Emmer-Compascuum, plan tot gedeeltelijke wijziging voor aanleg Runde
Wijzigingsplan - gemeente Emmen
Vastgesteld op 08-01-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Emmer-Compascuum, plan tot gedeeltelijke wijziging voor aanleg Runde van de gemeente Emmen;
1.2 wijzigingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML- bestand NL.IMRO.0114.2012024-0701 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 bebouwing:
één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.4 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.5 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.6 bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden,daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.7 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.8 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.9 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.10 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.11 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.12 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.13 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.14 groenvoorziening:
een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;
1.15 straat- en bebouwingsbeeld
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:
de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;
2.2 de bebouwing op de verbeelding:
de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;
2.3 de bebouwingspercentage:
een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.8 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 het peil:
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd - 2
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport;
- b. recreatie;
- c. verkeer.
met bijbehorende:
- d. andere bouwwerken;
- e. sport- en speelgelegenheden;
- f. fiets- en voetpaden;
- g. toegangswegen in- en uitritten;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. kunstwerken en waterwerken;
- k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden voor kamperen of andere vormen van nachtverblijf en wonen;
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Overgangsrecht
4.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 5 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan Emmer-Compascuum, plan tot gedeeltelijke wijziging voor aanleg Runde.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het wijzigingsplan Emmer-Compascuum, plan tot gedeeltelijke wijziging voor aanleg Runde is de tweede wijzigingsplan op het bestemmingsplan Emmer-Compascuum. In het kader van de ontwikkeling van de Runde tot een groen en recreatieve veenrivier, wordt het gedeelte ten zuiden van en onder de weg Westerdiep en Runde te Emmer-Comopascuum.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt ten westen van en aansluitend aan de kern Emmer-Compascuum. Het wordt globaal begrensd door het sportpark in het zuiden, het bedrijventerrein in het westen, de straat Westerdiep in het noorden en de kern in het oosten (zie figuur).
Figuur 1-1: De ligging van het plangebied Emmer-Compascuum, plan tot gedeeltelijke wijziging voor aanleg Rundein de gemeente Emmen.
Figuur 1-2: Indicatie begrenzing plangebied.
1.3 Huidige Planologische Regelingen
Het plan Emmer-Compascuum, plan tot gedeeltelijke wijziging voor aanleg Runde vormt een wijziging van het bestemmingsplan Emmer-Compascuum (plannummer 09.036).Dit plan voorziet in een gebied dat is aangewezen als "wro-wijzigingszone". Binnen deze zone is het mogelijk om de bestemming te wijzigen in de bestemming "Gemengd 2". Binnen deze gemengde bestemming is een combinatie van water, recreatie en sport. Het voorliggende wijzigingsplan voorziet in de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zoals deze is opgenomen in artikel 45.2 van het bestemmingsplan "Emmer-Compascuum".
De afweging om al dan niet medewerking te verlenen aan de wijziging dient op basis van artikel 45.2 getoetst te worden op:
- woonsituatie, gebruiksmogelijkheden van andere bestemmingen
- cultuurhistorie straat- en bebouwingsbeeld, sociale veiligheid
- verkeersveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie
1.4 Overzicht Verricht Onderzoek
Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Emmer-Compascuum, plan tot gedeeltelijke wijziging voor aanleg Runde zijn diverse onderzoeken verricht. In deze paragraaf worden ze kort benoemd. De conclusies uit de onderzoeken zijn verwerkt in de toelichting.
- Archeologisch historisch onderzoek,
- Bodemonderzoek
- Natuurtoets
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Gemeentelijk Beleid
2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef
De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is op 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld door de Raad op 24 september 2010. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald, deze zijn als volgt:
Landschap:
Versterken van het landschap door in te zetten op bebossing van de Hondsrug, het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik van de essen te vergroten.
Voorzieningen:
Inzet op versterking van de centrumfunctie van Emmen en behoud bestaande ruimtelijke structuur niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke wijzigingsmomenten inzetten op versterking van de kwaliteit en efficiënte bundeling.
2.1.2 Ruimtelijke waardenkaart
In het kader van het Uitvoeringsprogramma Structuurvisie is een Ruimtelijke Waardenkaart ontwikkeld. Deze RWK is op 29 september 2011 door de Raad vastgesteld. De ruimtelijke waardenkaart kent drie onderdelen:
- I. In beeld brengen ontwikkelingsgeschiedenis
- II. Vastleggen van de kenmerken, kwaliteiten en knelpunten van het huidige landschap
- III. Aanreiken van handvatten ten aanzien van hoe met deze waarden om te gaan.
