KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Groen - 1
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 7 Wonen - Aaneengebouwd
Artikel 8 Wonen - Aaneengebouwd 1
Artikel 9 Wonen - Twee Aaneen 1
Artikel 10 Wonen - 1
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Huidige Planologische Regelingen
1.4 Opzet Bestemmingsplan
1.5 Overzicht Verricht Onderzoek
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Gemeentelijk Beleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Rijksbeleid
2.4 Conclusie
Hoofdstuk 3 Onderzoeken
3.1 Archeologie En Monumenten
3.2 Demografische Gegevens
3.3 Ecologie
3.4 Fysieke Veiligheid
3.5 Milieu
3.6 Waterparagraaf
Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur
4.1 Ontstaansgeschiedenis/cultuurhistorie
4.2 Wijkvisie En Ontwikkelingsmogelijkheden
Hoofdstuk 5 Beschrijving Ontwikkeling
5.1 Algemene Planbeschrijving
5.2 Relatie Met Voorgaande Herstructureringen
5.3 Stedenbouwkundigplan Aireydorp Fase 3
Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan
6.1 Algemeen
6.2 Toelichting Op De Verbeelding
6.3 Toelichting Op De Regels
6.4 Handhaving
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Betrokkenheid
7.1 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen
7.2 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Nota Van Toelichting
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Archeologie Vervolg
Bijlage 4 Flora-en Fauna Onderzoek
Bijlage 5 Externe Veilligheid
Bijlage 6 Rapport Externe Veiligheid
Bijlage 7 Bodemonderzoek
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 9 Analayse Landschap En Groen

Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3

Bestemmingsplan - gemeente Emmen

Vastgesteld op 30-01-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 van de gemeente Emmen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0114.2012023-0702 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:

een beroep,of het beroepsmatig verlenen van diensten of bedrijfvoering dat op administratief, lichaamsverzorgend , juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.7 achtergevel:

gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;

1.8 ander(e) bouwwerk(en):

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.9 andere werk(en):

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.10 archeologische verwachting:

verwachting van middelhoge of hoge archeologische waarden, welke nader onderzocht dienen te worden;

1.11 archeologische waarde:

vastgestelde archeologische waarde zoals weergegeven op de Archeologisch Monumenten Kaart (AMK);

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingsgrens:

een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;

1.14 bestaand:

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.15 bestaande bebouwing:

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden,daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.19 bodemingreep:

werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologische) bodemarchief;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 cultuurhistorische waarden:

een aangewezen gebied en of element met toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.27 dakopbouw:

de bovenste bouwlaag van een hoofdgebouw waarbij de oppervlakte maximaal 50% van de basisoppervlak van het hoofdgebouw bedraagt;

1.28 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.29 erker:

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 gemengde doeleinden:

een combinatie van minimaal twee gelijkwaardige functies, zoals in dit bestemmingsplan opgenomen hoofdgroepen van bestemmingen;

1.32 geometrische plaatsbepaling:

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.33 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.34 gevellijn:

de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;

1.35 groenvoorziening:

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.36 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.37 luifel:

een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;

1.38 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, telecommunicatie, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;

1.39 overkapping:

een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);

1.40 overstek:

bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel;

1.41 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.42 voorerf:

gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw gelegen is;

1.43 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied

1.44 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

1.45 waterlopen:

een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;

1.46 woning aaneengebouwd (rijwoning):

een grondgebonden woning die met andere gelijkvormige huizen onder een kap of in een rij staat;

1.47 woning twee-aaneen:

een woning die aan één kant tegen een andere woning is aangebouwd en slechts op 1 zijde gesitueerd is op de zijdelingse perceelsgrens, waaronder ook begrepen geschakelde woningen;

1.48 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.49 wooneenheid:

zelfstandige bewoonbaar gedeelte van een voor wonen (mede) bestemd gebouw;

1.50 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is;

1.51 zijerfscheiding:

een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 de bebouwing op de verbeelding:

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 bebouwingspercentage:

een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 het peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf-Nutsvoorzieningen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen;
  2. b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen(voorziening);
  2. b. water;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. sport- en speelgelegenheden;
  3. e. fiets- en voetpaden;
  4. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Groen - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen(voorziening);
  2. b. paden voor de ontsluiting van de aanliggende percelen en parkeerterrein;
  3. c. toegangswegen in- en uitritten.
  4. d. parkeren

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. fiets- en voetpaden;
  4. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer- Verblijfgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
  2. b. erven en pleinen;
  3. c. in- en uitritten;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. kunstwerken en waterwerken;
  3. f. sport- en speelgelegenheden;
  4. g. fiets- en voetpaden;
  5. h. parkeervoorzieningen;
  6. i. groenvoorzieningen;
  7. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Wonen - Aaneengebouwd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Aaneengebouwd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aaneengebouwde woningen;
  2. b. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. sport- en speelgelegenheden;
  3. e. toegangswegen in- en uitritten;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;

Artikel 8 Wonen - Aaneengebouwd 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Aaneengebouwd 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aaneengebouwde woningen;
  2. b. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. sport- en speelgelegenheden;
  3. e. toegangswegen in- en uitritten;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;

Artikel 9 Wonen - Twee Aaneen 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Twee aaneen 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. twee-onder- een kapwoningen ( twee aaneen);
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. sport- en speelgelegenheden;
  3. e. toegangswegen in- en uitritten;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;

Artikel 10 Wonen - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. 3 x2 twee-onder- een kapwoningen (totaal 6 woningen) of 1x 8 aaneengesloten woningen;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin;
  4. d. parkeerterrein ter plaatse van de functieaanduiding parkeerterrein;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. verbindende sierelementen;
  3. g. sport- en speelgelegenheden;
  4. h. toegangswegen in- en uitritten;
  5. i. parkeervoorzieningen;
  6. j. groenvoorzieningen;
  7. k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
  2. b. het niet inrichten van een parkeerterrein voor ten minste 7 parkeerplaatsen ter plaatse van de functieaanduiding parkeerterrein indien op de gronden met de bestemming Wonen-1 aaneengesloten woningen worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

12.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

  1. a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
  2. b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
  3. c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;

12.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

13.1 Bevoegdheid

  1. 1. Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel 13 afwijken van de regels door:
  1. a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
  2. b. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
  3. c. het toestaan van geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
  4. d. het toestaan van in geringe mate, doch maximaal 5.00 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  5. e. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
  6. f. het toestaan van het oprichten van maximaal 30 meter² extra gebouwen voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;
  7. g. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
    1. 1. de goothoogte van een gebouw maximaal 3.00 meter mag bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 meter² mag bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10.00 meter mag bedragen;
  8. h. de hoogte van andere bouwwerken zijnde, te vergroten en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 10 m;
  9. i. het overschrijden van de gevellijn door:
    1. 1. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
    2. 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 meter² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
  10. j. het toestaan van erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg met een maximaal bouwhoogte tot 1,5 meter;
  11. k. de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    1. 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    2. 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
    3. 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    4. 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    5. 5. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden activiteiten met een maximum van 50 meter²;
    6. 6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
    7. 7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 meter² bij of aan de woning worden geplaatst;
    8. 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;

13.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 13.1 eerste lid genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast.In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

14.1 Bevoegdheid

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door:
  1. a. het verschuiven van de bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 meter waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd;
  2. b. het verruimen van de op de plankaart aangegeven bouwvlakken tot maximaal 5 procent van het bouwvlak waarbij de verruiming uitsluitend mag plaatsvinden binnen de bestemming waarop het bouwvlak betrekking heeft;
  3. c. het verschuiven van de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen waarbij de verschuiving niet meer mag bedragen dan 5 meter en de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.

14.2 Beperking

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  2. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 .

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan

Rond 2000 is de gemeente Emmen gestart met de herstructurering van Aireydorp. Aireydorp is één van de herstructureringslocaties die in het kader van de stedelijke vernieuwing in Emmermeer is opgestart. Het project maakt deel uit van het gemeentelijk woonbeleid en het verdichtingsprogramma in het kader van de VINEX en is onderdeel van Emmens ISV 2000 - 2004 (vastgesteld door gemeenteraad d.d. 21 oktober 1999).
De gehele herstructurering Aireydorp voorziet in de sloop van 126 huurwoningen (deels uitgevoerd) en nieuwbouw van circa 134 woningen, waarvan circa 99 koop- en circa 35 huurwoningen. Met dit gevarieerde bouwprogramma worden meerdere doelgroepen bediend. De realisatie van betaalbare huurwoningen draagt bij aan de doorstroming binnen de wijk en herhuisvesting van oorspronkelijke bewoners. De realisatie van koopwoningen richt zich met name op het behoud en de instroom van de hogere inkomensklassen in de wijk en draagt daarmee bij aan een, in sociaal economisch opzicht, meer gedifferentieerde bevolkingsopbouw in Emmermeer. Door de ligging vlak bij de rand van de wijk Emmermeer en het Valtherbos is het plangebied een mooie locatie voor woningbouw. Door de realisatie van Aireydorp wordt bijgedragen aan de totstandkoming van een grotere diversiteit van woonmilieus in de wijk Emmermeer. Tevens draagt de herstructurering bij aan een vitaal leefmilieu in de wijk, doordat verpaupering of leegstand worden tegengegaan.

De eerste aanzet van de herstructurering in Emmermeer was de Valtherbosrand. Inmiddels zijn van de herstructurering Aireydorp fase 1 en 2 gereed of in de afrondende fase. Fase 3, de realisatie van 30 woningen is het slotstuk van de herstructurering van Aireydorp en wordt nu met dit bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 mogelijk gemaakt.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 ligt in de wijk Emmermeer. Deze wijk is de meest noordelijk gelegen wijk van Emmen en grenst aan het Valtherbos en is nabij gelegen aan de Emmerdennen, zie figuur 1-1.
Het gebied dat middels dit bestemmingsplan opnieuw wordt bebouwd grenst aan 1. Valtherzandweg, 2. R. Schuilingstraat, 3. Mr. C.L. Kniphorststraat en 4. op kleine afstand ten oosten van de Warmeerweg (langs voet-fietspad tussen Valtherzandweg en Mr. C.L. Kniphorststraat), zie figuur 1-2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0001.png"

Figuur 1-1: De ligging van het plangebied Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3in de gemeente Emmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0002.png"

Figuur 1-2: Indicatie begrenzing plangebied.

1.3 Huidige Planologische Regelingen

Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer NL.IMRO.0114.2009059-0701welke in de raadsvergadering van 27 september 2012 is vastgesteld. In dit bestemmingsplan zijn de bouwmogelijkheden uit het bestemmingsplan uitbreidingsplan in onderdelen “Emmermeer”, overgenomen. Dit omdat tijdens de procedure van het actualisatie bestemmingsplan Emmen, Emmermeer nog te weinig concrete gegevens waren om herstructurering Aireydorp fase 3 direct bij recht op te nemen. Hierdoor vervangt het voorliggende bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 gedeeltelijk het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer.

Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 zal het deel van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer waarin het gebied Aireydorp fase 3 is gelegen komen te vervallen en door het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 worden vervangen.

1.4 Opzet Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

1.5 Overzicht Verricht Onderzoek

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. Daarnaast is er informatie gebruikt uit onderzoeken en adviezen die in een ander kader zijn uitgevoerd. De conclusies uit de volgende onderzoeken, analyses en adviezen zijn verwerkt in de toelichting hoofdstuk 3.

  • Archeologisch veldwerk, door het archeologisch onderzoeks- en adviesbureau de Steekproef, 27 januari en 2 maart 2004;
  • Flora -en faunaonderzoek op een perceel tusssen de Valtherzandweg en Mr. C.L. Kniphorststraat te Emmen, Geofox Lexmond, mei 2012;
  • SAVE, Berekening variant emplacement Emmen, projectnr. 181034 090621-DB57, d.d. 11 juni 2009;
  • SAVE, Kwantitatieve risicoanalyse emplacement Emmen, projectnr. 0181034 90915-DB57, d.d. 10 september 2009;
  • Aanvulling kwantitatieve risicoanalyse;
  • Analyse Landschap en Groen;
  • Advies verantwoording bestemmingsplan Emmermeer, Emmen , Hvd-drenthe
  • Onderzoek Externe Veiligheid bestemmingsplan Emmermeer, Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe;
  • Akoestisch onderzoek bouwplan Aireydorp fase 3 Emmen, Rapport 20120582, 30 augustus 2012;
  • Verkennend milieukundig bodemonderzoek, perceel tussen de Valtherzandweg en de Mr. C.L. Kniphoststraat te Emmen, projectnummer B11K0270, r1aeB11K0270, 26 oktober 2011;

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk Beleid

Emmermeer was de woonwijk van Emmen met de grootste voorraad oude en goedkope huurwoningen. Al in een vroeg stadium is onderkend dat deze wijk niet meer de flexibiliteit en aantrekkingskracht bezat die nodig is om leegstand en verpaupering te voorkomen. Een grondige en samenhangende aanpak van de naoorlogse woonwijk werd noodzakelijk geacht om te voorkomen, dat de wijk als gevolg van de maatschappelijke ontwikkelingen in een neerwaartse spiraal terecht zou komen. Dit was voor de gemeente reden om de notitie "Herstructurering Emmermeer / Ruimtelijk Functioneel Masterplan Emmermeer" eind 1998 op- en vast te stellen.
Het uitgangspunt van de notitie is door herstructurering van de wijk Emmermeer de basis te leggen voor de realisatie van een aantrekkelijke, generatie bestendige wijk met een duurzaam gedifferentieerd woonmilieu en leefklimaat in de toekomst. De notitie dient en heeft gediend als algemeen beleidskader voor de uitwerking in bestemmingsplannen voor de deelgebieden van Emmermeer en de beoordeling van bouwplannen. Inmiddels hebben zich diverse ontwikkelingen in Emmermeer voorgedaan waaronder een herstructurering van de woningvoorraad, functiewijzigingen, de vernieuwing van het winkelcentrum en concentratie van scholen- en welzijnsvoorzieningen. De investeringen die in Emmermeer hebben plaatsgevonden hebben ertoe geleid dat de neerwaartse spiraal (vooral door het wegtrekken van kansrijke bewoners) is omgezet in een opgaande beweging.

