Emmer-Compascuum, tussen Spindel en Hoofdkanaal WZ
Bestemmingsplan - gemeente Emmen
Vastgesteld op 29-10-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Emmer-Compascuum, tussen Spindel en Hoofdkanaal WZ met identificatienummer NL.IMRO.0114.2019004-B701 van de gemeente Emmen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:
een beroep,of het beroepsmatig verlenen van diensten of bedrijfvoering dat op administratief, lichaamsverzorgend , juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw;
1.7 achtererfscheiding:
een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;
1.8 achtergevel:
gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;
1.9 ander(e) bouwwerk(en):
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.10 andere werk(en):
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bebouwingsgrens:
een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;
1.13 bed and breakfast
het gebruik van een ruime met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, een tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed and breakfast wordt niet begrepen overnachtingen, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. De ruimte die gebruikt wordt voor bed and breakfast mag niet worden gebruikt als zelfstandige woning;
1.14 bedrijf:
een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid;
1.15 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.16 begane grond:
de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;
1.17 beroeps- cq; bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c;q; een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.18 bestaand:
bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.19 bestaande bebouwing:
bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.26 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.28 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;
1.29 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen,
verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder niet valt grootschalige detailhandel, detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen, volumineuze detailhandel, perifere detailhandel, tuincentrum en supermarkt.
1.30 detailhandel grootschalige (grootschalige detailhandel):
een detailhandelsbedrijf in goederen met een minimaal vloeroppervlak van 1000m2, detailhandelsbedrijven zoals dagelijkse goederen (foodsector) worden hier niet onder begrepen;
1.31 detailhandel in volumineuze goederen:
een detailhandelsbedrijf in goederen die vanwege de omvang van die goederen dan wel de aard van die goederen een grotere bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging rechtvaardigen, een detailhandelsbedrijf in meubelen, badkamers en keukens, auto's caravans, campers, boten en aanverwante artikelen; detailhandelsbedrijven zoals dagelijkse goederen en detailhandel in niet-dagelijkse goederen (non-foodsector) worden hier niet onder begrepen;
1.32 dienstverlenend beroep:
beroep waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;
1.33 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafe;
1.34 erker:
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;
1.35 garage:
overdekte stalling voor een of meer auto's;
1.36 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.37 geluidswerende voorzieningen:
geluidsreducerende constructie/ bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerk/ constructie;
1.38 gemengde doeleinden:
een combinatie van minimaal twee gelijkwaardige functies, zoals in dit bestemmingsplan opgenomen hoofdgroepen van bestemmingen;
1.39 geometrische plaatsbepaling:
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;
1.40 gevel:
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;
1.41 gevellijn:
de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;
1.42 groenvoorziening:
een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;
1.43 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst;
1.44 horecabedrijf:
een bedrijf, inrichting waar bedrijfsmatig dranken en/ of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en /of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.45 horeca-1:
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven zoals een sportkantine;
1.46 horeca-2:
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken zoals restaurants, bistro's, grillrooms, en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;
1.47 horeca-3:
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, met uitzondering van discotheken en nachtclubs;
1.48 horeca-4:
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektronisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse;
1.49 horeca-5:
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions;
1.50 kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschiktemate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congresen vergaderaccommodatie
1.51 luifel:
een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;
1.52 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder: gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/ kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, verenigingsleven, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.53 medische voorzieningen:
voorzieningen voor medische hulpverlening en medische hulpmiddelen, zoals een tandartsenpraktijk, fysiotherapie, apotheek, kruisgebouw, GGD, dierenartsenpraktijk, geestelijke hulpverlening of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon;
1.54 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, telecommunicatie, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;
1.55 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.56 overstek:
bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel;
1.57 perceelsgrens:
de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;
1.58 straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.59 wonen gestapeld
wonen in een woongebouw, met meerdere zelfstandige wooneenheden/ woningen;
1.60 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.61 wooneenheid:
zelfstandige bewoonbaar gedeelte ( woning) van een voor wonen bestemd gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.62 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen wooneenheden/ woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:
de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;
2.2 de bebouwing op de verbeelding:
de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;
2.3 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.7 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;
2.8 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 het peil:
het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Sport
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sporthal
- b. overdekte tennisbanen;
- c. squashbaan en in aard en omvang gelijk te stellen voorzieningen;
- d. trainingszaal, fitnessruimten;
- e. evenemententerrein;
met bijbehorende:
- f. andere bouwwerken;
- g. horeca-1 (sportkantine) ten dienste van de bestemming;
- h. speelgelegenheden;
- i. toegangswegen in- en uitritten;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:
- a. de woonsituatie;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. cultuurhistorie;
- d. verkeersveiligheid;
- e. sociale veiligheid;
- f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
- g. milieusituatie;
- h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. meer dan 12 dagen per kalenderjaar voor evenementen gebruiken;
- b. gebouwen voor bewoning gebruiken;
Artikel 4 Centrum
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woongebouw met maximaal 21 wooneenheden;
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. tuin en erven;
Uitsluitend op de begane grond:
- d. detailhandel;
- e. horecavoorzieningen categorie H(1) tot en met H(3);
- f. kantoren;
- g. dienstverlening;
met bijbehorende:
- h. andere bouwwerken;
- i. sport- en speelgelegenheden;
- j. toegangswegen in- en uitritten;
- k. parkeervoorzieningen, zowel ondergronds als bovengronds;
- l. groenvoorzieningen;
- m. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
- b. detailhandel in grootschalige dan wel volumineuze goederen;
- c. detailhandel in de vorm van een supermarkt;
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
- a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, meeontworpen sierende elementen, ventilatiekanalen, installaties voor duurzame energie-en watervoorzienngen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
- b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
- c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Vormen van verboden gebruik ( onbebouwd)
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:
- a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren en overigens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. als opslagplaats van materialen en voertuigen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een prostitutiebedrijf, seksinrichting en of tippelzone; voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie en of tippelzone.