De volgende ruimtelijke aspecten uit de Ruimtelijke Waardenkaart zijn van toepassing op Emmer-Compascuum;
- Monumentale kanaal- & laanbeplanting. Hieronder vallen het Oosterdiep, het Stads Compascuumkanaal en Runde NZ en ZZ.
- het beekdal. Het beekdal van de Runde loopt ten westen van het dorp
Eén van de belangrijke visuele aspecten genoemd in de Ruimtelijke Waardenkaart die van toepassing is op Emmer-Compascuum is de aanwezigheid van essentiële zichtlijnen. Het gebied ten zuidoosten van Emmer-Compascuum kent een dergelijke essentiële zichtlijn.
Vervolgens wordt in de Ruimtelijke Waardenkaart aangegeven waar het accent zou moeten liggen op behoud, waar op versterking en waar op de ontwikkeling van nieuwe waarden.
Onder het kopje 'Behouden' zijn de volgende elementen voor Emmer-Compascuum van belang:
- Stelsel van kanalen en wijken
- Robuuste, krachtig omzoomde ruimten
- Essentiële zichtlijnen, waaronder het zicht op de steilrand
Onder het kopje 'Versterken' zijn de volgende elementen voor Emmer-Compascuum van belang:
- De afleesbaarheid van de gelaagdheid van het landschap onder andere door elementen uit de periode van voor de grootschalige vervening nadrukkelijker 'uit te lichten
- De monumentaliteit van de kanalen door herstel of integrale verjonging van kanaalbeplanting.
Bij de ontwikkeling van het plangebied is met deze uitgangspunten rekening gehouden.
Hoofdstuk 3 Onderzoeken
3.1 Archeologie En Monumenten
3.1.1 Algemeen
Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.
Door de provincie Drenthe is nieuw aanvullend archeologiebeleid opgesteld. Op grond van dit beleid is geen archeologisch onderzoek vereist voor projecten waarbij minder dan 500 m2 grond wordt verstoord en daarbij de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:
- het gaat om het totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwblok van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen;
- de vrijstelling geldt voor gebieden met een lage (alleen beekdalen), middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde, zoals aangegeven op de IKAW, tenzij binnen een afstand van 50 meter een AMK-terrein aanwezig is;
- de vrijstelling niet geldt voor bekende vindplaatsen die op de AMK van Drenthe staat aangegeven; uitzondering hierop zijn de historische kernen die op de AMK staan aangegeven als 'terrein van hoge archeologische waarde'. Voor deze terreinen is een vrijstelling van 70 meter² mogelijk.
Archeologisch onderzoek is niet vereist als het gaat om herbouw van een bouwwerk met dezelfde maatvoering als het oorspronkelijke bouwwerk, dat wil zeggen dat de funderingen dezelfde horizontale en verticale afmetingen hebben of wanneer werkzaamheden vergunningvrij kunnen worden uitgevoerd. Indien de provinciale ontheffingsbevoegdheid niet van toepassing is op de voorgenomen bodemverstoring moet door de veroorzaker een inventariserend archeologisch veldonderzoek wordt uitgevoerd. Dit onderzoek kan aangeven of het gebied vrij van archeologie is of dat er waarden zijn waar rekening mee dient worden gehouden. Totdat de Gemeente Emmen zelf onderbouwd archeologiebeleid heeft vastgesteld, is het provinciaal beleid van toepassing en indien nodig verwoord in de regels.
3.1.2 Archeologische waarden in het plangebied
3.2 Ecologie
3.2.1 Algemeen
De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. Artikel 75 van de wet voorziet in aantal gevallen in een mogelijkheid tot ontheffing. Deze gevallen zijn verder uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantsoorten.
Ten aanzien van de gebiedsbescherming is met name de op 1 oktober 2005 in werking getreden Natuurbeschermingswet van belang. In deze wet is de bescherming van natuurgebieden die zijn aangewezen onder de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen geregeld (de zogenaamde Natura 2000-gebieden). Daarnaast kunnen op grond van de Natuurbeschermingswet gebieden van nationaal belang worden aangewezen: Beschermde Natuurmonumenten.
