeurd 24-01-1995 (tekeningnummer 89.049b);
  • "Emmer-Compascuum Linten Hoofdkanaal e.o., vastgesteld 08-06-1994 en goedgekeurd 24-01-1995 (tekeningnummer 89.049c);
  • "Emmer-Compascuum ten zuiden van Lindenlaan (7e), vastgesteld 25-06-1996 en goedgekeurd 23-07-1996 (tekeningnummer 96.035);
  • "Emmer-Compascuum Welschen, vastgesteld 28-04-1999 en goedgekeurd 20-07-1999 (tekeningnummer 97.077);
  • "Emmer-Compascuum, Ten oosten van Hoofdkanaal (2e), vastgesteld 4-12-2001 en goedgekeurd 29-01-2002 (tekeningnummer 01.084)
  • "Emmer-Compascuum bedrijventerrein, vastgesteld 26-04-2001 en goedgekeurd 03-07-2001 (tekeningnummer 97.071);
  • "Partïele herziening bestemmingsplan 'Emmer-Compascuum, ten oosten van het hoofdkanaal (Mariahof)'", vastgesteld 24 september 2009 (tekeningnummer 09.018)
  • "Emmer-Compascuum, woning Koppelwijk OZ", vastgesteld 29 april 2010 (tekeningnummer 09.051)
  • "Emmer-Compascuum, Koppelwijk-Maatschappijweg", vastgesteld 21-12-2006 en goedgekeurd 04-06-2007 (tekeningnummer 04.095)

en de volgende 5 bestemmingsplannen gedeeltelijk:

  • "Emmer-Compascuum (Verdenius), vastgesteld 10-03-1942 en goedgekeurd 31-03-1943 (tekeningnummer 53.055);
  • "Emmen plan in hoofdzaak (Verdenius), vastgesteld 10-03-1942 en goedgekeurd 31-03-1943 (tekeningnummer 53.170);
  • "Facetbestemmingsplan Kleinschalig kamperen, vastgesteld 21-02-2008, goedgekeurd 24-06-2008 (tekeningnummer 07.026B)
  • "Facetbestemmingsplan Bijgebouwen, deelgebied Emmer-Compascuum, vastgesteld 25-09-2008 en goedgekeurd 10-12-2008 (tekeningnummers 06.072-H1, H2 en H3)
  • "Buitengebied gemeente Emmen, vastgesteld 16-07-1987 en goedgekeurd 01-03-1988 (tekeningnummer 84.250)


Daarnaast zijn in het verleden diverse bouwinitiatieven met een buitenplanse (ex art. 19 WRO) en binnenplanse (ex art. 15 WRO) vrijstellingprocedures mogelijk gemaakt. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Emmer-Compascuum zullen de genoemde bestemmingsplannen en de vrijstellingen, voor zover zij vallen binnen het plangebied, rechtskracht verliezen en door het bestemmingsplan Emmer-Compascuum worden vervangen.

1.4 Opzet Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de bestemmingsverbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de plantoelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

1.5 Overzicht Verricht Onderzoek

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Emmer-Compascuum zijn diverse onderzoeken verricht. In deze paragraaf worden ze kort benoemd. De conclusies uit de onderzoeken zijn verwerkt in de toelichting.

Risicoberekening Gastransportleidingen, KEMA, d.d. 9 november 2009;

Risicoberekening LPG-Station, kwalitatieve analyse, SAVE, d.d. 26 maart 2010;

Watertoets, J en L Datamanagement, d.d. 23 juni 2010;

Archeologisch historisch onderzoek;

Demografisch onderzoek;

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Inleiding

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet de gemeente rekening houden met het rijksbeleid, het beleid van de provincie Drenthe, regionaal beleid en het opgestelde eigen beleid.

In dit hoofdstuk worden de relevante beleidsuitgangspunten van het rijk, de provincie, de regio en de gemeente die betrekking hebben op de inhoud van het plan toegelicht.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Ruimtelijk beleid

Voor het plangebied Emmer-Compascuum geldt dat het ruimtelijke rijksbeleid geen directe invloed heeft op de inrichting van het plangebied. De Nota Ruimte, met als titel "Ruimte voor ontwikkeling" is een strategische nota van het Rijk, waarin de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland zijn vastgelegd. In deze Nota gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen. De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten), krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land), waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden) en veiligheid (voorkoming van rampen).

De Nota Ruimte gaat uit van een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en decentrale overheden. Het nieuwe beleid sluit hiermee aan bij de uitgangspunten van het ruimtelijk beleid, die onder meer tot uiting komen in het decentrale planningsstelsel, met een centrale rol voor de gemeentelijke bestemmingsplannen. In het nieuwe beleid focust het Rijk zich meer dan voorheen op gebieden en netwerken die van nationaal belang zijn. De afzonderlijke nota's (zoals bijv. Nota Mobiliteit, De Agenda Vitaal Platteland) op de desbetreffende onderdelen van ruimtelijk beleid zijn samengevoegd tot één Nota Ruimte. De kern Emmer-Compascuum valt hier niet onder.

In het nieuwe AMvB Ruimte stelt het kabinet kaders voor de ontwikkeling van het ruimtelijke gebied in Nederland. In de realisatieparagraaf geeft het kabinet aan welke nationale ruimtelijke belangen het wil verwezenlijken. Daarbij wordt onder meer ingezet op zuinig ruimtegebruik, de bescherming van kwetsbare gebieden (nationale landschappen en Ecologische Hoofdstructuur) en voor bescherming van het land tegen overstromingen en wateroverlast. In de realisatieparagraaf benoemt het kabinet ruim 30 nationale ruimtelijke belangen en de instrumenten om die uit te voeren. Daarvan komt een aantal in de algemene maatregel van bestuur, de AMvB Ruimte.

De realisatieparagraaf krijgt de status van structuurvisie. Hij wordt toegevoegd aan de Nota Ruimte en overige planologische kernbeslissingen (PKB's).

2.3 Regionaal Beleid

2.3.1 Agenda voor de Veenkoloniën

Op verzoek van de minster van LNV onderzocht de commissie Structuurversterking Veenkoloniën (commissie-Hoekstra) in 2001 de problemen in de Veenkoloniën. Dat waren er drie: eenzijdigheid, afhankelijkheid en een negatief imago.

Als antwoord op het advies van de Commissie Hoekstra heeft de regio De Agenda voor de Veenkoloniën opgesteld. Deze is in april 2002 verschenen.

Negen Drentse (waaronder Emmen) en Groningse gemeenten, twee waterschappen en twee provincies werken samen in de stuurgroep Agenda voor de Veenkoloniën.

In april 2008 presenteerde de Agenda voor de Veenkoloniën haar programma voor de komende vier jaar. Dit programma bouwt voort op het basisdocument van 2002. Het nieuwe Gebiedsprogramma van de Agenda voor de Veenkoloniën biedt ondernemers, overheden, onderwijsinstellingen, onderzoekcentra en de omgeving (5 O's) een kans meer kwaliteit te geven aan de sociaaleconomische structuur van de Veenkoloniën. Het nieuwe Gebiedsprogramma, heeft als belangrijkste doel: Wonen, werken, recreëren en innoveren in een kansrijke en unieke open ruimte. Daarnaast ligt er de uitdaging in te spelen op de veranderingen in de landbouw en die kwaliteiten die wel degelijk in grote mate aanwezig zijn in de Veenkoloniën als het waardevolle cultuurlandschap, de sociale vitaliteit en rust, ruimte en openheid. Emmer-Compascuum valt onder de werkingssfeer van de Agenda voor de Veenkoloniën .

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0003.jpg"

Het gebied waarin de Agenda voor de Veenkolonien van toepassing is (lichtgroene kleur)

2.4 Provinciaal Beleid

2.4.1 Omgevingsvisie Drenthe

Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 2 juni 2010 is het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:

  1. 1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
  2. 2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
  3. 3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  4. 4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Deze zijn:

  1. 1. het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten: rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, veiligheid, naoberschap, menselijke maat, kleinschaligheid (Drentse schaal);
  2. 2. het behouden en versterken van de biodiversiteit door het realiseren van de Ecologische hoofdstructuur (EHS);
  3. 3. het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid;
  4. 4. het streven naar voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied voor landbouw, recreatie en toerisme en bedrijvigheid;
  5. 5. het ontwikkelen van een adequate strategie voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid;
  6. 6. het maken van bovenlokale afspraken over aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag;
  7. 7. het streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische of gebiedskenmerken waardoor de stedelijke centra gedifferentieerde blijven;
  8. 8. het ontwikkelen en behouden van robuuste stedelijke netwerken, waardoor de steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn;
  9. 9. de kwaliteit en kwantiteit van (grond)water;
  10. 10. het benutten van de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en -distributie en tevens het besparen van energie, het zorgvuldige gebruik van de ondergrond voor de energiewinning, de opslag van CO2, groen gas en aardgas en de energie-infrastructuur;
  11. 11. het creëren van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van de mobiliteit in samenhang met het creëren van betrouwbaarheid van (inter)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen door de lucht en over weg, spoor en water evenals de verknoping met de (inter)nationale netwerken;
  12. 12. de Ecologische Hoofdstructuur, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in landschaptypen;
  13. 13. het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie;
  14. 14. sport- en cultuurparticipatie en de infrastructuur die hiervoor nodig is;

Voor al deze zaken geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over het gemeentelijke ruimtelijke plan indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt.

