KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 5 Wonen - Woonwagenstandplaats
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Huidige Planologische Regelingen
1.4 Opzet Bestemmingsplan
1.5 Overzicht Verricht Onderzoek
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Gemeentelijk Beleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Rijksbeleid
2.4 Conclusie
Hoofdstuk 3 Onderzoeken
3.1 Archeologie En Monumenten
3.2 Ecologie
3.3 Fysieke Veiligheid
3.4 Milieu
3.5 Waterparagraaf
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Algemeen
4.2 Ontwikkeling Van De Woonwagenlocatie
4.3 Inrichting Standplaatsen
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan
5.1 Algemeen
5.2 Inventarisatie
5.3 Toelichting Op De Verbeelding
5.4 Toelichting Op De Regels
5.5 Handhaving
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Betrokkenheid
6.1 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen
6.2 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Quickscan Ecologie
Bijlage 4 Advies Externe Veiligheid
Bijlage 5 Bodemonderzoek
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 7 Ontwerp Besluit Hogere Grenswaarden
Bijlage 8 Raadsbesluit
Bijlage 9 Besluit Hogere Waarden

Emmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers

Bestemmingsplan - gemeente Emmen

Vastgesteld op 18-12-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Emmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers met identificatienummer NL.IMRO.0114.2014015-B701 van de gemeente Emmen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:

een beroep,of het beroepsmatig verlenen van diensten of bedrijfvoering dat op administratief, lichaamsverzorgend , juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.7 achtererfscheiding:

een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;

1.8 ander(e) bouwwerk(en):

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.9 andere werk(en):

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingsgrens:

een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;

1.12 begane grond:

de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;

1.13 bestaand:

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.14 bestaande bebouwing:

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.18 bodemingreep:

werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologische) bodemarchief;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;

1.25 bovenverdieping

verdieping hoger dan gelijkvloers;

1.26 ecologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde , gekenmerkt door een samenhangend geheel van onderling elkaar beïnvloedende mensen, planten, dieren en omgeving;

1.27 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 geometrische plaatsbepaling:

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.30 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.31 gevellijn:

de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;

1.32 groenvoorziening:

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.33 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.34 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, telecommunicatie, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;

1.35 overkapping:

een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);

1.36 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.37 perceelsgrens:

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.38 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.39 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.40 voorerf:

gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw gelegen is;

1.41 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied

1.42 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

1.43 waterlopen:

een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;

1.44 woonwagen of woonwagen- woning:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.45 woonwagencentrum:

terrein waar mensen in woonwagens of gelijkwaardige bebouwing wonen;

1.46 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is;

1.47 zijerfscheiding:

een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 de bebouwing op de verbeelding:

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 bebouwingspercentage:

een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 het peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen(voorziening);
  2. b. water;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. sport- en speelgelegenheden;
  3. e. fiets- en voetpaden;
  4. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het parkeren, stallen van voertuigen en of aanhangers binnen de bestemming groen;
  2. b. het opslaan van goederen binnen de bestemming groen;

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer- Verblijfgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
  2. b. erven en pleinen;
  3. c. ter plaatse van de functieaanduiding parkeren is uitsluitend parkeren toegestaan.

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. kunstwerken en waterwerken;
  3. f. sport- en speelgelegenheden;
  4. g. fiets- en voetpaden;
  5. h. parkeervoorzieningen;
  6. i. groenvoorzieningen;
  7. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het parkeren buiten de ter plaatse aangeduide parkeeerplaatsen;
  2. b. het opslaan van goederen binnen de bestemming Verkeer- Verblijfsgebied;

Artikel 5 Wonen - Woonwagenstandplaats

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Woonwagenstandplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonwagenstandplaatsen met woonwagens;
  2. b. woonwagenstandplaatsen met woonwagen- woningen;
  3. c. bijbehorende bouwwerken ter plaats van de bouwaanduiding bijgebouwen;
  4. d. brandveiligheidzone ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding- brandveiligheidzone;
  5. e. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken;
  2. g. toegangswegen in- en uitritten;
  3. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als hoofdgebouw;
  2. b. het wonen in bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken
  3. c. het parkeren, stallen van voer, vaar en vliegtuigen op de standplaats
  4. d. opslaan van goederen en materialen op de standplaats
  5. e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staplaats voor onderkomens en kampeermiddelen op de standplaats
  6. f. het inrichten van het dak van een bijbehorend bouwals als dakterras

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

  1. a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, meeontworpen sierende elementen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 0,5 meter wordt overschreden;
  2. b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1 meter overschrijden;

7.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels

8.1 geluidzone - weg

Ter plaatse van de aanduiding Geluidzone - weg zijn de gronden,behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van het wegverkeer.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Bevoegdheid

  1. 1. Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel 9 afwijken van de regels door:
  1. a. het toestaan van geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
  2. b. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
  3. c. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
    1. 1. de goothoogte van een gebouw maximaal 3.00 meter mag bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 meter² mag bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10.00 meter mag bedragen;
  4. d. de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    1. 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    2. 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
    3. 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    4. 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de standplaats;
    5. 5. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden activiteiten met een maximum van 50 meter²;
    6. 6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
    7. 7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 meter² bij of aan de woning worden geplaatst;
    8. 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;

9.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 9.1 eerste lid genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast.In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen.Tevens dient schriftelijk advies te worden ingewonen bij de leidingbeheerder, indien daartoe noodzaak is. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad of bij negatief advies van de leidingbeheerder kan de functiewijziging niet plaatsvinden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 10.3 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

10.2 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  2. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.3 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Emmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers .

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan

In de raadsvergadering van 19 december 2013 is besloten over de aanpak en herstructurering van de vijf kleine woonwagenlocaties in Emmen. Tijdens deze vergadering is een uitwerking van het Woonwagenbeleid 2014 vastgesteld met het hieraan gekoppelde Sociaal plan. Het doel van de aanpak en herstructurering van de vijf kleine woonwagenlocaties in Emmen (afbeelding 1.1 geeft ligging van de 5 woonwagencentra weer) is het bieden van kwalitatief goede huisvestingsmogelijkheden voor de bewoners doelgroep die op een woonwagencentrum woont en wil wonen. Daarnaast dient de bestaande (huur)huisvesting opgewaardeerd te worden naar geldende wet- en regelgeving en in goede staat van onderhoud worden gebracht.
Om deze herstructurering en herinrichting mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan Emmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers opgesteld. Door het opstellen van dit bestemmingsplan worden de regels waar binnen de herstructurering moet plaatsvinden vastgelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014015-B701_0001.png"

Afbeelding 1.1: Situering van de vijf te herstructureren woonwagenlocaties.

1.2 Ligging Plangebied

Voorliggend bestemmingsplan Emmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers heeft betrekking op de woonwagenlocatie in de wijk Angelslo aan de Vleerackers te Emmen, (afbeelding 1.1 en 2.1). De locatie is als volgt kadastraal bekend: Emmen, sectie F, nummer 13037 G

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014015-B701_0002.png"

Afbeelding 2.1:Kadastraal overzicht, kleine woonwagencentra

1.3 Huidige Planologische Regelingen

De woonwagenlocatie aan de Vleerackers is gelegen in het bestemmingsplan Emmen, Angelslo. Het voorliggende bestemmingsplan Emmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers vervangt gedeeltelijk het bestemmingsplan Emmen, Angelslo, onherroepelijk 19-12-2012. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Emmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers zal eerder genoemd bestemmingsplan voor zover de gronden vallen binnen het plangebied Emmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers, rechtskracht verliezen en door het bestemmingsplan Emmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers worden vervangen.