De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, vastgesteld 24 september 2009 gaat voor de wijk verder met de basis gelegd in de notitie "Herstructurering Emmermeer / Ruimtelijk Functioneel Masterplan Emmermeer”. De structuurvisie is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor het thema Wonen is als hoofdkoers bepaald dat aansluiting plaats vindt op het bestaande bouwprogramma (zie ook woonplan). Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen (zoals in Emmermeer) wordt ingezet op op wervende woonmilieus.

2.1.1 Woonbeleid

De Woonvisie 2012-2017 "Thuis in Emmen" is op 20 december 2012 vastgesteld door de raad. Het beleidskader richt zich op goed wonen en leven; er is sprake van een kwalitatieve insteek. In de woonvisie wordt rekening gehouden met vergrijzing en mogelijke bevolkingskrimp. De prioriteiten in het beleid zijn: zorg voor voldoende en goede woningen voor de doelgroepen van beleid; herstructurering in relatie tot bevolkingskrimp en vergrijzing; zorg voor voldoende geschikte woningen voor senioren; duurzaamheidsmaatregelen (in het bijzonder energiebesparende maatregelen). Het accent ligt met deze prioriteiten op behoud en versterking van de bestaande woonkwaliteit. Dit komt ook tot uiting in de algemene woningbouwstrategie, waarin bij het beoordelen van nieuwe initiatieven herstructureringsprojecten prioriteit hebben. Ook van belang is dat nieuwe initiatieven en nieuw te ontwikkelen locaties/gebieden in samenhang worden bekeken. Voor de wijk Emmermeer zal de aandacht komen te liggen op :

    1. 1. afmaken van de lopende herstructureringsprojecten te beginnen bij Aireydorp fase 3;
    2. 2. aandacht houden voor projecten die bijdragen aan de versterking van het winkelcentrum.

Punt 1 wordt mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan, punt 2 is een continue punt van aandacht. Het wijkprogramma en de aandachtspunten voor het woningbouwprogramma vullen elkaar goed aan. Voor de komende periode is het belangrijk de ingezette lijn te consolideren en verouderde huurwoningen te vervangen door koopwoningen voor nieuw doelgroepen en nieuwe huurwoningen voor de huishoudens met lage inkomens.

2.1.2 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandcriteria opgenomen in de Welstandsnota. Donderdag 16 december 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.
Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Het nieuwe welstandbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden geldt de zogenaamde basis welstand. Zo ook voor het gebied Aireydorp. Alleen voor gevels die te zien zijn vanaf de openbare weg of het openbaar gebied is een welstandtoets nodig, waarbij natuurlijk naar de omgeving wordt gekeken. Het te bouwen of verbouwen object moet qua vormgeving materiaalgebruik en kleurstelling op elkaar aansluiten.Voor winkelcentra, het centrum van Emmen, monumenten, bijzondere gebouwen en locaties geldt uitgebreide welstand. Dit wil zeggen dat alle zijden van het gebouw moeten voldoen aan de welstandseisen.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 2 juni 2010 is het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:

  1. 1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
  2. 2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
  3. 3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  4. 4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Deze zijn:

  1. 1. het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, veiligheid, naoberschap, menselijke maat, kleinschaligheid (Drentse schaal);
  2. 2. het behouden en versterken van de biodiversiteit door het realiseren van de Ecologische hoofdstructuur (EHS);
  3. 3. het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid;
  4. 4. het streven naar voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied voor landbouw, recreatie en toerisme en bedrijvigheid;
  5. 5. het ontwikkelen van een adequate strategie voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid;
  6. 6. het maken van bovenlokale afspraken over aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag;
  7. 7. het streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische of gebiedskenmerken waardoor de stedelijke centra gedifferentieerde blijven;
  8. 8. het ontwikkelen en behouden van robuuste stedelijke netwerken, waardoor de steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn;
  9. 9. de kwaliteit en kwantiteit van (grond)water;
  10. 10. het benutten van de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en -distributie en tevens het besparen van energie, het zorgvuldige gebruik van de ondergrond voor de energiewinning, de opslag van CO2, groen gas en aardgas en de energie-infrastructuur;
  11. 11. het creëren van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van de mobiliteit in samenhang met het creëren van betrouwbaarheid van (inter)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen door de lucht en over weg, spoor en water evenals de verknoping met de (inter)nationale netwerken;
  12. 12. de Ecologische Hoofdstructuur, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in landschaptypen;
  13. 13. het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie;
  14. 14. sport- en cultuurparticipatie en de infrastructuur die hiervoor nodig is;

Voor al deze zaken geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over het gemeentelijke ruimtelijke plan indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt. Voor het plan Aireydorp fase 3, is geen sprake van provinciaal belang.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Ruimtelijk beleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en januari 2012 in werking getreden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Delen van de structuurvisie die de nationale ruimtelijke belangen borgen en die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur, de Amvb Ruimte (Barro). Ook is een planmilieueffectrapport (plan-MER) opgesteld.

Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen worden aan de andere overheden goed door hen worden behartigd. Het nieuwe Rijkstoezicht in de ruimtelijke ordening richt zich op het toezicht achteraf. Wanneer rijksdoelen en nationale belangen raken aan regionale opgaven, vraagt dit om heldere taakverdeling en samenwerkingsafspraken tussen de betrokken overheden. Waar het Barro bepalingen bevat gericht op gemeentelijke bestemmingsplannen gaat het Rijk er vanuit dat deze doorwerking krijgen. Het Rijk zal tijdens het opstellen en vaststellen van bestemmingsplannen dan ook niet toetsen op een correcte doorwerking van nationale belangen. Daarnaast blijft het Rijk opkomen voor zijn directe belangen bij gemeentelijke en provinciale plannen vanuit de rol van weg- en waterbeheerder (Rijkswaterstaat), eigenaar van defensieterreinen (ministerie van Defensie) en voor projecten in het kader van de rijkscoördinatieregeling rond rijksinpassingsplannen op het terrein van de energie-infrastructuur (het ministerie van EL&I).

2.3.2 Kiezen voor Karakter, Visie erfgoed en ruimte - Wederopbouwgebieden

Voor het plangebied Emmen, Emmermeer geldt dat het ruimtelijke rijksbeleid directe invloed heeft op de inrichting van het plangebied doordat in de Rijksnota "Kiezen voor Karakter, visie erfgoed en ruimte" de wijk Emmermeer tezamen met de wijken Angelslo en Emmerhout zijn aangewezen als wederopbouwwijken welke van cultuurhistorisch belang zijn.
De Visie erfgoed en ruimte geeft aan hoe het rijk het onroerend cultureel erfgoed borgt in de ruimtelijke ordening, welke prioriteiten het kabinet daarbij stelt en hoe het wil samenwerken met publieke en private partijen. Vanuit een brede erfgoedvisie wordt ingezoomd op de meest actuele en urgente opgaven van nationaal belang. De visie is complementair aan de Structuurvisie infrastructuur en ruimte. De heersende opvatting in de visie is dat verankering van cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening vraagt om twee zaken. In de eerste plaats dient het belang van het cultureel erfgoed volwaardig mee te worden genomen in de integrale afweging van belangen die plaatsvindt ten behoeve van het goed functioneren van de ruimte. In de tweede plaats dient cultureel erfgoed dat van bijzondere betekenis is, te worden benoemd. Zo kan er op voorhand rekening mee worden gehouden in ruimtelijke plannen en ontwikkelingsprocessen

Op basis van onderzoek van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zijn 30 gebieden geselecteerd uit de periode 1940-1965 die van nationaal cultuurhistorisch belang zijn. De gebieden zijn beoordeeld op o.a. de kwaliteit van het oorspronkelijke plan c.q. ontwerp, de toenmalige ontwerpprincipes, de huidige stedenbouwkundige gaafheid en zeldzaamheid, de voorbeeldfunctie van ontwerp en uitvoering, het (inter)nationale belang en hun huidige cultuurhistorische waarde. Hierbij is onderscheid gemaakt naar drie typen gebieden: 1) de daadwerkelijk wederopgebouwde kernen / gebieden (herstel oorlogsschade), 2) naoorlogse woonwijken en 3) landelijk gebied (reconstructie na oorlogsschade, ruilverkavelingen en nieuw land) . De woonwijken Emmermeer, Angelslo, Emmerhout zijn oa op basis van de volgende fysieke kwaliteiten aangewezen:

  • compositie van 3 wijken rond bos in voormalig veengebied
  • hiërarchisch stratenpatroon met centraal gelegen voorzieningenstroken
  • experimentele woningbouw en ruime groenvoorziening van nationale betekenis.

Wat de directe invloed doorwerking van de visie op de wijk Emmermeer is, is op dit moment nog niet geheel duidelijk. Wel is duidelijk dat de herstructurering binnen de bestaande stedenbouwkundige structuren passend zijn en het cultuur historisch belang niet schaden.

2.4 Conclusie

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de gemeente rekening te houden met het rijksbeleid, het beleid van de provincie Drenthe, regionaal beleid en het opgestelde eigen beleid. De conclusie van de in dit bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid door werkt in het plangebied, als gevolg van de aanwijzing van de wijk als cultureel erfgoed. Bij de ontwikkeling van het herstructureringsplan is hiermee rekening gehouden door bestaande stedenbouwkundige structuren in stand te houden, er op aan te sluiten en te versterken. Hierdoor is het bestemmingsplan in niet in strijd met het rijksbeleid. Het provinciaal beleid vormt eveneens op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie En Monumenten

3.1.1 Archeologische waarden in het plangebied

3.1.2 Conclusie

Het plangebied is reeds in 2004 onderzocht door De Steekproef als onderdeel van een groter plangebied. Dit in opdracht van de gemeente Emmen in het kader van de voorgenomen herstructurering /nieuwbouw. Aan de hand van dit booronderzoek zijn (slechts) drie boringen in het huidige plangebied gezet. Hier bleek het plangebied overwegend verstoord. Vervolgonderzoek is daarom niet geadviseerd en niet noodzakelijk geacht.

Op grond van de bekende historische, aardkundige en archeologische gegevens kan het plangebied Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 geïnterpreteerd wordt als een gebied met lagearcheologische dichtheid aan vindplaatsen en vondsten. Om die reden wordt op de verbeelding geen dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen.

3.2 Demografische Gegevens

Emmermeer is de oudste woonwijk van Emmen en ligt ten noorden van de oude dorpskern. Het is een typische vijftiger jaren wijk. In Emmermeer is de bevolking tussen 2000 en 2011 toegenomen. De wijk heeft veel verhuisdynamiek, met name zijn er veel vestigers en verhuizingen binnen de wijk zelf. Eén op de drie huishoudens is alleenstaand. Het besteedbaar inkomen van de inwoners is zeer laag.

In Emmermeer is sinds het midden van de negentiger jaren veel verbeterd in de woningvoorraad. In het noordelijk deel van de wijk zijn verouderde woningen gesloopt en vervangen door moderne (eengezins)woningen met een ruime maat en een aantrekkelijke architectuur. Dit heeft er toe geleid dat er nieuwe groepen mensen, vooral gezinnen met kinderen, in Emmermeer zijn komen wonen.

Andere delen van de wijk kennen nog een eenzijdige opbouw met veel vergrijzing en veel verouderde kleine woningen die niet meer voldoen. Het nieuwe woon- en zorgcentrum Heidehiem met 91 zorgwoningen en 19 verpleegplaatsen is in maart 2012 door Domesta opgeleverd aan zorggroep Tangenborgh.

3.2.1 Bevolking , woningvoorraad en bouwprogramma

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0003.png"

figuur 3.1- bevolking en woningvoorraad

Over het algemeen zijn bewoners van Emmermeer tevreden met de buurt en vinden zij dat de wijk Emmermeer er de laatste jaren erop vooruitgegaan is. De wijk lijkt in ieder geval geschikt voor kleine huishoudens en gezinnen die op zoek zijn naar een goedkope woning. Het is belangrijk blijvend aandacht te hebben voor de leefbaarheid, zodat de wijkbinding sterk blijft. Dan blijven jonge huishoudens die voor een kleine prijs een rijwoning willen kopen (< € 175.000) of huren (< € 357) in Emmermeer wonen. De seniorenwoning in de huur is een kansrijk segment gezien de grote groep senioren die een woning in de huur zoekt en gezien het voorzieningenniveau in de wijk. Daarnaast heeft de bouw van vooral koopwoningen in het kader van de herstructurering geleid tot de instroom van jonge gezinnen. Sloop van kleine verouderde huurwoningen en het terugbouwen van koopwoningen is daarmee een succesvolle maatregel gebleken.

