KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf - Milieucategorie 2
Artikel 5 Bos
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Horeca - 1
Artikel 8 Maatschappelijk
Artikel 9 Sport
Artikel 10 Tuin
Artikel 11 Verkeer - Verblijf
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen - Vrijstaand
Artikel 14 Wonen- Vrijstaand 1
Artikel 15 Wonen- Vrijstaand 2
Artikel 16 Wonen- Woonwagenstandplaats 1
Artikel 17 Wonen- Woonwagenstandplaats 2
Artikel 18 Waarde- Archeologie Monument
Artikel 19 Waarde- Archeologie Waardevolgebied
Hoofdstuk 3 Algemene Bepalingen
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Bouwregels
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregel
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Huidige Planologische Regelingen
1.4 Opzet Bestemmingsplan
1.5 Overzicht Verricht Onderzoek
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Gemeentelijk Beleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Rijksbeleid
2.4 Conclusie
Hoofdstuk 3 Onderzoeken
3.1 Archeologie En Monumenten
3.2 Demografische Gegevens
3.3 Ecologie
3.4 Fysieke Veiligheid
3.5 Milieu
3.6 Waterparagraaf
Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur
4.1 Ontstaansgeschiedenis
4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur
4.3 Verkeersstructuur
4.4 Groenstructuur
4.5 Wijkvisie En Ontwikkelingsmogelijkheden
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan
5.1 Algemeen
5.2 Inventarisatie
5.3 Toelichting Op De Verbeelding
5.4 Toelichting Op De Regels
5.5 Handhaving
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Betrokkenheid
6.1 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen
6.2 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen Emmen, De Ark
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording
Bijlage 2 Waterpargraaf De Ark
Bijlage 3 Inventarisatie En Analyse Van Het Landschap Woonwagencentrum De Ark.
Bijlage 4 Archeologische Waarden In De Gemeente Emmen, Hfst 17 Steekproefrapport 2005-6/3

Emmen, De Ark

Bestemmingsplan - gemeente Emmen

Vastgesteld op 29-09-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Emmen, De Ark van de gemeente Emmen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML- bestand NL.IMRO.0114.2009060-0701 met de bijbehorende regels en bijlagen behorende bij het plan;

1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:

het, met behoud van de woonfunctie, gebruik van een gedeelte van een woning of een daarbij behorend bijgebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken of het zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon. De ruimtelijke uitwerking of uitstraling van het aan huisgebonden bedrijf of beroep moet met de woonfunctie in overeenstemming zijn.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererf:

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het (hoofd)gebouw is gelegen;

1.7 achtergevel:

gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;

1.8 agrarische gronden/ agrarisch grondgebruik:

gronden welke gebruikt worden voor het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.9 ander(e) bouwwerk(en):

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.10 andere werk(en):

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.11 archeologisch waardevolgebied:

een door het rijk aangewezen gebied en of element (AMK) waarvan geconstateerd is dat zich in en of op de bodem, met het oog op de bewoningsgeschiedenis, beschermingswaardige en door mensen gemaakte voorwerpen en of sporen van de vroegere samenlevingen bevinden;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingsgrens:

een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;

1.14 bedrijf:

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid;

1.15 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) personen, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.17 begane grond:

de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;

1.18 bestaand:

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.19 bestaande bebouwing:

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een aan- of uitbouw en aangebouwd en/of vrijstaand bijgebouw;

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 cultuurhistorische waarden:

een aangewezen gebied en of element met toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.30 dierenweide:

een weide/grasland waar dieren worden gehouden, al dan niet verzorgd en bezichtigd;

1.31 ecologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde , gekenmerkt door een samenhangend geheel van onderling elkaar beïnvloedende mensen, planten, dieren en omgeving;

1.32 erf:

het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel;

1.33 erker:

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 geometrische plaatsbepaling:

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.36 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.37 gevellijn:

de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;

1.38 groenvoorziening:

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.39 hoofdgebouw:

gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.40 horeca:

een bedrijf, inrichting waar bedrijfsmatig dranken en/ of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en /of waarin berijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.41 horeca-1:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven zoals een sportkantine;

1.42 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak (geomorfologisch, hydrologisch, ecologisch, cultuurhistorisch en landschappelijk-esthetische);

1.43 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale- en maatschappelijke dienstverlening, waaronder: gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/ kinderopvang, onderwijs, religie, openbare dienstverlening, culturele voorzieningen, verenigingsleven, voorzieningen voor sport en sportieve recreatie, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.44 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;

1.45 overkapping:

een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);

1.46 perceelsgrens:

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.47 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.48 serre:

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaand uit een lichte constructie met een overwegend transparante uitstraling;

1.49 staat van inrichtingen

een lijst van bedrijven bevattende informatie over de bedrijven die zijn toegestaan binnen het plangebied; De lijst is als bijlage bij de voorschriften opgenomen;

1.50 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.51 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.52 voorerf:

gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw gelegen is;

1.53 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

1.54 waterlopen:

een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;

1.55 woning vrijstaand:

een grondgebonden woning waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naast gelegen hoofdgebouwen;

1.56 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.57 wooneenheid:

afzonderlijk bewoonbaar gedeelte van een voor wonen (mede) bestemd gebouw; e;

1.58 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.59 woonwagencentrum:

terrein waar mensen in woonwagens of gelijkwaardige bebouwing wonen;

1.60 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is;

1.61 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.62 zijerfscheiding:

een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 de bebouwing op de verbeelding:

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 de bebouwingspercentage:

een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 het peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische gronden;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. toegangswegen in- en uitritten;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Bedrijf - Milieucategorie 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf- milieucategorie 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven tot en met milieucategorie 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde staat van inrichtingen, bijlage 1, met uitzondering van risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar, geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer en vuurwerkbedrijven;
  2. b. bedrijfsgebouwen;
  3. c. bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;
  4. d. bijgebouwen bij de bedrijfswoning;

met de daarbij behorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. toegangswegen in- en uitritten;
  3. g. parkeervoorzieningen;
  4. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, dit behoudens het toegestane;

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

  1. a. door de bestemming Bedrijf - milieucategorie 2 na bedrijfsbeëindiging wijzigen de bestemming Wonen-Vrijstaand, zoals opgenomen in artikel Artikel 13 Wonen - Vrijstaand;

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos, inclusief recreatief medegebruik;
  2. b. singelbeplanting;
  3. c. water;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. fiets- en voetpaden;

met bijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken;
  2. g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen(voorziening);
  2. b. water;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. sport- en speelgelegenheden;
  3. e. fiets- en voetpaden;
  4. f. toegangswegen in- en uitritten.
  5. g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de tot groen bestemde gronden ten behoeve van parkeren;

Artikel 7 Horeca - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een horeca-inrichting categorie 1;

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de horeca-inrichting categorie 1 als hogere categorie horeca-inrichting;

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. berging;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. horeca-1 (kantine) ten dienste van de bestemming;
  3. e. sport- en speelgelegenheden;
  4. f. fiets- en voetpaden;
  5. g. toegangswegen in- en uitritten;
  6. h. parkeervoorzieningen;
  7. i. groenvoorzieningen;
  8. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de horeca-1 (kantine) ten dienste van de bestemming als zelfstandige horeca-inrichting categorie 1;

Artikel 9 Sport

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport, sportvelden en sportterreinen;
  2. b. clubgebouwen, materiaalruimte en kleedruimten;
  3. c. tribunes;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. horeca-1 (sportkantine) ten dienste van de bestemming;
  3. f. sport- en speelgelegenheden;
  4. g. toegangswegen in- en uitritten;
  5. h. parkeervoorzieningen;
  6. i. groenvoorzieningen;
  7. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de horeca categorie 1(sportkantine) als zelfstandige horeca categorie 1;

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 11 Verkeer - Verblijf

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer- Verblijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
  2. b. erven en pleinen;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. kunstwerken en waterwerken;
  3. e. sport- en speelgelegenheden;
  4. f. fiets- en voetpaden;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. oevers en beplanting;

met de bijbehorende:

  1. d. nutsvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Artikel 13 Wonen - Vrijstaand

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Vrijstaand aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

13.4 Afwijken van de bouwregels

13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als hoofdgebouw;

13.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 14 Wonen- Vrijstaand 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Vrijstaand 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een bijgebouw als hoofdgebouw;

14.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 15 Wonen- Vrijstaand 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Vrijstaand 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen
  2. b. woonwagenstandplaatsen;
  3. c. bijgebouwen;
  4. d. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. toegangswegen in- en uitritten;
  3. g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

15.4 Afwijken van de bouwregels

15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een bijgebouw als hoofdgebouw;

15.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 16 Wonen- Woonwagenstandplaats 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Woonwagenstandplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonwagenstandplaatsen;
  2. b. een berging ter plaatse van de bouwaanduiding bijgebouwen;
  3. c. bijgebouwen;
  4. d. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. toegangswegen in- en uitritten;
  3. g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

16.4 Afwijken van de bouwregels

16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een bijgebouw als hoofdgebouw;

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 17 Wonen- Woonwagenstandplaats 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Woonwagenstandplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonwagenstandplaatsen;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

17.4 Afwijken van de bouwregels

17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een bijgebouw als hoofdgebouw;

17.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 18 Waarde- Archeologie Monument

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie monument aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. bescherming en veiligstelling van bekende archeologische waarden.

18.2 Bouwregels

18.3 Afwijken van de bouwregels

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 19 Waarde- Archeologie Waardevolgebied

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie waardevolgebied aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Bepalingen

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Bouwregels

21.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

  1. a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
  2. b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
  3. c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;

21.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels

22.1 Luchtvaartverkeerzone- laagvliegroute

Ter plaatse van de aanduiding Luchtvaartverkeerzone- laagvliegroute zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een laagvliegroute.

22.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud en herstel van de kwaliteit van het grondwater.

