KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Grondgebonden
Artikel 5 Agrarisch - Stoeterij
Artikel 6 Bedrijf - Milieucategorie 1
Artikel 7 Bedrijf - Milieucategorie 2
Artikel 8 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
Artikel 9 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen
Artikel 10 Bos
Artikel 11 Centrum
Artikel 12 Cultuur En Ontspanning
Artikel 13 Gemengd
Artikel 14 Groen
Artikel 15 Horeca - 2
Artikel 16 Maatschappelijk
Artikel 17 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 18 Maatschappelijk - Onderwijs
Artikel 19 Maatschappelijk - Woonzorginstelling
Artikel 20 Recreatie - Volkstuin
Artikel 21 Tuin
Artikel 22 Verkeer
Artikel 23 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 24 Water
Artikel 25 Wonen - Aaneengebouwd
Artikel 26 Wonen - Aaneengebouwd 1
Artikel 27 Wonen - Aaneengebouwd 2
Artikel 28 Wonen - Gestapeld
Artikel 29 Wonen - Twee Aaneen
Artikel 30 Wonen - Twee Aaneen 1
Artikel 31 Wonen - Twee Aaneen 2
Artikel 32 Wonen - Twee Aaneen 3
Artikel 33 Wonen - Twee Aaneen 4
Artikel 34 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing
Artikel 35 Wonen - Vrijstaand
Artikel 36 Wonen - Vrijstaand 1
Artikel 37 Wonen - Vrijstaand 2
Artikel 38 Wonen - Vrijstaand 3
Artikel 39 Wonen - Vrijstaand 4
Artikel 40 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 41 Wonen - Woonwagenstandplaats 1
Artikel 42 Leiding - Gas
Artikel 43 Waarde - Archeologie Vastgestelde Waarden
Artikel 44 Waarde - Archeologie Verwachtingswaarden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 45 Anti-dubbeltelregel
Artikel 46 Algemene Bouwregels
Artikel 47 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 48 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 49 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 50 Overgangsrecht
Artikel 51 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Huidige Planologische Regelingen
1.4 Opzet Bestemmingsplan
1.5 Overzicht Verricht Onderzoek
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Gemeentelijk Beleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Rijksbeleid
2.4 Conclusie
Hoofdstuk 3 Onderzoeken
3.1 Archeologie En Monumenten
3.2 Demografische Gegevens
3.3 Ecologie
3.4 Fysieke Veiligheid
3.5 Milieu
3.6 Waterparagraaf
3.7 Overige Belemmeringen
Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur
4.1 Ontstaansgeschiedenis/cultuurhistorie
4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur
4.3 Verkeersstructuur
4.4 Groen- En Waterstructuur
4.5 Wijkvisie En Ontwikkelingsmogelijkheden
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan
5.1 Algemeen
5.2 Inventarisatie
5.3 Toelichting Op De Verbeelding
5.4 Toelichting Op De Regels
5.5 Handhaving
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Betrokkenheid
6.1 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Inspraak
6.2 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording
Bijlage 2 Analyse Archeologie
Bijlage 3 Monumentenlijst Gemeente Emmen Juni 2011 Emmermeer
Bijlage 4 Kwantitatieve Risicoanalyse Spoorwegemplacement
Bijlage 5 Aanvulling Kwantitatieve Risicoanalyse
Bijlage 6 Ev Onderzoek Bestemmingsplan Emmermeer
Bijlage 7 Advies Verantwoording Groepsrisico Bestemmingsplan
Bijlage 8 Verontreinigde En Verdachte Locaties
Bijlage 9 Analyse Landschap En Groen
Bijlage 10 Rapportage Emmermeer Water
Bijlage 11 Architectuurgids
Bijlage 12 Inventarisatie Emmermeer

Emmen, Emmermeer

Bestemmingsplan - gemeente Emmen

Vastgesteld op 27-09-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer van de gemeente Emmen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0114.2009059-0503 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).;

1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten of bedrijfsvoering dat op administratief, lichaamsverzorgend, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in of bij een woning wordt uigeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererf:

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het (hoofd)gebouw is gelegen;

1.7 achtererfscheiding:

een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;

1.8 agrarisch bedrijf niet grondgebonden:

agrarisch bedrijvigheid (bedrijfsvoering), zoals kalvermesterijen, pluimveehouderijen, varkensfokkerij, varkensmesterij, champignonkwekerij e;a; naar de aard hiermee te vergelijken bedrijven die niet afhankelijk zijn van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend;

1.9 agrarisch bedrijf grondgebonden:

agrarische bedrijvigheid (bedrijfsvoering), zoals akkerbouw, veeteelt en vollegrond tuinbouw die afhankelijk zijn van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend, uitgezonderd een boomkwekerij;

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.11 agrarische gronden/ agrarisch grondgebruik:

gronden welke gebruikt worden voor het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.12 ander(e) bouwwerk(en):

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.13 andere werk(en):

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.14 archeologische verwachting:

verwachting van middelhoge of hoge archeologische waarden, welke nader onderzocht dienen te worden

1.15 archeologisch waarde:

vastgestelde archeologische waarde zoals weergegeven op de Archeologisch Monumenten Kaart (AMK);

1.16 bebouwing:

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.17 bebouwingsgrens:

een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;

1.18 bedrijf:

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid;

1.19 bestaand:

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.20 bestaande bebouwing:

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;

1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden,daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.24 bodemingreep:

werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologische) bodemarchief;

1.25 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.26 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.31 carport:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedoeld als stallingsruimte voor motorvoertuigen, met een dak en die niet of slechts aan één zijde is voorzien van een wand, bestaande wanden van gebouwen niet meegerekend;

1.32 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden of verhuren van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.33 dienstverlenend beroep:

beroep waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;

1.34 erf:

het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel;

1.35 erker:

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;

1.36 garage:

overdekte stalling voor een of meer auto's;

1.37 garagebox/autobox:

overdekte stalling voor een of meer auto's;

1.38 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.40 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.41 gemengde doeleinden:

een combinatie van minimaal twee gelijkwaardige functies, zoals in dit bestemmingsplan opgenomen hoofdgroepen van bestemmingen;

1.42 geometrische plaatsbepaling:

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.43 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.44 gevellijn:

de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;

1.45 groenvoorziening:

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.46 hoofdgebouw:

gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.47 horeca-1:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven zoals een sportkantine;

1.48 horeca-2:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken zoals restaurants, bistro's, grillrooms, en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;

1.49 horeca-3:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, met uitzondering van discotheken en nachtclubs;

1.50 horecabedrijf:

een bedrijf, inrichting waar bedrijfsmatig dranken en/ of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en /of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.51 kantoor:

beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte(n) die door hun indeling en aard bestemd zijn om overwegend gebruikt te worden voor het verrichten van administratieve werkzaamheden en dienstverlening

1.52 luifel:

een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;

1.53 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder: gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/ kinderopvang, onderwijs, religie, uitvaart, bibliotheken, openbare dienstverlening, culturele voorzieningen, verenigingsleven, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor sport en sportieve recreatie, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.54 manege:

een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur, het dresseren en trainen, alsmede het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen) en daaraan ondergeschikte detailhandel en horeca, niet zijnde een paardenfokkerij;

1.55 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, telecommunicatie, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;

1.56 onderkomen(s):

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, caravans en tenten;

1.57 overkapping:

een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);

1.58 perceelsgrens:

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.59 staat van inrichtingen:

een lijst van bedrijven bevattende informatie over de bedrijven die zijn toegestaan binnen het plangebied; De lijst is als bijlage 1 bij de regels opgenomen;

1.60 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.61 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.62 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.63 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

1.64 waterlopen:

een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;

1.65 woning aaneengebouwd (rijwoning):

een grondgebonden woning die met andere gelijkvormige huizen onder een kap of in een rij staat;

1.66 woning geschakeld:

een woning welke geschakeld is doordat (niet vrijstaande) bijbehorende bouwwerken aan elkaar zijn gebouwd;

1.67 wonen gestapeld

meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en die qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden;

1.68 woning twee-aaneen:

een woning die aan één kant tegen een andere woning is aangebouwd en slechts op 1 zijde gesitueerd is op de zijdelingse perceelsgrens, waaronder ook begrepen geschakelde woningen;

1.69 woning vrijstaand:

een grondgebonden woning waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naast gelegen hoofdgebouwen;

1.70 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.71 wooneenheid:

afzonderlijk bewoonbaar gedeelte van een voor wonen (mede) bestemd gebouw;

1.72 woonzorgcentrum:

een complex met een bouwwijze die is gericht op beschermd wonen, zorg en verpleging, waarbij eventueel met complexgewijze overeengekomen zorg- en servicearrangementen;

1.73 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is;

1.74 zijerfscheiding:

een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 de bebouwing op de verbeelding:

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 de bebouwingspercentage:

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 het peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische gronden;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. toegangswegen in- en uitritten;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  2. b. het gebruik van de gronden ten behoeve van de opslag van mest.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

Artikel 4 Agrarisch - Grondgebonden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. b. bedrijfsgebouwen;
  3. c. agrarische gronden;
  4. d. een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. fiets- en voetpaden;
  3. g. toegangswegen in- en uitritten;
  4. h. groenvoorzieningen;
  5. i. kunstwerken en waterwerken;
  6. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  2. b. het gebruik van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Agrarisch - Stoeterij

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Stoeterij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het trainen, fokken en verhandelen van paarden;
  2. b. bedrijfsgebouwen;
  3. c. agrarische gronden;
  4. d. een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. fiets- en voetpaden;
  3. g. toegangswegen in- en uitritten;
  4. h. groenvoorzieningen;
  5. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  2. b. het gebruik van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige horeca.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Bedrijf - Milieucategorie 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Milieucategorie 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven van milieucategorie 1, zoals bedoeld in de staat van inrichtingen in bijlage 1, met uitzondering van bedrijven met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  2. b. bedrijfsgebouwen;
  3. c. bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met de daarbij behorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. geluidswerende voorzieningen;
  6. i. kunstwerken en waterwerken;
  7. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in de staat van inrichtingen in bijlage 1 onder categorie 1.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Bedrijf - Milieucategorie 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Milieucategorie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven tot en met milieucategorie 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde staat van inrichtingen, bijlage 1, met uitzondering van risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar, zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  2. b. maatschappelijke- en sportvoorzieningen;
  3. c. een autospuitinrichting, ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autospuitinrichting';
  4. d. bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met de daarbij behorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. toegangswegen in- en uitritten;
  3. g. parkeervoorzieningen;
  4. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in de staat van inrichtingen in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

  1. a. door de bestemming 'Bedrijf - Milieucategorie 2' na bedrijfsbeëindiging wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Milieucategorie 1', mits:
    1. 1. het geen detailhandels bedrijven, bedrijven met een risicocontour van 10-6 en geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  2. b. door de bestemming 'Bedrijf - Milieucategorie 2' na bedrijfsbeëindiging wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', mits:
    1. 1. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    2. 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 16 van overeenkomstige toepassing zijn;
    3. 3. geen wezenlijke verandering aan de karakteristieke bebouwing van een gebouw plaatsvindt indien de wijziging betrekking heeft op karakteristieke bebouwing;
    4. 4. de wijziging het functioneren van omliggende bestemmingen niet aantast. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 8 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen;
  2. b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;

met bijbehorende:

  1. c. terreinen;
  2. d. andere bouwwerken.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Artikel 9 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. brandstofverkooppunt, LPG niet inbegrepen;
  2. b. benzineshop, verkooppunt gekoppeld aan brandstofverkooppunt en aan het brandstofverkooppunt gerelateerde goederen;
  3. c. een luifel ter overkapping van de brandstoftankpunten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping';

met de daarbij behorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. geluidswerende voorzieningen;
  5. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het verkopen van LPG;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een vulpunt voor LPG;

Artikel 10 Bos

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos, inclusief recreatief medegebruik;
  2. b. water;
  3. c. groenvoorzieningen;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. kunstwerken en waterwerken;
  3. f. sport en speelgelegenheden;
  4. g. fiets- en voetpaden;
  5. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Centrum

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. maatschappelijke voorzieningen;
  3. c. kantoren;
  4. d. wonen, vanaf de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  5. e. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  6. f. parkeervoorzieningen, zowel ondergronds als bovengronds;
  7. g. horecabedrijven van categorie 1 en 2;
  8. h. horecabedrijven van categorie 3, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3';
  9. i. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';

met bijbehorende:

  1. j. andere bouwwerken;
  2. k. sport- en speelgelegenheden;
  3. l. fiets- en voetpaden;
  4. m. toegangswegen in- en uitritten;
  5. n. parkeervoorzieningen;
  6. o. groenvoorzieningen;
  7. p. kunstwerken en waterwerken;
  8. q. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de eerste bouwlaag van een gebouw ten behoeve van het wonen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', in welk geval een bedrijfswoning op de eerste bouwlaag van een gebouw is toegestaan;
  2. b. het gebruik van een woning ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 12 Cultuur En Ontspanning

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een museum;
  2. b. educatieve doeleinden;
  3. c. teelt- en verkoop van streekgebonden producten;
  4. d. horeca 2;
  5. e. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

met bijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken;
  2. g. sport- en speelgelegenheden;
  3. h. toegangswegen in- en uitritten;
  4. i. groenvoorzieningen;
  5. j. kunstwerken en waterwerken;
  6. k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden ten behoeve van detailhandel anders dan detailhandel ten dienste van en ondergeschikt aan de in lid 12.1 genoemde functie;
  2. b. het gebruik van de gronden ten behoeve van horeca anders dan horeca ten dienste van de in lid 12.1 genoemde functie.

Artikel 13 Gemengd

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlening;
  2. b. wonen op de verdieping;
  3. c. bijbehorende bouwwerken;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 14 Groen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen(voorziening);
  2. b. gebouw;
  3. c. water;
  4. d. een multifunctioneel speelterrein, ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin';

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en spe(e)lgelegenheden;
  3. g. fiets- en voetpaden;
  4. h. toegangswegen in- en uitritten.
  5. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden ten behoeve van parkeervoorzieningen;

14.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 15 Horeca - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een horeca-inrichting categorie 1 en 2;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. sport- en speelgelegenheden;
  3. e. toegangswegen in- en uitritten;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven van categorie 3 en hoger.

