Weerdinge, Steenbakkerijweg (Ruimte voor Ruimte)
Bestemmingsplan - gemeente Emmen
Vastgesteld op 29-03-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het Bestemmingsplan Weerdinge, Steenbakkerijweg (Ruimte voor Ruimte) van de gemeente Emmen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0114.2011010-0701 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:
het, met behoud van de woonfunctie, gebruik van een gedeelte van een woning of een daarbij behorend bijgebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken of het zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon; de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van het aan huisgebonden bedrijf of beroep moet met de woonfunctie in overeenstemming zijn en mag ten hoogste categorie 1 bedragen, zoals aangegeven in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven;
1.6 agrarische cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die bedrijfsmatig, dan wel hobbymatig in gebruik zijn, niet zijnde volkstuinen en moestuinen;
1.7 archeologisch waardevol gebied:
een door het Rijk aangewezen gebied en of element (AMK) waarvan geconstateerd is dat zich in en of op de bodem, met het oog op de bewoningsgeschiedenis, beschermingswaardige en door mensen gemaakte voorwerpen en of sporen van de vroegere samenlevingen bevinden;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bestaande:
- 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
- 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.10 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een aan- of uitbouw en aangebouwd en/of vrijstaand bijgebouw;
1.11 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.12 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.13 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.14 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.15 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.16 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.17 gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.18 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel in bouwkundig opzicht door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.19 kampeermiddel:
- 1. een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan of een huifkar;
- 2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, dat geheel of ten dele blijvend kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;
1.20 peil:
- 1. peil gebouw:
de hoogte van de afgewerkte vloer ter plaatse van de hoofdtoegang;
- 2. peil ander bouwwerk:
de hoogte ter plaatse van het gemiddelde afgewerkte terrein;
1.21 prostitutiebedrijf en/of escortbedrijf:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waaronder mede wordt begrepen een voer- of vaartuig, waarin bedrijfsmatig prostitutie wordt bedreven; onder een prostitutiebedrijf en/of escortbedrijf wordt in elk geval begrepen: raamprostitutie, een privéhuis, een erotische massagesalon, sekstheater, seksbioscoop, seksautomatenhal, bordeel of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; onder prostitutiebedrijf en/of escortbedrijf wordt uitdrukkelijk niet begrepen de thuisprostitutie;
1.22 tippelzone:
gronden waarop krachtens een besluit van het college van burgemeester en wethouders of de Algemene Plaatselijke Verordening in de buitenruimte, al dan niet in een voertuig, prostitutie mag plaatsvinden;
1.23 voorgevel:
de naar de ter plaatse aangeduide 'gevellijn' gekeerde gevel van een gebouw;
1.24 woning:
een complex van ruimten in een gebouw, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één persoon of meerdere personen of een gezin;
1.25 woonboerderij:
een woonhuis met kenmerken van het voormalig agrarisch bedrijf;
1.26 woonhuis:
een gebouw dat één of meer woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens, dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische cultuurgrond;
met bijbehorende:
- b. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. andere bouwwerken.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
- b. het plaatsen van kampeermiddelen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'wonen - voormalige agrarische bebouwing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf/woonboerderij;
- b. bijgebouwen;
- c. tuin en erven;
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. toegangswegen in- en uitritten;
- f. groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, voor:
- de woonsituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de (sociale) veiligheid;
- brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van gronden ten behoeve van aan huis verbonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Wonen - Vrijstaand
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'wonen - vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. tuin en erven;
met bijbehorende:
- c. groenvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. toegangswegen en inritten;
- f. andere bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, voor:
- de woonsituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de (sociale) veiligheid;
- brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Waarde - Archeologie Attentiegebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'waarde - archeologie attentiegebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie attentiegebied te doen vervallen, indien op basis van een archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de desbetreffende gronden geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik met het bestemmingsplan wordt in elk geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een prostitutiebedrijf en/of escortbedrijf en/of tippelzone;
- b. het plaatsen van of geplaatst houden van onderkomens;
- c. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- d. het opslaan van gebruiksklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
- e. het storten, opslaan, opgeslagen houden of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Indien niet op grond van een andere regel afgeweken kan worden, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor:
- a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
- b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het op het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer, openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang, daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
- 1. de goothoogte van een gebouw maximaal 3 meter mag bedragen;
- 2. de oppervlakte van een gebouw maximaal 25 vierkante meter mag bedragen;
- 3. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10 meter mag bedragen;
- c. geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3 meter bedraagt;
- d. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
- e. het bepaalde in het plan ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- f. het overschrijden van de gevellijn door:
- 1. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
- 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 vierkante meter en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen.
9.2 De toepassing van de in lid 9.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de in bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om de omgevingsvergunning te verlenen, worden in elk geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad, wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
A Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- 1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als Regels van het Bestemmingsplan Weerdinge, Steenbakkerijweg (Ruimte voor Ruimte).
Hoofdstuk 1 Inleiding
Bij de Steenbakkerijweg aan de rand van het dorp Weerdinge staat de bebouwing van een voormalig agrarisch bedrijf. Deze bebouwing is gesitueerd aan de Dorpsstraat 70/71. De eigenaar ervan is voornemens twee grote schuren van het vroegere bedrijf te slopen. De oude rietgedekte Saksische boerderij zal daarbij worden gehandhaafd als woonboerderij. Mede om de sloopkosten te financieren, heeft de eigenaar het plan opgevat om op een nu onbebouwde kavel aan de zuidzijde van de Steenbakkerijweg een nieuwe woning te realiseren. Onderzoek wijst uit dat op deze kavel in vroegere tijden zeer waarschijnlijk bebouwing heeft gestaan. De nieuwe woning zal ook weer in de vorm van een Saksische boerderij worden opgetrokken.
De gemeente verleent medewerking aan dit plan, omdat het tot de verwijdering van een forse hoeveelheid landschapsontsierende agrarische bebouwing leidt en de omwonenden geen hinder meer zullen ondervinden van een agrarisch bedrijf. Door de sloop van de schuren zullen ook zichtlijnen naar het landschap worden hersteld die zo karakteristiek zijn voor Weerdinge. Het plan voldoet hiermee aan de voorwaarden van de Drentse 'Ruimte voor Ruimte-regeling'.
Vigerend bestemmingsplan
Op de plandelen is het bestemmingsplan Weerdinge van kracht, dat op 30 mei 2002 door de gemeenteraad is vastgesteld en op 3 december 2002 door Gedeputeerde Staten van Drenthe is goedgekeurd. In dit plan vallen de gronden onder de bestemming Cultuurhistorisch waardevolle nederzetting. Omdat deze bestemming niet de mogelijkheid biedt om op de kavel aan de Steenbakkerijweg een woning te bouwen, is besloten een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Hierbij krijgen de locaties van de bestaande en de nieuwe woonboerderij een woonbestemming en de locatie van de te slopen schuren een agrarische bestemming zonder bebouwing.