3.3 Ecologie

3.3.1 Algemeen

De Flora- en faunawet (Stb. 1998, 402) is op 1 april 2002 in werking is getreden. Deze wet bundelt onder meer de bepalingen over soortenbescherming die voorheen in verschillende wetten waren opgenomen, namelijk de Vogelwet 1936, de Jachtwet, (de oude) Natuurbeschermingswet, de Nuttige Dierenwet 1914 en de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet richt zich op de bescherming van circa 500 plant- en diersoorten. Het gaat hierbij om alle inheemse zoogdieren (uitgezonderd bruine rat, zwarte rat en huismuis), alle inheemse vogelsoorten, alle amfibieën en reptielen, een aantal vissen en enkele bij AMvB (Stb. 523, 2000) speciaal aangewezen plant- en diersoorten. Uitgangspunt van de wet is het ‘nee, tenzij’- beginsel. Slechts voor een beperkt aantal handelingen kan op basis van artikel 75 van de Flora- en faunawet ontheffing worden verleend van de verboden uit artikel 8 t/m 18 van de wet (voor zover hiervoor niet reeds op basis van een ander artikel vrijstelling of ontheffing kan worden verleend). Voorwaarde daarbij is dat met de voorgenomen activiteit geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Kort gezegd worden de onder de Flora- en faunawet beschermde plant- en diersoorten in drie categorieën opgedeeld, met elk een ander regime wat betreft ontheffingen:

  1. 1. algemene soorten (FF1);
  2. 2. overige soorten (FF2);
  3. 3. streng beschermde soorten (FF3).

De categorie ‘algemene soorten’ –zoals mol en konijn - is voor de meeste activiteiten vrijgesteld voor een ontheffingsaanvraag.
De categorie ‘overige soorten’ is eveneens voor de meeste activiteiten vrijgesteld voor een ontheffingsaanvraag, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) goedgekeurde gedragscode. In zo'n code geeft een sector zelf aan welke gedragslijnen men volgt om het schaden van beschermde soorten zo veel mogelijk te voorkomen, bijvoorbeeld: altijd eerst inventariseren waar de soorten precies voorkomen en daar met de werkzaamheden rekening mee houden, bijvoorbeeld door een hol af te schermen of de standplaats van planten aan te geven. Voor ingrepen waarvoor geen goedgekeurde gedragscode bestaat, moet ten aanzien van verblijfplaatsen van beschermde soorten uit de categorie ‘overige soorten’, een ontheffing worden aangevraagd. Daarbij kan worden volstaan met een zogenaamde lichte toetsing. Dat houdt in dat de voorgenomen maatregelen ‘geen afbreuk doen aan gunstige staat van instandhouding van de soort’.
De categorie ‘streng beschermde soorten’ omvat de soorten die worden genoemd in bijlage 4 van de Habitatrichtlijn of bijlage 1 van AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet. Voor de categorie ‘streng beschermde soorten’ wordt slechts in een beperkt aantal situaties een vrijstelling verleend. Artikel 75 van de wet voorziet in aantal gevallen in een mogelijkheid tot ontheffing. Deze gevallen zijn verder uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantsoorten.

Ten aanzien van de gebiedsbescherming is met name de op 1 oktober 2005 in werking getreden Natuurbeschermingswet van belang. In deze wet is de bescherming van natuurgebieden die zijn aangewezen onder de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen geregeld (de zogenaamde Natura 2000-gebieden). Daarnaast kunnen op grond van de Natuurbeschermingswet gebieden van nationaal belang worden aangewezen: Beschermde Natuurmonumenten.
Voor de door de wet beschermde gebieden geldt een onderzoeks/ vergunningplicht voor het uitvoeren van activiteiten. Ten aanzien van activiteiten in een beschermd natuurgebied en/of buiten het beschermde natuurgebied in de omgeving van deze gebieden, dient te worden beoordeeld of deze activiteiten ''significant negatieve effecten'' kunnen veroorzaken. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden.

3.3.2 Natuurwaarden in het plangebied

Het plangebied bevindt zich op circa 100 meter van de EHS (Ecologische Hoofdstructuur), figuur 3-2. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied is 'Bargerveen’, dit bevindt zich op circa 12 km ten zuidoosten van het plangebied, figuur 3-3. ‘Bargerveen’ is tevens aanwezen als beschermd wetland. Binnen ‘Bargerveen’ bevindt zich het beschermde natuurmonument ‘Meerstalblok’, dit gebied is ook aangegeven in figuur 3-3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0004.png"

figuur 3-2: ligging onderzoeksgebied en EHS gebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0005.png"

figuur 3-3: ligging, Natuurmonument, Natura 2000

3.3.3 Uitkomsten onderzoek

Op 15 mei 2012 heeft Faunaconsult het plangebied en directe omgeving bezocht voor een quickscan (bijlage 4). Daarbij werden de aanwezige biotopen beoordeeld op hun geschiktheid als habitat voor beschermde dier- en plantensoorten. Tevens werd er gezocht naar (tekenen van aanwezigheid van) beschermde planten, zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Met betrekking tot zoogdieren werd speciaal gelet op pootafdrukken, krabsporen, wissels, uitwerpselen, haren, graafsporen, holen, en potentieel geschikte verblijfplaatsen.

Door de herstructuering (de bouw van 30 woningen) zal een deel van de vegetatie worden verwijderd. De bomen aan de Valtherzandweg blijven alle behouden. Door het bouwrijp maken en bebouwen van het plangebied zal het foerageergebied van enkele algemeen voorkomende beschermde zoogdieren en amfibieën deels verdwijnen. Holen en individuen van algemeen voorkomende zoogdieren en amfibieën zullen hierbij mogelijk worden verstoord of verdwijnen. Voor het vernietigen van holen etc. en verstoren van beschermde zoogdieren van de categorie 'algemene soorten' voor ruimtelijke ingrepen, bestaat een vrijstelling op grond van 'AMvB artikel 75' van de Flora- en faunawet (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2005). Er hoeft daarom geen ontheffing te worden aangevraagd.
De in de Flora- en faunawet genoemde 'algemene zorgplicht' is ook op beschermde soorten uit de categorie 'algemene soorten' van toepassing. Beschermde diersoorten (ook die van de categorie 'algemene soorten') die tijdens het verwijderen van vegetatie en het vergraven van grond worden aangetroffen, moeten direct worden gevangen en na afloop van de werkzaamheden in het aangrenzende gebied worden vrijgelaten. Nesten van de (mogelijk) in het plangebied broedende boomklever, gekraagde roodstaart en spreeuw zijn niet jaarrond beschermd, maar het lokale voortbestaan van deze soorten dient middels een omgevingsscan te worden gewaarborgd (Dienst Regelingen, 2009b). Omdat de bomen langs de Valtherzandweg blijven behouden, blijft er voor de boomklever, de gekraagde roodstaart en de spreeuw voldoende broedhabitat aanwezig. Het lokale voortbestaan van deze soorten blijft op deze manier behouden en er hoeft dus ook geen ontheffing voor worden aangevraagd.
De bomen langs de Valtherzandweg fungeren mogelijk als vaste vliegroute voor vleermuizen. Doordat deze bomen behouden blijven, zullen de eventueel voorkomende vaste vliegroutes geen negatieve effecten ondervinden.

De boom met de holtes (groene stip in figuur 3-4) in het plangebied dient mogelijk als vaste rust- en verblijfplaats voor vleermuizen. Ook deze boom zal behouden blijven waardoor schade of verstoring van een eventueel aanwezig vleermuizenverblijf voorkomen wordt. Eventueel nieuw te plaatsen straatverlichting langs de Valtherzandweg dient wel 'vleermuisvriendelijk' te zijn. Eventuele schade aan vleermuisverblijven wordt voorkomen doordat de boom met holten aan de Valtherzandweg behouden blijft. Ook de bomen aan de Valtherzandweg, die mogelijk dienen als vaste vliegroute, blijven behouden. Bij eventueel nieuw te plaatsen de straatverlichting dient gebruik gemaakt te worden van vleermuisvriendelijke straatverlichting. Op deze manier wordt schade aan eventueel aanwezige vaste rust- en verblijfplaatsen voorkomen (en is het aanvragen van een ontheffing niet nodig).


afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0006.png"

figuur 3-4: aanwezigheid fauna

Het aan de westzijde van het plangebied gelegen elektriciteitsgebouw zal behouden blijven. Eventueel aanwezige vleermuizen in het gebouw zullen daarom geen negatieve effecten ondervinden.
Het foerageergebied van enkele algemeen voorkomende beschermde vogels zal deels verdwijnen. Voor al deze soorten biedt de directe omgeving van het plangebied echter voldoende andere foerageergebieden. Door de vegetatie buiten het broedseizoen (dus buiten de periode 15 maart - 15 juli) te verwijderen, wordt schade aan vogelnesten, eieren of jonge vogels voorkomen. Indien de vegetatie buiten het broedseizoen (dus buiten de periode 15 maart - 15 juli) wordt verwijderd, wordt schade aan vogelnesten, eieren of jonge vogels voorkomen. Er hoeft voor vogels daarom geen ontheffing te worden aangevraagd. Voor de in het plangebied voorkomende 'omgevingsscansoorten' (spreeuw, gekraagde roodstaart en boomklever) eist Dienst Regelingen dat het broedbiotoop gewaarborgd blijft. In de omgeving van het plangebied is voldoende foerageergebied aanwezig om het lokale voortbestaan van de aanwezige soorten te behouden. De bomen of nestkasten waarin deze vogels een nest hebben worden behouden, waardoor het lokale voortbestaan van de soorten gewaarborgd blijft.

De EHS ligt op circa 100 meter van het plangebied. Tussen het plangebied en de EHS bevindt zich een woonwijk, waardoor negatieve effecten op de EHS niet te verwachten zijn. Natura 2000-gebied en wetland 'Bargerveen' en beschermd natuurmonument 'Meerstalblok' liggen op een te grote afstand (12 km) om negatieve effecten te mogen verwachten. Omdat er geen negatieve effecten op de EHS zijn te verwachten, zijn er op dit punt geen bezwaren vanuit het provinciale natuurbeleid. Omdat er geen negatieve effecten op Natura 2000 gebieden, wetlands en beschermde natuurmonumenten zijn te verwachten, is er geen vergunning nodig op grond van de Natuurbeschermingswet (ex artikel 19d lid 1).

3.3.4 Conclusie

Op basis van het gedane onderzoek mag geconcludeerd worden dat mits gehouden wordt aan de beschreven uitkomsten, geen negatieve effecten op de flora en fauna te verwachten valt als gevolg van de herstructurering.

3.4 Fysieke Veiligheid

3.4.1 Algemeen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat in oktober 2004 van kracht werd, verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden indien besluiten ten aanzien van het groepsrisico wordt genomen.Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Hulpverleningsdienst Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen.
Naast het Bevi is er ook de "Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006", de Ciculaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (vervalt per 31-07-12 of zoveel te eerder het Btev is vastgesteld) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De Nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Besluit transportroutes externe veiligheid welke wettelijk verankerd is om veiligheidszones om weg, vaarwegen en spoor uit te zetten. De nota sluit aan op het Bevi waarin het beleid over de afweging van de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving uiteengezet wordt.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt o.a. welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Van belang bij Buisleidingen is ook de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netten, WION, ook wel 'Grondroerdersregeling' (afspraken over graven), die per 1 juli 2010 officieel in werking is getreden. Alle gegevens over hogedrukaardgasleidingen binnen de gemeente kunnen op de provinciale risicokaart worden gevonden.
VROM heeft de Handboek buisleidingen in bestemmingsplannen gepubliceerd, waarin praktische informatie en voorbeelden staan hoe buisleidingen in bestemmingsplannen opgenomen kunnen worden. Het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen dient als handleiding voor teksten in nieuwe bestemmingsplannen.
Vanuit de brandweer is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van (de gebouwen in) het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.4.2 Fysieke veilligheidssituatie

3.4.3 Verantwoording groepsrisico

De HVD Drenthe heeft recentelijk een advies verantwoording van het groepsrisico rondom het spooremplacement gegeven met betrekking tot de omgevingsvergunning (milieu). Ten aanzien van dit bestemmingsplan is met betrekking tot deze inrichting nogmaals een verzoek tot advies verantwoording gedaan. Tevens is tav de buisleiding in het plangebied om een beperkte advies verantwoording in het kader van het Bevb gevraagd, in bijlage 6 is het volledige advies verantwoording opgenomen.

Uit de conclusie van het verantwoordingsadvies blijkt dat de herziening van het bestemmingsplan
niet leidt tot een stijging van het groepsrisico. Daarnaast is het noemenswaardig dat het groepsrisico in het plangebied als gevolg van de buisleiding niet meetbaar is. Wel dient het bevoegd gezag bewust zijn dat door een leidingbreuk nabij het bestemmingsplan altijd een mogelijkheid bestaat dat meerdere mensen komen te overlijden als gevolg van het incident.

Het groepsrisico als gevolg van het spooremplacement overschrijdt de oriënterende waarde nipt. In het besluit omtrent de nieuwe WABO-beschikking van het emplacement moet bevoegd gezag een afweging maken over de hoogte van het groepsrisico. Omdat deze procedure met betrekking tot de nieuwe WABO-beschikking van het emplacement nog niet is afgerond kan daar nu niet op worden vooruitgelopen, maar er moet wel rekening mee gehouden worden.

De zelfredzaamheid in het plangebied, als gevolg van de buisleiding, is goed te noemen. Er worden in het invloedsgebied van de buisleiding geen groepen personen gehuisvest. Het plangebied biedt voldoende mogelijkheden om van de bron af te vluchten. De bereikbaarheid van het invloedsgebied van de buisleiding is redelijk. Het plangebied is van twee zijden te bereiken, via een half verharde weg. De te verwachten opkomsttijden van de hulpdiensten zijn volgens de norm (na verwachting binnen tien minuten). De primaire bluswatervoorzieningen in het plangebied zijn goed. In het plangebied is een goede dekking van brandkranen. De secundaire en tertiaire waterwinning is mogelijk via een open water op 2.500 meter. De bluswatervoorziening zal vanaf 2014 anders geregeld zijn, omdat de brandweer het bluswater dan meeneemt middels tankwagen. Een adequate dekking van vulpunten / secundaire water win plekken is daarmee nog niet bereikt. Het te verwachten aantal slachtoffers bij een leidingbreuk met ontsteking is maximaal vijf personen. Daarmee valt dit worstcasescenario binnen de mogelijkheden van de hulpverlening in Drenthe.