Artikel 16 Maatschappelijk

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  3. c. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. horeca-1 ten dienste van de bestemming;
  3. f. sport- en speelgelegenheden;
  4. g. fiets- en voetpaden;
  5. h. toegangswegen in- en uitritten;
  6. i. parkeervoorzieningen;
  7. j. groenvoorzieningen;
  8. k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven als zelfstandig horecabedrijf.

Artikel 17 Maatschappelijk - Begraafplaats

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. begraafplaats/ graven, urnenmuur;
  2. b. uitvaartcentrum;
  3. c. aula;
  4. d. onderhoudruimten / bijbehorende bouwwerken;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. horeca-1 ten dienste van de bestemming;
  3. g. toegangswegen in- en uitritten;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. kunstwerken en waterwerken;
  7. k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

Artikel 18 Maatschappelijk - Onderwijs

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van onderwijs (basis en voortgezet), kinderopvang, speciaal onderwijs;
  2. b. gebouwen ten behoeve van fietsenstallingen;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. sport- en speelgelegenheden;
  3. e. fiets- en voetpaden;
  4. f. toegangswegen in- en uitritten;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

18.4 Afwijken van de bouwregels

18.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 19 Maatschappelijk - Woonzorginstelling

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Woonzorginstelling' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. zorginstelling, verpleeghuis, beschermd wonen;
  2. b. zorgloket, steunpunt thuiszorg tot max. 75m2;
  3. c. een horecabedrijf op de begane grond categorie 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. fiets- en voetpaden;
  4. g. toegangswegen in- en uitritten;
  5. h. parkeervoorzieningen;
  6. i. groenvoorzieningen;
  7. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven van categorie 2 en hoger en als zelfstandig horecabedrijf, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2', in welk geval horecabedrijven van categorie 2 zijn toegestaan;

Artikel 20 Recreatie - Volkstuin

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuincomplex, tuinen;
  2. b. gebouwen;
  3. c. kassen/berging;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen in- en uitritten;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. kunstwerken en waterwerken;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken ten behoeve van het wonen.

Artikel 21 Tuin

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;
  2. b. carports ter plaatse van aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport';

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. in- en uitritten;

21.2 Bouwregels

Artikel 22 Verkeer

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, fietspaden met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaande verkeer;
  2. b. informatiesystemen/signaleringsborden;
  3. c. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  4. d. taxistandplaats;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. kunstwerken en waterwerken;
  3. g. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. h. groenvoorzieningen;
  5. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

22.2 Bouwregels

Artikel 23 Verkeer - Verblijfsgebied

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
  2. b. erven en pleinen;
  3. c. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage'
  4. d. een ondergrondse parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  5. e. toegangsgebouwen ten behoeve van de parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - toegangsgebouw parkeergarage';

met bijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken;
  2. g. kunstwerken en waterwerken;
  3. h. sport- en speelgelegenheden;
  4. i. fiets- en voetpaden;
  5. j. parkeervoorzieningen;
  6. k. groenvoorzieningen;
  7. l. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

23.2 Bouwregels

23.3 Nadere eisen

23.4 Afwijken van de bouwregels

23.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de garageboxen ten behoeve van het wonen;
  2. b. het gebruik van de garageboxen voor bedrijfsmatige doeleinden;
  3. c. het gebruik van de garageboxen ten behoeve van detailhandel.

Artikel 24 Water

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. oevers en beplanting;

met de bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. kunstwerken en waterwerken;
  3. f. nutsvoorzieningen.

24.2 Bouwregels

Artikel 25 Wonen - Aaneengebouwd

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Aaneengebouwd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aaneengebouwde woningen, al dan niet in combinatie met:
    1. 1. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    2. 2. een woonwinkel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - woonwinkel';
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

25.2 Nadere eisen

25.3 Bouwregels

25.4 Afwijken van de bouwregels

25.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

25.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 26 Wonen - Aaneengebouwd 1

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Aaneengebouwd 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aaneengebouwde woningen, (o.a splitlevel woning);
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. carports, ter plaatse van aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport';
  4. d. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. toegangswegen in- en uitritten;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

26.2 Bouwregels

26.3 Nadere eisen

26.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 27 Wonen - Aaneengebouwd 2

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Aaneengebouwd 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aaneengebouwde woningen;
  2. b. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. sport- en speelgelegenheden;
  3. e. toegangswegen in- en uitritten;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

27.2 Nadere eisen

27.3 Bouwregels

27.4 Afwijken van de bouwregels

27.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 28 Wonen - Gestapeld

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. appartementsgebouwen, flatgebouwen, duplexwoningen;
  2. b. een ondergrondse parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  3. c. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  4. d. bergingen;
  5. e. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken;
  2. g. parkeervoorzieningen;
  3. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

28.2 Bouwregels

28.3 Nadere eisen

28.4 Afwijken van de bouwregels

28.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

28.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Wonen - Gestapeld wijzigen in:

  1. a. de bestemming Wonen - Aaneengebouwd conform artikel 25 indien de het gebouw dat gewijzigd wordt een duplex woning betreft;

Artikel 29 Wonen - Twee Aaneen

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Twee aaneen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. twee-onder- een kapwoningen ( twee aaneen);
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. een dansschool met ondergeschikte horeca, ter plaatse van de aanduiding 'dansschool'; tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

29.2 Bouwregels

29.3 Nadere eisen

29.4 Afwijken van de bouwregels

29.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 30 Wonen - Twee Aaneen 1

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Twee aaneen 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. twee-onder- een kapwoningen ( twee aaneen);
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

30.2 Bouwregels

30.3 Nadere eisen

30.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 31 Wonen - Twee Aaneen 2

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Twee aaneen 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. twee-onder- een kapwoningen ( twee aaneen);
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. sport- en speelgelegenheden;
  3. e. toegangswegen in- en uitritten;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

31.2 Bouwregels

31.3 Nadere eisen

31.4 Afwijken van de bouwregels

31.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 32 Wonen - Twee Aaneen 3

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Twee aaneen 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. twee-onder- een kapwoningen ( twee aaneen);
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. sport- en speelgelegenheden;
  3. e. toegangswegen in- en uitritten;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

32.2 Bouwregels

32.3 Nadere eisen

32.4 Afwijken van de bouwregels

32.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 33 Wonen - Twee Aaneen 4

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Twee aaneen 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. twee-onder- een kapwoningen ( twee aaneen);
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. sport- en speelgelegenheden;
  3. e. toegangswegen in- en uitritten;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

33.2 Bouwregels

33.3 Nadere eisen

33.4 Afwijken van de bouwregels

33.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 34 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Voormalige agrarische bebouwing aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf / woonboerderij;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;
  4. d. detailhandel ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. toegangswegen in- en uitritten;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

34.2 Bouwregels

34.3 Nadere eisen

34.4 Afwijken van de bouwregels

34.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;

34.6 Afwijken van de gebruiksregels

34.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 35 Wonen - Vrijstaand

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen, al dan niet in combinatie met:
    1. 1. een kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

35.2 Bouwregels

35.3 Nadere eisen

35.4 Afwijken van de bouwregels

35.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

35.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 36 Wonen - Vrijstaand 1

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen;
  2. b. twee-onder-één-kapwoningen, ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
  3. c. bijbehorende bouwwerken;
  4. d. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. toegangswegen in- en uitritten;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

36.2 Bouwregels

36.3 Nadere eisen

36.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 37 Wonen - Vrijstaand 2

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen;
  2. b. twee-onder-één-kapwoningen, ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
  3. c. bijbehorende bouwwerken;
  4. d. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. toegangswegen in- en uitritten;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

37.2 Bouwregels

37.3 Nadere eisen

37.4 Afwijken van de bouwregels

37.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 38 Wonen - Vrijstaand 3

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen,
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

38.2 Bouwregels

38.3 Nadere eisen

38.4 Afwijken van de bouwregels

38.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 39 Wonen - Vrijstaand 4

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

39.2 Bouwregels

39.3 Nadere eisen

39.4 Afwijken van de bouwregels

39.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 40 Wonen - Woonwagenstandplaats

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonwagenstandplaatsen;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

40.2 Bouwregels

40.3 Nadere eisen

40.4 Afwijken van de bouwregels

40.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een bijgebouw als hoofdgebouw;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 41 Wonen - Woonwagenstandplaats 1

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonwagenstandplaatsen;

bijbehorende bouwwerken;

  1. b. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. toegangswegen in- en uitritten;
  3. e. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

41.2 Bouwregels

41.3 Nadere eisen

41.4 Afwijken van de bouwregels

41.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een bijgebouw als hoofdgebouw;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 42 Leiding - Gas

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding- Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor beheer en de instandhouding van de ondergrondse aardgastransportleiding N-522-51-KR-007 met een diameter van ten hoogste 4 inch en een werkdruk van tot en met 40bar, met de daarbij behorende belemmeringstrook.

42.2 Bouwregels

42.3 Nadere eisen

42.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het bouwen van gebouwen en bouwwerken binnen een afstand van 5 meter aan weerszijden van de op de verbeelding aangeduide ondergrondse aardgastransportleiding, uitgezonderd bebouwing ten dienste van de leiding
  2. b. het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken zonder toestemming van de leidingbeheerder;

42.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

42.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 43 Waarde - Archeologie Vastgestelde Waarden

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie vastgestelde waarden aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarde;

43.2 Bouwregels

43.3 Afwijken van de bouwregels

43.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

43.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 44 Waarde - Archeologie Verwachtingswaarden

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie verwachtingswaarden aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. bescherming en veiligstelling van de middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarden;

44.2 Bouwregels

44.3 Afwijken van de bouwregels

44.4 Afwijken van de bouwregels

44.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

44.6 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 45 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 46 Algemene Bouwregels

46.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

  1. a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
  2. b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
  3. c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

46.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 47 Algemene Aanduidingsregels

47.1 vrijwaringszone - straalpad

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en) geldt, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' de volgende regel:

  1. a. Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de bestemmingbepalingen, mag de bouwhoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, niet meer bedragen dan 46 meter, gemeten in meters ten opzichte van NAP (= Normaal Amsterdams Peil), tenzij uit overleg met de straalpadbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van de straalverbinding geen bezwaar bestaat.

Artikel 48 Algemene Afwijkingsregels

48.1 Bevoegdheid

  1. 1. Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel Artikel 48 afwijken van de regels door:
  1. a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
  2. b. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
  3. c. het toestaan van geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
  4. d. het toestaan van in geringe mate, doch maximaal 5.00 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  5. e. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
  6. f. het toestaan van het oprichten van maximaal 30m² extra gebouwen voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;
  7. g. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
  1. i. de goothoogte van een gebouw maximaal 3.00 meter mag bedragen;
  2. ii. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50m² mag bedragen;
  3. iii. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10.00 meter mag bedragen;
  1. h. de hoogte van andere bouwwerken zijnde, te vergroten en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 10 m;
  2. i. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van maximaal 25.00 meter met dien verstande dat als het gaat om antennes naar het oordeel van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe voldoende is aangetoond;
  3. j. het overschrijden van de gevellijn door:
  1. i. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
  2. ii. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
  1. k. het toestaan van erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg met een maximaal bouwhoogte tot 1,5 meter;
  2. l. de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende bepalingen gelden:
  1. i. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
  2. ii. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  3. iii. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
  4. iv. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
  5. v. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huis verbonden activiteiten met een maximum van 50m²;
  6. vi. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
  7. vii. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5m² bij of aan de woning worden geplaatst;
  8. viii. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;

48.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 48.1 eerste lid genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast.In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

48.3 Beperking

De toepassing van de in artikel 48 genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

Artikel 49 Algemene Wijzigingsregels

49.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door:

  1. a. het verschuiven van de bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 meter waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd;
  2. b. het verruimen van de aangegeven bouwvlakken tot maximaal 5 procent van het bouwvlak waarbij de verruiming uitsluitend mag plaatsvinden binnen de bestemming waarop het bouwvlak betrekking heeft;
  3. c. het verschuiven van de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen waarbij de verschuiving niet meer mag bedragen dan 5 meter en de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.

49.2 Beperking

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 50 Overgangsrecht

50.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid a. met maximaal 10%.
  3. c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

50.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 51 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan

Vanwege de wettelijke plicht om bestemmingsplannen iedere 10 jaar te herzien, is voor de wijk Emmermeer te Emmen een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
Dit bestemmingsplan Emmen, Emmermeer heeft in de eerste plaats als doel de bestaande planologische situatie opnieuw vast te leggen. Ten tweede moet het bestemmingsplan de bestaande situatie voorzien van een adequaat en actueel ruimtelijk- en juridisch kader. Hierbij is gelet op de wensen en bebouwingseisen van deze tijd. Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan helder, eenduidig interpreteerbaar, handhaafbaar en toetsbaar moet zijn. Doordat nieuwe bestemmingsplannen eenvoudiger worden opgesteld, sluiten zij aan bij de doelstellingen van deregulering die het college zich heeft gesteld.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer ligt ten noorden van het centrum van Emmen. Emmermeer wordt aan de westkant begrensd door de es en het woonwagencentrum De Ark en aan de noord- en oostzijde geflankeerd door bosgebied. De Weerdingerstraat is de oostelijke grens van het plangebied. Voor de locaties waar in de nabije toekomst ontwikkelingen zijn voorzien - ten noorden van de Valtherzandweg en tussen de Valtherzandweg en de Kniphorststraat - is eerst nog aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan en de situatie zoals die aanwezig is of is geweest. Mochten de plannen hiervoor concreet genoeg zijn dan worden aparte planologische procedures gevolgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0001.jpg"

Figuur 1-1: De begrenzing van het plangebied Emmen, Emmermeer

1.3 Huidige Planologische Regelingen

Het voorliggende bestemmingsplan Emmen, Emmermeer vervangt 11 bestemmingsplannen geheel en 4 gedeeltelijk:

  1. 1. Emmen plan in hoofdzaak 1943, vastgesteld op 10-03-42 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 31-03-43 (kaartnummer 53.170);
  2. 2. Bestemmingsplan Emmen plan in hoofdzaak dorp Emmen, vastgesteld op 31-03-58 en gedeeltelijk goedgekeurd na beroep bij de Kroon bij besluit van 18-03-60 (kaartnummer 58.000);
  3. 3. Bestemmingsplan Emmen Part.herz. Emmermeer Nijverheidsstr, vastgesteld op 22-04-63 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 16-08-63 (kaartnummer 62.135);
  4. 4. Partiële herziening uitbreidingsplan in onderdelen Emmen-Emmermeer, vastgesteld op 27-01-64 en goedgekeurd op 02-10-64 door Gedeputeerde Staten (kaartummer 62-084A);
  5. 5. Partiële herziening uitbreidingsplan in hoofdzaak dorp Emmen "omgeving woonwagenkamp", vastgesteld op 24-10-1965 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 18-06-1965 (kaartnummer 64.118);
  6. 6. Bestemmingsplan Emmen Emmermeer Odoornerweg-Meerstraat vastgesteld op 27-09-65 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 26-07-66 (kaartnummer 64.126 +127);
  7. 7. Bestemmingsplan Emmen Emmermeer Varenkamp-Valtherzandweg, vastgesteld op 27-09-65 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 18-10-66 (kaartnummer 65.004);
  8. 8. Bestemmingsplan Emmen Emmermeer Nijverheidsstraat e.o., vastgesteld op 26-07-71 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 14-03-72 (kaartnummer 71.029);
  9. 9. Bestemmingsplan Emmen Emmermeer Polenstraat e.o, vastgesteld op 30-03-00 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 18-07-00 (kaartnummer 99.050);
  10. 10. Bestemmingsplan Emmen Emmermeer Valtherbosrand Oost, vastgesteld op 24-02-00 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 18-04-00 (kaartnummer 99.111);
  11. 11. Bestemmingsplan Emmen Emmermeer Trianthabuurt, vastgesteld op 26-09-02 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 26-11-02 (kaartnummer 01.110);

en de volgende bestemmingsplannen gedeeltelijk:

  1. 1. Bestemmingsplan Emmen u.i.o.(Emmermeer), vastgesteld op 24-02-58 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 10-10-58 (kaartnummer 57.200);
  2. 2. Bestemmingsplan Emmen Centrum-noord Noordeind, vastgesteld op 29-04-85 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 01-07-86 (kaartnummer 83.100);
  3. 3. Bestemmingsplan Emmen Centrum Spoorstede, vastgesteld op 31-01-02 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 27-08-02 (kaartnummer 99.217);
  4. 4. "Partiële herziening van de regels van diverse bestemmingsplannen van de gemeente Emmen ten aanzien van prostitutie- en escortbedrijven", vastgesteld op 29 maart 2001 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 12 juni 2001.