Artikel 23 Algemene Afwijkingsregel

23.1 Bevoegdheid

  1. 1. Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel 23 afwijken door:
  1. a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
  2. b. voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
  1. i. de goothoogte van een gebouw maximaal 3.00 meter mag bedragen;
  2. ii. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 meter² mag bedragen;
  3. iii. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10.00 meter mag bedragen.
  1. c. geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
  2. d. het in geringe mate, doch maximaal 5.00 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  3. e. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  4. f. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
  5. g. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  6. h. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van maximaal 15.00 meter met dien verstande dat:
  1. i. als het gaat om antennes naar het oordeel van burgemeester en wethouders te noodzaak daartoe voldoende is aangetoond.
  1. i. het overschrijden van de gevellijn door:
  1. i. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
  2. ii. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 meter² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen.

23.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 23 eerste lid genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast.In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  2. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Emmen, De Ark.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan

In de huidige situatie maakt woonwagencentrum de Ark onderdeel uit van het bestemmingsplan Buitengebied, Emmen. Om het woonwagencentrum in de toekomst goed te kunnen beheren is gekozen om voor deze locatie een eigen bestemmingsplan op te stellen. Dit bestemmingsplan Emmen, De Arkheeft in de eerste plaats als doel dat het woonwagencentrum een bestemmingsplan krijgt waarin de bestaande planologische situatie wordt vastgelegd. Ten tweede moet het bestemmingsplan de bestaande situatie voorzien van een adequaat en actueel ruimtelijk- en juridisch kader. Hierbij is gelet op de wensen en bebouwingseisen van deze tijd. Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan helder, eenduidig interpreteerbaar, handhaafbaar en toetsbaar moet zijn.
Doordat nieuwe bestemmingsplannen eenvoudiger worden opgesteld, sluiten zij aan bij de doelstellingen van deregulering die het college zich heeft gesteld.

1.2 Ligging Plangebied

Aan de noordwestelijke rand van de kern Emmen is woonwagencentrum De Ark gelegen. Het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, De Ark ligt ten westen van de wijk Emmermeer. Het plangebied zelf wordt in het westen begrensd door de Reeweg waarna het buitengebied van Emmen volgt (zie figuur 1.1).
Bij het bepalen van de grens van het plangebied is zoveel mogelijk de overgang tussen de bebouwing en het buitengebied in acht genomen. Het fietspad tussen de Reeweg en de Odoornerweg is in het noordenwesten de grens en de Odoornerwegin het noordoosten, in het zuiden wordt de grens bepaald door de Sluisvierweg (zie figuur 1.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0001.png"

Figuur 1-1: Ligging plangebied in Emmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0002.png"

Figuur 1-2: Indicatie begrenzing plangebied.

1.3 Huidige Planologische Regelingen

Het voorliggende bestemmingsplan Emmen, De Ark vervangt 2 bestemmingsplannen gedeeltelijk:

  1. 1. " Buitengebied gemeente Emmen", vastgesteld op 16-07-87 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 01 maart 1988 (kaartnummer 84.250);
  2. 2. "Partiële herziening van de regels van diverse bestemmingsplannen van de gemeente Emmen ten aanzien van prostitutie- en escortbedrijven", vastgesteld op 29 maart 2001 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 12 juni 2001.

Daarnaast zijn in het verleden diverse bouwinitiatieven met een buitenplanse (ex art. 19 WRO) en binnenplanse (ex art. 15 WRO) vrijstellingprocedures mogelijk gemaakt. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Emmen, De Ark zullen de genoemde bestemmingsplannen en de vrijstellingen, voor zover zij vallen binnen het plangebied, rechtskracht verliezen en door het bestemmingsplan Emmen, De Ark worden vervangen.

1.4 Opzet Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de plantoelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

1.5 Overzicht Verricht Onderzoek

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Emmen, De Ark zijn diverse onderzoeken verricht. In deze paragraaf worden ze kort benoemd. De conclusies uit de onderzoeken zijn verwerkt in de toelichting.Ten behoeve van het bestemmingsplan zijn de volgende onderzoeken verricht:

  • Archeologische Waarden in de Gemeente Emmen, Een Archeologisch en Historisch bureauonderzoek, Steekproefrapport 2005-6/3, hoofdstuk 17;
  • Watertoets;
  • Inventarisatie en analyse van het landschap en de groenstructuur Woonwagencentrum de Ark, HHvB adviesburo voor tuin-en landschapsinrichting, december 2009.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk Beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef

De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald deze zijn als volgt:

Landschap:
Versterken van het landschap door in te zetten op bebossing van de Hondsrug, het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik van de essen te vergroten.

Duurzaamheid:
Het benoemen van het uitgebreide kanalenstelsel en de beekdalen voor de berging van water. Specifiek betreft het hier de Buma Marchienawijk/ Sleenerstroom en het Schoonebeekerdiep. Het herstel van de beekdalen combineert de verbetering van de waterkwaliteit met noodberging, alsmede versterking van het landschap. Een tweetal gebieden is benoemd als mogelijk zoekgebied. De term 'mogelijk zoekgebied' betekent dat deze relatief onbebouwde gebieden een mogelijke toekomstige geschiktheid kennen voor de berging van water. Deze geschiktheid dient behouden te blijven, maar is alleen nodig indien scenario's met een verdergaande klimaatverandering hiertoe aanleiding geven.

Verkeer:
Voor de externe bereikbaarheid wordt ingezet op verdubbeling van de N34 (Emmen-Zuid tot Emmen-centrum) en de N862 en optimalisering van het spoor naar Zwolle en Twente.
Interne bereikbaarheid: opwaarderen van de Rondweg door de stroomfunctie te verbeteren en onderzoek doen naar de verbeteropties van de Hondsrugweg.

Werken:
Naast de geplande uitbreidingen tot 2015 zijn geen nieuwe uitbreiding van bedrijventerreinen. Voor woonwerkcombinaties is behalve op de Meerdijk op termijn ruimte langs de as naar Nieuw Amsterdam, op Pollux IV en in Emmer-Compascuum (mits passend binnen de milieucontouren). Voor kantoren en zorg ('cure') wordt aangesloten op bestaande plannen en locaties. Ingezet wordt op een verknoping van nieuwe en aanwezige leisurevoorzieningen. Voor wat betreft glastuinbouw vindt inzet plaats op herstructurering van oudere delen. Omstreeks 2012 wordt de ruimtevraag naar glastuinbouw opnieuw in beeld gebracht. Daarbij past ook bezinning op mogelijk andere functies in het Rundedal. Tenslotte de koers voor de landbouw: schaalvergroting in landbouwgebieden (zone 1 en 2 uit het POP) mogelijk maken in aansluiting op het landschap. Daar waar de landbouw in de knel komt wordt ingezet op alternatieven.

Wonen:
Vanuit de structuurvisie vindt aansluiting plaats op het bestaande bouwprogramma (zie ook woonplan). Voor fase 2 en 3 van de Delftlanden vindt een verbijzondering plaats en wordt gericht op meer landelijke en dorpse woonmilieus. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op op wervende woonmilieus, te weten: water/lintwonen tussen Barger- en Emmer Compascuum, boswonen op de Hondsrug en erfwonen in het zuidelijk deel van de gemeente.

Voorzieningen:
Inzet op versterking van de centrumfunctie van Emmen en behoud bestaande ruimtelijke structuur niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke wijzigingsmomenten inzetten op versterking van de kwaliteit en efficiënte bundeling.

Veiligheid:
Emmen wenst een gemeente te zijn waarin een ieder veilig woont. Hier tegenover staat dat Emmen dé industriestad van het Noorden is en in de toekomst een gemeente wil blijven waarin economie, bedrijvigheid en werkgelegenheid hoog in het vaandel staan. Voor risicovolle activiteiten is ruimte op bedrijventerreinen Bargermeer, de Vierslagen en A37. Buiten de zoekgebieden op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen mag geen nieuwvestiging BEVI inrichtingen plaatsvinden. Met uitzondering van LPG-tankstations hiervoor wordt per locatie een beoordeling gemaakt in het kader van de daarvoor te voeren planologische procedure conform het BEVI. Buiten de industrieterreinen staat de ambitie Veilig Wonen voorop. Hier heeft wonen de prioriteit boven (risicovolle) bedrijvigheid. Nieuwe ontwikkelingen in de vorm van (beperkt) kwetsbare objecten worden nadrukkelijk getoetst aan het aspect fysieke veiligheid. De vestiging van niet BEVI-inrichtingen (beperkt kwetsbare inrichtingen) vindt in principe buiten locatie 1 en 2 en buiten de PR=10-6 contouren plaats (uitzonderingen kunnen worden gevormd door branchegerelateerde inrichtingen), zie figuur 2-1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0003.jpg"
Figuur 2-1: Zoekgebied BEVI-inrichtingen

rode contour= Zoekgebied te vestigen BEVI- inrichtingen. De PR=10-6 contour dient binnen eigen inrichtings-grens te blijven en dient binnen de PR=10-6 contour van het zoekgebied te blijven. Indien PR=10-6 contour niet binnen de eigen inrichtingsgrens te houden is mag hier op de locaties 1 en 2 (op industrieterrein Bargermeer) onder voorwaarden van worden afgeweken, mits rekening gehouden wordt met de beperking die dit oplevert voor de gevstigde niet-BEVI inrichtingen.

Het thema landschap is voor wat betreft de omgeving van de Ark van toepassing. Hierbij wordt gedacht aan verbetering van de verbinding tussen stad en essen. Waarbij zichtbaarheid, toegankelijkheid en gebruiksmogelijkheden worden vergroot. Voor de Emmer- en Schimmer es is de karakteristieke openheid leidend. De structuurvisie gaat uit van behoud en versterking van beide essen, waarbij de agrarische functie zoveel mogelijk gehandhaafd blijft en recreatief medegebruik wordt versterkt. Daar waar landbouw niet meer mogelijk is, wordt gezocht naar vormen van agrarische verbreding. De huidige openingen aan de stadszijde worden gebruikt als groen overgangsgebied tussen stedelijk gebied en es. Een enkel kleinschalig initiatief, zoals bijvoorbeeld een theehuis annex infocentrum, is hierbij onder voorwaarden van ruimtelijke inpassing denkbaar.

