KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Grondgebonden 1
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Esdorpenlandschap
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 7 Detailhandel
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Horeca - Categorie 2
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Maatschappelijk - Dierenbegraafplaats
Artikel 12 Recreatie - Volkstuin
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Water
Artikel 15 Wonen - Aaneengebouwd
Artikel 16 Wonen - Twee-aaneen
Artikel 17 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing
Artikel 18 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing - Structuur- En Beeldbepalend
Artikel 19 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing - Structuurbepalend
Artikel 20 Wonen - Vrijstaand
Artikel 21 Wonen - Vrijstaand - Structuurbepalend
Artikel 22 Leiding - Gas
Artikel 23 Waarde - Ruimtelijke Kwaliteit
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Artikel 25 Algemene Bouwregels
Artikel 26 Algemene Gebruiksregels
Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 30 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
Artikel 32 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Kenmerken En Structuren Plangebied
1.4 Huidige Planologische Regelingen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Gemeentelijk Beleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Rijksbeleid
Hoofdstuk 3 Onderzoeken
3.1 Cultuurhistorie En Archeologie
3.2 Ecologie
3.3 Externe Veiligheid
3.4 Milieu
3.5 Luchtkwaliteit
3.6 Waterparagraaf
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Structuur
4.1 Ontstaansgeschiedenis
4.2 Ruimtelijke Structuur Van Zuidbarge
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Algemene Planbeschrijving
5.2 Waardering Landschap
5.3 Waardering Bebouwing
5.4 Overig
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Algemeen
6.2 Toelichting Op De Verbeelding
6.3 Toelichting Op De Regels
6.4 Handhaving
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 2 Zuidbarge - Het Landschap En Dorp In Historische Perspectief
Bijlage 3 Ruimtelijke Waardering Zuidbarge
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 2 Nota Van Beantwoording Zienswijzen
Bijlage 3 Overzicht Wijzigingen Van Ontwerp Naar Vaststelling

Emmen, Zuidbarge

Bestemmingsplan - gemeente Emmen

Vastgesteld op 26-09-2024 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Emmen, Zuidbarge met identificatienummer NL.IMRO.0114.2021038-B701 van de gemeente Emmen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-gebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:

een beroep,of het beroepsmatig verlenen van diensten of bedrijfvoering dat op administratief, lichaamsverzorgend , juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 agrarisch bedrijf grondgebonden:

agrarische bedrijvigheid (bedrijfsvoering), zoals akkerbouw, veeteelt en vollegrond tuinbouw die afhankelijk zijn van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend, uitgezonderd een boomkwekerij;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.8 agrarische gronden/agrarisch grondgebruik:

gronden die gebruikt worden voor het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.9 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bed & breakfast:

het gebruik van een ruime met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, een tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet begrepen overnachtingen, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. De ruimte die gebruikt wordt voor bed & breakfast mag niet worden gebruikt als zelfstandige woning;

1.12 bedrijf:

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid;

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) personen, wier huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.15 bestaand:

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.16 bestaande bebouwing:

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.17 bestaande situatie (stikstofdepositie):

  1. 1. de activiteit die is toegestaan ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan op grond van:
    1. a. een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming, of,
    2. b. een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.2aa, onderdeel a, van het Besluit omgevingsrecht is aangehaakt, of,
  2. 2. indien een vergunning als bedoeld onder 1° ontbreekt: het feitelijke en planologisch legale gebruik;

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.21 boomteelt:

de teelt van heesters en/of bomen op open grond;

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;

1.28 cultuurhistorische waarden:

een aangewezen gebied en of element met toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.29 dagrecreatie:

een verblijf buiten de eigen woning langer dan 2 uur voor recreatieve doeleinden doorgebracht zonder overnachting;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 ecologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde , gekenmerkt door een samenhangend geheel van onderling elkaar beïnvloedende mensen, planten, dieren en omgeving;

1.32 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.33 erker:

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een 'lichte' constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;

1.34 fruitteelt:

de teelt van fruit aan opgaande houtige gewassen op open grond;

1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.37 gevellijn:

de fysieke, dan wel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;

1.38 groenvoorziening:

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.39 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst;

1.40 horeca - categorie 1:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven zoals een sportkantine;

1.41 horeca - categorie 2:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken zoals restaurants, bistro's, grillrooms, en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;

1.42 horeca - categorie 3:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, met uitzondering van discotheken en nachtclubs;

1.43 horecabedrijf:

een bedrijf, inrichting waar bedrijfsmatig dranken en/ of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en /of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.44 huishouden:

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan (kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen);

1.45 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken gewassen;

1.46 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak (geomorfologisch, hydrologisch, ecologisch, cultuurhistorisch en landschappelijk-esthetische);

1.47 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder: gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/ kinderopvang, onderwijs, religie, uitvaart, bibliotheken, openbare dienstverlening, culturele voorzieningen, verenigingsleven, gevangeniswezen, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor sport en sportieve recreatie, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.48 molenbiotoop:

beschermingszone rondom een molen gericht op het behoud van de windvang;

1.49 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.50 nutsvoorzieningen/of nutsbedrijven en semiopenbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten dienste van openbare en semiopenbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, telecommunicatie, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;

1.51 overig bouwwerk:

een bouwkundige conctructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.52 overkapping:

een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met niet meer dan één wand (dak op pootjes);

1.53 paardenbak:

omheind terrein, waarop, door middel van het aanbrengen van zand en/of het plaatsen van bouwwerken zodat de paardensport kan worden beoefend;

1.54 perceelsgrens:

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.55 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming;

1.56 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.57 teeltondersteunende voorzieningen:

bouwwerken en voorzieningen van lichtdoorlatend materiaal, niet zijnde glas, die door bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt ten behoeve van het verbeteren van de productie en arbeidsomstandigheden en het matigen van weersinvloeden en het bereiken van positieve effecten op milieu en water;

1.58 veldschuur:

een bedrijfsgebouw dat dient voor opslag en onderbrenging van producten en/of machines ten behoeve van de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;

1.59 volkstuin:

klein lapje grond, deel uitmakend van een complex, waarop door (stads/dorps) bewoners voedings- en siergewassen op niet-bedrijfsmatige basis worden geteeld;

1.60 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.61 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.62 voormalige agrarische gebouwen:

bestaande gebouwen die in het verleden zijn gebouwd ten behoeve van een agrarische bedrijfsfunctie;

1.63 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

1.64 windturbine/windmolen:

een installatie bestaande uit een drager en wieken, de bedrading al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.65 wonen:

het huisvesten in een woning van één afzonderlijk huishouden;

1.66 wonen voormalig agrarisch bebouwing:

een grondgebonden woning met kenmerken van het voormalig agrarisch bedrijf;

1.67 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.68 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 de bebouwing op de verbeelding:

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat maximaal mag worden bebouwd;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 het peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Grondgebonden 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. b. bedrijfsgebouwen;
  3. c. één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. erven en tuinen;
  3. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het bewonen van bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken;
  2. b. het aanleggen van paardenbakken.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Esdorpenlandschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Esdorpenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud en herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden;
  2. b. agrarische functies;
  3. c. extensief recreatief medegebruik;
  4. d. behoud en herstel van watergangen;
  5. e. een veldschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';

met bijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken;
  2. g. fiets- en voetpaden;
  3. h. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. i. groenvoorzieningen;
  5. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het realiseren van teeltondersteunende voorzieningen (gebruik langer dan zes maanden per jaar);
  2. b. het aanleggen van paardenbakken.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven in de milieucategorie 1 en 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde Staat van bedrijven;
  2. b. bedrijfsgebouwen;;
  3. c. één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;

met de daarbij behorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. erven en tuinen;
  3. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het bewonen van bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken;
  2. b. detailhandel;
  3. c. buitenopslag van grondstoffen.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;

met bijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken;
  2. c. toegangswegen, in- en uitritten;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen voor de uitoefening van detailhandel;
  2. b. één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;

met bijbehorende:

  1. a. andere bouwwerken;
  2. b. erven en tuinen;
  3. c. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het bewonen van bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. het behoud van de brink ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - brink';
  3. c. water;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. kunstwerken van artistieke aard;
  3. f. sport- en speelgelegenheden;
  4. g. fiets- en voetpaden;
  5. h. toegangswegen, in- en uitritten;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Horeca - Categorie 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - Categorie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen voor de uitoefening van een horeca-inrichting categorie 1 tot en met 2;
  2. b. een inpandige bedrijfswoning;

met bijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken;
  2. d. erven en tuinen;
  3. e. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het bewonen van bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van de inpandige bedrijfswoning.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 9.1 sub a, en de uitoefening van een aan-huis-gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteit toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende regels gelden:
    1. 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit 2012;
    2. 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
    3. 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    4. 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    5. 5. niet meer dan 40% van het te bebouwen vloeroppervlak wordt gebruikt voor huisverbonden activiteiten met een bovengrens van 50 m2;
    6. 6. detailhandel vindt niet plaats behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/en bedrijf;
    7. 7. er worden geen reclameborden groter dan 0,5 m2 bij of aan de woning geplaatst;
    8. 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. een horeca-inrichting categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3';

met bijbehorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. andere bouwwerken;
  3. e. sport- en speelgelegenheden;
  4. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het bewonen van gebouwen;
  2. b. detailhandel.