Naast bovenstaande bestemmingsplannen zijn in het verleden diverse bouwinitiatieven met een buitenplanse (ex art. 19 WRO) en binnenplanse (ex art. 15 WRO) vrijstellingprocedures mogelijk gemaakt. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer zullen de genoemde bestemmingsplannen en de vrijstellingen, voor zover zij vallen binnen het plangebied, rechtskracht verliezen en door het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer worden vervangen.

1.4 Opzet Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Waarbij de Nota van beantwoording onderdeel uitmaakt van de toelichting.Op de bestemmingsverbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de plantoelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

1.5 Overzicht Verricht Onderzoek

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. Daarnaast is er informatie gebruikt uit onderzoeken en adviezen die in een ander kader zijn uitgevoerd. De conclusies uit de volgende onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting.

  • Analyse archeologische waarden, E. van der Kuijl, 2010;
  • SAVE, Berekening variant emplacement Emmen, projectnr. 181034 090621-DB57, d.d. 11 juni 2009;
  • SAVE, Kwantitatieve risicoanalyse emplacement Emmen, projectnr. 0181034 90915-DB57, d.d. 10 september 2009;
  • Aanvulling kwantitatieve risicoanalyse;
  • Verontreinigde en verdachte locaties;
  • Analyse Landschap en Groen;
  • Architectuurgids Emmen;
  • Inventarisatie Emmermeer.
  • Advies verantwoording bestemmingsplan Emmermeer, Emmen , Hvd-drenthe
  • Onderzoek Externe Veiligheid bestemmingsplan Emmermeer, Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe;

Daarnaast is er voor de overige omgevingsaspecten een verkennende analyse gemaakt. De conclusies van deze analyse worden beschreven in hoofdstuk 3.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk Beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeemte Emmen 2020, veelzijdigheid troef

De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is op 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald deze zijn als volgt:

Landschap:
Versterken van het landschap door in te zetten op bebossing van de Hondsrug, het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik van de essen te vergroten.

Duurzaamheid:
Het benoemen van het uitgebreide kanalenstelsel en de beekdalen voor de berging van water. Specifiek betreft het hier de Buma Marchienawijk/ Sleenerstroom en het Schoonebeekerdiep. Het herstel van de beekdalen combineert de verbetering van de waterkwaliteit met noodberging, alsmede versterking van het landschap. Een tweetal gebieden is benoemd als mogelijk zoekgebied. De term 'mogelijk zoekgebied' betekent dat deze relatief onbebouwde gebieden een mogelijke toekomstige geschiktheid kennen voor de berging van water. Deze geschiktheid dient behouden te blijven, maar is alleen nodig indien scenario's met een verdergaande klimaatverandering hiertoe aanleiding geven.

Verkeer:
Voor de externe bereikbaarheid wordt ingezet op verdubbeling van de N34 (Emmen-Zuid tot Emmen-centrum) en de N862 en optimalisering van het spoor naar Zwolle en Twente.
Interne bereikbaarheid: opwaarderen van de Rondweg door de stroomfunctie te verbeteren en onderzoek doen naar de verbeteropties van de Hondsrugweg.

Werken:
Naast de geplande uitbreidingen tot 2015 zijn geen nieuwe uitbreiding van bedrijventerreinen. Voor woonwerkcombinaties is behalve op de Meerdijk op termijn ruimte langs de as naar Nieuw Amsterdam, op Pollux IV en in Emmer-Compascuum (mits passend binnen de milieucontouren). Voor kantoren en zorg ('cure') wordt aangesloten op bestaande plannen en locaties. Ingezet wordt op een verknoping van nieuwe en aanwezige leisurevoorzieningen. Voor wat betreft glastuinbouw vindt inzet plaats op herstructurering van oudere delen. Omstreeks 2012 wordt de ruimtevraag naar glastuinbouw opnieuw in beeld gebracht. Daarbij past ook bezinning op mogelijk andere functies in het Rundedal. Tenslotte de koers voor de landbouw: schaalvergroting in landbouwgebieden (zone 1 en 2 uit het POP) mogelijk maken in aansluiting op het landschap. Daar waar de landbouw in de knel komt wordt ingezet op altenatieven.

Wonen:
Vanuit de structuurvisie vindt aansluiting plaats op het bestaande bouwprogramma (zie ook woonplan). Voor fase 2 en 3 van de Delftlanden vindt een verbijzondering plaats en wordt gericht op meer landelijke en dorpse woonmilies. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op op wervende woonmilieus, te weten: water/lintwonen tussen Barger- en Emmer Compascuum, boswonen op de Hondsrug en erfwonen in het zuidelijk deel van de gemeente.

Voorzieningen:
Inzet op versterking van de centrumfunctie van Emmen en behoud bestaande ruimtelijke structuur niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke wijzigingsmomenten inzetten op versterking van de kwaliteit en efficiënte bundeling.

Veiligheid:
Emmen wenst een gemeente te zijn waarin een ieder veilig woont. Hier tegenover staat dat Emmen dé industriestad van het Noorden is en in de toekomst een gemeente wil blijven waarin economie, bedrijvigheid en werkgelegenheid hoog in het vaandel staan. Voor risicovolle activiteiten is ruimte op bedrijventerreinen Bargermeer, de Vierslagen en A37. Buiten de zoekgebieden op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen mag geen nieuwvestiging BEVI inrichtingen plaatsvinden. Met uitzondering van LPG-tankstations. Hiervoor wordt per locatie een beoordeling gemaakt in het kader van de daarvoor te voeren planologische procedure (conform het BEVI). Buiten de industrieterreinen staat de ambitie Veilig Wonen voorop. Hier heeft wonen de prioriteit boven (risicovolle) bedrijvigheid. Nieuwe ontwikkelingen in de vorm van (beperkt) kwetsbare objecten worden nadrukkelijk getoetst aan het aspect fysieke veiligheid. De vestiging van niet BEVI-inrichtingen kunnen in principe plaatsvinden buiten locatie 1 en 2 (uitzonderingen kunnen worden gevormd door branchegerelateerde inrichtingen), zie figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0002.jpg"
Figuur 2.1: Zoekgebied BEVI-inrichtingen

rode contour= Zoekgebied te vestigen BEVI- inrichtingen. De PR=10 -6 contour dient binnen eigen inrichtings-grens te blijven en dient binnen de PR=10-6 contour van het zoekgebied te blijven. Indien PR=10 -6 contour niet binnen de eigen inrichtingsgrens te houden is mag hier op de locaties 1 en 2 (op industrieterrein Bargermeer) onder voorwaarden van worden afgeweken, mits rekening gehouden wordt met de beperking die dit oplevert voor de gevstigde niet-BEVI inrichtingen.

2.1.2 Ruimtelijke waardenkaart

Een uitwerking van de gemeentelijke structuurvisie Emmen 2020, veelzijdigheid troef vormt de ruimtelijke waardenkaart. De ruimtelijke waardenkaart belicht de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden van het grondgebied van de Gemeente Emmen. De ruimtelijke waardenkaart biedt een beleidskader voor landschap en cultuurhistorie en vormt met de beleidsnota “Ruimtelijke Waardenkaart Emmen” de basis of 'onderlegger' voor het ruimtelijk beleid en beheer van de Gemeente Emmen. Andere waarden zoals de aardkundige, archeologische, ecologische en hydrologische waarden evenals monumenten worden in dit document beschreven waar zij samenhang vertonen met het cultuurhistorisch gevormde landschap.
De ruimtelijke waardenkaart is een interne beleidskader, welke richting geeft aan de inrichting van een gebied. De ruimtelijke waardenkaart hangt samen met regelingen op de gebieden als flora- en faunabescherming, archeologie, monumenten. Vastgestelde waarden binnen deze gebieden vinden hun juridische bescherming binnen de specifieke wettelijke kaders. In de RWK zijn de waarden op deze gebieden dan ook niet “opnieuw” vastgesteld maar in woord en beeld met elkaar in verband gebracht.”

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0003.png"

Figuur 2.2: Kaart ruimtelijke aspecten (Bron: Ruimtelijk waardenkaart)

In de omgeving van Emmermeer dienen de kwaliteiten van de Emmeres (aan de westzijde van het plangebied) en de ecologische structuur (aan de noord- en oostzijde) in stand te worden gehouden. Binnen het gebied zelf zijn geen ruimtelijke kwaliteiten aangeduid.

2.1.3 Woonbeleid

Het gemeentelijk woonbeleid is vastgelegd in het 'Woonplan Emmen - Actualisatie 2005' dat in mei 2007 door de raad is vastgesteld. Het inzetten op een bevolkingsgroei tot 120.000 inwoners in 2020 plus de realisatie van de bijbehorende woningvoorraad zijn belangrijke uitgangspunten. Het woonplan bevat richtinggevende woningbouwkaders voor de verschillende kernen in de gemeente. De kern Emmen heeft de grootste bouwopgave voor zowel uitbreiding, inbreiding als herstructurering. Senioren zijn een belangrijke en groeiende doelgroep, die zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen omgeving moet kunnen wonen. Naast nieuwbouw en geschikt maken van bestaande woningen draagt de ontwikkeling van zorgsteunpunten op strategische plekken in wijken en dorpen bij aan de realisatie van deze doelstelling. Dit gemeentelijk woonbeleid wordt in 2012 herzien. De ontwikkelingen op de woningmarkt en de verwachte toekomstige bevolkingsontwikkeling (krimp en vergrijzing) maken dat bijstelling van het beleid, inclusief de richtinggevende woningbouwkaders, nodig is. Er komt een groter accent te liggen op behoud en versterking van de kwaliteit van bestaande wijken en dorpen (inbreiding en herstructurering).

2.1.4 Welstandsbeleid

In december 2010 heeft de gemeenteraad van Emmende nieuwe welstandsnota 'Koers op Kwaliteit' vastgesteld. Er is gekozen voor verschillende welstandsniveaus, waardoor de regeldruk tot een minimum, wordt beperkt. Er zijn drie niveaus:

  1. 1. welstandsvrije gebieden, hier vallen bijvoorbeeld de woonwagencentra onder;
  2. 2. het basis welstandsniveau. Dit geldt in een groot deel van het plangebied;
  3. 3. het uitgebreide welstandsniveau. Dit geldt voor gebieden of objecten met een speciaal karakter, zoals de kern van Emmen.

Daarnaast zijn er nog gebieden te onderscheiden waar de welstand is geregeld via een beeldkwaliteitsplan.

In een groot deel van het plangebied geldt het basis welstandsniveau. Het beleid in deze gebieden is gericht op het bewaken van stedenbouwkundig samenhang. Er gelden criteria ten aanzien van de hoofdvorm, het gevelaanzicht en de erfafscheidingen. Voor Aireydorp-oost is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Hier gelden dus afzonderlijke welstandscriteria.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Tijdens haar vergadering van 2 juni 2010 heeft Provinciale Staten het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:

  1. 1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
  2. 2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
  3. 3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  4. 4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Deze zijn:

  1. 1. het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, veiligheid, naoberschap, menselijke maat, kleinschaligheid (Drentse schaal);
  2. 2. het behouden en versterken van de biodiversiteit door het realiseren van de Ecologische hoofdstructuur (EHS);
  3. 3. het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid;
  4. 4. het streven naar voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied voor landbouw, recreatie en toerisme en bedrijvigheid;
  5. 5. het ontwikkelen van een adequate strategie voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid;
  6. 6. het maken van bovenlokale afspraken over aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag;
  7. 7. het streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische of gebiedskenmerken waardoor de stedelijke centra gedifferentieerde blijven;
  8. 8. het ontwikkelen en behouden van robuuste stedelijke netwerken, waardoor de steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn;
  9. 9. de kwaliteit en kwantiteit van (grond)water;
  10. 10. het benutten van de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en -distributie en tevens het besparen van energie, het zorgvuldige gebruik van de ondergrond voor de energiewinning, de opslag van CO2, groen gas en aardgas en de energie-infrastructuur;
  11. 11. het creëren van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van de mobiliteit in samenhang met het creëren van betrouwbaarheid van (inter)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen door de lucht en over weg, spoor en water evenals de verknoping met de (inter)nationale netwerken;
  12. 12. de Ecologische Hoofdstructuur, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in landschaptypen;
  13. 13. het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie;
  14. 14. sport- en cultuurparticipatie en de infrastructuur die hiervoor nodig is.