2.1.2 Ruimtelijke waardenkaart

De ruimtelijke waardenkaart belicht de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden van het grondgebied van de Gemeente Emmen. De kaart is opgesteld ten behoeve van het buitengebied, hierdoor ligt het accent op de waarden in buitengebied, maar komen de in het onderliggende waarden in de kernen ook aanbod. De ruimtelijke waardenkaart biedt een beleidskader voor landschap en cultuurhistorie en vormt met de beleidsnota “Ruimtelijke Waardenkaart Emmen” de basis of 'onderlegger' voor het ruimtelijk beleid en beheer van de Gemeente Emmen. Andere waarden zoals de aardkundige, archeologische, ecologische en hydrologische waarden evenals monumenten worden in dit document beschreven waar zij samenhang vertonen met het cultuurhistorisch gevormde landschap.
De ruimtelijke waardenkaart is een intern beleidskader, welke richting geeft aan de inrichting van een gebied. De ruimtelijke waardenkaart hangt samen met regelingen op de gebieden als flora- en faunabescherming, archeologie, monumenten. Vastgestelde waarden binnen deze gebieden vinden hun juridische bescherming binnen de specifieke wettelijke kaders. In de RWK zijn de waarden op deze gebieden dan ook niet “opnieuw” vastgesteld maar in woord en beeld met elkaar in verband gebracht. De Ruimtelijke Waardenkaart schetst de volgende gewenste ontwikkelingen die van belang zijn voor het landschap en de groenstructuur van De Ark (zie figuur 2-2):

  • versterken van de resterende escomplexen als open, ongedeelde ruimten;
  • herstellen context archeologische vindplaatsen/ waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0004.jpg"

Figuur 2-2: Escomplex.
Bron: Ruimtelijke Waarden Kaart, gemeente Emmen.

2.1.3 Woonbeleid

In het Woonplan Emmen 2020 is in 2002 een beleidslijn geformuleerd ten aanzien van woonwagenbewoning en wonen op een standplaats. Destijds is gekozen voor de beleidslijn waar bij normalisatie voorop stond. Een woonwagen is sinds het opheffen van de Woonwagenwet een erkende woonvorm en de specifieke overheidsbemoeienis met woonwagenbewoners is komen te vervallen.
In lijn met deze normalisatiegedachte is in 2005 een intentieovereenkomst getekend door de gemeente en de 3 corporaties werkzaam binnen de gemeente Emmen, om te komen tot overdracht van eigendom en beheer van de huurwoonwagens, huurwoningen en woonwagenstandplaatsen in de gemeente.
In de actualisatie van het Woonplan Emmen 2020, 'Woonplan Emmen - Actualisatie 2005' (vastgesteld mei 2007) is een actiepunt opgenomen om een beleidswijziging t.a.v. deze specifieke woonvorm voor te bereiden. Hierbij gaat men uit van normalisatie, herinrichting van de centra en overdracht aan corporaties. Dit omdat vanuit de bijgestelde volkshuisvestelijke benadering betreffende het bieden van passende woonmilieus, inspelen op leefstijlen en maatwerk aan woonwensen het een logische stap is om beleidsmatig een nuancering aan te brengen in het woonwagenbeleid. Met de normalisatie en herinrichting van de centra, is het goed om vanuit het Woonvisiebeleid, de keuze te maken voor vraaggericht specifiek beleid. Waarbij de gemeente inspeelt op de specifieke behoefte aan alternatieve woonvormen, o.a. het wonen in een wagen. Vraaggericht specifiek beleid is met de normalisatie en de huidige kijk op woningmarktprocessen en woonbeleid, een logische herijking van het woonwagenbeleid.

'Woonplan Emmen - Actualisatie 2005' wordt in 2012 herzien. De ontwikkelingen op de woningmarkt en de verwachte toekomstige bevolkingsontwikkeling (krimp en vergrijzing) maken dat bijstelling van het beleid nodig is. Er komt een groter accent te liggen op behoud en versterking van de kwaliteit van bestaande wijken en dorpen (inbreiding en herstructurering), waarbij de woonwagencentra als normale wijk zullen worden beschouwd.

2.1.4 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie beoordeeld bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandcriteria opgenomen in de Welstandsnota. Donderdag 16 december 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.
Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden geldt de zogenaamde basis welstand. Alleen voor gevels die te zien zijn vanaf de openbare weg of het openbaar gebied is een welstandstoets nodig. Voor winkelcentra, het centrum van Emmen, monumenten, bijzondere gebouwen en locaties geldt uitgebreide welstand. Dit wil zeggen dat alle zijden van het gebouw moeten voldoen aan de welstandseisen.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 2 juni 2010 is het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:

  1. 1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
  2. 2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
  3. 3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  4. 4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Deze zijn:

  1. 1. het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, veiligheid, naoberschap, menselijke maat, kleinschaligheid (Drentse schaal);
  2. 2. het behouden en versterken van de biodiversiteit door het realiseren van de Ecologische hoofdstructuur (EHS);
  3. 3. het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid;
  4. 4. het streven naar voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied voor landbouw, recreatie en toerisme en bedrijvigheid;
  5. 5. het ontwikkelen van een adequate strategie voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid;
  6. 6. het maken van bovenlokale afspraken over aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag;
  7. 7. het streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische of gebiedskenmerken waardoor de stedelijke centra gedifferentieerde blijven;
  8. 8. het ontwikkelen en behouden van robuuste stedelijke netwerken, waardoor de steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn;
  9. 9. de kwaliteit en kwantiteit van (grond)water;
  10. 10. het benutten van de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en -distributie en tevens het besparen van energie, het zorgvuldige gebruik van de ondergrond voor de energiewinning, de opslag van CO2, groen gas en aardgas en de energie-infrastructuur;
  11. 11. het creëren van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van de mobiliteit in samenhang met het creëren van betrouwbaarheid van (inter)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen door de lucht en over weg, spoor en water evenals de verknoping met de (inter)nationale netwerken;
  12. 12. de Ecologische Hoofdstructuur, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in landschaptypen;
  13. 13. het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie;
  14. 14. sport- en cultuurparticipatie en de infrastructuur die hiervoor nodig is;

Voor al deze zaken geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over het gemeentelijke ruimtelijke plan indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt.

Volgens het de Omgevingsvisie Drenthe is de Schimmer- en Emmeres een cultuurhistorisch waardevolle es en maakt het onderdeel uit van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van Drenthe. Datzelfde geldt voor de hunebedden bij en in de omgeving van De Ark alsmede een celtic field (verwacht) ten oosten van De Ark. Bovendien heeft het gebied aardkundige waarden. Deze waarde wordt niet alleen in de omgevingsvisie beschreven maar ook in de Cultuurhistorisch Kompas van de Provincie Drenthe (juni 2009. Hierin staat dat de Hondsrug een bijzondere cultuurhistorische waarde heeft. De ambities van de provincie ten aanzien van de Hondsrug en de essen richten onder andere zich op:

  • Het behouden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap
  • Het benadrukken van het lineaire patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route over de hondsrug " (pag. 181).

2.3 Rijksbeleid

In 1999 is de Woonwagenwet ingetrokken. Door het intrekken van de Woonwagenwet bestaat geen specifiek rijksbeleid op het gebied van woonwagencentra en is de verantwoordelijkheid voor huisvesting volledig bij de gemeenten komen te liggen. Reden van intrekking van de Woonwagenwet is dat alle voor woonwagenbewoners relevante zaken in reguliere regelgeving is opgenomen en daarmee deze woonvorm gelijkschakelt met sociale woningbouw. In 2004 is een brief aan alle Nederlandse gemeenten uitgegaan van het ministerie van binnenlandse zaken met daarin de oproep om conform de reguliere wetgeving te blijven handelen op de woonwagencentra en een traject van normalisatie van de centra op te starten. Dit nadat was geconstateerd dat in het gehele land ongewenste praktijken binnen de woonwagencentra ontstonden.

2.3.1 Ruimtelijk beleid

Voor het plangebied Emmen, De Ark geldt dat het ruimtelijke rijksbeleid geen directe invloed heeft op de inrichting van het plangebied. De Nota Ruimte, met als titel "Ruimte voor ontwikkeling" is een strategische nota van het Rijk, waarin de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland zijn vastgelegd. In deze Nota gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen. De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten), krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land), waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden) en veiligheid (voorkoming van rampen).
Om te komen tot een goed leefmilieu binnen woonwagencentra heeft het ministerie van VROM een vijftal beleidsvarianten onderscheidden voor woonwagencentra.
Variant 1: De Nuloptie: In deze variant wordt geen invulling meer gegeven aan de behoefte aan standplaatsen en woonwagens. Bestaande locaties worden passief danwel actief afgebouwd.
Variant 2: Afbouwbeleid: Bestaande centra worden opgedeeld en verkleind. Nieuwe centra van beperkte omvang krijgen een stedenbouwkundig plan dat identiek is aan een "normale" woonbuurt. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor zowel standplaatsen als reguliere woningen. Deze variant koerst op een geleidelijke overgang naar reguliere woonvormen.
Variant 3: Woonvisiebeleid: De woonvorm wordt ingebed in het reguliere woonbeleid en niet behandeld als specifiek beleidsonderwerp. Woonwagenbewoners worden gelijkgesteld aan andere woningzoekenden en zijn hiermee concurrerend. In bestemmingsplannen kan worden toegestaan dat op woonlocaties een woning of een woonwagen wordt gerealiseerd. Meer draagkrachtigen kunnen op eigen initiatief of via projectontwikkeling voorzien in hun behoefte. Voor minder draagkrachtigen kunnen woningcorporaties hun gebruikelijke rol vervullen. Deze variant wordt gehanteerd wanneer de gemeente alternatieve woonvormen in de gemeente wenst te behouden.
Variant 4: Vraaggericht specifiek beleid: De gemeente speelt in deze variant specifiek in op de behoefte aan alternatieve woonvormen, o.a. het wonen in een wagen.
Variant 5: Neutraal beleid: De gemeente ontwikkelt geen specifiek beleid en reageert ad hoc op verzoeken en initiatieven.
De gemeente Emmen hanteert sinds de vaststelling van het Woonplan Emmen 2020 in 2002 een zogeheten Woonvisiebeleid. Dit beleid is tot dusver gericht op "normalisatie".