1.4 Opzet Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

1.5 Overzicht Verricht Onderzoek

Ter voorbereiding van de bestemmingsplannen voor de vijf genoemde woonwagenlocaties zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. Omdat in eerste instantie de vijf woonwagen locaties in 1 bestemmingsplan zouden worden opgenomen zijn daar waar onderzoek nodig was de onderzoeken gebundeld. Om die reden zijn in dit bestemmingsplan niet alleen de onderzoeksgegevens voor het bestemmingsplan Emmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers opgenomen maar ook onderzoeksgegevens van de andere te herstructureren woonwagenlocaties. De conclusies uit de onderzoeken en adviezen zijn indien van toepassing verwerkt in de toelichting.

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan zijn de volgende onderzoeken verricht en adviezen gegeven:

  • Akoestisch onderzoek, rapport 2014021, ingenieursbureau Spreen;
  • Archeologisch onderzoek, ISSN 1875-5313, ingenieursbureau MUG;
  • Besluit hogere grenswaarden gemeente Emmen;
  • QuickscanWabo Flora en faunawet voor het plaatsen van woonwagenwoningen te Emmen, Buro Bakker;
  • Verkennend bodemonderzoek, projectnummer 51122714, ingenieursbureau MUG;
  • Advies externe veiligheid, RUD- Drenthe.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk Beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef

De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald,ten behoeve van voorliggend bestemmingsplan is het thema Wonen van belang, waarbij voor bestaande woningen ingezet wordt in een kwaliteitsimpuls.

2.1.2 Woonbeleid

De Woonvisie 2012-2017 "Thuis in Emmen" is op 20 december 2012 vastgesteld door de raad. Het beleidskader richt zich op goed wonen en leven; er is sprake van een kwalitatieve insteek. In de woonvisie wordt rekening gehouden met vergrijzing en mogelijke bevolkingskrimp. De prioriteiten in het beleid zijn: zorg voor voldoende en goede woningen voor de doelgroepen van beleid; herstructurering in relatie tot bevolkingskrimp en vergrijzing; zorg voor voldoende geschikte woningen voor senioren; duurzaamheidsmaatregelen (in het bijzonder energiebesparende maatregelen). Het accent ligt met deze prioriteiten op behoud en versterking van de bestaande woonkwaliteit. Dit komt ook tot uiting in de algemene woningbouwstrategie, waarin bij het beoordelen van nieuwe initiatieven herstructureringsprojecten prioriteit hebben. Ook van belang is dat nieuwe initiatieven en nieuw te ontwikkelen locaties/gebieden in samenhang worden bekeken.

2.1.3 Woonwagenbeleid 2014

Het door de gemeenteraad vastgestelde beleidsplan 'Woonwagenbeleid 2014' vormt het kader voor de herstructurering van de kleine woonwagencentra in Emmen.

2.1.4 Sociaal Plan

In het separate 'Sociaal Plan herstructurering kleine woonwagencentra 2014' zijn de elementen die in elk herstructureringsproject terugkomen, opgenomen. Er is beschreven wat huurders/bewoners, die met een ingrijpende aanpak van hun woonwagen te maken krijgen, van de gemeente, de corporatie(s) en eventuele andere instanties kunnen verwachten en wat er van de huurders/bewoners wordt verwacht.

2.1.5 Verhuur- en verkoopbeleid

In het separate 'Verhuur- en verkoopbeleid standplaatsen voor woonwagens, huurwoonwagens,
woonwagenwoningen en ligplaatsen voor woonschepen' is de verhuur en - selectieve - verkoop van standplaatsen, woonwagens en woonwagenwoningen alsmede de verhuur van ligplaatsen voor woonschepen geregeld.

2.1.6 Huisvestingsverordening

Vanwege schaarste in standplaatsen, woonwagens en woonwagen-woningen wordt met de separate 'huisvestingsverordening voor standplaatsen, woonwagens en woonwagen-woningen 2014' bij toewijzing voorrang gegeven aan achtereenvolgens woonwagenbewoners woonachtig op de betreffende locatie, woonwagenbewoners woonachtig op een andere woonwagenlocatie in de gemeente Emmen, overige inwoners van Emmen en daarna de regio en de provincie.

2.1.7 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". De Welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandcriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 16 december 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Voor de woonwagencentra geldt dat geen specifieke welstandcriteria zijn opgenomen.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 2 juni 2010 is het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:

  1. 1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
  2. 2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
  3. 3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  4. 4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn de volgende zaken van belang:

  1. 1. het maken van bovenlokale afspraken over aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag;
  2. 2. Daarnaast wordt het gebied aangemerkt als een gebied met archeologisch verwachtingen.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening

In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De provincie is verplicht vanuit de AMVB Ruimte (deze is nog niet in werking getreden) - een verordening voor erin opgesomde thema's te hanteren. De AMVB Ruimte bevat geen nieuw rijksbeleid, het is een 'beleidsneutrale' vertaling van de Nota Ruimte. Naast de vertaling van het rijksbelang beschrijft de POV de provinciale belangen waarover de provincie duidelijkheid wil geven en of wil verankeren in op gemeentelijk niveau, middels overleg of anderszins.
De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de verordening op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, SER ladder en milieu- en leefomgeving. Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. Waarbij deze elementen een rol spelen voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit (Bruisend Drenthe). Gemeenten zullen binnen de kaders van de Omgevingsvisie de kernkwaliteiten ook moeten uitwerken naar hun ruimtelijke plannen. Ze zijn daarbij gebonden aan de kaders van het provinciaal beleid welke is neergelegd in de Omgevingsvisie en uitwerkingen zoals het Cultuurhistorisch Kompas en de beleidsnota Aardkundige waarden.Bij het opstellen van de cultuurhistorische hoofdstructuur beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas is gezocht naar een samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden. Aan de hand van deze structuren is de provincie opgedeeld in 10 deelgebieden. Een belangrijke opgave die voortvloeit uit de POV is het ontwikkelen van een integraal gebiedsperspectief om de aantrekkelijkheid van het gebied Emmen als woon- en werkplek en toeristische trekker te waarborgen voor de toekomst.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Ruimtelijk beleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
Delen van de structuurvisie die de nationale ruimtelijke belangen borgen en die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur, de Amvb Ruimte (Barro). Ook is een planmilieueffectrapport (plan-MER) opgesteld. Ten aanzien van het plangebied Emmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.4 Conclusie

De conclusie van de in dit bestemmingsplan Emmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat het herstructureren en herinrichten van de woonwagenlocaties, met als doel het bieden van kwalitatief goede huisvestingsmogelijkheden voor de doelgroep die op het woonwagencentrum woont en wil wonen en de bestaande (huur)huisvesting opwaarderen naar geldende wet- en regelgeving en in goede staat van onderhoud brengen, is passend binnen het beleid van de gemeente. Door het plan zal het woonmilieu binnen de verschillende woonwagenlocaties verbeteren.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie En Monumenten

3.1.1 Algemeen

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in bestemmingsplannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een bestemmingsplan nadrukkelijk rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden.
In het kader van de Monumentenwet en de Culturele Alliantie tussen de gemeente Emmen en de provincie Drenthe heeft de gemeente Emmen eigen archeologie beleid opgesteld, vastgesteld d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt.
Deze beleidskeuzes zijn verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan door het opnemen van de dubbelbestemming Waarde- archeologie op de verbeelding. Met deze vertaling is op eenvoudige wijze in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Binnen de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" is een onderverdeling gemaakt in 4 dubbelbestemmingen. Per dubbelbestemming zijn planregels opgenomen voor de te bouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor ontheffing is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en is vertaald naar oppervlakten en dieptes. Bij overschrijding van de gestelde vrijstellingseisen bij ruimtelijke ontwikkelingen betekent dit dat de aanwezige waarde of verwachting moet worden onderzocht.