3.4.4 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. De "Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen, eisen m.b.t. veiligheid" opgesteld door brandweer Emmen is hierbij een hulpmiddel dat bij het toetsen van nieuwe ruimtelijke plannen gehanteerd dient te worden.

Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang:

  • Voor het bestrijden van een brand is de brandweer afhankelijk van een goede bluswatervoorziening. Conform de Wet op de Veiligheidsregio moet een gemeente zorgen voor een openbare bluswatervoorziening. Bij locaties waar geen toereikende openbare bluswatervoorziening kan worden aangelegd, zal de eigenaar moeten zorgen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening in overleg met de brandweer. Vanaf 1 januari 2014 gaat de brandweer gebruik maken van tankautospuiten en tankwagens, aangevuld met vulpunten voor de tankwagens als primaire bluswatervoorziening.
  • Op grond van de Wet op de veiligheidsregio (okt. 2010) is de HulpVerleningsdienst Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente.
    Er kan gesteld worden dat het plangebied grotendeels binnen de dekking van het WAS-stelsel gelegen is, zoals conform de handleiding voor het WAS-systeem.
  • het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdienst direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het gebied voldoet aan deze vereisten. Bij nieuwe ontwikkelingen, met name uitbreiding van de wijk, dient in een vroegtijdig stadium contact opgenomen te worden met de brandweer om te beoordelen of nog steeds aan de uitgangspunten wordt voldaan;
  • op 18 maart 2008 heeft het college het basisbrandweerzorg niveau vastgesteld. Besloten is dat een eerste brandweerenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens aangegeven dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden overschreden er in overleg met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende maatregelen getroffen dienen te worden. Gezien de ligging van het plangebied is de verwachting dat binnen 15 minuten en de landelijke normtijden het eerste uitrukvoertuig ter plaatse zal zijn;
  • Het advies van Hulpverleningsdienst Drenthe te hanteren.

3.5 Milieu

3.5.1 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Het plangebied kent alleen woonfuncties, het is geenzins de bedoeling dat binnen deze woonfunctie bedrijven worden opgericht of in werken zijn, met uitzondering van de toegestane beroep aan huis functies.

3.5.2 Vormvrije m.e.r.

In voorliggend bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

3.5.3 Bodem

In oktober 2011 is een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd, bijlage 7, voor het gebied gelegen tussen de Valtherzandweg en de Mr. C.L. Kniphorststraat te Emmen. Het onderzochte terrein is circa 9700 m2 groot. In het verleden hebben op de locatie woningen met tuin gestaan. Momenteel ligt het terrein braak.

Op basis van de historische informatie werd voor de locatie geen bodemvervuiling verwacht. Op 12 oktober is een veldwerk uitgevoerd. Tijdens het veldwerk zijn 20 boringen en grondmonsters gedaan en zijn waarnemingen gedaan die kunnen duiden op de mogelijke aanwezigheid van bodemverontreinin, zoals resten baksteen en puin.

De grondmonsters zijn geanalyseerd. Uit de analyse is gebleken dat de matig puinhoudende en brokken baksteen bevattende bovengrond van boring 3 een licht verhoogd gehalte aan lood bevat. In de overige monsters van zowel de zintuigelijke als de zeer zwak tot sterk puin en/of baksteenhoudende boven- en ondergrond zijn voor geen enkele van de onderzochte parameters gehalten boven de achtergrondwaarde gemeten. Op basis van de onderzoeksresultaten zijn conclusies en aanbevelingen gedaan. Deze zijn opgenomen in het onderzoek, bijlage 6. De conclusie is dat de gemeten overschrijding van de achtergrondwaarde dermate gering is dat zij vanuit milieukundig oogpunt geen bezwaar vormt. Vanwege het feit dat regelmatig verhoogde gehalten zware metalen (waaronder lood) aangetroffen worden in de bovengrond. Dit is vaak het gevolg van jarenlange activiteiten op en rond het terrein, waardoor verhoogde gehalten van een groot aantal stoffen zijn ontstaan. Vaak gaan de verhoogde gehalten aan zware metalen samen met de aanwezigheid van puin of baksteen in de bodem. Het hier aangetroffen gehalte moet vermoedelijk in dit licht worden bezien.

Nader onderzoek van de bodem is daarom niet noodzakelijk. Wel is het Besluit bodemkwaliteit bij eventuele graafwerkzaamheden op deze locatie, waarbij grond vrijkomt welke elders zal worden hergebruikt, van toepassing.

3.5.4 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen.

Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde.

Een omgevingsvergunning verhoging van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. In de bestaande situatie zijn er geen toevoegingen van nieuwe geluidsbronnen. Huidige situatie zorgt met name aan de randen van het plangebied voor hoge geluidbelasting t.g.v. wegverkeer, industrielawaai en spoorweglawaai.

Voor de ontwikkeling van het bouwplan Aireydorp fase 3 in de wijk Emmermeer geldt dat de ontwikkeling gelegen is binnen de geluidszone van de Warmeerweg. De overige wegen (Valtherzandweg, R. Schuilingstraat en de Mr. CL. Kniphorststraat) in de nabijheid van het bouwplan betreffen 30 km/h wegen en hebben van rechtswege geen zone.

3.5.5 Lucht

3.6 Waterparagraaf

Van groot belang voor de afstemming tussen waterhuishouding en de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument die moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. In het desbetreffende plangebied ligt in het beheersgebied van Waterschap Velt en Vecht.

In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen. De waterparagraaf sluit daarom af met richtlijnen ten behoeve van de nadere inrichting/ nieuwe ontwikkelingen in het plangebied.

3.6.1 Ligging plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 ligt in de wijk Emmermeer. Deze wijk is de meest noordelijk gelegen wijk van Emmen en grenst aan het Valtherbos en is nabij gelegen aan de Emmerdennen. Het gebied dat middels dit bestemmingsplan opnieuw wordt bebouwd grenst aan 1. Valtherzandweg, 2. R. Schuilingstraat, 3. Mr. C.L. Kniphorststraat en 4 op kleine afstand Warmeerweg / langs verbindingspad tussen Valtherzandweg en Mr. C.L. Kniphorststraat, zie witte vlek in figuur 3.7 of figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0009.png"

Figuur 3.7: Gebiedbegrenzing van Emmermeer (bron: Gemeente Emmen)

3.6.2 Grondgebruik

Emmermeer is ingericht als woonwijk met ruimte voor aanverwante functies (winkelcentrum, scholen en kleinschalige bedrijvigheid). Delen van het terrein worden momenteel heringericht of ontwikkeld. In figuur 3.8 is een overzicht opgenomen van het grondgebruik in Emmermeer en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0010.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0011.png"

Figuur 3.8: Situatie grondgebruik in Emmermeer en omgeving (bron:Velt en Vecht).

3.6.3 Bodemopbouw

De bodem ter plaatse van Emmermeer bestaat uit zandgronden met plaatselijk enige storende keileemlagen. De exacte bodemopbouw is niet gekarteerd (bestaand stedelijk gebied). Recent bodemkundig onderzoek bevestigd echter het geschetste beeld. Figuur 3.9 geeft een overzicht van de bodemopbouw in Emmermeer en omgeving .

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0012.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0013.png"

Figuur 3.9: Bodemopbouw in Emmermeer en omgeving (bron: website provincie Drenthe).

3.6.4 Hoogteligging

Figuur 3.10 geeft een beeld van de hoogteligging van het plangebied. Binnen het plangebied varieert de maaiveldhoogte tussen de 21.90+ NAP in het zuid- westelijke deel tot 22.43+ NAP aan de noordkant van het plangebied.

Rond de wijk Emmermeer liggen gebieden met een aanzienlijk hoger maaiveldniveau. In het oosten de Es met een maaiveldhoogte van NAP + 27,00 m. In het noorden en oosten loopt het maaiveld op tot NAP +25,00 m. Door deze situatie is het gebied gevoelig voor wateroverlast. Figuur 3.12 geeft de maaiveldhoogte ten opzichte van NAP in Emmermeer en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0014.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0015.jpg"

Figuur 3.10: Hoogtekaart in Emmermeer en omgeving (bron: AHN Nederland).

De toekomstige weghoogte van het plangebied varieert van 21.50+ NAP tot 22.00+NAP, het peil van de toekomstige bebouwing ligt hier ca. 0.30m hier boven. De hoogste grondwaterstand is ca 16.00+ NAP . Dit betekend dat de drooglegging voldoende gewaarborgd is.

Het plangebied is vanwege de lage grondwaterstand en de redelijke doorlatendheid van de bodem geschikt om regenwater te infiltreren in de ondergrond. Het beleid van de gemeente Emmen is er op gericht op het regenwater af te koppelen van de riolering.

Voor het inzamelen van het regenwater is in de nabijheid van het plangebied een infiltratieriool aangelegd. Het water afkomstig van daken en verhardoppervlak kan direct infiltreren in de bodem. Eventueel overtollig regenwater kan lozen op een aan te leggen wadi centraal in het plangebied.

3.6.5 Grondwater

De grondwaterstand varieert van 1500+ NAP tot ca 1600+ NAP. Om inzicht te krijgen in de bodemstructuur heeft er een geohydrologisch onderzoek plaats gevonden. De opbouw van de bodem bestaat uit een laag humus rijke grond van ca. 0.80m, met daar onder tot aan de grondwaterstand een laag van overwegend fijn zand.

In figuur 3.11 is de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) in het gebied aangegeven. De grondwaterstanden liggen dieper dan 3,00 m beneden maaiveld. In de omgeving lopen de grondwaterstanden op tot 1,5 m beneden maaiveld. Figuur 3.12 laat de kwel en infiltratie situatie zien. Emmermeer wordt gekarakteriseerd als infiltratiegebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0016.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0017.png"

Figuur 3.11: Overzicht Gemiddeld hoogste Grondwaterstand (GHG) in Emmermeer en omgeving (bron: website provincie Drenthe).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0018.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0019.png"

Figuur 3.12: Overzicht voorkomen kwel en infiltratie (bron: website provincie Drenthe).

3.6.6 Waterhuishouding

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Velt en Vecht en valt binnen het stroomgebied Rijn-Oost. In Emmermeer is geen oppervlaktewater van betekenis aanwezig. Ontwatering geschiedt door infiltratie in de bodem en afvoer via het gemengde rioolstelsel. De laatste jaren is een infiltratievoorziening aan de (Boomstraat) aangelegd. De vijverpartij in het plantsoen aan de Meestraat en Haagjesweg is vergroot en heringericht. Ook is veelvuldig onderzoek naar de mogelijkheden voor ondergrondse infiltratievoorzieningen gedaan. Dit om een oplossing te zoeken voor de frequente wateroverlast in het gebied.
Emmermeer watert via het rioolstelsel af naar het Bargermeerkanaal. In het kanaal wordt een streefpeil van NAP 16,76 m gehanteerd. De drooglegging (het niveau tussen maaiveld en oppervlaktewaterpeil) in geheel Emmermeer is voldoende. Wel zijn er enkele ingesloten lagere locaties aanwezig. Tijdens hevige neerslag kan hier overlast optreden, door oppervlakkig afstromend water.

3.6.7 Stedelijke wateropgave

In het kader van het verkennend onderzoek naar de stedelijke wateropgave is voor Emmen + Emmermeer de conclusie dat de wateropgaaf ca. 32.000 m3 is. Als op grootschalige wijze extra oppervlak wordt afgekoppeld, dan loopt de opgaaf op tot 37.000 m3. Deze wateropgaaf is bedoeld om de verwachtte extra neerslag door veranderende klimatologische omstandigheden te kunnen bergen in het eigen watersysteem van het gebied. Hierdoor wordt extra belasting van het hoofdafvoersysteem voorkomen (vasthouden-bergen-afvoeren). De wateropgaaf is berekend voor de situatie met een overschrijdingsfrequentie van 1 keer per 100 jaar, waarbij rekening is gehouden met 10 % extra neerslag, om de gevolgen van klimaatverandering in beeld te brengen. In het kader van het Lokaal Bestuursakkoord Waterbeheer zijn afspraken gemaakt om zowel de huidige als de toekomstige waterbergingsbehoefte gezamenlijk uit te werken.

3.6.8 Riolering

In de Valtherzandweg ligt een gescheiden rioolstelsel met gesloten regenwater (niet infiltrerend).In de Mr. C.L. Kniphorststraat ligt een gescheiden stelsel met infiltratieriool. In de R. Schuilingsstraat ligt een gescheiden stelsel met gesloten regenwater. Het regenwater stort over op de vijver aan de Valtherlaan. Nieuwbouw kan op de bestaande stelsels worden aangesloten. Afhankelijk van de verkaveling moet dit verlegd worden onder de weg.
Het afvalwater van het bestemmingsplan wordt afgevoerd d.m.v. een nieuw aan te leggen vuilwaterriool. Dit loost onder vrijverval naar het rioolgemaal van het waterschap Velt en Vecht aan de Tweede Bokslootweg. Van hieruit wordt het afvalwater middels een persleiding getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Velt en Vecht aan de "Dikkewijk" te Nieuw-Amsterdam. Het effluent van deze rioolwaterzuiveringsinstallatie loost op de Hoogeveensche Vaart.