2.5 Gemeentelijk Beleid

2.5.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef

De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald deze zijn als volgt:

Thema Koers
Landschap Versterken van het landschap door in te zetten op bebossing van de Hondsrug, het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik van de essen te vergroten.
Duurzaamheid Het benoemen van het uitgebreide kanalenstelsel en de beekdalen voor de berging van water. Specifiek betreft het hier de Buma Marchienawijk/ Sleenerstroom en het Schoonebeekerdiep. Het herstel van de beekdalen combineert de verbetering van de waterkwaliteit met noodberging, alsmede versterking van het landschap. Een tweetal gebieden is benoemd als mogelijk zoekgebied. De term 'mogelijk zoekgebied' betekent dat deze relatief onbebouwde gebieden een mogelijke toekomstige geschiktheid kennen voor de berging van water. Deze geschiktheid dient behouden te blijven, maar is alleen nodig indien scenario's met een verdergaande klimaatverandering hiertoe aanleiding geven.
Verkeer Voor de externe bereikbaarheid wordt ingezet op verdubbeling van de N34 (Emmen-Zuid tot Emmen-centrum) en de N862 en optimalisering van het spoor naar Zwolle en Twente.
Interne bereikbaarheid: opwaarderen van de Rondweg door de stroomfunctie te verbeteren en onderzoek doen naar de verbeteropties van de Hondsrugweg.
Werken Naast de geplande uitbreidingen tot 2015 zijn geen nieuwe uitbreiding van bedrijventerreinen. Voor woonwerkcombinaties is behalve op de Meerdijk op termijn ruimte langs de as naar Nieuw Amsterdam, op Pollux IV en in Emmer-Compascuum (mits passend binnen de milieucontouren). Voor kantoren en zorg ('cure') wordt aangesloten op bestaande plannen en locaties. Ingezet wordt op een verknoping van nieuwe en aanwezige leisurevoorzieningen. Voor wat betreft glastuinbouw vindt inzet plaats op herstructurering van oudere delen. Omstreeks 2012 wordt de ruimtevraag naar glastuinbouw opnieuw in beeld gebracht. Daarbij past ook bezinning op mogelijk andere functies in het Rundedal. Tenslotte de koers voor de landbouw: schaalvergroting in landbouwgebieden (zone 1 en 2 uit het POP) mogelijk maken in aansluiting op het landschap. Daar waar de landbouw in de knel komt wordt ingezet op alternatieven.
Wonen Vanuit de structuurvisie vindt aansluiting plaats op het bestaande bouwprogramma (zie ook woonplan). Voor fase 2 en 3 van de Delftlanden vindt een verbijzondering plaats en wordt gericht op meer landelijke en dorpse woonmilieus. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op wervende woonmilieus, te weten: water/lintwonen tussen Barger- en Emmer-Compascuum, boswonen op de Hondsrug en erfwonen in het zuidelijk deel van de gemeente.
Voorzieningen Inzet op versterking van de centrumfunctie van Emmen en behoud bestaande ruimtelijke structuur niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke wijzigingsmomenten inzetten op versterking van de kwaliteit en efficiënte bundeling.
Veiligheid Emmen wenst een gemeente te zijn waarin een ieder veilig woont. Hier tegenover staat dat Emmen dé industriestad van het Noorden is en in de toekomst een gemeente wil blijven waarin economie, bedrijvigheid en werkgelegenheid hoog in het vaandel staan. Voor risicovolle activiteiten is ruimte op bedrijventerreinen Bargermeer, de Vierslagen en A37. Buiten de zoekgebieden op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen mag geen nieuwvestiging BEVI inrichtingen plaatsvinden. Met uitzondering van LPG-tankstations hiervoor wordt per locatie een beoordeling gemaakt in het kader van de daarvoor te voeren planologische procedure conform het BEVI. Buiten de industrieterreinen staat de ambitie Veilig Wonen voorop. Hier heeft wonen de prioriteit boven (risicovolle) bedrijvigheid. Nieuwe ontwikkelingen in de vorm van (beperkt) kwetsbare objecten worden nadrukkelijk getoetst aan het aspect fysieke veiligheid. De vestiging van niet BEVI-inrichtingen (beperkt kwetsbare inrichtingen) vindt in principe buiten locatie 1 en 2 en buiten de PR=10-6 contouren plaats (uitzonderingen kunnen worden gevormd door branchegerelateerde inrichtingen),zie onderstaand figuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0004.jpg"
Zoekgebied BEVI-inrichtingen

rode contour = Zoekgebied te vestigen BEVI- inrichtingen. De PR=10-6 contour dient binnen eigen inrichtings-grens te blijven en dient binnen de PR=10-6 contour van het zoekgebied te blijven. Indien PR=10-6 contour niet binnen de eigen inrichtingsgrens te houden is mag hier op de locaties 1 en 2 (op industrieterrein Bargermeer) onder voorwaarden van worden afgeweken, mits rekening gehouden wordt met de beperking die dit oplevert voor de gevestigde niet-BEVI inrichtingen.

2.5.2 Structuurvisie Centrum Emmer-Compascuum

Op 16 december 2010 heeft de gemeenteraad van Emmen de Structuurvisie Centrum Emmer-Compascuum vastgesteld. Deze structuurvisie geeft richting aan de woon- horeca-, dienstverlenings- en detailhandelsfuncties in het centrum. Mede gelet op de verspreide ligging van de detailhandel is gekozen voor een accent van het centrum aan het Hoofkanaal. Om aan markten en evenementen ruimte te bieden, is er aan de Spil een nieuw plein geprojecteerd. Ook de herstructurering van de woonwijk Achter Abeln wordt genoemd. Deze 3 aspecten zijn verwoord als uitvoeringsprogramma's. Omdat deze uitgewerkt dienen te worden zal nadat het voorliggende bestemmingsplan wordt vastgesteld aparte planologische procedures worden doorlopen. De bestemmingsplanprocedure voor het MFC, plein en Brede School is inmiddels gestart. Ook het projectbesluit ten behoeve van de herstructurering van 50 woningen in Achter Abeln is inmiddels opgepakt. Voor het gedeelte langs het hoofdkanaal - Abeln - zijn de prille voorbereidingen gestart.

2.5.3 Ruimtelijke waardenkaart

In het kader van het Uitvoeringsprogramma Structuurvisie is een Ruimtelijke Waardenkaart ontwikkeld. De ruimtelijke waardenkaart kent drie onderdelen:

  • I. In beeld brengen ontwikkelingsgeschiedenis
  • II. Vastleggen van de kenmerken, kwaliteiten en knelpunten van het huidige landschap
  • III. Aanreiken van handvatten ten aanzien van hoe met deze waarden om te gaan.

De volgende ruimtelijke aspecten uit de Ruimtelijke Waardenkaart zijn van toepassing op Emmer-Compascuum;

  • Monumentale kanaal- & laanbeplanting. Hieronder vallen het Oosterdiep, het Stads Compascuumkanaal en Runde NZ en ZZ.
  • het beekdal. Het beekdal van de Runde loopt ten westen van het dorp

Eén van de belangrijke visuele aspecten genoemd in de Ruimtelijke Waardenkaart die van toepassing is op Emmer-Compascuum is de aanwezigheid van essentiële zichtlijnen. Het gebied ten zuidoosten van Emmer-Compascuum kent een dergelijke essentiële zichtlijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0005.png"

Vervolgens wordt in de Ruimtelijke Waardenkaart aangegeven waar het accent zou moeten liggen op behoud, waar op versterking en waar op de ontwikkeling van nieuwe waarden.

Onder het kopje 'Behouden' zijn de volgende elementen voor Emmer-Compascuum van belang:

  • Stelsel van kanalen en wijken
  • Robuuste, krachtig omzoomde ruimten
  • Essentiële zichtlijnen, waaronder het zicht op de steilrand

Onder het kopje 'Versterken' zijn de volgende elementen voor Emmer-Compascuum van belang:

  • De afleesbaarheid van de gelaagdheid van het landschap onder andere door elementen uit de periode van voor de grootschalige vervening nadrukkelijker 'uit te lichten
  • De monumentaliteit van de kanalen door herstel of integrale verjonging van kanaalbeplanting.

2.5.4 Beleidsnotitie "Bouwen in de linten"

Op 7 juli 2005 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten" vastgesteld. De beleidsnotitie geeft het onderzoek weer naar de ruimtelijke kaders en criteria die bij de beoordeling van verzoeken tot incidentele woningbouw in de linten moeten worden gehanteerd. In de beleidsnotitie is een balans gezocht tussen het incidenteel toevoegen van woningen enerzijds en het behoud van de waarde en karakteristiek van het landschap anderzijds.

Het doel van de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten" is het verkrijgen van een helder ruimtelijk kader voor het toetsen van nieuwe aanvragen voor het bouwen van woningen binnen lintbebouwingen in de gemeente Emmen.

In de beleidsnotitie zijn ruimtelijke criteria verwoord. Bij de ruimtelijke ontwikkeling van de linten dient een afweging te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de kernen, en anderzijds het belang van het landschap. De ruimtelijke criteria zijn ook vertaald in kaarten.

In de eerste plaats is bepaald wat de begrenzingen van de kernen en de lintbebouwing. Vervolgens zijn de karakteristieken van de verschillende typen lintbebouwingen (Kanaaldorpen van de Veenkoloniën, Wegdorpen van de Veenkoloniën, Randveenontginningen en Streekdorpen) beschreven. Emmer-Compascuum wordt aangemerkt als een Kanaaldorp van de Veenkoloniën.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0007.png"

Uitsnede van kaart 1 "Lintbebouwing gemeente Emmen".

Als vervolgstap is voor de linten buiten de kernen bepaald welke delen onlosmakelijk met het landschap zijn verbonden en welke delen met de kern zijn verbonden. De linten kunnen worden onderverdeeld in "landschapsgerelateerde linten" en in "dorpsgerelateerde linten".

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0009.png"

Uitsnede van kaart 2: benadering lintbebouwing

In de beleidsnota is aandacht besteed aan de relatie tussen de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten" en de actualisering van de bestemmingsplannen. De resultaten van de beleidsnotitie "Bouwen in de linten" dienen te worden overgenomen in de te actualiseren bestemmingsplannen, met dien verstande, dat in de te actualiseren bestemmingsplannen de resultaten van de beleidsnota niet automatisch één op één worden overgenomen. Voordat de uitkomsten van de notitie worden meegenomen in de te actualiseren bestemmingsplannen moet worden gekeken of de huidige situatie aanleiding geeft voor het aanpassen van de uitkomsten van de notitie bouwen in de linten.

De huidige situatie is niet veranderd ten opzichte van de situatie tijdens het opstellen van de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten". Er is dus geen reden om af te wijken van het gestelde in de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten".

2.5.5 Recreatiebeleid

2.5.6 Woonbeleid

Het gemeentelijk woonbeleid is vastgelegd in het 'Woonplan Emmen - Actualisatie 2005' dat in mei 2007 door de raad is vastgesteld. Het inzetten op een bevolkingsgroei tot 120.000 inwoners in 2020 plus de realisatie van de bijbehorende woningvoorraad zijn belangrijke uitgangspunten. Het woonplan bevat richtinggevende woningbouwkaders voor de verschillende kernen in de gemeente. De kern Emmen heeft de grootste bouwopgave voor zowel uitbreiding, inbreiding als herstructurering. Daarnaast is er een beperktere groeiopgave in de hoofdkernen Klazienaveen, Emmer-Compascuum en Nieuw-Amsterdam/Veenoord. In de andere kernen worden de bouwmogelijkheden, die het Provinciaal OmgevingsPlan (POP) biedt, benut. Senioren zijn een belangrijke en groeiende doelgroep, die zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen omgeving moet kunnen wonen. Naast nieuwbouw en geschikt maken van bestaande woningen draagt de ontwikkeling van zorgsteunpunten op strategische plekken in wijken en dorpen bij aan de realisatie van deze doelstelling.