Voor al deze zaken geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over gemeentelijke plannen indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt. In het geval van voorliggend bestemmingsplan is geen sprake van rechtstreekse invloed van de omgevingsvisie.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening

In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. Naast de vertaling van het rijks belang beschrijft de POV de provinciale belangen waarover de provincie duidelijkheid wil geven en of wil verankeren in op gemeentelijk niveau, middels overleg of anderszins. De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de verordening op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, SER ladder en milieu- en leefomgeving. Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. Waarbij deze elementen een rol spelen voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit (Bruisend Drenthe). De gemeente moet binnen de kaders van de Omgevingsvisie de kernkwaliteiten uitwerken naar hun ruimtelijke plannen. Ze zijn daarbij gebonden aan de kaders van het provinciaal beleid welke is neergelegd in de Omgevingsvisie en uitwerkingen zoals het Cultuurhistorisch Kompas en de beleidsnota Aardkundige waarden.Bij het opstellen van de cultuurhistorische hoofdstructuur beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas is gezocht naar een samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden. Aan de hand van deze structuren is de provincie opgedeeld in 10 deelgebieden. Emmen behoord tot deelgebied Emmen en haar Venen. De ambities behorende bij dit deelgebied richten zich op het behouden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp en es, waarbij de esdorpen en essen als een keten op de Hondsrug liggen, afgewisseld met scherp begrensde boswachterijen. Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route over de Hondsrug. Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. De belangrijkste opgave voor de Hondsrug is het ontwikkelen van een integraal gebiedsperspectief om de aantrekkelijkheid van het gebied als woon- en werkplek en toeristische trekker te waarborgen voor de toekomst.

Voor al genoemde zaken in de omgevingsvisie Drenhte en de POV geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over gemeentelijke plannen indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt. In het geval van voorliggend bestemmingsplan is cultuurhistorie een punt van aandacht daar Emmermeer is aangewezen als een wijk waarvan de waarden beschermt dan wel bewaakt, versterkt moeten worden.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Ruimtelijk beleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en januari 2012 in werking getreden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
Delen van de structuurvisie die de nationale ruimtelijke belangen borgen en die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur, de Amvb Ruimte (Barro). Ook is een planmilieueffectrapport (plan-MER) opgesteld.

Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen worden aan de andere overheden goed door hen worden behartigd. Het nieuwe Rijkstoezicht in de ruimtelijke ordening richt zich op het toezicht achteraf. Wanneer rijksdoelen en nationale belangen raken aan regionale opgaven, vraagt dit om heldere taakverdeling en samenwerkingsafspraken tussen de betrokken overheden.
Waar het Barro bepalingen bevat gericht op gemeentelijke bestemmingsplannen gaat het Rijk er vanuit dat deze doorwerking krijgen. Het Rijk zal tijdens het opstellen en vaststellen van bestemmingsplannen dan ook niet toetsen op een correcte doorwerking van nationale belangen. Daarnaast blijft het Rijk opkomen voor zijn directe belangen bij gemeentelijke en provinciale plannen vanuit de rol van weg- en waterbeheerder (Rijkswaterstaat), eigenaar van defensieterreinen (ministerie van Defensie) en voor projecten in het kader van de rijkscoördinatieregeling rond rijksinpassingsplannen op het terrein van de energie-infrastructuur (het ministerie van EL&I).
Voor het plangebied Emmen, Emmermeer geldt dat het ruimtelijke rijksbeleid directe invloed heeft op de inrichting van het plangebied doordat in de Rijksnota Kiezen voor Karakter, visie erfgoed en ruimte de wijk Emmermeer tezamen met de wijken Angelslo en Emmerhout zijn aangewezen als wederopbouwwijken welke van cultuurhistorisch belang zijn. Wat de directe invloed doorwerking van de visie op de wijk Emmermeer is, is op dit moment nog niet duidelijk omdat er nog geen overleg tussen de gemeente en het rijk aangaande dit onderwerp is geweest.

2.3.2 Kiezen voor Karakter, Visie erfgoed en ruimte - Wederopbouwgebieden

De Visie erfgoed en ruimte geeft aan hoe het rijk het onroerend cultureel erfgoed borgt in de ruimtelijke ordening, welke prioriteiten het kabinet daarbij stelt en hoe het wil samenwerken met publieke en private partijen. Vanuit een brede erfgoedvisie wordt ingezoomd op de meest actuele en urgente opgaven van nationaal belang. De visie is complementair aan de Structuurvisie infrastructuur en ruimte. De heersende opvatting in de visie is dat verankering van cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening vraagt om twee zaken. In de eerste plaats dient het belang van het cultureel erfgoed volwaardig mee te worden genomen in de integrale afweging van belangen die plaatsvindt ten behoeve van het goed functioneren van de ruimte. In de tweede plaats dient cultureel erfgoed dat van bijzondere betekenis is, te worden benoemd. Zo kan er op voorhand rekening mee worden gehouden in ruimtelijke plannen en ontwikkelingsprocessen

Op basis van onderzoek van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zijn 30 gebieden geselecteerd uit de periode 1940-1965 die van nationaal cultuurhistorisch belang zijn. De gebieden zijn beoordeeld op o.a. de kwaliteit van het oorspronkelijke plan c.q. ontwerp, de toenmalige ontwerpprincipes, de huidige stedenbouwkundige gaafheid en zeldzaamheid, de voorbeeldfunctie van ontwerp en uitvoering, het (inter)nationale belang en hun huidige cultuurhistorische waarde. Hierbij is onderscheid gemaakt naar drie typen gebieden: 1) de daadwerkelijk wederopgebouwde kernen / gebieden (herstel oorlogsschade), 2) naoorlogse woonwijken en 3) landelijk gebied (reconstructie na oorlogsschade, ruilverkavelingen en nieuw land) . De woonwijken Emmermeer, Angelslo, Emmerhout zijn oa op basis van de volgende fysieke kwaliteiten:

  • I. - compositie van 3 wijken rond bos in voormalig veengebied
  • II. - hiërarchisch stratenpatroon met centraal gelegen voorzieningenstroken
  • III. - experimentele woningbouw en ruime groenvoorziening

van nationale betekenis. Nav deze aanwijzing al wederopbouwgebied wordt in hoofdstuk vier van het bestemmingsplan kort de cultuurhistorie beschreven van de Emmermeer en wordt verwezen naar de bijlagen 6, 7 en 8 (Analyse Landschap en Groen, Architectuurgids, Inventarisatie Emmermeer).

2.4 Conclusie

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de gemeente rekening te houden met het rijksbeleid, het beleid van de provincie Drenthe en het opgestelde eigen beleid. De conclusie van de in dit bestemmingsplan Emmen, Emmermeer beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid direct door werkt in het plangebied. Het bestemmingsplan is niet in strijd met dit rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat het plangebied wel gelegen is in de nabijheid van het centrum van Emmen maar geen onderdeel uitmaakt van het centrum. Wel is de invloed van de binnenstad voelbaar aan de Weerdingerstraat. Deze weg is als het ware een scheidingslijn tussen de wijk Emmermeer en het centrum.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie En Monumenten

3.1.1 Algemeen

Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 ter uitvoering van het verdrag van Valetta gewijzigd. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.
Ter aanvulling op de wet heeft de provincie Drenthe aanvullend archeologiebeleid opgesteld. Op grond van dit beleid is geen archeologisch onderzoek vereist voor projecten waarbij minder dan 500 m2 grond wordt verstoord en daarbij de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:

  • het gaat om het totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwblok van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen;
  • de vrijstelling geldt voor gebieden met een lage (alleen beekdalen), middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde, zoals aangegeven op de IKAW, tenzij binnen een afstand van 50 meter een AMK-terrein aanwezig is;
  • de vrijstelling niet geldt voor bekende vindplaatsen die op de AMK van Drenthe staat aangegeven; uitzondering hierop zijn de historische kernen die op de AMK staan aangegeven als 'terrein van hoge archeologische waarde'. Voor deze terreinen is een vrijstelling van 70 meter² mogelijk.

Archeologisch onderzoek is niet vereist als het gaat om herbouw van een bouwwerk met dezelfde maatvoering als het oorspronkelijke bouwwerk, dat wil zeggen dat de funderingen dezelfde horizontale en verticale afmetingen hebben of wanneer werkzaamheden vergunningvrij kunnen worden uitgevoerd. Indien de provinciale omgevingsvergunningsbevoegdheid niet van toepassing is op de voorgenomen bodemverstoring moet door de veroorzaker een inventariserend archeologisch veldonderzoek wordt uitgevoerd. Dit onderzoek kan aangeven of het gebied vrij van archeologie is of dat er waarden zijn waar rekening mee dient worden gehouden. Totdat de Gemeente Emmen zelf onderbouwd archeologiebeleid heeft vastgesteld, is het provinciaal beleid van toepassing en verwoord in de regels.

3.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

Ten inventarisatie van de archeologische waarden in het plangebied is een analyse opgesteld. Deze analyse is opgenomen als bijlage 2 bij de toelichting. De onderstaande tekst vormt een vertaling van deze analyse.

3.1.3 Monumenten

Aan de Noordeind 21, aan de westzijde van het plangebied, bevindt zich een rijksmonument. Het betreft een boerderij uit de nieuwe tijd (1500 -1949) met een gevel die nog gedeeltelijk van vakwerk is en met dakschild op overstek. Dit monument wordt via de Monumentenwet beschermd en krijgt in het bestemmingsplan geen nadere aanduiding.

Daarnaast is een provinciaal monument te vinden aan Meerstraat 2. De rooms-katholieke Pauluskerk met aangebouwde pastorie is gebouwd in opdracht van de Paulusparochie naar een ontwerp van de Apeldoornse architect Jan G.A. van Dongen jr. in de periode 1948-1949 in een Byzantijns traditionele stijl. De pastorie en verbindingsgang stammen uit 1949. De kerk is gelegen midden in het groen op de hoek van de Weerdingerstraat en Meerstraat, in de as van de Meerdwarsweg. De kerk heeft de vorm van een Latijnse basiliek en is enig in zijn soort in Drenhte . De kerk is aangemerkt als provinciaal monument vanwege de cultuurhistorische waarde, als zijnde een uiterst vroeg voorbeeld van een naoorlogse rooms-katholieke kerk in Drenthe, en de eerste in Emmen na de hervorming, met een uitzonderlijke gaafheid van het ontwerp qua in- en exterieur. Bijlage 2 geeft alle monumenten binnen het plangebied nogmaals weer, zowel de gebouwen als archeologische monumenten.

3.1.4 Conclusie

Op basis van de historie van het plangebied en de gevonden voorwerpen worden aan het plangebied archeologische waarden toegekend. Het merendeel van het plangebied krijgt de dubbelbestemming Waarde- Archeologie verwachtingswaarde, in het zuidelijke puntje van het plangebied waar de oude kern van Emmen is gelegen krijgen de gronden de dubbelbestemming Waarde- Archeologie vastgestelde waarde. Het archeologische monument (een hunnebed) aan de zuidzijde van het plangebied wordt beschermd via de monumentenwetgeving. Hierdoor wordt deze net als de boerderij aan Noordeind 21 en de roomskatholieke Pauluskerk aan de Meerstraat 2 niet beschermd in het bestemmingsplan.

3.2 Demografische Gegevens

De bevolking van de kern Emmen is tussen 2003 en 2009 met 975 inwoners gegroeid. Deze groei is gerealiseerd in de uitbreidingswijken Parc Sandur en Delftlanden en in de bestaande wijken Barger-Oosterveld, Emmen-Centrum en Emmermeer. In de andere wijken van Emmen is de bevolking stabiel gebleven of gedaald.

3.2.1 Bevolkingsgegevens

Tussen 2000 en 2005 is het aantal inwoners van Emmermeer gedaald en vanaf 2006 is het aantal inwoners sterk gegroeid. Dit is te verklaren uit de groei van de woningvoorraad van 2.891 woningen in 2000 naar 3.150 in 2009. De onderstaande grafiek figuur 3.2 geeft de bevolkingsontwikkeling voor Emmermeer weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0005.png"

Figuur 3.2 : Bevolkingsontwikkeling Emmermeer 2000-2010 (peildatum 1 januari)
Bron: gemeente Emmen, GBA

3.2.2 Leeftijdsopbouw

In figuur 3.3 is de ontwikkeling van de bevolking naar leeftijd te zien. Wat opvalt is dat het aantal bewoners in bijna alle leeftijdsklassen is toegenomen; al dan niet voorafgegaan door een tijdelijke daling. De groepen 0-15 en 25-40 jaar zijn het meest gegroeid. Het aantal bewoners tussen 40-55 en 55-75 jaar is licht gedaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0006.png"

Figuur 3.3: Ontwikkeling bevolking naar leeftijdsklasse 2000-2009 (op 1-1)
Bron: gemeente Emmen, GBA

Wordt gekeken naar het aandeel van de onderscheiden leeftijdsgroepen in de wijkbevolking dan valt op dat ook het aandeel 0-15 en 25-40 jarigen is toegenomen. Het aandeel van de overige groep 15-25 jarigen vrijwel gelijk is gebleven. Het aandeel van de leeftijdsgroepen 40-55 en 55-75 is gedaald. Er heeft dus een verjonging van de bevolking plaatsgevonden, figuur 3.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0007.png"

Figuur 3.4: Leeftijdsopbouw naar leeftijdsklasse 2000, 2004 en 2009 (op 1 januari)

Bron: gemeente Emmen, GBA

3.2.3 Woningvoorraad en bouwprogramma

In de periode 2003-2008 is de woningvoorraad in Emmermeer gegroeid en vernieuwd. Op 1 januari 2009 stonden er 3.150 woningen in de wijk. Van de woningvoorraad was op 1 januari 2009 39,5% eigen woningbezit en 56,7 % in bezit van corporaties. Particuliere huurwoningen hebben een aandeel van 2,3%. Bijna 70% van de woningen in de wijk is grondgebonden (op 1-1-2008). Het meest voorkomende woningtype is de rijwoning. Het aandeel vrijstaand en twee-onder-een kap is klein. Iets minder dan een derde van de voorraad bestaat uit gestapelde bouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0008.png"

Figuur 3. 5: Woningvoorraad naar type op 1-1-2008
Bron: gemeente Emmen, afdeling FRO

Emmermeer is de oudste woonwijk van Emmen. In 1980 startte de stadsvernieuwing in de wijk, gevolgd door stedelijke vernieuwing vanaf de jaren 90. Gemeente en corporaties hebben fors geïnvesteerd in nieuwe woonmilieus. Delen van de wijk hebben dan ook een metamorfose ondergaan. In het kader van de wijkvernieuwing heeft Emmermeer ook voor de periode 2009-2014 een woningbouwopgave. Deze opgave moet bijdragen aan meer differentiatie in en vergroting van de woningvoorraad in de wijk. Een deel van deze opgave is gerealiseerd.