Het rioolstelsel heeft een belangrijke taak in de afwatering van het gebied. Een andere oppervlaktewaterstructuur ontbreekt. Tijdens perioden met hevige neerslag is de afvoercapaciteit van het rioolstelsel onvoldoende. Hierdoor komt op diverse locaties in de wijk 'water op straat' voor, met soms ernstige overlast voor de bewoners tot gevolg. Dit probleem wordt versterkt, omdat het water via het maaiveld naar de laagst gelegen locaties in de wijk stroomt. Hier accumuleert het water met forse waterdieptes tot gevolg. Door deze situatie is het voorgekomen dat water in woningen is gestroomd. Bij enkele woningen werd een waterdiepte van enkele tientallen cm's gemeten.

3.6.9 (grond) Waterkwantiteit en -kwaliteit

De wijk Emmermeer maakt geen deel uit van een door de provincie aangewezen grondwaterbeschermingsgebied. Er zijn daarom geen beperkende eisen aan het grondgebruik gesteld. Emmermeer is echter geheel omsloten door gebieden met een natuurdoelstelling (EHS, Emmerduinen) of een grondwaterbeschermingsgebied (drinkwaterwaterwinning). Het is daarom belangrijk dat voorzichtig omgegaan wordt met het in de bodem infiltreren van regenwater, omdat op een deel van het terrein mogelijk minder schone oppervlakten aanwezig zijn.

Het plangebied heeft als hoofdfunctie wonen. Voor deze functie is de drooglegging van belang. Minimaal is het nodig dat 1,20 m drooglegging aanwezig is (de drooglegging is de afstand tussen het oppervlaktewaterpeil en het bouwpeil). Bij deze drooglegging kan een goede grondwaterstand voor de functie in het gebied worden bereikt.

Het moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kortdurende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken.

Als gekozen wordt om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen, dan moet dit op zo'n manier worden gedaan dat hiervoor een robuuste, goed te onderhouden voorziening wordt aangelegd, die past binnen de gebruiksfunctie van het gebied en deel uit maakt van het bestaande waterhuishoudkundige systeem.

Voorkomen moet worden dat overgegaan wordt tot de aanleg van solitaire vijvers, zeer diepe watergangen of waterpartijen met een kwetsbaar, instabiel ecosysteem. Raakt de bergingsvoorziening vol, dan moet een zodanige escape worden aangelegd dat vervolgens het water snel en doelmatig kan worden afgevoerd naar een locatie waar het geen overlast veroorzaakt. Voor Emmermeer lijkt de beste mogelijkheid om te kiezen voor een systeem dat is ingericht om water, bij de kleinere regengebeurtenissen, te infiltreren in de bodem (vasthouden - bergen). Voor de zwaardere buien moet naast de infiltratiemogelijkheid een zodanige afvoermogelijkheid aanwezig zijn, dat bij dreigende overlast, overtollig water snel en efficiënt naar een bergingsmogelijkheid in de omgeving kan worden afgevoerd.

3.6.10 Grondwaterbeschermingsgebied

In de Provinciale Omgevingsverordening (POV) van de provincie Drenthe zijn onder andere waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden vastgelegd. Het plangebied van bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3, is niet gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied ( figuur 3.13).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0020.png"

Figuur 3.13: Grondwaterbeschermingsgebied nabij Emmermeer

Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Structuur

4.1 Ontstaansgeschiedenis/cultuurhistorie

De wijk Emmermeer is één van de oudste woonwijken van Emmen. De wijk dankt zijn naam aan het circa 40 hectare grote meer dat in dit gebied lag.Het feit dat op deze plaats water aanwezig was heeft er toe bijdragen dat het omringende landschap een lange bewoningsgeschiedenis kent. (Zie bijlage 9 Analyse Landschap en Groen).

Tussen 1853 en 1858 werd dwars door Drenthe het Oranjekanaal gegraven, toen de gravers het gebied ten oosten van Emmen bereikt hadden, bleek dat het waterpeil van het pas gegraven Oranjekanaal ten opzichte van het meer ten Noorden van Emmen veel lager was en het meer langzaam leegliep. Er ontstond hierdoor een moerassig gebied.Nadat het meer was leeggelopen is het gebied ingericht als landbouwgrond, de zgn. kampen (Nijkampen).
De wegen in het drooggevallen gebied waren eerst nog vooral de zandwegen zoals Meerstraat (aanvankelijk Meerweg genoemd), Haagjesweg, Walstraat en de Nijkampenweg. De voormalige paden- en verkavelingstructuur van het gebied is tot op de dag van vandaag gedeeltelijk aanwezig. Dit geldt vooral voor de drie noord - zuid gerichte paden, de Meerstraat, de Nijkamperweg en Warmeerweg, de oost - west gerichte Valtherzandweg en Walstraat. De doorgaande oost - west structuur van de Haagjesweg is gedeeltelijk doorbroken door de herinrichting van het winkelcentrum. Ook zijn enkele voormalige oost - west gerichte kavelgrenzen bij de bouw van de wijk verworden tot straten.


afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0021.png"

Figuur 4.1: Voormalige paden en kavelgrenzen

Voor 1900 al werd het noordwestelijke deel van Emmermeer 'De Haagsche Nieuwe Kamp' genoemd. Rond 1920 werden er in het gebied Emmermeer woningen gebouwd die werden verhuurd. Men noemde dit de gemeentewoningen. Deze stonden o.a. aan de Warmeerweg, de Nijkampenweg en de Valtherzandweg. Van een nieuwbouwwijk was toen nog geen sprake, daaraan werd zelfs nog niet gedacht. Langs de oude zandpaden in het gebied Emmermeer verschenen voor de Tweede Wereldoorlog steeds meer woningen. Er ontstond zelfs een buurtvereniging, met de naam Emmermeer. Er was echter nog geen sprake van een woonwijk Emmermeer. Pas in de periode 1948 - eind jaren '50 is de wijk Emmermeer gebouwd.

Naoorloogse ontwikkeling
In 1948 is begonnen met de bouw van de eerste woningen. Emmermeer is daarmee de oudste naoorlogse wijk van Emmen. De eerste woningen waren traditioneel van vormgeving en hadden een stuk grond voor het houden van dieren en het verbouwen van groente. Met de komst van de Enkalonfabriek in 1950-1951 naar de kern Emmen betekende voor Emmen dat afscheid genomen moest worden van het dorpse karakter. Met de Welschem-serie in de wijk Emmermeer werd in 1948 de rijenwoning in Emmen geïntroduceerd, dit was voor de bewoners een hele overgang van de traditionele woning met lapje grond naar wonen in een rij. Enige jaren later volgde hoogbouwwoningen aan de Meerstraat en Warmeerweg. (Bron: Emmen de bouw van een aangename stad in het groen, P. Huygen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0022.png"

Figuur 4.2: Luchtfoto Emmermeer, rond 1950/ 1955

Er werden voornamelijk huurwoningen gebouwd (woningwetwoningen) met drie of vier slaapkamers. De eerste woningen werden gebouwd aan de Harm Boomstraat. Al vrij snel gevolgd door de Van der Scheerstraat en de Lesturgeonstraat. Daarna volgde het grote plan Aireydorp die er heel anders uit kwam te zien dan de omgeving Boomstraat of Lesturgeonstraat. Juist deze gefragmenteerde manier van werken heeft de woonwijk Emmermeer een geheel eigen karakter gegeven. Doordat de wijk zonder overkoepelend stedenbouwkundig masterplan is opgesteld is er min of meer spraken van een mozaïek van verschillende woon en bebouwingsvormen (zie figuur 4.3).

De wijk werd een laboratorium voor de architecten en stedenbouwkundigen. Er werden veel verschillende soorten woningtypen gebouwd, waar landelijk bekende architecten, zoals Arno Nicolaï (1914-2001), Van Tijen (1894-1974) en Romke Romke de Vries (1908-1997), en regionaal bekende architecten zoals de gemeentearchitecten Yme Sytse (Sytse) Dijkstra (geb.1918) en Thomas Strikwerda, werden aangetrokken (Bron: Architectuurgids emmen).Emmermeer onderscheidde zich van de meeste naoorlogse wijken die elders in Nederland ontstonden. De opzet was ruimer, met bomen en gazons, de architectuur was zeer afwisselend en ook de ligging, met aan de westzijde de es en aan de noord- en de oostzijde bos was zeer bijzonder. Eigentijdse beschouwers merkten wel eens op, dat Emmermeer 'een bepaalde stedebouwkundige aarzeling uitstraalde tussen tuindorp en industriestad', omdat er moderne woningtypen werden gebruikt in een zeer ruime verkaveling. Citaat in: Nannen 2000, p.14

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0023.png"

Figuur 4.3: Verschillende 'experimentele' woonprojecten in de wijk Emmermeer

De invulling van de wijk vond bloksgewijs plaats op terreinen die min of meer 'toevallig' in eigendom waren of aangekocht door de gemeente. Deze terreinen, compartimenten genoemd, werden door de bestaande paden- en verkavelingstructuur gevormd. Om een volgend bouwplan te kunnen starten kocht de gemeente telkens nieuwe stukken. De toegewezen compartimenten bepaalden mede de omvang van de projecten, maar zorgden tegelijkertijd ook voor 'restplekken'. Nadat Emmen een eigen stedenbouwkundige dienst kreeg (in 1951 werd de eerste stedenbouwkundige in dienst genomen), werden ook projecten toegewezen aan destijds landelijk bekend staande bureaus. Dit leidde ertoe dat er verschillende 'experimenten' plaatsvonden. Zoals experimenten met systeembouw. Er zijn diverse bouwsystemen te vinden, zoals Airey (arch. J.F. Berghoef), Welschen (arch. E.F. Groosman), MUWI (arch. Y.S. Dijkstra) en Bruynzeel. Men hoopte dat op deze wijze efficiënter en goedkoper gebouwd kon worden. (Bron:Architectuurgids emmen).

Emmermeer was in de jaren vijftig voor veel architecten en stedenbouwkundigen in ons land een interessante woonwijk. Op verschillende plaatsen in het gebied werden projecten uitgevoerd waarbij experimenten met woningen en woonbuurten niet werden geschuwd. De wijk kreeg een open en groen karakter. De veelal kleine complexen werden ontworpen door meerdere landelijk bekende architecten met als uitgangspunt een aantal woonexperimenten. Eén ander project betreft het opnemen van het landschap als uitgangspunt in het ontwerp. Het betreft het woningbouwproject aan de noordkant van de wijk, langs de Valtherzandweg.
Bij dit project is gekozen voor een Scandinavisch aandoende overgang van wonen naar bos. De woningen staan in de rand van het aangrenzende bos. De bomen werden zoveel mogelijk gespaard en ook de aanwezige hoogteverschillen werden zorgvuldig uitgebuit. Ook dit project was een 'experiment'. Hier was echter voor het eerst sprake van doelbewuste integratie van stedenbouw en woningarchitectuur. Het experiment diende ook als studie voor oplossingen in de volgende wijk Angelslo. Het cultuurhistorische belang van Emmermeer ligt in de diversiteit van de woningbouwprojecten en groenstructuren dan in het stedenbouwkundige totaalconcept en ontwerp.

De oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet van Emmermeer, de bloksgewijze invulling van deelprojecten met de oude paden- en kavelstructuur als basis, wordt door het openbaar groen versterkt. Enerzijds doordat het groen zich vooral manifesteert in de ruime straatprofielen van met name de historische wegen en paden. Anderzijds omdat ook bij het groen sprake is van een 'lappendeken' van groenveldjes verspreid over de wijk. De blokgewijze invulling heeft geleid tot een
aaneenschakeling van verschillende groenbeelden; van monumentaal groen tot stenig kaal. De verschillende herinrichtingen van het woningbestand mede geleid tot de herinrichting van het groen. Eén groenveldje, achter de huizen van de Nijkamperweg en Picardstraat, is ingericht met groentetuintjes. Hier ademt de nog dorpse sfeer van de begin jaren vijftig. Oorspronkelijk ademden ook de achterpaden tussen de woningen een dergelijke openbare groene sfeer. De toenemende behoefte aan privacy (schuttingen) hebben dit grotendeels teniet gedaan. Omdat in Emmermeer achterkanten van woningen veelal naar elkaar toestaan heeft deze ontwikkeling gelukkig weinig tot geen afbreuk gedaan aan het groene straatbeeld aan de voorzijde van de woningen.

Herstructurering en revitalisering
In de 50-er en 60-er jaren vond een sterke ontwikkeling van Emmermeer plaats. Veel gezinnen vestigden zich in de wijk, gevolgd door een groot aantal voorzieningen. Na 1970 kwam de ommekeer. De woningbouwprincipes van het begin werden achterhaald doordat deze niet meer voldeden aan de maatstaven van deze tijd. Te denken valt aan parkeren, te kleine woningen, en wateroverlast.De beter gesitueerden verruilden hun matige woningen in - met name het noordelijke gedeelte van - Emmermeer voor een aantrekkelijkere woning in een van de nieuwe wijken. De jaren daarna waren voor Emmermeer de jaren van de teruggang. In 1980 startte de stadsvernieuwing in Emmermeer. De focus lag hierbij op het verbeteren van de bouwtechnische staat van de woningen.
De stadsvernieuwing van de 80-er jaren werd opgevolgd door de stedelijke vernieuwing in de 90-er jaren. In Emmermeer is sinds het midden van de negentiger jaren veel verbeterd in de woningvoorraad. Door diverse partijen is gestart met het opknappen van de wijk. Projecten op het gebied van sloop/ nieuwbouw en renovatie hebben op divere plekken in de wijk geleid tot een nieuw aanzien. In het noordelijke gedeelte zijn verouderde woningen gesloopt en vervangen door moderne (eengezins) woningen met een ruime maat en een aantrekkelijke architectuur, waarbij de bestaande populatie bomen en hoogteverschillen zoveel mogelijk zijn ingepast en de integratie en overgang met het bos is versterkt . Delen van de wijk zijn geherstructureerd en de wijk kent een nieuw winkelcentrum.