Dit gemeentelijk woonbeleid wordt in 2010 herzien. De ontwikkelingen op de woningmarkt en de verwachte toekomstige bevolkingsontwikkeling (krimp en vergrijzing) maken dat bijstelling van het beleid nodig is. Er komt een groter accent te liggen op behoud en versterking van de kwaliteit van bestaande wijken en dorpen (inbreiding en herstructurering).

2.5.7 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie beoordeeld bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandcriteria opgenomen in de Welstandsnota. Donderdag 16 december 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.
Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden geldt de zogenaamde basis welstand. Alleen voor gevels die te zien zijn vanaf de openbare weg of het openbaar gebied is een welstandstoets nodig. Voor winkelcentra, het centrum van Emmen, monumenten, bijzondere gebouwen en locaties geldt uitgebreide welstand. Dit wil zeggen dat alle zijden van het gebouw moeten voldoen aan de welstandseisen.

2.6 Conclusie

Het rijksbeleid werkt nauwelijks rechtstreeks door in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan in directe zin niet in strijd met het rijksbeleid.
Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat dit passend is in het provinciale beleid.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie En Monumenten

3.1.1 Algemeen

Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.
De provincie Drenthe heeft aanvullend archeologiebeleid opgesteld. Op grond van inhoudelijke overwegingen en expert judgement hanteert de provincie Drenthe een vrijstellingsmogelijkheid tot 500 meter² waarvoor geen onderzoek dient te worden uitgevoerd, onder de voorwaarde dat:

  • het gaat om het totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwblok van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen;
  • de vrijstelling geldt voor gebieden met een lage (alleen beekdalen), middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde, zoals aangegeven op de IKAW, tenzij binnen een afstand van 50 meter een AMK-terrein aanwezig is;
  • de vrijstelling niet geldt voor bekende vindplaatsen die op de AMK van Drenthe staat aangegeven; uitzondering hierop zijn de historische kernen die op de AMK staan aangegeven als 'terrein van hoge archeologische waarde'. Voor deze terreinen is een vrijstelling van 70 meter² mogelijk.

Archeologisch onderzoek is niet vereist als het gaat om herbouw van een bouwwerk met dezelfde maatvoering als het oorspronkelijke bouwwerk, dat wil zeggen dat de funderingen dezelfde horizontale en verticale afmetingen hebben of wanneer werkzaamheden vergunningvrij kunnen worden uitgevoerd. Indien de provinciale ontheffingsbevoegdheid niet van toepassing is op de voorgenomen bodemverstoring moet door de veroorzaker een inventariserend archeologisch veldonderzoek wordt uitgevoerd. Dit onderzoek kan aangeven of het gebied vrij van archeologie is of dat er waarden zijn waar rekening mee dient worden gehouden. Totdat de Gemeente Emmen zelf onderbouwd archeologiebeleid heeft vastgesteld, is het provinciaal beleid van toepassing en verwoord in de regels.

3.1.2 Archeologische en monumentale waarden in het plangebied

3.1.3 Conclusie

Op grond van de bekende historische, aardkundige en archeologische gegevens kan het plangebied Emmer-Compascuum geïnterpreteerd wordt als een gebied met een lage archeologische dichtheid aan vindplaatsen en vondsten.

3.1.4 Gegevens ten behoeve van de nadere inrichting van het plan en nieuwe ontwikkelingen

Voor plangebieden kleiner dan 500 m2 geldt een vrijstellingsregeling voor archeologisch onderzoek. Bij grotere plangebieden dient bij voorkeur een bureauonderzoek uitgevoerd te worden om de precieze archeologische verwachting te kunnen bepalen. Het gebruik van het Actueel Hoogtebestand Nederland bij een uitgebreid bureauonderzoek is cruciaal. Terreinen waarin zich zandopduikingen of zandruggen bevinden, hebben een beduidend hogere trefkans dan gebieden zonder zandopduikingen. Het verdient aanbeveling om voorafgaand aan bodemingrepen booronderzoek te verrichten om te bepalen of het bodemprofiel intact is. Tevens dient het inventariserend veldonderzoek om vast te stellen of sprake is van aanwezigheid van intacte podzolbodems. Bij intacte bodemprofielen en de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals houtskool, verkoolde zaden of vuursteensplinters, zou bij voorkeur nader onderzoek plaats moeten vinden in de vorm van sonderingsputjes en/of proefsleuven, conform de richtlijnen van provincie Drenthe (2006). Dergelijk onderzoek dient te worden uitgevoerd door erkende bureaus op grond van een door gemeente Emmen goed te keuren Programma van Eisen.

3.2 Demografische Gegevens

3.2.1 Bevolkingsgegevens

De bevolking van de gemeente Emmen is tussen 2000 en 2009 met 3.461 inwoners gegroeid. Deze groei is vooral gerealiseerd in de kern Emmen (plus 2.229 inwoners) en de hoofdkernen (plus 779 inwoners). De overige kernen groeiden met 417 inwoners. Deze groei had niet in iedere kern plaats. In Schoonebeek, Nieuw-Weerdinge, Nieuw-Dordrecht en Weiteveen is het aantal inwoners toegenomen. In Roswinkel, Bargercompascuum, Erica, Zwartemeer en Nieuw-Schoonebeek woonden op 1 januari 2010 minder mensen dan op 1 januari 2000. Het aantal inwoners in Emmer-Compascuum groeide met 116 inwoners (1,5%). De groei heeft plaats gehad in de periode 2000-2004; daarna is er sprake van stabilisatie. In 2009 is het aantal inwoners gedaald. De onderstaande grafiek geeft de bevolkingsontwikkeling voor Emmer-Compascuum weer.

Bevolkingsontwikkeling 2000-2010 (peildatum 1 januari)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0020.jpg"

Bron: gemeente Emmen, GBA

3.2.2 Woningvoorraad en bouwprogramma

In de periode 2000-2009 is de woningvoorraad in Emmer-Compascuum met 119 woningen toegenomen. Op 1 januari 2009 stonden er 3.327woningen. Van de woningvoorraad was op 1 januari 2009 67,1% eigen woningbezit en 25,3 % in bezit van corporaties. Particuliere huurwoningen hebben een aandeel van 3,6% en 4% van de woningen valt in de categorie overig. Bijna alle woningen zijn grondgebonden (op 1-1-2008). Het meest voorkomende woningtype is de vrijstaande woning.

Het huidige woningbouwprogramma biedt ruimte voor uitbreiding van de woningvoorraad met 318 woningen in de periode 2005-2020. In de periode 2005-2009 zijn 56 woningen gebouwd. Met de nieuwe woonvisie komt er ook een nieuw gemeentelijk woningbouwprogramma. Dit betekent dat ook kritisch gekeken wordt naar de opgave voor Emmer-Compascuum.

Woningvoorraad naar type (peildatum 1 januari 2008)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0023.jpg"

Bron: gemeente Emmen, afdeling FRO

In het kader van Emmen Revisited wordt in 2010 gewerkt aan een dorpsprogramma. Wonen is een van de thema's daarbij.

3.3 Ecologie

3.3.1 Algemeen

Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (Ffw) de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Ffw is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Ffw tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. De Ffw heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de minister van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV) ontheffing te krijgen. Ontheffingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid wordt voldaan. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. In de Natuurbeschermingswet zijn de gebiedsbeschermende bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. In deze wet zijn natuurgebieden beschermd die:

  • van Europees belang zijn (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden),
  • van nationaal belang zijn (Beschermde Natuurmonumenten),
  • van mondiaal belang zijn voor (water)vogels (Wetlands).

3.3.2 Natuurwaarden buiten het plangebied

Recentelijk is er nieuwe, ecologische en extensief recreatieve groenstructuur ten westen van Emmer-Compascuum gerealiseerd. In het kader van het project SPARC is in het gebied De Gruinten ten noordwesten van het dorp het beek(dal) van de Runde hersteld. SPARC beoogt een doorkoppeling van de Runde met de Ruiten Aa. Het traject ten noordwesten van Emmer-Compascuum is recentelijk gerealiseerd, evenals het traject bij Foxel ten zuiden van het dorp en Roswinkel ten noorden van het dorp. Het gebied bij Emmer-Compascuum kent, naast De Runde, poelen en opgaand bos(plantsoen) met graspaden. De opgaande beplanting volgt de historische onregelmatige verkaveling van het beekdal. Een gedeelte van het traject moet nog worden gerealiseerd, namelijk dat deel dat de verbinding moet worden tussen De Gruinten en Foxel. Dit deel loopt langs de visvijver en komt nu uit op de weg Runde ZZ,. Naast het creëren van een ecologisch waardevolle gebied, is De Gruinten tevens bedoeld als extensief, recreatief uitloopgebied voor Emmer-Compascuum. Graspaden komen uit op de Maatschappijweg die het buurtje Achter Abeln begrensd. Als gevolg van de recent aangeplante bospartijen zal het gebied De Gruinten in de toekomst gaan verdichten en kleinschaliger worden. Het POP II heeft bepaald dat het Rundegebied tot de provinciale EHS behoort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0024.jpg"

Rundegebied ten noordwesten van Emmer-Compascuum

3.3.3 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Omdat dit bestemmingsplan een beheersplan betreft, is er bij de totstandkoming van dit plan geen onderzoek uitgevoerd. Er worden slechts beperkte bouwmogelijkheden in het plan geboden. Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is voor het onderzoek zelf verantwoordelijk. Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na verlening van ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora en faunawet (FFW). Overigens geldt voor alle bouwactiviteiten er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden waardoor:

  • planning aanvang werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

3.4 Fysieke Veiligheid

3.4.1 Algemeen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), dat in oktober 2004 van kracht werd, en eveneens de wijziging van dit besluit op onderdelen, dat op februari 2009 van kracht werd verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het BEVI. Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Hulpverleningsdienst Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen.

Naast het BEVI is er ook de "Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006." Deze Nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Basisnet welk wettelijk verankerd wordt om veiligheidszones om weg, vaarwegen en spoor uit te zetten. De nota sluit aan op het BEVI waarin het beleid over de afweging van de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving uiteengezet wordt.

De veiligheidsnormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn vooralsnog niet wettelijk verankerd op dezelfde manier als de veiligheidsnormen die gelden voor inrichtingen in het BEVI. Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is op dit moment gebaseerd op de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen welke het bestaande beleid verder operationaliseert en verduidelijkt.