Artikel 11 Maatschappelijk - Dierenbegraafplaats

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Dierenbegraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend in de vorm van een dierenbegraafplaats;

met bijbehorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. andere bouwwerken;
  3. d. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. e. parkeervoorzieningen;
  5. f. groenvoorzieningen;
  6. g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het bewonen van gebouwen;
  2. b. detailhandel.

Artikel 12 Recreatie - Volkstuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuincomplex, tuinen;
  2. b. centraal toilettengebouw/bergingruimte;
  3. c. kassen;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. informatiesystemen/signaleringsborden;
  4. d. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  5. e. het behoud van de bestaande waardevolle bestrating, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - waardevolle bestrating';
  6. f. het behoud van de monumentale bomen, ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';

met bijbehorende:

  1. g. andere bouwwerken;
  2. h. kunstwerken en waterwerken;
  3. i. groenvoorzieningen;
  4. j. sport- en speelgelegenheden;
  5. k. parkeervoorzieningen;
  6. l. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden ten behoeve van het plaatsen van reclamezuilen.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. oevers en beplanting;
  5. e. erftoegangswegen, dammen en taluds;

met de bijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken;
  2. g. overige kunstwerken en waterwerken;
  3. h. nutsvoorzieningen.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

Artikel 15 Wonen - Aaneengebouwd

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Aaneengebouwd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aaneengebouwde woningen;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

15.4 Afwijken van de bouwregels

15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het bewonen van bijbehorende bouwwerken;
  2. b. het aanleggen van paardenbakken.

15.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 16 Wonen - Twee-aaneen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Twee-aaneen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. twee onder één kap woningen
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

16.4 Afwijken van de bouwregels

16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het bewonen van bijbehorende bouwwerken;
  2. b. het aanleggen van paardenbakken.

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 17 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf/woonboerderij;
  2. b. voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  3. c. bijbehorende bouwwerken;
  4. d. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. sport- en speelgelegenheden;
  3. g. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

17.4 Afwijken van de bouwregels

17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het bewonen van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken;
  2. b. het aanleggen van paardenbakken.

17.6 Afwijken van de gebruiksregels

17.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 18 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing - Structuur- En Beeldbepalend

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing - Structuur- en beeldbepalend' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf/woonboerderij;
  2. b. voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  3. c. een kookstudio, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  4. d. bijbehorende bouwwerken;
  5. e. tuin en erven;
  6. f. het behoud van het bestaande erf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beschermd erf';
  7. g. het behoud van de bestaande waardevolle bestrating, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - waardevolle bestrating';
  8. h. het behoud van de monumentale bomen, ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';

met bijbehorende:

  1. i. andere bouwwerken;
  2. j. sport- en speelgelegenheden;
  3. k. toegangswegen. in- en uitritten;
  4. l. parkeervoorzieningen;
  5. m. groenvoorzieningen;
  6. n. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

18.4 Afwijken van de bouwregels

18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het bewonen van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken;
  2. b. het voeren van een bedrijf anders dan bedoeld in lid 18.1, sub c;
  3. c. het aanleggen van paardenbakken.

18.6 Afwijken van de gebruiksregels

18.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het veranderen van het erf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beschermd erf';
    2. 2. het verwijderen of veranderen van de bestaande waardevolle bestrating, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - waardevolle bestrating';
    3. 3. het rooien en/of kappen van bomen die zijn voorzien van de aanduiding 'monumentale boom';
  2. b. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
  3. c. De onder sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor:
    1. 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
    2. 2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  4. d. De onder sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden zoals beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp inhistorische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels.

18.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 19 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing - Structuurbepalend

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing - Structuurbepalend' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf/woonboerderij;
  2. b. voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  3. c. een kinderdagverblijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  4. d. bijbehorende bouwwerken;
  5. e. tuin en erven;
  6. f. het behoud van de monumentale bomen, ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';
  7. g. het behoud van de put, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beschermde put';

met bijbehorende:

  1. h. andere bouwwerken;
  2. i. sport- en speelgelegenheden;
  3. j. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. k. parkeervoorzieningen;
  5. l. groenvoorzieningen;
  6. m. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

19.4 Afwijken van de bouwregels

19.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het bewonen van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken;
  2. b. het voeren van een bedrijf anders dan bedoeld in lid 19.1, sub c;
  3. c. het aanleggen van paardenbakken.

19.6 Afwijken van de gebruiksregels

19.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het verwijderen of veranderen van de put, ter plaatse van de aanduiding aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beschermde put';
    2. 2. het rooien en/of kappen van bomen die zijn voorzien van de aanduiding 'monumentale boom';
  2. b. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
  3. c. De onder sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor:
    1. 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
    2. 2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  4. d. De onder sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden zoals beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp inhistorische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels.

19.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 20 Wonen - Vrijstaand

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;
  4. d. een hondenfokkerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hondenfokkerij';
  5. e. het behoud van de monumentale bomen, ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';

met bijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken;
  2. g. sport- en speelgelegenheden;
  3. h. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. i. parkeervoorzieningen;
  5. j. groenvoorzieningen;
  6. k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

20.4 Afwijken van de bouwregels

20.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het bewonen van bijbehorende bouwwerken;
  2. b. het voeren van een bedrijf anders dan bedoeld in lid 20.1 sub d;
  3. c. het aanleggen van paardenbakken.

20.6 Afwijken van de gebruiksregels

20.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het rooien en/of kappen van bomen die zijn voorzien van de aanduiding 'monumentale boom';
  2. b. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
  3. c. De onder sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor:
    1. 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
    2. 2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  4. d. De onder sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden zoals beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp inhistorische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels.

20.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 21 Wonen - Vrijstaand - Structuurbepalend

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand - Structuurbepalend' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken;
  2. e. sport- en speelgelegenheden;
  3. f. toegangswegen, in- en uitritten;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

21.2 Bouwregels

21.3 Nadere eisen

21.4 Afwijken van de bouwregels

21.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het bewonen van bijbehorende bouwwerken;
  2. b. het aanleggen van paardenbakken.

21.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 22 Leiding - Gas

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de aanleg, het gebruiken en in stand houden van ondergrondse (hoofd)gastransportleidingen en overige aardgastransportleidingen, met de daarbij behorende belemmeringsstroken;
  2. b. leidingen ten behoeve van de aardgaswinning;

met bijbehorende:

  1. c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

22.2 Bouwregels

22.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. cultuurhistorie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

22.4 Afwijken van de bouwregels

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 23 Waarde - Ruimtelijke Kwaliteit

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van het karakteristieke dorpsgezicht als verwoord in het document Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historischeperspectief) bij deze regels die met name wordt gekenmerkt door:

  • de open ruimten en zichtlijnen tussen de bebouwing;
  • de bestaande historische wegenstructuur waarvan enkele nog (deels) bestraat met flinten;
  • de nog aanwezige karakteristieke verkaveling van een esdorp Zuidbarge;
  • de brinken en brinkachtige ruimten;
  • het voor een esdorp karakteristieke opgaand geboomte rondom de bebouwing, op de brink(en) en langs percelen zorgt voor een besloten karakter;
  • de wegbegeleidende beplanting langs de Zuidbargerstraat en het westelijke gedeelte van de Rietlandenstraat;
  • de bomenrijen langs het Oranjekanaal.

23.2 Bouwregels

23.3 Afwijken van de bouwregels

23.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  1. a. het verharden en asfalteren en verbreden van de bestaande onverharde paden en klinkerpaden.