In mei 2009 is het 'Wijkprogramma Emmermeer 2009-2014'' (Emmen Revisited) vastgesteld. Woningbouw is een van de onderwerpen in dit programma. Op basis van dit wijkprogramma worden diverse projecten opgestart: een project 'Aan de bosrand' (projectmatige bouw en kavels), Sloop & nieuwbouw Hadderstraat en omgeving, Sloop & renovatie winkelcentrum fase 2 en 3, Wowace Valtherlaan (garanderen (fysieke) veiligheid), Sloop & nieuwbouw Kniphorststraat - Valtherzandweg, Kaveluitgifte Aireydorp Oost, Sloop & nieuwbouw Heidehiem.


Toekomstige ontwikkelingen

De wijk kent nog diverse ontwikkellocaties waar (mogelijk) ruimte is voor woningbouw.Het gaat om de volgende locaties: Hoek Odoornerweg / Valtherzandweg, Locatie voormalig Meerhoes, Hoek Warmeerweg / Harm Tiesingstraat, Voormalig Misker locatie, Oude gemeenteterrein (groen), Theo Bruning - Panstraat locatie, Bendienplein. V

Waar het gaat om toekomstige woningbouw en herstructurering is het nodig een woningmarktanalyse uit te voeren, zodat een goed programma ontwikkeld kan worden. Het gemeentebrede onderzoek "Wonen en leefbaarheid" dat in 2010 wordt uitgevoerd moet bouwstenen bieden voor de verdere uitwerking van het woningbouwprogramma voor Emmermeer.

3.3 Ecologie

3.3.1 Algemeen

Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (Ffw) de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Ffw is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Ffw tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. De Ffw heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de minister van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV) omgevingsvergunning te krijgen. omgevingsvergunningen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid wordt voldaan. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV.

In de Natuurbeschermingswet zijn de gebiedsbeschermende bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. In deze wet zijn natuurgebieden beschermd die:

  • van Europees belang zijn (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
  • van nationaal belang zijn (Beschermde Natuurmonumenten);
  • van mondiaal belang zijn voor (water)vogels (Wetlands).

De gebieden van Europees belang worden Natura 2000-gebieden genoemd. Voor activiteiten of projecten die negatieve effecten kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden, geldt een vergunningplicht. Hierdoor is een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor deze natuurgebieden. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden. Dit kunnen ook activiteiten zijn die buiten het gebied plaatsvinden. Deze kunnen namelijk ook een negatief effect hebben op een gebied, bijvoorbeeld door vermesting, verzuring, verdroging, geluids- of lichtoverlast.

Naast de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet is ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) het rijks- en provinciaal beleid van toepassing. Voor ontwikkelingen binnen de EHS geldt het ''nee, tenzij-principe''. Dit betekend dat er geen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden die de natuurlijke kenmerken van de EHS aantasten. Onder de voorwaarde van compensatie zijn er mogelijkheden tot omgevingsvergunning.

3.3.2 Toetsing bestemmingsplan

3.4 Fysieke Veiligheid

3.4.1 Algemeen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat in oktober 2004 van kracht werd, verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het Bevi.
Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Hulpverleningsdienst Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen.
Naast het Bevi is er ook de "Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006", de Ciculaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (vervalt per 31-07-12 of zoveel te eerder het Btev is vastgesteld) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De Nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Besluit transportroutes externe veiligheid welke wettelijk verankerd is om veiligheidszones om weg, vaarwegen en spoor uit te zetten. De nota sluit aan op het Bevi waarin het beleid over de afweging van de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving uiteengezet wordt.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt o.a. welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Van belang bij Buisleidingen is ook de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netten, WION, ook wel 'Grondroerdersregeling' (afspraken over graven), die per 1 juli 2010 officieel in werking is getreden. Alle gegevens over hogedrukaardgasleidingen binnen de gemeente kunnen op de provinciale risicokaart worden gevonden.
VROM heeft de Handboek buisleidingen in bestemmingslannen gepubliceerd, waarin praktische informatie en voorbeelden staan hoe buisleidingen in bestemmingsplannen opgenomen kunnen worden. Het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen dient als handleiding voor teksten in nieuwe bestemmingsplannen.

Vanuit de brandweer is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van (de gebouwen in) het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer . Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.4.2 Fysieke veilligheidssituatie

3.4.3 Verantwoording groepsrisico

De HVD Drenthe heeft recentelijk een advies verantwoording van het groepsrisico rondom het spooremplacement gegeven met betrekking tot de omgevingsvergunning (milieu). Ten aanzien van dit bestemmingsplan is met betrekking tot deze inrichting nogmaals een verzoek tot advies verantwoording gedaan. Tevens is tav de buisleiding in het plangebied om een beperkte advies verantwoording in het kader van het Bevb gevraagd, in bijlage 7 is het volledige advies verantwoording opgenomen.

Uit de conclusie van het verantwoordingsadvies blijkt dat de herziening van het bestemmingsplan
niet leidt tot een stijging van het groepsrisico. Daarnaast is het noemenswaardig dat het groepsrisico in het plangebied als gevolg van de buisleiding niet meetbaar is. Wel dient het bevoegd gezag bewust zijn dat door een leidingbreuk nabij het bestemmingsplan altijd een mogelijkheid bestaat dat meerdere mensen komen te overlijden als gevolg van het incident.

Het groepsrisico als gevolg van het spooremplacement overschrijdt de oriënterende waarde nipt. In het besluit omtrent de nieuwe WABO-beschikking van het emplacement moet bevoegd gezag een afweging maken over de hoogte van het groepsrisico. Omdat deze procedure met betrekking tot de nieuwe WABO-beschikking van het emplacement nog niet is afgerond kan daar nu niet op worden vooruitgelopen, maar er moet wel rekening mee gehouden worden.

De zelfredzaamheid in het plangebied, als gevolg van de buisleiding, is goed te noemen. Er worden in het invloedsgebied van de buisleiding geen groepen personen gehuisvest. Het plangebied biedt voldoende mogelijkheden om van de bron af te vluchten. De bereikbaarheid van het invloedsgebied van de buisleiding is redelijk. Het plangebied is van twee zijden te bereiken, via een half verharde weg. De te verwachten opkomsttijden van de hulpdiensten zijn volgens de norm (na verwachting binnen tien minuten). De primaire bluswatervoorzieningen in het plangebied zijn goed. In het plangebied is een goede dekking van brandkranen. De secundaire en tertiaire waterwinning is mogelijk via een open water op 2.500 meter. De bluswatervoorziening zal vanaf 2014 anders geregeld zijn, omdat de brandweer het bluswater dan meeneemt middels tankwagen. Een adequate dekking van vulpunten / secundaire water win plekken is daarmee nog niet bereikt. Het te verwachten aantal slachtoffers bij een leidingbreuk met ontsteking is maximaal vijf personen. Daarmee valt dit worstcasescenario binnen de mogelijkheden van de hulpverlening in Drenthe.

3.4.4 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. De "Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen, eisen m.b.t. veiligheid" opgesteld door brandweer Emmen is hierbij een hulpmiddel dat bij het toetsen van nieuwe ruimtelijke plannen gehanteerd dient te worden.

Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang:

  • Voor het bestrijden van een brand is de brandweer afhankelijk van een goede bluswatervoorziening. Conform de Wet op de Veiligheidsregio moet een gemeente zorgen voor een openbare bluswatervoorziening. Bij locaties waar geen toereikende openbare bluswatervoorziening kan worden aangelegd, zal de eigenaar moeten zorgen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening in overleg met de brandweer. Vanaf 1 januari 2014 gaat de brandweer gebruik maken van tankautospuiten en tankwagens, aangevuld met vulpunten voor de tankwagens als primaire bluswatervoorziening.
  • Op grond van de Wet op de veiligheidsregio (okt. 2010) is de HulpVerleningsdienst Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente.
    Er kan gesteld worden dat het plangebied grotendeels binnen de dekking van het WAS-stelsel gelegen is, zoals conform de handleiding voor het WAS-systeem.
  • het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdienst direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het gebied voldoet aan deze vereisten. Bij nieuwe ontwikkelingen, met name uitbreiding van de wijk, dient in een vroegtijdig stadium contact opgenomen te worden met de brandweer om te beoordelen of nog steeds aan de uitgangspunten wordt voldaan;
  • op 18 maart 2008 heeft het college het basisbrandweerzorg niveau vastgesteld. Besloten is dat een eerste brandweerenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens aangegeven dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden overschreden er in overleg met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende maatregelen getroffen dienen te worden. Gezien de ligging van het plangebied is de verwachting dat binnen 15 minuten en de landelijke normtijden het eerste uitrukvoertuig ter plaatse zal zijn;
  • Het advies van Hulpverleningsdienst Drenthe te hantern.

3.5 Milieu

In deze paragraaf worden vanuit een duurzame ruimtelijke ordening de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de (technische) onderzoeken met conclusies.

3.5.1 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is in het plangebied een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven en nagedacht over de bedrijfsactiviteiten die toelaatbaar zijn in het plangebied.

3.5.2 Vormvrije m.e.r.

In voorliggend bestemmingsplan Emmen, Emmermeer komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

3.5.3 Bodem

3.5.4 Geluid

3.5.5 Lucht

3.6 Waterparagraaf

3.6.1 Inleiding tot de waterparagraaf

Van groot belang voor de afstemming tussen waterhuishouding en de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument die moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. In het desbetreffende plangebied ligt in het beheersgebied van Waterschap Velt en Vecht.

In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem van Emmermeer is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik, maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale functies voor het plangebied gelden. In de beschrijving wordt ook ingegaan op de zogenaamde stedelijke wateropgave. De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan of besluit en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het besluit of plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen. De waterparagraaf sluit daarom af met richtlijnen ten behoeve van de nadere inrichting/ nieuwe ontwikkelingen in het plangebied.

3.6.2 Beleidskader

Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveau georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over grensoverschrijdende thema's. Het landelijk beleid is verwoord in de Vierde nota op de waterhuishouding en de Nota waterbeleid in de 21ste eeuw. Eind 2009 is de Vierde Nota op de waterhuishouding opgevolgd door het Nationaal Waterplan. Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid voor de periode 2009-2015. Het NWP beschrijft welke maatregelen genomen moeten worden om Nederland ook in de toekomst veilig en leefbaar te houden en om de (economische) kansen die water biedt te benutten. Uitgangspunt van het plan is het gegeven dat er meer ruimte voor water moet zijn, met als gedachteleidraad de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren. Met de overige overheden zijn afspraken gemaakt welke maatregelen genomen moeten worden om het watersysteem in de periode tot 2015 te verbeteren en op orde te houden. Deze maatregelen zijn samengevat in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling, klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water.
Eind 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet stelt integraal waterbeheer op basis van watersysteembenadering centraal en schept een kader voor de modernisering van het Nederlandse waterbeheer. De Waterwet sluit goed aan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, waardoor de relatie met het ruimtelijke omgevingsbeleid wordt versterkt. Door de nieuwe wetgeving kan niet alleen makkelijker worden ingespeeld op Europese waterrichtlijnen, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, maar ook op projecten waar de waterfuncties ook vanuit andere beleidsvelden worden beïnvloed. Denk hierbij bijvoorbeeld aan natuurbeheer en ruimtelijke ordening. Aanwijzing van Natura 2000 gebieden en het realiseren van de ecologische hoofdstructuur geven belangrijke randvoorwaarden voor de waterfuncties.
De nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: het Rijk voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht. Deze zorgplichten zijn sinds januari 2008 vastgelegd via de Wet gemeentelijke watertaken in de Wet op de waterhuishouding.
De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaars worden genomen. Via de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige consequenties en verwoorden dit in het wateradvies. De waterschappen hebben specifieke kennis over hun beheergebied en stemmen hun beleid af op de deze gebiedseigenschappen. Via de eerder genoemde Nationale- , Regionale- en lokale gebiedsakkoorden wordt het voorgestelde waterschapsbeleid met de overige belanghebbenden in het gebied bestuurlijk geborgd.
Als gemeente zullen we ervoor zorgen dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, we gaan verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de KRW. In de volgende paragrafen wordt dit voor Emmermeer uitgewerkt.

3.6.3 Ligging plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer ligt ten noorden van het centrum van Emmen. Emmermeer wordt aan de westkant begrensd door de Es en aan de noord- en oostzijde geflankeerd door bosgebied. De begrenzing van het bestemmingsplan is weergegeven in figuur 3.9.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0012.png"

Figuur 3.9: Gebiedbegrenzing van Emmermeer (bron: Gemeente Emmen)

3.6.4 Grondgebruik

Emmermeer is de oudste woonwijk van Emmen en ligt ten noorden van de oude dorpskern. De wijk heeft haar naam te danken aan een ondiep meer van ongeveer 40 ha dat op deze plek heeft bestaan. Na aanleg van het Oranjekanaal (rond 1850) liep het meer leeg. De laagste delen werden opgevuld met zand (de kampen) en geleidelijk als landbouwgebied in gebruik genomen. Vanaf ca. 1950 heeft is hier op grote schaal gebouwd en ontstond een woonwijk met ruim 10.000 inwoners. Rond 2000 is de wijk grotendeels gerevitaliseerd.

Emmermeer is ingericht als woonwijk met ruimte voor aanverwante functies (winkelcentrum, scholen en kleinschalige bedrijvigheid). Delen van het terrein worden momenteel heringericht of ontwikkeld. In figuur 3.10 is een overzicht opgenomen van het grondgebruik in Emmermeer en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0013.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0014.png"

Figuur 3.10: Situatie grondgebruik in Emmermeer en omgeving (bron:Velt en Vecht).

3.6.5 Bodemopbouw

De bodem ter plaatse van Emmermeer bestaat uit zandgronden met plaatselijk enige storende keileemlagen. De exacte bodemopbouw is niet gekarteerd (bestaand stedelijk gebied). Recent bodemkundig onderzoek bevestigd echter het geschetste beeld. Figuur 3.11 geeft een overzicht van de bodemopbouw in Emmermeer en omgeving .