7.2 Vormen van verboden gebruik ( gebouwen)
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:
- a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
- 1. goederen, waarvan de verkoop ondergeschikt deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
- 2. agrarische producten afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
- b. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
- c. het plaatsen van of geplaatst houden van onderkomens;
- d. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) (raam)prostitutie
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Bevoegdheid
Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunning afwijken van:
- a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
- b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 3m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing
- c. de regels voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer, openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
- 1. de bouwhoogte van een gebouw maximaal 3.00 meter mag bedragen;
- 2. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 meter² mag bedragen;
- 3. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10.00 meter mag bedragen;
- d. de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende bepalingen gelden:
- 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
- 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
- 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
- 5. max 50m2 mag gebruikt worden voor het aan huis verbonden activititen;
- 6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
- 7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 meter² bij of aan de woning worden geplaatst;
- 8. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein op het moment dat dit noodzakelijk is vanwege de bestaande parkeerdruk in de omgeving
- e. het laten gebruiken van een deel van de woning voor bed en breakfast, waarbij de volgende bepalingen gelden:
- 1. de activiteit is uitvoerbaar binnen de bestaande bebouwing;
- 2. de activiteit is ruimtelijk ondergeschikt ten opzichte van de woonfunctie;
- 3. parkeren ten behoeve van de Bed en Breakfast moet op eigen terrein
8.2 Afweging
De toepassing van de in artikel 8.1 eerste lid genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Tevens dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder, indien daartoe noodzaak is. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad of bij negatief advies van de leidingbeheerder kan de functiewijziging niet plaatsvinden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
- b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
9.2 Afweging
De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Emmer-Compascuum, tussen Spindel en Hoofdkanaal WZ .
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
Gemeente Emmen is voornemens om in het centrum van Emmer-Compascuum de sporthal De Klabbe te vernieuwen. Daarnaast is tussen het Hoofdkanaal en de Spindel een braakliggend terrein, welke ingevuld dient te worden zodat het centrum van Emmer-Compascuum wordt verbeterd. De reden voor het opstellen van het Emmer-Compascuum, tussen Spindel en Hoofdkanaal WZ is het realiseren van een sporthal op deze braakliggende locatie met daarbij enkele centrumfuncties, zoals detailhandel, kantoren, horeca en wonen.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied van het bestemmingsplan Emmer-Compascuum, tussen Spindel en Hoofdkanaal WZ ligt in de kern Emmer-Compascuum tussen het Hoofdkanaal en het plein (zie figuur).
Figuur 1-1: De ligging van het plangebied Emmen Emmer-Compascuum, tussen Spindel en Hoofdkanaal WZin Emmer-Compascuum (rode cirkel).
Figuur 1-2: Indicatie begrenzing plangebied (rode cirkel).
1.3 Huidige Planologische Regelingen
Het voorliggende bestemmingsplan Emmer-Compascuum, tussen Spindel en Hoofdkanaal WZ vervangt het bestemmingsplan "Emmer-Compascuum" (09.038), welke is vastgesteld op 28 april 2011, gedeeltelijk.
1.4 Opzet Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Ontwikkeling
2.1 Algemene Planbeschrijving
Vanuit het noorden, westen en het zuiden werd vanaf de tweede helft van de 19e eeuw in de richting van het huidige Emmer-Compascuum gegraven. In het zuiden is Emmer-Compascuum begrensd door het Oranjekanaal en in het noorden watert Emmer-Compascuum af op het Stadskanaal. Emmer-Compascuum is een typische veenkolonie. Het dorp is voornamelijk gebouwd langs de kanalen Hoofdkanaal, Kanaal-A, Kanaal-B, Scholtenskanaal, Oosterdiep, Westerdiep en Kanaal-C de latere Schuttingslaan.
De aanleg van een plaatselijk dubbelkanaalsysteem met het parallelle Ooster- en Westerdiep doet vermoeden dat hier het voorzieningenecentrum oorspronkelijk was gedacht. In het Veenkoloniale ontginningssysteem waren de oevers van een kanaal aan beide zijden ongelijkwaardig. De belangrijke route heet de 'straatkant', daaraan woonde men, stonden de winkels en bedrijven, incidenteel staan hier ook boerderijen. De tegenoverliggende oever werd 'landskant' genoemd, hier staan de boerderijen, ontsloten via bruggen over het kanaal, soms in groepjes middels parallelwegen ontsloten. Het gebied met een dubbelkanaalsysteem kon dus zonder bruggen ontsloten worden wat een evident voordeel is in de ontwikkeling van nijverheid en bewoning. Beide kanaalzijden ontwikkelen zich dus verschillend waarbij de 'straatkant' logischerwijs veel sneller verdicht dan de 'landskant'. Dat bedoeld gebied in Emmer-Compascuum niet van de grond gekomen is, zal zijn oorsprong hebben in de op menige gronden rustende twintigste penning.
De twintigste penning is een erfpachtsrecht, geheven in het gebied van Emmer-Compascuum, met bijzondere condities. Deze erfpachtsrechten dateren uit de tijd van de vervening en werden ook gehanteerd bij de Stadsmeierrechten in de provincie Groningen. Eén van de condities is dat bij overdracht van het erfpachtsrecht 5% van de koopsom moet worden betaald aan de (bloot-)eigenaar van het betrokken perceel. Omdat dit erfpachtsrecht is gevestigd op heemsteden, waarop bebouwing aanwezig is, kan het om forse bedragen gaan. Deze conditie wordt de 'twintigste penning' genoemd, waarschijnlijk omdat ook al eerder soortgelijke condities met de naam 'penning' werden aangeduid (bijv. Alva's tiende penning - 10% van iedere verkoopswaarde als belasting). De heffing van de twintigste penning wordt nog steeds toegepast in het gebied van Emmer-Compascuum, waar het (bloot-)eigendom toebehoort aan de erven van mevrouw Kröner. |
De kruising Hoofdkanaal, Oosterdiep en Runde ontwikkelde zich tot ontmoetingspunt van de meest ontwikkelde bebouwingslinten langs deze kanalen.Dicht bij dit kruispunt kregen winkels, horeca en kerken een plek. In latere na-oorlogse fasen zijn de oksels tussen deze kanalen bebouwd geraakt met typische uitbreidingswijken.
2.1.1 Historische beschrijving plangebied
Het plangebied bestaat uit de percelen Hoofdkanaal WZ 7, 8 en 9 met achterliggende gronden. De bebouwing die hier voorheen stond waren de volgende:
In 1895 is op het perceel, Hoofdkanaal WZ 7 het Hotel-café, Restaurant Abeln gebouwd. Tot 1981 was pand in het gebruik als café, bioscoop en theater (Het Rextheater). Tot 2004 werd pand gebruikt als zalencentrum en werd door divers verenigingen gebruikt. In 2004 heeft de familie Abeln afscheid genomen van het pand en stond het leeg. In 2010 is het pand afgebrand. Vanaf die tijd is het een kale plek in het hart van het dorp.
Figuur 2-1: Horeca van A beln door de jaren heen
Op Hoofdkanaal WZ 8 was door familie Abeln eveneens een manufacturenzaak gevestigd. Later is deze zaak ook als kledingwinkel ingericht. Ook hier heeft de volgende generatie van de familie aangegeven niet de winkel te willen voorzetten. Na sluiting van de winkel is ook deze locatie veranderd in een kale vlakte.