2.4 Conclusie

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de gemeente rekening te houden met het rijksbeleid, het beleid van de provincie Drenthe, regionaal beleid en het opgestelde eigen beleid. De conclusie van de in dit bestemmingsplan Emmen, De Ark beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan in niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via andere wet en regelgeving zoals het intrekken de Woonwagenwet en het aandringen op normalisatie van de woonwagencentra.
Sinds het afschaffen van de Woonwagenwet is het aan de gemeenten om te bepalen hoe men omgaat met de wens van woonwagenbewoners om in een woonwagen te wonen, waarbij het uitgangspunt van het rijk normalisatie is. Dit kan worden neergelegd in een aparte paragraaf in het woonbeleid of in een apart beleidsplan.
De structuurvisie van de gemeente Emmen gaat niet specifiek in op het onderwerp woonwagencentra. Het woonbeleid schenkt daarentegen wel aandacht aan het wonen in en het ontwikkelen van de woonwagencentra binnen Emmen. De gemeente Emmen sluit met haar woonplan aan op de normalisatiegedachte van het rijk.
Sinds de vaststelling van het Woonplan Emmen 2020 in 2002 hanteert Emmen een zogeheten Woonvisiebeleid. Dit beleid is tot dusver gericht op "normalisatie". Dit betekent dat er niet langer specifiek beleid wordt ontwikkeld en dat woonwagens en standplaatsen in genormaliseerde toestand worden overgedragen aan bewoners en twee woningcorporaties. De overdracht wordt pas uitgevoerd nadat de woonwagenlocaties zijn geherstructureerd en beheer en onderhoud van de openbare ruimte zijn genormaliseerd. Een genormaliseerde situatie betekent bovendien dat net als in elke andere wijk of buurt 'normaal' wordt toegezien op naleving van regels en waar nodig wordt gehandhaafd.

In verband met de ligging van het woonwagencentrum op de es, in een gebied met cultuurhistorische waarde is sprake van provinciaal belang. Wat betreft dit bestemmingsplan zijn er geen strijdigheden met het provinciale beleid en is het bestemmingsplan passend is in het provinciale beleid.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie En Monumenten

3.1.1 Algemeen

Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.
Door de provincie Drenthe is nieuw aanvullend archeologiebeleid opgesteld. Op grond van dit beleid is geen archeologisch onderzoek vereist voor projecten waarbij minder dan 500m2 grond wordt verstoord. Echter omdat het plangebied zoveel archeologische vondstmeldingen en waarnemingen kent, geldt voor het plangebied de provinciale ontheffingsbevoegdheid niet en zal voorafgaande aan iedere bodemingreep de veroorzaker een inventariserend archeologisch veldonderzoek worden uitgevoerd. Dit onderzoek kan aangeven of het gebied vrij van archeologie is of dat er waarden zijn waar rekening mee dient worden gehouden.

3.1.2 Nota Belverdere

Volgens de Nota Belvedère behoort het terrein van De Ark tot het Belvedèregebied 'Zuidelijke Hondsrug'. Dit esdorpengebied tussen Emmen en Exloo wordt vooral belangrijk geacht om zijn archeologische rijkdom. Volgens de nota: "is er een veelheid te vinden aan monumenten als hunebedden, grafheuvels, celtic field en oude wegen, die de belevingswaarde van het landschap een grote diepte geven. Het gebied heeft door de eeuwen heen op een belangrijke route naar het noorden gelegen" (pag. 40).
Daarbij wordt het landschap van dit gebied gekenmerkt door de esdorpenstructuur welke karakteristiek is voor het Drents Plateau te weten de open essen, heideontginningen met regelmatige blokvormige verkaveling, beboste heidegebieden en kleine beekjes of vochtige laagten.

3.1.3 Archeologische- en monumentale waarden in het plangebied

3.1.4 Conclusie

Op basis van de cultuurhistorie van het plangebied en de gevonden voorwerpen in het plangebied worden aan het plangebied archeologisch waarden toegekend. Op de verbeelding zal het gebied met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie waardevol gebied worden aangegeven. Daarbij geldt dat veldonderzoek verplicht is bij alle vormen van bodemingrepen en de ontheffing op grond van het provinciale beleid niet van toepassing is. Het veldonderzoek dient te worden uitgevoerd op basis van een Plan van Aanpak dat aan de gemeentelijk archeoloog van Emmen ter toetsing wordt aangeboden. Daarnaast is de omgeving rondom het hunnnbed aangemerkt als Waarde- Archeologie Monument en kent dit gebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologie monument.

3.1.5 Gegevens ten behoeve van de nadere inrichting van het plan en nieuwe ontwikkelingen

Op grond van de bekende historische, aardkundige en archeologische gegevens kan het plangebied Emmen, De Ark geïnterpreteerd wordt als een gebied met een hoge archeologische dichtheid aan vindplaatsen en vondsten. Om die reden is veldonderzoek verplicht bij alle vormen van bodemingrepen. Het veldonderzoek dient te worden uitgevoerd op basis van een Plan van Aanpak dat aan de gemeentelijk archeoloog van Emmen ter toetsing wordt aangeboden. Voor de uitvoering van het veldonderzoek dient gebruik gemaakt te worden van de provinciale richtlijnen voor een inventariserend en karterend veldonderzoek (2006).

3.2 Demografische Gegevens

De bevolking van de kern Emmen is tussen 2003 en 2009 met 975 inwoners gegroeid. Deze groei is gerealiseerd in de uitbreidingswijken Parc Sandur en Delftlanden en in de bestaande wijken Barger-Oosterveld, Emmen-Centrum en Emmermeer. In de andere wijken van Emmen is de bevolking stabiel gebleven of gedaald. Figuur 3-4 geeft de bevolkingsontwikkeling voor Emmermeer weer, inclusief het woonwagencentrum de Ark.
Woonwagens ontstonden aan het eind van de 19e eeuw, rond 1880, 1890. Na de algemene volkstelling van 1889 werd vastgesteld, dat er in heel Nederland slechts 61 woonwagens rond reden. Tien jaar later, in 1899, waren dat er 224. In 1911 telde ons land 584 woonwagens, de bewoners hiervan waren met name seizoensarbeiders. In de tweede helft van de 19e eeuw veranderde het één en ander voor deze seizoensarbeiders. Door de steeds toenemende mechanisatie werd de vraag naar arbeidskrachten in ons land steeds minder. 0ok de dienstverlenende functies raakten in verval. Voor de reizigers kwam er steeds minder werk en daardoor bleven ze langer op een plek staan. Men zocht elkaar steeds meer op en brachten gezamenlijk de nacht door. Bij elkaar voelde men zich het veiligst. Zo ontstonden de kampjes.
Voor het woonwagencentrum de Ark zijn geen aparte demografische gegevens verkrijgbaar omdat de wijk te klein is om de gegevens te distilleren. Wel is bekend dat de meeste bewoners van het woonwagencentrum aan de Sluisvierweg in Emmen afstammelingen zijn van Duitse families die in de 17e eeuw in de zomermaanden naar ons land kwamen om te werken.

3.2.1 Bevolkingsgegevens

Tussen 2000 en 2005 is het aantal inwoners van Emmermeer, inclusief de Ark gedaald en vanaf 2006 is het aantal inwoners sterk gegroeid. Dit is te verklaren uit de groei van de woningvoorraad van 2.891 in 2000 naar 3.150 in 2009.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0008.png"

Figuur 3-4: Bevolkingsontwikkeling Emmermeer 2000-2010 (peildatum 1 januari)
Bron: gemeente Emmen, GBA

3.2.2 Leeftijdsopbouw

In figuur 3-5 is de ontwikkeling van de bevolking in Emmermeer, inclusief de Ark naar leeftijd te zien. Wat opvalt is dat het aantal bewoners in bijna alle leeftijdsklassen is toegenomen; al dan niet voorafgegaan door een tijdelijke daling. De groepen 0-15 en 25-40 jaar zijn het meest gegroeid. Het aantal bewoners tussen 40-55 en 55-75 jaar is licht gedaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0009.png"

Figuur 3-5: Ontwikkeling bevolking naar leeftijdsklasse 2000-2009 (op 1-1)
Bron: gemeente Emmen, GBA

Wordt gekeken naar het aandeel van de onderscheiden leeftijdsgroepen in de wijkbevolking dan valt op dat ook het aandeel 0-15 en 25-40 jarigen is toegenomen. Het aandeel van de overige groep 15-25 jarigen vrijwel gelijk is gebleven. Het aandeel van de leeftijdsgroepen 40-55 en 55-75 is gedaald. Er heeft dus een verjonging van de bevolking plaatsgevonden, zie figuur 3-6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0010.png"

Figuur 3-6: Leeftijdsopbouw naar leeftijdsklasse 2000, 2004 en 2009 (op 1 januari)
Bron: gemeente Emmen, GBA

3.2.3 Woningvoorraad

Woonwagencentrum De Ark heeft primair een woonfunctie en bestaat uit 95 standplaatsen, in de vorm van vrijstaande woonwagens en woningen. Het woonwagencentrum wordt opnieuw ingericht hierbij worden o.a. door de gemeente een aantal standplaatsen vervangen. Dit omdat de woonwagens nu te dicht op elkaar staan. Bij brand lopen daardoor ook de andere wagens gevaar. Tevens worden de straten ruimer opgezet en de ondergrondse leidingen en rioleringsbuizen verlegd.
Als gevolg van de herinrichting zal in iedere rij één woonwagen worden verplaatst naar de nieuwe standplaatsen aan de rand van het woonwagencentrum. Na herinrichting van het woonwagencentrum bestaat de Ark uit 97 standplaatsen, in de vorm van standplaatsen voor huur-/koopwagens en in de vorm van huur- en koopwoningen.

3.2.4 Woningbouwprogramma

Emmermeer is de oudste woonwijk van Emmen. In 1980 startte de stadsvernieuwing in de wijk, gevolgd door stedelijke vernieuwing vanaf de jaren 90. Gemeente en corporaties hebben fors geïnvesteerd in nieuwe woonmilieus. Delen van de wijk hebben dan ook een metamorfose ondergaan. In het kader van de wijkvernieuwing heeft Emmermeer ook voor de periode 2009-2014 een woningbouwopgave. Deze opgave moet bijdragen aan meer differentiatie in en vergroting van de woningvoorraad in de wijk. Een deel van deze opgave is inmiddels gerealiseerd.
In mei 2009 is het 'Wijkprogramma Emmermeer 2009-2014' (Emmen Revisited) vastgesteld. Woningbouw is een van de onderwerpen in dit programma. Op basis van dit wijkprogramma vindt een herstructurering woonwagencentrum De Ark plaats en is een SEV-experiment De Tip gestart en afgerond hierbij zijn door Lefier 10 woningen gerealiseerd (7 huurwoningen en 3 koopwoningen). De Tip maakt formeel geen deel uit van de Ark maar wordt wel in samenhang met de Ark bekeken en ontwikkeld.