Beeldkwaliteit
Aan de basis van het bestemmingsplan ligt het document “Herstel erf Steenbakkerijweg” (Artotech, Emmen, 15 december 2010). In dit document is veel aandacht besteed aan de historie van Weerdinge en het plangebied, het huidige ruimtelijke beeld, de landschappelijke inpassing van het plan, de vormgeving van de nieuwe woonboerderij en de erfinrichting. Het document is als bijlage aan de plantoelichting toegevoegd.
LEESWIJZER
In het vervolg van deze toelichting komt in hoofdstuk 2 het bestaande beleid van de provincie en de gemeente aan de orde. In hoofdstuk 3 wordt de huidige situatie in en rond het plangebied omschreven en in hoofdstuk 4 wordt de planopzet toegelicht.
Bij het plan moet rekening worden gehouden met allerlei wet- en regelgeving die mogelijk belemmerend kan werken en waarnaar onderzoek moet worden ingesteld. Voornamelijk betreft dit milieuaspecten. Hoofdstuk 5 is hieraan gewijd.
In hoofdstuk 6 wordt de juridische opzet van het bestemmingsplan toegelicht.
In hoofdstuk 7 komt de economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde. Afsluitend wordt in hoofdstuk 8 ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
In dit hoofdstuk komt het beleid van de provincie en de gemeente aan de orde, voor zover dat relevant is voor het bestemmingsplan.
2.1 Provinciaal Beleid
OMGEVINGSVISIE DRENTHE
Op 2 juni 2010 is door Provinciale Staten de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Deze visie geldt als richtsnoer voor het ruimtelijk beleid van de provincie in de periode tot 2020.
Conform het landelijke bestuursakkoord tussen de drie overheidslagen is de provincie zich in de Omgevingsvisie gaan concentreren op haar kerntaken. De provincie beperkt haar beleidsbemoeienis tot de onderwerpen die van provinciaal belang worden geacht. Dit zijn onderwerpen die het meest effectief zijn te beïnvloeden op provinciaal niveau.
In de Omgevingsvisie hamert de provincie sterk op het behouden en creëren van ruimtelijke kwaliteit, die zij definieert als de optelsom van de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van omgevingen. De provincie onderscheidt een aantal kernkwaliteiten die samen voor een hoge ruimtelijke kwaliteit in Drenthe zorgen. Behoud en ontwikkeling van deze kernkwaliteiten staan centraal in het provinciale beleid. Voor een omgeving als de Van Lierswijk zijn met name de volgende kernkwaliteiten relevant:
- rust, ruimte, natuur en landschap;
- oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
- naoberschap/leefbaarheid;
- menselijke maat en kleinschaligheid (passend bij Drenthe).
- Naast ruimtelijke kwaliteit staan in de Omgevingsvisie zorgvuldig ruimtegebruik en het beschermen van de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal.
Op kaart is in de Omgevingsvisie aangegeven welke kernkwaliteiten in welke gebieden van provinciaal belang worden geacht. Voor het onderhavige plangebied is het belangrijk dat Weerdinge is aangemerkt als (cultuurhistorisch) waardevol esdorp. Hoewel de provincie de verantwoordelijkheid voor het omgaan met de kernkwaliteiten binnen de bebouwde kom neerlegt bij de gemeenten, worden cultuurhistorisch waardevolle kernen daarvan uitgezonderd.
RUIMTE VOOR RUIMTE-REGELING
In februari 2006 stelden Gedeputeerde Staten van Drenthe de voorbeeldregeling 'Ruimte voor Ruimte' vast. Het doel van deze regeling is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied door het verwijderen van landschapsontsierende agrarische gebouwen. Het gaat zowel om een kwantitatieve als een kwalitatieve verbetering.
De regeling is van toepassing op agrarische en voormalige agrarische bedrijven waarin in de meeste gevallen een woonfunctie is gevestigd. Indien dit nog niet is gebeurd, dient de agrarische bestemming te worden gewijzigd in een woonbestemming. De milieuvergunning moet worden ingetrokken.
In ruil voor het afbreken en opruimen van agrarische gebouwen (ook mestplaten en verharding moeten worden verwijderd) krijgt de initiatiefnemer het recht een woonhuis te bouwen, mits de ruimtelijke kwaliteit erop vooruitgaat. De regeling bepaalt dat bij sloop van minimaal 1.000 vierkante meter aan bedrijfsgebouwen een compensatiewoning kan worden gebouwd. Bij de sloop van meer dan 2.000 vierkante meter kan een tweede woning worden gebouwd.
De regeling biedt mensen die graag in het buitengebied willen wonen, al dan niet voor de uitoefening van nevenactiviteiten waarvoor schuurruimte nodig is, de mogelijkheid om hun voorkeur te realiseren.
Bij de locatiekeuze van compensatiewoningen is het onder andere van belang dat ze geen belemmering mogen vormen voor de uitoefening van de landbouw in hun omgeving.
In mei 2010 is de 'Ruimte voor Ruimte-regeling' geactualiseerd, waarbij de sloopnorm is verlaagd van 1.000 vierkante meter naar 750 vierkante meter.
Stedelijke gebieden zijn in principe uitgesloten voor toepassing van de ruimte voor ruimte-regeling. Gezien het feit dat er een forse hoeveelheid landschapsontsierende agrarische bebouwing (circa 1.100 m2) wordt verwijderd, is er sprake van een aanzienlijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving. Om deze reden geeft het plan wel uitvoering aan de gedachte van de provinciale ruimte voor ruimte-regeling. De provincie heeft dan ook op dit punt geen bezwaar tegen de ontwikkeling.
Compensatiewoningen mogen niet groter zijn dan 250 vierkante meter en moeten qua bouwstijl passen in het landschap. Ook erfbeplanting, het verbeteren van de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke inpassing op het perceel spelen een belangrijke rol.
De bouw van compensatiewoningen komt niet ten laste van de woningbouwcontingenten die aan een gemeente worden gegund. De gemeente zal echter pas meewerken aan een initiatief als de financiële haalbaarheid voldoende is aangetoond.
Uit het vorenstaande valt te concluderen dat het onderhavige plan acceptabel kan zijn voor de provincie, mits de ruimtelijke kwaliteit erbij gebaat is.
2.2 Gemeentelijk Beleid
De gemeente Emmen staat volledig achter de provinciale 'Ruimte voor Ruimteregeling' en werkt daarom in principe mee aan aanvragen om van deze regeling gebruik te maken.
Bestemmingsplan Weerdinge
Belangrijk voor de opzet van het onderhavige plan is het beleid dat middels het bestemmingsplan Weerdinge (van 2002) wordt nagestreefd. In dit 'moederplan' nemen de cultuurhistorische waarden van het dorp en het landschap een centrale plaats in. Als algemene doelstelling geldt voor Weerdinge:
“Het afstemmen van alle maatregelen ten aanzien van het gebruik van de bestaande bebouwing en gronden, alsmede ten aanzien van toekomstige bebouwing of toekomstig gebruik van gronden, in relatie met behoud, herstel èn ontwikkeling (versterking) van de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het plangebied. Onder de ruimtelijke karakteristiek worden voor de als 'cultuurhistorisch waardevolle nederzetting' aangewezen gronden tevens de ruimtelijk-historische waarde begrepen.”