Voor de door de wet beschermde gebieden geldt een onderzoeks/ vergunningplicht voor het uitvoeren van activiteiten. Ten aanzien van activiteiten in een beschermd natuurgebied en/of buiten het beschermde natuurgebied in de omgeving van deze gebieden, dient te worden beoordeeld of deze activiteiten ''significant negatieve effecten'' kunnen veroorzaken. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden. Naast gebieden die zijn aangewezen op grond van de Natuurbeschermingswet dient rekening te worden gehouden met het provinciale beleid ten aanzien van gebieden die zijn gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS heeft als doel natuurgebieden te vergroten en te verbinden. Voor ontwikkelingen binnen de EHS geldt het ''nee-tenzij principe'', hetgeen betekent dat ontwikkelingen geen afbreuk mogen doen aan de natuurlijke kenmerken van het gebied. Indien vernietiging of verstoring van de EHS plaats vindt, dient ten allen tijde compensatie plaats te vinden.
3.2.2 Natuurwaarden in het plangebied
In oktober 2012 heeft Buro Bakker de rapportage "Toetsing flora- en faunawet voor herstel van rivier De Runde in cluster 8b" opgesteld. Dit rapport is opgenomen in de bijlage. De aanleg van de Runde wordt gezien als een onderdeel van de provinciale EHS. De vraag de onderzocht is dan ook of de aanleg een positief effect heeft op de te ontwikkelen EHS. Diverse zaken worden toegelicht:
Conclusies
Uit het rapport blijkt dat er geen beschermde planten voorkomen in het plangebied. Ook vogels, grondgebonden zoogdieren, vissen, ongewervelden reptielen en amfibieën komen eigenlijk niet voor, waardoor er geen vervolgstappen noodzakelijk zijn. Voor vleermuizen is het van belang dat er zo weinig mogelijk bomen in de laanbeplanting langs de weg Runde worden gekapt, ook omdat er wat gaten in de bestaande rijbeplanting is..
De mogelijk negatieve effecten op licht beschermde planten en dieren zullen niet leiden tot het vernietigen van hele populaties.
Zorgplicht
Gedurende de werkzaamheden is voor alle in het plangebied aanwezige dier- en plantensoorten de zorgplicht van kracht. Dit houdt in dat niet opzettelijk natuurwaarden beschadigd of aangetast worden, en dat tijdens de realisatiefase binnen alle redelijkheid en met respect met de omgeving omgegaan wordt. Hierbij dient in bij dit planproject in het bijzonder aandacht uit te gaan naar de aanwezigheid van amfibieën in en nabij de watergangen. Bij de ten uitvoering brengen van de mitigerende maatregelen zoals vernoemd bij de vissen (wegvangmethode) kunnen tegelijk andere dieren weggevangen worden als onderdeel van de zorgplicht. Ook dient de zorgplicht nadrukkelijk nageleefd te worden met betrekking tot aanwezige kleinere zoogdieren als muizen in de bossages, struwelen en de rietvegetatie naast oevers.
3.3 Fysieke Veiligheid
3.3.1 Algemeen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat in oktober 2004 van kracht werd, verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het Bevi. Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Hulpverleningsdienst Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen.
Naast het BEVI is er ook de "Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006." Deze Nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Basisnet welk wettelijke verankerd wordt om veiligheidszones om weg, vaarwegen en spoor uit te zetten. De nota sluit aan op het BEVI waarin het beleid over de afweging van de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving uiteengezet wordt.
Vanuit de brandweer is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van het plangebied van het wijzigingsplan Emmer-Compascuum, plan tot gedeeltelijke wijziging voor aanleg Runde . Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.
3.4 Milieu
3.4.1 Vormvrije m.e.r.
In voorliggend plan Emmer-Compascuum, plan tot gedeeltelijke wijziging voor aanleg Runde komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.
3.4.2 Bedrijven en milieuzonering
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Ten behoeve van dit plan is in en om het plangebied een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven.
3.4.3 Bodem
De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.
Binnen de gemeente Emmen wordt op vele manieren grond hergebruikt en toegepast. Al het hergebruik en toepassen van grond dient te worden gemeld bij de gemeente Emmen. Bij de melding dient tevens een milieuhygiënische verklaring te worden overlegd om te bepalen wat de kwaliteit van de grond is. Soms is het mogelijk om grond her te gebruiken of toe te passen zonder milieuhygiënische verklaring. De gemeente Emmen heeft hiervoor in februari 2007, op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet, een bodemheersplan en bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Grond afkomstig van een locatie, welke als niet verdacht wordt beschouwd van bodemverontreiniging, kan op basis van de bodemkwaliteitskaart worden hergebruikt of toegepast. De bodemkwaliteitskaart van de gemeente Emmen is maximaal 5 jaar na vaststelling geldig. Vanaf 1 juli 2008 geldt het Besluit bodemkwaliteit als nieuw beleidskader voor grond, baggerspecie en bouwstoffen. Omdat de gemeente Emmen de bodemkwaliteitskaart heeft vastgesteld blijft het mogelijk om grond her te gebruiken of toe te passen via de bodemkwaliteitskaart.