23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het rooien en/of kappen van singel- of laanbeplanting;
    2. 2. het rooien en/of kappen van bomen die zijn voorzien van de aanduiding 'monumentale boom';
    3. 3. het graven en dempen van sloten en andere watergangen, het vergroten en/of het verkleinen van het doorstromingsprofiel en het aanbrengen en verwijderen van dammen en stuwen;
    4. 4. het verleggen of het nieuw aanleggen van vormen van ontsluitingen.
  2. b. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
  3. c. De onder sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor:
    1. 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
    2. 2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  4. d. De onder sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de waarden als genoemd in lid 23.1.
  5. e. De onder sub a, onder 2°, genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishoudkundige waarden.
  6. f. De onder sub a, onder 3°, bedoelde vergunning doet geen afbreuk aan het bebouwingsbeeld. Met het oog hierop wordt voor iedere aanvraag een inrichtingsplan opgesteld met een voorstel tot aanleg van verharding of verandering van het profiel van ontsluitingen/inritten ter versterking van het landschappelijk karakter.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Bouwregels

25.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

  1. a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan niet meer dan 1 m wordt overschreden;
  2. b. Vlaggenmasten en antennemasten, voor zover deze direct ten dienste staan van - en deel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane bouwhoogte met niet meer dan 1,5 m overschrijden;
  3. c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties zijn niet hoger dan 1,5 m ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en beslaan geen groter oppervlakte dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

Artikel 26 Algemene Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met enige bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bebouwing binnen het (agrarisch) bouwperceel voor het houden van vee, met inbegrip van paarden, indien dit leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie (zie lid 1.17) vanaf het betreffende agrarisch bouwperceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden;
  2. b. het gebruik van gronden en bebouwing buiten het (agrarisch) bouwperceel voor het opslaan van mest indien dit leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie (zie lid 1.17) vanaf het betreffende agrarisch bouwperceel op de vanaf het betreffende agrarisch perceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.

Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels

27.1 Geluidzone - Industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige bestemmingen.

27.2 Vrijwaringszone - Molenbiotoop

Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels

28.1 Bevoegdheid

Indien niet op grond van een andere regels in deze regels kan worden afgeweken, kan het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met niet meer dan 10%;
  2. b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
    1. 1. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 m bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte van gebouwen niet meer dan 50 m2 bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer dan 10 m bedraagt;
  3. c. het oprichten van veiligheidsfakkels ten behoeve van de gaswinning met een bouwhoogte van niet meer 30 m en hekwerken met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
  4. d. het toestaan van geringe afwijkingen, die in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering niet meer dan 3 m bedraagt;
  5. e. het toestaan van het oprichten van niet meer dan 30 m2 extra gebouwen voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) uitsluitend op grond van- en vertoon van een medische indicatie;
  6. f. het toestaan van in geringe mate, doch niet meer dan 5 m afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  7. g. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  8. h. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven, doch niet meer dan 2 m van het bouwvlak;
  9. i. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te vergroten en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 10 m;
  10. j. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van niet meer dan 25 m met dien verstande dat als het gaat om antennes naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe voldoende is aangetoond;
  11. k. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens door:
    1. 1. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot niet meer dan 1 m, over de gehele breedte van de voorgevel;
    2. 2. ingangspartijen tot niet meer dan 2 m, mits de bebouwde oppervlakte niet meer dan 6 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

28.2 Afweging

  1. a. De toepassing van de in lid 28.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet wordt aangetast.
  2. b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  3. c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waarderingZuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  4. d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  5. e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels

29.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan het plan wijzigen:

  1. a. en de bestemmingsgrenzen tot niet meer dan 5 m verschuiven waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde functies als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd;
  2. b. en de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken verruimen tot niet meer dan 5% van het bouwvlak waarbij de verruiming uitsluitend plaatsvindt binnen de bestemming waarop het bouwvlak betrekking heeft;
  3. c. en de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen verschuiven waarbij de verschuiving niet meer bedraagt dan 5 m en de grond wordt bestemd voor dezelfde functies als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.

29.2 Afweging

  1. a. De toepassing van de in lid 29.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet wordt aangetast.
  2. b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  3. c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waarderingZuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  4. d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  5. e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

Artikel 30 Overige Regels

30.1 Van toepassingverklaring

Dit bestemmingsplan 'Emmen, Zuidbarge' is een aanvulling op de bestemmingsplannen die gelden in binnen de verbeelding opgenomen gebieden. Het bepaalde in deze bestemmingsplannen blijft van toepassing, met dien verstande dat in geval van strijdigheid van regels, de bepalingen van dit bestemmingsplan voorgaan op de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. De bestemmingsplannen die gelden in binnen de verbeelding opgenomen gebieden zijn opgenomen in de navolgende tabel.

Naam plan Identificatienummer Vastgesteld op
Parapluplan Parkeernormen gemeente Emmen NL.IMRO.0114.2017025-P701 26 april 2018
Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan) NL.IMRO.0114.2020032-B501 26 augustus 2021 (ontwerp)

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met niet meer dan 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

31.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

31.3 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in lid 31.2 geldt niet voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna Afwegingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik.

31.4 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overeenkomstig lid 31.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Emmen, Zuidbarge.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan

De huidige juridisch-planologische regeling voor het buurtschap Zuidbarge is opgenomen in het bestemmingsplan Zuidbarge van 2005. De regeling is daarmee al zo'n 16 jaar oud en voldoet niet meer aan de huidige inzichten voor een goede planologische bescherming van het buurtschap.

Daarnaast treedt in 2024 de Omgevingswet in werking. Bij de inwerkingtreding van deze wet worden alle geldende bestemmingsplannen opgenomen in één tijdelijk omgevingsplan van de gemeente. Voor de gemeente Emmen is het daarom van belang om verouderde regelingen zoveel mogelijk te actualiseren en op elkaar af te stemmen.

Tot slot is in 2018 door Bureau Scholtens een cultuurhistorische analyse uitgevoerd van Zuidbarge. In deze analyse zijn alle cultuurhistorische waarden in het gebied geanalyseerd, gewaardeerd en in kaart gebracht.

Om deze redenen is dit bestemmingsplan opgesteld. Met dit bestemmingsplan worden de gebruiksmogelijkheden en bouwregels vastgelegd voor Zuidbarge. Tevens wordt een passende regeling opgenomen voor bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

1.2 Ligging Plangebied

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op Zuidbarge en omliggende agrarische gronden. Dit gebied ligt aan de zuidzijde van Emmen, tussen bedrijventerrein Bargermeer Zuid en de wijk Rietlanden.

Op onderstaande kaart is de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2021038-B701_0001.png"
Afbeelding 1.1 Luchtfoto met planbegrenzing

1.3 Kenmerken En Structuren Plangebied

Voor een uitgebreide beschrijving van het plangebied wordt verwezen naar de teksten in het rapport van Bureau Scholtens. Het rapport is als Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) bij de regels gevoegd. In het rapport wordt ingegaan op de aard- en bodemkundige ondergrond van het plangebied, de ontginningsgeschiedenis en de ruimtelijke structuren van Zuidbarge.

1.4 Huidige Planologische Regelingen

Op dit moment zijn de volgende bestemmingsplannen geldig ter plaatse van het plangebied:

  • Zuidbarge (vastgesteld 29 september 2005);
  • Parapluplan Parkeernormen gemeente Emmen (vastgesteld 26 april 2018);
  • Facetbestemmingsplan Emmen, Archeologie (vastgesteld 28 april 2022).

En verder zijn er nog drie locatiespecifieke plannen vastgesteld in het gebied:

  • Emmen (Zuidbarge), Oranjekanaal NZ (Molenplan) (vastgesteld 29 oktober 2015);
  • Zuidbarge, Halvemaanweg 8 (wijzigingsplan, vastgesteld 8 juli 2019);
  • Zuidbarge, Rietlandenstraat 74 en 75 (wijzigingsplan, 29 oktober 2019).

Zuidbarge

In het bestemmingsplan Zuidbarge heeft het grootste deel van het dorp de bestemming 'cultuurhistorisch waardevolle nederzetting'. Enkele delen hebben de bestemming 'esdorp'. De wegen zijn bestemd als 'verkeersdoeleinden'. Daarnaast zijn er functies vastgelegd, zoals wonen, agrarisch, maatschappelijk, horeca en recreatie. Ook zijn beschermde waarden zoals monumneten, structuur- en/of beeldbepalende bebouwing en doorzichten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2021038-B701_0002.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2021038-B701_0003.png"
Afbeelding 1.2 Uitsnede plankaart geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Parapluplan parkeernormen gemeente Emmen

Dit plan geldt voor het gehele grondgebied van de gemeente Emmen. In de planregels is opgenomen dat rekening gehouden moet worden met de actuele parkeernormen en normen voor laad- en losplaatsen zoals vastgelegd in het gemeentelijke beleid.

Facetbestemmingsplan Emmen, Archeologie

In dit facetbestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van archeologische waarden en verwachtingen opgenomen voor het gehele grondgebied van de gemeente Emmen.

Status voorliggend bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan vervangt het bestemmingsplan Zuidbarge uit 2005 voor het plangebied. Het parapluplan parkeernormen gemeente Emmen en het facetbestemmingsplan Emmen, archeologie blijven wel van kracht.

Verder is er nog een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verleend:

  • Emmen (Zuidbarge), Rietlandenstraat 17 (vastgesteld 24 maart 2014).

Bij het van kracht worden van dit bestemmingsplan verliest deze afwijking rechtskracht en wordt deze door dit bestemmingsplan vervangen.