Op basis van deze algemene doelstelling zijn onder andere de volgende beleidsuitgangspunten geformuleerd:
- handhaving van de samenhang van de bebouwing;
- geen onevenredige aantasting van de bepalende karakteristieke kenmerken van de bestaande bebouwing door het (ver)bouwen of wijzigen van gebouwen;
- het accepteren en ontwikkelen van bestaande functies (wonen, landbouw en overige functies), alsmede het ontwikkelen van een bescheiden aantal nieuwe woningen;
- handhaving en versterking van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorisch waardevolle gebieden;
- behoud en bescherming van waardevolle open en archeologisch waardevolle gebieden;
- handhaving van de openbare ruimten (brinkachtige ruimten en brede bermen).
In het bestemmingsplan Weerdinge rust op de gronden van het project aan de Steenbakkerijweg de bestemming Cultuurhistorisch waardevolle nederzetting. Binnen deze bestemming zijn op de plankaart de locaties van agrarische bedrijven en woningen gemarkeerd. De bouw van een woning op een nieuwe locatie is binnen de bestemming niet mogelijk, vandaar het opstellen van het onderhavige plan.
De oude boerderij van het onderhavige plan is in het bestemmingsplan Weerdinge aangemerkt als structuurbepalende bebouwing. Dit houdt in dat de ligging en hoofdvorm van het pand moeten worden gehandhaafd en dat handhaving van het uiterlijk de voorkeur geniet.
Ook zijn in het bestemmingsplan de zichtlijnen aangegeven die open moeten blijven, evenals de te handhaven structuurbepalende beplanting.
Het is zaak om in het onderhavige project terdege rekening te houden met deze voorschiften.
WELSTANDSNOTA 'KOERS OP KWALITEIT'
Voor de opzet van het 'Ruimte voor Ruimte-project' aan de Steenbakkerijweg is ook de Welstandsnota 'Koers op Kwaliteit' van de gemeente van belang. Het concept hiervan verscheen op 14 september 2010. De nota bevat het welstandsbeleid voor het hele grondgebied van de gemeente Emmen. Leidende gedachte in de nota is dat bouwwerken en bouwplannen moeten worden beoordeeld in relatie tot de omgeving; dit vanuit de overtuiging dat de bebouwing passend moet zijn in haar omgeving en voor een belangrijk deel het beeld van de publieke ruimte bepaalt. De welstandsnota beschrijft daarom de ruimtelijke, architectonische en cultuurhistorische kwaliteiten die de gemeente aan verschillende (deel)gebieden toekent of die in de toekomst in een bepaald gebied worden gewenst. Vanuit deze kwaliteiten zijn criteria geformuleerd waaraan bouwplannen zouden moeten voldoen. De criteria hebben onder meer betrekking op ligging, massa en vorm, detaillering en materiaal- en kleurgebruik van bouwwerken.
Weerdinge valt in de welstandsnota onder het beleid voor de 'esdorpen'. De karakteristiek van deze dorpen wordt bepaald door de typerende hoofdstructuur met een open brink in het hart van het dorp en de losse boerderijen in wisselende richting hieromheen gegroepeerd. Essentieel zijn de doorzichten en rietgedekte boerderijen, waarvan er slechts enkele voorzien zijn van een decoratieve toevoeging.
Ambitie:
- de esdorpen zijn in belangrijke mate bepalend voor de identiteit en afleesbaarheid van de ontginningsgeschiedenis van de hogere zandgronden. De samenhang van de bebouwing en het totaalbeeld bepalen in grote mate het beeld; aanvullingen en vernieuwingen dienen in dat licht te worden beoordeeld;
- behouden en versterken van het landelijke groene karakter in de esdorpen.
Basiswelstandscriteria die overal gelden en van belang zijn voor het onderhavige project:
- de gevels van het bouwwerk, welke vanuit de openbare ruimte in het zicht liggen, dienen van eenzelfde architectuur te zijn. Deze architectuurstijl past in de stijlkenmerken van de omgeving;
- bij erfafscheidingen aan de openbare weg de eenheid in bestaande oplossingen respecteren;
- vernieuwende en afwijkende architectuur bij nieuwbouw wordt gestimuleerd en getoetst aan de criteria voor uitgebreide welstand.
Criteria aanvullend op de basis welstandscriteria specifiek voor de esdorpen:
- de samenhang van bebouwing en bouwwerken op het erf passen binnen de erfstructuur van het esdorp;
- erfafscheidingen: passend bij het karakter van het erf;
- eenvoud en soberheid zijn bepalend voor de architectuur.
Hoofdstuk 3 Huidige Situatie
3.1 Dorp En Landschap
Historie
Het plangebied ligt aan de rand van het oude esdorp Weerdinge, op het hoge zuidelijke deel van de Hondsrug. De aanleg van enkele hoeven in de achtste en negende eeuw na Christus markeert vermoedelijk de oorsprong van Weerdinge. Het aantal boerderijen is in de loop der eeuwen langzaam toegenomen. Vanaf de negentiende eeuw zijn de boerderijen ook uitgebreid met losstaande schuren, schaapskooien, stookhutten en bakhuisjes.
Vooral na de Tweede Wereldoorlog nam het aantal burgerwoningen in het dorp toe. Tegelijkertijd kregen door de saneringsprocessen in de landbouw steeds meer boerderijen een woonbestemming.
Huidig ruimtelijk beeld van het dorp
Ondanks een ruilverkaveling en de aanleg van een 380 KV hoogspanningsleiding is de historische ruimtelijke structuur van Weerdinge nog relatief gaaf. Kenmerkend is de aanwezigheid van meerdere ruimten waaraan boerderijen, schuren en woningen liggen, die ogenschijnlijk ordeloos zijn gegroepeerd. De bebouwing is niet aaneengesloten, maar ligt op afstand van elkaar. In sommige delen bepaalt de oudere agrarische bebouwing het dorpsgezicht nog in belangrijke mate. De oudere boerderijen dateren in hoofdzaak uit de negentiende, soms uit de achttiende eeuw, Ondanks aanpassingen en verbouwingen zijn deze boerderijen herkenbare representanten van het 'middenlandsdeel' of 'oud-Drentse' type. De baanderdeuren, die de hoofdingang vormen, zijn zonder uitzondering in het midden van de achtergevels geplaatst. Het overgrote deel van de agrarische bebouwing is met riet gedekt.
Weerdinge telt ook enige kapitale, laat negentiende-eeuwse boerderijen. Zij onderscheiden zich van de oudere boerderijen door hoog opgemetselde voorgevels. Voor het merendeel van de boerderijen en andere panden geldt dat de huiserven van de weg zijn afgescheiden door duidelijke erfscheidingen, veelal (houten) hekwerken.