3.4.4 Geluid
Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Voor het plangebied Emmer-Compascuum, plan tot gedeeltelijke wijziging voor aanleg Runde geldt dat binnen het plan zijn geen bouwmogelijkheden aanwezig. Er worden geen geluidsgevoelige bestemmingen binnen dit wijzigingsplan gerealiseerd.
3.4.5 Lucht
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoelt om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
- een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
3.5 Water
In het kader van het project tot aanleg van de Runde is waterschap Hunze en Aa's betrokken. Het project heeft als doel het veenriviertje op meanderende wijze terug in het landschap te brengen. In het bestemmingsplan Emmer-Compascuum (met tekeningnummer 09.038) is
een uitgebreide waterparagraaf opgenomen. In dit bestemmingsplan is eveneens rekening
gehouden met de mogelijke aanleg door een wijzigingsbevoegdheid op te nemen. Van deze wijzigngsbevoegdheid wordt middels voorliggende plan gebruik gemaakt. Voor
wijzigingsplannen behoeft dan ook geen aparte waterparagraaf te worden opgenomen
Hoofdstuk 4 Beschrijving Ontwikkeling
4.1 Algemene Planbeschrijving
Het plan voorziet in de aanleg van het laatste deel van het gebied rondom het veenriviertje De Runde. Naast dat er bruggen in de weg Westerdiep, parallelweg en fietspad worden gelegd, wordt aansluiting met het bestaande water aan de noordzijde gezocht. Vanwege het zicht vanaf het Westerdiep is gekozen voor een sobere rechte watergang in het open landschap. Aan de oostzijde langs de aan te leggen deel van De Runde wordt een fietspad voor recreatief gebruik aangelegd.
Zoals in paragraaf 1.4 is aagegeven is in het bestemmingsplan "Emmer-Compascuum" toetsingscriteria opgenomen. Deze zijn als volgt afgewogen:
- woonsituatie, gebruiksmogelijkheden van andere bestemmingen.
De woonsituatie voor de kern Emmer-Compascuum wordt verbeterd door toevoeging van kwaliteit. De gebruiksmogelijkheden van de woningen grenzend aan het plangebied worden niet geschaadt.
- cultuurhistorie, straat- en bebouwingsbeeld, sociale veiligheid
Het veenriviertje de Runde is op oude kaarten terug te vinden. Het project De Runde is een aaneenschakeling van inmiddels uitgevoerde deelprojecten ten behoeve van versterking en behoud van dit veenriviertje De Runde. Telkens is gekozen voor een cultuurhistorische aanpak in het landschap zodat het straat- en bebouwingsbeeld niet wordt aangestast. Door te kiezen voor openheid en harmonie wordt eveneens de sociale veiligheid gewaarborgd.
- verkeersveiligheid externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie
Doordat het veenriviertje De Runde de weg Westerdiep doorkruist, worden 3 bruggen aangelegd. Alleen tijdens de bouw zal het verkeer enige hinder ondervinden. Daarna is de situatie als vanouds.
Het overige deel van het plangebied is alleen toegankelijk voor voetgangers en fietsers. Bedrijven in de buurt vormen geen belemmering voor het voornemen en andersom is het plan geen belemmering voor de bedrijven. Er is de mogelijkheid voor hulpdiensten om het gebied in te gaan. Het is geen doorgaande route voor de hulpdiensten. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er geen belemmeringen in en om het plangebied.
Hoofdstuk 5 Maatschappelijke Betrokkenheid
5.1 Zienswijzen Op Het Ontwerpplan
Ter voorbereiding op het wijzigingsplan is overleg gevoerd met de erkende overlegpartner Dorpsbelangen Emmer-Compascuum. Vanaf 24 oktober 2012 heeft het ontwerp van het wijzigingsplan ter inzage gelegen. Tegen het plan Emmer-Compascuum, plan tot gedeeltelijke wijziging voor aanleg Runde zijn geen zienswijzen ingediend.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.
Het planEmmer-Compascuum, plan tot gedeeltelijke wijziging voor aanleg Runde betreft een ontwikkeling van De Runde. Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten door de gemeente worden gerespecteerd. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Aan het plan zijn behoudens het opstellen van het plan dan ook geen kosten verbonden. De kosten van het maken van het voorliggend wijzigingsplan worden in dit geval in z'n geheel gedekt uit het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor het aanleggen van de Runde. Het kostenverhaal is dus anderszins verzekerd, waardoor vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.