1.5 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleidskader van het Rijk, de provincie Drenthe en de gemeente Emmen. In Hoofdstuk 3 worden alle relevante omgevingsaspecten besproken en hoe hiermee wordt omgegaan in het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 beschrijft de ontstaansgeschiedenis en de ruimtelijke structuur. Hoofdstuk 5 geeft een algemene planbeschrijving en gaat in op de waardering van het landschap en de bebouwing. Hoofdstuk 6 beschrijft vervolgens de juridische vormgeving van het plan. Ten slotte gaat Hoofdstuk 7 kort in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beleid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan wordt rekening gehouden met eigen gemeentelijk beleid en het relevante beleid van andere (hogere) overheden. Hierna volgt een overzicht van het relevante beleid.

2.1 Gemeentelijk Beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef

Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald.

Voor Zuidbarge zijn vooral de thema's landschap, duurzaamheid, wonen en veiligheid van belang.

Landschap

De gemeente kiest voor het accentueren en uitbouwen van de bestaande en aanwezige karakteristieke waarden. Deze zijn kenmerkend voor de gemeente en bepalen gezamenlijk de ruimtelijke identiteit van de gemeente.

Duurzaamheid

De keuze voor een duurzame structuur betekent dat locaties en functies veelal multifunctioneel benaderd worden. Daarnaast zijn er onderwerpen waaraan mede vanuit duurzaamheid in de structuurvisie expliciet aandacht wordt besteed, zoals archeologie en cultuurhistorie.

Werken

In Zuidbarge is met name de woonfunctie te vinden. Er zijn daarnaast enkele agrarische bedrijven aanwezig waardoor wat betreft 'werken' het onderdeel landbouw relevant is. De gemeente zegt hierover dat schaalvergroting in twee gebieden mogelijk is (de zogenaamde POP-zone 1 en 2). Hier valt het plangebied niet binnen. Verder is opgenomen dat ten behoeve van de uitbreiding van het agrarisch bedrijf een koppeling met andere functies (energie, verwerking, natuurbeheer, recreatie) denkbaar is. Vrijkomende gebouwen, en soms ook gronden, vragen extra inzet om andere functies mogelijk te maken.

Wonen

In de structuurvisie wordt aangesloten bij het bestaande bouwprogramma. Verder wordt ingezet op wervende woonmilieus, waaronder 'erfwonen' in het zuidelijk deel van gemeente.

Veiligheid

De koers van de gemeente is het scheiden van risicovolle en kwetsbare activiteiten.

Aansluiting voorliggend bestemmingsplan

Door middel van dit bestemmingsplan worden de bestaande karakteristieke (landschappelijke en cultuurhistorische) waarden beschermd met een actuele regeling. Verder wordt een actuele regeling opgenomen voor agrarische bedrijven, waardoor de bedrijven in het plangebied bij recht ruimte krijgen voor bepaalde nevenactiviteiten, net zoals andere agrarische bedrijven in het buitengebied.

2.1.2 Erfgoednota Emmen 2017-2022

Op 27 september 2017 is de Erfgoednota van de gemeente Emmen vastgesteld. Met de Erfgoednota geeft de gemeente Emmen uitdrukking aan het belang dat cultuurhistorie voor de samenleving inhoudt. In de Erfgoednota benoemt de gemeente Emmen haar ambities ten aanzien van het benutten van de kansen en kwaliteiten van haar erfgoed. De gemeente Emmen herkent de krachtige stimulans die het erfgoed voor de gemeenschap in cultureel, sociaal-maatschappelijk, economisch en ruimtelijk opzicht kan bieden.

In 2016 is door de gemeente in samenspraak met diverse organisaties uit de Emmense samenleving een uitvoerige inventarisatie naar en waardering van het Emmense erfgoed uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in de Cultuurhistorische Waardenkaart Emmen, bestaande uit een bronnenkaart en beleidskaart. Deze kaart vormt de basis voor de Erfgoednota.

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de Cultuurhistorische Waardenkaart weergegeven. Te zien is dat het gehele plangebied is gelegen in een stedenbouwkundig gebied van hoge cultuurhistorische waarde (donkeroranje) en dat er in het plangebied verscheidene waardevolle objecten aanwezig zijn, zoals beeldbepalende bouwwerken. Het gebied rondom Zuidbarge is ook cultuurhistorisch waardevol (paars).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2021038-B701_0004.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2021038-B701_0005.png"
Afbeelding 2.1 Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart Emmen (bron: gemeente Emmen).

Zoals ook in de inleiding is vermeld, is voor Zuidbarge in 2018 een cultuurhistorische analyse uitgevoerd. Hierbij is de Erfgoednota gebruikt als bron. De cultuurhistorische analyse is als Bijlage 2 bij de regels gevoegd. In Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 5 wordt hier nader op ingegaan.

Aansluiting voorliggend bestemmingsplan

Door middel van dit bestemmingsplan worden de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in de Erfgoednota voorzien van een passende regeling, waardoor ze beschermd worden.

2.1.3 Woonbeleid

De Woonvisie 2023 - 23 "BuitengeWoon Thuis in Emmen:" is in oktober 2022 vastgesteld door de raad.

De nieuwe woonvisie richt zich op het volgende:

  • de mismatch tussen vraag en aanbod in de woningvoorraad terugbrengen;
  • kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en woonomgeving in de wijken en
  • dorpen;
  • meer diverse woningen binnen wijken of dorpen realiseren;
  • realistische groei van de woningvoorraad en het inwonertal realiseren;
  • energiezuinig maken van de bestaande woningvoorraad.

Concreet wordt ingezet op:

  1. 1. Het aanbieden van een grotere diversiteit aan woningen in de wijken en dorpen.
  2. 2. Herstructurering van oudere woonbuurten.
  3. 3. Ontwikkelen van diverse seniorgeschikte woningen en starterswoningen.
  4. 4. Een groei van 4.000 woningen tot 2030.

Om dit te realiseren, richt de woningbouwstrategie zich bij het beoordelen van nieuwe initiatieven op herstructurering, transformatie en inbreiding. Prioriteit wordt gegegven aan woningbouwplannen voor aandachtsgroepen. Woningbouwplannen dienen bij te dragen aan een variërend en aantrekkelijk woonmilieu én aan de ruimtelijke kwaliteit. Ook van belang is dat nieuwe initiatieven en nieuw te ontwikkelen locaties/gebieden in samenhang worden bekeken.

Aansluiting voorliggend bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan maakt geen (fysieke) wijzigingen in het plangebied mogelijk.

Het plan is in die zin ook niet tegenstrijdig met de Woonvisie.

2.1.4 Welstandsnota

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandcriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.

Het bestemmingsplan en de Welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden geldt het welstandsniveau 'welstandsluw'.

Voor Zuidbarge geldt echter het welstandsniveau 'hoog'.

Niveau 'hoog' betreft gebieden, gebouwen, complexen, bouwblokken (ensembles) en bouwwerken waar een hoge ambitie aan ten grondslag ligt. Criteria zijn gericht op behoud en versterking van de aanwezige hoge kwaliteiten. Bouwplannen worden beoordeeld in verhouding tot de aangrenzende bebouwing en de stedenbouwkundige impact voor de omgeving. Architectonisch relevante details, materiaal en kleur worden in samenhang met de omgeving en het bouwplan beoordeeld. Alle beoordelingsaspecten van situering tot detail, maken deel uit van de advisering. Voor de welstandcriteria binnen dit gebied wordt verwezen naar de Welstandsnota.

Aansluiting voorliggend bestemmingsplan

Door middel van dit bestemmingsplan worden de cultuurhistorische waarden voorzien van een passende regeling, waardoor ze beschermd worden. Hiermee wordt zoveel mogelijk ingezet op behoud en versterking van de aanwezige hoge kwaliteiten. Dit sluit aan bij de ambitie voor het gebied zoals opgenomen in de welstandsnota.

2.1.5 Structuurvisie Emmen Water

Op 24 september 2015 is de Structuurvisie "Emmen, Water" door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft antwoord op de vraag waar water vastgehouden en geborgen kan worden op de momenten dat er zich in de toekomst hevige langdurige neerslagsituaties voordoen. Doel van de structuurvisie is voor de toekomst ruimte voor water te reserveren. Voor de kortere termijn zijn maatregelen nodig: deze staan op hoofdlijnen in de structuurvisie beschreven (in het uitvoeringsprogramma).

