KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Milieucategorie 2
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
Artikel 5 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen
Artikel 6 Centrum
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Groen - Wijkgroen
Artikel 9 Kantoor
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Maatschappelijk - Religie
Artikel 12 Maatschappelijk - Woonzorginstelling
Artikel 13 Sport
Artikel 14 Tuin
Artikel 15 Verkeer
Artikel 16 Verkeer - Verblijf
Artikel 17 Water
Artikel 18 Wonen - Aaneengebouwd 1
Artikel 19 Wonen - Aaneengebouwd 2
Artikel 20 Wonen - Aaneengebouwd 3
Artikel 21 Wonen - Aaneengebouwd 4
Artikel 22 Wonen - Gestapeld 2
Artikel 23 Wonen - Gestapeld 3
Artikel 24 Wonen - Gestapeld 4
Artikel 25 Wonen - Vrijstaand 1a
Artikel 26 Wonen - Vrijstaand 1b
Artikel 27 Wonen - Vrijstaand 2
Artikel 28 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 29 Antidubbeltelregel
Artikel 30 Algemene Bouwregels
Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 32 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 33 Overgangsrecht
Artikel 34 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Huidige Planologische Regelingen
1.4 Opzet Bestemmingsplan
1.5 Overzicht Verricht Onderzoek
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Inleiding
2.2 Gemeentelijk Beleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Rijksbeleid
2.5 Conclusie
Hoofdstuk 3 Onderzoeken
3.1 Archeologie En Monumenten
3.2 Demografische Gegevens
3.3 Ecologie
3.4 Fysieke Veiligheid
3.5 Milieu
3.6 Water
Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur
4.1 Ontstaansgeschiedenis En Cultuurhistorie
4.2 Verkeersstructuur En Parkeren
4.3 Groenstructuur
Hoofdstuk 5 Beschrijving Ontwikkelingen
5.1 Algemene Planbeschrijving
Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan
6.1 Algemeen
6.2 Inventarisatie
6.3 Toelichting Op De Verbeelding
6.4 Toelichting Op De Regels
6.5 Handhaving
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Betrokkenheid
7.1 Opstartbijeenkomst
7.2 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen
7.3 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen Emmerhout
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording
Bijlage 2 Nota Van Uitgangspunten
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Waterparagraaf
Bijlage 6 Ruimtelijke Onderbouwing De Schans
Bijlage 7 Ruimtelijke Onderbouwing Winkelcentrum
Bijlage 8 Architectuurgids
Bijlage 9 Dwarsprofielen

Emmen, Emmerhout

Bestemmingsplan - gemeente Emmen

Vastgesteld op 20-12-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Emmen, Emmerhout van de gemeente Emmen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0114.2010009-0701 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

het, met behoud van de woonfunctie, gebruik van een gedeelte van een woning of een daarbij behorend bijgebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken of het zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon. De ruimtelijke uitwerking of uitstraling van het aan huisgebonden bedrijf of beroep moet met de woonfunctie in overeenstemming zijn en mag geen hogere milieucategorie dan milieucategorie 1 bedragen; zoals aangegeven in de beleidsregel 'Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving', vastgesteld op 5 januari 2006;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererf:

een gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het (hoofd)gebouw is gelegen;

1.7 achtererfscheiding:

een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;

1.8 achtergevel:

een gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;

1.9 ander(e) bouwwerk(en):

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.10 andere werk(en):

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.11 antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.12 antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.13 archeologische verwachting:

verwachting van middelhoge of hoge archeologische waarden, welke nader onderzocht dienen te worden;

1.14 archeologisch waardevol gebied:

een door het Rijk aangewezen gebied en of element (AMK) waarvan is geconstateerd dat zich in en/of op de bodem met het oog op de bewoningsgeschiedenis, beschermingswaardige en door mensen gemaakte voorwerpen en of sporen van de vroegere samenlevingen bevinden;

1.15 bebouwing:

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.16 bebouwingsgrens:

een op de verbeelding aangegeven grens die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;

1.17 bedrijf:

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid;

1.18 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.19 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) personen, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.20 begane grond:

de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;

1.21 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.22 bestaand:

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.23 bestaande bebouwing:

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.24 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.25 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.26 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar als dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.27 bodemingreep:

werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologische) bodemarchief;

1.28 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.29 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.30 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en zolder;

1.31 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.32 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.33 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.34 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.35 brede school:

een netwerk van samenwerkende scholen en instellingen met als doel het vergroten van ontwikkelingskansen van kinderen waarbij de koppeling aan buitenschoolse opvang en verlengde schoolduur met allerlei activiteiten is inbegrepen, zoals sport- en spelverenigingen, cultuur, kinderdagopvang, naschoolse opvang, jeugdzorg en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen en activiteiten;

1.36 carport:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedoeld als stallingsruimte voor motorvoertuigen, met een dak en die niet of slechts aan één zijde is voorzien van een wand, bestaande wanden van gebouwen niet meegerekend;

1.37 dakopbouw:

de bovenste bouwlaag van een hoofdgebouw;

1.38 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden of verhuren van goederen, waaronder begrepen de uitstalling voor verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.39 dienstverlenend beroep:

een beroep waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;

1.40 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé;

1.41 erf:

het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel;

1.42 erker:

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een 'lichte' constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;

1.43 garagebox/autobox:

een overdekte stalling voor één of meer auto's;

1.44 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.45 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.46 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.47 geluidswerende voorzieningen:

een geluidsreducerende constructie/bouwwerk in de vorm van voorzieningen, zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen constructie/bouwwerk;

1.48 geometrische plaatsbepaling:

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.49 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.50 gevellijn:

de lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;

1.51 groenvoorzieningen:

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.52 hogere waarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.53 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.54 horeca:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.55 horeca-1:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken, zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven zoals een sportkantine;

1.56 horeca-2:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;

1.57 horeca-3:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, met uitzondering van discotheken en nachtclubs;

1.58 horecabedrijf:

een bedrijf, inrichting waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.59 kantoor:

beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte(n) die door hun indeling en aard zijn bestemd om overwegend te worden gebruikt voor het verrichten van administratieve werkzaamheden en dienstverlening;

1.60 liftschacht:

de verticale waterdichte kokerconstructie, welke een doorgang vormt tussen verschillende verdiepingen van een gebouw waarin een liftkooi of liftcabine verticaal omhoog en omlaag wordt bewogen;

1.61 luifel:

een ander bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;

1.62 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder; gezondheidszorg, zorg en welzijn, buurtondersteuning/buurtwerk, jeugd/kinderopvang, onderwijs, religie, uitvaart, bibliotheken, openbare dienstverlening, culturele voorzieningen, verenigingsleven, voorzieningen voor sport en sportieve recreatie, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.63 nutsvoorzieningen/of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten dienste van openbaar en semi-openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;

1.64 onderkomen(s):

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, caravans en tenten;

1.65 oorspronkelijke bijbehorend bouwwerk:

bijbehorend bouwwerk die bij de oprichting van de wijk Emmerhout is gebouwd, zoals door de ontwerper van de wijk bedacht;

1.66 overkapping:

een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);

1.67 perceelsgrens:

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.68 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.69 staat van inrichtingen:

een lijst van bedrijven bevattende informatie over de bedrijven die zijn toegestaan binnen het plangebied; de lijst is als bijlage bij de regels opgenomen;

1.70 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.71 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.72 voorerf:

een gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;

1.73 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtsreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.74 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk cq de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.75 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

1.76 waterlopen:

een sloot, goot of greppel ten behoeve van opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;

1.77 woning aaneengebouwd (rijwoning):

een grondgebonden woning die met andere gelijkvormige huizen onder een kap of in een rij staat;

1.78 woning geschakeld:

een woning welke geschakeld is doordat (niet vrijstaande) bijbehorende bouwwerken aan elkaar zijn gebouwd;

1.79 woning gestapeld:

zie omschrijving woongebouw;

1.80 woning twee-aaneen:

een woning op slechts één zijde gesitueerd op de zijdelingse perceelsgrens waaronder ook begrepen geschakelde woningen;

1.81 woning vrijstaand:

een grondgebonden woning waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naastgelegen hoofdgebouwen;

1.82 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.83 wooneenheid:

afzonderlijk bewoonbaar gedeelte van een voor wonen (mede) bestemd gebouw;

1.84 woongebouw:

een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.85 woonzorgcentrum:

een complex met een bouwwijze die is gericht op beschermd wonen, zorg en verpleging, waarbij eventueel met complexgewijze overeengekomen zorg- en servicearrangementen, maar met een consequente contractuele scheiding tussen wonen, zorg en service;

1.86 wijkgroen

een (openbaar) gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn en die bij het ontwerp van de wijk een belangrijke structurele stedenbouwkundige betekenis heeft gehad. Alleen eventuele bestaande parkeermogelijkheden zijn mogelijk;

1.87 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw is gelegen;

1.88 zijerfscheiding:

een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 de bebouwing op de verbeelding:

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 het bebouwingspercentage:

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 het peil:

het peil overeenkomstig de Bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de Bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Milieucategorie 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Milieucategorie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven tot en met milieucategorie 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde Staat van Inrichtingen, bijlage 1, met uitzondering van bedrijven met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  2. b. bedrijfsgebouwen;

met de daarbij behorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. toegangswegen, in- en uitritten;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. geluidswerende voorzieningen;
  6. h. kunstwerken en waterwerken;
  7. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Inrichtingen in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf – Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen;
  2. b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. terreinen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

Artikel 5 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. brandstofverkooppunt, LPG niet inbegrepen;
  2. b. benzineshop, verkooppunt gekoppeld aan brandstofverkooppunt en aan het brandstofverkooppunt gerelateerde goederen;
  3. c. een luifel ter overkapping van de brandstoftankpunten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-overkapping';

met de daarbij behorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen in- en uitritten;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. geluidswerende voorzieningen;
  6. i. kunstwerken en waterwerken;
  7. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het verkopen van LPG;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een vulpunt voor LPG.