Figuur 2-2: Gereformeerde kerk door de jaren heen
Op Hoofdkanaal WZ 9 was de gereformeerde kerk. Eerst in 1901 was een kerk gebouwd, welke in 1957 is gesloopt voor nieuwbouw van de kerk. Deze nieuwe kerk was in gebruik tot 2009. Toen is in kader van "samen op weg" de protestantse gemeente besloten om aan de Runde ZZ in de Nederlands Hervormde kerk verder te gaan. In 2014 is de leegstaande gereformeerde kerk gesloopt.
2.2 Stedebouwkundige Structuur
De betreffende locatie ligt aan de voorzijde over een behoorlijke breedte aan de 'straatkant' van het belangrijkste kanaal (Hoofdkanaal) in het noordelijke deel van het centrum. Zij beslaat feitelijk een groot deel van de centrumzone van het noordelijke kwadrant gevormd door het Hoofdkanaal en de Runde. Aan de achterzijde grenst zij aan een uitbreidingswijk die hier met centrumfuncties als een ouderenzorgcentrum, bibliotheek, vergaderlocaliteiten, een medisch centrum en een grote parkeerplaats zijn toegerust.
In de oksel van de kanaalontmoeting Runde en Hoofdkanaal is redelijk recent woningbouw in de vorm van 3- à 4-laagse appartementengebouwen gerealiseerd. Hierbij zijn belangrijke bebouwingskenmerken van de lokale sfeer verloren gegaan. Aan de driesprong van de Runde, Oosterdiep en Hoofdkanaal is een pleinvormige ruimte gemaakt door de gevelwanden terug te plaatsen, zonder dat deze keuze een ruimtelijke legitimatie heeft en de gebouwen ontwikkelen zich hier horizontaal in plaats van perceelsgewijs verticaal. Ook functioneel is de opdeling van de nieuwbouw horizontaal in lagen in plaats van verticaal per kavel. Overige bebouwing is resultaat van organische groei maar vertoont deels een behoorlijke sleetsheid.
Langs het Hoofdkanaal is het contact tussen het kanaal, als ontstaansreden van het dorp, en de belangrijkste 'straatkant'-gevelwand door de kaalslag geheel verloren gegaan waarbij slingers in de weg niet meehelpen ter begrip en behoud van de logica van het dorp. De grootschalige appartementenontwikkelingen ontkennen het adaptatievermogen van de traditionele Veenkoloniale lintbebouwing vooral aan deze 'straatkant'. Bij een herontwikkeling van onderhavige locatie moeten lessen getrokken worden uit deze ervaringen. Zaken als parcelering, verticaliteit, individualiteit en begeleiding en volgen van het kanaal zijn kernbegrippen bij een herontwikkeling.
2.3 Sporthal
Aan de Creel 2 ligt de huidige sporthal "De Klabbe". De sporthal wordt gebruikt door onder andere handbalvereniging DOS en dans- en gymvereniging Unido, maar is sterk verouderd. Er is eveneens een kleine fitnessruimte. Behalve de bouwtechnische en installatietechnische onvolkomenheden van de sporthal is ook de locatie, midden in een woongebied, niet optimaal.
Figuur 2-3: Gevel sporthal "De Klabbe"
In het kader van de wens om het centrum van Emmer-Compascuum functioneel te versterken en ruimtelijk te verbeteren is in 2017 tijdens een inloopbijeenkomst aangegeven dat de sporthal zou moeten worden gecombineerd met de achter 'De Deele' nieuw te bouwen Brede School. Echter, na uitwerking bleek er op deze locatie te weinig ruimte te zijn voor een goede uitwerking van een combinatie van school en sporthal.
Figuur 2-4: Gepresenteerde locaties voor de nieuwe sporthal
Bij het zoeken naar een geschikte locatie zijn als voorwaarden betrokken de centrale ligging, nabijheid Brede School en nabijheid parkeermogelijkheid. Daarom is in 2018 aan het dorp onderstaande twee locaties gepresenteerd:
- Herbouw op de huidige locatie, gedraaid en verschoven vanwege de twintigste penning;
- Middendeel braakliggende locatie Abeln/Rex/gereformeerde kerk.
De geïnteresseerden hebben ingestemd met nieuwbouw op de voorkeurslocatie 2 met bijkomend voordeel dat geen tijdelijke huisvesting hoeft te worden geregeld voor de van de sporthal gebruikmakende sportclubs en scholen.
2.4 Nieuwe Invulling
Na de sloop van de genoemde panden geeft het plangebied een troosteloze aanblik. Omdat particuliere herontwikkeling van het gebied niet van de grond kwam heeft de gemeente de gronden aangekocht.
Naar aanleiding van de keuze voor locatie 2 als voorkeurslocatie is het voorliggen plangebied uitgewerkt tot de volgende schets:
Figuur 2-5: Schetsmatige uitwerking voor de nieuwe sporthal
Het voorliggende bestemmingsplan biedt heldere kaders voor de herontwikkeling van het gebied met naast de bouw van een nieuwe sporthal een aanzet voor de bouw van woningen langs het Hoofdkanaal. De woningen kunnen zo de sporthal visueel afschermen terwijl ze tegelijkertijd de verankering van het dorp aan het kanaal hier herstellen
Met deze nieuwe invulling krijgt het dorpscentrum een functionele versterking. De logistieke hiërarchie van het wegenpatroon wordt versterkt, evenals de relatie tussen bebouwing(gevelwand) en kanaal. De nieuwe sporthal vervangt de bestaande sporthal aan de Creel, die te zijner tijd zal worden afgebroken.
De gemeente gaat het plangebied niet zelf ontwikkelen. Via een aanbesteding worden partijen uitgenodigd om een gebouw of aaneenschakeling van gebouwen te plaatsen ten behoeve van een sporthal, wonen en andere centrumfuncties als detailhandel, horeca en/of dienstverlening.
2.5 Stedebouwkundige Kleuring Locatie
In het centrum van Emmer-Compascuum heeft de herontwikkeling van dit gebied de grootste invloed op de sfeer, de uitstraling en het zelfvertrouwen in en van dit dorp. Bedoeling van het hier bouwen van een sporthal aangevuld met wonen en eventueel winkels is dat niet alleen een al lang bestaand gat in het centrum netjes gevuld wordt, maar dat ook het grote parkeerterrein voor de dorpsaccommodatie De Deele een intensiever gebruik krijgt en het centrum een impuls die hopelijk door particuliere initiatieven wordt gevolgd.