Tussen de bebouwing komen veel onregelmatig verspreide open ruimten voor, zoals kalverweiden, brinken en grote erfruimtes, waardoor her en der zicht is op het omliggende landschap. Dit laatste wordt mede bevorderd door de structuur van het dorp: de meeste bebouwing ligt aan weerszijden van de bochtige hoofdweg, de Dorpsstraat. De verkaveling is niet volgens een vast, regelmatig patroon. Structuurbepalend zijn ook de opgaande weg- en erfbeplantingen. Deze vormen een ruimtelijk contrast met de open omgeving. Een sterk punt van de beplanting is dat ze ruimte suggereert zonder af te sluiten.
Landschap
Op de topografische kaart van 1900 is te zien dat de gronden in en rond het plangebied in die tijd al individueel waren verkaveld; dit in tegenstelling tot de es aan de westzijde van het dorp en de veldgronden (heide). Ook valt op dat Weerdinge toen aan een spoorweg lag die oostelijk van het plangebied liep. In het landschap is de spoorlijn nog te herkennen aan het geboomte waarmee de spoordijk later begroeid is geraakt. Doordat ook diverse andere bosschages en wegbeplantingen in de omgeving voorkomen, is in het gebied tegenwoordig sprake van een halfopen, coulisseachtig landschap.
3.2 Het Plangebied
Het plangebied ligt aan de zuidwestzijde van Weerdinge. Het bestaat in feite uit twee delen. In het ene deelgebied, dat is gesitueerd aan de Dorpsstraat 70/71, bevindt zich een oude rietgedekte boerderij van het type hallehuis (ook wel Saksische boerderij genoemd) met aan de oostzijde daarvan een terrein met twee later gebouwde schuren. Rondom de schuren is het meeste terrein verhard. Ten noorden en ten zuiden van de schuren staan enkele oude zomereiken.
Locatie van de te slopen schuren
Het andere deelgebied is het perceel voor de nieuwe woning. Het perceel ligt aan de zuidzijde van de Steenbakkerijweg. De naam van deze onverharde weg herinnert aan een steenbakkerij die hier ooit functioneerde. De steen werd gebakken van bruingeel leem. De fabriek is omstreeks 1860 opgeheven, in het landschap is er niets meer van terug te vinden.
De plek, waar de nieuwe woning is gepland, is mogelijk het erf van een voormalige, nu verwenen boerderij (zie ook hoofdstuk 4). Op deze plek staan nog twee oude (zomer)eiken. De gronden eromheen worden als weiland gebruikt.
Locatie van de nieuwe woning
Bodem en grondwater
De bodem van de locatie leent zich goed voor woningbouw. Uit het onderzoek naar eventuele bodemverontreiniging (zie 5.1) blijkt dat de bodem tot 2 meter beneden het maaiveld uit zand bestaat, met daaronder een leemlaag van circa 2 meter dikte. De grondwaterspiegel van het freatisch pakket ligt meer dan 5 meter beneden het maaiveld, Er is sprake van een potentieel wegzijgingsgebied, wat gunstig is voor de infiltratie van hemelwater. Wel is tijdens het onderzoek schijnwater op 0,5 meter -mv aangetroffen.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Uitgangspunt
De ontwerpkeuzes van het project aan de Steenbakkerijweg zijn in hoofdzaak gebaseerd op het uitgangspunt het historische beeld te herstellen, maar tevens zal de planopzet moeten passen in de huidige tijd.
4.2 Slooplocatie
Het plan bestaat uit de sloop van twee grote agrarische schuren en de bouw van een nieuwe woning. De activiteiten van het agrarische bedrijf zijn inmiddels beëindigd en de milieuvergunning is ingetrokken.
De bebouwde oppervlakte van de te slopen schuren bedraagt in totaal circa 1.100 vierkante meter. Op grond van de 'Ruimte voor Ruimte-regeling' geeft deze oppervlakte recht op de bouw van één nieuwe woning.
Zicht op de bestaande boerderij met daarachter de te slopen schuren (Google Earth)
Op het perceel van de beide schuren wordt niet alleen de bebouwing, maar ook alle oppervlakteverharding verwijderd. Dit perceel was in het verleden onderdeel van een agrarische ruimte met een onregelmatige verkaveling. Vanaf de Dorpsstraat was er zicht op het weilandje omzoomd door bomen en het achterliggende bouwland. Door de afbraak van de schuren kunnen dit weilandje en de zichtlijn worden hersteld. Het perceel krijgt daarom een agrarische bestemming waarop geen bebouwing wordt toegestaan. De aanwezige bomen zullen worden behouden. De vier aanwezige eikenbomen naast de te slopen loodsen staan op grond van een derde. Bij de sloop van de loods zullen deze bomen worden beschermd.
Zichtlijnen in de nieuwe situatie
4.3 Nieuwbouwlocatie
De nieuwe woning wordt niet op de locatie van de te slopen schuren, maar op een plek aan de zuidzijde van de Steenbakkerijweg gebouwd. De belangrijkste redenen hiervoor zijn van landschappelijke aard: op het perceel van de schuren zou de woning het herstel van het eertijds bestaande doorzicht onmogelijk maken en op de plek aan de Steenbakkerijweg heeft mogelijk in het verleden een boerderij gestaan. Ook zou op de slooplocatie de woning binnen de milieuzone van een (ander) agrarisch bedrijf komen te staan en zou de geluidhinder van de Dorpsstraat belemmerend werken.
Op de topografische kaart van 1900 is aan de zuidzijde van de Steenbakkerijweg een erf met enkele bomen te zien (grijs blokje) en een duidelijk herkenbare oprit. Bebouwing is op het erf niet aanwezig, maar vermoed wordt dat er wel bebouwing heeft gestaan. Ook op de topografische kaart van 1964 zijn het erf en de oprit nog zichtbaar, op latere versies van deze kaart niet meer.
Historische topografische kaart
Bebouwing
Een dergelijke plek verdient een bijzonder gebouw, waarbij de (hoofd)karakteristieken van een Saksische boerderij als inspiratiebron voor de nieuwbouw zijn gekozen. Deze vorm is kenmerkend voor Weerdinge. Er wordt daarom uitgegaan van een langgerekt rechthoekig hoofdgebouw in de vorm van een gebiedseigen woonboerderij, waarvan het grondoppervlak groter is dan dat van een gangbare vrijstaande nieuwbouwwoning. Het gebouw krijgt een lage gootlijn en een relatief groot, rietgedekt dakvlak met een hellingshoek van 40° of steiler. In de kap komen geen dakkapellen. De totale toegestane oppervlakte van het hoofdgebouw en bijgebouwen is maximaal 250 vierkante meter. De woning wordt gericht in de lijn van de twee aanwezige eiken op het perceel. Deze oude bomen markeren nog de plek van het (bebouwde) erf. Er worden geen bijgebouwen gerealiseerd, stalling en dergelijke vinden in het hoofdgebouw plaats. In de toekomstige situatie ontstaat er een compacte geheel van bebouwing en bestaande en nieuwe beplanting. Het geheel vormt een ruimtelijke eenheid.