3.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

De woonwagen locatie aan de Vleerackers is in het verleden al eens onderzocht en reeds vrijgegeven. Nader Archeologisch onderzoek is dus niet nodig geacht.

3.1.3 Conclusie

Woonwagenlocatie Vleerackers is in het verleden al vrijgegeven. Om die reden wordt in het bestemmingsplan geen dubbelbestemming opgenomen.

3.2 Ecologie

3.2.1 Algemeen

De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.
In het algemeen geldt dat wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dit vooraf goed dient te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is voor het onderzoek zelf verantwoordelijk. Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na verlening van afwijking op grond van artikel 75 van de Flora en faunawet (FFW). Overigens geldt voor alle bouwactiviteiten dat voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden waardoor:

  • Planning aanvang werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • Een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

Omdat de aanvraag uit diverse werkzaamheden op de verschillende locatie bestaat is door de gemeentelijke ecoloog geoordeeld dat voor de woonwagen locaties Gierzwaluw, Lijsterveld en Vleerackers een quickscan uitgevoerd moet worden. Waarbij gekeken wordt of de aanwezig flora en fauna door de ontwikkelingen worden aangetast. Voor de locatie Kerkhoflaan en Valtherlaan is dit niet nodig.

Door Buro Bakker is een ecologisch onderzoek uitgevoerd, Bijlage 3 Quickscan ecologie In de paragrafen 2.1 tot en met 2.7 van dit onderzoek wordt de (mogelijke) aanwezigheid van zwaar en matig zwaar beschermde flora en fauna per terrein besproken. De mogelijke aanwezigheid van deze soorten kan leiden tot de aanbeveling voor vervolgonderzoek of tot een mitigatieopgave.Tevens worden de effecten beoordeeld die de voorgenomen ontwikkeling heeft op beschermde flora en fauna.

3.2.2 Conclusie natuurwaarden in het plangebied

Zwaar of middelzwaar beschermde soorten komen op geen van de woonwagenterreinen voor. Alle gevonden en te verwachten soorten zijn licht beschermd. Voor deze soorten geldt een vrijstelling. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft voor deze soorten niet te worden aangevraagd. De algemene zorgplicht is dan wel van kracht.

3.3 Fysieke Veiligheid

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat in oktober 2004 van kracht werd, verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het Bevi. Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Veiligheidsregio Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen. Naast het Bevi is er ook de "Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006", de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (vervalt per 31-12-12 of zoveel te eerder het Bevt is vastgesteld) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De nota en de circulaire zullen op den duur vervangen worden door de Wet Basisnet met haar diverse besluiten en regelingen. De Nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Besluit externe veiligheid transportroutes welke wettelijk verankerd is om veiligheidszones om weg, vaarwegen en spoor uit te zetten. De nota sluit aan op het Bevi waarin het beleid over de afweging van de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving uiteengezet wordt.

De Wet basisnet, het Bevt, de wijziging van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen, de Regeling basisnet en de Beleidsregel voor de beoordeling van externe veiligheid bij tracébesluiten treden gelijktijdig - naar verwachting op 1 juli 2014 - in werking. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt o.a. welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Van belang bij Buisleidingen is ook de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netten, WION, ook wel 'Grondroerdersregeling' (afspraken over graven), die per 1 juli 2010 officieel in werking is getreden. Alle gegevens over hogedrukaardgasleidingen binnen de gemeente kunnen op de provinciale risicokaart worden gevonden. VROM heeft de Handboek buisleidingen in bestemmingslannen gepubliceerd, waarin praktische informatie en voorbeelden staan hoe buisleidingen in bestemmingsplannen opgenomen kunnen worden. Het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen dient als handleiding voor teksten in nieuwe bestemmingsplannen.

Naast het feit dat vanuit de Rijksoverheid risiconormen zijn gesteld, laat de wet- en regelgeving ook ruimte aan de gemeenten over om een eigen veiligheidsvisie te formuleren. In specifieke zin heeft de
gemeente de vrijheid en verplichting om binnen kaders voor de bescherming van groepen burgers een eigen visie op te stellen. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte.In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt. In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi valt bepaald te beoordelen.Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.

Vanuit de Veilligheids Regio Drenthe en RUD is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van de gebouwen in het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers.Bijlage 4 Advies externe veiligheid is het advies van de RUD. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.3.1 Fysieke veiligheidssituatie

3.3.2 Brandveiligheid en clustering standplaatsen

In relatie tot regelgeving ten aanzien van Externe Veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de herinrichting van de woonwagenlocaties. Echter het aspect brandveiligheid speelt wel een rol. Voor de woonwagenlocaties geldt dat wat betreft de brandveiligheid, het realiseren van een afstand van vijf meter tussen elke woonwagen het meest ideaal is.
Uitgaande van de huidige bouwwerken en gebouwen, op de standplaatsen heeft een dergelijke afstand tussen de woonwagens een significante uitbreiding van alle woonwagenlocaties tot gevolg. Omdat verdere uitbreiding van de locaties niet mogelijk, niet wenselijk en bovendien financieel niet haalbaar is kan niet voldaan worden aan dit ideale uitgangspunt. Om die reden is voor de woonwagenlocaties gekozen voor clustering van de bestaande standplaatsen, zoals mogelijk wordt gemaakt in de 'Handreiking brandveiligheid van woonwagens en woonwagenlocaties' van de VROM-inspectie.
De mogelijkheid tot clusteren van woonwagens houdt het clusteren van woonwagens in kleine groepjes van maximaal vier woonwagens in. Hierbij is aandacht besteed aan brandveiligheid van personen en beheersbaarheid van de brand zodat bewoners op een veilige manier kunnen wonen.
De brandgangen tussen het cluster en de woonwagens maken het voor de hulpdiensten uitvoerbaar om bij calamiteiten op moeilijk te bereiken plekken te komen en voor de brandweer om slangen uit te rollen, maar ook om te voorkomen dat de brand overslaat van het ene woonwagen(cluster) naar de andere. Tevens dienen de woonwagenlocaties te voldoen aan geldende wet- en regelgeving.
De uitgangspunten van de clustering van woonwagenstandplaatsen, zoals opgenomen in de Handreiking brandveiligheid van woonwagens en woonwagenlocaties' van de VROM-inspectie is bij de herstructurering van de woonwagenlocaties meegenomen.
Iedere woonwagenlocatie heeft zijn eigen clustering gekregen als gevolg van de indeling van de woonwagenlocaties. Voor de meeste woonwagenlocaties betekent dat gekozen is voor twee clusters van woonwagenstandplaatsen. Eén van twee woonwagens en één van drie woonwagens met daartussen een afstand van minimaal vijf meter tot overige woonwagens. De brandveiligheidsruimte die hiermee is ontstaan mag niet bebouwd worden of als parkeerplaats dienen voor voertuigen, caravans, en dergelijke of als opslagruimte van materialen.
De clustering van de woonwagens komt op de verbeelding tot uiting in de situering van de bouwvlakken. De bouwvlakken van de standplaatsen zijn zodanig opgenomen dat hiermee voldaan wordt aan de 'Handreiking brandveiligheid van woonwagens en woonwagenlocaties' van de VROM-inspectie. Tevens zijn de regels van het bestemmingsplan hierop aangepast.