Rond de eeuwwisseling in 2000 zijn verschillende projecten in het kader van het programma Emmen Revisited uitgevoerd. Oude woningen die niet meer aan de huidige maatstaven voldeden werden gesloopt en vervangen door nieuwe woningen en flats met moderne vormen en kleuren een aantal staat nog op de nominatie om afgebroken te worden. Er is in tien jaar veel veranderd. De voorgenomen ontwikkeling draagt ook bij aan de verbetering van de wijk Emmermeer.

4.2 Wijkvisie En Ontwikkelingsmogelijkheden

In de afgelopen jaren hebben verschillende herstructureringsprojecten in de wijk plaatsgevonden figuur 4.4. Dit bestemmingsplan maakt de afronding van de herstructurering van Aireydorp mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0024.png"

Figuur 4.4: Herstructurering

Voor de herstructurering geldt als uitgangspunt dat de bestaande groene structuren gehandhaafd moeten worden en bij voorkeur versterkt (figuur 4.5)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0025.png"

Figuur 4.5:Onderverdeling cultuurhistorie in compartimenten van bestaande structuren

Dit geldt eveneens voor de bebouwingsstructuren in kleine afzonderlijk blokken en de gebiedsontsluitingsroutes. Bij de herstructurering van de ruimte mag het oude opgeknapt/ vervangen worden mits dit een verbetering of versterking van de bestaande structuren wordt (figuur 4.6). Dit sluit aan bij de gedachte van de Visie Erfgoed en ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0026.png"

Figuur 4.6:Cultuurhistorie in Emmermeer

Hoofdstuk 5 Beschrijving Ontwikkeling

5.1 Algemene Planbeschrijving

De invulling van de herstructueringslocatie Aireydorp maakt deel uit van de integrale herstructuerings- benadering van de wijk Emmermeer als totaliteit. In combinatie met het noordelijk gelegen gerealiseerde plan "Valtherbosrand-oost", de noordwestelijk gelegen nog te ontwikkeling 2e fase Valtherbosrand, het oostelijk gelegen gerealiseerde plan "Trianthabuurt", het oostelijk gelegen in uitvoering zijnde plan Aireydorp-Oost en het zuidelijk en westelijk gelegen gerealiseerde plan Aireydorp fase 2, zie figuur 5.1, kan de toevoeging van woningen op de locatie Aireydorp fase 3 als een stedenbouwkundige afronding van de noordelijke rand van de wijk worden beschouwd, figuur 5.2.
Een belangrijk uitgangspunt van alle herstructureringsprojecten en renovatie in Emmermeer was en is een goede inpassing in en behoud en versterking van de bestaande (o.a. cultuurhistorische) waardevolle en karakteristieke structuur van Emmermeer. Deze (versterkte) structuur wordt onder andere gekenmerkt door het nabijgelegen Valtherbos, bestaande houtwallen, kleinere boscomplexen, brede groene lanen, brinkjes-pleinen, de verkavelingswijze, doorlopende paden en de wijze van parkeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0027.png"

Figuur 5.1: luchtfoto Aireydorp, fase 3 oorspronkelijke situatie, fase 2 gerealiseerd.

In de oorspronkelijke situatie kende Aireydorp een bebouwingsstructuur van met name geschakelde (rij) woningen.
De buurt ontleent haar naam aan het na-oorlogse industriële bouwsysteem, dat bij de woningen is toegepast, “Airey” genaamd. Met name de gevel van het Airey-systeem waarin architectuur en bouwtechniek samenvallen was in die tijd bijzonder innovatief.
De oorspronkelijke bebouwing van Aireydorp fase 3, muv de trafo, is reeds afgebroken. De stedenbouwkundige structuur van het nu braakliggende terrein Aireydorp fase 3 bestond uit bouwblokken met rijwoningen die soms t.o.v. elkaar versprongen en georiënteerd waren op de woonstraten en de groenzones. Aan de Kniphorstraat sprong de bebouwing terug aan een pleintje. Aan de westzijde grensden de achtertuinen van de woningen aan een boomgroep met daarin een grote trafo. Er werd op de straat geparkeerd.

5.2 Relatie Met Voorgaande Herstructureringen

In het gehele plan Aireydorp is stedenbouwkundig veel aandacht besteed aan de relatie tussen de bestaande omgeving en structuren met de nieuwe bebouwing en de openbare ruimte binnen en rondom het gebied. Dit komt tot uiting in de toegepaste verkavelingsrichting, de zorgvuldige inpassing en vervlechting van de bebouwing- en (bestaande) groenstructuur met grote bomen/wallen, de situering van de woningen, de gekozen hoekoplossingen en in de wijze waarop bestaande groenstructuren worden versterkt, behouden en worden toegevoegd.
Belangrijk is hierbij aandacht voor het totaalontwerp: een goede situering en inpassing van de hele kavel van de woning of strook woningen en de hiermee samenhangende vormgeving en architectuur en materiaal- en kleurgebruik van de woningen, de Emmense verkavelingsrichting (ongeveer oost-west of noord-zuid) en oriëntatie van de woningen op de openbare ruimte en een versterking van de overgang tussen openbaar-privé.
De gerealiseerde buurten in de omgeving, Valtherbosrand-oost, Trianthabuurt, fase 2 Aireydorp en in ontwikkeling zijnde buurt Aireydorp-oost zijn op deze zorgvuldige wijze ingepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0028.png"

Figuur 5.2: overzicht herstructureringsgebieden

Valtherbosrand-oost:

Dit woongebied grenst met de zuidzijde aan de noordzijde van Aireydorp-fase 3 en met de noordzijde aan het Valtherbos. Het bos dringt dmv open groene plekken met grote bestaande bomen door in de woonbuurt, een zorgvuldige inpassing en vervlechting van bebouwingsclusters en groenstructuur, zie figuur 5.3. De buurt heeft verschillende woningtypes, maar voornamelijk rijwoningen en 1 appartementencomplex. De rijwoningen vormen bebouwingsclusters, met tussen de clusters veel openbaar groen met grote bestaande bomen. De woningen grenzen met de voorzijde of zijkant met een meeontworpen erfafscheiding aan dit openbaar gebied. De parkeerplaatsen liggen zowel in de bebouwingsclusters, als in kleine haaksparkeerstroken langs de weg. Er is 1 verdiept aangelegd parkeercluster in het openbaar gebied. Langs de wegen zijn de bestaande houtwallen gehandhaafd. De houtwallen, langs de Valtherzandweg, liggen op de overgang van dit woongebied en Aireydorp-fase 3.

Er is o.a. een grote eenheid in materiaalgebruik (donkerrood-paarse bakstenen), kapvorm (voornamelijk lessenaarsdak) en detaillering. Ook de aangrenzende rijwoningen van fase 3, het blokje van 3 woningen ten zuiden van de Valtherzandweg en de rijwoningen langs de Warmeerweg, hebben een lessenaarsdak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0029.png"

Figuur 5.3: Luchtfoto, Valtherbosrand-oost, bebouwingsclusters in groene openbare ruimte en woningen ten noorden van Valtherzandweg met bomenrij, verdiept parkeren, lessenaardak.

Trianthabuurt:

De Trianthabuurt ligt op de plek van de voormalige Trianthaschool. Het gebied is verkaveld met vrijstaande en dubbele woningen. De kavels zijn deels vrij uitgegeven en deels gebouwd via een projectontwikkelaar. Het gehele gebied is ontsloten door nieuw aangelegde wegen, aan de westzijde door de R. Schuilingstraat, de noordzijde door de doorgetrokken Valtherzandweg en aan de zuidzijde door de Mr. C.L. Kniphorststraat. Aan de oostzijde ligt een nieuwe weg, de Vierde laan (E.van Drielststraat), de verbinding met Aireydorp-oost.
Ook in deze buurt is veel aandacht besteed aan de relatie bebouwing-openbare ruimte. Dit komt tot o.a. tot uitdrukking in de verkavelingsrichting, tweezijdig georiënteerde hoekoplossingen en behoud groenzone met bestaande bomen. De groenzone vormt de verbinding met het Valtherbos en eindigt in een klein pleintje midden in de buurt.
Er is variatie in woningtype, maar de woningen hebben door de oriëntatie, kapvorm en kaprichting en kleur- en materiaalgebruik veel samenhang. De 2/1 kapwoningen aan de noordelijke rand hebben eenzelfde verspringend lessenaarsdak als de 2/1 kapwoningen in de Kniphorststraat en de Pothoffstraat, zie figuur 5.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0030.png"

Figuur 5.4: Trianthabuurt, behoud groenzone, verbinding bos en verspringende lessenaarskap.

Aireydorp-oost:

Dit gebied vormt de oostrand van Emmermeer en is nog in aanbouw. Het bestaat uit vrij uit te geven kavels. In de oostwest-richting komen 2/1 kappers, in de noord-zuid rand, grenzend aan de begraafplaats, komen hoofdzakelijk vrijstaande woningen, figuur 5.5. Op de locatie waren vroeger volkstuinen, daarna lag het braak. Door herstructurering met ook vrijstaande woningen wordt een aantrekkelijke oost rand van Emmermeer-noord en specifiek Aireydorp gerealiseerd.
De woningen langs de oostrand zijn met de voorzijde gericht op het bos en de begraafplaats. Voor de woningen langs loopt de nieuwe weg, de Vierde laan (doortrekking E.van Drielststraat).
Ook in deze buurt is veel aandacht besteed aan de samenhang in de woningen. Er is samenhang in oriëntatie en situering woning, kapvorm (lessenaarsdak en variaties hierop) en kaprichting en materiaal- en kleurgebruik. De verschillen tussen de woningen ontstaan vooral door de meer individuele invulling door particuliere bouw. Het kleurgebruik is een sobere rood/bruin/paarse baksteen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0031.png"
Figuur 5.5: stedenbouwkundig plan Aireydorp -oost.

Stedenbouwkundig plan Aireydorp 2005 (gerealiseerd fase 2, fase 3 is onderdeel):

Aireydorp wordt begrensd door aan de noordzijde de Valtherzandweg, westzijde de Warmeerweg, oostzijde de Schuilingstraat en zuidzijde de Tiesingstraat. Fase 2 is gerealiseerd. Fase 3 is de afronding van het herstructureringsproject.
In het stedenbouwkundige plan Aireydorp, zoals opgesteld in het totaalplan van 2005, is meer samenhang gebracht in de stedenbouwkundige, - en verkeer- en groenstructuur dan in de oorspronkelijke situatie, figuur 5.6. Verbindingen tussen de verschillende openbare ruimten (wegen en groen) en zichtlijnen zijn verbeterd en versterkt, zowel in de buurt als naar de omgeving (andere buurten en het Valtherbos). Enkele oost-west wegen (o.a. Pothoffstraat) zijn doorgetrokken en verbonden met de noord-zuidlaan de Warmeerweg en de buurtweg Schuilingstraat. Ook is een extra verbindingspad (voet- en fietspad met groenstrook) gemaakt tussen het Gratamaplein en de Valtherzandweg en doorlopend naar het Valtherbos.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0032.png"

Figuur 5.6: Stedenbouwkundigplan Aireydorp (d.d. 05-10-2005).

Het midden in de buurt gelegen Gratamaplein is meer als centrum van de buurt ontworpen. Dit is bereikt door meer openheid, wegen met bebouwing langs de randen van het plein en de verbeterde verbindingen. Hierdoor is het Gratamaplein nu het centrale hart van Aireydorp, begrensd door voorkanten van verschillende type woningen. Het woningbouwprogramma is gevarieerd, met zowel hoge en lage rijwoningen, patiowoningen en 2/1 kapwoningen. De variatie in woningtypes is duidelijk zichtbaar in Aireydorp. Elke woonstraat heeft een "eigen" type woning, mede gerelateerd aan de functie en het karakter van de straat/laan. Hierdoor ontstaat variatie in de buurt, maar een grote samenhang langs en in een woonstraat.
De Warmeerweg is een belangrijke noordzuidlaan in Emmermeer. Langs deze weg staan de hoge, vrij robuuste rijwoningen met lessenaarsdak, met de hoge gevel (ca 10 m) aan de straatzijde. Juist deze hoge, vrij stedelijke woningen geven een goede begrenzing aan en begeleiding van de laan met de brede groenstrook en grote bomen. De woningen hebben een smalle voortuin, begrensd door een haag. Er wordt geparkeerd in een langsparkeerstrook naast de weg en niet bij de woning. Tussen de parkeerstrook en de voortuin/voetpad ligt een groenstrook met bomenrij.
De buurtweg Schuilingstraat heeft een smaller profiel. Langs deze weg staan de lagere rijwoningen, met 1 laag met dakopbouw tegenover de lage, gehandhaafde, 2/1 kapwoningen aan de overzijde van de straat. Het lessenaarsdak van de dakopbouw vormt met de naastgelegen woning een vlinderdak. De woningen zijn trapsgewijs georienteerd op de weg. De voortuin wordt begrensd door een lage tuinmuur.
Er wordt geparkeerd op een langsparkeerstrook in de straat en niet bij de woning.
In het noordelijke deel gaat fase 2 over in fase 3: het laatste deel, voor ca 8 woningen, ontbreekt nog en ligt in fase 3. Dit deel ligt tegenover de nieuwe hoge woningen met lessenaarskap in de Trianthabuurt en vormt de overgang van de lage vlinderwoningen van fase 2 naar de hogere rijwoningen ten noorden van de Valterzandweg (Valtherbosrand-oost).
De Valtherzandweg is een oost-westverbinding in Emmermeer-noord. Kenmerkend is de bomenrij aan de noordzijde en de houtwal met grote bomen aan de zuidzijde van de weg fig 5.7. De houtwal is gehandhaafd. Er is 1 blokje van 3 rijwoningen gerealiseerd. De rest van de strook valt binnen fase 3, en zal ook bestaan uit rijwoningen. Het is, evenals langs de Warmeerweg, een hoge rijwoning, met lessenaarsdak, met de hoge gevel (ca 10 m) aan de voorzijde. De woningen hebben minder kleuraccent (wit) als langs de Warmeerstraat en hierdoor qua kleurgebruik een meer donkere en beter bij een houtwal passende uitstraling. De detaillering met erkers/uitstekende ramen is kenmerkend, figuur 5.7 en 5.10.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0033.png"