Zicht op de nieuwbouwkavel
Erfinrichting
Het erf zal worden gekenmerkt door kleinschaligheid en vooral openheid, om tot een goede landschappelijke inpassing te komen. De inrichting van het erf zal zich daarom concentreren rondom de woning, wat de verdichting in het landschap compact houdt. De rest van de kavel blijft weiland en zal enkel worden beplant met een paar solitaire eiken. Ook de oneffenheden in het landschap en de openheid naar de onverharde Steenbakkerijweg blijven gehandhaafd, er komt geen dichte erfafscheiding. Het beplantingsplan maakt deel uit van het als bijlage toegevoegde document “Herstel erf Steenbakkerijweg”.
Schets erfinrichting
Hoofdstuk 5 Onderzoeken
In dit hoofdstuk komt een aantal randvoorwaarden aan de orde waarvan de invloed onderzocht moet worden. Merendeels zijn dit milieuaspecten.
5.1 Milieuhygiënische Gesteldheid Van De Bodem
Onderzoek
Voordat vergunning voor de bouw van de nieuwe woning kan worden verleend (onderdeel van de omgevingsvergunning), dient te zijn onderzocht of de bodem en het grondwater vrij zijn van verontreinigingen.
Met het oog daarop is in het najaar van 2010 een verkennend bodemonderzoek1 op de locatie van de woning uitgevoerd. Op basis van vooronderzoek is de locatie daarbij als onverdacht aangemerkt.
Resultaten
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de hypothese 'onverdacht' kan worden aanvaard. De analyseresultaten voldoen aan de achtergrondwaarden en de streefwaarden. Ook zijn er geen asbestverdachte materialen waargenomen.
Op basis van de indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit voldoet de onderzochte grond aan de achtergrondwaarden en is eventueel vrijkomende grond waarschijnlijk vrij toepasbaar. Voor het definitief vaststellen van de hergebruiksmogelijkheden van vrijkomende grond is mogelijk een partijkeuring conform VKB protocol 1001 (of een gelijkwaardige milieuhygiënische verklaring) noodzakelijk. Het verrichte onderzoek voldoet niet aan deze eis.
De onderzochte grond bevat plaatselijk wat puin. Het gemiddelde puingehalte ligt vermoedelijk ruim beneden de 1% (W/W). Door de bemonsteringsmethode (edelmanboor) is deze schatting indicatief van aard. De zeer geringe hoeveelheid puin in de grond geeft geen aanleiding tot verder asbestonderzoek.
Het grondwater bevindt zich dieper dan 5 meter beneden het maaiveld en is daarom niet onderzocht.
Conclusies
De aangetroffen concentraties vormen geen risico's voor de volksgezondheid, het milieu en/of het ecosysteem. Uit milieuhygiënisch oogpunt is er geen bezwaar tegen het nieuwbouwplan.
Gesteld kan worden dat de aangetroffen concentraties in de grond geen aanleiding geven tot het instellen van een vervolgonderzoek.
Het verkennend bodemonderzoek is opgenomen in de bijlagen.
- 1. Verkennend bodemonderzoek BRL SIKB 2000 Steenbakkerijweg Emmen, Terra bodemonderzoek bv, Oudemolen, 3 december 2010, rapportnummer 10229.
5.2 Archeologie
WET OP DE ARCHEOLOGISCHE MONUMENTENZORG
Krachtens de Wet op de archeologische monumentenzorg dienen archeologische waarden te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Uitgangspunten van deze wet zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en hantering van het zogenaamde 'veroorzakerprincipe'. Dit principe houdt in dat degene die in de bodem ingrijpt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen en voor het onderzoek naar eventueel aanwezige archeologische waarden.
AMK en IKAW
Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel bekende als te verwachten archeologische waarden. Voor de bekende waarden kan de Archeologische Monumentenkaart (AMK) worden geraadpleegd, voor de te verwachten waarden de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW).
De AMK laat zien dat het plangebied geen deel uitmaakt van terrein met een archeologische status. Het ligt wel vrij dicht bij een dergelijk terrein, namelijk de oude dorpskern van Weerdinge. Volgens de IKAW is er in het plangebied een hoge kans om nog niet ontdekte archeologische waarden aan te treffen. Op grond daarvan zou veldonderzoek moeten worden uitgevoerd, maar in de provincie Drenthe geldt een vrijstelling voor gevallen waarin over een oppervlakte van minder dan 500 vierkante meter in de bodem wordt ingegrepen (ondiepe grondwerkzaamheden niet meegerekend, zoals aanleg van bestrating) en wanneer de ingreep op meer dan 50 meter van een AMK-terrein plaatsvindt. Aangezien diepe grondwerkzaamheden zich op de locatie van de woning zullen beperken tot minder dan 500 vierkante meter en het AMK-terrein van de oude kern van Weerdinge meer dan 50 meter van de woningkavel verwijderd ligt, is onderzoek derhalve niet verplicht en vormen archeologische belangen geen belemmering voor het plan.
Meldingsplicht
Wel blijft de meldingsplicht conform artikel 53 van de Monumentenwet van kracht. Dit houdt in dat mochten er tijdens de uitvoering van de sloop- en graafwerkzaamheden archeologische resten worden gevonden, de initiatiefnemer dit onmiddellijk dient te melden bij de archeoloog van de gemeente Emmen en bij de provinciaal archeoloog in Assen.
5.3 Waterbeheer
Watertoets
De toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te bevatten. In die paragraaf moet worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: “het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.” Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening. Water heeft daarmee een vaste plaats gekregen als sturende factor bij de ruimtelijke inrichting. In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet, die in 2008 respectievelijk 2009 van kracht werden, is de positie van de watertoets nog versterkt.
Europees en nationaal beleid
Het kader voor de watertoets is het beleid in onder andere de Vierde Nota Waterhuishouding, het Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water en de Nota Ruimte van het Rijk.
In het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Gedoeld wordt op onder andere klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing.
Uitgangspunten Waterschap Hunze en Aa's
De omgeving van Weerdinge ligt in het beheersgebied van het Waterschap Hunze en Aa's. Een belangrijk actueel beleidsdocument van dit waterschap is het Waterbeheerplan 2010 - 2015. Vanuit dit plan heeft het waterschap een aantal uitgangspunten voor het plangebied in Weerdinge aangeleverd.
Het waterschap zoekt naar duurzame oplossingen. Water dient zoveel mogelijk binnen een plangebied te worden vastgehouden en relatief schoon water dient ook schoon te blijven. Een toename van het verharde oppervlak moet worden gecompenseerd met extra waterberging. Regenwater dat op verharde oppervlaktes valt en schoon genoeg is, dient zoveel mogelijk te worden vastgehouden of geborgen en eventueel hergebruikt. De laatste mogelijkheid is afvoeren via bestaande watergangen.
