Emmer-Compascuum, woning Westerdiep OZ
Bestemmingsplan - gemeente Emmen
Vastgesteld op 31-05-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Emmer-Compascuum, woning Westerdiep OZ van de gemeente Emmen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML- bestand NL.IMRO.0114.2011025-0701met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:
het, met gebruik van de woonfunctie, gebruik van een gedeelte van een woning of een daarbij behorend bijgebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard. Dit met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken of het zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon;
De ruimtelijke uitwerking of uitstraling van het aan huis gebonden beroep of bedrijf moet met de woonfunctie in overeenstemming zijn en mag geen hogere milieucategorie dan milieucategorie 1 bedragen zoals deze worden beschreven in de “Staat van bedrijven” van de VNG brochure “Bedrijven en milieuzonering”;
1.4 bebouwing:
één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.5 bebouwingspercentage:
een in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.6 bestemmingsgrens:
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
1.7 bestemmingsvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
1.8 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.9 bouwhoogte:
De hoogte van de bebouwing met inbegrip van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-inrichtingen, lichtkappen, schoorstenen en dergelijke ondergeschikte delen van gebouwen;
1.10 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
1.11 bouwvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak waarbinnen het hoofdgebouw moet worden opgericht;
1.12 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in de grond;
1.13 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden,daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.14 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.15 hoofdgebouw:
het gebouw dat op een perceel door zijn constructie en afmetingen, dan wel gelet op de bestemmingen, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.16 peil:
a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.17 verbeelding:
de kaart met verklaring behorende bij dit bestemmingsplan, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;
1.18 woning vrijstaand:
een grondgebonden woning waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naast gelegen hoofdgebouwen;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de inhoud van een bouwwerk:
dit is de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
dit doet zich voor vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot dan wel de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de dakhelling:
een situatie waarbij gemeten wordt langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
hierbij wordt gerekend vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk dat geen gebouw is. Dit met uitzondering van de ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen en daarmee naar hun aard gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
hiervan is sprake van een situatie gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken dan wel het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde nivo van het afgewerkte bouwterrein op de plaats van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik die in strijd is met de gegeven bestemming, zoals omschreven in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer- en vaartuigen, anders dan in gebruik van de bedrijfsvoering;
- b. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- c. het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een prostitutiebedrijf of seksinrichting.
Artikel 4 Algemene Ontheffingsregels
Wanneer niet op grond van andere bepalingen in deze Regels ontheffing kan worden verleend, kunnen burgemeester en wethouders voor de volgende onderwerpen ontheffing verlenen.
- a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
- b. voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
- 1. de goothoogte van een gebouw maximaal 3 meter mag bedragen;
- 2. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 m² mag bedragen;
- 3. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10 meter mag bedragen;
- c. geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
- d. het in geringe mate, doch maximaal 5 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
- e. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- f. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
- g. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- h. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van maximaal 25.00 meter met dien verstande dat: als het gaat om antennes naar het oordeel van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe voldoende is aangetoond.
- i. het overschrijden van de gevellijn door:
- 1. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
- 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen.
Artikel 5 Overgangsregels
5.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en dat afwijkt van het plan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. - b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van
lid a: voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%. - c. Lid a: is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Wanneer het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 6 Wonen - Vrijstaand 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen-Vrijstaand 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande woningen;
- b. bijgebouwen;
- c. tuin en erven met bijbehorende andere bouwwerken;
- d. toegangswegen in- en uitritten;
- e. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Citeerartikel
Dit bestemmingsplan kan worden benoemd als “Bestemmingsplan Emmercompascuüm, woning Westerdiep OZ”.
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording
Bijlage 1 Nota van beantwoording
Bijlage 2 Bodemkundig Onderzoek
Bijlage 2 Bodemkundig onderzoek