3.3 Ecologie

3.3.1 Algemeen

Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (Ffw) de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Ffw is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Ffw tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. De Ffw heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de minister van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV) ontheffing te krijgen. Ontheffingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid wordt voldaan. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. In de Natuurbeschermingswet zijn de gebiedsbeschermende bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. In deze wet zijn natuurgebieden beschermd die:

  • van Europees belang zijn (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden),
  • van nationaal belang zijn (Beschermde Natuurmonumenten),
  • van mondiaal belang zijn voor (water)vogels (Wetlands).

De door de wet beschermde gebieden worden Natura 2000-gebieden genoemd. Voor activiteiten of projecten die negatieve effecten kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden, geldt een vergunningplicht. Hierdoor is een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor deze natuurgebieden. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden. Dit kunnen ook activiteiten zijn die buiten het gebied plaatsvinden. Deze kunnen namelijk ook een negatief effect hebben op een gebied, bijvoorbeeld door vermesting, verzuring, verdroging, geluids- of lichtoverlast.

3.3.2 Natuurwaarden in het plangebied

Het bestemmingsplan Emmen, de Ark is is een beheersplan voor en sterk versteend gebied. Om die reden is er bij de totstandkoming van dit plan geen veldonderzoek uitgevoerd, ondanks de ligging van het woonwagencentrum aan de rand van Emmer es.
De ecologische waarden van de Emmer- en Schimmer es zijn gemiddeld tot hoog in vergelijking met andere essen in Drenthe (Bron: Emmen in het perspectief van de es, Gemeente Emmen 2004). Bij de Emmer- en Schimmer es broeden kwartels, een typische vogelsoort van essen. Daarnaast is de geelgors waargenomen, waarmee de Emmer- en Schimmer es voldoet aan het ecologische beeld van eslandschappen, een beeld dat lang niet voor alle essen opgaat.
De faunistische waarden van de Emmer- en Schimmer es zijn eveneens relatief hoog. In het kilometerblok waar het zuidelijk gedeelte van De Ark ligt (Emmer es) topografische coördinaten: 255-535) bevinden zich 9 korstmossoorten en 1 dagvlindersoort die zich op de Rode Lijst van bedreigde soorten voorkomen.
Deze faunistische waarden zijn typische waarden gerelateerd aan de es. Het is zeer onwaarschijnlijk dat deze typische es gerelateerde faunistische waarden in het woonwagencentrum voorkomen, vanwege de sterk versteende inrichting van het woonwagencentrum.
Echter, omdat deze waarden in de nabijheid van het plangebied zijn aangetroffen dient bij ontwikkeling van plannen waarbij sprake is van ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is daarvoor zelf verantwoordelijk.
Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat verlening van ontheffing op grond van artikel 75 van de FFW.

3.3.3 Conclusie

Het terrein van het woonwagencentrum is zeer versteend, waarbij de randen van het woonwagencentrum zijn afgekaderd met boomsingels. Door de duidelijke scheiding tussen de es en het woonwagencentrum is het zeer onwaarschijnlijk dat de typische es gerelateerde waarden aanwezig op het woonwagencentrum. Om die reden worden in het plangebied geen regels opgenomen ter bescherming van de natuurwaarden. Als gevolg van de natuurwaarden op de Emmer- en Schimmer es dienen bij nieuwe ontwikkeling in het plangebied wel vooraf de natuurwaarden onderzocht moeten worden om zeker te zijn dat de instandhoudings doeleienden van de aanwezige faunistisch waarden niet worden bedreigd.

3.3.4 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Indien plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is voor het onderzoek zelf verantwoordelijk. Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na verlening van ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora en faunawet (FFW). Overigens geldt voor alle bouwactiviteiten er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden waardoor:

  • Planning aanvang werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • Een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

3.4 Fysieke Veiligheid

3.4.1 Algemeen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat in oktober 2004 van kracht werd, verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het BEVI. Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Hulpverleningsdienst Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen.
Naast het BEVI is er ook de "Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006." Deze Nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Basisnet welk wettelijke verankerd wordt om veiligheidszones om weg, vaarwegen en spoor uit te zetten. De nota sluit aan op het BEVI waarin het beleid over de afweging van de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving uiteengezet wordt.
Vanuit de brandweer is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van (de gebouwen in) het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, De Ark . Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.4.2 Fysieke veilligheidssituatie

3.4.3 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. De “Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen, eisen m.b.t. veiligheid” opgesteld door brandweer Emmen is hierbij een hulpmiddel dat bij het toetsen van nieuwe ruimtelijke plannen gehanteerd dient te worden. Om de doeltreffendheid en doelmatigheid van de brandweer voor een bepaald gebied te kunnen bepalen wordt getracht om met de opkomsttijd van brandweervoertuigen in overeenstemming te zijn met het gestelde in deze handleiding.
Voor het plangebied De Ark geldt dat wat brandveiligheid betreft speciale eisen gesteld worden aan het materiaalgebruik en situering van de woonwagens. Voor de inrichting van het plangebied zijn de volgende zaken van belang:

  1. 1. In verband met de brandveiligheid dienen de woonwagens te voldoen aan de brandveiligheidseisen betreffende de "Weerstand tegen Brand Doorslag en Brand Overslag" (WBDBO). Deze dient tenminste 30 minuten te bedragen;
  2. 2. Het plangebied is goed bereikbaar en voldoet aan de uitgangspunten zoals beschreven in de notitie “handreiking toetsing ruimtelijke ontwikkelings en bestemmingsplannen”.
  3. 3. Er dient gesteld te worden dat in beginsel een bluswatervoorziening aanwezig dient te zijn met een capaciteit van 60 m³/h. De voorziening, de brandkraan, is in beginsel om de 80 meter geplaatst in het openbaar gebied.
  4. 4. Op grond van de wet op de Veiligheidsregio 2010 is de Veiligheidsregio Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. De sirenes zijn zodanig gepositioneerd dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Er kan gesteld worden dat het plangebied buiten de dekking van het WAS-stelsel gelegen is. Dit is gezien de handreiking van 2006, HAVOS, overeenkomstig de gestelde richtlijnen.Het positioneren van een Waarschuwings- en alarmeringssysteem is gewenst.

3.5 Milieu

In deze paragraaf worden vanuit een duurzame ruimtelijke ordening de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de (technische) onderzoeken met conclusies.

3.5.1 Bedrijven en milieuzonering

3.5.2 Bodem

3.5.3 Geluid

3.5.4 Lucht

3.6 Waterparagraaf

3.6.1 Algemeen

Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveau georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over grensoverschrijdende thema's. Het landelijk beleid is verwoord in de Vierde nota op de waterhuishouding en de Nota waterbeleid in de 21ste eeuw. Eind 2009 is de Vierde Nota op de waterhuishouding opgevolgd door het Nationaal Waterplan. Belangrijk beleidsuitgangspunt is het gegeven dat er meer ruimte voor water moet zijn, met als gedachteleidraad de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren. Met de overige overheden zijn vervolgens afspraken gemaakt welke maatregelen genomen moeten worden om het watersysteem in de periode tot 2015 te verbeteren en op orde te houden. Deze maatregelen zijn samengevat in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling, klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water. Eind 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet stelt integraal waterbeheer op basis van watersysteembenadering centraal en schept een kader voor de modernisering van het Nederlandse waterbeheer. De Waterwet sluit goed aan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, waardoor de relatie met het ruimtelijke omgevingsbeleid wordt versterkt. Door de nieuwe wetgeving kan niet alleen makkelijker worden ingespeeld op Europese waterrichtlijnen, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, maar ook op projecten waar de waterfuncties ook vanuit andere beleidsvelden worden beïnvloed. Denk hierbij bijvoorbeeld aan natuurbeheer en ruimtelijke ordening. Aanwijzing van Natura 2000 gebieden en het realiseren van de ecologische hoofdstructuur geven belangrijke randvoorwaarden voor de waterfuncties.De nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: het Rijk voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht. Deze zorgplichten zijn sinds januari 2008 vastgelegd via de Wet gemeentelijke watertaken in de Wet op de waterhuishouding.
De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaars worden genomen. Via de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige consequenties en verwoorden dit in het wateradvies. De waterschappen hebben specifieke kennis over hun beheergebied en stemmen hun beleid af op de deze gebiedseigenschappen. Via de eerder genoemde Nationale- , Regionale- en lokale gebiedsakkoorden wordt het voorgestelde waterschapsbeleid met de overige belanghebbenden in het gebied bestuurlijk geborgd. Als gemeente zullen we ervoor zorgen dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, we gaan verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de KRW.

In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, De Ark is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen. De tekst in deze paragraaf is een uittreksel van de watertoets zoals deze is verzonden naar het waterschap. Voor een volledige weergave van de watertoets wordt verwezen naar de watertoets die als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

3.6.2 Gebiedsspecifieke kenmerken

3.6.3 Waterhuishouding

Bestemmingsplan Emmen, De Ark ligt binnen het beheersgebied van het Velt en Vecht en valt binnen het stroomgebied Rijn-Oost.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0016.png"

3-12: Waterpeil zomer en winter.

In De Ark is geen oppervlaktewater van betekenis aanwezig. Ontwatering geschiedt door infiltratie in de bodem en afvoer via het gemengde rioolstelsel

De Ark watert, via het rioolstelsel, af naar het Bargermeerkanaal. In het kanaal wordt een streefpeil van NAP 16,76 m gehanteerd. Grondwaterstanden en oppervlakkige afvoer van neerslag is noordwaarts gericht richting peilvak 12, waar een winterpeil van NAP +15,45 m is ingesteld. De drooglegging (het niveau tussen maaiveld en oppervlaktewaterpeil) in geheel De Ark is voldoende. Wel zijn er enkele lagere locaties aanwezig

3.6.4 Wateradvies waterschap

De gemeente Emmen heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.
Het concept - ontwerpbestemmingsplan is voor overleg aan het waterschap voorgelegd. Nav dit overleg heeft het waterschap aangegeven akkoord te zijn met het bestemmingsplan mits, de gronden in het gebied aangemerkt worden als grondwaterbeschermingsgebied.
Gelet op het advies van het waterschap, worden gebieden die kansrijk zijn voor infiltratie van hemelwater, zoals parkeerplaatsen en groenvoorzieningen, mede bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast wordt het bestaande oppervlaktewater specifiek bestemd als water en het volledige plangebied aangeduid met de milieuzone- grondwaterbeschermingsgebied.