Waterbeheer in het plangebied
Op de kavel voor de nieuwe woning wordt een duurzaam watersysteem gecreëerd. Langs de zuidzijde van de kavel ligt een sloot. Het hemelwater dat van het dak en verharde buitenruimte(n) afstroomt, zal in deze sloot worden opgevangen.
Door de sloop van de twee landbouwschuren zal de verharde, niet op de riolering aangesloten oppervlakte kleiner zijn dan in de oude situatie het geval was. Hierdoor wordt er geen versnelde, maar juist een vertraagde afvoer bereikt. Benedenstrooms gelegen gebieden worden daarmee ontzien. Door het afkoppelen van het hemelwater worden daarnaast ook ongewenste emissies uit het (vuilwater)riool teruggedrongen.
WATERKWALITEIT EN ECOLOGIE
Aan het afstromend hemelwater moeten kwaliteitseisen worden gesteld. Dit betekent dat geen bouwmaterialen op de nieuwe woningkavel mogen worden gebruikt die het water verontreinigen. Voorbeelden hiervan zijn metalen als lood en koper. Als alternatief kunnen dergelijke materialen worden voorzien van een coating. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen in het buitenterrein moet worden tegengegaan.
RIOLERING
Het vuilwater uit de woning zal worden aangesloten op het riool van de Dorpsstraat. Door de afstand tot de Dorpsstraat en het geringe verval in verband met de relatief lage ligging van de woningkavel, zal waarschijnlijk een persleiding moeten worden aangelegd.
Watertoetsproces
Het waterschap is vroegtijdig over het plan geïnformeerd door gebruik te maken van de digitale watertoets. Als reactie daarop is van het waterschap een uitgangspuntennotitie ontvangen die is verwerkt in het vorenstaande.
5.4 Luchtkwaliteit
REGELGEVING
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
- Een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
- Een project draagt 'niet in betekende mate'(nibm) bij aan de luchtverontreiniging.
- Een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Algemeen beeld luchtkwaliteit plangebied
Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied zijn gepland, zal de concentratie van de NOx en fijnstof niet veranderen. Dit betekent dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan.
5.5 Geluid Van Wegverkeer
Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van een woning. De Wet geluidhinder beschouwt woningen als geluidgevoelige gebouwen. Daarom dient te worden onderzocht of toetsing aan de Wet geluidhinder noodzakelijk is.
GELUIDZONES
In het kader van deze wet bevinden zich langs wegen geluidzones, met uitzondering van woonerven en wegen waar een maximumsnelheid van 30 kilometer/uur geldt. Indien geluidsgevoelige objecten binnen een geluidzone worden geprojecteerd, dient akoestisch onderzoek te worden ingesteld.
Voor het plangebied is in dit verband de geluidzone van de Dorpsstraat relevant. De Steenbakkerijweg is een onverharde weg en kent derhalve geen zone. Op de Dorpsstraat geldt ter plaatse een maximumsnelheid van 50 kilometer/uur. Het betreft hier een tweestrooksweg. Voor tweestrookswegen binnen de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte, die aan weerszijden van de wegas in acht moet worden genomen, 200 meter.
GELUIDSNORM
Binnen de zone van een weg bedraagt de hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel van geluidsgevoelige gebouwen 48 dB (Wet geluidhinder 2006). Indien de geluidsbelasting deze zogenaamde voorkeursgrenswaarde te boven gaat, kunnen burgemeester en wethouders eventueel een hogere waarde toestaan (artikel 83 van de Wet geluidhinder). Dat dient echter wel goed te worden gemotiveerd.
VERKEERSINTENSITEITEN EN BEREKENINGEN
Het verkeersmodel van de gemeente Emmen voorspelt dat de verkeersintensiteit in de Dorpsstraat ter hoogte van de geprojecteerde woning in 2020 10.480 motorvoertuigen per etmaal zal bedragen. Verwacht mag worden dat de intensiteit aan het einde van de looptijd van het onderhavige bestemmingsplan, oftewel in 2021, zal zijn gestegen tot ongeveer 10.700 mvt/etm.
Op basis van deze verkeersprognose is met behulp van Standaard Rekenmethode I de geluidsbelasting van de geprojecteerde woning berekend. Van de rekenuitkomsten is 5 dB afgetrokken op grond van artikel 110g van de Wet geluidhinder.
CONCLUSIE
Het blijkt dat de geluidsbelasting op de gevel in 2021 48 dB zal bedragen (zie ook het rekenblad in de bijlagen). Dit houdt in dat in de zin van de Wet geluidhinder geen sprake is van geluidhinder. De wet verzet zich daarmee niet tegen de komst van de woning.
5.6 Milieuzonering
De realisatie van een nieuwe woning kan worden belemmerd door de milieuzones van naburige bedrijven. Agrarische en andere bedrijven met een milieuzone blijken echter op dusdanige afstand van de woonlocatie te liggen dat de realisatie er niet door wordt belemmerd.
5.7 Externe Veiligheid
BEDRIJFSACTIVITEITEN
Blijkens de provinciale risicokaart komen in de directe omgeving van het plangebied geen bedrijven voor die met gevaarlijke stoffen werken en daardoor een calamiteitenrisico vormen voor hun omgeving (op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen).
TRANSPORT VAN GEVAARLIJKE STOFFEN
Behalve de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen dient onderzocht te worden of er transporten van gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Over de wegen in Weerdinge vinden dergelijke transporten niet of nauwelijks plaats. Ook komen er geen hogedrukgasleidingen voor. Calamiteitenrisico's vormen dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen in het plangebied.
5.8 Flora En Fauna
Krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet moet bij ruimtelijke ingrepen worden onderzocht of er (significant) negatieve effecten op natuurwaarden zijn te verwachten. Vervolgens dient zich de vraag aan in hoeverre dergelijke effecten acceptabel zijn. De uitvoerbaarheid van een plan hangt hiervan af. Om die reden is in het begin van 2011 een natuurwaardenonderzoek2. Hierbij is niet alleen gekeken naar de natuurwaarden in het plangebied zelf, maar ook naar de eventuele effecten van het plan op beschermde natuurgebieden in de omgeving. Het natuurwaardenonderzoek is opgenomen in de bijlagen.
SOORTENBESCHERMING
Uit het onderzoek komt naar voren dat het plangebied een zeer beperkte natuurwaarde kent. In de te slopen schuren zijn geen (oude) nesten van vogels aangetroffen en ook zijn de schuren ongeschikt als verblijfplaats voor vleermuizen (vanwege de constructie en de gebruikte bouwmaterialen).
Het buitenterrein is matig geschikt als foerageergebied voor sommige vleermuissoorten, maar doordat de bomen behouden blijven zal deze geschiktheid niet afnemen.
Afgezien van vogels, die onder een zwaar beschermingsregime vallen, is in het plangebied enkel sprake van licht beschermde planten- en diersoorten. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Wel blijft de algemene zorgplicht van de Flora- en faunawet van toepassing.