De structuurvisie geeft een ruimtelijke reservering voor water, om maatregelen te nemen die overlast en afwenteling oplossen en te anticiperen op toekomstige klimaateffecten. Bij het bepalen van de locaties voor maatregelen is niet alleen het oplossen van overlast het uitgangspunt, maar ook is gekeken naar ruimtelijke kwaliteit, kosteneffectiviteit en beheersbaarheid van risico's op schade en overlast. Hierdoor zijn de beoogde maatregelen niet alleen effectief voor droge voeten en het streven naar het voorkomen van de ontwrichting van maatschappelijke en economische functies, maar dragen deze ook bij aan ruimtelijke kwaliteit. Analyse laat zien dat voor de stedelijke wateropgave onvoldoende ruimte binnen het stedelijk gebied aanwezig is. Er zouden huizen afgebroken moeten worden om ruimte voor water te maken.

Met de structuurvisie is het mogelijk om stedelijke wateropgaven buiten het stedelijk gebied op te lossen. De afweging voor het bepalen van de maatregelen heeft zorgvuldig via een voorkeursvolgorde plaatsgevonden, of:

  1. 1. het bergingstekort in het stedelijk gebied zelf opgelost kan worden, vervolgens:
  2. 2. aan de rand van het stedelijk gebied en pas daarna:
  3. 3. in het landelijk gebied.

Waar mogelijk, worden wel maatregelen in stedelijk gebied genomen.

Per gebied is een hydrologische en ruimtelijke analyse uitgevoerd. In de waterparagraaf (paragraaf 3.6) wordt nader ingegaan op deze analyse voor Zuidbarge.

Aansluiting voorliggend bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan maakt geen (fysieke) wijzigingen in het plangebied mogelijk. Er is geen effect op waterhuishoudkundige aspecten. Het plan is in die zin ook niet tegenstrijdig met de Structuurvisie Emmen Water.

2.1.6 Verkeersbeleid

Het Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan (GVVP) (december 2013) gaat uit van de inrichting van wegen volgens de Duurzaam veilig-principes. De wegen in de gemeente Emmen zijn gecategoriseerd conform Duurzaam Veilig met als doel een optimale afstemming te bereiken tussen de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheids- en richtingsverschillen, alsmede onzeker gedrag te voorkomen. De wegen zijn verdeeld in drie categorieën: stroomwegen, gebiedsontsluitingsweg en erftoegangswegen.

Verder zet het GVVP in op een multimodale benadering van verkeer. Dit houdt in dat niet enkel naar de bereikbaarheid per auto wordt gekeken maar nadrukkelijk ook naar andere vervoersmodaliteiten, zoals het openbaar vervoer of de fiets.

Naast het GVVP is het Parapluplan parkeernormen gemeente Emmen vastgesteld in 2018. Hierin zijn de actuele parkeernormen en normen voor laad- en losplaatsen opgenomen.

Aansluiting voorliggend bestemmingsplan

Het Parapluplan parkeernormen gemeente Emmen blijft gelden in het plangebied. Het plan maakt verder geen wijzigingen mogelijk aan wegen of bereikbaarheid van het gebied. Het plan is in die zin ook niet tegenstrijdig met het verkeersbeleid.

2.1.7 Recreatiebeleid

In de Nota verblijfsrecreatie heeft de gemeente Emmen haar visie op verblijfsrecreatie vastgelegd. In de nota zijn uitgangspunten opgenomen voor initiatieven van verblijfsrecreatie. Initiatieven worden getoetst op de volgende punten:

  • regioversterkend;
  • meerwaarde in de markt;
  • economisch bestendig;
  • duurzaam & circulair;
  • kwalitatief aanbod;
  • goede ruimtelijke inpassing.

Verder zijn er uitgangspunten per sector opgenomen, zoals voor de sector Bed & Breakfast. Hiervoor gelden bijvoorbeeld de volgende kenmerken:

  • Kleinschalig, ondergeschikt aan de woonfunctie en gerund door de hoofdbewoner als nevenactiviteit;
  • Beperkte invloed op de omgeving, geen onevenredige verkeers-en parkeerdruk in omgeving en parkeren zoveel mogelijk op eigen erf oplossen;
  • Met een inrichtingsplan wordt aangetoond dat het initiatief ruimtelijk goed is ingepast en dat de ruimtelijke kwaliteiten van het huidige erf worden versterkt.

Aansluiting voorliggend bestemmingsplan
In dit bestemmingsplan wordt het recreatiebeleid voor Bed & Breakfast vertaald naar een passende regeling. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar Hoofdstuk 6. Andere verblijfsrecreatie komt in het plangebied niet voor.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 3 oktober 2018 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Deze visie is in 2022 nogmaals geactualiseerd en vastgesteld op 28 september 2022. De Omgevingsvisie is verder vertaald naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De Omgevingsverordening is op 3 oktober 2018 vastgesteld. De Omgevingsverordening is op 8 maart 2023 op enkele onderdelen herzien.

De Omgevingsvisie vormt hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein.

Kernkwaliteiten en provinciale belangen

De missie uit de Omgevingsvisie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
  • naoberschap;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal);
  • menselijke maat;
  • veiligheid.

Naast de kernkwaliteiten van Drenthe zijn er andere provinciale belangen, zoals bedrijvigheid. Bedrijvigheid in Drenthe is van grote maatschappelijke en economische betekenis vanwege de werkgelegenheid en de vitaliteit van het platteland en de steden. De provincie acht bedrijvigheid van provinciaal belang en benoemt dit tot een kernwaarde. Aspecten van de kernwaarde bedrijvigheid zijn vooral terug te vinden in het sociaaleconomische systeem en in het landbouwsysteem, maar ook bij natuur als het om de vrijetijdseconomie gaat.

Specifiek voor het landelijk gebied wil de provincie voldoende ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor landbouw, recreatie en toerisme en andere niet-agrarische bedrijvigheid. Het regionale economische vestigingsklimaat is van provinciaal belang.

Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe is bovenstaande nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:

Multifunctionele gebieden
Een groot deel van de agrarische gronden rondom Zuidbarge zijn aangeduid als "multifunctioneel". In tegenstelling tot de robuuste systemen is in deze gebieden geen sprake van een hoofdfunctie die leidend is in de ordening. In deze gebieden zijn meerdere functies van belang. Naast water, landbouw en natuur gaat het in de meeste gevallen om recreatie.

In deze gebieden is er geen duidelijke samenhang tussen de genoemde functies en de aanwezige kernkwaliteiten en de kernwaarde bedrijvigheid. Het behouden en ontwikkelen van functies en kernkwaliteiten gebeurt hier gebiedsgericht en waar nodig met maatwerk. Uitgangspunt hierbij is dat de van oudsher bestaande en/of dominante functie zo min mogelijk negatieve gevolgen mag ondervinden van de ontwikkeling van nieuwe of andere functies.

In multifunctionele gebieden zijn voor specifieke aspecten soms verbijzonderde voorwaarden vanuit de Omgevingsvisie van belang. Een voorbeeld is de bouwvlakbenadering voor agrarische bedrijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2021038-B701_0006.png"
Afbeelding 2.2 Uitsnede kaart 'multifunctioneel gebied' (in roze de multifunctionele gebieden)
(bron: Provincie Drenthe).

Kernkwaliteit landschap
Het gehele plangebied valt binnen het esdorpenlandschap. Daarnaast is een groot deel van het plangebied aangeduid als es. Het esdorpenlandschap bevat enkele telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide. Het provinciaal beleid is gericht op het behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting en op het behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand)beplanting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2021038-B701_0007.png"
Afbeelding 2.3 Uitsnede kaart 'kernkwaliteit landschap' (lichtgroen: esdorpenlandschap, binnen
donkergroene lijnen: es) (bron: Provincie Drenthe)

Kernkwaliteit archeologie
Binnen het plangebied geldt het beschermingsniveau 1 (generiek). Het beschermingsniveau 1 richt zich op het algemene uitgangspunt dat alle behoudenswaardig archeologische vindplaatsen (waarden) die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van Drenthe staan en de nieuw ontdekte behoudenswaardige vindplaatsen niet ongezien kunnen verdwijnen.

Deze kernkwaliteit wordt beschermd via het facetbestemmingsplan Emmen, Archeologie.

Kernkwaliteit aardkundige waarde
Binnen het plangebied gelden twee verschillende beschermingsniveaus: hoog en generiek.

In gebieden met een hoog beschermingsniveau heeft de provincie de ambitie om de context en het referentiebeeld van de aardkundige eenheid te behouden of te herstellen. In deze gebieden staat de provincie ontwikkelingen alleen toe als aardkundige kwaliteiten en kenmerken worden behouden. In beginsel kunnen ontwikkelingen in deze gebieden alleen worden toegestaan, als de kenmerken en gaafheid worden behouden. Het zorgvuldig en verantwoord omgaan met de aardkundige waarden vormt het vertrekpunt bij planvorming.