3.6.5 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Water is belangrijk voor het welzijn van mens en dier. In bebouwd gebied vormt het tevens een belangrijk ordenend en esthetisch element. Om aan dit doel te voldoen is het belangrijk dat het water van goede kwaliteit is en voldoende zuurstof bevat. Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen er op moet worden gelet dat:

  1. 1. alleen water wordt aangelegd op plaatsen waar dit op natuurlijke wijze kan;
  2. 2. water verbonden is met de rest van het watersysteem;
  3. 3. er voldoende oeverbegroeiing is;
  4. 4. afstromend regenwater schoon is en blijft;
  5. 5. lozingen vanuit de riolering worden voorkomen.

De diepte van de grondwaterstand in het plangebied maakt het in groter delen van het gebied niet mogelijk, dat zonder zeer diepe ontgravingen watervoerende sloten en vijvers kunnen worden gerealiseerd. Bij nieuwe ontwikkelingen is het daarom beter om niet te kiezen voor de aanleg van nieuwe waterpartijen.
Regenwater heeft van nature een goede kwaliteit. Door allerlei oorzaken kan het verontreinigd worden en hiermee bodem en oppervlaktewater belasten. Het is daarom van belang om er in eerste instantie voor te waken dat regenwater verder wordt verontreinigd. Dat kan worden bereikt door de oppervlaktes waarop regenwater valt schoon te houden (bijv. wegen en parkeerterreinen) door geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken en rekening te houden met het gebruik van strooizout of het gebruik van uitlogende materialen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat regenwater wordt gemengd met andere waterstromen. Denk bijvoorbeeld aan het mengen met huishoudelijk afvalwater in het gemengde rioolstelsel. Regenwater van mogelijk verontreinigde oppervlakken mag in dit gebied niet worden geïnfiltreerd in de bodem of direct geloosd op het oppervlaktewater. Het moet op eigen terrein worden geborgen en vervolgens gedoseerd, via het vuilwater rioolstelsel naar de RWZI worden afgevoerd.

Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur

4.1 Ontstaansgeschiedenis

Het landschap waarin woonwagencentrum De Ark ligt is zowel in archeologisch, ecologisch als cultuurhistorisch opzicht waardevol omdat hier op korte afstand van elkaar verschillende periodes uit een lange bewoningsgeschiedenis nog herkenbaar zijn. Zo zijn bij en in de omgeving van De Ark meerdere hunebedden aanwezig wat duidt op bewoning uit het Neolithicum (5000 v Chr - 1900 v Chr).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0017.png"

Figuur 4-1: Hunnebedden (rode ster) met bijbehorend en in de omgeving van De Ark

Vanaf ca. 3700 v. Chr. vestigden zich de Trechterbekers, de hunebedbouwers, zich in Drenthe. De trechterbekers worden als de eerste 'echte' boeren beschouwd die, in tegenstelling tot hun rondtrekkende jagende voorouders, zich op bepaalde plaatsen, voor een bepaalde periode, vestigden. Vooral gebieden waar grote stenen aanwezig waren om hun hunebedden te bouwen werden gekozen. De omgeving van De Ark is een dergelijk gebied waar dergelijke stenen te vinden waren. De aanwezigheid van stenen verklaart mede waarom de Trechterbekers zich op de Hondsrug vestigden. De 52 overgebleven hunebedden op de Hondsrug flankeren eveneens een belangrijke prehistorische noord - zuid route.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0018.png"

Figuur 4-2 Schematische weergave hunnebedden en grafheuvels. Bron: Cultuurhistorisch Kompas, Prov. Drenthe

Oorspronkelijk bestond deze noord - zuid route uit zandpaden of karrensporen. Sommige van deze zandpaden zijn in de loop der eeuwen verhard en bleven doorgaande routes. Zo laat de kaart van 1850 zien dat de plaats waar nu de Ark ligt, een kruispunt van routes was naar Odoorn en Valthe. Anno 2005 zijn deze routes verworden tot de Odoornerweg en een pad, het Burg. J. Boijenpad, in het Valtherbos. Dit pad loopt langs de hunebedden en grafheuvels aldaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0019.png"

Figuur 4-3:Kaart 1850, rode cirkel is ligging De Ark.

Uit de periode 1200 v. Chr. - 200 n. Chr. zijn nog restanten aanwezig. Het betreft de zogenoemde celtic fields of raatakkers; een aaneenschakeling van akkertjes van ca. 40 bij 40m die omzoomd zijn door lage wallen. Deze akkertjes werden gebruikt als huisplaats, bouwland, weide of lagen braak. Ook in de omgeving van De Ark hebben dergelijke celtic fields gelegen.
Lang veranderden nederzettingen nog regelmatig van plaats. Vanaf de 9e eeuw ontstaan vaste nederzettingen en ontwikkelt zich het esdorpensysteem met de landschapselementen het dorp, de essen, de beek dalgronden en de heidevelden. De Ark lag in het verleden in de heidevelden c.q klein stuifzandgebiedje, direct grenzend aan de Emmer- en Schimmer es. Oorspronkelijk werd het de Heidehoek genoemd.
Als officiële begindatum van het woonwagencentrum wordt 1894 aangehouden (Bron: G. v.d. Veen e.a.; De Ark. Het verleden en heden). Van een echt kamp was in die tijd nog geen sprake. De eerste bewoners waren afstammelingen van de zogenaamde 'Hollandganger', Duitse (boeren)knechten die al dan niet tijdelijk hun diensten aanboden aan de Nederlandse boeren alsmede rondtrekkende Duitse kooplieden (bijvoorbeeld kant en textiel uit Duitsland) en ambachtlieden (bijvoorbeeld messenslijpers). Juist de plek waar nu De Ark ligt kwam goed als standplaats in aanmerking omdat bij een splitsing der wegen lag. Bovendien was het een vrij geaccidenteerd, voor boeren onbruikbaar, overhoekje aan de rand van de es maar wel in de buurt van Emmen en Westenesch (zie kaart 1908).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0020.png"

Figuur 4-4:Kaart 1908.

De kaart van 1908 geeft eveneens al de contouren aan van de huidige 'driehoekige' rand van De Ark. Het feit dat op deze kaart geen bewoning wordt aangegeven is begrijpelijk, gegeven het feit dat in die tijd er min of meer sprake was van tijdelijke bewoning. De eerste cijfers over het aantal woonwagens dateren uit 1911, namelijk vijf. Dit is een vrij uniek cijfer omdat in die tijd woonwagens nog niet werden geregistreerd. In 1918 is de Wet woonschepen en woonwagens van kracht gegaan. Sindsdien moesten gemeenten officieel plaatsen aanwijzen waar reizigers verplicht werden te gaan staan. In 1919 werd de Heidehoek als officiële standplaats door het gemeentebestuur aangewezen. In 1927 legde de Gemeente Emmen de eerste voorzieningen aan; twee toiletten, een welwaterput en een paardenstal met ruimte voor 10 paarden. In de loop der tijd werden de voorzieningen uitgebreid. De topografische kaart van 1954 geeft pas een duidelijke weergave van bewoning. In die tijd werd het terrein nog ontsloten vanaf de Odoornerweg en werd het terrein al omzoomd door bosjes en singels.
In 1968 werd een wet in werking gesteld waarin werd bepaald dat in Nederland een aantal regionale woonwagencentra zouden komen. De reizigers moesten in het vervolg op zo'n kamp blijven staan en mochten niet meer rondtrekken. Emmen was 1 van de locaties waar een dergelijke centra werd gevestigd en in 1968 werd een geheel nieuw woonwagencentrum in gebruik genomen. Deze kwam te liggen vlak achter het oude kampje. De ingang van het nieuwe woonwagencentrum kwam te liggen aan de Sluisvierweg in plaats van de drukke Odoornerweg. Pas na 1969 kreeg het kamp z'n huidige vorm en veranderde het in een modern woonwagencentrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0021.png"

Figuur 4-5:Kaart 1954

In 1994 bestond het woonwagencentrum aan de Sluisvierweg in Emmen 100 jaar. Het centrum had toen nog geen naam. De bewoners gaven het woonwagencentrum toen de naam DE ARK, genoemd naar pater Van der Ark die in 1955 benoemd was als pater voor woonwagenbewoners in Drenthe. Anno 2005 is de oorspronkelijke 'overhoek' uit 1908 volledig ingericht. Karakteristiek is dat de kavelrichtingen die in de eerste helft van de vorige eeuw zijn ontstaan, tot op de dag van vandaag nog goed herkenbaar zijn. Bijzonder detail is dat de singel aan de zuidkant van de Sluisvierweg, die reeds vermeldt staat op de kaart van 1908, nog steeds aanwezig is. Deze singel is dan ook een duidelijke rand aan de relatief ongerepte, goed herkenbare landschappelijke eenheid, de Emmer- en Schimmer es.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0022.png"

Figuur 4-6:Kaart 2005

4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur

De Ark is een geïsoleerde wijk. De wijk is fysiek begrensd aan noordzijde, westzijde en de zuidzijde door de aanwezigheid van zware beplanting. Deze begrenzing is in het begin van het ontstaan van het park geplaatst en heeft daarom ook een grote historische waarde. Mogelijke doorbreking van deze zone naar het omringende buitengebied zou een ongewenste ontwikkeling zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0023.png"