De uitwerking van de geplande bebouwing langs het Hoofdkanaal is erg belangrijke. Herontwikkelingen van locaties gaan bijna altijd gepaard met een zekere schaalvergroting, maar van belang is dat de kernkenmerken van bebouwing aan de 'straatkant' van veenkoloniale kanalen gerespecteerd worden. Te denken valt aan:
- Bouwen in de historische rooilijn;
- Parcelering van een bouwvolume in de breedte in afleesbare maten van 6 à 8 meter;
- Variatie in materialisatie, detaillering en dakvorm per perceel van 6 à 8 meter;
- Variatie in raamformaten, onder- en bovendorpelpeilen per perceel van 6 à 8 meter;
- Gevelontwerpen met een vertikale tekening, de gevels staan in de rooilijn;
- Gevelwand leest als uit individuele ontwikkelingen ontstane gegroeide situatie;
- Maximale bouwhoogte 3 woonlagen;
- Begane grond vrije verdiepinghoogte 3.0 m ivm duurzaamheid;
- Architectuur durft er te staan als representant van de trots van de opdrachtgever/bewoner.
Bij een goede uitwerking van bovenstaande ontstaat een bouwvolume dat de eigenwaarde van de inwoners van Emmercompascuumvergroot, de stedenbouwkundige ruimtes helderder, leesbaarder en beter maakt, het dorp herbront in zijn relatie met het kanaal en functioneel kan meeademen met wijzigingen in de functionele behoeftes qua gebruik van begane grond in vierkante meters (zoals wonen, detailhandel, zakelijke dienstverlening).
Figuur 2-6: Oosterdiep te Veendam als voorbeeld
Door het straatprofiel recht te trekken (slingers er uit halen) en te versmallen en gelijktijdig bomen te planten in de zone langs het kanaal:
- ontstaat er ruimte voor een bredere stoep met mogelijkheden voor een terras bij eventuele horeca;
- wordt de relatie tussen gevelwand en kanaal voelbaarder;
- zorgt de visuele en fysieke versmalling van de weg voor meer centrumgevoel;
- zorgt de visuele en fysieke versmalling van de weg voor een lagere als passend ervaren passende verkeerssnelheid;
- krijgen verkeer, bebouwing, kanaal en openbare ruimte een logische relatie met elkaar.
De stedenbouwkundige plaatsing van de sporthal maakt een ontsluiting van de hal aan zowel de kant van het Hoofdkanaal als aan de kant van de parkeerplaats of een combinatie mogelijk. Het volume is bewust richting het kanaal geschoven om de huurwoningen aan NW-zijde minder te beschaduwen en de bouw van uitbreidingswijkachtige woonprogramma's langs kanaal te bemoeilijken.
Initiatiefnemer voor de woningen wordt geprikkeld de wand van de sporthal niet als een probleem maar als een uitdaging op te pakken en te integreren in de uitwerking van de bouw van typische centrumwoningen.
2.6 Kaders Ontwikkeling
Aan het hoofdkanaal is van oudsher lintbebouwing met een verticale geleding, welke in het ontwerp terug dient te komen. De gevellijn langs het Hoofdkanaal is van belang. Er is een verspringing in de kadastrale percelen, deze dient in het ontwerp te worden geaccentueerd.
Aan deze zijde verwacht men op de begane grond detailhandel, horeca, dienstverlening, kantoren en/of wonen. Wonen is uiteraard ook vanaf de eerste verdieping mogelijk. Gelet op de grootte van het perceel is een maximum gesteld van 21 woningen.
Ter inspiratie voor de aanbesteding is het volgende gevelaanzicht langs het Hoofdkanaal WZ gemaakt.
Figuur 2-8: Impressie gevel langs Hoofdkanaal ter inspiratie
2.7 Parkeren
Nieuwe functies betekenen meestal ook dat er sprake is of zal zijn van een toename van
verkeersbewegingen, alsmede ontstaat er een parkeerbehoefte. Uitgangspunt is dat nieuwe
functies geen onevenredige extra hinder veroorzaken voor reeds aanwezige functies in de omgeving.
De ontwikkeling van een sporthal, appartementen en/of stedelijke voorzieningen in een centrum van een dorpskern zorgt voor een volgende benodigde parkeerplaatsen: Bij een sporthal van 2600 m2 dienen 47 parkeerplaatsen aanwezig te zijn. Bij 21 appartementen en/of centrumvoorzieningen dienen 27 parkeerplaatsen in de nabijheid van het plangebied aanwezig te zijn.
Anderzijds is in het centrumgebied de bezetting op verschillende momenten van de huidig aanwezige parkeerplaatsen geïnventariseerd. Gemeente Emmen houdt in centrumgebieden de parkeerdruk bij. Zo is in Emmer-Compascuum enkele weken na elkaar op het diverse momenten geparkeerde voertuigen geteld. De meest recente reeks tellingen vonden plaats in februari 2020. Uit de tellingen is gebleken dat op werkdagen de hoogste bezetting berekend dient te worden. Naast het huidige gebruik zullen de voorgenomen ontwikkeling, en indien de leegstaande winkelpanden in de direct omgeving van het plangebied worden gevuld, er genoeg parkeerplaatsen in het centrum aanwezig zijn.Van de 180 parkeerplaatsen in de nabijheid van het plangebied zullen volgens de berekening 143 parkeerplaatsen bezet worden. Gelet op de ligging in het centrum, is er voldoende plaats op het plein en langsparkeren aan het Hoofdkanaal.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Gemeentelijk Beleid
3.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef
Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het bestemmingsplan Emmer-Compascuum, tussen Spindel en Hoofdkanaal WZ zijn vooral de thema's wonen en voorzieningen van belang.
Wonen:
Vanuit de structuurvisie vindt aansluiting plaats op het bestaande bouwprogramma (zie ook woonplan). Voor fase 2 en 3 van de Delftlanden vindt een verbijzondering plaats en wordt gericht op meer landelijke en dorpse woonmilies. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op op wervende woonmilieus, te weten: water/lintwonen tussen Barger- en Emmer Compascuum, boswonen op de Hondsrug en erfwonen in het zuidelijk deel van de gemeente.
Voorzieningen:
Inzet op versterking van de centrumfunctie van Emmen en behoud bestaande ruimtelijke structuur niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke wijzigingsmomenten inzetten op versterking van de kwaliteit en efficiënte bundeling.
3.1.2 Structuurvisie Centrum Emmer-Compascuum
Op 16 december 2010 heeft de gemeenteraad van Emmen de Structuurvisie Centrum Emmer-Compascuum vastgesteld. Deze structuurvisie geeft richting aan de woon- horeca-, dienstverlenings- en detailhandelsfuncties in het centrum. Mede gelet op de verspreide ligging van de detailhandel is gekozen voor een accent van het centrum aan het Hoofdkanaal. Om aan markten en evenementen ruimte te bieden, is er aan de Spil een nieuw plein geprojecteerd. Ook de herstructurering van de woonwijk Achter Abeln wordt genoemd. Deze 3 aspecten zijn verwoord als uitvoeringsprogramma's. Inmiddels zijn deze programma's nagenoeg allen uitgevoerd.