In gebieden met een generiek beschermingsniveau wil de provincie de lokale, aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren. De provincie verwacht van gemeenten dat zij in deze gebieden nagaan welke kenmerkende aardkundige waarden aanwezig zijn en dat zij hieraan bescherming geven via het gemeentelijk bestemmingsplan en plannen en initiatieven daarop beoordelen. Bij ontwikkelingen kunnen aardkundige kwaliteiten als inspiratiebron worden gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2021038-B701_0008.png"
Afbeelding 2.4 Uitsnede kaart 'kernkwaliteit aardkundige waarde' (lichtgeel: generiek, oranje: hoog)
(bron: Provincie Drenthe)

Aansluiting voorliggend bestemmingsplan

Omdat dit plan geen (fysieke) wijzigingen in het plangebied mogelijk maakt, worden de kernkwaliteiten niet aangetast. Er zijn in het plangebied enkele aandachtspunten voor wanneer in de toekomst wel een ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, zoals de es en aanwezige aardkundige waarden. Dit is nu nog niet aan de orde.

2.2.2 Provinciale Omgevingsverordening Drenthe

In de Omgevingsverordening is de bescherming van de kernkwaliteiten juridisch geborgd. De kernkwaliteiten zijn doorvertaald als archeologie, aardkundige waarden, cultuurhistorie, landschap, rust, en natuur. In de Omgevingsverordening is opgenomen (artikel 2.6) dat in een ruimtelijk plan uiteen wordt gezet dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten. Het plan maakt daarbij geen activiteiten mogelijk die deze kernkwaliteiten significant aantasten.

Voor een deel van Zuidbarge geldt dat deze in het gebied 'Bouwvlak grondgebonden agrarisch bedrijf' liggen. Aan grondgebonden agrarische bedrijven mag in dit gebied een bouwvlak van maximaal 1,5 hectare worden toegekend. In delen die niet binnen dit gebied vallen geldt deze maximale oppervlakte niet.

Voor Zuidbarge zijn de kernkwaliteiten 'aardkundige waarden', 'archeologie' en 'landschap' van toepassing. Hierop is reeds nader ingegaan in paragraaf 2.2.1.

Aansluiting voorliggend bestemmingsplan

Voor de agrarische bedrijven die in het plangebied liggen, is een agrarisch bouwvlak opgenomen die niet de maximale oppervlakte zoals in de Omgevingsverordening opgenomen, overschrijdt.

2.2.3 Cultuurhistorisch Kompas

Met de nota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe is vastgelegd hoe de provincie wil omgaan met cultuurhistorische waarden in Drenthe. In de nota is de cultuurhistorische hoofdstructuur vastgelegd en is een beleidsvisie met kaart opgenomen. Onderdeel van de nota is ook een databank.

Het plangebied ligt in het deelgebied 10 van het Kompas: Emmen en haar venen - planmatige ontwikkeling. In de beschrijving van dit deelgebied wordt onder andere ingegaan op de aanwezigheid van (restanten van) esdorpstructuren van (het centrum van) Emmen, Barge en Westenesch. Binnen de dorpen staan de overwegend traditionele hallehuisboerderijen met hun werkgedeelte, de baander, naar de weg of de brink gericht en met paden naar de es en de hooilanden. De jongere boerderijen staan vaak aan de uitvalswegen, en met het woongedeelte naar de weg toe geplaatst. Binnen dit systeem zijn geleidelijk de verdere dorpse functies gegroeid zoals woonhuizen, winkels, scholen en (ambachtelijke) bedrijvigheid.

Aansluiting voorliggend bestemmingsplan

In dit bestemmingsplan is een passende bescherming opgenomen voor de aanwezige cultuurhistorische waarden in Zuidbarge. Daarmee sluit dit bestemmingsplan bij uitstek aan op wat is opgenomen in het provinciaal beleid en de uitwerking in het Cultuurhistorisch Kompas.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht geworden. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.

De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI.

In zijn totaliteit kent de NOVI 21 nationale belangen en opgaven die het verder uitwerkt. Die opgaven zijn niet meer op zichzelf staand op te lossen, maar grijpen in elkaar. Met de NOVI zoekt het Rijk een perspectief om de grote opgaven aan te pakken, om Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Om die reden worden binnen de NOVI prioriteiten gesteld. De NOVI stelt daarbij een integrale aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen werkt het Rijk aan de vier prioriteiten:

  1. 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.


Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:

  1. 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  2. 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; en.
  3. 3. Afwentelen wordt voorkomen.


Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de omgeving-inclusieve benadering vorm krijgt en de afwegingsprincipes benut worden.

Met de NOVI presenteert het Rijk een integrale, op samenwerking gerichte aanpak. De NOVI geeft een gebiedsgericht afwegingskader en sturende visie in een, gericht op het realiseren van een gezond, leefbaar, herkenbaar en economische sterk Nederland.

2.3.2 Erfgoedwet

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2024 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).

Daarnaast moest Ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten (artikel 3.1.6 Bro). Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden. Op deze manier is een meer gebiedsgerichte benadering mogelijk, die gericht is op het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van een bestemmingsplangebied, door te anticiperen op de voorkomende archeologische, historisch-geografische en historisch-(steden)bouwkundige waarden.

Voorliggend bestemmingsplan is onder andere opgezet om het aanwezige erfgoed in Zuidbarge in de gemeente Emmen van een passende bescherming te voorzien. Daarmee sluit dit bestemmingsplan bij uitstek aan op de insteek van de Erfgoedwet.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Cultuurhistorie En Archeologie

Cultuurhistorie

Zoals ook in paragraaf 1.1 van deze toelichting is vermeld, is één van de doelen van dit plan bescherming te bieden aan de cultuurhistorische waarden in Zuidbarge. In het kader hiervan is in 2018 door Bureau Scholtens een cultuurhistorische analyse uitgevoerd van Zuidbarge. In deze analyse zijn alle cultuurhistorische waarden in het gebied geanalyseerd, gewaardeerd en in kaart gebracht.

Voor een volledige beschrijving van dit onderzoek, inclusief een beschrijving van de historisch-ruimtelijke ontwikkeling en de huidige ruimtelijke opzet en karakter van het gebied, wordt verwezen naar het rapport van Bureau Scholtens. Het rapport is als Bijlage 2 bij de regels gevoegd. In Hoofdstuk 4 van deze toelichting is de analyse samengevat.

De vertaling van dit onderzoek en de manier waarop de verschillende waarden worden beschermd in dit bestemmingsplan, wordt nader uitgewerkt in de planbeschrijving (Hoofdstuk 5 en Hoofdstuk 6).

Archeologie

In het facetbestemmingsplan Emmen, Archeologie zijn de regels ten aanzien van archeologische waarden en verwachtingen opgenomen voor het gehele grondgebied van de gemeente Emmen. Dit bestemmingsplan blijft ook na vaststelling van voorliggend bestemmingsplan van kracht, waarmee de archeologische waarden in het plangebied zijn beschermd. Het gaat met name om de kern van Zuidbarge. Hier is in het facetbestemmingsplan een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 opgenomen. Dit zijn terreinen van hoge archeologische verwachting (historische dorpskernen en buffers rondom AMK terreinen). Voor het overige deel van het plangebied is een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 opgenomen. Dit zijn terreinen met een middelhoge of hoge archeologische verwachting.

3.2 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied in het kader van bijvoorbeeld de Natura 2000-gebieden. Gebiedsgericht beleid vindt onder meer plaats op basis van het Natuurnetwerk Nederland. Wat betreft soortenbescherming wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld.

Aangezien dit bestemmingsplan slechts betrekking heeft op de actualisering van bestaande bestemmingen en niet rechtstreeks nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is er geen ecologisch onderzoek uitgevoerd. Wanneer in de toekomst toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er sprake is van nadelige consequenties voor beschermde soorten en/of gebieden. De initiatiefnemer is zelf verantwoordelijk voor dit onderzoek.

3.3 Externe Veiligheid

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het Bevi.

Voor het vaststellen van het besluit dient de Veiligheidsregio Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de afstanden voor het plaatsgebonden risico voor LPG-tankstations opgenomen.

Ten aanzien van transportrisico’s om wegen, vaarwegen en spoor geldt het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) en de daarbij behorende regeling. Het Btev is vergelijkbaar met het Bevi en bevat risiconormen voor transportroutes.

Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn de normen voor externe veiligheid in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de daarbij behorende regeling vastgelegd.

Wanneer de Omgevingswet in werking treedt, in 2024, worden de regels en normen uit de genoemde besluiten en regelingen opgenomen in de Omgevingswet en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). In het kader van de Omgevingswet en het Bkl.