Figuur 4-7: Relatie met de omgeving

Naast de randen aan de noord, west- en zuidzijde is er ook een barrière aan de oostelijke zijde van de wijk in de vorm van een gebiedontsluitingsweg (Odoornerweg). In de oostzijde van de wijk ligt naast deze gebiedsontsluitingsweg parallel ook een groene zone. Deze zone ligt aan de achterkanten van de laatst toegevoegde woonwagenstandplaatsen. Gevolg van deze situering en van de groene achterliggende zone is dat de wijk aan oostzijde ook dichtgezet wordt en dat er geen relatie met de naastgelegen wijk gemaakt kan worden. Het gebied achter deze groene barrière zal dan een verrommeld gebied worden. Emmen is vanuit noordelijke richting te benaderen vanuit de hieraan grenzende Odoornerweg. Er moet voorkomen worden dat deze zone als een overloopgebied wordt ervaren. De entree van de wijk, en de stad Emmen, is een belangrijke toegang waar aandacht besteed moet worden aan de beleving.
afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0024.png"

Figuur 4-8: Functies

De meest aanwezige functie binnen het plangebied is “wonen”, in vooral vrijstaande woongebouwen in de vorm van woonwagens en vrijstaande woningen. Deze woonfunctie is gezien de ligging ook een voor de hand liggende keuze. Het plangebied ligt op een relatief korte afstand tot het centrum met haar ruimte voorziening in verschillende functies. Het gebied kent daarnaast nog een sportcomplex in de vorm van voetbalvelden met kantine en een aantal kleine functies zoals een buurthuis en een snackbar.
Het park heeft zijn identiteit verkregen vanwege de aanwezigheid van deze woonwagens. Echter op dit moment worden met name langs de randen van het plangebied en in de uitbreidingdelen van het centrum vrijstaande woningen gerealiseerd. De wooneenheden bestaan voornamelijk uit 1 woonlaag, echter de vrijstaande woningen worden vaak in twee lagen uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0025.png"

Figuur 4-9: Rooilijnen en voorkanten

De aanwezige bebouwing is voornamelijk in dezelfde rooilijn geplaatst. Al deze aanwezige bebouwing heeft een oriëntatie op de straatzijde. Tussen de woonblokken in zijn rijen bebouwing aanwezig met een verspringende rooilijn. De woonblokken hebben, met uitzondering van de Tip, een orthogonale structuur.

4.3 Verkeersstructuur

Het plangebied kent twee belangrijke entreewegen naar het park. Deze belangrijkste wegen liggen aan de zuidelijke grens van het plangebied (de Van der Meulenweg en de weg in het verlengde van de Van Eckweg). Aan deze entreewegen liggen vele aftakkingen welke ter ontsluiting van het plangebied zijn. Alle wegen in de wijk kennen een snelheidsregime van 30 km per uur.
In het plangebied ontbreekt voor het verkeer een oostelijke ontsluiting. In de toekomst moet gekeken worden of een dergelijke ontsluiting meerwaarde heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0026.png"

Figuur 4-10: Infrastructuur

De belangrijkste entree voor langzaam verkeer ligt aan de oostelijke zijde van het plangebied ( van de rotonde richting meester Bakkerweg). Vanuit deze entree wordt er een directe verbinding met de nabijgelegen wijk Emmermeer gelegd. Het plangebied kent diverse voetpaden. Zoals rondom de sportvelden en in nabijheid van het buurtgebouw. Een noordelijke ontsluiting voor langzaam verkeer ontbreekt, echter dit valt te verklaren door de liggen van de es aan de noordzijde van het plangebied. Als gevolg van wildparkeren (parkeren op plaatsen waarvoor deze niet bestemd is) worden voetpaden vaak als parkeerplaats gebruikt. Dit moet voorkomen worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0027.png"
Figuur 4-11: Langzaam verkeer

4.3.1 Parkeren

Parkeren is een groot probleem in het plangebied. Binnen het gebied is sprake van wildparkeren, (parkeren op plaatsen waarvoor deze niet bestemd is). Het wildparkeren vindt voornamelijk plaats langs de belangrijkste ontsluitingswegen binnen het plangebied. Getracht moet daarom worden om parkeren zoveel mogelijk op eigen erf te laten gebeuren. Deze manier van parkeren wordt in grote gedeelten van het park ook al door de bewoners toegepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0028.png"

Figuur 4-12: Parkeren

4.4 Groenstructuur

De groenstructuur van het woonwagencentrum De Ark wordt vooral gevormd door de groene randen en de ruime aanwezigheid van recreatief groen. Dit betekent dat de singels en bosjes rondom de standplaatsen, het sportterrein, de paardenwei en het gebied tussen De Ark en de Odoornerweg het groene beeld bepalen. Karakteristiek is dat de singels en bosjes nog steeds de historische kavelrichting volgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0029.png"

Figuur 4-13: Groen

Het hunebed is goed zichtbaar vanaf de Odoornerweg en vormt een markant oriëntatiepunt langs deze weg. Omdat het hunebed aan de noord- en oostzijde door singels c.q. bosjes wordt omzoomd is hier geen zicht op het woonwagencentrum. In het kader van de herinrichting van De Ark zal een open weilandje langs de Odoornerweg veranderen in een bosje figuur 4-16 waardoor er enige verdichting plaatsvindt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0030.jpg"

Figuur 4-14: Hunebed.

Het groene beeld dat De Ark uitstraalt vanaf de 'buitenkant, vanaf de Odoornerweg en het omringende landschap, staat in scherp contrast met het stenige karakter binnen het centrum direct in de omgeving van de standplaatsen. Deze stenige uitstraling wordt mede veroorzaakt door de beperkte aanwezigheid van privégroen en veelheid aan hekwerken als omheining van de standplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0031.jpg"

Figuur 4-15: Stenige uitstraling, geringe groen inrichting.

Bovendien wordt het, in vergelijking met veel andere buurten van de Gemeente Emmen, relatief geringe openbaar groen langs de straten ook nog mede gebruikt als parkeerplaats, ligt er bouwafvalstort, etc. Het recent gemaakte herinrichtingsplan voorziet in de her- c.q. aanplant van bomen in sierheesters tussen de standplaatsen aan de Mr Bakkerweg en Van Eckweg. Ook bij de recentelijk gebouwde woningen aan de westzijde van het centrum zal een centrale groenstrook worden ingericht.
Tussen het zuidelijk gedeelte van De Ark (Mr Bakkerweg) en het de noordelijk gelegen Van Eckweg is een speelterrein ingericht. Het speelterrein vormt dan ook een groene zone tussen beide gedeeltes. Het speelterrein is opgenomen in het herinrichtingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009060-0701_0032.png"

Figuur 4-16: herinrichting

4.4.1 Water

De op de verbeelding voor water aangegeven gronden worden niet als zodanig ervaren. Het water dat op de verbeelding is aangegeven zijn in de praktijk niet meer dan (droge) sloten. Deze sloten hebben geen belangrijke (stedenbouwkundige) betekenis dat ze in de toekomstige visie meegenomen zullen worden.

4.5 Wijkvisie En Ontwikkelingsmogelijkheden

Het gebied wordt ontsloten aan de zuidzijde en kent voor gemotoriseerd verkeer geen oostelijke ontsluiting. In de toekomst dient gekeken te worden of een oostelijke ontsluiting van meerwaarde kan zijn voor het plan. Hierdoor wordt het plangebied aan twee verschillende zijdes ontsloten, wat voor de hulpdiensten een meerwaarde wat betreft de bereikbaarheid kan hebben. Wat betreft het langzaam verkeer moet nagedacht worden of de ruimtevraag voor voetpaden rondom de sportvelden en buurtgebouw wel efficiënt is en of hier geen andere invulling aan te geven is. Ten aanzien van het parkeren geldt het uitgangspunt dat wildparkeren voorkomen moet worden. Dit kan door de bewoners te laten parkeren op eigen terrein het tegen gaan van parkeren langs de ontsluitingswegen en te onderzoeken of het parkeerterrein tbv het buurtgebouw kan worden gebruikt.
In het kader van het provinciale project 'Tegengaan van (verdere) verrommeling heeft de Gemeente Emmen een plan van aanpak 'Stadsentree Emmen-Noord' ingediend. Volgens de Gemeente Emmen is de eens zo heldere landschapsstructuur waarbij verschillende landschappelijke eenheden samenkomen bij de driehoek van het hunebed, langs de Odoornerweg vertroebelt geraakt. Langs de Odoornerweg liggen verschillende gebieden, waaronder de omgeving van De Ark en het hunebed, met elk hun eigen verrommelingsproblematiek. Het totaalbeeld is erg rommelig geworden en bestaat uit veelsoortige, vaak onverzorgde of verwaarloosde opstallen, bebouwing, beplanting en grondgebruik. De verrommelde plekken zijn prominent in beeld gekomen en de werkelijke blikvanger als het bos, de es, het hunebed en de stad zijn naar de achtergrond verdrongen. Het is de visie van de Gemeente Emmen om in lijn met de historische ontginningsstructuur afwisselend heide, bos(jes), houtwallen en open veldjes te realiseren en de karakteristieke openheid van de es te behouden.
Uitgangspunt is dat openbaar groen ook gebruikt wordt waar het voor bestemd is, namelijk een groen gebied voor iedereen. Dit betekent dat oneigenlijk gebruik, zoals bouwafvalstort, parkeren etc. afbreuk doet aan de functie van het openbaar groen. Dit geldt ook voor de groenstroken binnen het terrein van het woonwagencentrum De Ark. Op dit moment heeft het gebied tussen De Ark en de Odoornerweg een rommelig beeld door hopen bouwafval, hekwerken en hopen zand c.q. steen. Vergelijkbaar met andere plekken in de Gemeente Emmen, dient oneigenlijk gebruik, bij voorkeur in overleg met de gebruikers, te worden ontmoedigd. Verwijderen van deze rommel is een voorwaarde voor verbetering van het beeld.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Emmen, De Ark is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit bestemmingsplan is het actualiseren van het geldende planologische regime, waarbij het vastleggen van de bestaande situatie het belangrijkste uitgangspunt is. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008" van het ministerie van VROM.
Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.
Door de actualisatie komen 2bestemmingsplannen deels te vervallen.