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. kantoren;
  3. c. dienstverlening;
  4. d. sporthal;
  5. e. horeca - 1 tot en met horeca - 3;
  6. f. maatschappelijke voorzieningen;
  7. g. medische voorzieningen;
  8. h. bedrijven tot en met milieucategorie 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde Staat van Inrichtingen, bijlage 1, met uitzondering van bedrijven met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar, geluidzoneringsplichtige bedrijven, zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer en vuurwerkbedrijven;
  9. i. (overdekt) winkelcentrum;
  10. j. supermarkten;
  11. k. opslagruimte;
  12. l. wonen vanaf de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  13. m. bedrijfsgebouwen;

met bijbehorende:

  1. n. andere bouwwerken;
  2. o. horeca-1 ten dienste van de bestemming;
  3. p. fietsen- en winkelwagenstallingen;
  4. q. kunstwerken en waterwerken;
  5. r. sport- en speelgelegenheden;
  6. s. fiets- en voetpaden;
  7. t. toegangswegen, in- en uitritten;
  8. u. parkeervoorzieningen;
  9. v. pleinen en erven;
  10. w. groenvoorzieningen;
  11. x. geluidswerende voorzieningen;
  12. y. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de eerste bouwlaag van een gebouw ten behoeve van het wonen;
  2. b. het gebruik van een woning ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen(voorziening);
  2. b. park;
  3. c. plantsoen;
  4. d. water;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. multifunctioneel speelveld;
  4. h. fiets- en voetpaden;
  5. i. in- en uitritten;
  6. j. bestaande parkeervoorzieningen;
  7. k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Binnen de bestemming is mede begrepen het behoud, herstel en de ontwikkeling van bestaande beplanting.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Groen - Wijkgroen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Wijkgroen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen(voorziening);
  2. b. park;
  3. c. plantsoen;
  4. d. water;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. fiets- en voetpaden;
  4. h. in- en uitritten;
  5. i. bestaande parkeervoorzieningen;
  6. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Binnen de bestemming is mede begrepen het behoud, herstel en de ontwikkeling van bestaande beplanting.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Kantoor

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. toegangswegen, in- en uitritten;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. groenvoorzieningen;
  5. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. gebouwen ten behoeve van fietsenstallingen/bergingen;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. horeca-1 (kantine) ten dienste van de bestemming;
  3. e. sport- en speelgelegenheden;
  4. f. fiets- en voetpaden;
  5. g. toegangswegen, in- en uitritten;
  6. h. parkeervoorzieningen;
  7. i. groenvoorzieningen;
  8. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 11 Maatschappelijk - Religie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van religieuze instellingen zoals kerken, moskeeën, gebedshuizen en andere in aard en omvang vergelijkbare instellingen met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. gebouwen ten behoeve van fietsenstallingen;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. horeca - 1, ten dienste van de bestemming;
  3. e. bijbehorende bouwwerken;
  4. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 12 Maatschappelijk - Woonzorginstelling

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Woonzorginstelling' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van een zorginstelling, verpleeghuis, woonzorgcentrum, beschermd wonen;
  2. b. gebouwen ten behoeve van fietsenstallingen;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. horeca -1 en 2 ten dienste van de bestemming;
  3. e. sport- en speelgelegenheden;
  4. f. fiets- en voetpaden;
  5. g. toegangswegen, in- en uitritten;
  6. h. parkeervoorzieningen;
  7. i. groenvoorzieningen;
  8. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 13 Sport

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. trainingszaal, fitnessruimten;
  2. b. sporthal of gymzaal;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. horeca -1 (sportkantine) ten dienste van de bestemming;
  3. e. speelgelegenheden;
  4. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

13.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 14 Tuin

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. in- en uitritten.

De in de bestemming begrepen gronden dienen niet als erf te worden beschouwd.

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, fietspaden en straten met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaande verkeer;
  2. b. informatiesystemen/signaleringsborden;
  3. c. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  4. d. taxistandplaats;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. kunstwerken en waterwerken;
  3. g. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. h. groenvoorzieningen;
  5. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Verkeer - Verblijf

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
  2. b. erven en pleinen;
  3. c. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - garagebox';

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. kunstwerken en waterwerken;
  3. f. sport- en speelgelegenheden;
  4. g. fiets- en voetpaden;
  5. h. parkeervoorzieningen;
  6. i. groenvoorzieningen;
  7. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

16.4 Afwijken van de bouwregels

16.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen

  1. a. het gebruik van de garageboxen ten behoeve van het wonen
  2. b. het gebruik van de garageboxen voor bedrijfsmatige doeleinden;
  3. c. het gebruik van de garageboxen ten behoeve van detailhandel.

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. oevers en beplanting;

met de bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. kunstwerken en waterwerken;
  3. f. nutsvoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Artikel 18 Wonen - Aaneengebouwd 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-Aaneengebouwd 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aaneengebouwde (rijtjes)woningen met één bouwlaag;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

18.4 Afwijken van de bouwregels

18.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 19 Wonen - Aaneengebouwd 2

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-Aneengebouwd 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aaneengebouwde (rijtjes)woningen met twee bouwlagen;
  2. b. een carport ter plaatse van de aanduiding 'sw - car';
  3. c. bijbehorende bouwwerken;
  4. d. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

19.4 Afwijken van de bouwregels

19.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 20 Wonen - Aaneengebouwd 3

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-Aneengebouwd 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aaneengebouwde (rijtjes)woningen met twee bouwlagen;
  2. b. een carport ter plaatse van de aanduiding 'sw - car';
  3. c. bijbehorende bouwwerken;
  4. d. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

20.4 Afwijken van de bouwregels

20.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 21 Wonen - Aaneengebouwd 4

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-Aaneengebouwd 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aaneengebouwde (rijtjes)woningen met één bouwlaag;
  2. b. inpandige bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieninge n en waterhuishoudkundige voorzieningen.

21.2 Bouwregels

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 22 Wonen - Gestapeld 2

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-Gestapeld 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. appartementsgebouwen met twee bouwlagen;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

22.2 Bouwregels

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

22.4 Afwijken van de bouwregels

22.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 23 Wonen - Gestapeld 3

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-Gestapeld 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. appartementsgebouwen met maximaal drie bouwlagen;
  2. b. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. sport- en speelgelegenheden;
  3. e. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

23.2 Bouwregels

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

23.4 Afwijken van de bouwregels

23.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 24 Wonen - Gestapeld 4

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-Gestapeld 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. appartementsgebouwen met vier of meer bouwlagen;
  2. b. een (ondergrondse) parkeergarage;
  3. c. bestaande bijbehorende bouwwerken;
  4. d. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. nutsvoorzieninge n en waterhuishoudkundige voorzieningen.

24.2 Bouwregels

24.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

24.4 Afwijken van de bouwregels

24.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 25 Wonen - Vrijstaand 1a

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-Vrijstaand 1A' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen met één bouwlaag;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen, in- en uitritten;
  3. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

25.2 Bouwregels

25.3 Nadere eisen

25.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 26 Wonen - Vrijstaand 1b

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-Vrijstaand 1B' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen met één bouwlaag met kap;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. toegangswegen, in- en uitritten;
  3. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

26.2 Bouwregels

26.3 Nadere eisen

26.4 Afwijken van de bouwregels

26.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 27 Wonen - Vrijstaand 2

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen met twee bouwlagen;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

27.2 Bouwregels

27.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

27.4 Afwijken van de bouwregels

27.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 3

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. terreinen van middelhoge of hoge archeologische verwachtingen;
  2. b. bescherming en veiligstelling van de middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarden;

28.2 Bouwregels

28.3 Afwijken van de bouwregels

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 29 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 30 Algemene Bouwregels

30.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

  1. a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden.
  2. b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden.
  3. c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

30.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels

31.1 Bevoegdheid

  1. 1. Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel 31 afwijken van de regels door:
  1. a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
  2. b. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
  3. c. het toestaan van geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
  4. d. het toestaan van in geringe mate, doch maximaal 5.00 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  5. e. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
  6. f. het toestaan van het oprichten van maximaal 30 meter² extra gebouwen voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;
  7. g. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
  1. i. de goothoogte van een gebouw maximaal 3.00 meter mag bedragen;
  2. ii. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 meter² mag bedragen;
  3. iii. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10.00 meter mag bedragen;
  1. h. de hoogte van andere bouwwerken zijnde, te vergroten en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 10 m;
  2. i. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van maximaal 25.00 meter met dien verstande dat als het gaat om antennes naar het oordeel van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe voldoende is aangetoond;
  3. j. het overschrijden van de gevellijn door:
  1. i. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
  2. ii. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 meter² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
  1. k. het toestaan van erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg met een maximaal bouwhoogte tot 1,5 meter;
  2. l. het oprichten van veiligheidsfakkels ten behoeve van de gaswinning tot 30 meter hoog met een hekwerk tot 2 meter;
  3. m. de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende bepalingen gelden:
  1. i. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
  2. ii. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  3. iii. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
  4. iv. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
  5. v. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden activiteiten met een maximum van 50 meter²;
  6. vi. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
  7. vii. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 meter² bij of aan de woning worden geplaatst;
  8. viii. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt.

31.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 31.1 eerste lid genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast.In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

Artikel 32 Algemene Wijzigingsregels

32.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door:

  1. 1. het verschuiven van de bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 meter waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd;
  2. 2. het verruimen van de in het plan aangegeven bouwvlakken tot maximaal 5% van het bouwvlak waarbij de verruiming uitsluitend mag plaatsvinden binnen de bestemming waarop het bouwvlak betrekking heeft;
  3. 3. het verschuiven van de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen waarbij de verschuiving niet meer mag bedragen dan 5 meter en de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.