Figuur 5.7: Houtwal langs Valtherzandweg, hoek Warmeerweg

De ondiepe voortuin wordt begrensd door een haag. Tussen de houtwal en de haag ligt een voetpad. Er wordt geparkeerd op de langsparkeerstrook in de woonstraat en niet bij de woning. De houtwal wordt alleen doorstoken met een verbinding naar het voetpad. Verder blijft de houtwal intact, figuur 5.7. De Pothoffstraat en de Kniphorststraat vormen de oostwest-wegen in de buurt. Langs beide straten zijn de 2/1 kapwoningen gesitueerd. De Kniphorststraat is een binnenstraat met aan beide zijden woningen (na realisering van fase 3) en de Pothoffstraat grenst aan het Gratamaplein.
De Kniphorststraat krijgt aan beide zijden woningen, de hele zuidzijde is reeds gerealiseerd, figuur 5.8. Aan de noordzijde zijn 2 woningen gerealiseerd, de rest van de noordzijde ligt in fase 3. Dezelfde structuur wordt doorgezet. Aan het begin van de straat vanaf de Warmeerweg staan 2 vrijstaande woningen, de rest zijn 2/1 kappers. De eindwoningen die grenzen aan de woning in de Warmeerweg en Schuilingstraat springen naar voren en hebben geen voortuin. De voorkant van de woning staat in 1 lijn met de zijerfgrens van de hoekwoningen. De woningen hebben een verspringend lessenaarsdak. Het hoogste punt van de nok grenst aan de straatzijde, met een nokhoogte van ca. 11 m aan de voorzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0034.png"

Figuur 5.8: straatprofiel Kniphorstraat met 2/1 kapwoningen, zicht naar westen

Hierdoor hebben de woningen aan de zuidzijde van de straat de lange dakhelling op het zuiden en de woningen aan de noordzijde van de straat de lange dakhelling op het noorden (deel in fase 3). De voortuin en soms de zijtuin wordt begrensd met een lage, gemetselde tuinmuur. Tussen de voortuin en de weg ligt een open groenzone met aan de zuidzijde van de weg een voetpad en aan de noordzijde een langsparkeerstrook tussen de inritten. Er wordt op eigen erf geparkeerd en op de langsparkeerstrook. De inritten gaan door het groen en zijn per 2 woningen samengevoegd. De 2/1 kapwoningen en de paar vrijstaande woningen zijn de enige woningen die parkeren op eigen erf.

Het Gratemaplein wordt begrensd door 3 woonstraten en heeft hierdoor 3 verschillende bebouwingsranden. Noordzijde (Pothoffstraat) de 2/1 kappers, westzijde (Roessinghstraat) de lage patiowoningen en de oostzijde (Bergsmastraat) de rijwoningen met golvend dak (samengesteld vlinderdak). Alle woningen zijn met de voorzijde op het plein gericht. De opzet en het uiterlijk van de 2/1 kappers en het straatprofiel zijn hetzelfde als in de Kniphorststraat. Langs de westzijde staan de patiowoningen. Ze zijn met elkaar verbonden en max. 4 m hoog. Er wordt geparkeerd tussen de woning en de straat. Hierdoor wordt de zijde van het park vrijgehouden van parkeren. Aan de oostzijde liggen rijwoningen, deels 1 laag met dakopbouw. Vanaf de straatzijde heeft de hele 1e verdieping een lessenaarsdak die met de naastgelegen woning verbonden is. Hierdoor ontstaat een 'golvende' dakvorm. Tussen de weg en het park is een langsparkeerstrook. Enkele hoekwoningen parkeren op eigen erf.

Tussen de Valtherzandweg, de Kniphorstweg en de Pothoffstraat is een verbindingspad met smalle groenstrook toegevoegd. Dit is de voet- en fietsverbinding van het Gratamaplein met het Valtherbos. De zijkanten van de woningen grenzen aan de groenzone. De zijerfgrenzen liggen in het verlengde van de woning en zijn voor alle woningen (dus ook de rijwoningen) éénvormig vormgegeven door een tuinmuur. Hiermee wordt het pad eenduidig begeleid en begrensd en is de overgang openbaar-privé duidelijk vormgegeven.

Een deel van de woningen langs het verbindingspad ontbreekt nog, deze woningen behoren tot fase 3. Voor deze woningen gelden dezelfde uitgangspunten qua erfafscheiding en hoekoplossing als de andere woningen langs het pad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0035.png"

Figuur 5.9: Hoeksituatie Kniphorstraat - R. Schuilingstraat.

In afwijking van het totaalplan Aireydorp uit 2005 zal de trafo naast het verbindingspad gehandhaafd blijven. Hierdoor wordt 1 woning minder gerealiseerd en wordt in fase 3 de groenzone langs het verbindingspad iets verbreed.
Hoewel de woningen qua type en hoogte varieren, zijn de woningen in beeld sterk verwant. De gevels bestaan uit een rood genuanceerde baksteen eventueel met (wit) stucwerk. Erkers vormen een regelmatig thema, evenals een luifel t.p.v. de 1e verdiepingsvloer. Ook de daken, met forse overstekken met schuine dakvlakken (lessenaarsdak of verspringend lessenaarsdak), ondersteunen de samenhang nadrukkelijk. De erfgrenzen worden bepaald door muurtjes of hagen en pergola's die met elkaar verbonden zijn. Alle erfgrenzen die grenzen aan het openbare gebied zijn vormgegeven door een in hoogte variërende tuinmuur.
In Aireydorp is veel aandacht besteed aan hoeksituaties (eindwoningen) die grenzen aan het openbaar gebied. zie 5.9. De zijkant van de woning is vaak de grens van de kavel. In die situatie grenst de woning direct aan het openbare gebied. De zijerfgrens ligt hiermee in het verlengde van de woning (met of zonder erker). De zijerfgrens is mee-ontworpen in de stijl van de woning. En is verbonden met voorzijde van de volgende woning (al of niet met achterpad ertussen). De eindwoningen hebben geen blinde gevels, maar een twee-zijdige oriëntatie.

5.3 Stedenbouwkundigplan Aireydorp Fase 3

In het plangebied Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 worden 30 woningen gerealiseerd. Waarbij woningen gebouwd worden aan de Valtherzandweg, R. Schuilingstraat, Mr. C.L. Kniphorststraat. Voor de nog te bouwen woningen wordt geen beeldkwaliteitsplan opgesteld. Wel worden eisen aan de bebouwing en de overgang naar de openbare ruimte gesteld, deze zijn als volgt bepaald:

  • De woningen moeten een ensemble vormen met de reeds eerder geherstructureerde delen van de wijk en onderdeel vormen van de bestaande structuur van Emmermeer;
  • Voor de bouw van woningen en erfafscheidingen in fase 3 gelden dezelfde uitgangspunten als vergelijkbare woningen (type) zoals gerealiseerd in fase 2;
  • De woningen geven uitdrukking aan hun specifieke programma, de verschillen in woningtypologieën zijn een middel om vorm te geven aan de rijkdom van de buurt;
  • Bestaande hoogteverschillen in het terrein zoveel mogelijk handhaven en integreren in het ontwerp;
  • Alle erfafscheidingen die grenzen aan het openbare gebied worden meeontworpen. De overgang wordt gemarkeerd door middel van heg, muur of pergola. Deze afscheidingen zijn onderdeel van de architectuur van de woningen en vormen de verbinding tussen woningen. Zijerfafscheidingen vormen altijd een gebouwde oplossing. Aan de voorzijde is een lage muur of groene oplossing. De woningen worden op de erfafscheidingen met elkaar verbonden. Soort afscheiding en wijze van aansluiting aanpassen bij al gemaakte keuze in de gebouwde randen;
  • Hoeken hebben twee-zijdige oriëntatie, geen garages, bergingen etc. op de hoeken;
  • Erkers vormen een regelmatig thema, alsmede een luifel. Ook de daken, met forse overstekken bij schuine dakvlakken, ondersteunen de samenhang. Er is een grote terughoudendheid in ad-hoc middelen en oplossingen;
  • De massa-opbouw, kapvorm, architectuurstijl, materialen kleuren etc van de woningen passen bij het reeds uitgevoerde deel van Aireydorp fase 2, de aanzet is al gegeven door de gebouwde woningen. Dit betekent per rand een aansluiting bij de woningen in de directe omgeving;
  • De daken worden vormgegeven door een bitumendak ;
  • Alle andere gebouwen en bouwwerken worden mee-ontworpen en vormen onderdeel van de architectuur van de woning. Dit zijn bv aan- en bijgebouwen, vrijstaande bergingen, carports, pergola's, etc.;
  • Alle gebouwde elementen bestaan uit rood genuanceerde baksteen. Accenten eventueel in (wit) stucwerk. Voor de baksteen en (stucwerk)accenten geldt: zelfde materiaal en kleur als woningtype waar bij aangesloten wordt vanuit fase 2;
  • Bij aanvragen voor latere uitbreidingen aan de woningen dient gebruik te worden gemaakt van de voorbeelden die bij verkoop als uitbreidingsoptie worden aangeboden. Dit is noodzakelijk om het ensemble van het plan ook voor de langere termijn te behouden.

In het ontwerp van Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 wordt gebruik gemaakt van bestaande structuren afkomstig van oude structuren en nieuwe welke deels al door de voorafgaande herstructureringen van de wijk zijn gerealiseerd. Wegen en groenstructuren worden voor het plan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 niet verlegd of verwijderd. Dit betekent dat fase 3 de afronding is van het totaalplan Aireydorp. Aireydorp fase 3 gaat op dezelfde wijze door in dezelfde structuur waar Aireydorp fase 2 gestopt is. In paragraaf 5.2 zijn deze verschillende straatbeelden met bijbehorende woningtypes besproken.
Ten aanzien van parkeren is het uitgangspunt dat binnen het plangebied de parkeerdruk als gevolg van de nieuwe woningen in het plangebied worden opgevangen. Voor het parkeren in het plangebied wordt een parkeenorm van 1,7 voor de aaneengesloten woningen en 1.9 voor de overige woningen gehanteerd waarbij alleen voor de twee onder een kap woningen geldt dat minimaal 1 auto op eigen terrein wordt geparkeerd. Bij de andere woningen (rijwoningen Valtherzandweg en Schuilingstraat) wordt geparkeerd op de langsparkeerstroken naast de weg.

Per woonstraat is een gedetailleerdere beschrijving van de vormgeving/hoogte van het woningtype en de erfafscheidingen gegeven.

  1. 1. Valtherzandweg

Aan de noordzijde, langs de Valtherzandweg, worden rijwoningen gerealiseerd, in de vorm van twee blokken van 7 aaneengesloten woningen. De woningen sluiten aan op de al het gerealiseerde woningen (3) en het verbindingspad, (de voetganger- en fietsroute tussen Mr. C.L.Kniphorststraat en Valtherzandweg), zie figuur 5.10.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0036.png"Figuur 5.10: reeds gerealiseerde woningen en verbindingspad

Alle woningen staan met de voorgevel in de gevellijn. De woningen hebben een voortuin van ca .2 meter. Het voorerf van alle woningen wordt vormgegeven door een haag. Aan de achterzijde, langs het achterpad, worden bergingen gerealiseerd. Tussen de bergingen komt als erfafscheiding een treillage.
De te realiseren woningen mogen bestaan uit maximaal drie bouwlagen met een lessenaarsdak van 10 graden waarbij de maximum bouwhoogte aan de voorzijde 11 meter zal bedragen en aan de achterzijde 9 meter en met dezelfde detaillering als de reeds drie naastgelegen gerealiseerde woningen.
De eindwoning, naast het verbindingspad, heeft als erfafscheiding in het verlengde van de woning een gemetselde tuinmuur/ pergola van ca. 2. 90 meter hoog. Hetzelfde als de gerealiseerde eindwoning aan de andere zijde van het pad. De tuinmuur wordt doorgezet aan de achterzijde, waar de achtertuin grenst aan de trafo en de groenzone. De eindwoning heeft een twee-zijdige oriëntatie, zie figuur 5.10. Het is mogelijk dat de rijwoningen lager worden uitgevoerd. De woningen zullen dan bestaan uit 2,5 bouwlagen met een lessenaarsdak, waarbij de maximum bouwhoogte aan de voorzijde 8 meter zal bedragen en aan de achterzijde 6 meter. De gevelindeling is hetzelfde, maar de ramen steken niet naar voren. De voorgevel van de oostelijke eindwoning grenst aan de tuinmuur van de eindwoning van de Schuilingstraat. Voor de hoeken Valtherzandweg-Verbindingspad en Kniphorststraat-Verbindingspad, geldt dat de zijgevel van de eindwoning en erfafscheiding in samenhang ontworpen zijn.