Vanuit de brandweer is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van (de gebouwen in) het plangebied van het bestemmingsplan Emmer - Compascuum. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.4.2 Fysieke veiligheidssituatie

3.4.3 Conclusie

Ten aanzien van Bevi - bedrijven, weg, spoor, water, buisleidingen en hoogspanningslijnen in het plangebied kan geconcludeerd worden dat deze het plangebied niet nadelig beïnvloeden. Er dient wel rekening gehouden te worden met de ontwikkeling van een tankstation met LPG vulpunt aan de EP Schuilinghstraat. Er dient zorg voor gedragen te worden dat in ieder geval binnen het invloedsgebied er geen tot minimale ontwikkelingen van nieuwbouw plaats kunnen vinden zonder afweging van de risico's op het gebied van externe veiligheid. Indien er toch nieuwe ontwikkelingen plaats gaan vinden binnen het invloedsgebied dient er een afweging van de risico's op het gebied van externe veiligheid worden gemaakt.

3.4.4 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. De "Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen," opgesteld door brandweer Emmen is hierbij een hulpmiddel dat bij het toetsen van nieuwe ruimtelijke plannen gehanteerd dient te worden.
Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang:

  1. 1. Bluswatervoorziening dient in principe zo geregeld te worden dat binnen 40 meter van de toegang van een object een toereikende openbare bluswatervoorziening met in principe een capaciteit van 60 m³/h aanwezig is. De primaire bluswatervoorziening aan de Oosterdiep WZ en OZ is in geringe mate aanwezig, echter hier is tevens een onbeperkte watercapaciteit aanwezig (het aanliggende kanaal) waar gebruik van kan worden gemaakt. Indien er renovatie werkzaamheden aan de waterleiding plaats zullen gaan vinden aan de Westelijke Doorsnee NZ, het Westerdiep WZ en OZ, de Schuttingslaan, de Runde en de Spindel, dient er nadere afstemming plaats te vinden met de brandweer aangaande de primaire bluswatervoorzieningen.
  2. 2. Op grond van de Wet op de Veilgheidsregio is de Hulpverleningsdienst Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Er kan gesteld worden dat het plangebied deels buiten de dekking van het WAS-stelsel gelegen is. Bij nadere inrichting van het gebied dient ter dekking van het Waarschuwingsalarmeringsstelsel in overleg met de AOVér van de Gemeente Emmen een extra sirenelocatie te worden gerealiseerd.
  3. 3. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdiensten direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het gebied voldoetaan deze vereisten.
  4. 4. Op 18 maart 2008 heeft het college het basisbrandweerzorg niveau vastgesteld. Besloten is dat een eerste brandweereenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens aangegeven dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden overschreden er in overleg met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende maatregelen getroffen dienen te worden. Gezien de ligging van het plangebied / object is de verwachting dat binnen 15 minuten het eerste uitrukvoertuig ter plaatse zal zijn.

3.5 Milieu

In deze paragraaf worden vanuit een duurzame ruimtelijke ordening de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de (technische) onderzoeken met conclusies.

3.5.1 Bedrijven en milieuzonering

3.5.2 Bodem

3.5.3 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3.5.4 Lucht

3.6 Molenbiotoop

3.6.1 Algemeen

Het begrip molenbiotoop wordt gebruikt om de omgeving waarin een molen functioneert aan te duiden. Een molenbiotoop kent een aantal elementen, waarbij steeds de open ruimte en de vrije toegankelijkheid een grote rol spelen.

3.6.2 Windvang

Een windmolen kan niet functioneren zonder een vrije windtoevoer. In vroegere tijden werden molens doorgaans verpacht, en in ruil voor de pachtsom verleende de heer het zogenaamde “windrecht”aan de pachter. Dit hield in dat binnen een zekere afstand van de molen geen bouwsels of begroeiing de wind mochten belemmeren. Naarmate de bebouwing oprukte, moest naar oplossingen worden omgezien. Vaak werd de molen verhoogd, hetzij aan de onderkant (de molen moest dan worden opgetild), hetzij van boven. Soms werd een molen in zijn geheel verplaatst. Het belang van een goede windvang is groot, aangezien het vermogen dat een windmolen levert, evenredig is met de derde macht van de windsnelheid. Dit betekent dat een vermindering van de windsnelheid van 10% het vermogen doet afnemen tot ca. 73% van het vermogen zonder windbelemmering. Of de windvang wordt belemmerd kan worden berkend met behulp van de biotoopformule:

H(x)=x/n+c*z

Waarin:

x: horizontale afstand tot de molen;

H(x): maximale hoogte van een obstakel op afstand x;

n: constante (open gebied:: n=140; ruw gebied: n=75; gesloten gebied: n=50);

c: constante = 0.2;

z: ashoogte.

3.6.3 Beveiliging

Bij slecht weer moet een molen tijdig stil kunnen worden gezet; dit voorkomt gevaarlijke situaties. Ook daarom is het van belang dat er geen grote hindernissen in de buurt aanwezig zijn: die kunnen immers het zicht, en daarmee een juiste inschatting van weersveranderingen, belemmeren.

3.6.4 Zichtbaarheid

Het Nederlandse landschap wordt allerwegen geassocieerd met molens. Een molen moet goed tot zijn recht komen in het landschap. Bouwsels en groeisels zijn hierbij storende elementen. Hetzelfde geldt voor structuren op de achtergrond; zo kunnen industriële bouwsels de horizon vervuilen en het effect van een landschappelijke molen teniet doen.

3.6.5 Cultuurhistorische situatie

Ook op cultuurhistorische gronden is het gewenst dat een molen in een vrije ruimte staat. Anders valt niet meer goed waar te nemen hoe de molen in zijn vrije omgeving functioneerde.

3.6.6 Logistiek

Aan- en afvoer waren bij molens van eminent belang, toen hun economisch nut groter was dan nu. Bij een windmolen moest een goede aanvoer van bijvoorbeeld graan en een gemakkelijke afvoer van meel gewaarborgd zijn. Door een goede bereikbaarheid in stand te houden wordt het karakter van de molen benadrukt.

3.6.7 Financieel aspect

Zonder een ongehinderde windvang wordt de 'levensader' van de molen afgesneden en is de gerestaureerde molen gedoemd om buiten bedrijf te raken. Het gevolg is stilstand en achteruitgang van de molen. Uiteindelijke rest er een ruïne hetgeen een enorme kapitaalvernietiging betekent. Hiervoor is de molen in het (recente) verleden niet gerestaureerd.

3.6.8 Molen Grenszicht te Emmer-Compascuum

Aan het Hoofdkanaal WZ 109 staat de stellingmolen/korenmolen Grenszicht. Deze molen heeft een stellinghoogte van 8,15 meter. Ter waarborg van een goede werking van de molen moet ook hier dus worden voorkomen dat de omgeving van de molen wordt volgebouwd en/of ingericht met hoog opgaande beplanting. Dit kan namelijk invloed hebben op de kracht van de wind, waardoor de wieken onregelmatig belast worden er eerder slijtage optreedt. Voor het goed functioneren van de molen dient de hoogte van obstakels tot een afstand van 235 meter beperkt te blijven tot de stellinghoogte van de molen. Op een afstand van 235 meter mag de hoogte van obstakels 8,21 meter zijn en op een afstand van 300 meter 9,21 meter. Daar buiten geldt de zogenaamde 1/50 regeling, die erop neer komt dat op elke 50 meter afstand buiten de zone een obstakel 1 meter hoger mag zijn. Op de verbeelding en in de voorschriften is hiertoe een molenbeschermingszone opgenomen. De stellingshoogte

3.7 Waterparagraaf

3.7.1 Algemeen

Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveau georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over grensoverschrijdende thema's. Met als belangrijk beleidsuitgangspunt dat er meer ruimte voor water moet zijn, met als leidraad de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren. Met de overige overheden zijn vervolgens afspraken gemaakt welke maatregelen genomen moeten worden om het watersysteem in de periode tot 2015 te verbeteren en op orde te houden. Deze maatregelen zijn samengevat in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling, klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water. December 2009 es de Waterwet in werking getreden. Deze nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: Het Rijk voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht. Deze zorgplichten zijn sinds januari 2008 vastgelegd via de Wet gemeentelijke watertaken in de Wet op de waterhuishouding. De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaars worden genomen. Via de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige consequenties en verwoorden dit in het wateradvies.

In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het bestemmingsplan Emmer-Compascuum is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen. De tekst in deze paragraaf is een uittreksel van de watertoets zoals deze is verzonden naar het waterschap. Voor een volledige weergave van de watertoets wordt verwezen naar de watertoets die als bijlage (Waterparagraaf) aan dit bestemmingsplan is toegevoegd.

3.7.2 Gebiedsspecifieke kenmerken

3.7.3 Waterhuishouding

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's en valt binnen het stroomgebied Erms. De waterhuishouding is afgestemd op de functies wonen en bedrijvigheid. Dat houdt in dat in ieder geval een drooglegging aanwezig moet zijn van 1,20m (liefst 1,40m). In Emmer-Compascuum wordt hieraan voldaan. Rond Emmer-Compascuum is een ingewikkeld systeem van waterinlaat en afvoer aangelegd. Het aan de oostzijde van het plan gelegen kanaal is hiervoor van groot belang. het kanaalpeil ligt ruim 1 meter hoger dan het omliggende gebied. Via een stelsel van inlaatschuiven, stuwen en gemalen kan het water naar de lager gelegen gebieden worden geleid. Uiteindelijk wordt het water via de watergangen aan de noordwestzijde van de kern afgevoerd richting Ter Apel. Aan de zuidzijde van de kern ligt een visvijver. Deze vijver is indertijd aangelegd ter compensatie van verdwenen viswater door gedempte wijken tijdens de ruilverkavelingen. De vijver ligt bovenstrooms in het systeem en heeft alleen een functie voor waterberging tijdens perioden met extreem veel neerslag. Het voormalig hoogveenbeekje de Runde liep vroeger door Emmer-Compascuum. Tijdens de verveningen en ruilverkaveling is het beekje verdwenen. De afgelopen jaren zijn door waterschap en gemeente diverse werkzaamheden uitgevoerd om de loop van de Runde te herstellen. Dit heeft geresulteerd in herstel van de beek door het dorp, waarbij het beeksysteem zoveel mogelijk is gescheiden van de overige watersystemen. Figuur 5 geeft een overzicht van het stroomgebied van waterschap Hunze en Aa's in Emmer-Compascuum en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0029.jpg"

Overzicht afwatering in Emmer-Compascuum en omgeving. (bron: waterschap Hunze en Aa's)

3.7.4 Wateradvies waterschap

De gemeente Emmen heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.
Het concept - ontwerpbestemmingsplan is voor overleg aan het waterschap voorgelegd.