3.3.3 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Zodra plannen ontwikkeld worden dient de Veiligheidsregio Drenthe, brandweer, in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang:

  1. 1. Voor het gebied Emmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers geldt dat het openhouden van de brandveiligheidsruimte van belang is voor de veiligheid van de bewoners op de woonwagenlocaties en de brandbestrijding;
  2. 2. Voor het bestrijden van een brand is de brandweer afhankelijk van een goede bluswatervoorziening. Conform de Wet op de Veiligheidsregio moet een gemeente zorgen voor een openbare bluswatervoorziening. Bij locaties waar geen toereikende openbare bluswatervoorziening kan worden aangelegd, zal de eigenaar moeten zorgen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening in overleg met de brandweer. Vanaf 1 januari 2014 maakt de brandweer gebruik van tankautospuiten en tankwagens, aangevuld met vulpunten voor de tankwagens als primaire bluswatervoorziening. Ten aanzien van deze woonwagenlocatie zijn er geen aanvullende voorzieningen nodig.
  3. 3. Op grond van de Wet op de veiligheidsregio (okt. 2010) is de Veiligheidsregio Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Er kan gesteld worden dat de locatie Vleerackers op de grens van de dekking van het WAS-stelsel gelegen is. Gezien de locatie en omgeving valt dit binnen de kaders van de handleiding voor het WAS systeem (HAVOS). Wel is het nooodzakelijk dat alternatieven worden onderzocht voor alarmering bij een calamiteit bij de risicobronnen;
  4. 4. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdiensten direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. De locatie is bereikbaar voor de hulpdiensten. Echter op de locatie Vleerackers is de ontsluiting naar een risicovol object (het LPG tankstation) gericht.
  5. 5. Het dekkingsplan van de Veiligheidsregio Drenthe, vastgesteld in december 2013, geeft in het kort het volgende weer: Het brandverloop verloopt tegenwoordig zo snel dat 3 zaken zeer belangrijk zijn om slachtoffers te voorkomen: het voorkomen van brand, het ontdekken van brand en het vluchten bij brand.
    Bij het vluchten bij brand heeft men een eigen verantwoordelijkheid of is men aangewezen op de BHV - organisatie. Vluchtwegen dienen van de risicobron af te gaan. De brandweer heeft onder andere als taak het houden van een brandscheiding ter voorkoming van branduitbreidlng en het beschermen van (niet)zelfredzame personen achter die scheiding. De opkomsttijd van de woonwagenlocatie van de Vleerackers ca. 11:30 minuten. Dit is minder dan 15 minuten en een inzettijd van 5 minuten is, is de brandweer in principe wel in staat een brandscheiding van 30 minuten te houden en een brandscheiding van 20 minuten hoogstwaarschijnlijk ook. Binnen een cluster van woonwagens zal er rekening gehouden moeten worden met een "uitbrandscenario" van de binnen dat cluster gelegen woonwagens. Ter voorkoming van brandoverslag naar een ander cluster zal de voorgeschreven afstand van 5 meter in beginsel voldoende zijn om deze met een inzet in stand te houden. Wij adviseren u de brandveiligheidsmaatregelen op elkaar af te stemmen. Denk hierbij aan de BlObiz factoren. Bouwkundige voorzieningen, Installatietechnische voorzieningen, Organisatorische voorzieningen, brandweeropkomsttijd, inventaris en de zelfredzaamheid van de aanwezigen. Denk hierbij onder andere aan het plaatsen van rookmelders (NEN2555) voor een tijdige ontdekking van een beginnende brand en tijdig kunnen vluchten. Eventueel plaatsen van draagbare blusmiddelen.

3.4 Milieu

3.4.1 Vormvrije m.e.r.

In voorliggend bestemmingsplan komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen (vormvrije) m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

3.4.2 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Gelet op de woonfunctie van de woonwagenlocaties en de ligging van de woonwagenlocaties binnen de wijken van Emmen en in Schoonebeek is het niet gewenst om bedrijven op woonwagenlocaties in werking te hebben. Op deze manier wordt gezorgd dat de leefbaarheid van het plangebied ook in de toekomst behouden blijft.

3.4.3 Bodem

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.
Binnen de gemeente Emmen wordt op vele manieren grond hergebruikt en toegepast. Al het hergebruik en toepassen van grond dient te worden gemeld bij de gemeente Emmen. Bij de melding dient tevens een milieuhygiënische verklaring te worden overlegd om te bepalen wat de kwaliteit van de grond is. Soms is het mogelijk om grond her te gebruiken of toe te passen zonder milieuhygiënische verklaring. De gemeente Emmen heeft hiervoor in februari 2007, op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet, een bodemheersplan en bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Grond afkomstig van een locatie, welke als niet verdacht wordt beschouwd van bodemverontreiniging, kan op basis van de bodemkwaliteitskaart worden hergebruikt of toegepast. De bodemkwaliteitskaart van de gemeente Emmen is maximaal 5 jaar na vaststelling geldig. Vanaf 1 juli 2008 geldt het Besluit bodemkwaliteit als nieuw beleidskader voor grond, baggerspecie en bouwstoffen. Omdat de gemeente Emmen de bodemkwaliteitskaart heeft vastgesteld blijft het mogelijk om grond her te gebruiken of toe te passen via de bodemkwaliteitskaart.

3.4.4 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrens- waarde.
Voor het plangebied Emmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers is conform de Wet geluidhinder de geluidsbelastingen berekend op de grenzen van de nieuwe woonwagen/woning standplaatsen. Ter beoordeling van het geluid op de gevels is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Vanwege het feit dat de woonwagen/woningen bestaan uit twee bouwlagen zijn in dit onderzoek de geluidsbelastingen berekend op 1,5 en 4,5 meter boven maaiveld.

De woonwagenlocaties waar woonwagenwoningen / woonwagens worden geplaatst zijn gelegen binnen de geluidzone van bestaande wegen:

Woonwagenlocatie Geluisbelasting van de volgende wegen
Valtherlaan Valtherzandweg
Odoornerweg
Lijsterveld Veldstukken
Gierzwaluw Nieuw Amsterdamsestraat
Vleerackers Rondweg

De wettelijke rijsnelheid op de Rondweg bedraagt 70 km/h, waarvoor een aftrek van 2 dB is gehanteerd. De wettelijke rijsnelheid op de overige wegen bedraagt 50 km/h, waarvoor een aftrek van 5 dB is gehanteerd.

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat ter plaatse van de nieuwe woonwagen/woning standplaatsen Valtherlaan, Lijsterveld en Gierzwaluw wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh). Ter plaatse van de nieuwe woonwagen/woning standplaats Vleerackers wordt de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh) overschreden. Voor het volledige onderzoek zie bijlage Bijlage 6 Akoestisch onderzoek .

3.4.5 Lucht

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

3.5 Waterparagraaf

Uitgangspunt bij een watertoets is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed. In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe de waterhuishoudkundig systeem ten behoeve van de nieuwe ontwikkelingen op de woonwagenlocaties is ingericht en of fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen.

3.5.1 Lokaal bestuursakkoord Water

De uitgangspunten van het Nationaal bestuursakkoord Water zijn door het Waterschap Vechtstromen en de gemeente Emmen bekrachtigd in het Lokaal bestuursakkoord Water. In dit akkoord is vastgelegd op welke wijze de wateropgave van het Waterschap Vechtstromen zal worden opgelost en worden verdeeld over de gemeenten.

