Emmen, Noordbarge
Bestemmingsplan - gemeente Emmen
Vastgesteld op 04-07-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Emmen, Noordbarge' van de gemeente Emmen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML- bestand NL.IMRO.0114.2010012-0701 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:
het, met behoud van de woonfunctie, gebruik van een gedeelte van een woning of een daarbij behorend bijgebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken of het zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon. De ruimtelijke uitwerking of uitstraling van het aan huis gebonden bedrijf of beroep moet met de woonfunctie in overeenstemming zijn;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 achtererf:
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het (hoofd)gebouw is gelegen;
1.7 achtererfscheiding:
een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;
1.8 achtergevel:
gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;
1.9 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.10 ander(e) bouwwerk(en):
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.11 andere geluidsgevoelige gebouwen:
- 1. onderwijsgebouwen;
- 2. ziekenhuizen en verpleeghuizen;
- 3. bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere gezondheidszorggebouwen dan bedoeld onder 2;
delen van het gebouw die niet zijn bestemd voor geluidsgevoelige onderwijsactiviteiten maken voor de toepassing van deze wet geen deel uit van een onderwijsgebouw;
1.12 andere werk(en):
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.13 archeologisch waardevolgebied:
een door het rijk aangewezen gebied en of element (AMK) waarvan geconstateerd is dat zich in en of op de bodem, met het oog op de bewoningsgeschiedenis, beschermingswaardige en door mensen gemaakte voorwerpen en of sporen van de vroegere samenlevingen bevinden;
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.15 bebouwingsgrens:
een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;
1.16 bedrijf:
een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid;
1.17 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.18 bedrijfswoning:
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) personen, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.19 begane grond:
de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;
1.20 beroeps- cq; bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c;q; een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.21 bestaand:
bestaand ten tijde van de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.22 bestaande bebouwing:
bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.23 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.24 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.25 bijbehorend bouwwerk:
een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een aan- of uitbouw en aangebouwd en/of vrijstaand bijbehorend bouwwerk;
1.26 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.27 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.28 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.29 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.30 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.31 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.32 detailhandel :
het bedrijfsmatig te koop aanbieden of verhuren van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.33 dienstverlenend beroep:
beroep waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;
1.34 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafe;
1.35 erf:
het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel;
1.36 erker:
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een 'lichte' constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;
1.37 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.38 geluidsgevoelige ruimte:
ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2;
1.39 geometrische plaatsbepaling:
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;
1.40 gevel:
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;
1.41 gevellijn:
de lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;
1.42 groenvoorziening:
een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;
1.43 grondgebonden agrarisch bedrijf:
agrarische bedrijvigheid (bedrijfsvoering), zoals akkerbouw, veeteelt waarbij eigen ruwvoervoorziening essentieel is, en vollegrond tuinbouw die afhankelijk zijn van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend;
1.44 hoofdgebouw:
gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.45 horeca:
een bedrijf, inrichting waar bedrijfsmatig dranken en/ of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en /of waarin berijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.46 horeca-1:
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken hierbij valt te denken aan cafetaria's, snackbars, ijssalon, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven zoals een sportkantine;
1.47 kantoor:
beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte(n) die door hun indeling en aard bestemd zijn om overwegend gebruikt te worden voor het verrichten van administratieve werkzaamheden en dienstverlening
1.48 luifel:
een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;
1.49 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder: gezondheidszorg, zorg en welzijn, religie, culturele voorzieningen, verenigingsleven, voorzieningen voor sport en sportieve recreatie, alsook ondergeschikte horeca 1 ten dienste van deze voorzieningen;
1.50 medische voorzieningen:
voorzieningen voor medische hulpverlening en medische hulpmiddelen, zoals een huisartsenpost, medische groepspraktijk, tandartsenpraktijk, fysiotherapie, apotheek, kruisgebouw, GGD, dierenartsenpraktijk, geestelijke hulpverlening of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon;
1.51 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;
1.52 overkapping:
een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);
1.53 perceelsgrens:
de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;
1.54 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden, in de vorm van voet- en fietspaden, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.55 serre:
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaand uit een lichte constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.56 ver- en nieuwbouw:
onder verbouwen wordt hier verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een van) de daartoe behorende gevels; onder nieuwbouw wordt hier verstaan het geheel of nagenoeg geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw; de bouw van een bijgebouw bij een woning of de uitbreiding van een bestaande geluidsgevoelige functie conform de in de daar voorkomende bestemming(en) voorgeschreven bebouwingsregeling;
1.57 structuurbepalende bebouwing:
gebouwen die door hun ligging, schaal, hoofdvorm en huidige en/of oorspronkelijke functie, een bepalende bijdrage leveren aan de herkenbaarheid van de cultuurhistorisch waardevolle nederzetting Noordbarge;
1.58 structuur- en beeldbepalende bebouwing:
beschermde monumenten en/of gebouwen die door hun ligging, schaal, hoofdvorm en huidige en/of oorspronkelijke functie, alsmede door hun huidige en/of oorspronkelijke uiterlijk (bouwstijl, gevel-indeling, materiaaltoepassing en kleurstelling) een bepalende bijdrage leveren aan de herkenbaarheid van de cultuurhistorisch waardevolle nederzetting Noordbarge;
1.59 straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwen open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.60 teeltondersteunende voorzieningen:
bouwwerken en voorzieningen, waaronder ook boog en tunnelkassen, die ten behoeve van het verbeteren van de productie en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende het gehele jaar aanwezig zijn ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt en/of sierteelt;
1.61 tuincentrum:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen alsmede op het verkopen en het leveren van gewassen en andere goederen voor het inrichten van tuinen, al of niet met bijbehorende bedrijfswoning;
1.62 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;
1.63 waterlopen:
een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;
1.64 woning geschakeld:
een woning welke geschakeld is doordat (niet vrijstaande) bijgebouwen aan elkaar zijn gebouwd;
1.65 woning twee-aaneen:
een woning op slechts 1 zijde gesitueerd op de zijdelingse perceelsgrens waaronder ook begrepen geschakelde woningen;
1.66 woning vrijstaand:
een grondgebonden woning waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naast gelegen hoofdgebouwen;
1.67 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.68 wooneenheid:
afzonderlijk bewoonbaar gedeelte van een voor wonen (mede) bestemd gebouw;
1.69 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.70 zijerf:
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is;
1.71 zijerfscheiding:
een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:
de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;
2.2 de bebouwing op de verbeelding:
de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;
2.3 de bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 het peil:
het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitoefening van een agrarisch bedrijf;
- b. agrarische gronden;
- c. landschappelijke en natuurlijke waarden;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', mede voor behoud van opgaande beplanting;
met bijbehorende:
- e. andere bouwwerken;
- f. fiets- en voetpaden;
- g. schuilgelegenheden;
- h. toegangswegen, in- en uitritten;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:
- a. teeltondersteunende voorzieningen;
- b. paardenbakken.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Agrarisch - Grondgebonden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Grondgebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
- b. bedrijfsgebouwen;
- c. agrarische gronden;
- d. bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;
- e. teeltondersteunende voorzieningen;
met bijbehorende:
- f. andere bouwwerken;
- g. fiets- en voetpaden;
- h. toegangswegen, in- en uitritten;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:
- a. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- b. het aanleggen van paardenbakken;
- c. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Bedrijf - Bedrijfsdoeleinden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Bedrijfsdoeleinden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. opslag en stalling;
- b. de bestaande bedrijfsactiviteiten;
- c. bedrijfsgebouwen;
- d. kantoorruimte ten dienste van de bestemming;
- e. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;
met de daarbij behorende:
- f. andere bouwwerken;
- g. toegangswegen, in- en uitritten;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden ten behoeve van detailhandel;
- b. het gebruiken van het erf voor stalling en opslag;
- c. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- d. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte;
- e. geluidszoneringsplichtige inrichtingen als gevolg van de Wet geluidhinder en bedrijven met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar zijn uitgesloten.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. stroomvoorzieningen;
- b. bedrijfsgebouwen.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Bos
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos, inclusief recreatief medegebruik;
- b. water en groenvoorzieningen;
met bijbehorende:
- c. andere bouwwerken;
- d. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Detailhandel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. opslagruimte ten behoeve van de detailhandel;
- c. bedrijfsgebouwen;
- d. wonen;
met bijbehorende;
- e. andere bouwwerken;
- f. toegangswegen, in- en uitritten;
- g. parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het bewonen van vrijstaande bijgebouwen;
- b. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
Artikel 9 Detailhandel - Tuincentrum
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel in de vorm van een tuincentrum;
- b. opslagruimte ten behoeve van een tuincentrum;
- c. bedrijfsgebouwen;
- d. teelt ondersteunende voorzieningen;
- e. bedrijfswoning;
met bijbehorende;
- f. andere bouwwerken;
- g. toegangswegen, in- en uitritten;
- h. parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- b. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
Artikel 10 Gemengd
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke doeleinden, uitgezonderd religie;
- b. kantoren;
- c. bedrijfsgebouwen;
- d. één inpandige of vrijstaande bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;
met bijbehorende:
- e. andere bouwwerken;
- f. toegangswegen, in- en uitritten;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- b. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. water;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', mede voor behoud van opgaande beplanting.
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. sport- en speelgelegenheden;
- f. fiets- en voetpaden;
- g. toegangswegen, in- en uitritten.
- h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:
- a. Het aanleggen van parkeervoorzieningen.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Horeca - 3
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een horeca-inrichting categorie 1 tot en met 3;
- b. bedrijfsgebouwen;
- c. een inpandige bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen, in- en uitritten;
- f. parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- b. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
Artikel 13 Horeca - 5
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een horeca-inrichting categorie 1 tot en met 3;
- b. een horeca-inrichting categorie 5;
- c. bedrijfsgebouwen;
- d. een inpandige bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;
met bijbehorende:
- e. andere bouwwerken;
- f. toegangswegen, in- en uitritten;
- g. parkeervoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- b. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
Artikel 14 Kantoor - 1
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. maatschappelijke en culturele doeleinden;
met bijbehorende:
- c. andere bouwwerken;
- d. toegangswegen, in- en uitritten;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- b. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
Artikel 15 Kantoor - 2
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. bedrijfsgebouwen;
- c. een inpandige bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken voor zover specifiek aangeduid;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen, in- en uitritten;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- b. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
Artikel 16 Kantoor - 3
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. bedrijfsgebouwen;
- c. een kinderopvang, ter plaatse van de aanduiding 'kinderopvang';
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen, in- en uitritten;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- b. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
Artikel 17 Maatschappelijk - Onderwijs
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. basis- en voortgezet onderwijs, peuterspeelzaal, kinderdagopvang, buitenschoolse opvang;
met bijbehorende:
- b. andere bouwwerken;
- c. sport- en speelgelegenheden;
- d. fiets- en voetpaden;
- e. toegangswegen, in- en uitritten;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- b. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
Artikel 18 Maatschappelijk - Religie
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. religieuze doeleinden met bijbehorende voorzieningen;
- b. dienstverlening;
- c. 75 wooneenheden;
- d. dienstwoningen voor zover specifiek aangeduid;
- e. kantoren;
- f. opslag;
met bijbehorende:
- g. andere bouwwerken;
- h. bijbehorende bouwwerken;
- i. fietsenstallingen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- l. toegangswegen en parkeervoorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.3 Nadere eisen
18.4 Afwijken van de bouwregels
18.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- b. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
Artikel 19 Maatschappelijk - Tandartspraktijk
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Tandartspraktijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. medische voorzieningen;
- c. een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen, in- en uitritten;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
19.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- b. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
Artikel 20 Maatschappelijk - Zorginstelling
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Zorginstelling' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. zorginstelling, dag- en nachtopvang;
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. tuin en erven;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', mede voor behoud van opgaande beplanting;
met bijbehorende:
- e. andere bouwwerken;
- f. toegangswegen, in- en uitritten;
- g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.3 Nadere eisen
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als hoofdgebouw;
- b. het aanleggen van paardenbakken;
- c. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
20.6 Wijzigingsbevoegdheid
20.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Tuin
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', mede voor behoud van opgaande beplanting;
met bijbehorende:
- c. andere bouwwerken.
21.2 Bouwregels
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Verkeer
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaande verkeer;
- b. informatiesystemen/signaleringsborden;
- c. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. kunstwerken en waterwerken;
- f. toegangswegen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen.
22.2 Bouwregels
22.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:
- a. Het plaatsen van reclamezuilen.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Verkeer - Verblijfsgebied
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer- Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
- b. in- en uitritten;
- c. erven en pleinen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', mede voor behoud van opgaande beplanting;
met bijbehorende:
- e. andere bouwwerken;
- f. kunstwerken en waterwerken;
- g. sport- en speelgelegenheden;
- h. fiets- en voetpaden;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
23.2 Bouwregels
23.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:
- a. Het plaatsen van reclamezuilen.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Water
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. oevers en beplanting;
met de bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. kunstwerken en waterwerken;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. sluizen;
- h. bruggen (specifiek aangeduid);
- i. erftoegangswegen, dammen, taluds.
24.2 Bouwregels
24.3 Nadere eisen
24.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en water als permanente ligplaats voor woonschepen zoals bedoeld in de plaatselijke woonschepen verordening en de provinciale omgevingsverordening.
24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Wonen - Twee Aan Een - 1
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen-Twee aan een - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. twee-onder-een kapwoningen (twee aan een);
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. tuin en erven;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen, in- en uitritten;
- f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
25.2 Bouwregels
25.3 Nadere eisen
25.4 Afwijken van de bouwregels
25.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als hoofdgebouw;
- b. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
25.6 Afwijken van de gebruiksregels
25.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 26 Wonen - Twee Aan Een - 2
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen-Twee aan een - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. twee-onder-een kapwoningen (twee aan een);
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. tuin en erven;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen, in- en uitritten;
- f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
26.2 Bouwregels
26.3 Nadere eisen
26.4 Afwijken van de bouwregels
26.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als hoofdgebouw;
- b. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
26.6 Afwijken van de gebruiksregels
26.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 27 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing - 1
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen-Voormalige Agrarische Bebouwing - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf / woonboerderij;
- b. een in twee wooneenheden opgedeelde bebouwing, ter plaatse van de aanduiding '2 wooneenheden'
- c. een dagopvang, ter plaatse van de aanduiding 'dagopvang';
- d. een sociale werkplaats, ter plaatse van de aanduiding 'sociale werkplaats';
- e. bijbehorende bouwwerken;
- f. tuin en erven;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', mede voor behoud van opgaande beplanting;
met bijbehorende:
- h. andere bouwwerken;
- i. toegangswegen, in- en uitritten;
- j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
27.2 Bouwregels
27.3 Nadere eisen
27.4 Afwijken van de bouwregels
27.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als hoofdgebouw;
- b. het aanleggen van paardenbakken;
- c. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
27.6 Afwijken van de gebruiksregels
27.7 Wijzigingsbevoegdheid
27.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 28 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing - 2
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen-Voormalige Agrarische Bebouwing - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf / woonboerderij;
- b. een in twee wooneenheden opgedeelde woning, ter plaatse van de aanduiding '2 wooneenheden';
- c. bijbehorende bouwwerken;
- d. tuin en erven;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', mede voor behoud van opgaande beplanting;
met bijbehorende:
- f. andere bouwwerken;
- g. toegangswegen in- en uitritten;
- h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
28.2 Bouwregels
28.3 Nadere eisen
28.4 Afwijken van de bouwregels
28.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als hoofdgebouw;
- b. het aanleggen van paardenbakken;
- c. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
28.6 Afwijken van de gebruiksregels
28.7 Wijzigingsbevoegdheid
28.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 29 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing - 3
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen-Voormalige Agrarische Bebouwing - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf / woonboerderij;
- b. een in twee wooneenheden opgedeelde woning, ter plaatse van de aanduiding '2 wooneenheden'
- c. opslag en stalling en de bestaande bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfsactiviteiten';
- d. een paardenhouderij, ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
- e. bijbehorende bouwwerken;
- f. tuin en erven;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', mede voor behoud van opgaande beplanting;
met bijbehorende:
- h. andere bouwwerken;
- i. toegangswegen in- en uitritten;
- j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
29.2 Bouwregels
29.3 Nadere eisen
29.4 Afwijken van de bouwregels
29.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als hoofdgebouw;
- b. het aanleggen van paardenbakken;
- c. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
29.6 Afwijken van de gebruiksregels
29.7 Wijzigingsbevoegdheid
29.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 30 Wonen - Vrijstaand 1
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Vrijstaand 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande woningen;
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. tuin en erven;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen, in- en uitritten;
- f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
30.2 Bouwregels
30.3 Nadere eisen
30.4 Afwijken van de bouwregels
30.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als hoofdgebouw;
- b. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
30.6 Afwijken van de gebruiksregels
30.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 31 Wonen - Vrijstaand 2
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Vrijstaand 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande woningen;
- b. een kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- c. bijbehorende bouwwerken;
- d. tuin en erven;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', mede voor behoud van opgaande beplanting;
met bijbehorende:
- f. andere bouwwerken;
- g. toegangswegen, in- en uitritten;
- h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
31.2 Bouwregels
31.3 Nadere eisen
31.4 Afwijken van de bouwregels
31.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als hoofdgebouw;
- b. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
31.6 Afwijken van de gebruiksregels
31.7 Wijzigingsbevoegdheid
31.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 32 Wonen - Vrijstaand 3
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Vrijstaand 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande woningen;
- b. dierenartspraktijk ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - dierenartspraktijk";
- c. bijbehorende bouwwerken;
- d. tuin en erven;
met bijbehorende:
- e. andere bouwwerken;
- f. toegangswegen, in- en uitritten;
- g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
32.2 Bouwregels
32.3 Nadere eisen
32.4 Afwijken van de bouwregels
32.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als hoofdgebouw;
- b. het aanleggen van paardenbakken;
- c. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte.