5.2 Inventarisatie

De inventarisatie van het plangebied heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Begonnen is met het bekijken en vergelijken van de vigerende bestemmingsplannen met de meest recente topografische ondergrond en luchtfoto. Hierbij is gelet op veranderingen van de topografische ondergrond en luchtfoto ten op zichten van het vigerende bestemmingsplan. Daarna is het gebied ter plekke geïnventariseerd en opmerkelijke en sterk afwijkende zaken zijn vervolgens nader onderzocht. Op basis van al deze gegevens zijn bestemmingen toegekend en zijn de verbeelding en de planregels opgesteld.

5.3 Toelichting Op De Verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.4 Toelichting Op De Regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologisch/ ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is. Voor elke bestemming is afzonderlijk een bestemmingsregel opgenomen. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplanregeling met 21artikelen.
Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld.

Bouwregels

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee worden gereguleerd. Hoofdgebouwen moeten altijd worden gebouwd binnen een daarvoor aangeduid bouwvlak. Uitgangspunt voor de bebouwing is de bestaande voorgevel, die is vastgelegd door middel van de aanduiding 'gevellijn'. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Daarnaast is op de verbeelding per bestemmingsvlak de maximale bouw- en / of goothoogte aangegeven. Waar het wenselijk is om het huidige bebouwingsbeeld in stand te houden zijn tevens aanduidingen opgenomen ten aanzien van bijgebouwen of de kapvorm van daken.

Flexibiliteit

Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het bestemmingsplan zijn de volgende flexibiliteitregelingen opgenomen:

  • afwijkingen van de bouwregels;
  • afwijkingen van de gebruiksregels;
  • nadere eisen;
  • wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro.

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijking van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkgregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning.
Met de nadere eisenkunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.
Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor de afwijken en de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een ontheffing en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:
1. Woonsituatie:
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op:
i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
iv. het uitzicht;
v. de aanwezigheid van voldoende privacy.
2. Straat- en bebouwingsbeeld:
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);
ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
iii. gevelbeelden;
iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
v. de hoogtedifferentiatie;
vi. de situering van gebouwen op het perceel;
vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt.
3. Culthuurhistorie:
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;
4. Verkeersveiligheid:
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:
i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;
iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.
5. Sociale veiligheid:
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:
i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding:
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
i. aanwezigheid van kwetsbare objecten;
ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
7. Milieusituatie:
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:
i. de mate van hinder voor de omliggende functies;
ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;
iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen:
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.

Figuur 5.1: Beoordelingscriteria afwijkingen en nader eisen

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.
Staat van inrichtingen
In diverse bestemmingsplanregels van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar een staat van inrichtingen. Hierin zijn de toegestane vormen van bedrijvigheid in het plangebied opgenomen. Deze staat van inrichtingen is ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2009. Op basis van deze lijst is voor het bestemmingsplan Emmen, De Ark een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld. Aan deze lijst is een onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegevoegd en als bijlage bij de regels opgenomen. Reden voor toevoeging van dit onderscheid is de bescherming van de aanwezigen in objecten. Daarnaast is het van belang dat bij de bouwplantoetsing geen verkeerde afweging wordt gemaakt in het kader van de kwetsbaarheid. De keuze voor kwetsbaar of beperkt kwetsbaar kan namelijk gevolgen hebben voor saneringsopgaven, weigeren van vergunningsaanvragen en negatief adviseren op ruimtelijke plannen. Op het moment dat een kwetsbaar object aanwezig is, kan een risicovol bedrijf niet meer in dezelfde omgeving worden toegelaten of uitgebreid. Wordt een kwetsbaar object binnen een risicocontour van een bestaand bedrijf gebouwd, dan kan er een situatie ontstaan waarbij sanering noodzakelijk is. Dit laatste kan dan ook leiden tot planschade. Het is belangrijk dat de afweging niet constant hoeft plaats te vinden (ad hoc), maar dat er vooraf duidelijkheid wordt gegeven of een activiteit/ object kwetsbaar is of beperkt kwetsbaar. Deze problematiek rond de afweging speelt zich landelijk af, maar hiervoor is tot nu toe nog geen duidelijk toetsingskader ontwikkeld. De gemeente Emmen heeft daarom een toetsingskader ontwikkeld en aan de staat van inrichtingen toegevoegd.

Bescherming van waarden
Om de archeologische waarden in het plangebied te beschermen is in de artikelen 18 en 19 een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Door het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in de bestemming kan de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden worden. Het stelsel van Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst. Met een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen dus geen extra gebruiksmogelijkheden aan een bestemming worden toegevoegd. Voor de gebruiksmogelijkheden blijft de doeleindenomschrijving het kader. Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.
Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.
De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.4.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.

5.4.3 Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke bestemmingen voor één (deel van een) gebied. De specifieke kenmerken van dubbelbestemmingen brengen met zich mee dat deze bestemmingen doorgaans een relatief groot gebied beslaan en veelal op meerdere bestemmingen betrekking hebben.
Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.
Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen die horen bij dubbelbestemmingen. Door deze dubbelbestemmingen worden beperkingen opgelegd aan onderliggende (hoofd) bestemmingen.
In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming is opgenomen. Dit bestemmingsplan kent twee dubbelbestemmingen:

  1. 1. Artikel 18 Waarde- Archeologie monument
  2. 2. Artikel 19 Waarde- Archeologie waardevolgebied

Op basis van de cultuurhistorie van het plangebied en de gevonden voorwerpen in het plangebied worden aan het plangebied archeologisch waarden toegekend. Op de verbeelding zijn de gebieden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie waardevolgebied en Waarde - Archeologie monument aangegeven. Voor deze gebieden geldt dat veldonderzoek verplicht is bij alle vormen van bodemingrepen en de ontheffing op grond van het provinciale beleid niet van toepassing is. Het veldonderzoek dient te worden uitgevoerd op basis van een Plan van Aanpak dat aan de gemeentelijk archeoloog van Emmen ter toetsing wordt aangeboden.

5.4.4 Hoofdstuk 3 algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.
Met Artikel 20 Anti-dubbeltelregel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen. eer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.
In Artikel 21 Algemene bouwregels zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.
Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.
Artikel 22 Algemene aanduidingsregels zijn opgenomen ter bescherming van de Luchtvaartverkeerzone- laagvliegroute. De zone van deze laagvliegroute gaat voor een klein deel over het plangebied met als gevolg dat bouwwerken hoger dan 30 meter niet gerealiseerd mogen worden binnen het plangebied. Tevens kent het plangebied een milieu-grondwaterbeschermingsgebied.
Artikel 23 Algemene afwijkingsregel maakt het mogelijk dat aan de regels van de bestemmingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Het college van burgemeester en wethouders kunnen bijvoorbeeld afwijken van een bestemmingsplan voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10 %. De afwjikingen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels al is afgeweken van het bestemmingsplan. Dit betekent dat niet 2 keer afgeweken kan worden van eenzelfde bepalingen of dat de bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

5.4.5 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald. InArtikel 24 Overgangsrecht is het overgangsecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

In Artikel 25 Slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Emmen, De Ark ".

5.5 Handhaving

De verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van het bestemmingsplan ligt bij de gemeente. De basis voor een werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een goede registratie van verleende vergunningen en ontheffingen.
Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een nauwgezette inventarisatie plaats gevonden van de feitelijke situatie. De bestaande ruimtelijke situatie is in dit bestemmingsplan opnieuw vastgelegd. Daarnaast heeft bestaand beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan eigentijdser, beter toepasbaar en goed naleefbaar geworden.
Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de planregels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en burger ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.
De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld, waarin wordt aangegeven hoe de handhaving van het bestemmingsplan opgepakt wordt. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Dit betekent dat niet tegen alle illegale situaties wordt opgetreden maar tegen zaken met een uitstralend effect. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college, dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft.
Ongeacht de wijze waarop handhaving van het bestemmingsplan vorm krijgt geldt voor de gemeente geldt als eerste handhavingprioriteit de aanpak van calamiteiten met een levensbedreigend karakter, waarbij men moet denken aan instortings- en brandgevaar en asbestvervuiling. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Betrokkenheid

6.1 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen

In het portefeuilleoverleg met de wethouder is het op 24 januari 2011 het bestemmingsplanEmmen, De Ark vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het houden van een inloopbijeenkomst.

6.1.1 Overleg

Het concept- ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners.
De ontvangen adviezen en reacties zijn gebundeld in de Nota van Beantwoording behorende bij het bestemmingsplan Emmen, De Ark.
In deze nota is tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.
Voor de inhoud van de overlegreacties en het standpunt van het college wordt verwezen naar voornoemde nota. De Nota van Beantwoording maakt deel uit van het bestemmingsplan Emmen, De Ark.

6.1.2 Inloopbijeenkomst

Op maandag 21 maart 2011heeft een inloopbijeenkomst plaatsgevonden in het buurthuis in het woonwagencentrum de Ark. Tijdens deze bijeenkomst konden geïnteresseerden kennisnemen van het bestemmingsplan Emmen, De Ark en eventueel op het plan reageren.
Een klein aantal geïnteresseerden hebben het bestemmingsplan bekeken, geen van hen heeft een reactie gegeven op het plan.

6.2 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan

Tegen het bestemmingsplan Emmen, De Ark zijn 2 zienswijzen ingediend. De zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven tot het aanpassen van het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.
Het voorliggende bestemmingsplanEmmen, De Ark betreft een actualisatie van diverse oude bestemmingsplannen. Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten door de gemeente worden gerespecteerd. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Aan het bestemmingplan zijn behoudens het opstellen van het bestemmingsplan dan ook geen kosten verbonden. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval in z'n geheel gedekt uit het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor het actualisering van bestemmingsplannen. Het kostenverhaal is dus anderszins verzekerd, waardoor vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.

Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen Emmen, De Ark

Bijlage 1 Staat van Inrichtingen Emmen, de Ark

Bijlage 1 Nota Van Beantwoording

Bijlage 1 Nota van beantwoording

Bijlage 2 Waterpargraaf De Ark

Bijlage 2 Waterpargraaf de Ark

Bijlage 3 Inventarisatie En Analyse Van Het Landschap Woonwagencentrum De Ark.

Bijlage 3 Inventarisatie en analyse van het landschap woonwagencentrum de Ark.

Bijlage 4 Archeologische Waarden In De Gemeente Emmen, Hfst 17 Steekproefrapport 2005-6/3

Bijlage 4 Archeologische Waarden in de Gemeente Emmen, hfst 17 Steekproefrapport 2005-6/3