Analyse

Op basis van de website Risicokaart.nl wordt geconcludeerd dat in Zuidbarge geen Bevi-inrichtingen of transportroutes aanwezig zijn. Wel liggen aan de noordkant van het plangebied, drie risicobronnen. Het gaat om het spoor als transportroute voor gevaarlijke stoffen, een hogedrukaardgasbuisleiding en een LPG tankstation. Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de EV Signaleringskaart weergegeven waar de bronnen (en risicocontouren) en vermeld staan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2021038-B701_0009.png"
Afbeelding 3.1. Risicobronnen in omgeving Zuidbarge (bron: EV signaleringskaart)

De buisleiding ligt in het plangebied. Verder liggen de risico-contouren van zowel de buisleiding als het LPG tankstation binnen het plangebied. De contouren van het spoor vallen buiten het plangebied.

De Veiligheidsregio Drenthe (VRD) heeft in het kader van vooroverleg geadviseerd over dit plan. De VRD heeft onder andere gekeken naar de inrichting van het gebied in relatie tot ontwikkeling en komt tot de volgende conclusies:

  • Bluswatervoorzieningen: in beginsel wordt er voor alle drie de gebieden in voldoende mate voorzien in bluswatervoorzieningen.
  • Waarschuwings- en alarmeringssysteem: het is conform de handleiding voor het WAS systeem (HAVOS) dat de plangebieden buiten de dekking vallen.
  • Bereikbaarheid: het plangebied voldoet aan de uitngangspunten van bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Wel verdient de straat 'Achter de smidse' qua boom en struikgewas de nodige aandacht om deze vrij te houden over de vereiste breedte van 3,5 m en hoogte van 4,2 meter;
  • Opkomsttijd: geadviseerd wordt de inwonenden van dit plangebied te informeren over brandveiligheidsmaatregelen (zie vooroverleg reactie).

Verwerking in dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan maakt niet de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object mogelijk. Daarom geldt dat voor alle risicobronnen in en in de omgeving van het plangebied geen nader onderzoek of verantwoording nodig is. Bij ontwikkelingen in de toekomst zijn dit wel aandachtspunten. In het kader van de Omgevingswet (en het Bkl) mogen (zeer) kwetsbare gebouwen, beperkt kwetsbare gebouwen, kwetsbare locaties en beperkt kwetsbare locaties in beginsel niet in een aandachtsgebied liggen. Hieraan zullen nieuwe ontwikkelingen in elk geval getoetst moeten worden. En ook bij toekomstige risicobronnen moet getoetst worden aan de dan geldende regelgeving. Voor de buisleiding en de bijbehorende belemmeringenstrook is in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen.

3.4 Milieu

In deze paragraaf worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines.

3.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere aanwezige functies in de omgeving. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is in het plangebied een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven en heeft een afweging plaatsgevonden over de bedrijfsactiviteiten die in het plangebied toelaatbaar worden geacht. Voor het bepalen welke milieucategorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering'.

Agrarische bedrijven

Binnen het plangebied bevindt zich een aantal grondgebonden agrarische bedrijven. Deze bedrijven beheren voor een groot deel de agrarische gronden rondom Zuidbarge. Daarmee wordt het karakteristieke landschap ook sterk bepaal door de agrarische sector en is het een van de belangrijke economische dragers in het gebied.

De aanwezige agrarische bedrijven hebben passende ontwikkelingsmogelijkheden gekregen in het bestemmingsplan, aansluitend op het bestaande bedrijfserf.

Voor de stoppende agrarische bedrijven wordt gezocht naar nieuwe economische dragers binnen (de karakteristieke) voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. De vraag naar vestiging van niet-agrarische bedrijvigheid op vrijgekomen agrarische bedrijfslocaties is de laatste jaren toegenomen. Om leegstand van bedrijfsgebouwen tegen te gaan, uiteindelijke verpaupering van die gebouwen te voorkomen en zodoende kapitaalsvernietiging tegen te gaan, wordt gezocht naar passend hergebruik door bijvoorbeeld (kleinschalige) bedrijvigheid. Door andere bedrijvigheid mogelijk te maken kan de leefbaarheid en de economische vitaliteit in Zuidbarge op peil gehouden worden. Bij deze ontwikkeling dient wel rekening te worden gehouden met de mogelijke effecten op de omgeving en omwonenden, bijvoorbeeld door mogelijke toename van verkeer en geluid.

Bedrijventerreinen

Direct ten noorden en oosten van het plangebied ligt het bedrijventerrein Bargermeer. Op dit bedrijventerrein zijn bedrijven toegestaan met een maximum richtafstand van 500 meter (Bedrijfsdoeleinden categorie B). Richting de randen van het bedrijventerrein neemt de maximum richtafstand af tot 300 meter (Bedrijfsdoeleinden categorie Bg) en tot 200 meter (Bedrijfsdoeleinden categorie Bga). Een aantal gronden zijn ook specifiek voor grootschalige handel bestemd.

Binnen de richtafstanden liggen een aantal milieugevoelige functies. Omdat dit bestemmingsplan geen nieuwe milieugevoelige functies toestaat binnen de richtafstanden, vormt dit bedrijventerrein geen belemmering voor dit bestemmingsplan. De milieugevoelige functies belemmeren de bedrijvigheid in die zin ook niet meer door dit bestemmingsplan, dan in de huidige situatie al het geval is.

Verspreid liggende bedrijven

In het plangebied zijn daarnaast nog andere typen bedrijvigheid aanwezig, zoals detailhandel, een dierenbegraafplaats en horeca.

Verwerking in dit bestemmingsplan

De bedrijven binnen het plangebied zijn bestemd voor bedrijven die passend zijn in de landelijke woonomgeving van Zuidbarge. Het gaat veelal om bedrijven in een lichte milieucategorie (milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten van de VNG). Er zijn geen knelpunten vanwege milieuhinder bekend. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

3.4.2 Bodem

Het wettelijk kader voor het bodembeleid is in de Wet bodembescherming (Wbb). Daarnaast zijn nog andere regels, circulaires en beleidsnotities van toepassing.

Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Daarmee is het aspect bodemkwaliteit ook van invloed op de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat het aspect bodemkwaliteit voor vrijwel alle nieuwe ontwikkelingen die met ruimtelijke plannen mogelijk worden gemaakt relevant is en daarom onderzocht, beoordeeld en beschreven moet worden. De mate waarin beoordeling van de bodemkwaliteit aan de orde is, is met name afhankelijk van aard en omvang van de functiewijziging. De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie.

Gelet op de diversiteit aan bodemverontreiniging en de mogelijke functies van een perceel, is het niet mogelijk een complete lijst met locaties en beperkingen op te nemen bij het bestemmingsplan. Elk geval dient afzonderlijk te worden beoordeeld. Bij locaties waarvan de bodemkwaliteitsgegevens niet meer actueel zijn (ouder dan vijf jaar) of niet bekend zijn, zal bij verdere nieuw- en/of verbouwplannen door middel van een verkennend bodemonderzoek (conform NEN 5740) de actuele bodemkwaliteit opnieuw moeten worden vastgesteld. Aan de hand van het voorgenomen gebruik en de resultaten van het onderzoek kan worden bezien of maatregelen noodzakelijk zijn.

3.4.3 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een (spoor)weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Conform art. 74 lid 2 Wgh zijn de onderstaande wegen hiervan uitgezonderd:

  • Wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • Wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

Daarnaast kan op grond van de Wet geluidhinder een bedrijventerrein worden gezoneerd.

Geluidsbronnen in en nabij het plangebied

Wegverkeerslawaai
Het plangebied is gelegen binnen aanwezige geluidszones van diverse wegen zoals de N391 en de Abel Tasmanstraat.

Spoorweglawaai
Ten noordoosten van het plangebied ligt de spoorweg. Het plangebied valt binnen de geluidszone van deze spoorweg.

Industrielawaai
Het plan ligt binnen de invloedssfeer van het industrieterrein Bargermeer. In 1989 is een zone als bedoeld in de Wet geluidhinder vastgesteld rondom het industrieterrein. Voor de woningen die in de geluidzone van het Bargermeer liggen heeft de Minister van Vrom in 1999 de maximaal toelaatbare geluidsbelastingen (MTG) vastgesteld. Het college van burgemeester en wethouders zorgt door geluidbeheer van het industrieterrein dat deze MTG's niet overschreden worden. In het bestemmingsplan zijn hierdoor de uitbreidingsmogelijkheden van de woningen zodanig geformuleerd dat de MTG's worden gerespecteerd. Om die reden kent een deel van het plangebied een gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Industrie'.

Voor het vastleggen van de bestaande situatie is geen akoestisch onderzoek voor dit bestemmingsplan uitgevoerd. Mocht er in individuele gevallen een geluidsgevoelig object worden opgericht, dient voor iedere situatie apart onderzocht te worden onder welke voorwaarden kan worden voldaan aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder.