3.5.2 Waterbeheerplan 2010- 2015

De waterschappen Rijn - Oost (Groot Salland, Reest en Wieden, Rijn en IJssel en Vechtstromen) hebben een deels gelijk Waterbeheerplan opgesteld. De opdracht van de waterschappen in Rijn - Oost is te zorgen voor voldoende schoon water en voor veilig wonen en werken. Met het oog op het veranderende klimaat is het verder ontwikkelen van de veiligheid in het watersysteem een belangrijke opgave voor de waterschappen. In stedelijke en landelijke gebieden wordt het water steeds meer ruimte gegeven, waarbij zoveel mogelijk kansen worden benut om wateropgaven te combineren met plannen en initiatieven voor landbouw, natuur en recreatie.Daarbij wordt flexibel omgegaan met de eventuele planning zodat er maximaal maatschappelijk rendement komt. Veel projecten zullen in hoge mate interactief met burgers en maatschappelijke organisaties worden uitgevoerd.In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen.

3.5.3 Gebiedsspecifieke kenmerken

De woonwagenlocaties liggen allen in het stroomgebied Rijn- Oost en vallen onder het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van waterschap Vechtstromen en in het waterplan van de gemeente Emmen. Het verharde oppervlak neemt toe door de realisatie van het plan. Deze extra verharding wordt veroorzaakt doordat het aantal bebouwde standplaatsen toeneemt. Alleen op de locatie aan de Kerkhoflaan neemt de verharding af. De toename is een minimale toename aan verharding.

3.5.4 Waterhuishouding

Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is gericht op afkoppelen van hemelwater van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Bij woonwagenlocaties is dit echter niet mogelijk doordat het water zorgt voor uitspoeling van de ondergrond, met als gevolg verzakkingen van de woonwagens. Om die reden wordt het hemelwater van de woonwagenlocaties afgevoerd via de HWA-riolering op het oppervlaktewater.

In principe kunnen de riolering op de woonwagenlocaties nog zo'n 30 à 40 jaar mee. Echter een groot deel van de riolering zijn op de woonwagenlocaties overbouwd. Uit het oogpunt van reparatie en onderhoud is dit ongewenst. Wanneer er problemen/verstoppingen ontstaan, kan men er niet bij voor inspectie c.q. reparatie. Het risico hierbij is dus dat wanneer er sprake is van verstopping van de riolering meer kosten gemaakt zullen moeten worden om een dergelijke calamiteit te verhelpen. Vanuit die optiek is het voor de gemeente als rioolbeheerder een wens om dit zodanig te wijzigen dat het riool toegankelijk wordt in het openbaar gebied. Vervanging van het rioleringsstelsel is wenselijk vanuit het oogpunt van toegankelijkheid, maar is echter niet strikt noodzakelijk vanuit het oogpunt van vervangingstijd/duur.

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, regenwater wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.

3.5.5 Wateradvies waterschap

De gemeente Emmen heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.
Het conceptontwerpbestemmingsplan is voor overleg aan het waterschap voorgelegd. Nav dit overleg heeft het waterschap ingestemd met het bestemmingsplan.
Gelet op het advies van het waterschap, worden gebieden die kansrijk zijn voor infiltratie van hemelwater, zoals parkeerplaatsen en groenvoorzieningen, mede bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast wordt het bestaande oppervlaktewater specifiek bestemd als water.

3.5.6 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Regenwater heeft van nature een goede kwaliteit. Door allerlei oorzaken kan het verontreinigd worden en hiermee bodem en oppervlaktewater belasten. Het is daarom van belang om er in eerste instantie voor te waken dat regenwater verder wordt verontreinigd. Dat kan worden bereikt door de oppervlaktes waarop regenwater valt schoon te houden (bijv. wegen en parkeerterreinen) door geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken en rekening te houden met het gebruik van strooizout of het gebruik van uitlogende materialen.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat regenwater wordt gemengd met andere waterstromen. Denk bijvoorbeeld aan het mengen met huishoudelijk afvalwater in het gemengde rioolstelsel. Bij nieuwe ontwikkelingen moet daarom worden onderzocht of het regenwater gescheiden kan worden afgevoerd. Water is belangrijk voor het welzijn van mens en dier. In bebouwd gebied vormt het tevens een belangrijk ordenend en esthetisch element. Om aan dit doel te voldoen is het belangrijk dat het water van goede kwaliteit is en voldoende zuurstof bevat. Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen er op moet worden gelet dat:

  • alleen water wordt aangelegd op plaatsen waar dit op natuurlijke wijze kan;
  • water verbonden is met de rest van het watersysteem;
  • er voldoende oeverbegroeiing is;
  • afstromend regenwater schoon is en blijft;
  • lozingen vanuit de riolering worden voorkomen.

Daarbij is het belangrijk dat telkens bij een nieuw initiatief wordt onderzocht of er mogelijkheden zijn om ruimte voor water te realiseren binnen het stedelijke gebied of dat buiten het plangebied betere oplossingen zijn. Zodat de totale afwenteling langzamerhand kleiner wordt en de kwaliteit van het oppervlaktewater verbeterd. Bij nieuwe ontwikkelingen is het beter om niet te kiezen voor de aanleg van nieuwe waterpartijen.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

Voorliggend bestemmingsplan maakt onderdeel uit van de herinrichting en herstructurering van 5 woonwagenlocaties binnen Emmen. Deze herstructurering en herinrichting houdt in dat bestaande standplaatsen opnieuw worden ingemeten en of verplaatst, nieuwe standplaatsen worden gecreëerd, bestaande bebouwing wordt verzet of afgebroken om een brandveiliger omgeving te creëren. Daarnaast wordt door de aanpak van het openbaar gebied de leefomgeving aangepakt.
De herstructurering is een uitwerking van het 'Woonwagenbeleid 2014' en het hieraan gekoppelde Sociaal Plan. Het doel van van deze herinrichting is het bieden van kwalitatief goede huisvestingsmogelijkheden voor de doelgroep die op het woonwagencentrum woont en wil wonen. Tevens wordt de bestaande (huur)huisvesting opgewaardeerd naar geldende wet- en regelgeving en in goede staat van onderhoud gebracht. Daarnaast moeten de huidige woonwagenlocaties weer een goede beheer- c.q. onderhoudssituatie krijgen. De gemeente streeft met de herinrichting en herstructurering van de 5 woonwagenlocaties naar een duurzame situatie op de woonwagenlocaties met kwalitatief goede woningen in een duurzaam kwalitatief goede woonomgeving waarbij de leefbaarheid voorop staat. Een oude woonwagen past hier niet in. Daarnaast wil de gemeente goed geïsoleerde woningen die bijdragen aan de verlaging van de CO2 uitstoot. De gemeente (en corporaties) ziet duurzaamheid breed; niet alleen energie maar ook aandacht voor onder anderen levensloopbestendigheid, gezondheid binnen klimaat, materiaal gebruik, onderhoud.