3.7.5 Conclusie

Voor Emmer-Compascuum is er geen wateropgaaf. Het is belangrijk dat binnen het plangebied de grondwaterstanden niet wezenlijk wijzigen. Verhoging van de grondwaterstand kan leiden tot grondwateroverlast in het bebouwde gebied. In bepaalde delen van de kern komen veen- en moerige gronden voor. Verlaging van de grondwaterstand in deze gebieden leidt tot oxidatie en inklinken van het veen. Het

Ook moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater.

3.7.6 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Water is belangrijk voor het welzijn van mens en dier. In bebouwd gebied vormt het tevens een belangrijk ordenend en esthetisch element. Om aan dit doel te voldoen is het belangrijk dat het water van goede kwaliteit is en voldoende zuurstof bevat. Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen er op moet worden gelet dat:

  • alleen water wordt aangelegd op plaatsen waar dit op natuurlijke wijze kan;
  • water verbonden is met de rest van het watersysteem;
  • er voldoende oeverbegroeiing is;
  • afstromend regenwater schoon is en blijft;
  • lozingen vanuit de riolering worden voorkomen.

De diepte van de grondwaterstand in het plangebied maakt het mogelijk dat zonder zeer diepe ontgravingen watervoerende sloten en vijvers kunnen worden gerealiseerd. Bij nieuwe ontwikkelingen kan er daarom toe worden overgegaan om water aan te leggen om afstromend regenwater te bergen. Dit water kan ter plaatse van de ontwikkeling worden aangelegd of elders in het peilgebied, waar het bestaande waterstructuren kan vergroten.

Regenwater heeft van nature een goede kwaliteit. Door allerlei oorzaken kan het verontreinigd worden en hiermee bodem en oppervlaktewater belasten. Het is daarom van belang om er in eerste instantie voor te waken dat regenwater verder wordt verontreinigd. Dat kan worden bereikt door de oppervlaktes waarop regenwater valt schoon te houden (bijv. wegen en parkeerterreinen) door geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken en rekening te houden met het gebruik van strooizout of het gebruik van uitlogende materialen.

Bij nieuwe ontwikkelingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat regenwater wordt gemengd met andere waterstromen. Denk bijvoorbeeld aan het mengen met huishoudelijk afvalwater in het gemengde rioolstelsel. Bij nieuwe ontwikkelingen moet daarom worden onderzocht of het regenwater kan worden afgekoppeld van het gemengde riool en in de bodem worden geïnfiltreerd of gescheiden worden afgevoerd.

Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur

4.1 Ontstaansgeschiedenis

Emmer-Compascuum, en dan met name het zuidelijke gedeelte, is eind 19e, begin vorige eeuw ontstaan in de periode van de grootschalige hoogveenontginningen. Het dorp is gesitueerd aan de rand van de hoogveenontginningen en wordt omringd door preveenkoloniale ontginningstypen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0030.jpg"
In het noorden grenst het direct aan de boekweitcultuurontginningen van Munsterscheveld/Roswinkel, terwijl de boekweitcultuurontginningen van Barger-Compascuum en Rundeveen ten zuiden van het dorp liggen. De randveenontginning langs de Runde tussen Munsterscheveld en Roswinkel volgt bodemkundig de grens van het veenkoloniale gebied en sterkt zich uit van het noorden tot aan de westkant van het dorp. Ten oosten van het dorp, direct over de grens, liggen de Duitse moorkoloniën Lindloh en Schwartenberg. Rond 1820 lag in het toen nog onbewoonde gebied tussen Roswinkel en het Duitse Schwartenberg de Heeren of Leijdijk. Deze dijk lag op de lijn van de huidige maatschappijweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0031.jpg"

Zwarte lijn = grens veenkoloniaal gebied; zuidkant = hoogveen

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0032.jpg"
Topografische kaart 1912; Emmer-Compascuum en omgeving


De topografische kaart van 1912 laat duidelijk het verschil in schaal zien van de verschillende ontginningstypen. Het landschap van de boekweitcultuurontginningen en de randveenontginningen is met zijn smalle stroken weide en bouwlandpercelen veel kleinschaliger dan het grootschalige, systematische hoogveenontginningslandschap. De Runde ten westen van het dorp waterde in die tijd zodanig goed af dat hier beweiding mogelijk was.

Het hoogveengebied ten zuiden van Emmer-Compascuum Zuid is ontgonnen vanuit het zogenaamde modern dubbel kanaal systeem, te weten de kanalen het Oosterdiep en het Westerdiep. Het verschil met de dubbelkanalen uit de oudere veenkoloniën zoals Valthermond is dat de plaatsbreedte hier 200m is in plaats van de 180m uit de oudere veenkoloniën. Bovendien werden er langs het modern dubbel kanaal meer verschillende boerderijtypen gebouwd. De afstand tussen de beide evenwijdige kanalen is 220m. Loodrecht op de beide kanalen worden de wijken gegraven. Karakteristiek voor dubbele kanalen, zowel oude als de moderne, is dat op het gebied tussen de beide kanalen, de vooraf genaamd, burgerwoningen worden gebouwd die in de loop der tijd uitgroeien tot een lint. Ook de voorzieningen zijn in de vooraf gesitueerd. De hoofdweg(en) lopen langs het kanaal aan de kant van de burgerbebouwing. Aan de overzijde van het kanaal, de zogenaamde landkant, worden boerderijen op de kopeinden van de plaatsen gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0033.jpg"

De noordzijde van het dubbel kanaal sloot aan op de oost-west gelegen kanaal De Runde alsmede het Stads Compascuumkanaal richting Ter Apel.

De ontginning van het hoogveengebiedje ten noorden van Emmer-Compascuum vond plaats door middel van het bloksysteem met wijken. Dit systeem kon goed worden toegepast op een in hoogte variërende ondergrond. Bij dit systeem werd loodrecht op het hoofdkanaal een hoofdwijk c.q. subkanaal aangelegd. Loodrecht op de hoofdwijk werden vervolgens de wijken en eventuele zwetsloten gegraven. In dit gebiedje zijn loodrecht op het Stads Compascuumkanaal, een tweetal hoofdwijken aangelegd, één langs de huidige straat Koppelwijk en één langs de J. Abelnstraat. Loodrecht hierop zijn wederom deze twee wijken aangelegd. De eerste ter hoogte van de huidige straat Scheerboom en de tweede op de plaats van de huidige Maatschappijweg. De ontginning van dit noordelijke hoogveengebiedje was in 1900 reeds voltooid. De richting van de wijken is vrijwel gelijk aan de richting van de randveenontginningen ten noorden van de Munsterseweg.

Het zuidelijke gedeelte van de veenkolonie Emmer-Compascuum is vanuit Kanaal Ee ontgonnen. Loodrecht op het hoofdkanaal het Oosterdiep is het kanaal Ee gegraven, waarna de wijken loodrecht op Kanaal Ee zijn gegraven. Deze gebieden ten oosten en westen van het Oosterdiep heten nog steeds de Oostelijke- en Westelijke Blokplaatsen. In 1912 was de vervening hier nog in volle gang en waren nog niet alle wijken gegraven. Het Westerdiep en het kanaal De Runde zijn in de periode 1964 -1975 gedempt.

Tot op de dag van vandaag is het verschil in schaal tussen de boekweit- c.q. randveenontginningen versus de hoogveenontginningen nog goed waarneembaar. Vooral de omgeving van Munsterscheveld en Roswinkel heeft nog steeds een kleinschalig karakter door de smalle stroken bouwland. Volgens het rapport Landschapsonderzoek Emmen9 wordt dit gebied in cultuur historisch opzicht hoog gewaardeerd vanwege de goede herkenbaarheid en ouderdom van dit ontginningsstelsel. Het hoogveenlandschap ten zuiden van het dorp is na de ontginning een agrarisch landschap geworden, maar heeft de schaal en het patroon van de veenontginning behouden Vooral het gebied ten oosten van het Oosterdiep is de historische maatvoering en schaal intact gebleven. Ten westen van het Westerdiep is dit door de dorpsuitbreidingen en aanleg van de visvijver met boompartijen in mindere mate het geval.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0034.jpg"

Topografische kaart 2005

  1. 9. Landschapsonderzoek Emmen, 1979, blz. 46

4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur

De ontstaansgeschiedenis van het veenkoloniale dorp Emmer- Compascuum is, zoals bovenstaand kaartmateriaal laat zien, nog duidelijk afleesbaar aan de huidige stedenbouwkundige structuur. Tijdens de vervening van het gebied is er langs de kanalen lintbebouwing ontstaan, de primaire bebouwingsstructuur welke karakteristiek is voor de kanaaldorpen van de veenkoloniën. In Emmer- Compascuum komen zowel enkel- als dubbellinten voor. Enkellinten kunnen worden gedefinieerd als zijnde één lange rechtlijnige hoofdontsluiting die één- of tweezijdig van de hoofdontsluiting (kanaal of wijk) is bebouwd. In Emmer- Compascuum is dat bijvoorbeeld de bebouwing langs het Hoofdkanaal of de Runde. Dubbellinten zijn twee evenwijdige hoofdontsluitingen (kanalen) gescheiden door stroken van ongeveer 200 meter, de "vooraffen"genoemd. Woonbebouwing bevindt zich voornamelijk tussen de hoofdontsluitingen. Voorbeelden van dubbellinten in Emmer-Compascuum zijn de historische ontginningsassen Oosterdiep en Westerdiep. Enkellinten komen in de veenkoloniale structuren vaker voor dan dubbellinten.

Het wegen- en kanalenpatroon is voor kanaaldorpen van de veenkoloniën is gebaseerd op het stelsel van kanalen en wordt gekenmerkt door langgerekte lijnen. Dwarsverbindingen sluiten haaks op deze aan. Oeververbindingen worden gevormd door smalle bruggen.

Bij enkellinten kan de bebouwing aan één, maar ook aan beide zijden van de ontginningsas staan. De bebouwing bestaat oorspronkelijk uit een mix van grote boerderijen en (kleine) dienstwoningen. Het voorkomen van boerderijen varieert nogal, er zijn linten die helemaal bestaan uit woningen. De dubbellinten kennen een duidelijk contrast in soorten bebouwing. De agrarische bedrijven bevinden zich aan de landszijden. Dit zijn de zijden die aan de buitenkanten van de kern liggen. Aan de andere zijden, op de vooraffen, staan de burgerwoningen en de overige bebouwing. Voor Emmer-Compascuum geldt dat de bebouwing oorspronkelijk vrijstaand was. Door de jaren heen is hier verandering in gekomen. Op sommige plaatsen worden nu dubbele woningen aangetroffen.

De verkaveling is van oorsprong zodanig opgezet dat de kavels recht op de ontginningsas staan. De afmetingen zijn bijna identiek; +/- 20 meter breed en 100 m diep. Dit regelmatige verkavelingpatroon heeft tot gevolg gehad dat de bebouwing ook op een regelmatige afstand van elkaar is geplaatst en meestal in één rooilijn ligt.