32.2 Beperking

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om het bestemmingsplan te wijzigen, dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad, kan de wijziging niet plaatsvinden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

33.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid a. met maximaal 10%.
  3. c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

33.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Emmen, Emmerhout.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan

Vanwege de wettelijke plicht om bestemmingsplannen iedere tien jaar te herzien, is voor de wijk Emmerhout te Emmen een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

Dit bestemmingsplan Emmen, Emmerhout heeft in de eerste plaats als doel de bestaande planologische situatie opnieuw vast te leggen. Ten tweede moet het bestemmingsplan de bestaande situatie voorzien van een adequaat en actueel ruimtelijk en juridisch kader. Hierbij is gelet op de wensen en bebouwingseisen van deze tijd. Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan helder, eenduidig interpreteerbaar, handhaafbaar en toetsbaar moet zijn.

Doordat nieuwe bestemmingsplannen eenvoudiger en eenduidiger worden opgesteld, sluiten zij aan bij de doelstellingen van deregulering die het college zich heeft gesteld.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Emmerhout ligt oostelijk van het Emmer centrumgebied (zie figuur 1-1). Het wordt globaal begrensd door het bosgebied Emmerdennen in het westen, de Laan van de Bork in het noorden, de N391 in het oosten en de Oude Markeweg in het zuiden (zie figuur 1-2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010009-0701_0002.png"

Figuur 1-2: Indicatie begrenzing plangebied

1.3 Huidige Planologische Regelingen

Het voorliggende bestemmingsplan Emmen, Emmerhout vervangt twaalf bestemmingsplannen gedeeltelijk of geheel, dit zijn:

  • 63.020, Emmen, Partiële herziening Emmerhout, vastgesteld 25-03-63, goedgekeurd 06-12-63;
  • 65.125, Emmen, Emmerhout vakken A en B, vastgesteld 03-01-66, goedgekeurd 21-06-66;
  • 65.130, Emmen, Emmerhout vakken C en D, vastgesteld 31-01-66, goedgekeurd 13-12-66;
  • 67.060, Emmen, Emmerhout vakken J en J1, vastgesteld 26-06-67, goedgekeurd 30-07-68;
  • 69.073a, Emmen, Emmerhout - Centrum, vastgesteld 21-07-69, goedgekeurd 19-05-70;
  • 70.064, Emmen, Emmerhout vak H, vastgesteld 30-11-70, goedgekeurd 22-06-71;
  • 70.117, Emmen, Emmerhout vak G, vastgesteld 25-01-71, goedgekeurd 22-06-71;
  • 73.196, Emmen, Emmerhout t.z.v. de Laan van de Marel, vastgesteld 28-10-74, goedgekeurd 24-03-75;
  • 82.126, Emmen, Emmerhout woningbouw aan de Lemzijde, vastgesteld 28-05-84, goedgekeurd 02-07-85;
  • 82.284, Emmen, Emmerhout Laan van het Kinholt - Rondweg, vastgesteld 28-04-86, goedgekeurd 23-09-86;
  • 83.150, Emmen, Emmerhout woningbouw centrum - west, vastgesteld 29-01-87, goedgekeurd 09-06-87;
  • Partiële herziening van de regels van diverse bestemmingsplannen van de gemeente Emmen ten aanzien van prostitutie- en escortbedrijven, vastgesteld 29-03-2001, goedgekeurd 12-06-2001.

Daarnaast zijn in het verleden diverse bouwinitiatieven met buitenplanse (ex artikel 19 WRO) en binnenplanse (ex artikel 15 WRO) vrijstellingprocedures mogelijk gemaakt. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Emmen, Emmerhout zullen de genoemde bestemmingsplannen en de vrijstellingen, voorzover zij vallen binnen het plangebied, rechtskracht verliezen en door het bestemmingsplan Emmen, Emmerhout worden vervangen.

Met deze actualisering worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Alleen plannen waarvoor reeds een ruimtelijke procedure is afgerond, zijn meegenomen. Het gaat dus uitsluitend om (een betere) juridische regeling voor het bestaande gebruik.

1.4 Opzet Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met een bestemming en/of een aanduiding. De regels hebben betrekking op de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

1.5 Overzicht Verricht Onderzoek

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Emmen, Emmerhout zijn diverse bureauonderzoeken verricht. In deze paragraaf worden deze kort benoemd. De conclusies zijn verwerkt in hoofdstuk 3.

Archeologisch historisch onderzoek

Op basis van beschikbaar kaart- en datamateriaal is gekeken naar binnen het plangebied aanwezige en te verwachten archeologische en historische waarden. Voorzover noodzakelijk is voor deze (verwachtings)waarden een conserverende juridische regeling opgenomen. Het archeologisch onderzoek is als bijlage 2 opgenomen bij deze toelichting.

Akoestisch onderzoek

Daar het plangebied is gelegen binnen de geluidzones van een aantal wegen dient de geluidsbelasting op het bestemmingsplabn te worden getoetst aan grenswaarden conform de Wet geluidhinder. Het akoestisch onderzoek is als bijlage 3 opgenomen bij deze toelichting.

Watertoets

Voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan, heeft de gemeente overleg gevoerd met het waterschap. De gemaakte afspraken zijn verwerkt in de 'waterparagraaf' (paragraaf 3.6). De waterparagraaf is als bijlage 4 opgenomen bij deze toelichting.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Inleiding

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet de gemeente rekening houden met het rijksbeleid, het beleid van de provincie Drenthe, regionaal beleid en het eigen (ruimtelijk) beleid.

In dit hoofdstuk worden de relevante beleidsuitgangspunten, voorzover betrekking hebbend op de inhoud van dit bestemmingsplan, toegelicht.

2.2 Gemeentelijk Beleid

2.2.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef

De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is op 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald deze zijn als volgt:

Landschap:
Versterken van het landschap door in te zetten op bebossing van de Hondsrug, het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik van de essen te vergroten.

Duurzaamheid:
Het benoemen van het uitgebreide kanalenstelsel en de beekdalen voor de berging van water. Specifiek betreft het hier de Buma Marchienawijk/ Sleenerstroom en het Schoonebeekerdiep. Het herstel van de beekdalen combineert de verbetering van de waterkwaliteit met noodberging, alsmede versterking van het landschap. Een tweetal gebieden is benoemd als mogelijk zoekgebied. De term 'mogelijk zoekgebied' betekent dat deze relatief onbebouwde gebieden een mogelijke toekomstige geschiktheid kennen voor de berging van water. Deze geschiktheid dient behouden te blijven, maar is alleen nodig indien scenario's met een verdergaande klimaatverandering hiertoe aanleiding geven.

Verkeer:
Voor de externe bereikbaarheid wordt ingezet op verdubbeling van de N34 (Emmen-Zuid tot Emmen-centrum) en de N862 en optimalisering van het spoor naar Zwolle en Twente.
Interne bereikbaarheid: opwaarderen van de Rondweg door de stroomfunctie te verbeteren en onderzoek doen naar de verbeteropties van de Hondsrugweg.

Werken:
Naast de geplande uitbreidingen tot 2015 zijn geen nieuwe uitbreiding van bedrijventerreinen. Voor woonwerkcombinaties is behalve op de Meerdijk op termijn ruimte langs de as naar Nieuw Amsterdam, op Pollux IV en in Emmer-Compascuum (mits passend binnen de milieucontouren). Voor kantoren en zorg ('cure') wordt aangesloten op bestaande plannen en locaties. Ingezet wordt op een verknoping van nieuwe en aanwezige leisurevoorzieningen. Voor wat betreft glastuinbouw vindt inzet plaats op herstructurering van oudere delen. Omstreeks 2012 wordt de ruimtevraag naar glastuinbouw opnieuw in beeld gebracht. Daarbij past ook bezinning op mogelijk andere functies in het Rundedal. Tenslotte de koers voor de landbouw: schaalvergroting in landbouwgebieden (zone 1 en 2 uit het POP) mogelijk maken in aansluiting op het landschap. Daar waar de landbouw in de knel komt wordt ingezet op altenatieven.

Wonen:
Vanuit de structuurvisie vindt aansluiting plaats op het bestaande bouwprogramma (zie ook woonplan). Voor fase 2 en 3 van de Delftlanden vindt een verbijzondering plaats en wordt gericht op meer landelijke en dorpse woonmilies. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op op wervende woonmilieus, te weten: water/lintwonen tussen Barger- en Emmer Compascuum, boswonen op de Hondsrug en erfwonen in het zuidelijk deel van de gemeente.

Voorzieningen:
Inzet op versterking van de centrumfunctie van Emmen en behoud bestaande ruimtelijke structuur niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke wijzigingsmomenten inzetten op versterking van de kwaliteit en efficiënte bundeling.

Veiligheid:
Emmen wenst een gemeente te zijn waarin een ieder veilig woont. Hier tegenover staat dat Emmen dé industriestad van het Noorden is en in de toekomst een gemeente wil blijven waarin economie, bedrijvigheid en werkgelegenheid hoog in het vaandel staan. Voor risicovolle activiteiten is ruimte op bedrijventerreinen Bargermeer, de Vierslagen en A37. Buiten de zoekgebieden op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen mag geen nieuwvestiging BEVI inrichtingen plaatsvinden. Met uitzondering van LPG-tankstations. Hiervoor wordt per locatie een beoordeling gemaakt in het kader van de daarvoor te voeren planologische procedure (conform het BEVI). Buiten de industrieterreinen staat de ambitie Veilig Wonen voorop. Hier heeft wonen de prioriteit boven (risicovolle) bedrijvigheid. Nieuwe ontwikkelingen in de vorm van (beperkt) kwetsbare objecten worden nadrukkelijk getoetst aan het aspect fysieke veiligheid. De vestiging van niet BEVI-inrichtingen kunnen in principe plaatsvinden buiten locatie 1 en 2 (uitzonderingen kunnen worden gevormd door branchegerelateerde inrichtingen), zie figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010009-0701_0003.jpg"
Figuur 2.1: Zoekgebied BEVI-inrichtingen

rode contour= Zoekgebied te vestigen BEVI- inrichtingen. De PR=10 -6 contour dient binnen eigen inrichtings-grens te blijven en dient binnen de PR=10-6 contour van het zoekgebied te blijven. Indien PR=10 -6 contour niet binnen de eigen inrichtingsgrens te houden is mag hier op de locaties 1 en 2 (op industrieterrein Bargermeer) onder voorwaarden van worden afgeweken, mits rekening gehouden wordt met de beperking die dit oplevert voor de gevstigde niet-BEVI inrichtingen.