32.6 Afwijken van de gebruiksregels
32.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 33 Waarde - Archeologie 2
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. terreinen van hoge archeologische waarden;
- b. bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden.
33.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk
- 1. De aanvrager van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die betrekking heeft op gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 2, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
- 2. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het eerste lid genoegzaam blijkt dat:
- a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- b. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de bouwvergunning verbonden voorschriften;
- 3. In de situatie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
- 4. Artikel 33.2 eerste lid is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- b. een of meer bouwwerken waarvan de totale te bebouwen oppervlakte kleiner is dan 100 m², waarbij het gaat om een totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwvlak van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen;
- c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- 5. Indien het derde lid, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
- 6. Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in het eerste lid, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in het derde lid, is het vierde lid, aanhef en de onderdelen b en c, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het tweede, derde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden om op of in de gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
- a. drainage van de gronden;
- b. bodemingrepen meer dan 100 m² op een grotere diepte dan dan 30 centimeter.
- 2. Het verbod als bedoeld in artikel 33.3 onder 1 is niet van toepassing op werken en / of werkzaamheden die:
- a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
- b. bodemingrepen tot ten hoogste 30 cm;
- c. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (niet-kerend woelen) ) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor betreffen, de zogenaamde woellaag ( tezamen met sub b het 30 cm +10 cm principe);
- d. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- e. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning,
- f. oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
- g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- 3. Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
- 4. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid, die betrekking heeft op gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 2, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.Alvorens tot onderzoek over te gaan kan een archeoloog in dienst van de gemeente, of hiermee gelijk te stellen archeologische deskundige advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek, indien deze schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is vervalt de verplichting tot onderzoek zoals gesteld in artikel 33.3 onder 4;
- 5. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het vierde lid genoegzaam blijkt dat:
- a. de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld
- b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- c. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de aanlegvergunning verbonden voorschriften;
- d. de archeologische deskundige Burgemeester en Wethouders positief heeft geadviseerd omtrent het uitvoeren van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- 6. In de situatie als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de aanlegvergunning verbinden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
- 7. Indien het zesde lid, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
33.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 34 Waarde - Archeologie 3
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. terreinen van middelhoge of hoge archeologische verwachtingen;
- b. bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden.
34.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk
- 1. De aanvrager van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die betrekking heeft op gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 3, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
- 2. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het eerste lid genoegzaam blijkt dat:
- a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- b. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de bouwvergunning verbonden voorschriften;
- 3. In de situatie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- b. een of meer bouwwerken waarvan de totale te bebouwen oppervlakte kleiner is dan 1000 m², waarbij het gaat om een totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwvlak van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen
- c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- 5. Indien het derde lid, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
- 6. Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in het eerste lid, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in het derde lid, is het vierde lid, aanhef en de onderdelen b en c, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het tweede, derde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden om op of in de gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 3 , zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
- a. drainage van de gronden;
- b. bodemingrepen meer dan 1000 m² op een grotere diepte dan dan 30 centimeter;
- 2. Het verbod als bedoeld in artikel 34.3 onder 1 is niet van toepassing op werken en / of werkzaamheden die:
- a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
- b. bodemingrepen tot ten hoogste 30 cm;
- c. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (niet-kerend woelen) ) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor betreffen, de zogenaamde woellaag ( tezamen met sub b het 30 cm +10 cm principe);
- d. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- e. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning,
- f. oppervlakte beslaan van ten hoogste 1000 m²;
- g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- 3. Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
- 4. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid, die betrekking heeft op gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 3, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.Alvorens tot onderzoek over te gaan kan een archeoloog in dienst van de gemeente, een provinciaal archeoloog of hiermee gelijk te stellen archeologische deskundige advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek, indien deze schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is vervalt de verplichting tot onderzoek zoals gesteld in artikel 34.3 onder 4;
- 5. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het vierde lid genoegzaam blijkt dat:
- a. de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld
- b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- c. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de aanlegvergunning verbonden voorschriften;
- d. de archeologische deskundige Burgemeester en Wethouders positief heeft geadviseerd omtrent het uitvoeren van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- 6. In de situatie als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de aanlegvergunning verbinden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
- 7. Indien het zesde lid, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
34.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 35 Waarde - Archeologie 4
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. terreinen van middelhoge of hoge archeologische verwachtingen;
- b. bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden.
35.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk
- 1. De aanvrager van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die betrekking heeft op gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 4, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
- 2. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het eerste lid genoegzaam blijkt dat:
- a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- b. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de bouwvergunning verbonden voorschriften;
- 3. In de situatie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- b. een of meer bouwwerken waarvan de totale te bebouwen oppervlakte kleiner is dan 1000 m², waarbij het gaat om een totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwvlak van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen;
- c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- 5. Indien het derde lid, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
- 6. Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in het eerste lid, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in het derde lid, is het vierde lid, aanhef en de onderdelen b en c, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het tweede, derde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden om op of in de gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 4 , zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
- a. bodemingrepen meer dan 1000 m² op een grotere diepte dan dan 30 centimeter, ter plaatse van de bestemming Waarde -Archeologie 4;
- 2. Het verbod als bedoeld in artikel 35.3 onder 1 is niet van toepassing op werken en / of werkzaamheden die:
- a. drainage betreffen;
- b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
- c. bodemingrepen tot ten hoogste 30 cm;
- d. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (niet-kerend woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor betreffen, de zogenaamde woellaag ( tezamen met sub b het 30 cm +10 cm principe);
- e. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- f. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning,
- g. oppervlakte beslaan van ten hoogste 1000 m²;
- h. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- 3. Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken;
- 4. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid, die betrekking heeft op gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 4, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.Alvorens tot onderzoek over te gaan kan een archeoloog in dienst van de gemeente, een provinciaal archeoloog of hiermee gelijk te stellen archeologische deskundige advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek, indien deze schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is vervalt de verplichting tot onderzoek zoals gesteld in artikel 35.3 onder 4;
- 5. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het vierde lid genoegzaam blijkt dat:
- a. de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld
- b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- c. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de aanlegvergunning verbonden voorschriften;
- d. de archeologische deskundige Burgemeester en Wethouders positief heeft geadviseerd omtrent het uitvoeren van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- 6. In de situatie als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de aanlegvergunning verbinden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- 7. Indien het zesde lid, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
35.4 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 36 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 37 Algemene Bouwregels
37.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
- a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
- b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
- c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;
37.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 38 Algemene Aanduidingsregels
38.1 Geluidzone - Industrie
Ter plaatse van de aanduiding Geluidzone - Industrie zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige bestemmingen.
38.2 Geluidzone - Weg
Ter plaatse van de aanduiding Geluidzone - Weg zijn de gronden,behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van het wegverkeer.
38.3 Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied
Artikel 39 Algemene Afwijkingsregels
39.1 Bevoegdheid
- 1. Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel 39 afwijken van de regels door:
- a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
- b. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
- c. het toestaan van geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3 meter bedraagt;
- d. het toestaan van in geringe mate, doch maximaal 5 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
- e. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking in de situering maximaal 3 meter bedraagt;
- f. het toestaan van het oprichten van maximaal 30 m² extra gebouwen voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;
- g. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
- i. de goothoogte van een gebouw maximaal 3 meter mag bedragen;
- ii. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 m² mag bedragen;
- iii. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10 meter mag bedragen;
- h. de hoogte van andere bouwwerken zijnde, te vergroten en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 10 meter;
- i. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van maximaal 25 meter met dien verstande dat als het gaat om antennes naar het oordeel van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe voldoende is aangetoond;
- j. het overschrijden van de gevellijn door:
- i. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
- ii. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
- k. het toestaan van erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg met een maximaal bouwhoogte tot 1.5 meter;
- l. de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende bepalingen gelden:
- i. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
- ii. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- iii. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
- iv. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
- v. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huis verbonden activiteiten met een maximum van 50 m²;
- vi. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
- vii. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst;
- viii. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt.
39.2 Beperking
De toepassing van de in artikel 39.1 genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 40 Overgangsrecht
40.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
40.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
40.3 Hardheidsclausule
Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 40.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.
Artikel 41 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Emmen, Noordbarge'
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
Vanwege de wettelijke plicht om bestemmingsplannen iedere 10 jaar te herzien, is voor het dorpNoordbarge een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan 'Emmen, Noordbarge' heeft in de eerste plaats als doel de bestaande planologische situatie opnieuw vast te leggen. Ten tweede moet het bestemmingsplan de bestaande situatie voorzien van een adequaat en actueel ruimtelijk en juridisch kader. Hierbij is gelet op de wensen en bebouwingseisen van deze tijd. Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan helder, eenduidig interpreteerbaar, handhaafbaar en toetsbaar moet zijn en dat het ontwikkelingsgericht is met specifieke aandacht voor bijzondere ruimtelijke kwaliteit en samenhangende structuren van Noordbarge. Doordat nieuwe bestemmingsplannen eenvoudiger en eenduidiger worden opgesteld, sluiten zij aan bij de doelstellingen van deregulering die het college van burgemeester ebn wethouders zich heeft gesteld.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied van het bestemmingsplan 'Emmen, Noordbarge' ligt ten zuidwesten van het centrum van Emmen en ten noorden van de wijk Bargeres.Het wordt globaal begrensd door de Nieuw-Amsterdamsestraat in het westen, de Ermerweg in het noorden, de Hondsrugwegin het oosten en de wijk Bargeres in het zuiden (zie figuur 1.1). Er is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de bestaande plangrenzen en bestaande ruimtelijke structuren.
Figuur 1-1: Globale begrenzing plangebied
1.3 Huidige Planologische Regelingen
Het voorliggende bestemmingsplan 'Emmen, Noordbarge' vervangt 5 bestemmingsplannen in het geheel, dit zijn:
- 1. 'Noordbarge, ten westen van het Oranjekanaal', vastgesteld 22-12-90 en goedgekeurd 02-07-91 (tekeningnummer 80.268);
- 2. 'Noordbarge, ten oosten van het Oranjekanaal, vastgesteld 20-12-90 en goedgekeurd 02-07-91 (tekeningnummer 76.109);
- 3. Gedeeltelijke wijziging van het bestemmingsplan 'Noordbarge, ten oosten van het Oranjekanaal', vastgesteld 07-01-03 en goedgekeurd 11-02-03 (tekeningnummer 02.103);
- 4. Gedeeltelijke wijziging van het bestemmingsplan 'Noordbarge, ten oosten van het Oranjekanaal', vastgesteld 22-09-03 en goedgekeurd 24-11-03 (tekeningnummer 03.074);
- 5. 'Melkfabriek Noordbarge', vastgesteld 31-05-01 en goedgekeurd 30-10-01 (tekeningnummer 99.010).
Tevens wordt een aantal bestemmingsplannen gedeeltelijk herzien:
- 6. 'Bargeres, brink 12 (Orvelterbrink)', vastgesteld 22-01-79 en goedgekeurd 24-07-79 (tekeningnummer 78.178);
- 7. 'Emmen - Noordbargeres', vastgesteld 18-12-1997 en goedgekeurd 21-07-1998 (tekeningnummer 96.112);
- 8. 'Buitengebied gemeente Emmen', vastgesteld 16-07-87 en goedgekeurd 01-03-88 (tekeningnummer 96.112).
Daarnaast zijn in het verleden diverse bouw- of gebruiksinitiatieven met vrijstellingsprocedures mogelijk gemaakt. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan 'Emmen, Noordbarge' zullen de genoemde bestemmingsplannen en vrijstellingen rechtskracht verliezen en door het bestemmingsplan 'Emmen, Noordbarge' worden vervangen.
1.4 Opzet Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de bestemmingsverbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met een bestemming dan wel met een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de plantoelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.
1.5 Overzicht Verricht Onderzoek
Ter voorbereiding van het bestemmingsplan 'Emmen, Noordbarge' zijn diverse onderzoeken verricht. In deze paragraaf worden ze kort benoemd. De conclusies uit de onderzoeken zijn verwerkt in de toelichting.
- Noordbarge, het landschap en dorp in historisch perspectief, gemeente Emmen, mei 2010 (Bijlage 1, 2 en 3);
- Archeologisch historisch onderzoek, De Steekproef, juni 2005 (Bijlage 4);
- Akoestisch onderzoek bestemmingsplan “Noordbarge”, Ingenieursbureau Spreen, januari 2011 (Bijlage 5);
- Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen, Brandweer Emmen, februari 2010.
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Inleiding
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de gemeente rekening te houden met het opgestelde eigen beleid, het regionaal beleid, het beleid van de provincie Drenthe en het rijksbeleid. In dit hoofdstuk worden de relevante beleidsuitgangspunten toegelicht.
2.2 Gemeentelijk Beleid
2.2.1 Structuurvisie gemeemte Emmen 2020, veelzijdigheid troef
De 'Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef', is op 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald deze zijn als volgt:
Landschap:
Versterken van het landschap door in te zetten op bebossing van de Hondsrug, het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik van de essen te vergroten.
Duurzaamheid:
Het benoemen van het uitgebreide kanalenstelsel en de beekdalen voor de berging van water. Het herstel van de beekdalen combineert de verbetering van de waterkwaliteit met noodberging, alsmede versterking van het landschap.
Verkeer:
Voor de externe bereikbaarheid wordt ingezet op verdubbeling van de N34 (Emmen-Zuid tot Emmen-centrum) en de N862 en optimalisering van het spoor naar Zwolle en Twente. Interne bereikbaarheid: opwaarderen van de Rondweg door de stroomfunctie te verbeteren en onderzoek doen naar de verbeteropties van de Hondsrugweg.
Werken:
Naast de geplande uitbreidingen tot 2015 zijn geen nieuwe uitbreiding van bedrijventerreinen. Voor - is behalve op de Meerdijk op termijn ruimte langs de as naar Nieuw Amsterdam, op Pollux IV en in Emmer-Compascuum (mits passend binnen de milieucontouren). Voor kantoren en zorg wordt aangesloten op bestaande plannen en locaties. Ingezet wordt op een verknoping van nieuwe en aanwezige leisure voorzieningen. Voor wat betreft glastuinbouw vindt inzet plaats op herstructurering van oudere delen. Tenslotte de koers voor de landbouw: schaalvergroting in landbouwgebieden mogelijk maken in aansluiting op het landschap. Daar waar de landbouw in de knel komt wordt ingezet op alternatieven.