3.1.3 Woonbeleid
De Woonvisie 2018-2023 "Thuis in Emmen: snoeien doet bloeien" is op 28 september 2017 vastgesteld door de raad. De Woonvisie 2018-2023 richt zich op een nieuwbouwopgave passend bij de kwalitatieve behoefte en aanvullend op de bestaande voorraad. Daarbij moet de bestaande woningvoorraad beter benut worden. In de Woonvisie is een strategie opgenomen voor woningbouw:
- 1. Woningbouwinitiatieven worden niet individueel, maar in samenhang bekeken.
- 2. Prioriteit wordt gegeven aan plannen voor herstructurering en transformatie.
- 3. Bij het maken van de woon- en leefbaarheidsvisies voor dorpen en wijken komen plekken naar voren waar inbreiding (verdichting) mogelijk en gewenst is.
- 4. Bestaande uitbreidingslocaties worden afgerond.
- 5. Woningbouwplannen dragen bij aan een gevarieerd woonmilieu (ruimte bieden aan plannen die een nichemarkt bedienen en aan kleinschalige experimentele, innovatieve en duurzame woonvormen).
- 6. Woningbouwplannen dragen bij aan ruimtelijke kwaliteit.
De Woonvisie geeft voor het deelgebied De Monden (waar Emmer-Compascuum toe behoort) tussen 2016 en 2021 een nette groei met 0-25 woningen op de woningvoorraad.
Omdat sprake is van een kleine herstructurering en dus inbreiding, past het voornemen in het woonbeleid.
3.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking
In Emmer-Compascuum is maar een zeer beperkte vraag naar nieuwe woningen. In het Monden-gebied wordt namelijk het snelst huishoudenskrimp verwacht. Emmer-Compascuum heeft wel een regionale functie in dit gebied, en is daarom de enige kern waar de woningvoorraad nog beperkt uitgebreid kan worden. Een kwaliteitsslag in de woningvoorraad is in het gehele gebied benodigd. Nieuwe woningen die toegevoegd worden moeten daarom van goede kwaliteit zijn, en bijdragen aan differentiatie in de woningvoorraad. In Emmer-Compascuum bestaat het gros van de woningen uit grondgebonden woningen, al dan niet vrijstaand. Daarom draagt toevoeging van appartementen bij aan differentiatie van de woningvoorraad, mits deze van goede kwaliteit zijn. Ook draagt toevoeging van appartementen bij aan vergroting van het aanbod levensloopbestendige woningen. Meer dan 30% van de bevolking van Emmer-Compascuum is op dit moment tussen de 50 en 70 jaar. Deze mensen zullen (op termijn) op zoek gaan naar mogelijkheden om levensloop geschikt te blijven wonen, en vaak willen ze hierbij in hun eigen dorp blijven wonen. Appartementen in het centrum van het dorp, nabij de voorzieningen zijn dan een aantrekkelijke optie.
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een analyse gemaakt van Emmer-Compascuum en Emmen in de vorm van "Onderbouwing woningbouw tussen Spindel en Hoofdkanaal te Emmer-Compascuum". Deze Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in bijlage 2.
Bovenstaande geeft aan dat er in Emmer-Compascuum een vraag is naar toevoeging van kwalitatief goede appartementen.
3.1.5 Welstandsbeleid
De welstandsnota 2016, gemeente Emmen is opgesteld uitgaande van het motto: “Loslaten van kan, regelen wat ertoe doet”.
De gemeente hecht waarde aan de omgevingskwaliteit, en ziet daarbij onderscheid tussen de verschillende gebieden die de gemeente rijk is. Niet ieder gebied vraagt om dezelfde benadering. De welstandsnota 2016 kent drie welstandsniveaus: welstandsvrij, welstandsluw en welstandsniveau hoog. Voor een aantal gebieden is de ambitie naar beneden bijgesteld ,waardoor welstandsvrije gebieden zijn toegenomen. Het niveau welstandsluw is geïntroduceerd. In de luwe gebieden wordt op een aantal basale aspecten van welstand gestuurd en wordt afstand genomen van gedetailleerde beoordelingen. Daarnaast moeten gebieden die van meer waarde zijn - niveau hoog – goed beschermd blijven. Deze gebieden leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van Emmen. Voornamelijk zijn dit de centra van dorpen, wijken en de beschermde dorpsgezichten. Voor deze gebieden geldt een hoog ambitieniveau. Het gemeentebestuur beoogt met deze nota een dynamische welstand in Emmen, waarbinnen ruimte is voor dialoog en “kwalitatief herstel” met de samenleving.
Het bestemmingsplan en de Welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden is een luw of laag welstandsniveau. Voor het centrum van Emmer-Compascuum, waar het plangebied gelegen is, geldt het welstandsniveau 'hoog'. De invulling van het plangebied vraagt om enige welstandskwaliteit.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe
De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.
De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Als in de tekst wordt gesproken over ‘lange termijn’, betreft het de periode na 2030.
De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.
Missie
De missie van de provincie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten. Deze missie is ingegeven door wat inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners belangrijk vinden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten zijn samen met partners en de inwoners van Drenthe benoemd, te weten landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.
Kernkwaliteiten
De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd :
- rust, ruimte, natuur en landschap;
- oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
- noaberschap;
- kleinschaligheid (Drentse schaal);
- menselijke maat;
- veiligheid.
Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, namelijk landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.
Zorgvuldig Ruimtegebruik
In Drenthe kunnen mensen nog ruimte beleven. Dat wil de provincie bewaken, ook wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn. Zorgvuldig ruimtegebruik is van provinciaal belang.
Milieu- en leefomgevingskwaliteit
De provincie streeft naar een gezonde en veilige leefomgeving voor mens, plant en dier. Het beschermen van de kwaliteit van milieu en leefomgeving is veelal op Europees en nationaal niveau geregeld. Daarbij zijn diverse taken en verantwoordelijkheden bij de provincies neergelegd. Deze taken, gericht op het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid, zijn daarmee van provinciaal belang.
Kaarten en doelstellingen
Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe zijn de kernkwaliteiten nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:
Landschap
Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de veenkoloniën. Van provinciaal belang is de orthogonale samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.
Cultuurhistorie
Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe. Het plangebied is gelegen binnen het gebied Emmen en haar venen. Het generieke beleid 'respecteren' is van toepassing. Het is bedoeld om de cultuurhistorische samenhang, zoals die is vastgelegd in de hoofdstructuur, te borgen. De ambitie voor de Veenkoloniën richt zich specifiek op het zichtbaar houden van de machinale veenwinning en veenverwerking op het Amsterdamscheveld en het Bargerveen, zowel in het landschap als in de bebouwing.