2.2.2 Ruimtelijke waardenkaart

De gemeente heeft door Bosch Slabbers de Ruimtelijke Waardenkaart Emmen (december 2008) laten opstellen. Deze waardenkaart belicht de aardkundige, de archeologische, de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden van het grondgebied van de gemeente Emmen. De waardenkaart vormt ook een van de onderleggers voor het (in voorbereiding zijnde) bestemmingsplan Buitengebied. Daarnaast reikt de kaart concrete handvatten aan voor de ontwikkeling van het landschap. Aangegeven is met welke aspecten in de planvorming rekening dient te worden gehouden. Voor het plangebied heeft dit geen consequenties.

2.2.3 Masterplan

Op 26 april 2007 heeft de gemeenteraad het Masterplan Emmerhout vastgesteld (Emmen Revisited/De Nijl Architecten). De aanleiding voor het opstellen van dit masterplan is dat Emmerhout langzamerhand veroudert. Een toekomstperspectief is nodig om de wijk vitaal en de woonkwaliteit op peil te houden, met behoud van cultuurhistorische waarden. Het masterplan biedt daarom een ruimtelijke ontwikkelingsstrategie, uitgaande van het actuele programma, de gewenste kwaliteit en de bijzondere stedenbouwkundige opzet van de wijk. In hoofdstuk 4 en 5 wordt ingegaan op de relatie tussen het masterplan en dit bestemmingsplan.

2.2.4 Hoogbouwvisie

De gemeente heeft de Hoogbouwvisie opgesteld (september 2007) om de ambitie voor de kern Emmen, om te komen tot een meer stedelijk centrum, te kunnen waarmaken. Een schaalsprong in de vorm van hoogbouw sluit ook aan bij het kernmotto 'Open Groene Stad'. In de Hoogbouwvisie wordt geconstateerd dat de hoogbouw binnen Emmerhout een oriëntatiefunctie vervult. Voor de toekomst wordt meegegeven: “clustering of solitaire hoogbouw dient gesitueerd te worden in de wijkwinkelcentra en op een goede wijze ingepast te worden in de bestaande ruimtelijke context.” Voor woonwijken als Emmerhout wordt onderscheid gemaakt in laagbouw (< 12 m); middel-hoogbouw (12-20 m); hoogbouw (20-40 m).

2.2.5 Verkeer

Op dit moment is de gemeente Emmen bezig met het opstellen van nieuw parkeerbeleid. In het masterplan worden diverse voorstellen gedaan om de parkeersituatie ter plaatse te verbeteren. In hoofdstuk 4 en 5 is op de vertaling daarvan in dit bestemmingsplan ingegaan.

2.2.6 Welstand

In de Welstandsnota, vastgesteld door de raad in december 2010 is het plangebied ingedeeld bij het gebiedstype 'Woonwijken en woonbuurten'. Kenmerken van de ruimtelijke basiskwaliteit van woonwijken en -buurten zijn:

  • architectonische eenheden (woonblokken, flatgebouwen, rijtjeswoningen, dubbele woningen, geschakelde woningen, vrijstaande woningen) met gemeenschappelijke kenmerken (kapvorm, materialen en kleur, bouwhoogte et cetera);
  • duidelijk ritme van bouwblokken, maar toch herkenbaarheid van de individuele woning;
  • duidelijk herkenbare rooilijnen waarin de bebouwing is geplaatst;
  • bebouwing heeft relatie met en invloed op het openbaar gebied;
  • richtlijn: eenvoudige vorm van gebouw, dan variatie in kleur/materiaal mogelijk;
  • gevarieerde vorm, dan soberheid in kleur- en materiaalgebruik.

Deze basiskwaliteiten zijn vertaald in een aantal basiscriteria. Op deze manier kan middels respecterend/vernieuwend welstandsbeleid, met zo min mogelijk regels en beperkingen, de ruimtelijke basiskwaliteit van de woonomgeving worden gewaarborgd. Per architectonische eenheid wordt getoetst op de volgende aspecten:

  • kleurgebruik (harmonisch);
  • materialisering;
  • gevelbeeld naar openbaar gebied;
  • afstemming uitbreidingen en verbouwingen op bestaand bouwwerk.

Voor de Laan v/h Kwekebos (geschakelde woningen met kap) zijn specifieke welstandscriteria geformuleerd.

2.2.7 Nota van uitgangspunten

De gemeente heeft voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan de Nota van uitgangspunten Emmerhout laten opstellen door BügelHajema Adviseurs (januari 2010). Hierin zijn op basis van een analyse op wijk- en buurtniveau diverse knelpunten op het gebied van de bebouwing, de groenstructuur en parkeren in beeld gebracht. De nota doet per (type) knelpunt aanbevelingen voor verbetering. Tevens worden suggesties gedaan hoe een en ander in een nieuw bestemmingsplan voor Emmerhout het beste juridisch geregeld kan worden.

2.3 Provinciaal Beleid

2.3.1 Omgevingsvisie Drenthe

Tijdens haar vergadering van 2 juni 2010 heeft Provinciale Staten het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:

  1. 1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
  2. 2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
  3. 3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  4. 4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Deze zijn:

  1. 1. het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, veiligheid, naoberschap, menselijke maat, kleinschaligheid (Drentse schaal);
  2. 2. het behouden en versterken van de biodiversiteit door het realiseren van de Ecologische hoofdstructuur (EHS);
  3. 3. het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid;
  4. 4. het streven naar voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied voor landbouw, recreatie en toerisme en bedrijvigheid;
  5. 5. het ontwikkelen van een adequate strategie voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid;
  6. 6. het maken van bovenlokale afspraken over aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag;
  7. 7. het streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische of gebiedskenmerken waardoor de stedelijke centra gedifferentieerde blijven;
  8. 8. het ontwikkelen en behouden van robuuste stedelijke netwerken, waardoor de steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn;
  9. 9. de kwaliteit en kwantiteit van (grond)water;
  10. 10. het benutten van de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en -distributie en tevens het besparen van energie, het zorgvuldige gebruik van de ondergrond voor de energiewinning, de opslag van CO2, groen gas en aardgas en de energie-infrastructuur;
  11. 11. het creëren van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van de mobiliteit in samenhang met het creëren van betrouwbaarheid van (inter)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen door de lucht en over weg, spoor en water evenals de verknoping met de (inter)nationale netwerken;
  12. 12. de Ecologische Hoofdstructuur, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in landschaptypen;
  13. 13. het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie;
  14. 14. sport- en cultuurparticipatie en de infrastructuur die hiervoor nodig is.

Voor al deze zaken geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over gemeentelijke plannen indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt. In het geval van voorliggend bestemmingsplan is geen sprake van rechtstreekse invloed van de omgevingsvisie.

2.3.2 Provinciale omgevingsverordening

In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. Naast de vertaling van het rijks belang beschrijft de POV de provinciale belangen waarover de provincie duidelijkheid wil geven en of wil verankeren in op gemeentelijk niveau, middels overleg of anderszins. De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de verordening op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, SER ladder en milieu- en leefomgeving. Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. Waarbij deze elementen een rol spelen voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit (Bruisend Drenthe). De gemeente moet binnen de kaders van de Omgevingsvisie de kernkwaliteiten uitwerken naar hun ruimtelijke plannen. Ze zijn daarbij gebonden aan de kaders van het provinciaal beleid welke is neergelegd in de Omgevingsvisie en uitwerkingen zoals het Cultuurhistorisch Kompas en de beleidsnota Aardkundige waarden.Bij het opstellen van de cultuurhistorische hoofdstructuur beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas is gezocht naar een samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden. Aan de hand van deze structuren is de provincie opgedeeld in 10 deelgebieden. Emmen behoord tot deelgebied Emmen en haar Venen. De ambities behorende bij dit deelgebied richten zich op het behouden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp en es, waarbij de esdorpen en essen als een keten op de Hondsrug liggen, afgewisseld met scherp begrensde boswachterijen. Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route over de Hondsrug. Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. De belangrijkste opgave voor de Hondsrug is het ontwikkelen van een integraal gebiedsperspectief om de aantrekkelijkheid van het gebied als woon- en werkplek en toeristische trekker te waarborgen voor de toekomst.

Voor al genoemde zaken in de omgevingsvisie Drenhte en de POV geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over gemeentelijke plannen indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt. In het geval van voorliggend bestemmingsplan is cultuurhistorie een punt van aandacht daar Emmerhout is aangewezen als een wijk waarvan de waarden beschermt dan wel bewaakt, versterkt moeten worden.

2.4 Rijksbeleid

2.4.1 Ruimtelijk beleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en op 13 maart 2012 vastgesteld. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met de structuurvisie kiest het rijk voor een meer selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
Delen van de structuurvisie die de nationale ruimtelijke belangen borgen en die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur, de Amvb Ruimte (Barro). Ook is een planmilieueffectrapport (plan-MER) opgesteld.

Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen worden aan de andere overheden goed door hen worden behartigd. Het nieuwe Rijkstoezicht in de ruimtelijke ordening richt zich op het toezicht achteraf. Wanneer rijksdoelen en nationale belangen raken aan regionale opgaven, vraagt dit om een heldere taakverdeling en samenwerkingsafspraken tussen de betrokken overheden.
Waar het Barro bepalingen bevat gericht op gemeentelijke bestemmingsplannen gaat het Rijk er vanuit dat deze doorwerking krijgen. Het Rijk zal tijdens het opstellen en vaststellen van bestemmingsplannen dan ook niet toetsen op een correcte doorwerking van nationale belangen. Daarnaast blijft het Rijk opkomen voor zijn directe belangen bij gemeentelijke en provinciale plannen vanuit de rol van weg- en waterbeheerder (Rijkswaterstaat), eigenaar van defensieterreinen (ministerie van Defensie) en voor projecten in het kader van de rijkscoördinatieregeling rond rijksinpassingsplannen op het terrein van de energie-infrastructuur (het ministerie van EL&I).
Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.4.2 Kiezen voor Karakter, Visie erfgoed en ruimte - Wederopbouwgebieden

De Visie erfgoed en ruimte geeft aan hoe het rijk het onroerend cultureel erfgoed borgt in de ruimtelijke ordening, welke prioriteiten het kabinet daarbij stelt en hoe het wil samenwerken met publieke en private partijen. Vanuit een brede erfgoedvisie wordt ingezoomd op de meest actuele en urgente opgaven van nationaal belang. De visie is complementair aan de Structuurvisie infrastructuur en ruimte. De heersende opvatting in de visie is dat verankering van cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening vraagt om twee zaken. In de eerste plaats dient het belang van het cultureel erfgoed volwaardig mee te worden genomen in de integrale afweging van belangen die plaatsvindt ten behoeve van het goed functioneren van de ruimte. In de tweede plaats dient cultureel erfgoed dat van bijzondere betekenis is, te worden benoemd. Zo kan er op voorhand rekening mee worden gehouden in ruimtelijke plannen en ontwikkelingsprocessen

Op basis van onderzoek van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zijn 30 gebieden geselecteerd uit de periode 1940-1965 die van nationaal cultuurhistorisch belang zijn. De gebieden zijn beoordeeld op o.a. de kwaliteit van het oorspronkelijke plan c.q. ontwerp, de toenmalige ontwerpprincipes, de huidige stedenbouwkundige gaafheid en zeldzaamheid, de voorbeeldfunctie van ontwerp en uitvoering, het (inter)nationale belang en hun huidige cultuurhistorische waarde. Hierbij is onderscheid gemaakt naar drie typen gebieden: 1) de daadwerkelijk wederopgebouwde kernen / gebieden (herstel oorlogsschade), 2) naoorlogse woonwijken en 3) landelijk gebied (reconstructie na oorlogsschade, ruilverkavelingen en nieuw land) . De woonwijken Emmermeer, Angelslo, Emmerhout zijn oa op basis van de volgende fysieke kwaliteiten:

  • I. - compositie van 3 wijken rond bos in voormalig veengebied
  • II. - hiërarchisch stratenpatroon met centraal gelegen voorzieningenstroken
  • III. - experimentele woningbouw en ruime groenvoorziening

van nationale betekenis. Nav deze aanwijzing al wederopbouwgebied wordt in hoofdstuk vier van het bestemmingsplan kort de cultuurhistorie beschreven van Emmerhout en wordt verwezen naar bijlage 8 (Architectuurgids Emmen, Analyse Emmerhout).

2.5 Conclusie

Dit bestemmingsplan past binnen het ruimtelijk beleid zoals vastgesteld door het Rijk, de regio, de provincie en de gemeente.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie En Monumenten

3.1.1 Archeologie

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in bestemmingsplannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening dienen te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt. Uit de verbeelding en de planregels van het bestemmingsplan dient de zorg voor de genoemde archeologische waarden te blijken.

In het kader van de Monumentenwet en de Culturele Alliantie tussen de gemeente Emmen en de provincie Drenthe heeft de gemeente Emmen eigen archeologiebeleid ontwikkeld. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport die als toelichting op de kaart dient. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. Het gemeentelijk archeologiebeleid is ten tijde van het ontwerpbestemmingsplan nog in ontwikkeling. Vooruitlopend op vaststelling van dit beleid zijn in dit ontwerpbestemmingsplan de gemaakte beleidskeuzes opgenomen. De beleidsadvieskaart zal voor vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad zijn vastgesteld.

De archeologische waarden en verwachtingen zijn in dit ontwerpbestemmingsplan vertaald in de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 3". Met deze vertaling is op eenvoudige wijze in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Binnen de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 3" is een onderverdeling gemaakt in 6 dubbelbestemmingen. Per dubbelbestemming zijn planregels opgenomen voor de te bouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor vrijstelling is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en is vertaald naar oppervlakten en dieptes. Bij overschrijding van de gestelde vrijstellingseisen bij ruimtelijke ontwikkelingen betekent dit dat de aanwezige waarde of verwachting moet worden onderzocht.

Omdat de Rijksmonumenten al uitputtend zijn beschermd via het wettelijke stelsel van de Monumentenwet (zie artikel 11 MW) zijn in dit ontwerpbestemmingsplan geen aanvullende regels opgenomen.

3.1.2 Monumenten

Rijksmonumenten

Op grond van de Monumentenwet 1988 kan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) objecten aanwijzen als beschermd rijksmonument. In het plangebied zijn geen objecten aangewezen als beschermd rijksmonument.

Provinciale monumenten

Op 28 mei 2010 is de nieuwe provinciale monumentenlijst Drenthe gepubliceerd. Op deze lijst staan geen objecten die in het plangebied zijn gelegen.

Gemeentelijke monumenten

Op 14 oktober 2008 is de gemeentelijke monumentenlijst in werking getreden. Op deze lijst staan geen objecten die in het plangebied liggen.

3.2 Demografische Gegevens

3.2.1 Woonbeleid

Het gemeentelijk woonbeleid is vastgelegd in het Woonplan Emmen – Actualisatie 2005, dat in mei 2007 door de raad is vastgesteld. Het inzetten op een bevolkingsgroei tot 120.000 inwoners in 2020 plus de realisatie van de bijbehorende woningvoorraad zijn belangrijke uitgangspunten. Het woonplan bevat richtinggevende woningbouwkaders voor de verschillende kernen in de gemeente. De kern Emmen heeft de grootste bouwopgave voor zowel uitbreiding, inbreiding als herstructurering. Senioren zijn een belangrijke en groeiende doelgroep, die zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen omgeving moeten kunnen wonen. Naast nieuwbouw en het geschikt maken van bestaande woningen draagt de ontwikkeling van zorgsteunpunten op strategische plekken in wijken en dorpen bij aan de realisatie van deze doelstelling.

Dit gemeentelijk woonbeleid wordt in 2010 herzien. De ontwikkelingen op de woningmarkt en de verwachte toekomstige bevolkingsontwikkeling (krimp en vergrijzing) maken dat bijstelling van het beleid nodig is. Er komt een groter accent te liggen op behoud en versterking van de kwaliteit van bestaande wijken en dorpen (inbreiding en herstructurering).

3.2.2 Demografische gegevens

De bevolking van de kern Emmen is tussen 2003 en 2009 met 975 inwoners gegroeid. Deze groei is gerealiseerd in de uitbreidingswijken Parc Sandur en Delftlanden en in de bestaande wijken Barger-Oosterveld, Emmen-Centrum en Emmermeer. In de andere wijken van Emmen is de bevolking stabiel gebleven of gedaald. De navolgende grafiek geeft de bevolkingsontwikkeling voor Emmerhout weer.

Bevolkingsontwikkeling Emmerhout 2000-2010 (peildatum 1 januari)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010009-0701_0004.jpg"

Bron: gemeente Emmen, GBA

Tussen 2000 en 2009 is het aantal inwoners van de wijk Emmerhout afgenomen. De sterkste daling heeft tussen 2001 en 2005 plaatsgehad. De herstructurering van de woningvoorraad (sloop woningen) is hieraan mede debet.

Leeftijdsopbouw Emmerhout 2000-2009

In de grafiek hierna is de ontwikkeling van de bevolking naar leeftijd te zien. Wat opvalt, is dat het aantal bewoners in vrijwel alle leeftijdsklassen is afgenomen. Het aantal bewoners tussen 55-75 jaar is sterk gegroeid. Het aantal 75-plussers neemt iets toe.

Ontwikkeling bevolking naar leeftijdsklasse 2000-2009 (op 1-1)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010009-0701_0005.jpg"

Bron: gemeente Emmen, GBA

Wordt gekeken naar het aandeel van de onderscheiden leeftijdsgroepen in de wijkbevolking, dan valt op dat het aandeel van de groepen vanaf 55 jaar is toegenomen. Het aandeel van de groep 15-25 jarigen is vrijwel gelijk gebleven. Het aandeel van de overige onderscheiden leeftijdsgroepen is gedaald. De wijk vergrijst.

Leeftijdsopbouw naar leeftijdsklasse 2000, 2004 en 2009 (op 1 januari)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010009-0701_0006.jpg"

Bron: gemeente Emmen, GBA

3.2.3 Woningvoorraad

In de periode 2003-2008 is de woningvoorraad in Emmerhout afgenomen. Er zijn 300 flats gesloopt aan de Dilgt en er zijn minder nieuwe woningen teruggebouwd. Op 1 januari 2009 stonden er 3.348 woningen in de wijk. Van de woningvoorraad was op 1 januari 2009 49,7% eigen woningbezit, 40,3 % in bezit van corporaties en de overige 10% bestaat uit beleggers- en particuliere huurwoningen. Bijna 70% van de woningen in de wijk is grondgebonden (op 1-1-2008). Het meest voorkomende woningtype is de rijwoning. Het aandeel vrijstaand en twee-onder-een-kap is klein.