Voor vogels zullen geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet worden overtreden als buiten het broedseizoen wordt gewerkt of als vóór het broedseizoen met de werkzaamheden in het plangebied wordt begonnen en deze continu voortduren. In dat geval zullen broedvogels een rustiger broedplaats (op enige afstand) zoeken en niet door de werkzaamheden worden gestoord.
GEBIEDSBESCHERMING
Gebieden die beschermd worden door de Natuurbeschermingswet 1998 liggen op ruime afstand van het plangebied. Dat geldt ook voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Gelet op deze ligging en de aard van de ingrepen in het plangebied zijn geen negatieve effecten op beschermde gebieden te verwachten. Voor de ingrepen is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. De activiteit is op het punt van natuur ook niet in strijd met de Omgevingsvisie Drenthe.
UITVOERBAARHEID
Uit het onderzoek naar de natuurwaarden blijkt dat deze geen belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van het plan. Deze conclusie geldt voor de beschermde soorten en de noodzaak van ontheffingen.
Tevens is geconcludeerd er geen negatieve effecten op beschermde gebieden zullen zijn en er daarom geen vergunning nodig is. Het behoort echter tot de competentie van de provincie Drenthe om deze conclusie te bevestigen. De provincie is namelijk het bevoegd gezag voor de gebiedsbescherming.
GELDIGHEID
Het natuurwaardenonderzoek blijft vijf jaar geldig voor een wettelijke of juridische procedure (onder andere een besluit voor de Wro). Bij aanpassingen van het oorspronkelijke plan en veranderingen in de terreinomstandigheden van het plangebied, die kunnen leiden tot andere inzichten met betrekking tot natuurwaarden, zal een actualisatie van het onderzoek moeten plaatsvinden. Dit geldt ook wanneer het beleid voor beschermde gebieden in de omgeving verandert.
OMGEVINGSVERGUNNING
Het natuurwaardenonderzoek kan binnen de geldigheidstermijn tevens worden gebruikt voor de aanvraag van een omgevingsvergunning (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) voor het daadwerkelijk uitvoeren van de plannen. Op grond van de uitkomsten van het onderzoek is bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning geen Verklaring van Geen Bedenkingen nodig met betrekking tot beschermde plant- en diersoorten en/of natuurgebieden.
- 2. Advies Natuurwaarden Steenbakkerijweg te Weerdinge, BügelHajema Adviseurs, Assen, 8 maart 2011, projectnummer 095.38.50.00.00.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
De opzet van de regels is zodanig dat is aangesloten op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Tevens sluiten de regels aan bij de eisen conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008).
De inleidende regels (begrippen en wijze van meten) sluiten aan bij de eisen van het nieuwe Bro. Dit geldt tevens voor de opzet van het overgangsrecht bouwwerken, het overgangsrecht gebruik en de anti-dubbeltelbepaling.
Het bestemmingsplan is overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening vervat in:
- a. een geometrische plaatsbepaling van het plangebied en van de daarin aangewezen bestemmingen;
- b. een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven.
Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), per 1 oktober 2010, worden de aanlegvergunning, de sloopvergunning en de binnenplanse ontheffing als instrumenten van het bestemmingsplan onderdeel van de omgevingsvergunning (Wabo). In het bestemmingsplan onder de Wabo wordt bijvoorbeeld niet meer gesproken van een ontheffing, maar van een afwijking. Een bouwvergunning wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en een aanlegvergunning wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
In het voorliggende bestemmingsplan worden de nieuwe begrippen uit de Wabo gehanteerd.
6.2 Opzet
Het bestemmingsplan is opgezet overeenkomstig de SVBP 2008. De standaard heeft betrekking op de presentatie van de verbeelding en de hoofdopzet van de regels.
De SVBP is wat anders dan het IMRO. De SVBP is een presentatiemodel (hoe presenteert een gemeente of provincie de plannen). Het IMRO is een uitwisselingsmodel (hoe worden plannen digitaal uitgewisseld zonder informatieverlies).
6.3 Bestemmingen
In het bestemmingsplan zijn de bestemmingen Agrarisch, Wonen – Vrijstaand en Wonen – Voormalige agrarische bebouwing en de dubbelbestemming Waarde - Archeologie attentiegebied opgenomen.
Agrarisch
Deze bestemming is opgenomen voor de agrarische cultuurgrond. Binnen deze bestemming is het niet toegestaan gebouwen te bouwen. Er is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.
Wonen - Vrijstaand
Binnen deze bestemming wordt de mogelijkheid geboden voor de bouw van woningen en de realisatie van daarbij behorende voorzieningen. De bestemming maakt onderscheid tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. In de regels zijn een maximale bouw- en goothoogte en een minimale dakhelling voor de hoofdgebouwen opgenomen. Vrijstaande bijgebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. In de bestemming is één woning toegestaan. De woning mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Bij een omgevingsvergunning voor het afwijken van het plan kan de uitoefening van een aan een woning gebonden beroep of bedrijf worden toegestaan. Hieronder worden beroepen verstaan die in elk geval door één bewoner van de woning worden uitgeoefend. Het betreft beroepen die traditioneel onder de zogenaamde vrije beroepen vallen, zoals een huisarts en een architect. Onder de bedrijven worden kleinschalige bedrijfsactiviteiten verstaan, overeenkomende met categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijven. De woonfunctie van de woning moet in overwegende mate worden gehandhaafd en er mag geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreden. Detailhandel is slechts in beperkte mate aanvaardbaar voorzover het rechtstreeks in relatie staat tot het bedrijf en beroep. Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, dient afweging van de toetsingscriteria plaats te vinden.
Wonen – Voormalige agrarische bebouwing
Deze bestemming is opgenomen voor de bestaande woonboerderij aan de Dorpstraat 70/71. Er mag, uitsluitend binnen het bouwvlak, maximaal één hoofdgebouw worden gebouwd, waarbinnen maximaal twee wooneenheden zijn toegestaan. De huidige hoofdvorm van de woonboerderij dient te worden gehandhaafd. Bijgebouwen dienen tevens binnen het bouwvlak te worden gebouwd, de totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte. Bij een omgevingsvergunning voor het afwijken van het plan kan de uitoefening van een aan een woning gebonden beroep of bedrijf worden toegestaan. Hieronder worden beroepen verstaan die in elk geval door één bewoner van de woning worden uitgeoefend. Het betreft beroepen die traditioneel onder de zogenaamde vrije beroepen vallen, zoals een huisarts en een architect. Onder de bedrijven worden kleinschalige bedrijfsactiviteiten verstaan, overeenkomende met categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijven. De woonfunctie van de woning moet in overwegende mate worden gehandhaafd en er mag geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreden. Detailhandel is slechts in beperkte mate aanvaardbaar voorzover het rechtstreeks in relatie staat tot het bedrijf en beroep. Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, dient afweging van de toetsingscriteria plaats te vinden.