Wonen:
Vanuit de structuurvisie vindt aansluiting plaats op het bestaande bouwprogramma. Voor fase 2 en 3 van de Delftlanden vindt een verbijzondering plaats en wordt gericht op meer landelijke en dorpse woonmilieus. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op op wervende woonmilieus, te weten: water/lintwonen tussen Barger- en Emmer-Compascuum, boswonen op de Hondsrug en erfwonen in het zuidelijk deel van de gemeente.
Voorzieningen:
Inzet op versterking van de centrumfunctie van Emmen en behoud bestaande ruimtelijke structuur niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke wijzigingsmomenten inzetten op versterking van de kwaliteit en efficiënte bundeling.
Veiligheid:
Emmen wenst een gemeente te zijn waarin een ieder veilig woont. Hier tegenover staat dat Emmen dé industriestad van het Noorden is en in de toekomst een gemeente wil blijven waarin economie, bedrijvigheid en werkgelegenheid hoog in het vaandel staan. Voor risicovolle activiteiten is ruimte op bedrijventerreinen Bargermeer, de Vierslagen en A37. Buiten de zoekgebieden op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen mag geen nieuwvestiging BEVI inrichtingen plaatsvinden. Met uitzondering van LPG-tankstations hiervoor wordt per locatie een beoordeling gemaakt in het kader van de daarvoor te voeren planologische procedure conform het BEVI. Buiten de industrieterreinen staat de ambitie Veilig Wonen voorop. Hier heeft wonen de prioriteit boven (risicovolle) bedrijvigheid. Nieuwe ontwikkelingen in de vorm van (beperkt) kwetsbare objecten worden nadrukkelijk getoetst aan het aspect fysieke veiligheid. De vestiging van niet BEVI-inrichtingen (beperkt kwetsbare inrichtingen) vindt in principe buiten locatie 1 en 2 en buiten de PR=10-6 contouren plaats.
Conclusie Noordbarge Met name de aspecten landschap (cultuurhistorische waarde), verkeer (ligging t.o.v. drukke wegen) en veiligheid (ligging van de wijk ten opzichte van het bedrijventerrein het Bargermeer) zijn van belang voor Noordbarge.
2.2.2 Woonbeleid
Het gemeentelijk woonbeleid dat is vastgelegd in het 'Woonplan Emmen – Actualisatie (vastgesteld in mei 2007) is geactualiseerd. De ambities van inzet op een bevolkingsgroei tot 120.000 inwoners in 2020 plus de realisatie van de bijbehorende woningvoorraad zijn verlaten. Het nieuwe woonbeleid, dat eind 2012 wordt vastgesteld, richt zich op goed wonen en leven en wil vooral kwalitatieve impulsen geven. De ontwikkelingen op de woningmarkt en de verwachte toekomstige bevolkingsontwikkeling (krimp en vergrijzing) maakten bijstelling van het beleid nodig. Wat betreft de bevolkingsontwikkeling is de verwachting dat in 2020 tussen 107.000 en 112.000 inwoners in de gemeente wonen. Dit andere scenario heeft impact op de verwachte groei van het aantal huishoudens, de toekomstige woningbehoefte en de woningbouwprogrammering gemeentebreed en per kern. Er komt een groter accent te liggen op behoud en versterking van de kwaliteit van bestaande wijken en dorpen (herstructurering en inbreiding). Gemeentebreed zijn seniorenhuishoudens een groeiende doelgroep.
2.2.3 Welstandsbeleid
Bouwwerken moeten voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. De welstandscommissie toetst aan vooraf vastgestelde criteria of bouwplannen hieraan voldoen. Het college van B&W heeft in 2010 een Welstandsnota laten maken, waarin staat hoe bouwplannen worden getoetst. De gemeenteraad heeft de nota in december 2010 vastgesteld. De gemeente is in deze nota verdeeld in verschillende gebieden. Per gebied verschillen de eisen. Daarnaast zijn er standaard criteria opgesteld voor veel voorkomende licht-vergunningplichtige bouwwerken, zoals aanbouwen en uitbouwen bij woningen. Voldoen bouwplannen in deze categorie aan de criteria, dan worden ze niet aan de welstandcommissie voorgelegd.
Het plangebied van Noordbarge valt binnen de welstandscriteria van Esdorpen en Beperkte Welstand. Voor de welstandscriteria binnen dit gebied wordt verwezen naar de Welstandsnota.
2.2.4 Verkeersbeleid
De gemeente Emmen ondersteunt, net als bijna alle andere wegbeheerders van Nederland, de uitgangspunten van 'Duurzaam Veilig'. Dit is met het ondertekenen van een landelijk convenant bekrachtigd. Duurzaam Veilig is een systeembenadering met als doel om een optimale afstemming te bereiken tussen de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheids- en richtingsverschillen en onzeker gedrag te voorkomen.
2.2.5 Recreatiebeleid
In juni 2007 is de kadernota Kampeerbeleid gemeente Emmen vastgesteld. Deze kadernota geeft aan hoe de gemeente Emmen aan zijn eigen kampeerbeleid invulling geeft na intrekking van de Wet op de Openluchtrecreatie. De kadernota vormt de basis voor het formuleren van voorwaarden en regels binnen relevante bestemmingsplannen en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
Als uitwerking op de kadernota Kampeerbeleid heeft de gemeente Emmen het facetbestemmingsplan 'Kleinschalig kamperen gemeente Emmen' opgesteld. In dit facetbestemmingsplan zijn bepalingen opgenomen ten gunste van kleinschalig kamperen. In dit bestemmingsplan is geen minicamping gevestigd. De percelen binnen het plangebied zijn te klein om een minicamping te kunnen realiseren.
De gemeente Emmen heeft in december 2009 nieuw beleid opgesteld ten aanzien van Bed & Breakfast accommodaties. Dit beleid staat positief tegenover de vestiging van Bed & Breakfast voorzieningen, mits voldoende rekening wordt gehouden met de aspecten kleinschaligheid, ondergeschiktheid aan de hoofdfunctie en de effecten op de omgeving (parkeren, bereikbaarheid, geluid).
2.3 Provinciaal Beleid
2.3.1 Omgevingsvisie Drenthe
Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 2 juni 2010 het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:
- 1. De provinciale structuurvisie;
- 2. Het provinciaal milieubeleidsplan;
- 3. Het regionaal waterplan;
- 4. Het provinciaal verkeers- en vervoersplan.
De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Zaken die worden benoemd en tevens relevant zijn voor Noordbarge zijn de volgende:
- 1. Het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, veiligheid, naoberschap, menselijke maat, kleinschaligheid (Drentse schaal);
- 2. Het behouden en versterken van de biodiversiteit door het realiseren van de Ecologische hoofdstructuur (EHS) (o.a. Noordbargerbos, Noordbargeres);
- 3. Het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid;
- 4. Het streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische of gebiedskenmerken waardoor de stedelijke centra gedifferentieerde blijven;
- 5. De kwaliteit en kwantiteit van (grond)water;
- 6. De EHS, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in landschapstypen;
- 7. Het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie.
Voor al deze zaken geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en hier verantwoordelijkheid voor heeft. Bij gemeentelijke ruimtelijke plannen zal de provincie met betrekking tot de genoemde onderwerpen een standpunt over innemen.
2.3.2 Provinciale omgevingsverordening
In de Provinciale Omgevingsverordening (POV) vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. Naast de vertaling van het rijksbelang beschrijft de POV de provinciale belangen waarover de provincie duidelijkheid wil geven en/of wil verankeren in op gemeentelijk niveau, middels overleg of anderszins. De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de verordening op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, SER ladder en milieu- en leefomgeving. Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. Waarbij deze elementen een rol spelen voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit (Bruisend Drenthe). De gemeente moet binnen de kaders van de Omgevingsvisie de kernkwaliteiten uitwerken naar hun ruimtelijke plannen. Ze zijn daarbij gebonden aan de kaders van het provinciaal beleid welke is neergelegd in de Omgevingsvisie en uitwerkingen zoals het Cultuurhistorisch Kompas en de beleidsnota Aardkundige waarden. Bij het opstellen van de cultuurhistorische hoofdstructuur beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas is gezocht naar een samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden. Aan de hand van deze structuren is de provincie opgedeeld in 10 deelgebieden. Emmen behoord tot deelgebied Emmen en haar Venen. De ambities behorende bij dit deelgebied richten zich op het behouden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp en es, waarbij de esdorpen en essen als een keten op de Hondsrug liggen, afgewisseld met scherp begrensde boswachterijen. Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route over de Hondsrug. Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. De belangrijkste opgave voor de Hondsrug is het ontwikkelen van een integraal gebiedsperspectief om de aantrekkelijkheid van het gebied als woon- en werkplek en toeristische trekker te waarborgen voor de toekomst.
Voor al genoemde zaken in de omgevingsvisie Drenthe en de POV geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over gemeentelijke plannen indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt.
2.4 Rijksbeleid
2.4.1 Ruimtelijk beleid
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en op 13 maart 2012 vastgesteld. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met de structuurvisie kiest het rijk voor een meer selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda Landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
Delen van de structuurvisie die de nationale ruimtelijke belangen borgen en die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur, de Amvb Ruimte (Barro). Ook is een planmilieueffectrapport (plan-MER) opgesteld.
Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen worden aan de andere overheden goed door hen worden behartigd. Het nieuwe Rijkstoezicht in de ruimtelijke ordening richt zich op het toezicht achteraf. Wanneer rijksdoelen en nationale belangen raken aan regionale opgaven, vraagt dit om een heldere taakverdeling en samenwerkingsafspraken tussen de betrokken overheden.
Waar het Barro bepalingen bevat gericht op gemeentelijke bestemmingsplannen gaat het Rijk er vanuit dat deze doorwerking krijgen. Het Rijk zal tijdens het opstellen en vaststellen van bestemmingsplannen dan ook niet toetsen op een correcte doorwerking van nationale belangen. Daarnaast blijft het Rijk opkomen voor zijn directe belangen bij gemeentelijke en provinciale plannen vanuit de rol van weg- en waterbeheerder (Rijkswaterstaat), eigenaar van defensieterreinen (ministerie van Defensie) en voor projecten in het kader van de rijkscoördinatieregeling rond rijksinpassingsplannen op het terrein van de energie-infrastructuur (het ministerie van EL&I).
Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.
2.5 Conclusie
Dit bestemmingsplan past binnen het ruimtelijk beleid zoals vastgesteld door de gemeente, de provincie en het rijk.
Hoofdstuk 3 Onderzoeken
3.1 Archeologie En Monumenten
3.1.1 Archeologie
De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in bestemmingsplannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening dienen te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt. Uit de verbeelding en de planregels van het bestemmingsplan dient de zorg voor de genoemde archeologische waarden te blijken.
In het kader van de Monumentenwet en de Culturele Alliantie tussen de gemeente Emmen en de provincie Drenthe heeft de gemeente Emmen eigen archeologiebeleid ontwikkeld. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport die als toelichting op de kaart dient. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. Het gemeentelijk archeologiebeleid is ten tijde van het ontwerpbestemmingsplan nog in ontwikkeling. Vooruitlopend op vaststelling van dit beleid zijn in dit ontwerpbestemmingsplan de gemaakte beleidskeuzes opgenomen. De beleidsadvieskaart zal voor vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad zijn vastgesteld.
De archeologische waarden en verwachtingen zijn in dit ontwerpbestemmingsplan vertaald in de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie". Met deze vertaling is op eenvoudige wijze in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Binnen de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" is een onderverdeling gemaakt in 6 dubbelbestemmingen. Per dubbelbestemming zijn planregels opgenomen voor de te bouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor vrijstelling is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en is vertaald naar oppervlakten en dieptes. Bij overschrijding van de gestelde vrijstellingseisen bij ruimtelijke ontwikkelingen betekent dit dat de aanwezige waarde of verwachting moet worden onderzocht.
De oude brink van Noordbarge is op de AMK aangewezen als 'beschermd archeologisch monument. Omdat de Rijksmonumenten al uitputtend zijn beschermd via het wettelijke stelsel van de Monumentenwet (zie artikel 11 MW) zijn in dit ontwerpbestemmingsplan geen aanvullende regels opgenomen.
Voor Noordbarge geldt gedeeltelijk een hoge archeologische verwachting (historische kern Noordbarge) en een middelhoge tot hoge archeologische verwachting (rest van het plangebied). Binnen het plangebied bevinden zich talloze archeologische vondstmeldingen en waarnemingen, op basis waarvan vastgesteld kan worden dat het gebied al vanaf de Late Bronstijd/Vroege IJzertijd intensief werd bewoond. Op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn de gebieden met een archeologische hoge verwachting bestemd met de dubbelbestemming Artikel 33 Waarde - Archeologie 2' en de gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische waarde bestemd met de dubbelbestemming Artikel 34Waarde - Archeologie 3 en Artikel 35 Waarde - Archeologie 4.
3.1.2 Monumenten
Op grond van de Monumentenwet 1988 kan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) objecten aanwijzen als beschermd rijksmonument. In het plangebied is de locatie Oude Zuidbargerstraat 6 aangewezen als beschermd rijksmonument.
Oude Zuidbargerstraat 6
Op 14 oktober 2008 is de gemeentelijke monumentenlijst in werking getreden. Hiermee zijn de op de lijst voorkomende objecten aangewezen als gemeentelijk monument. Op deze monumentenlijst staan de hallenhuisboerderij Noordbargerstraat 88 uit 1901 en het transformatorhuisje bij Noordbargerstraat 92 uit omstreeks 1930.
Noordbargerstraat 88
Noordbargerstraat nabij 92
3.1.3 Conclusie
Op basis van onderzoek en de gevonden voorwerpen worden aan het plangebied archeologische waarden toegekend. Op de verbeelding en in de regels van het bestemmingsplan heeft dit zijn vertaling krijgen. De monumentale status van gebouwen zal niet direct zijn vertaling krijgen in het bestemmingsplan. Wel wordt het meegenomen bij de keuze omtrent de uiteindelijke bestemmingen en de gebruiks- en bouwmogelijkheden.
3.2 Volkshuisvesting
3.2.1 Demografische gegevens
De bevolking van de gemeente Emmen is tussen 2003 en 2010 toegenomen naar bijna 109.500, daarna is de bevolking in omvang afgenomen tot 108.845 inwoners. Noordbarge wordt gerekend tot de kern Emmen. In de kern Emmen is de bevolking gegroeid. Dit geldt niet voor alle wijken en buurten. Het aantal bewoners van Noordbarge is licht afgenomen tussen 2003 en 2012.
Figuur 3.1: Bevolkingsontwikkeling Noordbarge 2003-2009
Bron: gemeente Emmen, GBA
Leeftijdsopbouw Noordbarge 2003-2012
In de grafiek hieronder is de ontwikkeling van de bevolking naar leeftijd te zien.Tussen 2003 en 2012 is het aantal inwoners in de leeftijdscategorieën tot 55 jaar afgenomen. Het aantal inwoners van 55 jaar en ouder is gegroeid. Wat opvalt is dat de leeftijdscategorie 55-75 jaar tussen 2008 en 2012 niet meer is gegroeid. Het aantal inwoners tussen 40 en 55 jaar is tussen 2008 en 2012 iets toegenomen. De leeftijdscategorie 15-25 is redelijk stabiel.
Figuur 3.2: Ontwikkeling bevolking naar leeftijdsklasse 2003, 2008, 2012
Bron: gemeente Emmen, GBA
De ontwikkeling van het aandeel van de onderscheiden leeftijdsgroepen in de bevolking van Noordbarge geeft vrijwel hetzelfde beeld. dan is het beeld hetzelfde: een toename van het aandeel 55-75 jarigen en de groep 75-plus; een afnemend aandeel van bijna alle andere leeftijdsgroepen.
Figuur 3.3: Leeftijdsopbouw naar leeftijdsklasse 2003, 2008 en 2012
Bron: gemeente Emmen, GBA
3.2.2 Woningvoorraad
In de periode 2003-2012 is de woningvoorraad in Noordbarge met 7 woningen gegroeid. Op 1 januari 2012 stonden er 367 woningen in de wijk.