Archeologie
De inhoudelijke kaart Archeologie geeft een overzicht van de archeologische waarden en verwachtingen die de provincie van provinciaal belang achten. In gebieden of terreinen met een archeologische verwachting op de archeologiekaarten, wordt gestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Niet voor alle bodemingrepen is archeologisch onderzoek vereist. Dit hangt af van de omvang en aard van de ingreep, de waarde/verwachting van de locatie en het vrijstellingenbeleid zoals dat is uitgewerkt in de gemeentelijke archeologiekaarten.
Aardkundige waarden
Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en, waar mogelijk, herstellen. Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteit aardkundige waarden. De provincie wil inhoud geven aan ruimtelijke kwaliteit, om de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe te behouden en te versterken. Het doel is de archiefwaarde van de bodem te behouden en de landvormen, die karakteristiek zijn voor het Drentse landschap, te behouden en te versterken, als onderdeel van de kernkwaliteit oorspronkelijkheid.
Het plangebied is gelegen binnen een gebied met een generiek beschermingsniveau voor aardkundige waarden. In deze gebieden wil de provincie de lokale, aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren.
3.2.2 Provinciale omgevingsverordening
In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening Drenthe vastgesteld. In de omgevingsverordening is het plangebied gelegen binnen een gebied aangeduid als 'Bestaand Stedelijk Gebied'. Binnen Bestaand Stedelijk Gebied ligt de verantwoordelijkheid ten aanzien van woningbouw primair bij de gemeente. De verordening geeft verder geen specifieke bepalingen voor percelen met deze aanduiding.
3.3 Rijksbeleid
3.3.1 Ruimtelijk beleid
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.
Het ruimtelijke rijksbeleid heeft geen directe invloed op het plangebied.
3.4 Conclusie
De conclusie van de in dit bestemmingsplan Emmer-Compascuum, tussen Spindel en Hoofdkanaal WZ beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid.
Hoofdstuk 4 Onderzoeken
4.1 Archeologie En Monumenten
4.1.1 Algemeen
De gemeente Emmen heeft archeologie beleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan, tabel 1 geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.
Categorie | Archeologische waarden | Oppervlakte | Diepte | Drainage |
Rijksmonument | Beschermd | - | - | Verbod |
Waarde - Archeologie 1 | Zeer hoge archeologische waarde | 0 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod |
Waarde - Archeologie 2 | (zeer) (hoge) archeologische waarde | 100 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod |
Waarde - Archeologie 3 | Middelhoge of hoge verwachting | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod |
Waarde - Archeologie 4 | Middelhoge of hoge verwachting | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm | Toegestaan |
Tabel 1: Onderverdeling van archeologische waarden.
Deze beleidskeuzes zijn vertaald in een dubbelbestemmingen.
Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.
4.1.2 Archeologische waarden in het plangebied
Het plangebied Emmer-Compascuum, tussen Spindel en Hoofdkanaal WZ is volgens de beleidskaart gelegen in een gebied met lage archeologische waarde, figuur 3.1 is uitsnede uit de beleidskaart.
figuur 3.1: Uitsnede archeologische beleidskaart, plangebied aangegeven met blauwe cirkel,lage archeologische verwachting
Deze waarde houdt in dat:
Gebieden met lage archeologische waarde/verwachting zijn gebieden waar de kans op het aantreffen van archeologische sporen klein wordt geacht. Dit kan zijn vanwege de bodemkundige opbouw, een lage dichtheid van archeologische resten/sporen of vanwege bodemverstorende activiteiten naderhand zoals ontginningen. Het betreft met name de ontgonnen veengebieden die in het verleden laag waren gelegen en een hoge grondwaterstand kenden. Er is hier geen sprake van concreet aanwijsbare vindplaatsen en de kans op het aantreffen van sporen en vondsten is klein. Deze gebieden zijn vrijgesteld voor archeologisch onderzoek.
Gebieden zonder archeologische verwachting zijn gebieden waar de kans op het aantreffen van archeologische sporen zeer klein wordt geacht. Dit kan zijn vanwege de bodemkundige opbouw of vanwege bodemverstorende activiteiten naderhand zoals ontgrondingen, saneringen, zware funderingen etc.
Deze gebieden zijn daarom niet in bestemmingsplannen weergegeven.Hierdoor wordt in het bestemmingsplan geen dubbelbestemming Waarde-archeologie opgenomen
4.1.3 Monumenten in de nabijheid van het plangebied
Beschermde monumenten worden gekenmerkt door een samenhangend en gaaf geheel van architectonische stijlkenmerken. Een monument kan representatief zijn voor een bepaalde bouwstijl, maar kan ook een rijke bouwgeschiedenis hebben met verwijzingen naar verschillende bouwstijlen. Voor zover de bouwgeschiedenis niet duidelijk afleesbaar is, kan zij door bouwhistorisch onderzoek aan het licht komen. Monumenten worden in hoge mate gewaardeerd om hun architectuurhistorische kwaliteit, waardoor zij belangrijk bijdragen aan de kwaliteit en de identiteit van hun omgeving. Een bouwplan voor een monument wordt getoetst aan het monumentenbeleid.
Richtinggevend is hiervoor de redengevende omschrijving van het monument. Naast de toetsing aan het monumentenbeleid dat gericht is op het behouden van de historische kenmerken van het monument wordt het bouwplan voor wat betreft de welstandsaspecten getoetst aan de onderstaande criteria:
- toevoegingen aan, op of bij monumenten worden op herkenbare wijze vormgegeven. Hierbij vormen de historische stijlkenmerken van het monument de inspiratiebron;
- er is aandacht voor zorgvuldige detaillering en materiaalkeuze.
Rijksmonumenten
Op grond van de Monumentenwet 1988 kan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) objecten aanwijzen als beschermd rijksmonument. In de nabijheid van het plangebied zijn geen rijksmonumenten aangewezen.
Provinciale monumenten
Als provinciale monument is in de nabijheid van het plangebied aangewezen de Muziekkapel, Hoofdkanaal OZ 2
Gemeentelijk monumenten
Op 14 oktober 2008 is de gemeentelijke monumentenlijst in werking getreden. Hiermee zijn de op de lijst voorkomende objecten aangewezen als gemeentelijk monument. Op deze monumentenlijst staat in de nabijheid van het plangebied geen monumenten benoemd.
4.2 Ecologie
De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden). De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.
Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.
Stikstof
In het kader van het voornemen is ondanks de relatief grote afstand inzicht in de te verwachten effecten van stikstof op nabijgelegen Natura 2000-gebieden nodig. BJZ heeft door middel van AERIUS berekeningen de te verwachten stikstofemissie als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling en de eventuele gevolgen daarvan inzichtelijk gemaakt (zie bijlage 3 bij deze toelichting).