Onregelmatigheden in de bebouwingsstructuur doen zich voor in de linten met agrarische bebouwing. Ook het toevoegen van dubbele woningen, onbebouwde ruimten in het lint en het uitbreiden van de woningen heeft invloed gehad op de regelmatigheid.

De open ruimten tussen de bebouwing geven een doorkijk op het achterliggende, vaak nog open gebied. De aanwezigheid en de breedte van de open ruimten varieert. Open ruimten kunnen zodanig beplant zijn dat ze geen doorzicht meer op het achtergelegen gebied meer geven. Ze vormen dan wel een groene onderbreking in een aaneengesloten bebouwing. In welke mate het landelijke gebied doordringt in het lint is afhankelijk van het aantal en de breedte van de open ruimten, de dichtheid van de bebouwing en/ of beplanting en soms de bebouwingssamenstelling.

Bij enkellinten was het achterliggende landelijke gebied oorspronkelijk goed waarneembaar. De woningen stonden op een zodanige afstand van elkaar dat er zicht op het achterliggende landelijke gebied was. Door de toevoeging van erfafscheidingen en erfbeplantingen is dit zicht echter veelal afgenomen. Dit heeft inbreuk gedaan op de relatie met het achterliggende gebied. De nog aanwezige open ruimten in het lint zijn veelal noodzakelijk om de oorspronkelijke relatie beleefbaar te houden. Dominerend is de opgaande beplanting langs de hoofdontginningsassen (hoge bomen langs de kanalen en wegen). Verder zijn er de erfbeplantingen. Kenmerkend is het open water in de wijken.

Emmer- Compascuum is feitelijk in drie deelgebieden te onderscheiden, elk met een eigen identiteit. Het eerste deelgebied is het zuidelijk deel met zijn karakteristieke lintbebouwing en open achterliggend landschap. Het tweede deelgedeelte betreft het noordoostelijke deel, het gebied ten noorden van de Munsterse weg en ten oosten van het Hoofdkanaal. De smalle strookverkaveling is hier nog goed herkenbaar. Het derde deelgebied is het Rundegebied met zijn onregelmatige verkaveling.

4.2.1 Soort bebouwing

De ontwikkeling van woonbuurten heeft achter de primaire bebouwingsstructuur, de linten, plaatsgevonden. Deze achterliggende gebieden worden door wegen haaks op de hoofdwegen ontsloten. Het plangebied ligt achter de lintbebouwing langs het Hoofdkanaal WZ, binnen de kern van Emmer- Compascuum. Rondom het plangebied liggen verschillende uitbreidingsplannen.

Ten zuidwesten ligt het plan Maatschappijwijk- Wikkel welke vanaf 1969 is ontstaan. De leeftijd van deze buurt is duidelijk afleesbaar aan haar architectuur, woningtypologie en de verkaveling in het gebied. Hier zijn vooral rijtjeswoningen te vinden, bestaande uit twee bouwlagen met langskappen uit de jaren 60.

De bebouwing ten zuidoosten dateert uit het begin van het dorp; in 1995 is het bestemmingsplan "Linten"opgesteld welke zowel de zuidelijk belendende bebouwing, als ook de woningen ten noordoosten van het plangebied omvat. Hier is vooral kleinschalige bebouwing met regelmatige korrel aan te treffen, bestaande uit hoofdzakelijk eengezinswoningen met één bouwlaag met kap en nokrichting haaks op de weg.

De bebouwing in Emmer- Compascuum varieert van vrijstaande, dubbele en rijtjeswoningen van één en twee lagen met kap. Naast deze woningtypes liggen aan de hoofdontsluitingen nog een aantal (woon-)boerderijen. Ongeacht de woningtypologie is het voor woongebouwen meest voorkomende materiaal in Emmer- Compascuum rode baksteen, gecombineerd met rode of zwarte dakpannen.

4.2.2 Voorzieningen en bedrijvigheid

Emmer- Compascuum, welke in 2004 zijn 125- jarig bestaan vierde, is na Emmen en Klazienaveen met ca. 8000 inwoners de derde kern binnen de gemeente Emmen. Het dorp heeft primair een woonfunctie voor eigen behoefte, in samenhang met de plaatselijke werkgelegenheid. De kern functioneert als een verzorgingscentrum voor de omliggende kleine kernen en buurtschappen (Emmer- Erfscheidenveen, Munsterscheveld, Foxel). Voor het landelijk gebied en voor bedrijvigheid heeft de kern een functie voor lokale bedrijvigheid.

Op de kruising van de waterwegen is het centrum van het dorp ontstaan, deze is tot achter de lintbebouwing uitgebreid. In het centrum zijn de meeste voorzieningen gevestigd die voorzien in de dagelijkse behoefte van de inwoners van Emmer- Compascuum.

In het centrum tref je een mix van functies aan, zoals wonen, sociaal- culturele centra (De Hilde, De Waaide, De Boo), bibliotheek, medische voorzieningen, vrijetijdsvoorzieningen, detailhandel in kleinschalige winkels en supermarkt, postkantoor, scholen en horeca.

Bovendien zijn er een aantal kerken en een begraafplaats in Emmer- Compascuum.

De meeste sport- en recreatievoorzieningen zijn geconcentreerd in de zuidwesthoek van het dorp. Hier zijn bijvoorbeeld de visvijver, sportvelden, het zwembad, een manege en een aantal sportverenigingen gevestigd. Op sociaal- cultureel vlak is de kern Emmer- Compascuum veelvuldig te noemen; er zijn diverse verenigingen en clubs, zoals buurt-, sport-, muziek-, toneel-, dieren- en historische verenigingen.

Emmer- Compascuum kent een bedrijventerrein van ca. 26 ha in het westen van het dorp. Naast Fresenius /MPBI, welke een grote werkgever in het dorp is, zijn er voornamelijk kleinschalige bedrijven gevestigd, deels annex bedrijfswoningen, welke voorzien in de behoefte van het dorp zelf maar ook concurreren met andere bedrijven in het gemeentegebied.

4.3 Verkeersstructuur

4.3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de verkeerskundige en infrastructurele aspecten uit het plangebied bekeken. Hierbij wordt eerst de huidige situatie van het plangebied beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op de toekomstige ontwikkelingen in het plangebied die met betrekking tot deze sector van belang zijn. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met de wensbeelden voor verkeer en infrastructuur.

Bij deze analyse is gebruik gemaakt van gegevens uit:

- PVVP (Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan) 2007-2020

- Verkeersmodel gemeente Emmen 2005

- Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan, Bereikbaar en duurzaam veilig 2000.

Dit plan kent een doorlooptijd tot 2004. Op dit moment is er nog geen nieuw verkeersbeleid vastgesteld. Het GVVP blijft voorlopig van kracht.

4.3.2 Wegen

De gemeente Emmen ondersteunt net als bijna alle andere wegbeheerders van Nederland, de uitgangspunten van Duurzaam Veilig. Dit is bekrachtigd door een landelijk convenant te ondertekenen. De wegen in de gemeente Emmen zijn gecategoriseerd conform Duurzaam Veilig met als doel een optimale afstemming te bereiken tussen de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheid- en richtingsverschillen, alsmede onzeker gedrag te voorkomen. De wegen zijn verdeeld in drie categorieën, stroomwegen, gebiedsontsluitingsweg en erftoegangswegen.

Op de hoofdassen geldt een maximum snelheid van 50 km/h (gebiedsontsluitingsweg / Erftoegangsweg A). Het centrumgebied van Emmer-Compascuum is aangewezen als 30 km/h gebied. Daar is voor gekozen omdat daar onder andere meer langzaam verkeer oversteekt.

4.3.3 Fietsverkeer

Langs de hoofdstructuur in Emmer-Compascuum ligt alleen langs het Hoofdkanaal Westzijde afzonderlijke infrastructuur voor fietsverkeer. Langs de Runde en het Oosterdiep maken fietsers gebruik van de parallelwegen. Dat is goed mogelijk aangezien deze verkeersluw zijn en de snelheden van het autoverkeer laag. Langs de overige wegen in het plangebied is geen afzonderlijke fietsinfrastructuur beschikbaar.

De belangrijkste fietsrelaties zijn met Emmen en Ter Apel. Richting Emmen ligt parallel aan de hoofdstructuur voor de auto (Runde en Kanaal A) een vrij liggend tweezijdig fietspad. Hiermee heeft Emmer-Compascuum een veilige fietsverbinding met Emmen. Door de grootschalige lintbebouwing lang deze route is deze ook sociaal veilig. Een aandachtspunt is de oversteek met de Rondweg in Emmen. Door de hoge verkeersintensiteiten is deze weg ondanks de lage snelheid van het autoverkeer door de rotonde, met name in de spitsperioden, lastig over te steken. Er zijn een aantal alternatieve fietsroutes beschikbaar ten zuiden van Kanaal A, maar ook via deze routes blijft de oversteek van de Rondweg lastig. Alleen in Barger Oosterveld (Meerdijk) is een ongelijkvloerse fietsoversteek beschikbaar. Veel scholieren maken hier gebruik van.

De fiets is een goed alternatief voor de auto tot een afstand van 7,5 kilometer. Binnen deze afstand is maar een beperkt aantal bestemmingen in Emmen te bereiken. Dit betekent dat het erg belangrijk is om over een kwalitatieve en hoogwaardige fietsverbinding te beschikken. Een dergelijke verbinding biedt veiligheid en comfort voor mensen die op de fiets zijn aangewezen (scholieren) en kan een aantrekkelijk alternatief zijn voor automobilisten. De huidige fietsverbinding richting Emmen heeft nog niet dit comfortniveau. De fietsverbinding richting Duitsland is onder de maat.

De fietspaden en parallelwegen hebben voor de fietsers ook een toeristische functie

4.3.4 Openbaar Vervoer

Emmer-Compascuum wordt bediend door lijn 42. Deze buslijn rijdt van Emmen via Erfscheiderveen en Emmer-Compascuum naar Ter Apel. In de spitsperioden rijdt de bus met een frequentie van 2 x per uur, in de dalperiode 1x per uur. Ook op zaterdag wordt een uurfrequentie geboden. Op zaterdagavond en op zondag wordt vraagafhankelijk vervoer geboden (lijn 242). Dit betekent dat een reiziger een uur van tevoren moet bellen als hij gebruik wil maken van het openbaar vervoer. Richting Ter Apel wordt alleen overdag een vaste dienstregeling gereden. In de avonduren (1 rit) en op zaterdag en zondag geldt een vraagafhankelijke dienstregeling.

Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van het CVV-systeem (de regiotaxi) dat iedere dag tussen 07.00u en 24.00u beschikbaar is en reizigers vervoert van deur tot deur.

De kwaliteit van het openbaar vervoer tussen Emmen en Emmer-Compascuum is voor een buitengebied met ongeveer 8.000 inwoners van een behoorlijk niveau. De vraagafhankelijke dienstregeling op zaterdagavond en zondag is voor de klant lastiger omdat deze eerst actie moet nemen voor hij gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. Een voordeel van een dergelijk systeem is wel dat reizigers ook op zondag de mogelijkheid hebben om ieder uur met het openbaar vervoer te reizen.

Vanuit Emmer-Compascuum is geen openbaar vervoervoorziening richting Nieuw Weerdinge en Barger Compascuum/Zwartemeer. Gezien de beperkte vraag naar openbaar vervoer tussen deze dorpen is een dergelijke verbinding geen reële optie.

4.3.5 Parkeren

Bij toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen worden vigerende parkeernormen conform de landelijke richtlijnen van het CROW gehanteerd.

4.3.6 Verkeersintensiteiten

De gemeente Emmen houdt regelmatig verkeerstellingen. In 2007 en 2008 zijn in Emmer-Compascuum de volgende tellingen gehouden:

Runde ZZ tussen Esdoornlaan en Berkenlaan 300 mvt/uur
Oosterdiep WZ tussen de Schoollaan en de Westelijke Doorsnee NZ 3000 mvt/uur
Hoofdkanaal Westzijde 4000 mvt/uur

Voor de aanleg van N391 was de route door de Erfscheidenveen en Emmer-Compascuum de belangrijkste verkeersroute richting noordoost Groningen. Door de aanleg van het de N391 zijn de verkeersintensiteiten afgenomen. Tot 2020 is op de verschillende wegen een groei van het autoverkeer voorzien. Deze groei wordt deels veroorzaakt door nieuwe functies in het gebied (wonen/werken) en deels door de autonome groei van het autoverkeer doordat bijvoorbeeld het autobezit de komende jaren toe zal nemen.

4.3.7 Verkeersveiligheid

Om een goed beeld te krijgen van de verkeersveiligheid in Emmer-Compascuum zijn de geregistreerde ongevallengegevens tussen 2004 en 2008 geraadpleegd. In de genoemde periode zijn er binnen het plangebied in totaal 85 ongevallen geregistreerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0035.png"

Bij deze ongevallen zijn 16 slachtofferongevallen waaronder geen ongevallen met dodelijk afloop. De overige ongevallen hebben uitsluitend materiële schade. De slachtofferongevallen vonden hoofdzakelijk plaats op de drie hoofdassen: de Runde, het Oosterdiep westzijde en het Hoofdkanaal westzijde. Er is geen sprake van een black spot (een kruispunt of wegvak waar in een periode van drie achtereenvolgende jaren 6 of meer ongevallen met letsel hebben plaatsgevonden) of een VOC (verkeersongevallen concentratie),een kruispunt waar in een periode van drie achtereenvolgende jaren minimaal 12 ongevallen hebben plaatsgevonden.

4.4 Groenstructuur

4.4.1 Hoofdgroenstructuur

4.4.2 Nevengroenstructuur

De nevengroenstructuur bestaat voor het merendeel uit het groen dat is aangeplant bij de bouw van de verschillende buurtjes.

Zo heeft het buurtje, Braakhekke genaamd, dat oorspronkelijk is gebouwd in de periode 1910 - 1935 een driehoekig 'hofje' met bomen in gras en sierheesters. De huizen zijn inmiddels vervangen maar de groenstructuur is blijven bestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0041.jpg"

Groen 'hofje' met bomen in gras en heesters Monumentale lindes in gras langs de Lindenlaan

Het na-oorlogse buurtje ten zuiden van Runde ZZ kent wegbegeleidende bomenrijen; linde en esdoorn in brede grasstroken langs de Lindenlaan en Esdoornlaan, berk en es langs de Berkenlaan en Lindendwarslaan. Het na-oorlogse buurtje ten oosten van het Hoofdkanaal OZ, BBB-bouw genoemd, kent een brede groenstrook met speelgelegenheden tussen de woonblokken. Daarnaast zijn er groenstroken met bomen in gras en sierheesters bij de parkeerplaatsen en op de koppen van de woonblokken. Recentelijk zijn de noordelijke woonblokken vervangen door 2-onder-1 kap woningen met parkeergelegenheid op eigen terrein. De oude groenstructuur is behouden, met dien verstande dat de parkeerplaatsen zijn vervangen door gras. Hierdoor is het groene karakter versterkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0042.jpg"

Brede groenstroken bij parkeerplaatsen Na herinrichting; gras i.p.v. parkeerplaatsen

Ook het zuidelijke gedeelte van dit buurtje, MUWI-woningen genoemd, is na 2000 heringericht. Hier zijn nieuwe wegbegeleidende bomenrijen in gras en sierheesters aangeplant. Langs de rand van het buurtje staan langs de wijk bomen in een grasstrook. Hier is zicht op het achterliggende landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0043.jpg"

Nieuwe aanplant na herinrichting Bomen in grasstrook langs historische wijk

Karakteristiek voor de twee straten die zijn gebouw in de periode 1954 - 1965 is dat de huizen langs een slingerende weg staan die wordt begeleid met bomen in gras en sierheesters.

Karakteristiek voor periode 1965 - 1975 is de aanleg van groene randen. Zo kent het noordoostelijke buurtje, Achter Abeln genaamd, een brede groenstrook met bomen in gras, bosplantsoen en sierheesters. Her en der is zicht op het achterliggende landschap van de Runde. In deze periode is ook de visvijver als zuidelijke rand van het dorp aangelegd.

Evenals in andere buurten van de gemeente Emmen uit de bouwperiode 1965 - 1985 bestaat het groen uit; bomen in gras c.q. sierheester bij de parkeerplaatsen, speelveldjes en voetpaden richting woonblokken. In Emmer-Compascuum geldt dit voor zowel de buurt ten noorden van de visvijver als voor Achter Abeln, zij het dat de buurt ten noorden van de visvijver door de aanwezigheid van grote speelvelden groener oogt.

Achter Abeln kent bovendien een brede, zuidwest - noordoost gerichte groenstrook op de plaats van een voormalige wijk. In Achter Abeln zijn enkele woonblokken afgebroken waardoor er grasvelden omzoomd door achterkanten zijn ontstaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0044.jpg"

Bomen in gras op de koppen van de woonblokken Achter Abeln; groenstrook op plaats wijk

Na 1985 wordt de beplanting gekarakteriseerd door óf wel óf geen wegbegeleidende beplanting. Dit betekent dat, indien er sprake is van wegbegeleiding, er een enkele of dubbele rij bomen staat in een ruim plantvak (gras of sierbeplanting). Deze plantvakken zijn duidelijk ruimer bemeten dan de grasbermen uit voorgaande periodes. In smallere straten zijn geen wegbegeleidende bomenrijen aangeplant. Het zuidwestelijk gelegen buurtje kent bovendien een ruime speelweide richting Runde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0045.jpg"

4.4.3 Monumentale bomen

Op de monumentale bomenlijst staan alle bomen binnen de gemeente die een beschermde status hebben. Ook worden deze monumentale bomen opgenomen in een lijst met betrekking tot publiekrechtelijke beperkingen. Dit betekent dat wanneer er een monumentale boom bij een pand staat, deze ook na wisseling van eigenaar de monumentale status behoudt. Voor het kappen van een monumentale boom dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

In het plangebied zijn de volgende 3 bomen aangewezen als beschermd monumentale boom.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0046.jpg"

Noorse Esdoorn, Oosterdiep WZ 126

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0047.jpg"

Groene beuk, Oosterdiep WZ 126 achter de woning

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0048.jpg"

Witte paardekastanje, Westelijke Doorsnee 124 voor de oude smederij

4.5 Gegevens Ten Behoeve Van Nadere Inrichting En Ontwikkeling In Het Plangebied

4.5.1 Verkeer

In de toekomst zijn momenteel geen veranderingen voorzien in de wegenhiërarchie binnen Emmer-Compascuum. Naar verwachting zal het aantal autoverplaatsingen licht toenemen met name vanwege de autonome verkeersgroei (toename autobezit en autogebruik). Vanwege de bezuinigingen in het openbaar vervoer staan steeds meer buslijnen onder druk. Vanuit sociaal oogpunt is het wenselijk dat Emmer-Compascuum ook in de toekomst de huidige busverbinding behoudt.

De wensbeelden voor Emmer-Compascuum zijn als volgt:

  • Behoud van de huidige infrastructuur en waar mogelijk en wenselijk een verbetering:
    1. 1. versnellen van de autoroute naar Emmen;
    2. 2. verbeteren van de noord-zuidrelatie met Nieuw Weerdinge;
    3. 3. een nog hoogwaardiger fietsverbinding met Emmen;
    4. 4. verbeteren van de verbinding met Duitsland voor de fiets en voor de auto.
  • Onderzoek naar noodzaak herstructuering parkeersituatie in het centrum van Emmer-Compascuum
  • Kruispunt Runde/Oosterdiep/Hoofdkanaal westzijde positioneren als landmark in het centrumgebied.

4.5.2 Groen

Emmer-Compascuum wordt omringd door verschillende landschaptypen. Het kleinschalige karakter van de bovenveenontginnig van het Munsterscheveld, de grootschalige veenkolonie met de linten en grote open ruimten en het onregelmatig verkavelde Rundegebied is cultuurhistorisch waardevol en dient te blijven behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009038-0703_0049.jpg"

Kleinschalig landschap MunsterscheveldGrootschalig landschap van de veenkolonie

Een uitgangspunt ten aanzien van de veenkoloniale hoofdgroenstructuur is dat het een doorgaande, lineaire structuur is. Ten tweede dienen boomgroottes te worden gekoppeld aan de belangrijkheid van de structuur. In het geval van een hoofdstructuur houdt dit het gebruik van bomen van de 1e grootte in en dan bij voorkeur het gebruik van cultuurhistorisch materiaal zoals de eik, beuk en linde.

Het kanaal de Runde is gedempt. Door de aanplant van (drie)dubbele bomenrijen heeft het monumentale karakter stand gehouden. Bij toekomstige ontwikkeling dienen dan ook deze monumentale bomenrijen te blijven behouden.