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0015.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0016.png"

Figuur 3.11: Bodemopbouw in Emmermeer en omgeving (bron: website provincie Drenthe).

3.6.6 Hoogteligging

Figuur 3.12 geeft een beeld van de hoogteligging van het plangebied. Binnen het plangebied varieert de maaiveldhoogte tussen ca. NAP + 20,00 m en NAP + 22,00 m. Binnen het gebied zijn enkele ingesloten laagtes aan te wijzen. Rond de wijk Emmermeer liggen gebieden met een aanzienlijk hoger maaiveldniveau. In het oosten de Es met een maaiveldhoogte van NAP + 27,00 m. In het noorden en oosten loopt het maaiveld op tot NAP +25,00 m. Door deze situatie is het gebied gevoelig voor wateroverlast. Figuur 3.12 geeft de maaiveldhoogte ten opzichte van NAP in Emmermeer en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0017.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0018.jpg"

Figuur 3.12: Hoogtekaart in Emmermeer en omgeving (bron: AHN Nederland).

3.6.7 Grondwater

In figuur 3.13 is de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) in het gebied aangegeven. De grondwaterstanden liggen dieper dan 3,00 m beneden maaiveld. In de omgeving lopen de grondwaterstanden op tot 1,5 m beneden maaiveld. Figuur 3.14 laat de kwel en infiltratie situatie zien. Emmermeer wordt gekarakteriseerd als infiltratiegebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0019.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0020.png"

Figuur 3.13: Overzicht Gemiddeld hoogste Grondwaterstand (GHG) in Emmermeer en omgeving (bron: website provincie Drenthe).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0021.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0022.png"

Figuur 3.14: Overzicht voorkomen kwel en infiltratie (bron: website provincie Drenthe).

3.6.8 Waterhuishouding

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Velt en Vecht en valt binnen het stroomgebied Rijn-Oost. Figuur 3.15 geeft een overzicht van het stroomgebied van waterschap Velt en Vecht in Emmermeer en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0023.png"

Figuur 3.15: Overzicht afwatering in Emmermeer en omgeving. (bron: waterschap Velt en Vecht)

In Emmermeer is geen oppervlaktewater van betekenis aanwezig. Ontwatering geschiedt door infiltratie in de bodem en afvoer via het gemengde rioolstelsel. De laatste jaren is een infiltratievoorziening aan de (Boomstraat) aangelegd. De vijverpartij in het plantsoen aan de Meestraat en Haagjesweg is vergroot en heringericht. Ook is veelvuldig onderzoek naar de mogelijkheden voor ondergrondse infiltratievoorzieningen gedaan. Dit om een oplossing te zoeken voor de frequente wateroverlast in het gebied.

Emmermeer watert via het rioolstelsel af naar het Bargermeerkanaal. In het kanaal wordt een streefpeil van NAP 16,76 m gehanteerd.

De drooglegging (het niveau tussen maaiveld en oppervlaktewaterpeil) in geheel Emmermeer is voldoende. Wel zijn er enkele ingesloten lagere locaties aanwezig. Tijdens hevige neerslag kan hier overlast optreden, door oppervlakkig afstromend water.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0024.png"

Figuur 3.16: Infiltratievoorziening Boomstraat (bron: Google)

3.6.9 Stedelijke wateropgave

In het kader van het verkennend onderzoek naar de stedelijke wateropgave is voor Emmen+Emmermeer de conclusie dat de wateropgaaf ca. 32.000 m3 is. Als op grootschalige wijze extra oppervlak wordt afgekoppeld, dan loopt de opgaaf op tot 37.000 m3. Deze wateropgaaf is bedoeld om de verwachtte extra neerslag door veranderende klimatologische omstandigheden te kunnen bergen in het eigen watersysteem van het gebied. Hierdoor wordt extra belasting van het hoofdafvoersysteem voorkomen (vasthouden-bergen-afvoeren). De wateropgaaf is berekend voor de situatie met een overschrijdingsfrequentie van 1 keer per 100 jaar, waarbij rekening is gehouden met 10 % extra neerslag, om de gevolgen van klimaatverandering in beeld te brengen. In het kader van het Lokaal Bestuursakkoord Waterbeheer zijn afspraken gemaakt om zowel de huidige als de toekomstige waterbergingsbehoefte gezamenlijk uit te werken.

3.6.10 Riolering

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen.

Het rioolstelsel van Emmermeer bestaat overwegend uit een gemengd rioolstelsel. Dit rioolstelsel maakt deel uit van het hoofdrioolstelsel van Emmen. Via diverse interne stuwconstructies wordt tijdens neerslag regenwater 'getrapt' afgevoerd naar Emmen en vervolgens naar de RWZI. Deze stuwconstructies zijn aangebracht om meer berging in het rioolstelsel van Emmen te realiseren. Afvalwater en de inhoud van het rioolstelsel beneden de drempelhoogte van de stuwconstructies wordt via een pomp geloosd op het stelsel van Emmen centrum. Er is in Emmermeer geen externe riooloverstort aanwezig. Tijdens hevige neerslag is het enige overstortmogelijkheid de hoofdoverstort van Emmen Centrum op het Bargermeerkanaal.

Het rioolstelsel heeft een belangrijke taak in de afwatering van het gebied. Een andere oppervlaktewaterstructuur ontbreekt. Tijdens perioden met hevige neerslag is de afvoercapaciteit van het rioolstelsel onvoldoende. Hierdoor komt op diverse locaties in de wijk 'water op straat' voor, met soms ernstige overlast voor de bewoners tot gevolg. Dit probleem wordt versterkt, omdat het water via het maaiveld naar de laagst gelegen locaties in de wijk stroomt. Hier accumuleert het water met forse waterdieptes tot gevolg. Door deze situatie is het voorgekomen dat water in woningen is gestroomd. Bij enkele woningen werd een waterdiepte van enkele tientallen cm's gemeten.

3.6.11 (grond) Waterkwantiteit en -kwaliteit

Het plangebied Emmermeer maakt geen deel uit van een door de provincie aangewezen grondwaterbeschermingsgebied. Er zijn daarom geen beperkende eisen aan het grondgebruik gesteld. Emmermeer is echter geheel omsloten door gebieden met een natuurdoelstelling (EHS, Emmerduinen) of een grondwaterbeschermingsgebied (drinkwaterwaterwinning). Het is daarom belangrijk dat voorzichtig omgegaan wordt met het in de bodem infiltreren van regenwater, omdat op een deel van het terrein mogelijk minder schone oppervlakten aanwezig zijn.

Het gebied heeft als hoofdfunctie wonen. Voor deze functie is de drooglegging van belang. Minimaal is het nodig dat 1,20 m drooglegging aanwezig is (de drooglegging is de afstand tussen het oppervlaktewaterpeil en het bouwpeil). Bij deze drooglegging kan een goede grondwaterstand voor de functie in het gebied worden bereikt.

Het moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kortdurende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken.

Als gekozen wordt om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen, dan moet dit op zo'n manier worden gedaan dat hiervoor een robuuste, goed te onderhouden voorziening wordt aangelegd, die past binnen de gebruiksfunctie van het gebied en deel uit maakt van het bestaande waterhuishoudkundige systeem.

Voorkomen moet worden dat overgegaan wordt tot de aanleg van solitaire vijvers, zeer diepe watergangen of waterpartijen met een kwetsbaar, instabiel ecosysteem. Raakt de bergingsvoorziening vol, dan moet een zodanige escape worden aangelegd dat vervolgens het water snel en doelmatig kan worden afgevoerd naar een locatie waar het geen overlast veroorzaakt. Voor Emmermeer lijkt de beste mogelijkheid om te kiezen voor een systeem dat is ingericht om water, bij de kleinere regengebeurtenissen, te infiltreren in de bodem (vasthouden - bergen). Voor de zwaardere buien moet naast de infiltratiemogelijkheid een zodanige afvoermogelijkheid aanwezig zijn, dat bij dreigende overlast, overtollig water snel en efficiënt naar een bergingsmogelijkheid in de omgeving kan worden afgevoerd.

3.6.12 Richtlijnen ten behoeve van de nadere inrichting/ nieuwe ontwikkelingen

Water is belangrijk voor het welzijn van mens en dier. In bebouwd gebied vormt het tevens een belangrijk ordenend en esthetisch element. Om aan dit doel te voldoen is het belangrijk dat het water van goede kwaliteit is en voldoende zuurstof bevat. Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen er op moet worden gelet dat:

  • alleen water wordt aangelegd op plaatsen waar dit op natuurlijke wijze kan;
  • water verbonden is met de rest van het watersysteem;
  • er voldoende oeverbegroeiing is;
  • afstromend regenwater schoon is en blijft;
  • lozingen vanuit de riolering worden voorkomen.

De diepte van de grondwaterstand in het plangebied maakt het niet mogelijk dat zonder zeer diepe ontgravingen watervoerende sloten en vijvers kunnen worden gerealiseerd. Bij nieuwe ontwikkelingen is het daarom beter om niet te kiezen voor de aanleg van nieuwe waterpartijen, het aanleggen van droogliggende wadi's is een betere oplossing.

Regenwater heeft van nature een goede kwaliteit. Door allerlei oorzaken kan het verontreinigd worden en hiermee bodem en oppervlaktewater belasten. Het is daarom van belang om er in eerste instantie voor te waken dat regenwater verder wordt verontreinigd. Dat kan worden bereikt door de oppervlaktes waarop regenwater valt schoon te houden (bijv. wegen en parkeerterreinen) door geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken en rekening te houden met het gebruik van strooizout of het gebruik van uitlogende materialen.

Bij nieuwe ontwikkelingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat regenwater wordt gemengd met andere waterstromen. Denk bijvoorbeeld aan het mengen met huishoudelijk afvalwater in het gemengde rioolstelsel.

Regenwater van mogelijk verontreinigde oppervlakken mag in dit gebied niet worden geïnfiltreerd in de bodem of direct geloosd op het oppervlaktewater. Het moet op eigen terrein worden geborgen en vervolgens gedoseerd, via het vuilwater rioolstelsel naar de RWZI worden afgevoerd.

3.6.13 Grondwaterbeschermingsgebied

In de Provinciale Omgevingsverordening (POV) van de provincie Drenthe zijn onder andere waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden vastgelegd. Het plangebied van bestemmingsplan Emmermeer is op twee plaatsen (aan de zuid- en noordwestzijde) gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied (zie onderstaande figuur). Ten aanzien van het grondwaterbeschermingsgebied is een geen gebiedsaanduiding in het bestemmingsplan opgenomen. Dit om dat de POV voorziet in maatregelen ter bescherming van het grondwaterbeschermingsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0025.png"

Figuur 3.17: Grondwaterbeschermingsgebied nabij Emmermeer

3.7 Overige Belemmeringen

Vanuit noordelijke richting loopt er een straalverbinding het plangebied binnen. Dit legt een begrenzing op aan de maximale bouwhoogte (zie figuur 3.5). Om overschrijding van de bouwhoogte te voorkomen is er een gebiedsaanduiding in het bestemmingsplan opgenomen. De maximale hoogte ter plaatse van deze aanduiding wordt vastgelegd in de regels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0026.png"

Figuur 3.18 Straalverbinding (Uitsnede uit het voormalige Provinciaal Omgevingsplan

Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur

4.1 Ontstaansgeschiedenis/cultuurhistorie

Drooglegging Emmermeer

De wijk Emmermeer is één van de oudste woonwijken van Emmen. De wijk dankt zijn naam aan het circa 40 hectare grote meer dat in dit gebied lag.Het feit dat op deze plaats water aanwezig was heeft er toe bijdragen dat het omringende landschap een lange bewoningsgeschiedenis kent. (Zie bijlage 9 Analyse Landschap en Groen en hoofdstuk 3 van de toelichting).

Tussen 1853 en 1858 werd dwars door Drenthe het Oranjekanaal gegraven, toen de gravers het gebied ten oosten van Emmen bereikt hadden, bleek dat het waterpeil van het pas gegraven Oranjekanaal ten opzichte van het meer ten Noorden van Emmen veel lager was en het meer langzam leegliep. Er ontstond hierdoor een moerassig gebied.Nadat het meer was leeggelopen is het gebied ingericht als landbouwgrond, de zgn. kampen (Nijkampen).
De wegen in het drooggevallen gebied waren eerst nog vooral de zandwegen zoals Meerstraat (aanvankelijk Meerweg genoemd), Haagjesweg, Walstraat en de Nijkampenweg. De voormalige paden- en verkavelingstructuur van het gebied is tot op de dag van vandaag gedeeltelijk aanwezig. Dit geldt vooral voor de drie noord - zuid gerichte paden, de Meerstraat, de Nijkamperweg en Warmeerweg, de oost - west gerichte Valtherzandweg en Walstraat.
De doorgaande oost - west structuur van de Haagjesweg is gedeeltelijk doorbroken door de herinrichting van het winkelcentrum. Ook zijn enkele voormalige oost - west gerichte kavelgrenzen bij de bouw van de wijk verworden tot straten.


afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0027.png"

Figuur 4.1: Voormalige paden en kavelgrenzen

Voor 1900 al werd het noordwestelijke deel van Emmermeer 'De Haagsche Nieuwe Kamp' genoemd. Rond 1920 werden er in het gebied Emmermeer woningen gebouwd die werden verhuurd. Men noemde dit de gemeentewoningen. Deze stonden o.a. aan de Warmeerweg, de Nijkampenweg en de Valtherzandweg. Van een nieuwbouwwijk was toen nog geen sprake, daaraan werd zelfs nog niet gedacht. Langs de oude zandpaden in het gebied Emmermeer verschenen voor de Tweede Wereldoorlog steeds meer woningen. Er ontstond zelfs een buurtvereniging, met de naam Emmermeer. Er was echter nog geen sprake van een woonwijk Emmermeer. Pas in de periode 1948 - eind jaren '50 is de wijk Emmermeer gebouwd.