Woningvoorraad naar type op 1-1-2008

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010009-0701_0007.jpg"

Bron: gemeente Emmen, afdeling FRO

3.2.4 Woningbouwprogramma

Emmerhout kent in het kader van de wijkvernieuwing een behoorlijke woningbouwopgave. Deze opgave moet bijdragen aan meer differentiatie in en vergroting van de woningvoorraad in de wijk. Een deel van deze opgave is gerealiseerd. In mei 2009 is het 'Wijkprogramma Emmerhout 2009-2014' (Emmen Revisited) vastgesteld. Woningbouw is een van de onderwerpen in dit programma.

Uit het wijkprogramma: “Voor de periode tot 2014 staan er diverse nieuwbouwprojecten gepland. De komende jaren zal de gefaseerde sloop en nieuwbouw van woonzorgappartementen op het terrein van de Schans plaatsvinden. Naast de vervangende nieuwbouw worden er op het terrein van de Schans ook vrije sector appartementen toegevoegd. Verder bestaat het nieuwbouwprogramma voor Emmerhout uit een verdichtingsopgave in het centrumgebied in combinatie met de bouw van een nieuw winkelcentrum. In het centrumgebied worden binnen de Houtwegen vrije sector koopwoningen en woon-zorgappartementen gebouwd. Direct buiten de Houtwegen worden hier nog appartementen in de sociale huursector aan toegevoegd. Met de realisatie van een multifunctionele accommodatie in het centrum van Emmerhout komen in de nabije toekomst nog vier scholenlocaties in de wijk vrij voor nieuwe woningbouwontwikkelingen.”

Voor de periode tot 2012 zijn er concrete plannen voor de bouw van:

  • 84 sociale huurwoningen in het centrumgebied;
  • 78 woonzorg-huurwoningen in het centrumgebied;
  • 10 nieuwbouw-koopwoningen
  • (vervangende) nieuwbouw de Schans;
  • 43 koop-/huurwoningen Woonpark Noord;
  • nieuwbouw appartementen Woonpark Noord.

3.3 Ecologie

Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (Ffw) de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet 1998 heeft de Flora- en faunawet tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) ontheffing te krijgen. Ontheffingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid wordt voldaan. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In de Natuurbeschermingswet 1998 zijn de gebiedsbeschermende bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. In deze wet zijn natuurgebieden beschermd die:

  • van Europees belang zijn (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
  • van nationaal belang zijn (beschermde natuurmonumenten);
  • van mondiaal belang zijn voor (water)vogels (Wetlands).

De door de wet beschermde gebieden worden Natura 2000-gebieden genoemd. Voor activiteiten of projecten die negatieve effecten kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden geldt een vergunningplicht. Hierdoor is een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor deze natuurgebieden. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden. Dit kunnen ook activiteiten zijn die buiten het natuurgebied plaatsvinden. Deze kunnen een negatief effect hebben op een gebied. Hierbij kan worden gedacht aan vermesting, verzuring, verdroging, geluids- of lichtoverlast.

Aangezien dit bestemmingsplan slechts betrekking heeft op de actualisering van bestaande bestemmingen en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt (zie paragraaf 1.3), is er geen ecologisch onderzoek uitgevoerd.Wanneer in de toekomst toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er sprake is van nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten. De initiatiefnemer is zelf verantwoordelijk voor dit onderzoek. Indien blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen, dan wel ontworteling of vernieling veroorzaken, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na verlening van ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet. Overigens geldt het volgende voor alle bouwactiviteiten en werkzaamheden:

  • planning aanvang werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus);
  • een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort maaien, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en er kunnen geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen plaatsvinden.

Het bosgebied Emmerdennen aan de westzijde van het plangebied behoort tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Bij ruimtelijke ingrepen in de nabijheid van dit gebied zal een nadere afweging in het kader van de gebiedsbescherming moeten worden gemaakt.

3.4 Fysieke Veiligheid

3.4.1 Algemeen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat in oktober 2004 van kracht werd, verplicht het bevoegd gezag rekening te houden met externe veiligheid. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het plaatsgebonden risico). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand in acht worden genomen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen is betrokken (het groepsrisico). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico dient plaats te vinden als er besluiten worden genomen die zijn vermeld in de artikelen 4 en 5 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Voor het vaststellen van het besluit dient de Hulpverleningsdienst Drenthe in de gelegenheid te worden gesteld advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.1 Het Besluit externe veiligheid inrichtingen dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau wordt gehandhaafd. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Hierin zijn onder andere de lpg-afstanden (plaatsgebonden risicocontouren) opgenomen.

Naast het Besluit externe veiligheid inrichtingen is ook de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006 van belang. Deze nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Basisnet welke wettelijk wordt verankerd om veiligheidszones rondom (spoor- en water)wegen vast te leggen. De nota sluit aan op het Besluit externe veiligheid inrichtingen. De brandweer heeft inmiddels een advies uitgebracht voor het plangebied (Notitie Vooroverleg Masterplan Emmerhout, Eisen met betrekking tot fysieke veiligheid). Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen (vormen samen de 'veiligheidsketen'). Het advies is verwerkt in deze paragraaf.

  1. 1. De Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen, eisen met betrekking tot veiligheid vormt hierbij een hulpmiddel.

3.4.2 Fysieke veiligheidssituatie

3.4.3 Hoogspanningsleidingen

Binnen en in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen hoogspanningsleidingen gesitueerd.

3.4.4 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. De "Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen, eisen m.b.t. veiligheid" opgesteld door brandweer Emmen is hierbij een hulpmiddel dat bij het toetsen van nieuwe ruimtelijke plannen gehanteerd dient te worden.

Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang:

  • bluswatervoorziening dient in principe zo geregeld te worden dat binnen 40 meter van de toegang van een object een toereikende openbare bluswatervoorziening met in principe een capaciteit van 60 m³/h aanwezig is. De secundaire voorzieningen m.b.t. de bluswatervoorzieningen is er onvoldoende dekking. Dit kan eenvoudig worden verholpen door opstelplaatsen te realiseren bij de vijver nabij "De Schans" (hoek Houtweg - Rondweg) en de waterplas tussen de straten de Schanswal - Schansstraat - Laan van het Kwekebos aan de Schanswalzijde. Een mogelijk alternatief voor een bluswatervoorziening is het zandgat aan de Emmerhoutstraat;
  • op grond van de Brandweerswet 1985 is de regionale brandweer, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Er kan gesteld worden dat het plangebied grotendeels binnen de dekking van het WAS-stelsel gelegen is, zoals conform de handleiding voor het WAS-systeem;
  • het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdienst direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het gebied voldoet aan deze vereisten. Bij nieuwe ontwikkelingen, met name uitbreiding van de wijk, dient in een vroegtijdig stadium contact opgenomen te worden met de brandweer om te beoordelen of nog steeds aan de uitgangspunten wordt voldaan;
  • op 18 maart 2008 heeft het college het basisbrandweerzorg niveau vastgesteld. Besloten is dat een eerste brandweerenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens aangegeven dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden overschreden er in overleg met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende maatregelen getroffen dienen te worden. Er zijn knelpunten qua bereikbaarheid in het zuidelijk deel van Emmerhout. Met name de Laan van de Eekharst en de Laan van de Marel voldoen niet aan de gestelde eis van bereikbaarheid: er is geen bereikbaarheid van twee kanten. Er dient onderzocht te worden of er alternatieven zijn die eenvoudig aangepast kunnen worden opdat de bereikbaarheid van twee kanten wordt verbeterd. Gedacht kan worden aan het optimaliseren van de route over de "oude Markeweg" en calamiteitenpaden naar de beide lanen bijvoorbeeld afsluitbaar te maken met zogenaamde "klappaaltjes". Ook de verbinding tussen de Laan van het Kinholt en de Laan van de Iemenhees kent een beperkte bereikbaarheid. Met name het gebrek aan parkeervoorzieningen kan belmeerend werken op het passeren van de hulpdiensten.

3.5 Milieu

3.5.1 Bedrijven en milieuzonering

In en rond het plangebied is een aantal bedrijven gelegen waarvoor een afstandszone geldt ten opzichte van hindergevoelige objecten. Uitgaande van de brochure Bedrijven en Milieuzonering, gaat het merendeels om categorie 1- en 2-bedrijven. Voor deze bedrijven gelden afstandseisen van respectievelijk 10 m en 30 m. Het betreft hier bedrijven die normaal gesproken toelaatbaar zijn binnen een woonomgeving. Daarnaast zijn er ook categorie 3.1- en 3.2-bedrijven binnen het plangebied aanwezig. Hiervoor gelden afstandsnormen van respectievelijk 50 m en 100 m. Aangezien binnen deze zones geen (nieuwe) hindergevoelige objecten worden opgericht, is er wat dit betreft geen sprake van een milieuhygiënisch knelpunt.

3.5.2 Vormvrije m.e.r.

In het voorliggend bestemmingsplan Emmen, Emmerhout komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

3.5.3 Bodem

Het plangebied bevat een aantal locaties die wat betreft bodemverontreiniging 'verdacht' zijn. Dit heeft te maken met bodembedreigende activiteiten uit het verleden. Ook bevat het plangebied locaties waar de milieukundige bodemkwaliteit is onderzocht en is geconstateerd dat sprake is van verontreiniging. Tot slot zijn er locaties bekend waar ondergrondse tanks aanwezig zijn (geweest). De aanwezigheid van de bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen, ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locaties in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen kan dan noodzakelijk zijn. Gelet op de diversiteit aan bodemverontreiniging en de verschillende functiemogelijkheden per perceel, is het niet mogelijk een complete lijst bij dit bestemmingsplan te voegen. Van geval tot geval dient de situatie te worden beoordeeld.