Het Oosterdiep kent een bomenrij aan de zogenaamde landkant. Hoewel hierdoor de westzijde van het kanaal een bepaalde monumentaliteit heeft gekregen, is het vanuit cultuurhistorisch oogpunt niet aan te bevelen. De landkant, de kant van de verveningsketen en daarna de boerderijen, is in de veenkoloniën immers altijd onbeplant. De bomenrijen staan altijd bij de burgerbebouwing. Bij toekomstige ontwikkelingen kan aanplant bij de burgerbebouwing (oostzijde) worden overwogen, terwijl bij uitval van bomen aan de westzijde niet hoeft worden overgegaan op herplant.

De bomenrijen langs Hoofdkanaal WZ en OZ zijn op dit moment gefragmenteerd. Herstel van de doorgaande lineaire hoofdstructuur is dan ook aan te bevelen.

Het centrumgebied en de wijk Achter Abeln zullen worden heringericht. Deze herinrichting kan een aangrijpingspunt zijn om een 'groene' recreatieve verbinding te maken tussen het kanaal en het Rundegebied. Ook biedt het doorzetten van de brede groenstrook op de voormalige wijk ter hoogte van Scheerboom kansen. Bovendien verdient de inrichting van voldoende en ruim opgezette speelgelegenheden speciale aandacht.

Conform eerdere herinrichting van het buurtje BBB-bouw verdient bij toekomstige herinrichtingen het behoud c.q uitbreiden van de oude groenstructuren de voorkeur.

In het plangebied komen een drietal bomen voor met de status monumentale boom. Voor het kappen van een monumentale boom dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Emmer-Compascuum is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit bestemmingsplan is het actualiseren van het geldende planologische regime, waarbij het vastleggen van de bestaande situatie het belangrijkste uitgangspunt is. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008" van het ministerie van VROM.
Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.

Door de actualisatie komen 35 bestemmingsplannen deels of geheel te vervallen.

5.2 Inventarisatie

De inventarisatie van het plangebied heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Begonnen is met het bekijken en vergelijken van de vigerende bestemmingsplannen met de meest recente topografische ondergrond en luchtfoto. Hierbij is gelet op veranderingen van de topografische ondergrond en luchtfoto ten op zichte van het vigerende bestemmingsplan. Daarna is het gebied ter plekke geïnventariseerd en opmerkelijke en sterk afwijkende zaken zijn vervolgens nader onderzocht. Op basis van al deze gegevens zijn bestemmingen toegekend en zijn de verbeelding en de planregels opgesteld.

5.3 Toelichting Op De Verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.4 Toelichting Op De Regels

5.4.1 Algemeen

De regels zijn een juridische vertaling van het planologisch/ ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplanregeling met 51artikelen.

Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld.

Bouwregels

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee worden gereguleerd. Hoofdgebouwen moeten altijd worden gebouwd binnen een daarvoor aanggeduid bouwvlak. Uitgangspunt voor de bebouwing is de bestaande voorgevel, die is vastgelegd door middel van de aanduiding 'gevellijn'. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Daarnaast is op de verbeelding per bestemmingsplan de maximale bouw- en/of goothoogte aangegeven. Waar het wenselijk is om het huidige bebouwingsbeeld in stand te houden zijn tevens aanduidingen opgenomen ten aanzien van bijgebouwen of de kapvorm van daken.

Flexibiliteit

Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • Afwijken van de bouwregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning
Met de nadere eisenkunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.
Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een ontheffing en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:
1. Woonsituatie:
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op:
i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
iv. het uitzicht;
v. de aanwezigheid van voldoende privacy.
2. Straat- en bebouwingsbeeld:
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);
ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
iii. gevelbeelden;
iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
v. de hoogtedifferentiatie;
vi. de situering van gebouwen op het perceel;
vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt.
3. Culthuurhistorie
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;
4. Verkeersveiligheid
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:
i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;
iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.
5. Sociale veiligheid
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:
i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
i. aanwezigheid van kwetsbare objecten;
ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
7. Milieusituatie:
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:
i. de mate van hinder voor de omliggende functies;
ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;
iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.

Figuur 5.1: Beoordelingscriteria ontheffingen en nader eisen

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

Staat van inrichtingen
In diverse bestemmingsplanregels van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar een staat van inrichtingen. Hierin zijn de toegestane vormen van bedrijvigheid in het plangebied opgenomen. Deze staat van inrichtingen is ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2009. Op basis van deze lijst is voor het bestemmingsplan Emmer-Compascuum een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld voor het bedrijventerrein en voor de kern zelf. Aan deze lijst is een onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegevoegd en als bijlage bij de regels opgenomen. Reden voor toevoeging van dit onderscheid is de bescherming van de aanwezigen in objecten. Daarnaast is het van belang dat bij de bouwplantoetsing geen verkeerde afweging wordt gemaakt in het kader van de kwetsbaarheid. De keuze voor kwetsbaar of beperkt kwetsbaar kan namelijk gevolgen hebben voor saneringsopgaven, weigeren van vergunningsaanvragen en negatief adviseren op ruimtelijke plannen. Op het moment dat een kwetsbaar object aanwezig is, kan een risicovol bedrijf niet meer in dezelfde omgeving worden toegelaten of uitgebreid. Wordt een kwetsbaar object binnen een risicocontour van een bestaand bedrijf gebouwd, dan kan er een situatie ontstaan waarbij sanering noodzakelijk is. Dit laatste kan dan ook leiden tot planschade. Het is belangrijk dat de afweging niet constant hoeft plaats te vinden (ad hoc), maar dat er vooraf duidelijkheid wordt gegeven of een activiteit/ object kwetsbaar is of beperkt kwetsbaar. Deze problematiek rond de afweging speelt zich landelijk af, maar hiervoor is tot nu toe nog geen duidelijk toetsingskader ontwikkeld. De gemeente Emmen heeft daarom een toetsingskader ontwikkeld en aan de staat van inrichtingen toegevoegd.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
In artikel Artikel 42 Leiding- Gas is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamhedenopgenomen. Door het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in de bestemming kan de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden worden. Het stelsel van omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamhedenen biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst. Met een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen dus geen extra gebruiksmogelijkheden aan een bestemming worden toegevoegd. Voor de gebruiksmogelijkheden blijft de doeleindenomschrijving het kader. Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamhedenen aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.

Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.4.2 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden enkele in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel1

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Behalve de eerste twee begrippen zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Zij zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Waar nodig zijn begrippen toegevoegd, weggelaten of anderszins aangepast, afgestemd op de lokale situatie.

Artikel 2

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.4.3 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.

5.4.4 Hoofdstuk 3 algemene bepalingen

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

5.4.5 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

5.5 Handhaving

De verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van het bestemmingsplan ligt bij de gemeente. De basis voor een werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een goede registratie van verleende vergunningen en afwijkingen.
Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een nauwgezette inventarisatie plaats gevonden van de feitelijke situatie. De bestaande ruimtelijke situatie is in dit bestemmingsplan opnieuw vastgelegd. Daarnaast heeft bestaand beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan eigentijdser, beter toepasbaar en goed naleefbaar geworden.
Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de planregels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en burger ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.
De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld, waarin wordt aangegeven hoe de handhaving van het bestemmingsplan opgepakt wordt. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Dit betekent dat niet tegen alle illegale situaties wordt opgetreden maar tegen zaken met een uitstralend effect. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college, dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft.
Ongeacht de wijze waarop handhaving van het bestemmingsplan vorm krijgt geldt voor de gemeente geldt als eerste handhavingprioriteit de aanpak van calamiteiten met een levensbedreigend karakter, waarbij men moet denken aan instortings- en brandgevaar en asbestvervuiling. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Betrokkenheid

6.1 Opstartbijeenkomst

Voor een goed verloop van de communicatie tussen de bewoners van het Emmer - Compascuum over het actualiseren van de vigerende bestemmingsplannen is contact gezocht met het bestuur van de erkende overleg partner. Het voorlopige concept- ontwerpbestemmingsplan is ter informatie en controle aan het bestuur van de erkende overleg partner gezonden. Het bestuur van de erkende overlegpartner heeft geen op en/ of aanmerkingen op het concept- ontwerpbestemmingsplan.

6.2 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen

Het college heeft het bestemmingsplanEmmer-Compascuum vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het houden van een inloopbijeenkomst.

6.2.1 Overleg

Het concept- ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners. De ontvangen adviezen en reacties zijn gebundeld in de Nota van Beantwoording (bijlage Nota vanbehorende bij het bestemmingsplan Emmer-Compascuum.
In deze nota is tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leiden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.
Voor de inhoud van de overlegreacties en het standpunt van het college wordt verwezen naar voornoemde nota. De Nota van Beantwoording maakt deel uit van het bestemmingsplan Emmer-Compascuum.

6.2.2 Inloopbijeenkomst

Op 6 september 2010is een inloopbijeenkomst in Cultureel Centrum De Hilde, Spoel 85 te Emmer- Compascuumgehouden. Tijdens deze bijeenkomst konden geïnteresseerden kennisnemen van het bestemmingsplan Emmer-Compascuum en eventueel op het plan reageren.
Diverse geïnteresseerden hebben het bestemmingsplan bekeken en een aantal hebben mondeling gereageerd op het plan. Alle reacties hadden betrekking op de ontwikkeling van het multifunctioneel centrum en/of de in voorbereiding zijnde structuurvisie van het centrum van Emmer - Compascuum. Dit betreffen echter nieuwe ontwikkelingen en staan los van de actualisatie van het bestemmingsplan. Er is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om schriftelijk een inloopreactie in te dienen.

6.3 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan

Tegen het bestemmingsplan Emmer-Compascuum zijn wel zienswijzen ingediend. De zienswijzen hebben wel aanleiding gegeven tot het aanpassen van het ontwerpbestemmingsplan. Met name vanwege de zienswijze van de Gasunie zijn de regels aangepast.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.
Het voorliggende bestemmingsplanEmmer-Compascuum betreft een actualisatie van diverse oude bestemmingsplannen. Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten door de gemeente worden gerespecteerd. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Aan het bestemmingplan zijn behoudens het opstellen van het bestemmingsplan dan ook geen kosten verbonden. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval in zijn geheel gedekt uit het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor het actualisering van bestemmingsplannen. Het kostenverhaal is dus anderszins verzekerd, waardoor vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.

Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen

Bijlage 1 Staat van inrichtingen

Bijlage 2 Staat Van Inrichtingen Bedrijventerrein

Bijlage 2 Staat van inrichtingen bedrijventerrein

Bijlage 1 Nota Van Beantwoording

Bijlage 1 Nota van Beantwoording

Bijlage 2 Qra Berekening Lpg Station

Bijlage 2 QRA berekening LPG station

Bijlage 3 Qra Berekening Buisleidingen

Bijlage 3 QRA berekening buisleidingen

Bijlage 4 Waterparagraaf Emmer-compascuum

Bijlage 4 Waterparagraaf Emmer-Compascuum