De stikstofberekening is uitgevoerd met behulp van de voorgeschreven rekentool AERIUS Calculator. Geconcludeerd wordt dat voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Er is daarmee geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het project is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig. Het plangebied ligt daarnaast niet binnen het concreet begrensde NNN. De dichtstbijzijnde gronden van het NNN liggen op circa 12.2 kilometer van het plangebied. Gezien de afstand tot het NNN en de aard en omvang van de ontwikkeling wordt geconcludeerd dat geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.
Soortenbescherming
Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:
- uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
- het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
- er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
- er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.
Houtopstanden
In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de, door de gemeenteraad vastgestelde, bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend.
Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom geldt de Bomenverordening gemeente Emmen 2011. In het bijbehorende bomenregister zijn de monumentale en waardevolle bomen en waardevolle houtopstanden vastgelegd. Zonder ontheffing is het verboden deze te kappen.
4.2.1 Natuurwaarden in het plangebied
De percelen worden gebruikt voor centrumdoeleinden zoals sporthal, detailhandel, horeca en wonen. Gelet op het huidige gebruik van de percelen en de geldende bestemmingen is het uitvoeren van een flora- en fauna onderzoek niet noodzakelijk geacht. Het plangebied is daarnaast niet gelegen in of nabij een gebied waarop gebiedsbeschermingsregels van toepassing zijn. De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor het plan.
4.2.2 Conclusie
Ten slotte is op basis van de Wnb altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:
- de aanvang van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot beginaugustus) dient plaats te vinden;
- een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
4.3 Fysieke Veiligheid
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat in oktober 2004 van kracht werd, verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het Bevi.
Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van Veiligheidsregio Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi). Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen.
4.3.1 Fysieke veiligheidssituatie
4.3.2 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied
Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen.
In het algemeen geldt dat voor de inrichting van het gebied de volgende zaken van belang zijn:
- 1. Voor het bestrijden van een brand is de brandweer afhankelijk van een goede bluswatervoorziening. Conform de Wet op de Veiligheidsregio's moet een gemeente zorgen voor een openbare bluswatervoorziening. Bij locaties waar geen toereikende openbare bluswatervoorziening kan worden aangelegd, zal de eigenaar moeten zorgen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening in overleg met de brandweer. Vanaf 1 januari 2014 maakt de brandweer gebruik van tankautospuiten en tankwagens, aangevuld met vulpunten voor de tankwagens als primaire bluswatervoorziening. Er hoeven ten behoeve van deze ontwikkeling geen vulpunten bijgeplaatst te worden.
- 2. Op grond van de Wet op de veiligheidsregio's (okt. 2010) is de Veiligheidsregio Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Het plangebied valt binnen de dekking van het Waarschuwingsalarmeringsstelsel. In de toekomst wordt bij grote rampen alarm geslagen via onder meer calamiteitenzenders, geluidswagens, NL-Alert en sociale media. Het voordeel van deze communicatiemiddelen is dat ze veel gerichter kunnen worden ingezet.
- 3. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdiensten direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het gebied voldoet aan deze vereisten.
4 Het dekkingsplan van Veiligheidsregio Drenthe is vastgesteld in december 2013. Hierin staat beschreven dat het brandverloop tegenwoordig zo snel verloopt, dat drie zaken zeer belangrijk zijn om slachtoffers te voorkomen:
1. het voorkomen va brand;
2. het ontdekken van brand;
3. het vluchten bij brand
Bij het vluchten bij brand heeft men een eigen verantwoordelijkheid of is men aangewezen op een BHV–organisatie. De brandweer heeft in beginsel als taak het houden van een brandscheiding ter voorkoming van branduitbreiding en het beschermen van niet-zelfredzame personen achter die scheiding.
4.4 Milieu
4.4.1 Vormvrije m.e.r.
In het Besluit m.e.r. zijn drempelwaarden opgenomen voor wanneer er een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Sinds de wijziging van het Besluit op 1 april 2011 is een beoordeling van een activiteit die op de D-lijst van het Besluit m.e.r. voorkomt noodzakelijk, ook al ligt de omvang van de activiteit (ver) onder de drempelwaarde.
Op grond van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht dient het bevoegd gezag zijn eventuele keuze voor géén m.e.r.-beoordeling voor een activiteit die beneden de drempelwaarde valt, te motiveren in de overwegingen van het moederbesluit. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Op basis van de vormvrije m.e.r. blijkt of al dan niet een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.
In onderdeel D 11.2 van de bijlage van het Besluit m.e.r zijn de drempelwaarden voor een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Voor woningbouw zijn die drempelwaarden een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. De beoogde ontwikkeling uit voorliggend bestemmingsplan blijft naar schaal en omvang ruimschoots onder de drempelwaarden van de activiteiten zoals opgenomen in onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. Uit de verrichte milieuonderzoeken, zoals verwoord in dit hoofdstuk, blijkt voorts dat het planvoornemen geen significante effecten op de omgeving heeft. Gezien de afwezigheid van die effecten is een m.e.r.-beoordeling dan ook niet nodig. Dit blijkt eveneens uit de aanmeldnotitie die als bijlage 4 is opgenomen.
Het voorliggende bestemmingsplan is niet kaderstellend voor een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit (ontwikkeling van een sporthal, centrumvoorzieningen en wonen) onder de drempelwaarde. Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een sporthal, centrumvoorzieningen en wonen rechtstreeks mogelijk.
Op basis van de 'Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling' (zie bijlage 1) heeft de gemeenteraad van Emmen bij mandaat op 6 maart 2020 besloten dat geen milieueffectrapportage nodig is voor het bestemmingsplan. Dit besluit is opgenomen als bijlage 5 . Er is geen sprake van een plan-m.e.r.-plicht.
4.4.2 Bedrijven en milieuzonering
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt het inpassen van nieuwe functies in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Binnen het plangebied is sprake van een nieuw te realiseren sporthal en andere centrumfuncties. In de directe omgeving zijn geen bedrijven gelegen die door de realisatie van een dergelijke gemengde functie in de bedrijfsexploitatie zouden kunnen worden beperkt.
4.4.3 Bodem
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld.
Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld.bij het landelijke meldpunt:. Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen.
Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake is van een nuttige toepassing. Is het werk niet 'nuttig', dan is er sprake van het zich ontdoen van afvalstoffen. Tijdelijke opslag en grootschalige toepassingen van grond en bagger zijn vormen van 'nuttig' gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking van) bodemverontreiniging.