De standplaatsen liggen binnen de sociale sector: huur/koop. De standplaatsen zullen zo goed mogelijk betaalbaar moeten zijn voor de huidige c.q. toekomstige bewoners; daarom wordt het puntensysteem van VROM gehanteerd. De standplaatsen met berging bevinden zich in 'huur-huur' en 'huur-eigendom'. Er wordt naar gestreefd standplaatsen aan te bieden voor een huurbedrag waarbij rekening wordt gehouden met het door het door de huurcommissie vastgestelde puntensysteem voor 80% van de maximale huurberekening voor de huurstandplaatsen.Na herstructurering worden de huurprijzen van de standplaatsen gewijzigd aan de standplaats grote. Op dit moment betalen de bestaande huurders voor minder ruimte dan men in de loop der tijd in gebruik heeft genomen. Voor aanvang van de renovatie worden de standplaatsen opnieuw ingemeten aan de hand waarvan een nieuwe huurprijs wordt vastgesteld op basis van het werkelijke aantal m2 van de standplaats. Zo niet, dan moet de huurder de extra ingenomen ruimte inleveren.

4.1.1 Woningcorperatie

Tijdens de herstructurering kunnen gesprekken met de beoogde corporatie(s) worden opgestart om te komen tot de overeengekomen overdracht. De overdracht zal, zoalsovereengekomen met een intentieafspraak in 2005, plaatsvinden nadat het woonwagen-centrum is genormaliseerd. Op dit moment zijn de huurstandplaatsen en huurwoonwagens en huurwoningen op de standplaatsen van de gemeente. Doel is om na herstructurering van de kleine woonwagenlocaties deze huurstandplaatsen en huurwoonwagens en huurwoningen over te dragen aan een woningcorporaties. Na overdracht zal de corporatie zorgdragen voor de exploitatie, beheer en onderhoud van de huurstandplaatsen, huurwoonwagens en huurwoningen. Om tot overdracht te komen hebben de woning corporaties wensen ten aanzien van de herstructurering uitgesproken, deze zijn:

  1. 1. De overgang van privaat naar publiek gebied dient helder in het straatbeeld zichtbaar en herkenbaar te zijn;
  2. 2. Er moet een beeldkwaliteit worden afgesproken voor de zone bijgebouwen, terreinafscheiding, e.d.;
  3. 3. De locatie moet overzichtelijk, goed beheer(s)baar én handhaafbaar zijn;
  4. 4. De locatie dient zoveel als mogelijk te worden geïntegreerd in de directe omgeving;
  5. 5. Huurders kunnen alleen een huurstandplaats betrekken als er geen huurachterstanden zijn;
  6. 6. Alle kosten aangaande vergoedingen aan de toekomstige huurders zijn voor rekening van de gemeente conform vastgesteld Sociaal Plan;
  7. 7. Er zal per huurstandplaats waarop een eigendomswoonwagen (eigendom van de huurder) staat c.q. wordt geplaatst een zogeheten 'huurafhankelijk recht van opstal' moeten worden gevestigd.
  8. 8. De standplaatsen liggen binnen de sociale sector: huur/koop. De standplaatsen zullen zo goed mogelijk betaalbaar moeten zijn voor de huidige c.q. toekomstige bewoners; daarom wordt het puntensysteem van het ministerie gehanteerd.
  9. 9. De standplaatsen met berging bevinden zich in 'huur-huur''' en 'huur-eigendom'''. Er wordt naar gestreefd standplaatsen aan te bieden voor een huurbedrag waarbij rekening wordt gehouden met het door het door de huurcommissie vastgestelde puntensysteem voor 80% van de maximale huurberekening voor de huurstandplaatsen.

4.2 Ontwikkeling Van De Woonwagenlocatie

Voor woonwagens is in 1995 de wettelijke verplichting ontstaan om ook een 'bouwvergunning' aan te vragen voor bouwactiviteiten. Door nu strikt te gaan vasthouden aan het vigerende Bouwbesluit 2012, voldoet bijna geen woonwagen. Hierdoor kunnen binnen de woonwagenlocaties bijna geen woonwagens worden verplaatst. Na verplaatsingen moeten de woonwagens immers voldoen aan het vigerende Bouwbesluit 2012.
De gemeente heeft het herstructureren van de woonwagenlocaties geruime tijd voor zich uitgeschoven. Hierbij is de huidige situatie ten aanzien van het niet kunnen voldoen aan het Bouwbesluit 2012 gedoogd. Om die reden is besloten eenmalig de huidige woonwagens toe te staan op de nieuw aan te leggen standplaatsen met dien verstande dat de woonwagens tenminste voldoen aan de vereisten van Bouwbesluit 1992. Voldoet de woonwagen niet, dan dient de eigenaar deze aan te passen op eigen kosten. Tevens zal elke eigenaar zelf de omgevingsvergunning dienen aan te vragen.
Zodra een huurder zijn woonwagen vervangt dan wel verbouwt, dient deze nieuwe woonwagen c.q. de aan te brengen aanpassingen wel geheel te voldoen aan de vereisten van Bouwbesluit 2012 en passend binnen de mogelijkheden van de woonwagenlocatie.

Oorspronkelijk was per standplaats één voorzieningengebouw gesitueerd, met hierin zogenaamde 'natte voorziening' = sanitaire voorziening en 'droge voorziening'= berging. Op dit moment is de staat van onderhoud van deze voorzieninggebouwen over het algemeen matig/redelijk te noemen. Voor de deze voorzieninggebouwen zal er een uitsterf beleid worden gehanteerd voor wat betreft het sanitair in de bergingen. Alle bewoners hebben sanitaire gelegenheid in hun woonwagen dan wel woonwagenwoning. Daarom is het niet noodzakelijk meer om gebruik van sanitair ter beschikking te stellen in de bestaande bergingen. Concreet betekent het hanteren van een uitsterf beleid dat geen onderhoud meer gepleegd wordt op het sanitair in de bergingen. Wanneer dit noodzakelijk is zal de gemeente het sanitair verwijderen en ontkoppelen. De sanitaire aansluitpunten kunnen behouden blijven op verzoek van de huurder.
Van alle bergingen die verhuurd blijven na herinrichting, is zowel een bouwkundig als elektrotechnische rapportage opgesteld waarin staat aangegeven welke renovatie benodigd is om de bergingen te kunnen blijven exploiteren. Voor bestaande bergingen op leeggekomen standplaatsen geldt dat deze worden gesloopt. De bergingen op de overige standplaatsen zullen worden voorzien van een uitbreiding van elektragroepen in de meterkast naar huidige maatstaven. Extra bergingen worden ontdaan van de meterkast met installatie voor zover dit nog niet het geval is.

De brandveilige afstand tussen woonwagens bedraagt vijf meter tussen de (clusters van) woonwagens. Deze clusters houden open onbebouwde ruimtes tussen de bestaande woonwagens. De brandveiligheidsruimte mag niet bebouwd worden of als parkeerplaats dienen voor voertuigen, caravans, en dergelijke. Daarnaast is parkeren op de standplaats vanuit het oogpunt van brandveiligheid, beheersbaarheid en handhaafbaarheid niet wenselijk. Om die reden hebben of krijgen de standplaatsen rondom een spijlen hekwerk c.q. stenen muur met een maximale doorgang van 1,00 meter en worden daar waar nodig extra parkeerplaatsen in de openbare ruimte aangelegd.

In volgende paragrafen wordt voor de woonwagenlocatie aan de Vleerackers de bestaande situatie en de nieuwe ontwikkeling beschreven.