Bijna alle woningen zijn particulier bezit ( 85%). Het aandeel van de corporaties in de woningvoorraad van Noordbarge is 5%. Particuliere huurwoningen maken 10% van het woningbestand uit. Vrijwel alle woningen zijn grondgebonden. Het meest voorkomende woningtype is de vrijstaande woning. Er staan geen rijtjeswoningen in Noordbarge.
Figuur 3.4: Woningvoorraad naar type op 01-01-08
Bron: gemeente Emmen, afdeling FRO
3.2.3 Woningbouwprogramma
In de “Woonvisie 2012-2017, Thuis in Emmen” is geen specifiek woningbouwprogramma opgenomen voor Noordbarge. De visie geeft een bandbreedte voor de gemeente voor de toevoeging van woningen. Deze bandbreedte is 100-300 woningen per jaar, afhankelijk van de bevolkings- en huishoudensontwikkeling. De algemene beleidslijn is dat de gemeente het op de markt brengen van woningen zo goed mogelijk wil regisseren. Dit geldt voor de uitleglocaties van zowel Emmen-stad als de overige dorpen, die voor 2012 op de markt waren. Voor wijken en buurten geldt dat herstructureringsprojecten prioriteit hebben en inbreiding vóór uitbreiding gaat. Nieuwe woningbouwinitiatieven worden niet ondersteund tenzij het gaat om niet-concurrerende planvorming en om projecten die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit door transformatie. Noordbarge grenst aan de locatie van de Europan prijsvraag 2010, waarvoor een plan voor het toevoegen van grondgebonden woningen is gemaakt.
3.3 Ecologie
Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (Ffw) de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet 1998 heeft de Flora- en faunawet tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) ontheffing te krijgen. Ontheffingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid wordt voldaan. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In de Natuurbeschermingswet 1998 zijn de gebiedsbeschermende bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. In deze wet zijn natuurgebieden beschermd die:
- van Europees belang zijn (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
- van nationaal belang zijn (beschermde natuurmonumenten);
- van mondiaal belang zijn voor (water)vogels (Wetlands).
De door de wet beschermde gebieden worden Natura 2000-gebieden genoemd. Voor activiteiten of projecten die negatieve effecten kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden geldt een vergunningplicht. Hierdoor is een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor deze natuurgebieden. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden. Dit kunnen ook activiteiten zijn die buiten het natuurgebied plaatsvinden. Deze kunnen een negatief effect hebben op een gebied. Hierbij kan worden gedacht aan vermesting, verzuring, verdroging, geluids- of lichtoverlast.
Aangezien dit bestemmingsplan slechts betrekking heeft op de actualisering van bestaande bestemmingen en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt (zie paragraaf 1.3), is er geen ecologisch onderzoek uitgevoerd.Wanneer in de toekomst toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er sprake is van nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten. De initiatiefnemer is zelf verantwoordelijk voor dit onderzoek. Indien blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen, dan wel ontworteling of vernieling veroorzaken, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na verlening van ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet. Overigens geldt het volgende voor alle bouwactiviteiten en werkzaamheden:
- planning aanvang werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus);
- een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort maaien, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
- (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en er kunnen geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen plaatsvinden.
3.4 Fysieke Veiligheid
3.4.1 Algemeen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat in oktober 2004 van kracht werd, verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het Bevi.
Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Hulpverleningsdienst Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen.
Naast het Bevi is er ook de "Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006", de Ciculaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (vervalt per 31-07-12 of zoveel te eerder het Btev is vastgesteld) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De Nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Besluit transportroutes externe veiligheid welke wettelijk verankerd is om veiligheidszones om weg, vaarwegen en spoor uit te zetten. De nota sluit aan op het Bevi waarin het beleid over de afweging van de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving uiteengezet wordt.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt o.a. welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Van belang bij Buisleidingen is ook de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netten, WION, ook wel 'Grondroerdersregeling' (afspraken over graven), die per 1 juli 2010 officieel in werking is getreden. Alle gegevens over hogedrukaardgasleidingen binnen de gemeente kunnen op de provinciale risicokaart worden gevonden.
VROM heeft de Handboek buisleidingen in bestemmingslannen gepubliceerd, waarin praktische informatie en voorbeelden staan hoe buisleidingen in bestemmingsplannen opgenomen kunnen worden.
Het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen dient als handleiding voor teksten in nieuwe bestemmingsplannen.
Vanuit de brandweer is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van het plangebied van het bestemmingsplan 'Emmen, Noordbarge'. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.
3.4.2 Fysieke veilligheidssituatie
3.4.3 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied
Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. De "Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen, eisen m.b.t. veiligheid" opgesteld door brandweer Emmen is hierbij een hulpmiddel dat bij het toetsen van nieuwe ruimtelijke plannen gehanteerd dient te worden.
Aandachtspunt voor het gebied Noordbarge is het tankstation met Lpg verkooppunt aan de Hondsrugweg en heeft invloed op het plangebied. Het invloedsgebied van het lpg-vulpunt is gelegen over de zuidoostelijk deel van de wijk. In het invloedsgebied zijn geen woningen gelegen. Een toename van woningen in deze hoek mag niet worden toegestaan, tenzij is nagedacht over extra veiligheidsmaatregelen.
Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang:
- 1. Voor het bestrijden van een brand is de brandweer afhankelijk van een goede bluswatervoorziening. Conform de Wet op de Veiligheidsregio moet een gemeente zorgen voor een openbare bluswatervoorziening. Bij locaties waar geen toereikende openbare bluswatervoorziening kan worden aangelegd, zal de eigenaar moeten zorgen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening in overleg met de brandweer. Vanaf 1 januari 2014 bestaat de primaire bluswatervoorziening uit tankwagens van de hulpverleningsdienst en in principe niet meer uit het voorhanden zijn van brandkranen. Daarnaast zijn er op strategische locaties geboorde putten aanwezig bedoeld als vulpunten voor de tankwagens. Tot die tijd dient in overleg met de brandweer bepaald te worden of brandkranen verwijderd mogen worden.
- 2. Op grond van de Wet op de veiligheidsregio (okt. 2010) is de HulpVerleningsdienst Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Er kan gesteld worden dat het plangebied (deels) buiten de dekking van het WAS-stelsel gelegen is. Bij nadere inrichting van het gebied dient ter dekking van het Waarschuwingsalarmeringsstelsel in overleg met de AOV-er van de gemeente Emmen een extra sirenelocatie bepaald te worden of een alternatief aangedragen te worden.
- 3. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdiensten direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Binnen het plangebied is een aantal doodlopende wegen. Gezien de aanwezigheid van het aantal objecten en dat er geen vertakkingen zijn, zijn het acceptabele situatie's zolang het op deze wijze geconserveerd blijft.
- 4. Op 18 maart 2008 heeft het college het basisbrandweerzorg niveau vastgesteld. Besloten is dat een eerste brandweerenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens aangegeven dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden overschreden er in overleg met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende maatregelen getroffen dienen te worden. Gezien de ligging van het plangebied is de verwachting dat binnen 15 minuten het eerste uitrukvoertuig ter plaatse zal zijn. Echter, dit wijkt af van de landelijke normtijden. Vanwege deze afwijking zal tussen een initiatiefnemer en de brandweer een overleg plaats dienen te vinden om zonodig compenserende maatregelen te treffen.
3.5 Milieu
In deze paragraaf worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines.
3.5.1 Bedrijven en milieuzonering
3.5.2 Bodem
3.5.3 Geluid
3.5.4 Lucht
3.6 Waterparagraaf
3.6.1 Inleiding
In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem van Noordbarge is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik, maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale functies voor het plangebied gelden. In de beschrijving wordt ook ingegaan op de zogenaamde stedelijke wateropgave. De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan, besluit en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het besluit of plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen. De waterparagraaf sluit daarom af met richtlijnen ten behoeve van de nadere inrichting / nieuwe ontwikkelingen in het plangebied.
3.6.2 Beleidskader
Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveaus georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over grensoverschrijdende thema's. Het landelijk beleid is verwoord in de Vierde nota op de waterhuishouding en de Nota waterbeleid in de 21e eeuw. Eind 2009 is de Vierde Nota op de waterhuishouding opgevolgd door het Nationaal Waterplan. Belangrijk beleidsuitgangspunt is het gegeven dat er meer ruimte voor water moet zijn, met als gedachte de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren. Met de overige overheden zijn vervolgens afspraken gemaakt welke maatregelen genomen moeten worden om het watersysteem in de periode tot 2015 te verbeteren en op orde te houden. Deze maatregelen zijn samengevat in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling, klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water.
In december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet stelt integraal waterbeheer op basis van watersysteembenadering centraal en schept een kader voor de modernisering van het Nederlandse waterbeheer. De Waterwet sluit goed aan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, waardoor de relatie met het ruimtelijke omgevingsbeleid wordt versterkt. Door de nieuwe wetgeving kan niet alleen makkelijker worden ingespeeld op Europese waterrichtlijnen, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, maar ook op projecten waar de waterfuncties ook vanuit andere beleidsvelden worden beïnvloed. Denk hierbij bijvoorbeeld aan natuurbeheer en ruimtelijke ordening. Aanwijzing van Natura 2000 gebieden en het realiseren van de ecologische hoofdstructuur geven belangrijke randvoorwaarden voor de waterfuncties. De nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: het Rijk voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht. Deze zorgplichten zijn sinds januari 2008 vastgelegd via de Wet gemeentelijke watertaken in de Wet op de waterhuishouding.
De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaar worden genomen. Via de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige consequenties en verwoorden dit in het wateradvies. De waterschappen hebben specifieke kennis over hun beheersgebied en stemmen hun beleid af op de deze gebiedseigenschappen. Via de eerder genoemde Nationale-, Regionale- en lokale gebiedsakkoorden wordt het voorgestelde waterschapsbeleid met de overige belanghebbenden in het gebied bestuurlijk geborgd.
3.6.3 Grondgebruik
Noordbarge is een van de oudste esdorpen van Nederland. In de loop der jaren is Emmen naar het dorp toe gegroeid en via de stadswijk Bargeres lopen stad en dorp nu in elkaar over. Binnen het plangebied is wonen de hoofdfunctie. Aan de noordzijde ligt een kantorenpark en verder is enige agrarische activiteit binnen het plangebied aanwezig.
3.6.4 Bodemopbouw
De bodemopbouw in Noordbarge bestaat voornamelijk uit podzolgronden met in het westen een zand- en stuifzandgrond gebied.
3.6.5 Hoogteligging
De hoogteligging in Noordbarge varieert sterk. Ten oosten van het Oranjekanaal loopt het maaiveld sterk op van NAP 19,00 m tot NAP 26,00 m richting de Hondsrugweg. Ten westen van het kanaal ligt het gebied relatief vlak, met een maaiveldhoogte rond NAP +19,00 m. Het maaiveldverloop in het gebied is zodanig dat geen ingesloten laagtes aanwezig zijn, waardoor mogelijk wateroverlast kan optreden.
Figuur 3.7: Hoogtekaart Noordbarge en omgeving (bron: AHN).
3.6.6 Grondwater
Uit de gemiddelde hoogste grondwaterstanden in Noordbarge en omgeving en de gegevens over het voorkomen van kwel en infiltratiegebieden blijkt dat het gebied geheel als infiltratiegebied gekenmerkt kan worden. Het Oranjekanaal heeft een drainerende werking voor het afstromende grondwater van de hoger gelegen gebieden (Hondsrug). De grondwaterstanden worden hierdoor beïnvloed.
Ten oosten van het kanaal ligt de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) tussen 100 en 120 cm beneden maaiveld, ten westen van het kanaal ligt deze dieper dan 150 cm beneden maaiveld. Er is geen grondwateroverlast in het gebied bekend.
3.6.7 Waterhuishouding
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater afvoerstructuur aanwezig. Het Oranjekanaal doorsnijdt het plangebied (streefpeil NAP + 16,76 m), maar hierop wordt niet afgewaterd. Direct binnen de wijk Bargeres is een vijver aanwezig, maar deze maakt geen deel uit van het oppervlaktewater systeem.
3.6.8 Stedelijke wateropgave
In het kader van het verkennend onderzoek naar de stedelijke wateropgave is voor Emmen Centrum de conclusie dat de wateropgaaf ca. 26.000 m3 is. Deze wateropgaaf is bedoeld om de verwachtte extra neerslag door veranderende klimatologische omstandigheden te kunnen bergen in het eigen watersysteem van het gebied. Hierdoor wordt extra belasting van het hoofdafvoersysteem voorkomen (vasthouden-bergen-afvoeren). De wateropgaaf is berekend voor de situatie met een overschrijdingsfrequentie van 1 keer per 100 jaar, waarbij rekening is gehouden met 10% extra neerslag, om de gevolgen van klimaatverandering in beeld te brengen. In het kader van het Lokaal Bestuursakkoord Waterbeheer zijn afspraken gemaakt om zowel de huidige- als de toekomstige waterbergingsbehoefte gezamenlijk uit te werken.
3.6.9 Riolering
Het rioolstelsel van Noordbarge bestaat uit twee gebieden, verdeeld door het Oranjekanaal. Het oostelijk deel bestaat uit een gescheiden stelsel. Het DWA-riool loost onder vrij verval op twee plaatsen op het transportriool. Het RWA-riool heeft twee lozingspunten op het Oranjekanaal. Het westelijk deel van Noordbarge bestaat uit een gemengd stelsel en loost onder vrij verval op het transportriool. Het stelsel heeft geen overstort.
Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied en de doorvoer van rioolwater van bovenstroomse rioleringsgebieden. Tijdens perioden met veel neerslag zal de rioolberging geheel gevuld raken en stroomt rioolwater via de riooloverstorten elders naar het oppervlaktewater. In Noordbarge treden hierdoor geen problemen op. Wel doen zich problemen voor in het benedenstrooms gelegen gebied Bargeres. Doordat een relatief groot rioleringsgebied via de transportleiding afwatert naar de zuivering, treedt terugstuwing vanuit de transportleiding op naar het rioolsysteem van Bargeres. Het gevolg hiervan is dat rioolwater vanuit andere gebieden via de overstorten van Bargeres naar de al overbelaste overstortvijvers in Bargeres zal stromen. Om deze reden is het belangrijk om zoveel mogelijk verhard oppervlak in de omgeving van Bargeres af te koppelen, zodat afwenteling naar de transportleiding wordt voorkomen. Er vindt overigens geen lozing vanuit de overstortvijver in Bargeres naar het oppervlaktewater plaats.
3.6.10 Waterkwantiteit
De grondwaterstanden in het gebied worden beïnvloed door de hoger gelegen Hondsrug in het oosten en het Oranjekanaal die het gebied doorsnijdt. Vanaf de Hondsrug stroomt een relatief grote hoeveelheid neerslag via de bodem richting Oranjekanaal. De infiltratiecapaciteit op de hogere delen is namelijk beperkt, omdat plaatselijk ondiep keileem in de bodem aanwezig is. Het Oranjekanaal ligt in de wijk evenwijdig aan de Hondsrug, en zal hierdoor een groot deel van het afstromende grondwater afvoeren. Dit blijkt ook uit de optredende grondwaterstanden in het gebied. Aan de Hondsrugzijde van het kanaal (de oostzijde) liggen deze significant hoger dan aan de andere kant van het kanaal. Het is daarom belangrijk dat geen ingrepen in de bodem plaatsvinden die deze drainerende werking van het kanaal verstoren, omdat anders de grondwaterstanden in het gebied kunnen oplopen, met overlast tot gevolg. Het type ingrepen waar het hier om gaat zijn onder andere het aanbrengen van diepe damwanden en kelders.