Naoorloogse ontwikkeling
In 1948 is begonnen met de bouw van de eerste woningen. Emmermeer is daarmee de oudste naoorlogse wijk van Emmen. De eerste woningen waren traditioneel van vormgeving en hadden een stuk grond voor het houden van dieren en het verbouwen van groente. Met de komst van de Enkalonfabriek in 1950-1951 naar de kern Emmen betekende voor Emmen dat afscheid genomen moest worden van het dorpse karakter. Met de Welschem-serie in de wijk Emmermeer werd in 1948 de rijenwoning in Emmen geintroduceerd, dit was voor de bewoners een hele overgang van de traditionele woning met lapje grond naar wonen in een rij. Enige jaren later volgde hoogbouwwoningen aan de Meerstraat en Warmeerweg. (Bron: Emmen de bouw van een aangename stad in het groen, P. Huygen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0028.png"

Foto 4.1: Luchtfoto Emmermeer, rond 1950/ 1955

Er werden voornamelijk huurwoningen gebouwd (woningwetwoningen) met drie of vier slaapkamers. De eerste woningen werden gebouwd aan de Harm Boomstraat. Al vrij snel gevolgd door de Van der Scheerstraat en de Lesturgeonstraat. Daarna volgde het grote plan Aireydorp die er heel anders uit kwam te zien dan de omgeving Boomstraat of Lesturgeonstraat. Juist deze gefragmenteerde manier van werken heeft de woonwijk Emmermeer een geheel eigen karakter gegeven. Doordat de wijk zonder overkoepelend stednbouwkundig masterplan is opgesteld is er min of meer spraken van een mozaïk van verschillende woon en bebouwingsvormen (zie figuur 4.2).

De wijk werd een laboratorium voor de architecten en stedenbouwkundigen. Er werden veel verschillende soorten woningtypen gebouwd, waar landelijk bekende architecten, zoals Arno Nicolaï (1914-2001), Van Tijen (1894-1974) en Romke Romke de Vries (1908-1997), en regionaal bekende architecten zoals de gemeentearchitecten Yme Sytse (Sytse) Dijkstra (geb.1918) en Thomas Strikwerda, werden aangetrokken (Bron: Architectuurgids emmen).Emmermeer onderscheidde zich van de meeste naoorlogse wijken die elders in Nederland ontstonden. De opzet was ruimer, met bomen en gazons, de architectuur was zeer afwisselend en ook de ligging, met aan de westzijde de es en aan de noord- en de oostzijde bos was zeer bijzonder. Eigentijdse beschouwers merkten wel eens op, dat Emmermeer 'een bepaalde stedebouwkundige aarzeling uitstraalde tussen tuindorp en industriestad', omdat er moderne woningtypen werden gebruikt in een zeer ruime verkaveling. Citaat in: Nannen 2000, p.14

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0029.png"

Figuur 4.2: Verschillende 'experimentele' woonprojecten in de wijk Emmermeer

De invulling van de wijk vond bloksgewijs plaats op terreinen die min of meer 'toevallig' in eigendom waren of aangekocht door de gemeente. Deze terreinen, compartimenten genoemd, werden door de bestaande paden- en verkavelingstructuur gevormd. Om een volgend bouwplan te kunnen starten kocht de gemeente telkens nieuwe stukken. De toegewezen compartimenten bepaalden mede de omvang van de projecten, maar zorgden tegelijkertijd ook voor 'restplekken'. Nadat Emmen een eigen stedenbouwkundige dienst kreeg (in 1951 werd de eerste stedenbouwkundige in dienst genomen), werden ook projecten toegewezen aan destijds landelijk bekend staande bureaus. Dit leidde ertoe dat er verschillende 'experimenten' plaatsvonden. Zoals experimenten met systeembouw. Er zijn diverse bouwsystemen te vinden, zoals Airey (arch. J.F. Berghoef), Welschen (arch. E.F. Groosman), MUWI (arch. Y.S. Dijkstra) en Bruynzeel. Men hoopte dat op deze wijze efficiënter en goedkoper gebouwd kon worden. (Bron:Architectuurgids emmen).

Emmermeer was in de jaren vijftig voor veel architecten en stedenbouwkundigen in ons land een interessante woonwijk. Op verschillende plaatsen in het gebied werden projecten uitgevoerd waarbij experimenten met woningen en woonbuurten niet werden geschuwd. De wijk kreeg een open en groen karakter. De veelal kleine complexen werden ontworpen door meerdere landelijk bekende architecten met als uitgangspunt een aantal woonexperimenten. Eén ander project betreft het opnemen van het landschap als uitgangspunt in het ontwerp. Het betreft het woningbouwproject aan de noordkant van de wijk, langs de Valtherzandweg.
Bij dit project is gekozen voor een Scandinavisch aandoende overgang van wonen naar bos. De woningen staan in de rand van het aangrenzende bos. De bomen werden zoveel mogelijk gespaard en ook de aanwezige hoogteverschillen werden zorgvuldig uitgebuit. Ook dit project was een 'experiment'. Hier was echter voor het eerst sprake van doelbewuste integratie van stedenbouw en woningarchitectuur. Het experiment diende ook als studie voor oplossingen in de volgende wijk Angelslo. Het cultuurhistorische belang van Emmermeer ligt in de diversiteit van de woningbouwprojecten en groenstructuren dan in het stedenbouwkundige totaalconcept en ontwerp.

De oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet van Emmermeer, de bloksgewijze invulling van deelprojecten met de oude paden- en kavelstructuur als basis, wordt door het openbaar groen versterkt. Enerzijds doordat het groen zich vooral manifesteert in de ruime straatprofielen van met name de historische wegen en paden. Anderzijds omdat ook bij het groen sprake is van een 'lappendeken' van groenveldjes verspreid over de wijk. De blokgewijze invulling heeft geleid tot een
aaneenschakeling van verschillende groenbeelden; van monumentaal groen tot stenig kaal. De verschillende herinrichtingen van het woningbestand mede geleid tot de herinrichting van het groen. Eén groenveldje, achter de huizen van de Nijkamperweg en Picardstraat, is ingericht met groentetuintjes. Hier ademt de nog dorpse sfeer van de begin jaren vijftig. Oorspronkelijk ademden ook de achterpaden tussen de woningen een dergelijke openbare groene sfeer. De toenemende behoefte aan privacy (schuttingen) hebben dit grotendeels teniet gedaan. Omdat in Emmermeer achterkanten van woningen veelal naar elkaar toestaan heeft deze ontwikkeling gelukkig weinig tot geen afbreuk gedaan aan het groene straatbeeld aan de voorzijde van de woningen.

Herstructurering en revitalisering
In de 50-er en 60-er jaren vond een sterke ontwikkeling van Emmermeer plaats. Veel gezinnen vestigden zich in de wijk, gevolgd door een groot aantal voorzieningen. Na 1970 kwam de ommekeer. De woningbouwprincipes van het begin werden achterhaald doordat deze niet meer voldeden aan de maatstaven van deze tijd. Te denken valt aan parkeren, te kleine woningen, en wateroverlast.De beter gesitueerden verruilden hun matige woningen in - met name het noordelijke gedeelte van - Emmermeer voor een aantrekkelijkere woning in een van de nieuwe wijken. De jaren daarna waren voor Emmermeer de jaren van de teruggang. In 1980 startte de stadsvernieuwing in Emmermeer. De focus lag hierbij op het verbeteren van de bouwtechnische staat van de woningen.
De stadsvernieuwing van de 80-er jaren werd opgevolgd door de stedelijke vernieuwing in de 90-er jaren. In Emmermeer is sinds het midden van de negentiger jaren veel verbeterd in de woningvoorraad. Door diverse partijen is gestart met het opknappen van de wijk. Projecten op het gebied van sloop/ nieuwbouw en renovatie hebben op divere plekken in de wijk geleid tot een nieuw aanzien. In het noordelijke gedeelte zijn verouderde woningen gesloopt en vervangen door moderne (eengezins) woningen met een ruime maat en een aantrekkelijke architectuur, waarbij de bestaande populatie bomen en hoogteverschillen zoveel mogelijk ingepast, delen van de wijk zijn geherstuctureerd en de wijk kent een nieuw winkelcentrum.

Rond de eeuwwisseling in 2000 zijn verschillende projecten in het kader van het programma Emmen Revisited uitgevoerd. Oude woningen die niet meer aan de huidige maatstaven voldeden werden gesloopt en vervangen door nieuwe woningen en flats met moderne vormen en kleuren een aantal staat nog op de nominatie om afgebroken te worden. Ook de flats aan de Warmeerweg zijn reeds afgebroken. In de nabije toekomst zullen nog meer huurwoningen in Emmermeer verdwijnen. Er is in tien jaar veel veranderd. De gemeente Emmen en Wooncom hebben hun grote plannen onder de naam Emmen Revisited waargemaakt (figuur 4.3 uit wijkprogramma Emmen Revisited 2009-2014). De veranderingen hebben er toe geleid dat er nieuwe groepen mensen in Emmermeer zijn komen wonen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0030.png"

Figuur en schema 4.3: projecten (uit wijkprogramma Emmermeer 2009-2014)

Projecten opgeleverd
(rood)
Projecten in voorbereiding / lopend (blauw) Nog te ontwikkelen locaties
(groen)
A - Schrageflat; woningverbetering Woonpluspakket
B - 104 units (tijdelijke) studentenhuisvesting
C - Sloop & nieuwbouw Valtherbospark
D - Sloop & nieuwbouw Aan de Bosrand
E - Sloop & uitgifte kavels
F - Sloop & nieuwbouw De Langestraat e.o.
G - Renovatie E-E straat
H - Renovatie Nijkampenweg
I - Sloop & nieuwbouw Wolfsklauw / Beentepol + aanpassingen doelgroep
J - Renovatie huurwoningen
K - Nieuwbouw begeleid wonen
L - Sloop & nieuwbouw winkelcentrum fase 1
M - Nieuwbouw Meerstede
N - Sloop & nieuwbouw Haagstede
O - Renovatie MuWi – Clarissebuurt
P - Sloop & nieuwbouw Ravenswaaystraat
Q - Sloop & nieuwbouw Flintstraat
A - Sloop & nieuwbouw Valtherlaan e.o.
B - Sloop & nieuwbouw Hadderstraat e.o.
C - Sloop & renovatie winkelcentrum fase 2 en 3
F - Wowace Valtherlaan; garanderen (fysieke) veiligheid
G - Sloop & nieuwbouw Kniphorststraat – Valtherzandweg
H - Kaveluitgifte Aireydorp Oost
I - Sloop & nieuwbouw Heidehiem
A - Hoek Odoornerweg / Valtherzandweg
B - Locatie voormalig Meerhoes
C - Hoek Warmeerweg / Harm Tiesingstraat
D - Voormalig Misker locatie
E - Oude gemeenteterrein (groen)
F - Theo Bruning - Panstraat locatie
G - Bendienplein

4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur

In de voorgaande paragraaf werd al gewezen op het diverse karakter van de wijk. Omdat de gemeente één voor één de gronden heeft moeten verwerven, is de wijk min of meer bloksgewijs tot stand gekomen. Dit heeft geresulteerd in een lappendeken waar verschillende bouwvormen aanwezig zijn. In de wijk komen voornamelijk grondgebonden woningen voor (zie figuur 4.2). Op een aantal plaatsen is tevens gestapeld bouw aanwezig. De voorzieningen, detailhandelsfuncties en overige centrumbebouwing is onregelmatig over de wijk verspreid (bijlage 12 inventarisatie Emmermeer).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0031.png"

Figuur 4.4: Verschillende soorten bebouwing

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0032.png"

Figuur 4.5: Variatie in bouwhoogtes

4.3 Verkeersstructuur

De belangrijkste gebiedsontsluitingsroutes voor de auto worden gevormd door de Odoorneweg en de Weerdingerstraat in noordelijke richting en de Hondsrugweg in zuidelijke richting. De Odoorneweg sluit uiteindelijk aan op de N34, de provinciale weg richting Assen en Groningen. De Weerdingerstraat leidt richting Stadskanaal en Ter Apel. De Hondsrugweg voert langs het centrum en geeft verbinding met de zuidelijk gelegen wijken en de bedrijventerreinen van Emmen.

De interne ontsluitingsstructuur volgt in belangrijke mate de oorspronkelijkewegen en paden. De Meerstraat en de Warmeerweg hebben bijvoorbeeld nog een belangrijke ontsluitende functie in noordelijke en zuidelijke richting. De meeste interne wegen zijn ingericht als 30 km-weg.

4.3.1 Parkeren

Parkeren vindt voor een belangrijk deel plaats in de openbare ruimte. Meestal in langsparkeerplaatsen in de straat. Bij de vrijstaande woningen in het zuiden en zuidwesten van de wijk zijn vaker parkeerplaatsen op het eigen perceel aanwezig.

4.4 Groen- En Waterstructuur

Groen

Net als bij de stedenbouwkundige opzet van de wijk, is ook voor wat betreft de groenstructuren sprake van een grote diversiteit (zie figuur 4.6). Deze invulling is ontstaan door de bloksgewijze ontwikkeling van de wijk met verschillende deelprojecten (zie paragraaf 4.1). Het cultuurhistorisch belang van de groenstructuren bestaat daarom meer gelegen in de verschillende deelprojecten, dan in een overkoepelend stedenbouwkundig plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0033.png"

Figuur 4.6: Groenstructuur van de wijk Emmermeer

Bij verschillende projecten in de wijk zijn de oorspronkelijke boselementen ingepast. Een goed voorbeeld vormt het gebied langs de Valtherzandweg, waarbij de bomen zorgvuldig zijn ingepast en de overgang naar het bos in stand gehouden. Deze aanpak vormt het uitgangspunt voor toekomstige (her)ontwikkelingen in de wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0034.png"

Figuur 4.7 Situatie aan de Valtherzandweg

Op een aantal plaatsen zijn er nog herkenbare lineaire structuren aanwezig die zijn te relateren aan oorspronkelijke kavelpatroon. In veel gevallen gaat het om monumentale beplanting (zie figuur 4.7 en 4.8). Onder andere langs de uitvalswegen zijn deze lineaire structuren nog goed te herkennen. In bijlage 5 bij de toelichting worden meer voorbeelden van lineaire beplantingsstructuren in de wijk weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0035.png"

Figuur 4.8 Monumentale groenstructuren

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0036.png"

Figuur 4.9 Voorbeeld van een monumentale groenstructuur

Aan de andere kant zijn er ook delen van de wijk waar er weinig van het monumentale groen is overgebleven. Er zijn ook straten zonder enig openbaar groen (zie figuur 4.10). Hier is het beeld zeer stenig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0037.png"

Figuur 4.10 Gebied zonder Groenvoorzieningen

Groenveldjes van enig formaat liggen verspeid door de wijk en zijn in veel gerelateerd aan voorzieningen als scholen en buurtcentra. Ten westen van het winkelcentrum is een gebied ingericht als wijkparkje. Structurerende (openbare) groenelementen worden voorzien van de bestemming 'Groen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0038.png"

Figuur 4.11 Groenvlakken in Emmermeer

In sommige gevallen is de overgang tussen openbaar en privégroen niet duidelijk zichtbaar. Bij herontwikkeling van gebieden vormt een goede overgang van openbaar naar privegroen een randvoorwaarde. Een voorbeeld van de bij de bebouwing mee ontworpen gebouwde- en groene erfafscheidingen zijn te vinden in de nieuwbouw Aireydorp en Valtherbosrand.