4.4.4 Geluid
Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
4.4.5 Lucht
De Wet luchtkwaliteit is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
- een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
4.5 Waterparagraaf
Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
4.5.1 Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen. Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met waterschap Hunze en Aa's opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
4.5.2 Wateraspecten plangebied
4.5.3 Watertoetsproces
Het waterschap is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de normale procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De watertoets d.d. 1 juli 2019 is toegevoegd als bijlage 8.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Planregels En Verbeelding
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Emmer-Compascuum, tussen Spindel en Hoofdkanaal WZ is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit bestemmingsplan is het actualiseren van het geldende planologische regime, waarbij het vastleggen van de bestaande situatie het belangrijkste uitgangspunt is. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op landelijk geldende standaarden, onder meer Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).
Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.
5.2 Toelichting Op De Verbeelding
6.2 Toelichting op de verbeelding
Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart BGT gehanteerd. De ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en/of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.
5.3 Toelichting Op De Regels
De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.
Gebruiksregels
Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld en of waarvoor en op welke wijze de gronden wel gebruikt kunnen worden.
Bouwregels
In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Met deze bouwregels worden de bouwmogelijkheden gereguleerd. Uitgangspunt bij het bouwen van hoofdgebouwen is dat hoofdgebouwen altijd binnen een bouwvlak worden gebouwd en voorgevels van deze hoofdgebouwen in de gevellijn. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Verder worden in de bouwregels onder anderen regels ten aanzien maximale bebouwing , bouwhoogtes, dakhelling opgenomen.
Flexibiliteit
Soms is het gewenst om af te wijken van de gestelde regels. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan flexibiliteitbepalingen opgenomen om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Het toepassen van deze regelingen is geen automatisme. Voordat wordt besloten dat van de geldende regels in het bestemmingsplan kan worden afgeweken zal eerst bekeken worden wat de consequenties zijn van de afwijking op de leefomgeving.
In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:
- Afwijken van de bouwregels;
- Afwijken van de gebruiksregels;
- Nadere eisen;
- Algemene afwijkingsregels;
- Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;
De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de omgevingsvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning
Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3. Algemene regels;
- Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.
De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:
5.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
Artikel 1 Begrippen
De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.
Artikel 2 Wijze van meten
De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
5.3.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels
In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot gebruik of bouwen.
5.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.
Artikel 6 Algemene bouwregels
In artikel 6 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.
Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
In dit artikel wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval in strijd met dit bestemmingsplan zijn.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor het 10 % vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte, het bouwen van bijgebouwen in de voorgevel van het hoofdgebouw, het bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn en het bouwen met een minder steile dakhelling. Daarnaast kan afgeweken worden van het bestemmingsplan om op medische indicatie te bouwen op- of achter de gevellijn en specifiek voor het oprichten van 30m² bebouwing voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten voor alle woningen of het uitoefenen van bed en breakfast.
De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is geregeld in de Wro.
5.3.4 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels
Het laatste hoofdstuk "Overgangs en slotregels" bevat in artikel 10 het overgangsrecht , zoals beschreven in het besluit Ruimtelijke Ordening. Artikel 11 is de slotregel. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als regels van het bestemmingsplan Emmer-Compascuum, tussen Spindel en Hoofdkanaal WZ".
5.4 Handhaving
In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.
Het college van de gemeente Emmen heeft het beleidsplan Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH) vastgesteld. Dit beleidsplan VTH beschrijft de visie en ambitie op het terrein van de gemeentelijke VTH-taken, waaronder ook valt het toepassen en naleven van de regels in het bestemmingsplan. Daarnaast geeft het beleidsplan VTH invulling aan de wettelijke plicht om vastgesteld VTH-beleid te hebben.
Voor wat betreft handhaving kan de gemeente onmogelijk continu alles controleren. De gemeente vertrouwt erop dat inwoners en bedrijven de regels naleven en zij er alles aan doen om risico's en nadelige effecten voor de maatschappij te voorkomen. Risico's bepalen de inzet van de beschikbare capaciteit. Op basis van kennis en ervaring is vastgesteld welke bedrijfscategorieën en activiteiten het grootste risico vormen voor fysieke veiligheid, leefbaarheid, volksgezondheid, milieu en imago.
Deze uitgangspunten zijn gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan en worden ook toegepast bij de naleving van de regels van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Betrokkenheid
6.1 Voorbereidingen
De locatie voor de sporthal is in samenspraak met de bevolking van Emmer-Compascuum tot stand gekomen. Op 28 juni 2012 is het bestemmingsplan Multifunctioneel Centrum vastgesteld. In dit plan is de mogelijkheid voor een Brede School opgenomen. Dit houdt in dat meerdere basisscholen tesamen in een gebouw worden geplaatst. Op 19 januari 2017 is er inloopbijeenkomst geweest over de invulling van deze Brede School. Tijdens deze bijeenkomst is toen gepresenteerd of het een mogelijkheid is om de Brede School en sporthal te combineren op één locatie.
Na uitwerking van de resultaten van deze bleek het niet haalbaar om de Brede School te combineren met de sporthal. Daarom zijn er twee andere locaties voor de sporthal mogelijk, nl: 1. herbouw sporthal op bestaande locatie en 2. op locatie Abeln. Deze keuze is op 29 november 2017 voorgelegd aan de bevolking van Emmer-Compascuum. Daarna heeft het college op basis van deze avond gekozen voor locatie 2.
In het bestemmingsplan Emmer-Compascuum, tussen Spindel en Hoofdkanaal WZ is deze locatie uitgewerkt en op 26 mei 2020 en 3 juni 2020 middels een telefoonpanel en folder voorgelegd aan de belangstellenden in Emmer-Compascuum.
6.2 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro
Het college heeft het bestemmingsplan Emmer-Compascuum, tussen Spindel en Hoofdkanaal WZ vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), Het concept- ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners.
De ontvangen adviezen en reacties zijn gebundeld in de Nota van Beantwoording behorende bij het bestemmingsplan Emmer-Compascuum, tussen Spindel en Hoofdkanaal WZ (zie Bijlage 1).
In deze nota is tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.
Voor de inhoud van de overlegreacties en het standpunt van het college wordt verwezen naar voornoemde nota. De Nota van Beantwoording maakt deel uit van het bestemmingsplan Emmer-Compascuum, tussen Spindel en Hoofdkanaal WZ
6.3 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan
Het bestemmingsplan Emmer-Compascuum, tussen Spindel en Hoofdkanaal WZ heeft vanaf 3 juni 2020 gedurende 6 weken voor eenieder ter inzage gelegen. Tegen het bestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend. Het bestemmingsplan is ongewijzigd ter vaststelling aan de raad aangeboden.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.
De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval gedekt uit het projectbudget voor de ontwikkeling van de sporthal en invulling van het overige gebied met appartementen en centrumvoorzieningen. Bij uitvoering van het bestemmingsplan zal tot aanbesteding worden overgegaan. De vaststelling van een exploitatieplan is zodoende niet nodig, aangezien het kostenverhaal nu anderszins verzekerd is.