Ook moet voorkomen worden dat er tijdens perioden met neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij nieuwe ontwikkelingen zal daarom goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kort durende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken. Als gekozen wordt om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen dan moet dit op zo'n manier worden gedaan dat hiervoor een robuuste, goed te onderhouden voorziening wordt aangelegd, die past binnen de gebruiksfunctie van het gebied en deel uit maakt van het bestaande waterhuishoudkundige systeem. Voorkomen moet worden dat overgegaan wordt tot de aanleg van solitaire vijvers, zeer diepe watergangen of waterpartijen met een kwetsbaar, instabiel ecosysteem. Raakt de bergingsvoorziening vol, dan moet een zodanige escape worden aangelegd dat vervolgens het water snel en doelmatig kan worden afgevoerd naar een locatie waar het geen overlast veroorzaakt. Voor Noordbarge lijkt de beste mogelijkheid om te kiezen voor een systeem dat in eerste instantie is ingericht om water zo veel mogelijk te infiltreren in de bodem (vasthouden - bergen) en in tweede instantie af te voeren naar de omgeving. In feite sluit dit aan op het systeem dat van oorsprong op de hogere zandgronden voorkwam, namelijk ondiepe ontwateringsmiddelen met zowel een infiltratie als afvoerfunctie. Gezien de capaciteitsproblemen van het transportriool, is het belangrijk om te voorkomen dat extra verharding op dit gemengde rioolstelsel wordt aangesloten.
3.6.11 Waterkwaliteit
Water is belangrijk voor het welzijn van mens en dier. In bebouwd gebied vormt het tevens een belangrijk ordenend en esthetisch element. Om aan dit doel te voldoen is het belangrijk dat het water van goede kwaliteit is en voldoende zuurstof bevat. Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen er op moet worden gelet dat:
- alleen water wordt aangelegd op plaatsen waar dit op natuurlijke wijze kan;
- water verbonden is met de rest van het watersysteem;
- er voldoende oever begroeiing is;
- afstromend regenwater schoon is en blijft;
- lozingen vanuit de riolering worden voorkomen.
Het is niet mogelijk om zonder diepe ontgravingen watervoerende sloten of vijvers in het gebied te realiseren. Bij nieuwe ontwikkelingen zal de aanleg van open water in Noordbarge daarom niet de eerste keuze zijn.
Regenwater heeft van nature een goede kwaliteit. Door allerlei oorzaken kan het verontreinigd worden en hiermee bodem en oppervlaktewater belasten. Het is daarom van belang om er in eerste instantie voor te waken dat regenwater verder wordt verontreinigd. Dat kan worden bereikt door de oppervlaktes waarop regenwater valt schoon te houden (bijvoorbeeld wegen en parkeerterreinen) door geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken en rekening te houden met het gebruik van strooizout of het gebruik van uitlogende materialen.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat regenwater wordt gemengd met andere waterstromen. Denk bijvoorbeeld aan het mengen met huishoudelijk afvalwater in het gemengde rioolstelsel. Bij nieuwe ontwikkelingen moet daarom worden onderzocht of het regenwater kan worden afgekoppeld van het gemengde riool en in de bodem worden geïnfiltreerd of gescheiden worden afgevoerd.
3.6.12 Conclusie
Aangezien dit bestemmingsplan niet leidt tot een wijziging van de waterhuishoudkundige situatie, kan worden gesteld dat deze 'waterneutraal' is.
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Structuur
4.1 Ontstaansgeschiedenis
De teksten in deze paragraaf zijn samengevat uit het rapport 'Noordbarge, het landschap en dorp in historisch perspectief dat in Bijlage 2 is opgenomen.
4.1.1 Landschap
Inleiding
Het landschap van Noordbarge is een gelaagd landschap waarbij elementen uit de verschillende tijdsperiodes vlak naast elkaar liggen. Ieder stadium heeft zijn eigen landschappelijke en cultuurhistorische karakteristieken, waarvan sommige wel en andere minder herkenbaar zijn in het huidige landschap. Deze landschappelijke analyse van Noordbarge richt zich vooral op de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied zoals dat door de mens in samenhang met de plaatselijke omgevingsfactoren zoals bodem, reliëf, water, vegetatie en dergelijke is ontstaan. Oorspronkelijk was er een grote samenhang tussen de plaatselijke (bodem)gesteldheid en het menselijk ingrijpen zoals de wijze van ontginnen, bodemgebruik, verkavelen, wonen en wegenaanleg.
Aardkundige ondergrond
Al voordat er permanente nederzettingen ontstonden was sprake van menselijk ingrijpen in de natuur. Zo zijn van de rondtrekkende jagers uit de Midden IJstijd archeologische vondsten gedaan. Het landschap uit die periode is verdwenen en niet meer herkenbaar. Ook het landschap van de eerste gevestigde bewoners op de Hondsrug (vanaf 3500 v. Chr.), de hunebedbouwers, is verdwenen. Echter, de hunebedden uit die tijd zijn nog steeds herkenbaar en onderdeel van het hedendaagse landschap. Met de komst van de hunebedbouwers is het natuurlandschap geleidelijk omgevormd tot een cultuurlandschap. Sinds de Middeleeuwen vestigden zich boeren permanent in het zandgebied en wordt het agrarische landgebruik de bepalende factor voor het landschappelijke beeld. Dit landschap, het esdorpenlandschap, is de basis van de huidige situatie. Noordbarge en het omliggende landschap is een typische representant van het esdorpenlandschap. Ook het esdorpenlandschap is in de loop der tijd veranderd, waarbij vanaf eind 19e begin 20ste eeuw een versnelling is opgetreden.
Het landschap van Drenthe en daarmee Noordbarge is in belangrijke mate gevormd tijdens de voorlaatste ijstijd (360.000 – 250.000 v Chr.), het Saalien genoemd, waarin het landijs vanuit het noorden Drenthe bereikte. Deze ijstongen stuwden de Hondsrug op en vormden de Hunze vallei. Het landijs zette een slecht doorlatende laag grondmorene af, de zogenaamde keileemlaag, die bestaat uit leem, zand, grind, keien en rotsblokken. Het reliëf van de Hondsrug bestaat uit een golvend maaiveld met hoogtes bij Emmen tussen 20 m en 28 m NAP+. In Noordbarge is dit glooiende maaiveld tot op de dag van vandaag nog goed herkenbaar. De hoogte verschilt van 25,5 m NAP+ bij Het Groene Loo en de Bovenkampweg tot 18 m NAP+ bij het Zuidereind. Ten westen van het oorspronkelijke Noordbarge loopt het terrein af richting het beekdal van de Sleenerstroom.
Het esdorpenlandschap van Noordbarge
Vanaf de 9e eeuw, de late Middeleeuwen, groeide ook de bevolking en ontstond het esdorpenlandschap, waarvan landschap van Noordbarge een typische representant is. Karakteristiek voor het esdorpenlandschap is dat het een agrarisch landschap is waarbij de verschillende landschappelijke eenheden eigen functies en karakteristieken hebben. Deze landschappelijke eenheden zijn het esdorp, de es, het beekdal, het (heide)veld, het bos en het veen.
De bewoners van het esdorp vestigden zich over het algemeen op de overgang van het lager gelegen beekdal en de wat hoger gelegen gronden. Van het dorp liepen wegen naar de es, de velden en omringende dorpen. Hierdoor ontstond een spinnewebachtig wegenpatroon met het dorp als centrum in de 'web'. De es ontstond doordat boeren hun akkerland uitbreidden door de omringende bossen te kappen en afzonderlijke akkertjes aaneen te laten sluiten tot één geheel. De es lag vlak bij het dorp en was vaak van de omringende heide gescheiden door een houtwal of bos(strook)je. Het beekdal werd meer en meer ingericht als wei- en hooilanden. De hooilanden, dicht bij de beek gelegen, werden eenmaal per jaar gemaaid. De veevoederplekken op de open plekken in het bos werden gaandeweg vervangen door inrichting van weilanden in de hogere delen van de beekdalen. Hier graasde 's zomers het vee. Als veekering werden houtwallen aangelegd. De woeste gronden, te weten de heide (het veld), het veen en het bos waren in gebruik als weidegronden voor de schapen en leverden hout, plaggen en/of brandstof. Het aantal boerderijen nam na de 9e eeuw fors toe. In de loop van de late middeleeuwen bestond Barge uit 25 boerderijen. Technische verbeteringen maakten deze groei mede mogelijk.
De groei van de dorpen zorgde ervoor dat er in loop van de Middeleeuwen een vorm van bestuur ontstond, de boermarkes of markes genoemd. De boermarke regelde het gebruik van de ongecultiveerde gronden buiten de es. De boeren die de grond op de es bezaten waren de zogenoemde eigengeërfden en vormden samen de boermarke.
De boermarke regelde ook zaken als straatonderhoud in het dorp, oogstvolgorde en de markt. De boermarke bezat de groenlanden (weidegronden), het (heide)veld, de bossen en het veen als gemeenschappelijk bezit.
De marke van Noord- en Zuid Barge was zeer uitgestrekt en omvatte een gebied groter dan de andere markes van Zuidoost Drenthe. Ook is in de loop der tijd het Noord Barger Oude en Nieuwe Kamp ontstaan, een kampontginning gelegen in het (heide)veld ten westen van het dorp. Wanneer deze kampontginning is ontstaan is onbekend. Zeker is dat het kamp al in 1850 bestond. De topografische kaart vermeldt het kamp reeds. De kadastrale kaart van ca. 1862 laat de karakteristieke smalle strokenverkaveling na de introductie van de keerploeg zien. Enkele hoeves lagen op het geaccidenteerde gebied tussen de Ermerweg en deze smalle stroken agrarische grond. Tot op de dag van vandaag is de smalle strokenverkaveling nog goed herkenbaar. Overigens is de smalle strokenverkaveling van dit gebiedje een uniek landschappelijk restant binnen de gemeente Emmen.
Belangrijk is de markewet van 1886 die officieel verandering bracht in het oude markesysteem van gemeenschappelijk bezit. De wet gebood dat de ongescheiden marke verdeeld moest worden. In de loop der tijd zijn dan ook alle markegronden onder de markegenoten verdeeld en/of verkocht. Veel gebieden waren al echter eerder verdeeld. Voor de marke van Noord- en Zuid-Barge betekende dit dat ook de uitgestrekte venen werden verdeeld, verpacht of verkocht. In dezelfde periode nam de belangstelling voor het ontsluiten van deze uitgestrekte venen voor grootschalige ontginningen toe. Het nieuwe, ontworpen veenlandschap van de voormalige boermarke van Noord- en Zuidbarge onderging na 1850 een metamorfose. Na veel strubbelingen bereikte het Oranjekanaal in 1889 de aansluiting op de Verlengde Hoogeveensche Vaart.
Na 1850 veranderde niet alleen het veenlandschap aanzienlijk. Mede door het opzeggen van de boermarkes komen eind 19e eeuw ook de grootschalige heideontginningen op gang. Ook werden door het opheffen van de markes grote veranderingen in de agrarische bedrijfsvoering mogelijk. Daarnaast speelde de invoering kunstmest, de uitvinding prikkeldraad (geen houtwallen als veekering meer nodig), wolwaardevermindering en bevolkingsgroei een rol. Niet alleen werd zo het areaal bouwland uitgebreid, ook zijn veel heidevelden aan het begin van de 20e eeuw met bos ingeplant. Een groot deel van de inplant was dennenbos ten behoeve van de mijnbouw in Limburg (onderstutting gangen). Het Noordbargerbos is zo door Staatsbosbeheer aangelegd. De rationele, blokvormige, padenstructuur van deze ontginningen is in het Noordbargerbos nog goed herkenbaar.
De essen en het kleinschalige landschap van het beekdal van de Sleenerstroom is tot eind jaren '60 van de vorige eeuw goed herkenbaar gebleven. Met de bouw van de wijk Bargeres vanaf het begin van de jaren zeventig verdwenen het merendeel de esgronden tussen Noord- en Zuid-Barge en een deel van de beekdalgronden. De aanleg van de Hondsrugweg leidde ertoe dat het buurtje Het Hoge Loo werd afgescheiden van Noordbarge. Op de Noordbarger es kwamen in de loop der tijd andere functies zoals een pompstation voor waterleiding, een bejaardenhuis en recentelijk een deel van de dierentuin. Met de bouw van de Rietlanden en in aanbouw zijnde Delftlanden zal het beekdal van de Sleenerstroom verder afnemen.
Al met al zijn veel historische karakteristieken van de landschappelijke eenheden van het esdorpenlandschap van Noordbarge in de loop van de 20e eeuw geleidelijk minder herkenbaar geworden danwel geheel verdwenen. Uitzondering hierop is de structuur van het dorp zelf, inclusief de Noordbarger Oude en Nieuwe Kamp. Van het dorp zelf is alleen het oude gedeelte van het Hoge Loo verdwenen door de bouw van het buurtje en later de aanleg van de Hondsrugweg.
4.1.2 Dorp
Noordbarge voor de 19e eeuw
Het gebied rond Noordbarge is al heel lang bewoond geweest. Bij de Hoge Loo stonden rond het begin van de jaartelling al negen boerderijen van het zogenaamde Noordbarger type. Vermoedelijk bestond Noordbarge in de 10e eeuw uit negen hoeven. Dit aantal was in de late Middeleeuwen gegroeid tot vijfentwintig hoeven. De naam 'Berghe' komt in het jaar 1381 voor het eerst voor in de officiële stukken (Bron: Historische Vereniging Emmen). Het is onduidelijk of hiermee Noord- of Zuidbarge wordt bedoeld. Een stuk uit 1440 noemt voor het eerst Noordbarge; “Bennynge erf in Noertberge”. In 1654 waren er 25 gezinshoofden met vermogen, waaronder 2 pachters, en stonden er 22 huizen en 1 huisje 'arm' in Noordbarge (Bron; Historische Vereniging Emmen). Opmerkelijk is dat de Pijnacker kaart uit de 17e eeuw alleen Suydberghe noemt en niet Noordbarge. Omdat er gegevens over Noordbarge uit de tijd bekend zijn moet dit een omissie zijn geweest.
Noordbarge in de 19e eeuw
Rond 1800 had Noordbarge een omvang bereikt van 46 huizen waar 256 personen in woonden (Bron: Gerding e.a.: Geschiedenis van Emmen en Zuidoost Drenthe). Naast agrariërs kende Noordbarge in die tijd ook een timmerman, een kleermaker, een wever, twee spinsters en een winkelier. Ook kende het dorp een aantal keuterboeren. Noord- en Zuidbarge deelden in die tijd de Barger es, het Noord- en Zuidbarger veld en de groenlanden, de Barger weilanden en Barger maaten, langs de beken ten westen van beide dorpen.
Rond 1853 is het Oranjekanaal aan de westkant op de overgang van es naar groenlanden aangelegd. Sinds de aanleg nam ook de bebouwing langs het kanaal toe.
Noordbarge in de 20e eeuw
Voor WOII lag Noordbarge tussen de Noordbargeres aan de noordzijde en de Noord- en Zuidbarger es aan de zuidzijde van het dorp. Na de WOII, maar vooral in de jaren zeventig traden door Emmense stadsuitbreidingen aanzienlijke veranderingen op in de omgeving van Noordbarge. Na WOII is het buurtje Het Hooge Loo aan de oostzijde van Noordbarge gebouwd. Echter door de bouw van de wijk Bargeres en de daarmee gepaard gaande aanleg van de Hondsrugweg en de omlegging van de Ermerweg is Noordbarge in de stedelijke omgeving van Emmen komen te liggen.
4.2 Stedenbouwkundige Structuur
4.2.1 Algemeen
Noordbarge is een in de kern Emmen gelegen nederzetting met een kleinschalig karakter en heeft nog veel historische kenmerken van een esdorp. Het dorp bestond oorspronkelijk uit boerderijen met open erven, in wisselende richting ten opzichte van elkaar. Na 1900 is het dorp verdicht met vrijstaande woonhuizen en maatschappelijke- en bedrijfsfuncties, zijn er boerderijen afgebroken en hebben veel boerderijen hun agrarische functie verloren. Ondanks deze ontwikkelingen is er nog een aantal beeldbepalende boerderijen met bijbehorende bouwwerken overgebleven, die het dorp als geheel in combinatie met het wegenpatroon, de brinken, veel oude bomen karakteristiek maken. Als bijzonderheid geldt dat op veel punten doorzichten aanwezig zijn naar karakteristieke bebouwing en begroeide erven.