Bij locaties waarvan de bodemkwaliteitsgegevens niet meer actueel zijn (onderzoek dat ouder is dan vijf jaar) of niet bekend zijn, zal bij nieuwbouw en/of verbouwplannen door middel van een verkennend bodemonderzoek (conform NEN 5740) de actuele bodemkwaliteit (opnieuw) moeten worden vastgesteld. Aan de hand van het voorgenomen gebruik wordt getoetst of maatregelen noodzakelijk zijn.

3.5.4 Geluid

3.5.5 Lucht

3.6 Water

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. Daarin dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de waterhuishoudkundige situatie.

De waterparagraaf, opgesteld door J en L Datamanagement, is opgenomen in de bijlagen. Daarin is ingegaan op het beleidskader, de huidige waterhuishoudkundige situatie en de in acht te nemen richtlijnen bij nieuwe ontwikkelingen. Aangezien dit bestemmingsplan niet leidt tot een wijziging van de waterhuishoudkundige situatie, kan worden gesteld dat deze 'waterneutraal' is.

Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur

4.1 Ontstaansgeschiedenis En Cultuurhistorie

De wijk Emmerhout was na Angelslo de tweede grote uitbreiding van Emmen. Emmerhout bouwt voort op principes van Angelslo wat betreft de strakke oriëntatie van de woningen, maar wijkt in een aantal opzichten ook heel sterk af. Door de ruime groene opzet van Angelslo vond men dat de afstanden tot het voorzieningencentrum te groot waren geworden. Emmerhout kent daardoor beduidend minder groen binnen de buurten. Dit is gecompenseerd door de hoofdontsluitingswegen extra brede groenprofielen te geven.

Emmerhout dankt haar naam aan de ligging; voor de aanleg van de wijk is 25 ha van de Emmerdennen gerooid. De wijk ligt aan de westzijde tegen dit bosgebied, wat in de buurten aan deze zijde zorgt voor een bijzonder woonklimaat.

Centraal in de wijk ligt de Houtlaan. Deze splitst zich in twee aparte banen waartussen het winkel- en voorzieningencentrum van de buurt is gelegen. Voorzieningen binnen de verschillende buurtjes zijn beperkt tot scholen voor het basisonderwijs. Rond dit wijkcentrum bevindt zich een zone met woningen (gedeeltelijk gerenoveerd) in ruim bemeten groen. Het gedeelte van de wijk ten zuiden van de Houtlaan kent een duidelijke indeling in drie buurten gescheiden door de hoofdontsluiting. Het gedeelte ten noorden van de Houtlaan kent een minder duidelijke indeling; de hoofdontsluiting slingert zich met een lus rond en tussen de verschillende buurtjes.

Het als eerste ontwikkelde, zuidelijke deel van Emmerhout kent alleen plat afgedekte woningen. In het gedeelte ten noorden van de Houtweg staan voornamelijk woningen met een kap. Hiermee is duidelijk afstand genomen van de strakke woningtypologie van Angelslo met platte daken.

De wijk Emmerhout is echter compacter dan de wijk Angelslo, met één volwaardig winkelcentrum en zonder buurtcentra. De groene zones werden niet meer op het formaat van Angelslo toegepast. In Emmerhout kwamen bescheidener groene stroken tussen de buurten; met fiets- en voetgangersroutes maar zonder uitgesproken sociale functie. Een verdere analyse van de wijk Emmerhout is uitgewerkt in de Nota van Uitgangspunten, opgenomen als bijlage 2 van de toelichting.

Voor de herontwikkeling van Emmerhout is een masterplan opgesteld door De Nijl architecten (Masterplan Emmerhout, De Nijl architecten, februari 2007). Dit plan voorziet in een renovatie van het wijkcentrum en omgeving en een concentratie van scholen in het centrumgebied.

4.2 Verkeersstructuur En Parkeren

Veel aandacht is besteed aan de uitwerking van de verkeersstructuur; in Emmerhout is het woonerf geïntroduceerd. Dit verschafte de wijk een grote bekendheid. De woningen liggen in clusters geordend rond doodlopende woonerven. Bij de entrees van de woonerven zijn parkeervoorzieningen aangelegd in de vorm van garageboxen en parkeerplaatsen. Op deze manier wilde men het autoverkeer binnen het woonerf zo veel mogelijk beperken.

Routes voor langzaamverkeer liggen los van de hoofdroutes voor autoverkeer. Deze paden, in het groen, slingeren zich door de wijk. Het zijn mooie routes om te fietsen, maar niet altijd even goed herkenbaar.

4.3 Groenstructuur

Het belangrijkste groen van Emmerhout ligt geconcentreerd rond de hoofdontsluiting van de wijk. De Houtlaan heeft door dit ruim bemeten groen het karakter van een 'parklane'. Dit groen zorgt voor een mooie omlijsting van het wegenstelsel.

Het ruime groen rond de hoofdwegen heeft echter tot gevolg dat het groen binnen de buurtjes beperkt van omvang is. In het gedeelte ten zuiden van de Houtlaan beschikken alleen de meest westelijke en meest oostelijke buurten over een ruime interne groenzone. In het gedeelte ten noorden van de Houtlaan ligt het meeste groen rond het wijkcentrum en Emmerhout Noord.

Hoofdstuk 5 Beschrijving Ontwikkelingen

5.1 Algemene Planbeschrijving

5.1.1 Inleiding

Emmerhout manifesteert zich door de ruime groenvoorzieningen rond de hoofdontsluiting als een groene wijk. Veel woningen zijn 'tuingericht' wat hun woonkamer betreft, waardoor in de oorspronkelijke opzet bewoners vanuit hun woning profiteerden van dit groen doordat ze hierop een mooi uitzicht hadden. Door de groeiende behoefte aan privacy en bergruimte hebben veel bewoners dit zicht dichtgezet met schuttingen en bergingen. Hierdoor is de ruimtelijke kwaliteit van het groen rond de hoofdontsluiting, vooral in de winterperiode, achteruitgegaan.

De ruime opzet van het openbare groen rond de hoofdontsluiting werkt niet door tot in de buurten. Groen binnen de woonbuurten is veelal versnipperd, de stedenbouwkundige structuur is op maaiveld moeilijk leesbaar. Toch heeft Emmerhout overwegend een goede woonkwaliteit. Dit komt vooral door de ligging tegen de Emmerdennen en door een redelijk gevarieerd aanbod aan woningen. De buurten aan de westzijde profiteren het meest van de ligging tegen de Emmerdennen, doordat het bosmilieu door kan dringen in de woonomgeving. De renovatie van het centrumgebied zal zorgen voor meer en beter toegankelijke voorzieningen voor de gehele wijk.

Emmerhout was uniek in zijn opzet vanwege de woonerven en daaraan gekoppelde parkeervoorzieningen. Door een toename van het autobezit en omdat de garageboxen gebruikt worden voor van alles behalve voor het stallen van de auto is er in de woonerven op een aantal plaatsen een tekort aan parkeerplaatsen ontstaan. De parkeercapaciteit is vaak vergroot door het verharden van groenvakken. Hierdoor zijn de woonerven versteend en weinig geschikt als speelruimte voor kinderen.

5.1.2 Het Masterplan

Dit bestemmingsplan voor Emmerhout heeft in beginsel een conserverend karakter. De huidige situatie wordt bestendigd in een gedetailleerde toekenning van bestemmingen. De planontwikkeling voor het centrumgebied is in een dusdanig vergevorderd stadium dat deze worden meegenomen in dit bestemmingsplan (zie ook 5.1.3).

5.1.3 Vrijstellingsprocedures

Voor onder andere het Woonzorgcentrum de Schans en het winkelcentrum zijn vrijstellingsprocedures gevoerd. De daarvoor opgestelde ruimtelijke onderbouwingen zijn integraal als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd als voorbeeld. De juridische regeling die voor deze plannen is opgenomen, sluit aan bij de geldende vrijstellingsregels.

5.1.4 Nota van Uitgangspunten Emmerhout

Ten behoeve van dit bestemmingsplan heeft een uitgebreide stedenbouwkundige inventarisatie plaatsgevonden. Hierbij is gedetailleerd per woning aangegeven wat de oorspronkelijke kenmerken van de woning zijn wat betreft hoogte, situering van de voorzijde en de wijze waarop de woning is afgedekt. Daarnaast is gekeken welke hedendaagse toevoegingen rond de woning zijn aangebracht in de vorm van aanbouwen of bijgebouwen. Ook is geïnventariseerd waar sprake is van de inrichting van openbaar groen tot privétuin. Of hier ook daadwerkelijk sprake is van de overdracht van grond is niet onderzocht. De resultaten van deze inventarisatie en de daaruit volgende analyse zijn vastgelegd in de Nota van Uitgangspunten Emmerhout (BügelHajema Adviseurs, 26 januari 2010). Aan de hand van de bevindingen in deze nota worden aanbevelingen gedaan. Deze vinden gedeeltelijk hun beslag in dit bestemmingsplan, maar hebben ook betrekking op andere planvormen zoals een beeldkwaliteitsplan of de concrete renovatie van een deel van de openbare ruimte.

In deze nota wordt ook nadrukkelijk aandacht besteed aan het geconstateerde tekort aan parkeerplaatsen. Om enerzijds flexibel te kunnen inspelen op verzoeken van bewoners om extra parkeerruimte, maar anderzijds ook een goede afweging te kunnen maken tussen dit verzoek en de ruimtelijke kwaliteiten van een specifieke locatie, is besloten om via een omgevingsvergunningstelsel in de bestemming Groen het maken van extra parkeerruimte mogelijk te maken.

Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een plantoelichting, regels en een verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.

Het bestemmingsplan Emmen, Emmerhout is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit bestemmingsplan is het actualiseren van het geldende planologische regime, waarbij het vastleggen van de bestaande situatie het belangrijkste uitgangspunt is. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.