Waarde - Archeologie attentie gebied
Gronden aangegeven op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) met een middelhoge/hoge archeologische trefkans zijn met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie attentiegebied aangegeven. Voor deze gebieden geldt onder andere dat een archeologisch bureauonderzoek en een archeologisch inventariserend veldonderzoek dient te worden uitgevoerd voordat mag worden gebouwd. Echter, indien:
- de omvang van de totale verstoring binnen het plangebiedkleiner is dan 500 vierkante meter; of
- het gaat om verbouw van bestaande bebouwing, waarbij de bestaande oppervlakte gehandhaafd blijft;
- de verstoring/verbouw op een afstand van ten minste 50 meter vanaf een archeologisch waardevol gebied plaatsvindt;
hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Deze bestemming kent een wijzigingsbevoegdheid, burgermeester en wethouders de dubbelbestemming kunnen laten vervallen of alsnog aan de gronden de dubbelbestemming kunnen toekennen.
6.4 Toetsingscriteria
Burgemeester en wethouders zijn ten aanzien van de plaats en de afmetingen van de gebouwen bevoegd nadere eisen te stellen. De nadere eisen regeling wordt toegepast ter voorkoming van onevenredige aantasting van de navolgende aspecten. Deze aspecten worden tevens in overweging genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het plan.
- a. De woonsituatie
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening te worden gehouden met het in stand houden en/of garanderen van een goede woonsituatie binnen de bestemming, voorzover van toepassing, en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:
- 1. de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte;
- 2. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
- 3. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
- 4. het uitzicht;
- 5. de aanwezigheid van voldoende privacy.
- b. Het straat- en bebouwingsbeeld
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht te worden besteed aan:
- 1. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte;
- 2. de verhouding tussen de hoogte en breedte van gebouwen;
- 3. gevelbeelden;
- 4. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;
- 5. de samenhang van de bouwvorm met nabijgelegen bebouwing;
- 6. de hoogtedifferentiatie;
- 7. een goede verhouding tussen bouwmassa en inrichting van de omgeving (landschappelijke inpassing);
- 8. de situering van gebouwen op het perceel;
- 9. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1.000 vierkante meter bedraagt.
- c. De verkeersveiligheid
Ter waarborging van verkeersveiligheid kan rekening worden gehouden met de volgende aspecten:
- 1. de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte;
- 2. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
- 3. benodigde uitzichthoeken van wegen;
- 4. de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden;
- 5. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
- 6. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
- 7. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.
- d. De (sociale) veiligheid
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is kan rekening worden gehouden met de volgende aspecten:
- 1. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
- 2. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
- e. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
- 1. aanwezigheid van kwetsbare objecten;
- 2. de aanwezigheid van vluchtwegen;
- 3. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
- 4. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
- f. De milieusituatie
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening te worden gehouden met:
- 1. de mate van hinder voor de omliggende functies;
- 2. de gevolgen voor de externe veiligheid;
- 3. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
- 4. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
- 5. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
- 6. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
- 7. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.
- g. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.
6.5 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
Onder de algemene regels zijn opgenomen:
- de anti-dubbeltelbepaling;
- algemene gebruiksregels;
- algemene afwijkingsregels.
In de overgangs- en slotregels is ten slotte het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
De kosten die zijn gemoeid met de realisering van het plan komen ten laste van de initiatiefnemer.
Volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) rust op de gemeente de verplichting tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan onder andere wordt verstaan de bouw van één of meer woningen. Bij het voorliggende bestemmingsplan is sprake van een dergelijk bouwplan.
De te verhalen kosten worden limitatief opgesomd in de artikelen 6.2.3 tot en met 6.2.5 van het Bro. Voor het voorliggend bestemmingsplan maakt de gemeente alleen kosten voor het opstellen en begeleiden van het bestemmingsplan. De noodzakelijke onderzoeken zijn voor rekening van de aanvrager.
Voor het opstellen van een bestemmingsplan brengt de gemeente overeenkomstig de door de raad vastgestelde Legesverordening de werkelijke kosten in rekening. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval in zijn geheel gedekt door de legesinkomsten. Door het voldoen van de legesbijdrage is kostenverhaal in dit geval dus anderszins verzekerd. Er wordt dan ook geen exploitatieplan vastgesteld.
Daarnaast heeft de gemeente met de eigenaar van de nieuwe woningkavel een planschadeovereenkomst gesloten.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het conceptontwerpbestemmingsplan is niet voor inspraak aan de bevolking worden voorgelegd. Uiteraard kunnen tegen het plan in het stadium van ontwerp wel zienswijzen worden ingebracht (tijdens de periode van terinzagelegging).
In de koopovereenkomst tussen de (particuliere) initiatiefnemers van het plan is de sloop van de landbouwschuren vastgelegd. Dit is belangrijk, aangezien de 'Ruimte voor Ruimte-regeling' tot de sloop verplicht, maar het bestemmingsplan deze niet kan afdwingen.
Het plan is op 16 mei 2011 vrijgegeven voor overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het conceptontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar de volgende overlegpartners:
- 1. Provincie Drenthe;
- 2. VROM-Inspectie Regio Noord;
- 3. Waterschap Hunze en Aa's;
- 4. Rijksdienst voor Archeologie, cultuurlandschap en monumenten;
- 5. Ministerie van Defensie, Dienst Vastgoed Defensie Noord;
- 6. Enexis;
- 7. IVN afdeling Emmen en omstreken;
- 8. Plaatselijk belang Weerdinge.
Er zijn enkele inhoudelijke reacties ontvangen. Deze zijn beantwoord in de Nota van beantwoording n.a.v. reacties uit het overleg, zoals opgenomen in de bijlagen. Ook de inhoudelijke reacties zijn in de bijlagen opgenomen.
Vanaf 28 september 2011 heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze termijn is een zienswijze binnengekomen van een omwonende. De zienswijze is beantwoord in het raadsvoorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan. De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 1 Rapport Herstel Erf Steenbakkerijweg (Agrotech)
Bijlage 1 Rapport Herstel erf Steenbakkerijweg (Agrotech)
Bijlage 2 Bodemonderzoek (Terra Bodemonderzoek)
Bijlage 2 Bodemonderzoek (Terra Bodemonderzoek)
Bijlage 3 Archeologisch Advies (Drents Plateau)
Bijlage 3 Archeologisch advies (Drents Plateau)
Bijlage 4 Wateradvies Waterschap Hunze En Aa's
Bijlage 4 Wateradvies Waterschap Hunze en Aa's
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek (Bügelhajema Adviseurs)
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek (BügelHajema Adviseurs)
Bijlage 6 Advies Natuurwaarden (Bügelhajema Adviseurs)
Bijlage 6 Advies Natuurwaarden (BügelHajema Adviseurs)
Bijlage 7 Publicatie Vooraankondiging Bestemmingsplan Staatscourant En Zuidoosthoeker D.d. 29-03-2011
Bijlage 8 Overlegreacties
Bijlage 9 Nota Van Beantwoording N.a.v. Overleg
Bijlage 9 Nota van beantwoording n.a.v. Overleg
Bijlage 10 Publicatie Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan D.d. 27-09-2011
Bijlage 10 Publicatie terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan d.d. 27-09-2011