Langs de doorgaande wegen en de nieuwe straatjes is de bebouwing met een marge in de rooilijn geplaatst terwijl midden in het dorp sprake is van een diffuus geheel van los geplaatste boerderij bebouwing.
4.2.2 Stedenbouwkundige structuur per deelgebied
Om de stedenbouwkundige structuur te beschrijven is het plangebied opgedeeld in meerdere deelgebieden. De grenzen van de deelgebieden zijn bepaald aan de hand van de onderlinge verschillen in gebruik en bebouwingstypen.
Figuur 4.1: Afbeelding Overzicht deelgebieden
4.2.3 Deelgebied A: Esdorp
Beschrijving
De aanwezige voormalige agrarische bebouwing geeft een goede indruk van het oude esdorp Noordbarge. Hier is het oorspronkelijke karakter van Noordbarge het best bewaard gebleven, hier komt de meeste voormalige agrarische bebouwing voor. Het gebied kent verder veel groen en open ruimten. De hoofdvorm en de materialisering van de bebouwing is karakteristiek en geeft een duidelijke charme aan het gebied. Rond 1950 is veel oorspronkelijke bebouwing vervangen en kreeg het gebied een ander aanzien door de toevoeging van burgerwoningen tussen de agrarische bebouwing en door functiewijzigingen van de bedrijfsfunctie agrarisch naar een woonfunctie. Aan de Noordbargerstraat bevindt zich op basis van het oude bestemmingsplan nog een mogelijkheid voor de bouw van een vrijstaande woning.
Figuur 4.2: Afbeelding deelgebied A
Bebouwingstype
Het gebied bestaat uit vrijstaande, in hoofdzaak voormalige, agrarische bedrijfsgebouwen en burgerwoningen. Er bevindt zich nog één agrarisch bedrijf in het gebied.
Situering
De (voormalige) agrarische bebouwing heeft in veel gevallen een historisch gegroeid karakter waarbij de historische bedrijfsgebouwen aan de zuidzijde van de Noordbargerstraat schijnbaar willekeurig op de percelen staan. De onderlinge afstand tussen de gebouwen varieert. De burgerwoningen zijn met de voorgevel op de wegen georiënteerd waarbij de nokrichting van de woningen afhankelijk is van de verkavelingsstructuur. De burgerwoningen staan in een licht variërende rooilijn en dicht op de weg.
Bebouwingsmassa
Hoofdvorm
De voormalige agrarische bedrijfswoningen zijn middelgroot tot groot van omvang en hebben een kenmerkende goothoogte, bouwhoogte en dakhelling. De burgerwoningen kennen een kleine tot middelgrote omvang en hoogten. De bebouwing is grotendeels vrijstaand en heeft een eenvoudige hoofdvorm bestaande uit 1 bouwlaag met een zadeldak. Bijbehorende bouwwerken zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw en kennen een eenvoudige vorm. Bij de voormalige agrarische bedrijfswoningen staan grotere bijbehorende bouwwerken maar deze zijn ondergeschikt aan de hoofdgebouwen.
Verhouding bebouwing – open ruimte
Binnen het gebied bevinden zich verschillende korrels (samenhangende eenheid van gebouwen en buitenruimten). Er zijn diverse voormalige agrarische bedrijfslocaties die een variatie aan bebouwing bevatten (hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken) op een groot groen erf. Daarnaast zijn er burgerkorrels, oftewel eenvoudige, dicht op elkaar staande, veelal kleine, woningen met rondom de bebouwing een tuin.
Verkaveling
De agrarische bebouwing staat op grote kavels en heeft een halfopen tot open karakter. Naar de randen van deelgebied A neemt de onderlinge afstand tussen de bebouwing toe, waardoor op sommige plekken doorzichten op achterliggende open ruimtes aanwezig zijn. Enkele oorspronkelijk grote kavels zijn verder verkaveld voor de latere toevoeging van burgerwoningen. De ligging van de wegen is bepalend geweest voor de verkavelingsstructuur.
Materialisering
In het algemeen hebben de boerderijen en burgerwoningen een steenachtig karakter. De kappen van de voormalige historische bedrijven zijn met riet bedekt, de overige bebouwing doorgaans met gebakken dakpannen. De woonbebouwing is eenvoudig gedetailleerd. De detaillering van agrarische bebouwing varieert.
4.2.4 Deelgebied B: Tussen Oranjekanaal en esdorp
Beschrijving
Het noordelijk deel van het deelgebied B is grotendeels in gebruik door het Wachttorengenootschap. Aan de Ermerweg - Noordbargerstraat staan enkele woningen en een restaurant. Aan de zuidkant van het gebied zijn, in aansluiting op de wijk Bargeres, particuliere woningen gebouwd (plan 'De Boerhoorn'). Vanaf de Huizingsbrinkweg is de overgang naar de vroegere es goed merkbaar door het verschil in hoogte. Verderop staan enkele burgerwoningen langs de Huizingsbrinkweg. In het oostelijk deel van het deelgebied staan twee scholen van AOC Terra en vormt een open veld de “zachte” overgang tussen de bebouwing van Noordbarge naar de wijk Bargeres.
Figuur 4.3: Afbeelding deelgebied B
Bebouwingstype
De bebouwing bestaat merendeels uit woningen, afgewisseld met schoolgebouwen en de gebouwen van het Wachttorengenootschap.
Situering
De onderlinge afstand tussen de gebouwen varieert. Het gebouw van het Wachttorengenootschap is centraal op een ruime kavel gebouwd, voor het overige geldt dat de bebouwing individueel aan de doorgaande wegen is gesitueerd. De nokrichting van de maatschappelijke functies is verschillend: soms haaks op, soms evenwijdig aan de weg. De bebouwing van woningbouwplan De Boerhoorn is planmatig geordend. De onderlinge positie van de individuele gebouwen in dit gebied is afwijkend in vergelijking tot de overige woonbebouwing van Noordbarge. Deze woningen staan met de voorgevel op de weg georiënteerd in een verspringende rooilijn die dicht op de weg ligt.
Bebouwingsmassa
Hoofdvorm
De burgerwoningen kennen een kleine tot middelgrote omvang. De woonbebouwing is grotendeels vrijstaand en heeft een eenvoudige hoofdvorm bestaande uit 1 bouwlaag met een zadeldak. De maatschappelijke functies zijn groot van omvang en hebben een afwijkende hoofdvorm en zijn afwisselend van schaal en maat ten opzichte van de overige bebouwing van Noordbarge. Bijbehorende bouwwerken zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw en kennen een eenvoudige vorm.
Verhouding bebouwing – open ruimte
Binnen dit gebied bevinden zich verschillende korrels (samenhangende eenheden van gebouwen en buiten ruimte). Er staan dicht op elkaar staande vrijstaande woningen met rondom de bebouwing een tuin. Maar er zijn ook afwijkende volumes die een variatie aan bebouwing bevatten (hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken) op een groot groen erf.
Verkaveling
De bebouwing van woningbouwplan De Boerhoorn is planmatig opgezet. Voor de overige woonbebouwing geldt dat de verkaveling kleinschalig is en individueel aan de doorgaande wegen is gesitueerd. De kavels van de maatschappelijke functies wijken hiervan af. Deze staan op grote kavels.
Materialisering
De woonbebouwing is eenvoudig gedetailleerd en de kappen van de woningen zijn doorgaans met dakpannen bedekt. De bebouwing met maatschappelijke functies zijn uitgevoerd in metselwerk. De dakbedekking is bij deze bebouwing gevarieerd, er is gebruik gemaakt van dakpannen alsmede bitumineuze bedekking.
4.2.5 Deelgebied C: Melkfabriek en omgeving
Beschrijving
Dit gebied ligt enigszins geïsoleerd van het oude esdorp door de ligging van de Ermerweg. Het voormalige melkfabriekcomplex en de schoorsteen zijn karakteristiek voor de industriële ontwikkeling aan het Oranjekanaal. In de loop der jaren is de bedrijfsbebouwing ruimtelijk één geheel gaan vormen met het dorp en zijn omgeving. De bebouwing op het melkfabriekterrein is recent uitgebreid met twee kantoorgebouwen. Er liggen ook nog twee uitbreidingsmogelijkheden voor kantoorgebouwen op het terrein.
Aan de oostzijde van dit deelgebied zijn enkele woningen gebouwd en aan de Stortweg vindt ook vervanging van de bestaande woningen plaats, waarbij de bouwmassa's worden aangepast aan de huidige normen. Aan de Stortweg bevinden zich nog twee mogelijkheden voor de bouw van een vrijstaande woning.
Figuur 4.4: Afbeelding deelgebied C
Bebouwingstype
De bebouwing bestaat uit woningen, een tuincentrum, de voormalige gebouwen van de melkfabriek en de kantooruitbreidingen op het melkfabriekterrein. Het melkfabriekterrein is hoofdzakelijk in gebruik voor kantoordoeleinden en maatschappelijke functies.
Situering
De woningen zijn overwegend met de voorgevel op de weg georiënteerd, waarbij de nokrichting afhankelijk is van de verkaveling. De woningen staan in een licht variërende rooilijn, op een vrij dichte afstand van de weg. De onderlinge afstand tussen de gebouwen varieert.
Het tuincentrum is op een grotere afstand van de weg gesitueerd waarbij de bebouwing evenwijdig met de zijdelingse perceelsgrens loopt. Het parkeren vindt plaats op het eigen erf tussen de bedrijfsbebouwing en de straat. In dit gebied kan nog een bedrijfswoning worden gerealiseerd.
De fabriek is gesitueerd op de hoek tussen de Ermerweg en het Oranjekanaal waarbij de gevel de zijdelingse perceelsgrens volgt (evenwijdig met het kanaal). Op het terrein staan losstaand van de voormalige fabriek kantoorgebouwen in een vrije setting waarbij rekening is gehouden met parkeren op het perceel.
Bebouwingsmassa
Hoofdvorm
De oorspronkelijke woningen kennen een kleine tot middelgrote omvang. De bebouwing is vrijstaand en heeft een eenvoudige hoofdvorm bestaande uit één bouwlaag met een zadeldak. De nieuw toegevoegde woonbebouwing aan de Stortweg is afwisselend van maat, schaal en detaillering. Bijbehorende bouwwerken zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw en kennen een eenvoudige vorm.
Bij de nieuw- en verbouw van en bij de voormalige melkfabriek is er voor gekozen om qua stijl en schaal aan te sluiten bij de aanwezige bebouwing.
Verhouding bebouwing – open ruimte
Door de smalle verkaveling is de woonbebouwing aan de straatzijde vrij dicht. Nieuwe toegevoegde woningen hebben een groter bouwvolume dan de 'oude' bestaande woningen.
Het tuincentrum en de voormalige fabriek staan op grote kavels. Door de terug liggende situering ontstaat er een open beeld, dit ondanks de grotere bebouwingsmassa's.
Verkaveling
De verkaveling van de woonbebouwing heeft een historisch gegroeid karakter en wordt in ruimtelijke zin gevormd door de wegen. De kavels staan grotendeels haaks op deze wegen. De kavels zijn smal en langwerpig. De kavels van het melkfabriekcomplex en tuincentrum wijken hier van af. Deze staan op ruime kavels.
Materialisering
De burgerwoningen zijn uitgevoerd in metselwerk en zijn voorzien van dakpannen. Het melkfabriekcomplex is ook uitgevoerd in traditioneel metselwerk. Het tuincentrum is van een lichte open constructie.
4.2.6 Deelgebied D: Tussen Zuideind en Oranjekanaal
Beschrijving
In dit gebied komen voornamelijk woningen voor waarvan de bebouwingsrichting wisselt. Achter de woningen van de Huizingsbrinkweg en de Ermerweg ligt een onbebouwd gebied dat grotendeels als tuin en weide in gebruik is. Aan de oostkant domineert de forse beplanting. Aan weerszijden van de Huizingsbrinkweg en het Zuideind staan bomen die zorgen voor een landschappelijk karakter.
Figuur 4.5: Afbeelding deelgebied D
Bebouwingstype
In dit gebied komen hoofdzakelijk vrijstaande woningen voor. Aan de Stroetweg staat een school en bevindt zich een bedrijf.
Situering
De bebouwing aan de randen van het deelgebied hebben een open karakter door de ruimte tussen de bebouwing. Naar binnen toe neemt de onderlinge afstand tussen de bebouwing af, waardoor de bebouwingsdichtheid toeneemt. De bebouwing staat overwegend haaks op de weg. De gebouwen staan in een rooilijn en vrij dicht op de weg. De latere toevoeging van vier woningen aan de westzijde van het Zuideind wijkt hier van af.
Bebouwingsmassa
Hoofdvorm
De woningen kennen een kleine tot middelgrote omvang. De bebouwing is vrijstaand en heeft een eenvoudige hoofdvorm bestaande uit één bouwlaag met een zadeldak. De nieuw toegevoegde woonbebouwing aan de westzijde van het Zuideind en de Ermerweg is afwisselend van maat, schaal en detaillering. Dit in contrast met de kleinschalige woonbebouwing van dit deelgebied. Bijbehorende bouwwerken zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw en kennen een eenvoudige vorm.
Verhouding bebouwing – open ruimte
De bebouwing staat dicht op elkaar met rondom de woonbebouwing vrijstaande tuinen. Richting de randen van het deelgebied neemt de onderlinge afstand tussen de bebouwing toe waardoor er meer openheid ontstaat.
Verkaveling
De verkaveling heeft een historisch gegroeid karakter en is bepaald door de wegenstructuur. De kavels staan grotendeels haaks op deze wegen.
Materialisering
De bebouwing is uitgevoerd in metselwerk en voorzien van dakpannen.
4.2.7 Deelgebied E: Achter het Kanaal - Bargerkampenweg
Beschrijving
In dit deelgebied komen overwegend woningen voor aan de wegen Bargerkampenweg, Achter het Kanaal en Ermerweg. In het tussenliggende gebied staan een aantal kleinere woningen. Oorspronkelijk stonden hier meer woningen. Deze zijn na verloop van tijd afgebroken en herbouwd langs de wegen Achter het Kanaal en de Bargerkampenweg. Aan de Bargerkampenweg bevindt zich nog een mogelijkheid voor de bouw van een vrijstaande woning.
Figuur 4.6: Afbeelding deelgebied E
Bebouwingstype
In dit gebied komen hoofdzakelijk vrijstaande woningen voor.
Situering
De bebouwing is haaks op de weg geprojecteerd. De woningen staan in minimaal variërende rooilijn en vrij dicht op de weg. De onderlinge positie van de woningen is wisselend. De bebouwingswanden hebben meestal een halfopen tot open karakter. Naar het noorden toe neemt de onderlinge afstand tussen de bebouwing toe, waardoor het landschap steeds beter waarneembaar wordt.
Bebouwingsmassa
Hoofdvorm
De woningen kennen een kleine tot middelgrote omvang. De bebouwing is vrijstaand en heeft een eenvoudige hoofdvorm bestaande uit één bouwlaag met een zadeldak. De nieuw toegevoegde woonbebouwing is afwijkend van maat, schaal en detaillering. Bijbehorende bouwwerken zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw en kennen een eenvoudige vorm.
Verhouding bebouwing – open ruimte
De woningen staan vrij dicht op elkaar met rondom de bebouwing een vrijstaande tuin. Richting het noorden neemt de onderlinge afstand tussen de bebouwing toe waardoor er meer openheid ontstaat.
Verkaveling
De verkaveling heeft een historisch gegroeid karakter en werd gevormd door de wegen. De kavels staan grotendeels haaks op de wegen.
Materialisering
De bebouwing is uitgevoerd in metselwerk en zijn voorzien van dakpannen.
4.2.8 Deelgebied F: Hooggoorns
Beschrijving
Binnen dit gebied bevinden zich voornamelijk kantoren en een hotel.
Figuur 4.7: Afbeelding deelgebied F
Bebouwingstype
De kantoor- en horecabebouwing heeft een afwijkende bouwvorm ten opzichte van de overige bebouwing van Noordbarge.