De houtwal, figuur 5.7, aan de zuidzijde van de Valtherzandweg gelegen voor de woningen is zodanig in het plan geïntegreerd dat deze volledig in stand blijft en indien nodig wordt versterkt. De houtwal mag niet doorsneden worden door op/inritten tbv auto's. Er komen alleen enkele doorsteken voor de verbinding naar het voetpad. Hiermee is na realisatie van de woningen de wijk direct aangekleed met volwaardig groen. Verder wordt de houtwal niet doorsneden met paden. Langs de Valtherzandweg , ten noorden van de houtwal, wordt een langsparkeerstrook gerealiseerd.

  1. 2. R. Schuilingstraat,

Aan de Schuilingstraat worden 8 woningen gerealiseerd. Fase 3 is de overgang van de lage vlinderwoningen in fase 2 naar de hoge rijwoningen in het plan ten noorden van de Valtherzandweg, het plan Valterbosrand- oost. De overzijde van de Schuilingstraat is met betrekking tot fase 2 en 3 ook verschillend: tegenover de vlinderwoningen in fase 2 liggen lage 2/1 kapwoningen en tegenover de strook in fase 3 liggen de hoge woningen met lessenaarskap van de Trianthabuurt. Mede hierom is voor fase 3 gekozen voor 2x4 rijwoningen, die passen qua stijl en situering en hoogte bij de rijwoningen aan de noordzijde van fase 3 langs de Valtherzandweg, de hoge woningen van de Trianthabuurt en de rijwoningen in de Valtherbosrand-oost.

De overgang wordt versterkt door de situering van de woningen en de aanwezigheid van een brede openbare ruimte tussen de voortuinen en de woonstraat. De rijwoningen verspringen niet, de voorgevels liggen ongeveer in 1 lijn met de voorgevels van de woningen ten noorden van de Valtherzandweg. Het voetpad loopt voor de ondiepe voortuin langs, loopt door de houtwal en sluit ongeveer aan op het voetpad ten noorden vd Valtherzandweg.

Door deze situering van de woningen wordt de openbare ruimte tussen het pad en de woonstraat naar het noorden toe breder en sluit hiermee aan op de groenzone voor de woningen in Valhterbosrand-oost, die een verbinding vormt naar het bos. Door de open inrichting is de relatie met het bos duidelijk zichtbaar. De rijwoningen zijn qua uiterlijk hetzelfde als het lage type langs de Valtherzandweg en staan ook met de voorgevel in de gevellijn. De voortuin is ca. 2 m diep.

De woningen bestaan uit 2.5 bouwlagen met een lessenaarsdak, waarbij de maximum bouwhoogte aan de voorzijde 8 meter zal bedragen en aan de achterzijde 6 meter. De eindwoningen aan de Tiesingstraat, de Pothoffstraat, de Kniphorststraat en de Valtherzandweg hebben tuinmuren/pergola's van ca. 2.9 m hoog.

Voor de hoeken Schuilingstraat-Valtherzandweg en Schuilingstraat-Kniphorststraat, geldt dat de zijgevel van de eindwoning en erfafscheiding in samenhang ontwerpen zijn met de voorgevel van de woning in de woonstraat. De eindwoning van de rijwoningen springt iets terug ten opzichte van de erfgrens (hetzelfde principe als de aansluiting Warmeerstraat-Valtherzandweg). De hoekwoningen hebben hierdoor een kleine zijtuin naast de woning. Hierbij vormt de pergola/tuinmuur de zijerfgrens en sluit ter hoogte van de achtergevel aan op de woning. De hoekwoningen hebben een twee-zijdige oriëntatie, wat geen garages, bergingen en blinde gevels etc op hoeken inhoudt.

De voortuinen van de rijwoningen en de zijtuin naast de kopgevel worden begrensd door een eenvormige haag, op dezelfde wijze als voor dezelfde rijwoningen langs de Valtherzandweg. De haag sluit aan op de tuinmuur/pergola. Tussen de 2 blokken van 4 woningen loopt een pad naar de achtertuinen toe. Voor een goede afscherming wordt de ruimte tussen de voorgevel van de hoekwoning en het pad vormgegeven door een pergola/muur van ongeveer 2.9 m hoogte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0037.png"
Figuur 5.11: Voorbeeld ingesprongen hoekoplossing en meeontworpen erfafscheiding.

Het parkeren wordt opgelost in de aan te leggen langsparkeerstrook in de woonstraat (Schuilingstraat) en naast de zijgevel in de zijstraat. Bestaande bomen blijven gehandhaafd. Geen inritten door de groenstrook, waardoor parkeren op eigen erf niet mogelijk is.

Mr. C.L. Kniphorststraat

Aan de Kniphorststraat komen 8 twee-onder een kap woningen, bestaande uit 4 blokjes met elk 2 woningen. Hier gaat fase 2 over in fase 3. De woningen zijn qua vormgeving en uiterlijk hetzelfde als de al gerealiseerde twee-onder-één kapwoningen aan de zuidzijde en de 2 vrijstaande woningen aan de noordzijde van de Kniphorststraat. De in de straat aangelegde groenstrook wordt begrensd door de voorkanten van de gerealiseerde 2/1 kapwoningen van fase 2 en bij de aansluiting op de R.Schuilingstraat door de kopgevel en tuinmuur van de rijtjeswoningen aan de R.Schuilingstraat.

Tussen fase 2 en 3 ligt het doorlopende verbindingspad (voet- en fietspad) met groenzone, de verbinding tussen de Valtherzandweg- Kniphorststraat en Gratamaplein, zie foto 5.12.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0038.png"

Figuur 5.12: Verbindingspad

De verbindingsstrook wordt begrensd door de eenduidig ontworpen kopgevels en tuinmuren van de gerealiseerde woningen aan de Valtherzandweg en Kniphorststraat.
De trafo blijft gehandhaafd. Hierdoor is ten zuiden van de trafo de groenzone naast het verbindingspad verbreed.
Naast de westelijke eindwoning is de oprit naar de garage achter in de tuin. In het verlengde van de zijgevel van de garage, tussen de verbrede groenzone naast het verbindingspad en de oprit wordt als erfafscheiding een tuinmuur/ pergola gemetseld, van ca. 2. 90 meter hoog, met dezelfde steen als de woning. Deze tuinmuur gaat voor de voorgevel over in een lage gemetselde tuinmuur.
De woningen zijn voorzien van een verspringend lessenaarsdak, met een dakhelling van 10 graden. Het hoogste punt ligt aan de voorzijde van de woning.
De bouwhoogte van het hoogste lessenaar is aan de voorzijde van de woning is ca. 11 meter en de goothoogte aan de achterzijde 9. De bouwhoogte van het 2e lessenaar is qua goothoogtes respectievelijk ca. 8m en 7,5m (goot voorgevel) boven maaiveld, figuur 5.13. Op het achtererf is voorzien in een berging/ garage. Tussen de bergingen, grenzend aan het achterpad, komt een treillage. De 3 westelijke blokjes (6 woningen) hebben een voortuin van ca 5m. De voortuinen worden begrensd met een gemetselde tuinmuur in dezelfde kleur steen als de woning. Het meest oostelijke blokje met 2 woningen heeft geen voortuin. De voorgevel van deze eindwoning ligt in 1 lijn met de tuinmuur van de eindwoning van de Schuilingstraat. Alle woningen worden in de gevellijn gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2012023-0702_0039.png"

Figuur 5.13: Straatprofiel Kniphorststraat, versprongen lessenaarsdak, met meeontworpen tuinmuur .

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om in plaats van de tweeondereenkap woningen die gerealiseerd worden op de gronden bestemd als Wonen -1 aaneengesloten woningen te bouwen in de vorm van 1 blok met 8 rijwoningen. Om het parkeren voor de rijwoningen op te lossen (meer woningen, minder op eigen erf) wordt realisatie van een parkeerterrein mogelijk gemaakt. Hierdoor wordt de groenzone naast het verbindingspad vergroot waardoor hier ca 7 parkeerplaatsen toegevoegd kunnen worden. Tussen de parkeerplaatsen en het pad wordt in het verlengde van de tuinmuur van de eindwoning aan de Valtherzandweg een lage gemetselde tuinmuur geplaatst.

Het parkeren bij de 2/1 kapper wordt opgelost door middel van een lang oprit met ruimte voor 2 auto's (voor de garage) op eigen erf en bezoekersparkeren op straat. De inritten van de woningen in de woonstraat liggen tegen over elkaar. Tussen de inritten wordt voor elke 2/1 kapper 2 langs geparkeerde auto's in langsparkeervakken gerealiseerd.

Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 is een ontwikkelingsplan en maakt de herstructuering van Aireydorp fase 3 mogelijk. Het plan biedt het kader voor de 30 te bouwen woningen.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008" van het ministerie van VROM.
Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.

6.2 Toelichting Op De Verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

6.3 Toelichting Op De Regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplan met 17 artikelen.

Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld.

Bouwregels

In de meeste bestemmingen zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee worden gereguleerd. Daarnaast dienen de voorgevels van de woningen in de 'gevellijn' worden opgericht en wordt met de bouwregels de maximale bouw- en/of goothoogte geregeld.

Flexibiliteit

Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • Afwijken van de bouwregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning
Met de nadere eisenkunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.
Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een ontheffing en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:
1. Woonsituatie:
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op:
i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
iv. het uitzicht;
v. de aanwezigheid van voldoende privacy.
2. Straat- en bebouwingsbeeld:
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);
ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
iii. gevelbeelden;
iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
v. de hoogtedifferentiatie;
vi. de situering van gebouwen op het perceel;
vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt.
3. Culthuurhistorie
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;
4. Verkeersveiligheid
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:
i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;
iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.
5. Sociale veiligheid
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:
i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
i. aanwezigheid van kwetsbare objecten;
ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
7. Milieusituatie:
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:
i. de mate van hinder voor de omliggende functies;
ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;
iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.

Figuur 5.1: Beoordelingscriteria afwijkingen en nader eisen

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. Deze wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

6.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

6.3.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.

6.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

6.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 12 Algemene bouwregels

In artikel 12 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.
Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor het 10 % vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte, het bouwen van bijgebouwen in de voorgevel van het hoofdgebouw, het bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn en het bouwen met een minder steile dakhelling. Daarnaast kan afgeweken worden van het bestemmingsplan om op medische indicatie te bouwen op- of achter de gevellijn en specifiek voor het oprichten van 30m² bebouwing voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten voor alle woningen.
De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is geregeld in de Wro.

6.3.4 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 15 Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

Artikel 16 Slotregel

In de Slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 ".

6.4 Handhaving

In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan eigentijdser en zowel voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden.
Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld voor bestemmingsplannen. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Hierbij maakt de gemeente Emmen gebruik van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, daadwerkelijk wordt aangepakt. Voor wat betreft bestemmingsplannen wordt opgetreden in situaties met een uitstralend effect, een groot risico, of met belangrijke planologische consequenties. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld illegaal bouwen, bouwen bouten bouwvlak, bouwen of in gebruik hebben van een gebouw in strijd met de bestemming.
De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Betrokkenheid

7.1 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen

7.1.1 Overleg

Het concept- ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende wettelijke overlegpartners.
De ontvangen adviezen en reacties zijn gebundeld in de Nota van Beantwoording behorende bij het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3.
In deze nota is tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.
Voor de inhoud van de overlegreacties en het standpunt van het college wordt verwezen naar voornoemde nota. De Nota van Beantwoording maakt deel uit van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3

7.1.2 Inloopbijeenkomst

Om omwonenden en geïnteresseerden te informeren over de voorgenomen ontwikkelingen, is op donderdag 1 november , in Meerstede, Nijkamperweg 73, een inloopbijeenkomst gehouden. Tijdens deze bijeenkomst konden geïnteresseerden kennisnemen van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 en eventueel op het plan reageren. Diverse geïnteresseerden hebben het bestemmingsplan bekeken, geen van allen hebben een mondelinge of schriftelijke reactie gegeven.

7.2 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan

Met behulp van ingezonden inspraak- en overlegreacties is een ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Dit ontwerpbestemmingsplan heeft vervolgens vanaf 5 december 2012 gedurende 6 weken ter inzage gelegen.
Tegen het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 zijn geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.
Het voorliggende bestemmingsplanEmmen, Emmermeer Aireydorp fase 3 betreft een herstructurering van een woongebied.
Voor de uitvoerbaarheid van de herontwikkeling van dit plangebied is door de gemeenteraad op 24 februari 2005 een krediet toegekend. Dekking hiervoor is gevonden in de opbrengsten uit aan- en verkoop van (bouw)grond, een bijdrage uit het Fonds Rioleringen, een bijdrage uit de Reserve Stedelijke Vernieuwing en een bijdrage van Lefier en voor het overige is een Rijksbijdrage toegekend. Alle kosten en opbrengsten t.b.v. fase 1 en 2 zijn gerealiseerd. De nog te maken kosten kunnen worden gedekt van uit grondexploitatie 7054 Aireydorp. Naar verwachting zal t.z.t. deze grondexploitatie met een positief saldo worden afgesloten. De herziene exploitatieopzet per 1-1-2013 is te vinden de de Meerjaren Programma Grondexploitatie 2013. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd

Bijlage 1 Nota Van Toelichting

Bijlage 1 Nota van toelichting

Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 2 Archeologisch onderzoek

Bijlage 3 Archeologie Vervolg

Bijlage 3 Archeologie vervolg

Bijlage 4 Flora-en Fauna Onderzoek

Bijlage 4 Flora-en fauna onderzoek

Bijlage 5 Externe Veilligheid

Bijlage 5 Externe veilligheid

Bijlage 6 Rapport Externe Veiligheid

Bijlage 6 Rapport externe veiligheid

Bijlage 7 Bodemonderzoek

Bijlage 7 Bodemonderzoek

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 8 Akoestisch onderzoek

Bijlage 9 Analayse Landschap En Groen

Bijlage 9 Analayse Landschap en Groen