Met de indeling van het bestemmingsplan, zoals de naamgeving van de bestemmingen, de opbouw van de regels en de weergave op de verbeelding, wordt aangesloten op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) per 1 oktober 2010, worden de aanlegvergunning, de sloopvergunning en de binnenplanse ontheffing als instrumenten van het bestemmingsplan onderdeel van de omgevingsvergunning (Wabo). In het bestemmingsplan onder de Wabo wordt bijvoorbeeld niet meer gesproken van een ontheffing maar van een afwijking. Een bouwvergunning wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en een aanlegvergunning wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

In het voorliggende bestemmingsplan worden de nieuwe begrippen uit de Wabo gehanteerd.

Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en de benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.

Zoals in de inleiding al is vermeld, komen door de actualisatie negenbestemmingsplannen deels of geheel te vervallen.

6.2 Inventarisatie

De inventarisatie van het plangebied heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Begonnen is met het bekijken en vergelijken van de vigerende bestemmingsplannen met de meest recente topografische ondergrond en luchtfoto. Hierbij is gelet op veranderingen van de topografische ondergrond en luchtfoto ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.

Daarna is het gebied ter plekke geïnventariseerd en opmerkelijke en sterk afwijkende zaken zijn vervolgens nader onderzocht. Op basis van al deze gegevens zijn bestemmingen toegekend en zijn de verbeelding en de regels opgesteld.

6.3 Toelichting Op De Verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de Basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de Basiskaart Emmen gehanteerd. Hiervoor wordt de Basiskaart Emmen maandelijks automatisch herzien. De ondergrond zal echter nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De Basiskaart Emmen wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen, hebben een bestemming en/of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

6.4 Toelichting Op De Regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologisch/ruimtelijk beleid van de gemeente, de provincie en het Rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is. Dit heeft alsnog geleid tot een bestemmingsplanregeling met 31 artikelen.

Voor elke bestemming is afzonderlijk een bestemmingsregel opgenomen. Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Om die reden zijn in het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen. Dit betreft:

  • afwijken van de bouwregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • nadere eisen;
  • wijzigingsbevoegdheden.

Deze flexibiliteitsbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties te kunnen inspelen. De uitvoering van de flexibiliteitsregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders.

De afwijkingen middels een omgevingsvergunning maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven.

Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking middels een omgevingsvergunning en/of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de navolgende tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die moeten worden mee gewogen bij de afweging of een ontheffing wordt verleend en/of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden.

Tabel: Beoordelingscriteria ontheffingen

Bij toepassing van een ontheffing en/of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:
1. Woonsituatie:
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening te worden gehouden met het in stand houden en/of garanderen van een goede woonsituatie. Hierbij dient te worden gelet op:
i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
iv. het uitzicht;
v. de aanwezigheid van voldoende privacy.
2. Straat- en bebouwingsbeeld:
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht te worden geschonken aan:
i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);
ii. de verhouding tussen de hoogte en breedte van gebouwen;
iii. gevelbeelden;
iv. de samenhang van de bouwvorm met nabijgelegen bebouwing;
v. de hoogtedifferentiatie;
vi. de situering van gebouwen op het perceel;
vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1.000 m² bedraagt.
3. Cultuurhistorie
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden.
4. Verkeersveiligheid
Ter waarborging van verkeersveiligheid dient rekening te worden gehouden met:
i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;
iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en/of fiets- en voetpaden;
vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.
5. Sociale veiligheid
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening te worden gehouden met:
i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
ii. de mate waarin het toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening te worden gehouden met de volgende aspecten:
i. de aanwezigheid van kwetsbare objecten;
ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
iv. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
7. Milieusituatie:
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening te worden gehouden met:
i. de mate van hinder voor de omliggende functies;
ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;
iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.

De bevoegdheid om het bestemmingsplan te wijzigen, ligt bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

In diverse bestemmingsplanregels van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar de Staat van Inrichtingen. Hierin zijn de toegestane vormen van inrichtingen in het plangebied opgenomen. Deze Staat van Inrichtingen is ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Om bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische/archeologische waarden te beschermen, is in de volgende regels een aanlegvergunning opgenomen:Groen, Groen – Wijkgroen, Leiding – Gas en Waarde - Archeologie monument.

Door het opnemen van een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden in de bestemming kan de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden worden gebonden. Het stelsel van omgevingsvergunningen biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de bestemmingsomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst. Met een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden kunnen dus geen extra gebruiksmogelijkheden aan een bestemming worden toegevoegd. Voor de gebruiksmogelijkheden blijft de bestemmingsomschrijving het kader. Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning worden uitgevoerd. Daarom is bij alle omgevingsvergunningsstelsels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als 'normaal onderhoud' kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij 'normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden' moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen, bijvoorbeeld in de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden worden begrepen. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als 'normaal' kunnen worden beschouwd.

De regels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

6.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begrippen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen, die in de regels worden gehanteerd, gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voorzover geen begrippen zijn gedefinieerd, wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Behalve de eerste twee begrippen, zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Zij zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Waar nodig zijn begrippen toegevoegd, weggelaten of anderszins aangepast, afgestemd op de lokale situatie.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogtematen en andere maten, die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen, moeten worden gemeten.

6.4.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen mogen worden gebruikt.

6.4.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 29 Anti-dubbeltelbepaling

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet worden meegenomen met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds zijn meegenomen bij de berekening van een eerdere bouwvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een bouwvergunning te verkrijgen.

Artikel 30 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in dit artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen, omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.

Artikel 31 Algemene afwijkingsregels

De ontheffingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsregels de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%.

De afwijkingsregels mogen alleen worden gebruikt indien niet op grond van een andere regel in deze regels een omgevingsvergunning voor dezelfde afwijking kan worden verleend. Dit betekent dat niet twee keer een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van eenzelfde regel of dat regels die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief mogen worden gebruikt.

Artikel 32 Algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is voorgeschreven in de Wro, waarnaar voor deze procedure dan ook wordt verwezen.

6.4.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen: het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 33 Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken die in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig waren ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mogen worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

Artikel 34 Slotregel

In de slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Emmen, Emmerhout'.

6.5 Handhaving

De verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van het bestemmingsplan ligt bij de gemeente. De basis voor een werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een goede registratie van verleende vergunningen en ontheffingen.

Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een nauwgezette inventarisatie plaatsgevonden van de feitelijke situatie. De bestaande ruimtelijke situatie is in dit bestemmingsplan opnieuw vastgelegd. Daarnaast heeft bestaand beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan eigentijdser, beter toepasbaar en goed naleefbaar geworden.

Van de gemeente mag worden verwacht dat wordt opgetreden als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en burger ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld, waarin wordt aangegeven hoe de handhaving van het bestemmingsplan wordt opgepakt. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Dit betekent dat niet tegen alle illegale situaties wordt opgetreden, maar tegen zaken met een uitstralend effect. Hierbij wordt gebruikgemaakt van een prioriteitenlijst, vastgesteld door het college, die de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft.

Ongeacht de wijze waarop handhaving van het bestemmingsplan vorm krijgt, geldt voor de gemeente als eerste handhavingprioriteit de aanpak van calamiteiten met een levensbedreigend karakter, waarbij men moet denken aan instortings- en brandgevaar en asbestvervuiling. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken die een uitstralend effect zullen hebben. Daarbij wordt gebruikgemaakt van een prioriteitenlijst die de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Betrokkenheid

7.1 Opstartbijeenkomst

Voor een goed verloop van de communicatie tussen de bewoners van de wijk Emmerhout over het actualiseren van de vigerende bestemmingsplannen is contact gezocht met het bestuur van de erkende overlegpartner. Punten die tijdens deze opstartbijeenkomst naar voren kwamen zijn meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

7.2 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen

Het college heeft het bestemmingsplan Emmen, Emmerhout vrijgegeven voor overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het houden van een inloopbijeenkomst.

7.2.1 Inloopbijeenkomst

Ten behoeve van een goede communicatie met burgers is een inloopbijeenkomst georganiseerd. De reacties op deze bijeenkomst zijn in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt en verwoord in de Nota van Beantwoording dat als bijlage 2 bij deze toelichting is opgenomen.

7.2.2 Overleg

In het kader van het wettelijk vooroverleg (artikel 3.1.1 Bro) hebben de vaste overleg- en adviesinstanties zoals de provincie en het waterschap gereageerd op het bestemmingsplan. De reacties zijn in de Nota van Beantwoording samengevat en voorzien van het standpunt van de gemeente.

7.3 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan

Tegen het bestemmingsplan 'Emmen, Emmerhout' is één zienswijze ingediend. De zienswijze heeft aanleiding gegeven tot het aanpassen van het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan onder andere wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1.000 m² of meer.

Het voorliggende bestemmingsplan Emmen, Emmerhout betreft een actualisatie van diverse oude bestemmingsplannen. Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten door de gemeente worden gerespecteerd. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Aan het bestemmingplan zijn behoudens het opstellen van het bestemmingsplan dan ook geen kosten verbonden. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval geheel gedekt uit de door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor de actualisering van bestemmingsplannen. Het kostenverhaal is dus anderszins verzekerd, waardoor vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.

Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen Emmerhout

Bijlage 1 Staat van Inrichtingen Emmerhout

Bijlage 1 Nota Van Beantwoording

Bijlage 1 Nota van Beantwoording

Bijlage 2 Nota Van Uitgangspunten

Bijlage 2 Nota van Uitgangspunten

Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 3 Archeologisch onderzoek

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek

Bijlage 5 Waterparagraaf

Bijlage 5 Waterparagraaf

Bijlage 6 Ruimtelijke Onderbouwing De Schans

Bijlage 6 Ruimtelijke onderbouwing de Schans

Bijlage 7 Ruimtelijke Onderbouwing Winkelcentrum

Bijlage 7 Ruimtelijke onderbouwing winkelcentrum

Bijlage 8 Architectuurgids

Bijlage 8 Architectuurgids

Bijlage 9 Dwarsprofielen

Bijlage 9 Dwarsprofielen