Situering
De bouwrichting varieert, waarbij haaks op de weg geprojecteerde bebouwing het meest kenmerkende voor dit gebied is. Het hoofdgebouw van woningbouwcorporatie Lefier en het hotel richten zich ook op de doorgaande wegen langs het plangebied. De gebouwen staan op ruime afstand van de weg en aan de buitenzijde in één rooilijn. De onderlinge afstand is vrij groot.
Bebouwingsmassa
Hoofdvorm
De kantoor- en horecabebouwing is afwisselend van maat, schaal, materiaalgebruik en detaillering ten opzichte van de overige bebouwing van Noordbarge. De bebouwing is vrijstaand en heeft een eenzijdige kantige hoofdvorm bestaande uit twee of drie bouwlagen met grotendeels platte daken.
Verhouding bebouwing – open ruimte
Rondom de bebouwing liggen grote open ruimtes, die zijn ingericht met groen en parkeervoorzieningen. Richting de randen neemt de onderlinge afstand tussen de bebouwing toe waardoor er meer openheid ontstaat.
Verkaveling
Het Hooggoorns gebied is planmatig verkaveld waarbij geen rekening is gehouden met historische structuren.
Materialisering
De gebouwen hebben een steenachtig karakter.
4.3 Verkeersstructuur
4.3.1 Hoofdstructuur
Hoofdstructuur
De belangrijkste verkeersweg in Noordbarge is de Ermerweg. Dit is van oudsher een belangrijke doorgaande weg en verbindt van oudsher Nieuw-Amsterdam en de zuidelijke wijken met het centrum van Emmen. Noordbarge wordt bereikt via de wegen die vanuit het dorp aantakken op de Ermerweg. Historisch hadden al deze wegen een functie in de ontsluitingsstructuur van het dorp en het landschap. Door stadsuitbreidingen (o.a. Bargeres) zijn veel van de ontsluitingsfuncties verdwenen. De Noorbargerstraat heeft vanwege de de aanleg van de Hondsrug haar belangrijke doorgaande functie verloren. De karakteristieke historische wegenstructuur van Noordbarge is nog goed aanwezig en komt overeen met de wegenstructuur van andere Drentse esdorpen.
Nadat het Oranjekanaal is aangelegd (rond 1853) is een aantal oost – west gerichte wegen verdwenen (i.v.m. kosten bruggen) en zijn ten westen van het Oranjekanaal wegen zoals de Bargerkampenweg en Stroetweg aangelegd. Deze sluiten aan op de Ermerweg.
Figuur 4.8: Afbeelding Verkeersstructuur Noordbarge
Profiel
Met uitzondering van de Noordbargerstraat, Oude Zuidbargerstraat en Ermerweg hebben de wegen in Noordbarge een vrij smal en rond profiel. Enkele zijn bestraat met veldkeien. De wegen kennen een soms meer soms minder bochtig beloop en slingeren langs de bebouwing en door de vele open, vaak groene, ruimten in het dorp. De historische wegen Ermerweg en Noordbargerstraat zijn in de 2e helft van de vorige eeuw geherprofileerd. Beide wegen zijn dan ook de enige wegen die geasfalteerd zijn en betegelde stoepen kennen. Alle andere wegen kennen een grasberm. Oorspronkelijk waren deze 'bermen' minder duidelijk begrensd omdat de overgang van privé- naar openbaar gebied veel minder afgebakend was dan tegenwoordig het geval is. De schapen moesten immers makkelijk van en naar de stal kunnen komen. In de loop der tijd is het bezit meer afgebakend en ontstonden er grasbermen langs de wegen. Op meerdere plaatsen lopen deze grasbermen over in brinken en/of overhoeken.
Met uitzondering van de Ermerweg en Noordbargerstraat dragen de wegen door hun profiel, materiaalgebruik en grasbermen bij aan het dorpse karakter van Noordbarge.
4.3.2 Fietsverkeer
Langs de Ermerweg en Noordbargerstraat liggen vrijliggende fietspaden. Voor het overige worden de wegen gemengd gebruikt.
4.3.3 Parkeren
Noordbarge is ontstaan in een tijdsperiode dat de auto nog geen rol speelde. Hierdoor zijn de parkeervoorzieningen beperkt. Het parkeren bij het wonen wordt dan ook vooral opgelost op eigen terrein. Gezien het dorpse karakter met overwegend vrijstaande woningen en de relatief lage bebouwingsdichtheid is dit voldoende.
Ten behoeve van de bedrijfs- en maatschappelijke functies in het dorp zijn grotere parkeerterreinen op eigen terrein aangelegd. Door de toenemende verkeersaantrekkende werking bieden deze echter niet altijd voldoende ruimte en ontstaat overlast.
4.4 Groenstructuur
4.4.1 Hoofdgroenstructuur
Noordbarge kent een aantal beeldbepalende groenstructuren die onlosmakend verbonden zijn met het agrarische verleden van het esdorp. Zo zijn de met bomen beplante brinken dergelijke cultuurhistorische groenstructuren. Noordbarge kent meerdere brinken. Op sommige brinken zijn in de jaren '50 door ziekte van het oude bomenbestand jonge eiken aangeplant. Inmiddels hebben deze een dusdanige grootte gekregen dat ze goed aansluiten bij groenstructuur op de overige brinken.
Daarnaast kent het dorp nog (restanten van) oude houtwallen c.q. bomenrijen. Ze staan vooral op voormalige c.q. huidige perceelsgrenzen. Ook staan er her en der verspreid rijtjes of rijen bomen langs wegen. Ten westen van het kanaal zorgen de bomenrijen langs de Huizingsbrinkweg en Zuideind voor een 'allee-achtig' karakter.
Figuur 4.9: Afbeelding Groenstructuur Noordbarge
Van groot belang voor het huidige groene beeld van Noordbarge is de aanwezigheid van solitaire, vaak privé, bomen. In de omgeving van de agrarische bebouwing zijn dit veelal lindes en kastanjes. Door hun omvang dragen zij bij aan het monumentale groene karakter van het dorp. Zonder het privégroen zou het dorpse, groen karakter van Noordbarge dan ook grotendeels verloren gaan. Op de (voormalige) boerenerven bevinden zich op bepaalde plaatsen in het dorp nog steeds een aantal karakteristieke groenelementen zoals een boomgaard met o.a. fruitbomen of een haag (bijvoorbeeld meidoorn). Belangrijk voor het groene beeld zijn bovendien de open privé ruimtes die zijn ingericht als huis- c.q. paardenweide. Deze zorgen voor de, voor een esdorp zo karakteristieke, afwisseling van bebouwing, beplanting en open ruimtes.
De beeldbepalende beplanting lang het Oranjekanaal is niet verbonden met het esdorp maar met het Veenkoloniale verleden. Deze monumentale bomenrijen op de kanaaldijk vormen tegenwoordig een belangrijke groene long door de stad Emmen.
Hoofdstuk 5 Beschrijving Ontwikkeling
5.1 Algemene Planbeschrijving
In zijn algemeenheid heeft de wijk Noordbarge een hoge ruimtelijke kwaliteit. Bepaalde delen van de wijk zijn echter aangetast door latere ingrepen in de bebouwings- en/of landschappelijke structuren.
Dit bestemmingsplan beoogt de nog aanwezige ruimtelijke kwaliteit te behouden, zonder hierbij alle ontwikkelingsmogelijkheden voor de toekomst te willen uitsluiten. Daarnaast probeert het plan een sturende bijdrage te leveren aan de vergroting van de ruimtelijke kwaliteit op locaties die in het verleden aangetast zijn.
De landschappelijke, cultuurhistorische en stedenbouwkundige kwaliteiten van Noordbarge zijn uitgebreid geïnventariseerd (Zie bijlage 1). Dit onderzoek heeft geresulteerd in twee kaarten die zijn opgenomen in de bijlage (Zie bijlage 2 en 3):
- Kaart 1 met de waardering van de bebouwing;
- Kaart 2 met de waardering van 'het landschap' (beplanting, open ruimten en verkeersstructuren).
5.2 Waardering Bebouwing
Op Kaart 1 Waardering Bebouwing (Bijlage 3) is een aantal categorieën aan bebouwing en verkaveling opgenomen:
- 1. Structuur- en beeldbepalende bebouwing;
- 2. Structuur bepalende bebouwing;
- 3. Grootschalige maatschappelijke- en bedrijfsbebouwing;
- 4. Overige bebouwing;
- 5. Structuur bepalende verkaveling.
Figuur 5.1: Afbeelding Kaart Waardering bebouwing
Per categorie worden de bebouwingstypen, de kenmerken en de planologische gevolgen beschreven.
5.2.1 Structuur- en beeldbepalende bebouwing
Tot deze categorie behoort de bebouwing van Noordbarge met de hoogste ruimtelijke kwaliteit, die in zijn algemeenheid wordt bepaald door zowel ligging, functie als verschijningsvorm.
5.2.2 Structuur bepalende bebouwing
Tot deze categorie behoort de bebouwing van Noordbarge die op zichzelf en door de ligging ten opzichte van de structuur- en beeldbepalende bebouwing een belangrijke bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit van Noordbarge. Gebruik, vervangingen en verbouwingen zijn van directe invloed op de waarde van de structuur- en beeldbepalende bebouwing en/of de gehele omgeving.
Bebouwingstype
Latere kleinschalige toevoegingen in het voormalige esdorp. Het betreft vooral woon- en bedrijfsbebouwing.
Kenmerken
- Vorm, plaats & verschijningsvorm hoofdgebouwen zijn medebepalend voor de identiteit van het cultuurhistorisch waardevolle voormalige esdorp;
- Bebouwingsstructuur is bepaald door historische verkaveling- en wegenpatroon;
- Kleinere bebouwingsmassa's;
- Verschillende nokrichtingen, grotendeels haaks op de weg;
- Verspringende rooilijnen.
Planologische gevolgen
- Bestaande situatie in principe vertrekpunt, behalve wanneer al afwijkend van genoemde kenmerken:
- 1. Locatie hoofdgebouw (rooilijn);
- 2. Korrelmaat (afstand tot zijerfscheiding);
- 3. Oppervlakte bebouwing;
- 4. Goot- en bouwhoogte, dakhelling;
- 5. Nokrichting.
- Bij een verzoek om afwijkingen t.a.v. ligging, hoogten en dakhelling en vervangingen wordt een sterke afweging gemaakt aan de effecten op de beschreven kenmerken van de omgeving (Rapport & Kaarten bijlagen 1, 2 en 3).
5.2.3 Grootschalige maatschappelijke- en bedrijfsbebouwing
Tot deze categorie behoort de grootschalige maatschappelijke- en bedrijfsbebouwing van Noordbarge. Deze is op zichzelf minder bepalend voor de identiteit van het cultuurhistorisch waardevolle voormalige esdorp. De ligging, functie en verschijningsvorm zijn afwijkend ten opzichte van het dorpse karakter en in bepaalde gevallen verstorend voor de waarde van het cultuurhistorisch waardevolle esdorp.
Bebouwingstype
- Latere grootschalige toevoegingen;
- Bedrijfs- maatschappelijke, en kantoorfuncties.
Kenmerken
- Afwijkend in bebouwingsmassa ten opzichte van dorpse omgeving;
- Bij realisatie weinig aandacht besteed aan inpassing (nokrichting, rooilijn) binnen voormalige historische kleinschalige esdorp.
Planologische gevolgen
- Vastleggen bestaande situatie (functie en verschijningsvorm);
- Bij een verzoek om afwijkingen en vervangingen wordt een (sterke) afweging gemaakt aan de effecten op de beschreven kenmerken van de omgeving (Rapport & Kaarten bijlagen 1, 2 en 3).
5.2.4 Overige bebouwing
Deze categorie bebouwing is minder bepalend voor de identiteit van het voormalige cultuurhistorisch waardevolle esdorp. Wel draagt de bebouwing bij aan het dorpse karakter van Noordbarge en bestaan er per gebied specifieke ruimtelijke kenmerken.
Bebouwingstype
- Latere kleinschalige toevoegingen buiten het voormalige esdorp;
- Woon- en bedrijfsbebouwing.
Kenmerken
- Zowel lijnvormige als planmatige structuren;
- Variërende bebouwingsmassa's, mede door latere vervangingen;
- Nokrichtingen sterk afhankelijk van deelgebied; variërend of haaks op de weg;
- Rooilijnen sterk afhankelijk van deelgebied; in lijn of variërend.
Planologische gevolgen
- Standaard regels t.a.v.
- 1. Locatie hoofdgebouw (rooilijn);
- 2. Oppervlakte bebouwing;
- 3. Goot en bouwhoogte;
- 4. Afstand tot zijerfscheiding;
- 5. Nokrichting.
- Bij een verzoek om afwijkingen en vervangingen wordt een (sterke) afweging gemaakt aan de effecten op de beschreven kenmerken van de omgeving (Rapport & Kaarten bijlagen 1, 2 en 3).
5.2.5 Structuur bepalende verkaveling
Kenmerken
- Restanten van het historische verkavelingspatroon.
Planologische gevolgen
- Bepalend voor ligging van bouwvlakken;
- Speelt een rol spelen bij de integrale ruimtelijke afweging omtrent verlening van afwijkingen.
5.3 Kaart 2: Waardering Landschap
Op Kaart 2 Waardering Landschap (Bijlage 4) zijn een aantal categorieën aan landschappelijke elementen opgenomen:
- 1. Beeldbepalende verharding;
- 2. Essentiële open ruimten;
- 3. Historische wegenpatroon;
- 4. Oranjekanaal;
- 5. Structuur- en beeldbepalende beplanting.
Figuur 5.2: Afbeelding Kaart Waardering landschap
Per categorie worden de kenmerken en de planologische gevolgen beschreven.
5.3.1 Beeldbepalende verharding
Kenmerken
- Restanten van het voormalige historische agrarische esdorp.
Planologische gevolgen
- (Mogelijk) afzonderlijke bestemming ter behoud materiaalgebruik en dwarsprofiel;
- Speelt een rol spelen bij de integrale ruimtelijke afweging omtrent verlening van afwijkingen.
5.3.2 Essentiële open ruimten
Kenmerken
- Leveren bijdrage aan herkenbaarheid losse esdorp-structuur en latere ontginningenpatroon;
- Doorzichten.
Planologische gevolgen
- Geen bebouwing toegestaan;
- (Binnen de bestemmingen Agrarisch en Groen) Aanlegvergunningenstelsel voor o.a. het aanbrengen van beplanting en verharding;
- Speelt een rol spelen bij de integrale ruimtelijke afweging omtrent verlening van afwijkingen.
5.3.3 Historisch wegenpatroon
Kenmerken
- Restanten van het voormalige historische agrarische esdorp.
Planologische gevolgen
- Speelt een rol spelen bij de integrale ruimtelijke afweging omtrent verlening van afwijkingen.
5.3.4 Oranjekanaal
Kenmerken
- Restant van de grootschalige veenontginningen periode;
- Doorzichten;
- Zwaaikom.
Planologische gevolgen
- Aanlegvergunningenstelsel voor o.a. het aanbrengen, verwijderen van beplanting en verharding, aanbrengen van aanlegsteigers;
- Speelt een rol spelen bij de integrale ruimtelijke afweging omtrent verlening van afwijkingen.
5.3.5 Structuur en beelbepalende beplanting
Kenmerken
Brinken
- Restanten van het voormalige historische agrarische esdorp;
- Onbebouwd;
- Beplant met bomen;
- Historische verkaveling (van voor verdeling gronden marke);
- Bepalende factor voor groene karakter van het dorp.
Laanbeplanting
- Restanten van het voormalige historische agrarische esdorp en/of latere ontginningen;
- Benadrukking historische structuren;
- Bomen en gras;
- Bepalende factor voor groene karakter van het dorp.
Houtwal (restanten)
- Restanten van het voormalige historische agrarische esdorp;
- Bepalende factor voor groene karakter van het dorp.
Solitair – of kleine rij
- Restanten van het voormalige historische agrarische esdorp;
- Bepalende factor voor groene karakter van het dorp.
Privé
- Restanten van het voormalige historische agrarische esdorp;
- Bepalende factor voor groene karakter van het dorp.