4.2.1 Vleerackers bestaande situatie

Woonwagenlocatie Vleerackers is gelegen in de wijk Angelslo. De woonwagenlocatie heeft de bestemming Wonen- Woonwagenstandplaats, Wonen- Geschakeld 1 en Verkeer-verblijf. De gronden bestemd voor Wonen- Woonwagenstandplaatsen zijn bestemd voor woonwagenstandplaatsem, woonwagens en woningen. De standplaatsen mogen alleen binnen de bouwvvlakken worden bebouwd, gebouwen dienen achter de voorgevel geplaatst te worden. Maximaal 50% van de standplaats mag worden bebouwd. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelings perceelsgrens mag aan één zijde minimaal 2.5 meter mag bedragen, mits aan de andere zijde de afstand tussen twee hoofdgebouwen minimaal 5 meter bedraagt.

Voor de hoofdgebouwen geldt een goothoogte en een max. bouwhoogte. Per standplaats mag bestemmingsplan achter de voorgevel een bijgebouw worden gerealiseerd van maximaal 30m2, mits niet meer dan 50% wordt bebouwd van het perceel, met een bouwhoogte van 3,5 meter. Als gevolg van een fout tijdens het actualiseren van het bestemmingsplan Angelslo hebben een aantal standplaatsen de bestemming Wonen- Geschakeld 1A gekregen. De gronden met deze bestemming zijn hierdoor bestemd voor vrijstaande woningen geschakeld met een aanbouw. De hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Het hoofdgebouwen dienen plat afgedekt te zijn. De voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht; De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een woning met de bestemming 'Wonen - Geschakeld 1A' mag maximaal 35 m² bedragen, met in achtneming dat niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt. Binnen deze bestemming is het niet mogelijk om woonwagens of standplaatsen te realiseren. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de gemaakte fout ongedaan.

Op dit moment kent de woonwagenlocatie dertien standplaatsen waarvan 4 niet worden verhuurd. Tevens heeft de locatie nog 2 bouwrijpe kavel voor het aanleggen van 8 standplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014015-B701_0004.png"

Afbeelding 4.1: bestaande situatie

Het woonwagencentrum Vleerackers heeft een volwaardige woon-, verblijfs- en gebruikskwaliteit. Het woonwagencentrum is aangesloten op de omgeving, heeft een open structuur en is van buitenaf zichtbaar en herkenbaar. Het woonwagencentrum Vleerackers heeft een eigen karakter en uitstraling waarin de bewoners zich kunnen herkennen. Er komen duidelijke en handhaafbare overgangen tussen openbaar en privé.

4.2.2 Vleerackers nieuwe situatie

Na herstructurering zijn op de locatie nog 8 bestaande te bebouwen standplaatsen over. Hiervan worden 10 standplaatsen gemaakt voor 10 woonwagen- woningen. Gelet op de brandveiligheid van de woonwagenlocatie is gekozen voor twee clusters met daartussen een afstand van minimaal vijf meter tot de overige woonwagens. tevens zijn tbv de brandveiligheid 2 standplaatsen in het "oude" deel opgeheven. Hierdoor vervalt standplaats op nummer 77 vervalt. De ruimte die vrijkomt, zal bij standplaats nummer 75 getrokken worden (deze bewoner heeft aangegeven onvoldoende ruimte te bezitten op de huidige standplaats).De grens tussen standplaats nummer 77 en nummer 81 zal opnieuw moeten worden vastgelegd en wel zodanig dat er een brandveiligheidsstrook van vijf meter tussen de woonwagens ontstaat. De standplaats op nummer 63 vervalt eveneens. De resterende ruimte wordt bij standplaats nummer 61 getrokken. Standplaats 75 en 81 worden vergroot ten koste van de opgeheven standplaats nummer 77.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014015-B701_0005.png"

Afbeelding 4.2:mogelijke nieuwe situatie

Tevens wordt in het bestemmingsplan twee brandveiligsheidzones van minimaal 5 meter opgenomen welke onbebouwd dienen te blijven.

Op de nog onbebouwde braakliggen de standplaatsen worden tien woonwagen-woningen gebouwd voor verhuur door de gemeente als aanvulling op de kernvoorraad. De huurder van de 'oude' standplaats op nummer 77 verhuist naar een zogeheten woonwagen-woning. De huurwoonwagen op nummer 83 wordt niet verkocht. Gezien de zeer slechte staat van de huurwoonwagen wordt de huurder een woonwagen-woning op de ontwikkellocatie aangeboden. Mocht de huurder dit afwijzen, dan zal de huurder zelf voor andere huisvesting moeten zorgen. De huurwoonwagen zal worden afgevoerd. Mocht de huurder niet voor een eigen woonwagen kunnen zorgen, dan zal de standplaats opnieuw worden uitgegeven voor de verkoop c.q. huur.
De standplaatsen zijn voldoende groot en daardoor flexibel in te richten, zodat er nieuwe en bestaande woonwagens of woonwagen- woningen geplaatst kunnen worden, nu of in de verdere toekomst. Elke standplaats bevat een vastgesteld maximaal bouwvlak met een maximale bouwhoogte. Daarmee wordt de brandveiligheid gewaarborgd en een grens gesteld aan het bouwvolume. Buiten dit bouwvlak mag niet worden gebouwd, behoudens de bijgebouwenzone.
Het geherstructureerde woonwagencentrum, moet voldoen aan alle eisen van brandveiligheid en andere relevante wetgeving, ongeacht de bebouwingsvorm.

4.3 Inrichting Standplaatsen

4.3.1 Bebouwing

Voor de nieuw te bouwen woonwagen- woningen is gekozen voor een gebouw in 1 bouwlaag met kap. Deze woonwagen-woningen zijn duurzaam gebouwde woningen met stolpkap, twee dakkapellen en een speciale hoekoplossing. Dit sluit goed aan bij de omliggende bebouwing met 2 lagen of 2 lagen en kap. Bij deze woonwagen-woningen wordt een berging met plat dak gerealiseerd. De bergingen zijn reguliere houten bergingen. De rest van de kavels wordt bestraat en omsloten door een hekwerk. Indien men de bestaande woonwagens wil vervangen door een woonwagen-woning dan is dat mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014015-B701_0006.png"

Afbeelding 4.3: impressies woonwagen-woning

4.3.2 Parkeren

Voor alle nieuwe standplaatsen op de woonwagenlocaties geldt een parkeernorm van twee parkeerplaatsen per standplaats. Voor bestaande standplaatsen geldt een parkeernorm van 1,5 parkeerplaats. Alle parkeerplaatsen zijn openbaar.
Vanuit het oogpunt van brandveiligheid, beheersbaarheid en handhaafbaarheid is het parkeren op de standplaats niet wenselijk. De standplaatsen zijn daarom ook omgeven met een spijlen hekwerk c.q. stenen muur met een maximale doorgang van 1,00 meter, daar waar nodig worden extra parkeerplaatsen in de openbare ruimte aangelegd.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting Op Het Bestemmingsplan

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Emmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers is een bestemmingsplan, waarmee de herinrichting van de woonwagenlocatie mogelijk wordt gemaakt.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012" van het ministerie.

5.2 Inventarisatie

De inventarisatie van het plangebied heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Begonnen is met het bekijken en vergelijken van de vigerende bestemmingsplannen met de meest recente topografische ondergrond en luchtfoto. Hierbij is gelet op veranderingen van de topografische ondergrond en luchtfoto ten op zichten van het vigerende bestemmingsplan. Daarna is het gebied geïnventariseerd en opmerkelijke en sterk afwijkende zaken zijn vervolgens nader onderzocht. Op basis van al deze gegevens en de gewenste nieuwe ontwikkelingen zijn bestemmingen toegekend en zijn de verbeelding en de regels opgesteld.

5.3 Toelichting Op De Verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart. Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.4 Toelichting Op De Regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplan met 11 artikelen.

Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  2. 2. Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  4. 4. Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 Inleidende regels worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd, wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik. Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden moeten worden gemeten.

5.4.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels

In Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven. Tevens wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve bestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen met betrekking tot gebruik of bouwen.
In de gebruiksregels is per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld. Met de bouwregels worden de bouwmogelijkheden gereguleerd.

5.4.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel voorkomt dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

In artikel Artikel 7 Algemene bouwregels zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.
Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

Aan de hiervoor genoemde basisbestemmingen is de aanduidingen Geluidzone-weg toegevoegd. Deze aanduiding is vanuit het milieubeleid een extra aanduiding aan de gronden. Deze aanduiding werkt door naar de onderliggende enkelbestemmingen op de gronden die zijn aangeduid. De aanduidingen zijn opgenomen ter bescherming van functies die niet direct zichtbaar zijn in het gebied, maar wel van invloed zijn op de inrichting van de omgeving.
De zone Geluidzone- weg in het bestemmingsplan is opgenomen vanwege het geluid afkomstig van de Rondweg. De aanduiding Geluidzone- weg heeft de bedoeling te voorkomen dat geluidgevoelige gebouwen ruimten worden gerealiseerd binnen de geluidzone van een weg, als daardoor een te hoge geluidbelasting optreedt. Indien om een of andere reden een weg niet meer zoneplichtig is, kan deze aanduiding van de verbeelding worden verwijderd middels een hiertoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid. In het bestemmingsplan wordt in beginsel geen uitbreidingen van geluidgevoelige bestemmingen in de geluidzones mogelijk gemaakt. Voor eventuele realisatie van nieuwe geluidgevoelige bebouwing en of uitbreidingen van bestaande geluidgevoelige bebouwing zal vooraf eerst bekeken moeten worden of realisatie of uitbreiding mogelijk is binnen de gestelde geluidswaarden dan wel of het mogelijk is om een hogere grenswaarde geluid vast te stellen. Bij de bepaling van de zones voor het wegverkeerslawaai is aangesloten bij het akoestisch onderzoek dat ten behoeve van het bestemmingsplan is uitgevoerd.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels geeft het bestemmingsplan de nodige extra flexibiliteit. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning hiervoor dient het college van burgemeester en wethouders eerst toestemming te verlenen. De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

5.4.4 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels bestaat uit 2 artikelen, de eerste is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de tweede de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 10 overgangsrecht regelt het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.
Artikel 11 slotregel is de Slotregel van het bestemmingsplan. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als:
"Regels van het bestemmingsplan Emmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers".

5.5 Handhaving

In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor de gemeente en de burger beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

Het besluitvormingstraject omtrent de herinrichting van de woonwagenlocaties is een nieuw ijkmoment ten aanzien van illegale bouwwerken. Zodat in de gevallen waarin een bouwwerk is gebouwd zonder of in afwijking van de bouwvergunning of in strijd met het bestemmingsplan, kan worden geoordeeld of de gemeente als bevoegd bestuursorgaan daartegen wenst op te treden. Na een jarenlange 'gedoogsituatie' van diverse illegale bouwwerken, gebouwen en gebruik zal de handhaving op de illegaal geplaatste bouwwerken op gepaste wijze dienen te worden opgepakt. Op basis van dossieronderzoek naar de verleende bouwvergunningen is geconstateerd dat voor veel woonwagens, bouwwerken en gebouwen op de standplaatsen nog een omgevingsvergunning aangevraagd dient te worden. Gebleken is dat diverse woonwagens zonder de vereiste bouwvergunning zijn geplaatst en/of zijn omgebouwd tot chalet. Het gedane dossieronderzoek en inventarisatie kan als 0-meting voor legalisatie worden gebruikt.
Legalisatie wordt als uitgangspunt genomen voor de aanpak van illegaal geplaatste bouwwerken op de woonwagenlocaties, uitgaande van de gemeentelijke inventarisatie, uitgevoerd voor iedere woonwagenlocatie. Deze inventarisatie wordt als ijkpunt gehanteerd. Dit betekent dat voor de opstallen/ gebouwen en gebruik die niet verwoord zijn als uitgangspunt handhaving geldt, behalve wanneer legalisatie middels een vergunningaanvraag mogelijk is. Afzien van handhaving is in bijzondere gevallen geoorloofd. Daarbij zijn twee situaties te onderscheiden:

a. indien concreet zicht op legalisatie bestaat, én

b. als handhaving onevenredig is in verhouding tot het daarmee te dienen belang.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Betrokkenheid

6.1 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen

6.1.1 Overleg

Het college heeft het bestemmingsplan Emmen, kleine woonwagenlocaties vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het concept- ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners. In het concept bestemmingsplan is nog uitgegaan van 1 bestemmingsplan voor de 5 verschillende kleine woonwagenlocaties.
Uit praktische overwegingen is gekozen om het voorontwerpbestemmingsplan op te delen en per woonwagenlocatie een ontwerpbestemmingsplan in procedure te brengen. Alle gedane reacties en overleg tav de vijf kleine woonwagenlocaties zijn wel betrokken bij het opstellen van de ontwerpbestemmingsplannen.
De ontvangen adviezen en reacties op het voorontwerpbestemmingsplan zijn gebundeld in de Nota van Beantwoording. Deze nota van beantwoording is wat betreft het onderdeel vooroverleg voor de vijf woonwagenlocaties identiek.

In de Nota van Beantwoording is het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overleg reacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.
Voor de inhoud van de overleg reacties en het standpunt van het college wordt verwezen naar voornoemde nota Bijlage 1 . De Nota van Beantwoording maakt deel uit van het bestemmingsplan Emmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers

6.2 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 2 juli 2014 zes weken ter inzage gelegen. Tegen het bestemmingsplan is 1 zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De planontwikkelingskosten en van voorliggende bestemmingsplanEmmen, Angelslo woonwagenlocatie aan de Vleerackers komen geheel voor rekening van de Gemeente Emmen, waarbij de afdeling Dorpen en Wijken de coördinatie heeft. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.
Er kunnen nog zogeheten MJOP's (meerjarenonderhoudsplannen) worden opgesteld voor het woonwagencentrum na herinrichting. Zo worden de structurele jaarlijkse beheerkosten goed in beeld gebracht en kunnen die jaarlijks worden begroot. Dit valt buiten het project 'herinrichting kleine woonwagencentra'. Gestreefd wordt om een bedrag à 700 euro jaarlijks per huurstandplaats te reserveren voor planmatig onderhoud en dagelijks onderhoud. Dit bedrag is in den lande een representatief bedrag gebleken om te reserveren voor dagelijks en planmatig onderhoud. Op dit moment betalen de bestaande huurders voor minder ruimte dan men in de loop der tijd in gebruik heeft genomen. De standplaatsen zullen opnieuw ingemeten moeten worden en er zal een nieuwe huurprijs moeten worden vastgesteld op basis van de werkelijke aantal m2 van de standplaats. Mocht de huurder het hier niet mee eens zijn, dan zal de extra ingenomen ruimte door de huurder moeten worden ingeleverd. Eventuele extra opbrengsten zijn nu niet meegenomen. Deze behoren bij de reguliere exploitatie.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Nota Van Beantwoording

Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 3 Quickscan Ecologie

Bijlage 4 Advies Externe Veiligheid

Bijlage 5 Bodemonderzoek

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 7 Ontwerp Besluit Hogere Grenswaarden

Bijlage 8 Raadsbesluit

Bijlage 9 Besluit Hogere Waarden