Water

Van een waterstructuur in het plangebied is nauwelijks sprake. Als belangrijkste oppervlaktewaterelement kan de vijver in het wijkparkje worden genoemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0039.png"

Figuur 4.12 Vijver in het wijkparkje

De vijver is in 2004 opnieuw ingericht, zodat het meer als waterberging zou kunnen functioneren. Echter deze inrichting voldeed niet volledig reden dat in 2011 een nieuwe inrichting van het water heeft plaats gevonden, hierbij is voor de vijver een betonnen bak geplaatst. Het water van de wijk wordt niet naar deze bak gevoerd maar wordt afgevoerd via een infiltratieriolering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0040.png"

Figuur 4.13: Herinrichting wijkparkje, water, sport en spel

In de waterparagraaf (paragraaf 3.6) is een analyse gemaakt van het watersysteem in het plangebied. Voor een nadere beschrijving van de groen- en waterstructuur wordt verwezen naar bijlage 5 bij de toelichting.

4.5 Wijkvisie En Ontwikkelingsmogelijkheden

In de afgelopen jaren hebben verschillende herstuctureringsprojecten in de wijk plaatsgevonden. Dit proces is nog niet afgerond, waardoor nieuwe projecten nog zullen volgen (figuur 4.14).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0041.png"

Figuur 4.14: Herstructurering

In dit bestemmingsplan wordt in beginsel geen nieuwe uitbreidingsruimte voor woningen en herstructurering opgenomen. Voor het gebied Aireydorp zijn procedures doorlopen. Deze zijn in het bestemmingsplan overgenomen. Voor de herstructurering van de woningen van de Valtherlaan en omgeving zijn plannen in de maak. Omdat de inrichting van dit gebied echter nog niet duidelijk is, is dit buiten het bestemmingsplan gelaten.

Toekomstige ontwikkelingen zullen via een aparte ruimtelijke procedure worden geregeld. Hiervoor geld als uitgangspunt dat de bestaande groene structuren gehandhaafd moeten worden en bij voorkeur versterkt (figuur 4.15)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0042.png"

Figuur 4.15:Onderverdeling cultuurhistorie in compartimenten

Dit geldt eveneens voor de bebouwingsstructuren in kleine afzonderlijk blokken. Bij de herstructurering van de ruimte mag het oude opgeknapt/ vervangen worden mits dit een verbetering of versterking van de bestaande structuren wordt (figuur 4.16). Dit sluit aan bij de gedachte van de Visie Erfgoed en ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0043.png"

Figuur 4.16:Cultuurhistorie in Emmermeer

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit bestemmingsplan is het actualiseren van het geldende planologische regime, waarbij het vastleggen van de bestaande situatie het belangrijkste uitgangspunt is. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008" van het ministerie van VROM.
Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.

5.2 Inventarisatie

De inventarisatie van het plangebied heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Begonnen is met het bekijken en vergelijken van de vigerende bestemmingsplannen met de meest recente topografische ondergrond en luchtfoto. Hierbij is gelet op veranderingen van de topografische ondergrond en luchtfoto ten op zichten van het vigerende bestemmingsplan.
Daarna is het gebied ter plekke geïnventariseerd en opmerkelijke en sterk afwijkende zaken zijn vervolgens nader onderzocht. Op basis van al deze gegevens zijn bestemmingen toegekend en zijn de verbeelding en de planregels opgesteld.

5.3 Toelichting Op De Verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.4 Toelichting Op De Regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologisch/ ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is. Voor elke bestemming is afzonderlijk een bestemmingsregel opgenomen. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplanregeling met 51artikelen.

Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Als daar aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld.

Bouwregels

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee worden gereguleerd. Hoofdgebouwen moeten altijd worden gebouwd binnen een daarvoor aangeduid bouwvlak. Uitgangspunt voor de bebouwing is de bestaande voorgevel, die is vastgelegd door middel van de aanduiding 'gevellijn'. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Voor wat betreft de maatvoering, vormen de bestaande goot- en bouwhoogte het uitgangspunt. Waar het wenselijk is om het huidige bebouwingsbeeld in stand te houden zijn tevens aanduidingen opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken of de kapvorm van daken.
Flexibiliteit

Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het bestemmingsplan zijn de volgende flexibiliteitregelingen opgenomen:

  • Afwijkingen van de bouwregels;
  • Afwijkingen van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro.

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijking van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkgregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning.
Met de nadere eisenkunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.
Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor de afwijken en de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:
1. Woonsituatie:
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op:
i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
iv. het uitzicht;
v. de aanwezigheid van voldoende privacy.
2. Straat- en bebouwingsbeeld:
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);
ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
iii. gevelbeelden;
iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
v. de hoogtedifferentiatie;
vi. de situering van gebouwen op het perceel;
vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt.
3. Culthuurhistorie
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;
4. Verkeersveiligheid
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:
i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;
iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.
5. Sociale veiligheid
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:
i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
i. aanwezigheid van kwetsbare objecten;
ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
7. Milieusituatie:
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:
i. de mate van hinder voor de omliggende functies;
ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;
iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.

Figuur 5.1: Beoordelingscriteria afwijkingen en nader eisen

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

Staat van inrichtingen

In diverse bestemmingsplanregels van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar een staat van inrichtingen. Hierin zijn de toegestane vormen van bedrijvigheid in het plangebied opgenomen. Deze staat van inrichtingen is ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2009. Op basis van deze lijst is voor het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld.

Bescherming van waarden
Om bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/ of cultuurhistorische/ archeologische waarden te beschermen is in de volgende regels een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen:'Agrarisch', 'Bos', 'Waarde - Archeologie Vastgestelde waarde en 'Waarde - Archeologie Verwachtingswaarde'.Daardoor wordt de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden. Het stelsel biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst.

Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle aanlegvergunningen aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.

Opzet regels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden enkele in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Behalve de eerste twee begrippen zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Zij zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Waar nodig zijn begrippen toegevoegd, weggelaten of anderszins aangepast, afgestemd op de lokale situatie.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.4.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.

5.4.3 Dubbelbestemmingen

Het plangebied Emmen, Emmermeer kent 3 dubbelbestemmingen te weten Leiding-Gas, Waarde- Archeologie- Vastgesteldewaarde en Waarde- Archeologie Verwachtingswaarde. Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke bestemmingen voor één (deel van een) gebied. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.
Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen die horen bij dubbelbestemmingen. Door deze dubbelbestemmingen worden beperkingen opgelegd aan onderliggende (hoofd) bestemmingen. In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming is opgenomen.

Artikel 42 Leiding - Gas

De dubbelbestemming Leiding-Gas is bedoeld om de leidingen te beschermen tegen invloeden van buitenaf zoals bijvoorbeeld werkzaamheden. Net buiten het plangebied is een regionale gastransportleiding (N-522-51-KR-007 met een diameter van ten hoogste 4 inch en een werkdruk van tot en met 40bar), aanwezig. Een klein deel van de belemmeringstrook van de gasleiding, ter hoogte van het Valterbospad, ligt in het plangebied.De ligging alsmede de aan te houden afstand ten opzichte van de leidingen zijn op de verbeelding aangegeven.

Waarde- Archeologie

Op basis van de cultuurhistorie van het plangebied en de gevonden voorwerpen in het plangebied worden aan het plangebied archeologisch waarden toegekend. Op de verbeelding zijn de gebieden waar archeologische vondsten zijn gedaan met de dubbelbestemming Artikel 43 Waarde - Archeologie vastgestelde waarden en Artikel 44Waarde - Archeologie verwachtingswaarden aangegeven. Voor deze gebieden geldt dat bij verstoring altijd een ( bureau)onderzoek uitgevoerd dient te worden. In het gebied komt een wettelijk beschermde archeologisch monument voor. Voor dit monumenten geldt dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de vergunning verleent op grond van de Monumentenwet 1988 en dat de bestemmingsplanregels dus niet van toepassing zijn op dit archeologisch terrein archeologisch monumenten voor en daarom niet op de verbeelding zijn opgenomen.Voor de dubbelbestemmingen Waarde geldt dat bestemmingen een wijzigingsbevoegdheid kennen, waarin overeenkomstig artikel 3.6 van de Wro Burgemeester en Wethouders de dubbelbestemming kunnen laten vervallen of alsnog aan de gronden de dubbelbestemming kunnen toekennen.

Zowel de dubbel bestemming Leding- Gas als de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie vastgestelde waarden en Waarde - Archeologie verwachtinggegeven een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Door het opnemen van een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in de bestemming kan de uitvoering van bepaalde activiteiten aan bepaalde voorwaarden gebonden worden. Met een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen dus geen extra gebruiksmogelijkheden aan een bestemming worden toegevoegd. Voor de gebruiksmogelijkheden blijft de doeleindenomschrijving het kader. Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamhedenen aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.

5.4.4 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 45 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouw- of omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 46 Algemene bouwregels

In artikel 46 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt. Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een vijftal onderwerpen in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

Artikel 47 Algemene aanduidingsregels

Aan de hiervoor genoemde enkelbestemmingen is ten behoeve van het straalpad de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' opgenomen. Deze aanduiding werkt naast de onderliggende enkelbestemmingen door op de gronden die zijn aangeduid. De aanduiding is opgenomen ter bescherming van functies die niet direct zichtbaar zijn in het gebied, maar wel van invloed zijn op de inrichting van de omgeving.

Artikel 48 Algemene afwijkingsregels

Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10 %. De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

Artikel 49 Algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is geregeld in de Wro.

5.4.5 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 50 Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

Artikel 51 Slotregel

In de Slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer ".

5.5 Handhaving

De verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van het bestemmingsplan ligt bij de gemeente. De basis voor een werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een goede registratie van verleende vergunningen.
Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een nauwgezette inventarisatie plaats gevonden van de feitelijke situatie. De bestaande ruimtelijke situatie is in dit bestemmingsplan opnieuw vastgelegd. Daarnaast heeft bestaand beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan eigentijds, beter toepasbaar en goed naleefbaar geworden.
Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en burger ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.
De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld, waarin wordt aangegeven hoe de handhaving van het bestemmingsplan opgepakt wordt. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Dit betekent dat niet tegen alle illegale situaties wordt opgetreden maar tegen zaken met een uitstralend effect. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college, dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft.
Ongeacht de wijze waarop handhaving van het bestemmingsplan vorm krijgt geldt voor de gemeente geldt als eerste prioriteit de aanpak van calamiteiten met een levensbedreigend karakter, waarbij men moet denken aan instortings- en brandgevaar en asbestvervuiling. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Betrokkenheid

6.1 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Inspraak

Het college heeft het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het houden van een inloopbijeenkomst.

6.1.1 Overleg

Het concept- ontwerpbestemmingsplan wordt voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners. De ontvangen adviezen en reacties worden vervolgens gebundeld in een Nota van Beantwoording. In deze nota wordt het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. De Nota van Beantwoording is opgenomen als bijlage bij het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer.

6.1.2 Inloopbijeenkomst

Op 7 juli 2011 is een inloopbijeenkomst, in Meerstede, Nijkamperweg 73 gehouden. Tijdens deze middag konden geïnteresseerden kennisnemen van het bestemmingsplan en eventueel op het plan reageren. Diverse geïnteresseerden hebben het bestemmingsplan bekeken en tijdens de bijeenkomst zijn 2 schriftelijk reactie gegeven. De reacties zijn meegenomen bij het op te stellen ontwerpbestemmingsplan. In de nota van beantwoording behorende bij dit plan (bijlage 1)zijn de reacties en de beantwoording door de gemeente opgenomen.

6.2 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan

Met behulp van ingezonden inspraak- en overlegreacties wordt een ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan wordt vervolgens 6 weken terinzage gelegd. Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 29 februari 2012 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens de termijn van de terinzage legging is 1 zienswijze ingekomen.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.
Het voorliggende bestemmingsplan Emmen, Emmermeer betreft een actualisatie van diverse oude bestemmingsplannen. Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten door de gemeente worden gerespecteerd. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Aan het bestemmingplan zijn behoudens het opstellen van het bestemmingsplan dan ook geen kosten verbonden. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval in z'n geheel gedekt uit het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor het actualisering van bestemmingsplannen. Het kostenverhaal is dus anderszins verzekerd, waardoor vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.

Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen

Bijlage 1 Staat van inrichtingen

Bijlage 1 Nota Van Beantwoording

Bijlage 1 Nota van beantwoording

Bijlage 2 Analyse Archeologie

Bijlage 2 Analyse Archeologie

Bijlage 3 Monumentenlijst Gemeente Emmen Juni 2011 Emmermeer

Bijlage 3 Monumentenlijst gemeente Emmen juni 2011 Emmermeer

Bijlage 4 Kwantitatieve Risicoanalyse Spoorwegemplacement

Bijlage 4 Kwantitatieve risicoanalyse spoorwegemplacement

Bijlage 5 Aanvulling Kwantitatieve Risicoanalyse

Bijlage 5 Aanvulling kwantitatieve risicoanalyse

Bijlage 6 Ev Onderzoek Bestemmingsplan Emmermeer

Bijlage 6 Ev onderzoek bestemmingsplan Emmermeer

Bijlage 7 Advies Verantwoording Groepsrisico Bestemmingsplan

Bijlage 7 Advies verantwoording groepsrisico bestemmingsplan

Bijlage 8 Verontreinigde En Verdachte Locaties

Bijlage 8 Verontreinigde en verdachte locaties

Bijlage 9 Analyse Landschap En Groen

Bijlage 9 Analyse Landschap en Groen

Bijlage 10 Rapportage Emmermeer Water

Bijlage 10 Rapportage Emmermeer water

Bijlage 11 Architectuurgids

Bijlage 11 Architectuurgids

Bijlage 12 Inventarisatie Emmermeer

Bijlage 12 Inventarisatie Emmermeer