Bos
- Bepalende factor voor groene karakter van het dorp.
Planologische gevolgen
Algemeen
- Kan een rol spelen bij afwijkingen, waarbij een integrale ruimtelijke afweging wordt gemaakt.
Brinken
- Bestemming Groen;
- Geen bebouwing toegestaan;
- Aanlegvergunningenstelsel voor o.a. het aanbrengen, verwijderen van beplanting en verharding.
Laanbeplanting
- Binnen verkeersbestemming;
- Aanlegvergunningenstelsel voor o.a. het aanbrengen, verwijderen van beplanting.
Houtwal (restanten)
- Eventueel bepalend voor ligging bouwvlak / bestemming Tuin;
- Specifieke aanduiding binnen bestemmingen;
- Aanlegvergunningenstelsel voor o.a. het aanbrengen, verwijderen van beplanting.
Solitair – of kleine rij
- Eventueel bepalend voor ligging bouwvlak / bestemming Tuin;
- Geen specifieke bestemming of aanduiding.
Privé
- Eventueel bepalend voor ligging bouwvlak / bestemming Tuin;
- Geen specifieke bestemming of aanduiding.
Bos
- Afzonderlijke bestemming;
- Geen bebouwing toegestaan;
- Aanlegvergunningenstelsel voor o.a. het aanbrengen, verwijderen van beplanting en verharding.
5.4 Overige Ontwikkelingen
Maatwerk bij grootschalige ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is in hoofdzaak een actualisatieplan: een bestemmingsplan dat de bestaande situatie planologische regelt en rekening houdt met bekende ontwikkelingen en actuele bouwwensen. Grootschalige ontwikkelingen zijn bewust niet meegenomen. Reden hiervoor is dat exacte locaties en precieze mogelijkheden (functie, aantallen, type) ten tijde van het opstellen van dit plan niet te benoemen zijn.
De uitgangspunten van het bestemmingsplan 'Emmen, Noordbarge' dienen wel om bij actuele grootschalige ontwikkelingen locatie- of gebiedsgericht ruimtelijke prioriteiten te stellen. Het biedt ruimtelijke kaders, geeft aan welke aspecten een rol spelen en welke kwaliteit er per deelgebied wordt nagestreefd.
Woningbouw mogelijkheden Noordbarge
Het bestemmingsplan kent vier locaties die bebouwd kunnen worden met een vrijstaande woning. Deze bouwmogelijkheden zijn overgenomen uit de oude bestemmingsplannen.
De gemeentelijke prioriteit voor uitbreiding met woningbouw ligt bij de invulling van de locatie 'Ermerweg - Achter het Kanaal'. Omdat de definitieve invulling van deze locatie nog niet vaststaat is het buiten het plangebied gelaten. Bij een definitieve invulling kan met een afzonderlijk (postzegel) bestemmingsplan meegewerkt worden. Omdat dan maatwerk geleverd kan worden, wordt bovendien de proceduretijd tot het minimum beperkt. Op de langere termijn is herontwikkeling van bepaalde bedrijfs- en/of schoollocaties te voorzien. Mogelijk is woningbouw dan een nieuwe functie.
Om deze redenen maakt het bestemmingsplan geen nieuwe incidentele woningbouw mogelijk. Dit mede vanwege het feit dat er geen uitbreidingsopgave voor Noordbarge ligt en dat de bouw van incidentele woningen niet bijdraagt aan de verbetering van ruimtelijke kwaliteit van een omgeving.
Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en de verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. Deze zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan 'Emmen, Noordbarge' is in overwegende mate een beheersplan. Het doel is het actualiseren van het geldende planologische regime. Ten tweede moet het bestemmingsplan de bestaande situatie voorzien van een adequaat en actueel ruimtelijk- en juridisch kader. Hierbij is gelet op de wensen en bebouwingseisen van deze tijd. Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan helder, eenduidig interpreteerbaar, handhaafbaar en toetsbaar moet zijn en dat ontwikkelingsgericht is met specifieke aandacht voor bijzondere ruimtelijke kwaliteit en samenhangende structuren binnen Noordbarge.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008' van het ministerie van VROM. Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat grootschalige nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.
Door de actualisatie komen 8bestemmingsplannen deels of geheel te vervallen.
6.2 Inventarisatie
De inventarisatie van het plangebied heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Begonnen is met het bekijken en vergelijken van de vigerende bestemmingsplannen met de meest recente topografische ondergrond en luchtfoto. Hierbij is gelet op veranderingen van de topografische ondergrond en luchtfoto ten op zichten van het vigerende bestemmingsplan. Daarna is het gebied ter plekke geïnventariseerd en opmerkelijke en sterk afwijkende zaken zijn vervolgens nader onderzocht. Tijdens de inventarisatie heeft nauw overleg plaatsgevonden met de vertegenwoordigers van het Plaatselijk Belang Noordbarge. Op basis van al deze gegevens zijn bestemmingen toegekend en zijn de verbeelding en de planregels opgesteld.
6.3 Toelichting Op De Verbeelding
Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.
6.4 Toelichting Op De Regels
De regels zijn een juridische vertaling van het planologisch/ ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.
Voor elke bestemming is afzonderlijk een bestemmingsregel opgenomen. Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Om die reden zijn in het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:
- Afwijkingen van de bouwregels;
- Afwijkingen van de gebruiksregels;
- Nadere eisen;
- Wijzigingsbevoegdheden ex. artikel 3.6 Wro;
Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. De afwijkingen maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.Bij toepassing van een ontheffing en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een ontheffing wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor de Afwijkingen en de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.
Bij toepassing van een ontheffing en/of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria: |
1. Woonsituatie: |
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op: i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. de lichttoetreding ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden; iv. het uitzicht; v. de aanwezigheid van voldoende privacy. |
2. Straat- en bebouwingsbeeld: |
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan: i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing); ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen; iii. gevelbeelden; iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing; v. de hoogtedifferentiatie; vi. de situering van gebouwen op het perceel; vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt. |
3. Cultuurhistorie |
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden; |
4. Verkeersveiligheid |
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met: i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. benodigde uitzichthoeken van wegen; iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg; v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden; vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte. |
5. Sociale veiligheid |
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden: i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek; ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt. |
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding |
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten: i. aanwezigheid van kwetsbare objecten; ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen; iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken; iiii. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen. |
7. Milieusituatie: |
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met: i. de mate van hinder voor de omliggende functies; ii. de gevolgen voor de externe veiligheid; iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies; iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving; v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit; vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit; vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water. |
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen |
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot. |
Tabel 6.1: Beoordelingscriteria afwijkingen
De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.
Om de archeologische waarden in het plangebied te beschermen is in in de bestemmingen Waarde-Archeologie 2, Waarde-Archeologie 3 en Waarde-Archeologie 4 een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken of van werkzaamheden opgenomen. Door het opnemen kan de uitvoering van bepaalde activiteiten -die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn- aan bepaalde voorwaarden gebonden worden. Het stelsel biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst. Er kunnen dus geen extra gebruiksmogelijkheden aan een bestemming worden toegevoegd. Voor de gebruiksmogelijkheden blijft de doeleindenomschrijving het kader. Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als 'normaal onderhoud' kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij 'normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden' moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als 'normaal' beschouwd kunnen worden.
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3. Algemene regels;
- Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.
De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:
6.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In hoofdstuk 1 worden enkele in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
Artikel 1 Begrippen
De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik. Behalve de eerste twee begrippen zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Zij zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Waar nodig zijn begrippen toegevoegd, weggelaten of anderszins aangepast, afgestemd op de lokale situatie.
Artikel 2 Wijze van meten
De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
6.4.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.
Ruimtelijke kwaliteitsverbetering
Binnen diverse bestemmingen wordt bij de afwijkingen en wijzigingsbepalingen als voorwaarde gesteld dat er sprake dient te zijn van 'ruimtelijke kwaliteitsverbetering' voordat de afwijking of wijziging verleend wordt. Bij de toets in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van ruimtelijke kwaliteitsverbetering wordt per geval een ruimtelijke afweging gemaakt aan de hand van bijlage 1 van de toelichting 'Onderzoek landschap 'Noordbarge, Het dorp en landschap in historisch perspectief' en de bijbehorende kaarten (bijlage 2 en 3).
6.4.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.
Artikel 36 Anti-dubbeltelregel
Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een bouwvergunning te verkrijgen.
Artikel 37 Algemene bouwregels
In Artikel 37 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt. Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.
Artikel 38 Algemene aanduidingsregels
Algemeen
Toegevoegd aan de hiervoor genoemde basisbestemmingen zijn enkele aanduidingen die vanuit het milieubeleid of waterbeleid een extra aanduiding aan gronden geven. Het zijn de aanduidingen 'Geluidzone-Industrie', 'Geluidzone-Weg' en de 'Milieuzone- Grondwaterbeschermingsgebied'.
Geluidzone - Industrie
De aanduiding 'Geluidzone-Industrie' is een geluidzone die afkomstig is van het bedrijventerrein Bargermeer. De aanduiding is bedoeld om te voorkomen dat binnen de geluidszone van het terrein nieuwe geluidsgevoelige bebouwing wordt gerealiseerd of dat bestaande geluidsgevoelige bebouwing wordt uitgebreid en daardoor een te hoge geluidbelasting optreedt.
Voor eventuele realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing en/of uitbreidingen van bestaande geluidsgevoelige bebouwing zal vooraf eerst bekeken moeten worden of realisatie of uitbreiding mogelijk is binnen de gestelde geluidswaarden dan wel of het mogelijk is om een hogere grenswaarde geluid vast te stellen. Indien om een of andere reden het industrieterrein niet meer zoneplichtig is, kan deze aanduiding van de verbeelding worden verwijderd middels een hiertoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid.
Geluidzone - Weg De aanduiding 'Geluidzone-Weg' in het bestemmingsplan is afkomstig van de Hondsrugweg en de Ermerweg. Deze twee wegen zijn druk bereden wegen. De aanduiding 'Geluidzone- Weg' heeft de bedoeling te voorkomen dat er geluidsgevoelige gebouwen worden gerealiseerd binnen de geluidzone van een weg, als daardoor een te hoge geluidbelasting optreedt.
Indien om een of andere reden een weg niet meer zoneplichtig is, kan deze aanduiding van de verbeelding worden verwijderd middels een hiertoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid. In het bestemmingsplan wordt in beginsel geen nieuwe uitbreidingen van geluidsgevoelige bestemmingen in de geluidszones mogelijk gemaakt.
Voor eventuele realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing en of uitbreidingen van bestaande geluidsgevoelige bebouwing zal vooraf eerst bekeken moeten worden of realisatie of uitbreiding mogelijk is binnen de gestelde geluidswaarden dan wel of het mogelijk is om een hogere grenswaarde geluid vast te stellen. Bij de bepaling van de zones voor het wegverkeerslawaai is aangesloten bij het akoestisch onderzoek dat ten behoeve van het bestemmingsplan is uitgevoerd door Ingenieursbureau Spreen (Bijlage 5).
Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied
Een deel van het plangebied valt binnen een grondwaterbeschermingsgebied dat is gekoppeld aan waterwingebied Noordbargeres. Dit is op de verbeelding aangegeven door middel van de aanduiding 'Milieuzone-Grondwaterbeschermingsgebied'. Binnen de aanduiding worden voorwaarden gesteld aan het gebruik van de gronden ten behoeve van de bescherming van het grondwater..
Artikel 39 Algemene afwijkingsregels
De afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een ontheffing verlenen voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%.
De afwijkingen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels ontheffing kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer ontheffing kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.
6.4.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald, zijnde 'Emmen, Noordbarge'.
Artikel 40 Overgangsrecht
In dit artikel is het overgangsecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.
Artikel 41 Slotregel
In de Slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als 'Regels van het bestemmingsplan Emmen, Noordbarge'.
6.5 Handhaving
De verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van het bestemmingsplan ligt bij de gemeente. De basis voor een werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een goede registratie van verleende vergunningen en afwijkingen.
Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een nauwgezette inventarisatie plaats gevonden van de feitelijke situatie. De bestaande ruimtelijke situatie is in dit bestemmingsplan opnieuw vastgelegd. Daarnaast heeft bestaand beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan eigentijdser, beter toepasbaar en goed naleefbaar geworden.
Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de planregels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en burger ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving. De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld, waarin wordt aangegeven hoe de handhaving van het bestemmingsplan opgepakt wordt. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Dit betekent dat niet tegen alle illegale situaties wordt opgetreden maar tegen zaken met een uitstralend effect. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college, dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft.
Ongeacht de wijze waarop handhaving van het bestemmingsplan vorm krijgt geldt voor de gemeente geldt als eerste handhavingsprioriteit de aanpak van calamiteiten met een levensbedreigend karakter, waarbij men moet denken aan instortings- en brandgevaar en asbestvervuiling. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Betrokkenheid
7.1 Opstartbijeenkomst
Voor een goed verloop van de communicatie tussen de bewoners van Noordbarge over het actualiseren van de vigerende bestemmingsplannen is vroegtijdig contact gezocht met het bestuur van Plaatselijk Belang Noordbarge. Tijdens meerdere bijeenkomsten is het doel van het actualiseren uitgelegd. Gezamenlijk zijn actuele ontwikkelingen besproken en is een vervolgtraject bepaald.
7.2 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen
Het college heeft bij besluit van 14 maart 2011 het bestemmingsplan'Emmen, Noordbarge'vrijgegeven voor overleg ex. artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het houden van een inloopbijeenkomst.
7.2.1 Overleg
Het concept- ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners. De ontvangen adviezen en reacties zijn gebundeld in de Nota van Beantwoording behorende bij het bestemmingsplan Noordbarge. In deze nota is tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. Voor de inhoud van de overlegreacties en het standpunt van het college wordt verwezen naar voornoemde nota. De Nota van Beantwoording maakt deel uit van het bestemmingsplan 'Emmen, Noordbarge'.
7.2.2 Inloopbijeenkomst
Op woensdag 13 april 2011 is een inloopbijeenkomst in Hotel Restaurant Ten Cate, Noordbargerstraat 44 te Emmen gehouden. Tijdens deze bijeenkomst konden geïnteresseerden kennisnemen van het bestemmingsplan 'Emmen, Noordbarge' en eventueel op het plan reageren. Diverse geïnteresseerden hebben het bestemmingsplan bekeken schriftelijk gereageerd op het plan. Waar de beantwoording leidde tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn deze in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. De reacties die zijn gegeven tijdens de inloopbijeenkomst en het standpunt van het college over deze reacties, zijn eveneens gebundeld in de Nota van Beantwoording behorende bij dit bestemmingsplan.
7.3 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan
Burgemeester en wethouders van Emmen hebben op 25 februari 2013 besloten over de terinzagelegging van het ontwerp. Na publicatie in de Zuidoosthoeker en Staatscourant heeft het ontwerpplan vanaf 6 februari 2013 voor zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn konden zienswijzen worden ingediend. Er is één zienswijze ingediend. De zienswijze heeft geleid tot aanpassing van het plan en wordt derhalve gewijzigd vastgesteld.
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan onder andere wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m² of meer.
Het voorliggende bestemmingsplan Noordbarge betreft een actualisatie van diverse oude bestemmingsplannen. Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten worden gerespecteerd. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Aan het bestemmingplan zijn behoudens het opstellen van het plan dan ook geen kosten verbonden. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval in z'n geheel gedekt uit het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor het actualisering van bestemmingsplannen. Kostenverhaal in dit geval dus anderszins verzekerd. Er hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden vastgesteld.
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording
Bijlage 1 Nota van Beantwoording
Bijlage 2 Onderzoek Landschap Noordbarge, Het Dorp En Landschap In Historisch Perspectief
Bijlage 2 Onderzoek landschap Noordbarge, Het dorp en landschap in historisch perspectief
Bijlage 3 Kaart 1 Waardering Bebouwing
Bijlage 3 Kaart 1 Waardering Bebouwing
Bijlage 4 Kaart 2 Waardering Landschap
Bijlage 4 Kaart 2 Waardering Landschap
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 5 Archeologisch onderzoek