Verwerking in dit bestemmingsplan

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) legt een directe relatie met de Wet geluidhinder. In het Bro is bepaald dat het bestemmingsplan van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, die gelegen zijn binnen de geluidszone de ligging en afmetingen aangeeft. Dit betekent dat de voorgevel moet vastliggen en dat de gevel niet dichter op de weg mag komen. In het bestemmingsplan zijn de bestaande voorgevels vastgelegd (door middel van bouwvlakken) en dit betekent dat er geen uitbreiding van de geluidsgevoelige objecten richting wegen mogelijk is.

3.4.4 M.e.r.

Toetsingskader

Op 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd door het 'Besluit reparatie en modernisering milieueffectrapportage' en is bepaald dat de grenswaarden voor een m.e.r.-beoordelingsplicht indicatief zijn. Het bevoegd gezag moet bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (85/337/EEG). In het kader hiervan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd.

In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden ligt, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, in het andere geval moet een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling moet plaatsvinden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.

Afweging

Dit bestemmingsplan maakt op zichzelf geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het doel van het bestemmingsplan is om de cultuurhistorische waarden te beschermen. Uit de verrichte milieuonderzoeken, zoals opgenomen in dit hoofdstuk, blijkt verder dat het plan geen significante effecten op de omgeving heeft. Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten, er is geen m.e.r. noodzakelijk.

3.5 Luchtkwaliteit

Wet- en regelgeving ten aanzien luchtkwaliteit is opgenomen in de Wet luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoelt om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan.

3.6 Waterparagraaf

Artikel 3.1.6 in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat er in ruimtelijke plannen een waterparagraaf moet worden opgenomen. In de toelichting moet worden aangegeven op welke wijze er rekening is gehouden met de waterhuishoudkundige situatie, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.

Op 2 december 2021 is de digitale watertoets ingevuld en op 6 december 2021 is de waterparagraaf naar waterschap Vechtstromen gemaild. Het waterschap is hiermee op de hoogte is gebracht van dit bestemmingsplan.

Uit de watertoets is een standaard waterparagraaf naar voren gekomen. Deze volgt hierna:

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen. Het waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging. Daarnaast is de Keur van waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Watersysteem

In het waterbeheer van de 21ste eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

Afvalwaterketen
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

Wateraspecten plangebied

Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. Er is geen sprake van toename van het verharde oppervlak. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plangebied wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via zowel een gemengd stelsel als een gescheiden stelsel, beide varianten komen voor. Bij nieuwe ontwikkelingen is het uitgangspunt dat het hemelwater zoveel mogelijk geïnfiltreerd wordt.

Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied wordt hieraan getoetst. Omdat dit bestemmingsplan betrekking heeft op het vastleggen van de bestaande situatie, is de bestaande aanleghoogte een gegeven.

Watertoetsproces

Op 6 april 2022 is de digitale watertoets doorlopen en is het waterschap Vechtstromen geïnformeerd over het plan. De beantwoording van de vragen heeft ertoe geleid dat de normale procedure van de watertoets is toegepast. Het plan heeft een geringe invloed op de waterhuishouding.

Conclusie

De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Alles overziend zijn er vanuit het watertoetsproces geen zaken die verder uitgewerkt moeten worden. Er treden geen belemmeringen op ten aanzien van het aspect water.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Structuur

4.1 Ontstaansgeschiedenis

De teksten in deze paragraaf zijn samengevat uit het rapport 'Cultuurhistorische analyse Zuidbarge 2018' dat als Bijlage 2 bij de regels is bijgevoegd.

4.1.1 Landschap

Inleiding

Het huidige landschap rondom Zuidbarge is het resultaat van een eeuwenlange ontwikkeling. Voor de vorming van het landschap van Zuidbarge en omgeving zijn vooral de laatste twee ijstijden, het Saalien en Weichelien, en de warmer wordende periode daarna, het Holoceen, van belang.

Daarnaast heeft de mens, afhankelijk van de wensen en beschikbare technische mogelijkheden in een bepaalde tijd, voortdurend in het landschap ingegrepen. Het gevolg is dat iedere tijdsperiode zo zijn eigen karakteristieken aan het landschap heeft toegevoegd. Hierbij is het voorgaande soms geheel maar vaak ook slechts gedeeltelijk uitgewist.

Het resultaat is dat het huidige landschap een gelaagd landschap is met, naast elkaar, elementen en structuren uit verschillende tijdsperiodes. In aardkundig én cultuurhistorisch opzicht is het dus een rijk landschap.

Aard- en bodemkundige ondergond

Zuidbarge en omgeving kent bodemkundig twee landschapstypen. Het dorp zelf en de essen liggen op het keileemplateaulandschap van de Hondsrug terwijl ten zuidoosten en zuidwesten van het dorp het voormalige veenlandschap ligt. Het gebied is in geologisch en bodemkundig opzicht nog steeds gevarieerd.

Het landschap van Zuidbarge

Het landschap rondom Zuidbarge is ook een zeer dynamisch landschap. Wanneer de huidige topografische kaart naast die van 1910 wordt gelegd, dan wordt duidelijk dat het landschap in een relatief korte periode sterk is veranderd. Zo zijn de stadswijken Bargeres en Rietlanden ten (zuid)westen van het dorp zijn ontstaan. Ten oosten van het dorp is het bedrijventerrein Bargermeer op het voormalige meer gebouwd. Dit meer was drooggelegd ten tijde van de aanleg van het Oranjekanaal rond 1855. Dit betekent dat de omgeving van Zuidbarge bestaat uit oude maar ook jonge landschappen.

Historisch geografisch wordt het gebied rondom Zuidbarge gerekend tot het esdorpenlandschap, een landschap dat voornamelijk is ontstaan in de vroege Middeleeuwen. Echter, al voordat het esdorpenlandschap met zijn permanente nederzettingen ontstond, was sprake van menselijk ingrijpen in de natuur. Zo zijn van de rondtrekkende jagers uit het Mesolithicum overal op de hogere zandgronden van Noord-Nederland archeologische vondsten gedaan. Het landschap uit die periode is daarentegen verdwenen en niet meer herkenbaar. Vanaf de komst van de hunebedbouwers (3400 – 2800 v. Chr.) is het natuurlandschap zeer geleidelijk omgevormd tot een cultuurlandschap. In plaats van zich aan te passen aan wat de natuur bood, waren zij de eersten die de natuur op grotere schaal naar hun hand zetten. Hoewel de hunebedden uit die tijd nog steeds herkenbaar zijn in het hedendaagse landschap, is het landschap zelf uit die tijd verdwenen. Het uitgestrekte bosrijke landschap uit die tijd is geleidelijk aan steeds opener geworden.

In het Laat-Neolithicum (2800 – 1900 v.Chr.) ontstond zo meer open vegetatie met een kruidlaag, omstandigheden die geschikt zijn voor meer vee. De ontbossing zette nadien onverminderd voort, terwijl het areaal heide toenam.

In de Late Bronstijd, maar vooral in de IJzertijd en Vroeg-Romeinse tijd ontstonden celtic-fields (raatakkers), blokvormige akkercomplexen die als voorloper van de essen kunnen worden beschouwd.

Echter ook in die tijd verplaatsten nederzettingen zich nog regelmatig.

Vooral nadat boeren zich permanent op één plaats gingen vestigen werd het agrarische landgebruik de bepalende factor voor het landschappelijke beeld. Dit agrarisch landschap, dat het het esdorpenlandschap wordt genoemd, ontstond vanaf de Vroege Middeleeuwen. Het is de basis van de huidige situatie. Maar ook het esdorpenlandschap is geen statisch landschap en is in de loop der tijd voortdurend veranderd.

De voorlopers van het esdorpenlandschap

De omgeving van Zuidbarge kent een bewoningsgeschiedenis vanaf de vroege Prehistorie. Dit betekent dat het gebied waarschijnlijk al deels was ontbost op het moment dat vanaf de negende eeuw de inrichting ontstond van het cultuurlandschap dat we tegenwoordig het esdorpenlandschap noemen.

De es

Zuidbarge beschikte over een deel van de es, het akkercomplex, gelegen tussen het dorp en Noordbarge. De kadastrale kaart van 1832 noemt het gehele akkercomplex tussen de dorpen Noorden Zuidbarge ‘Noord- en Zuidbarger esch’. In tegenstelling tot de heidegronden en het veen die in gemeenschappelijk bezit waren, zijn de akkers op de es in privaat eigendom. Essen bestonden uit zodanig smalle en kleine perceeltjes dat deze door cartografen moeilijk in kaart konden worden gebracht. Reden waarom essen op topografische kaart als één geheel (wit) worden weergegeven (zie afb. 3.7 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Zuidbarge 2018'). De verkavelingstructuur van essen is alleen te zien op grondschattingkaarten uit 1630 of op kadastrale kaarten die vanaf 1830 zijn gemaakt.

De esgronden van Noord- en Zuidbarge zijn zogenaamde loopodzolgronden (code cY23x op de kaart) of kamppodzolgronden (cHd21) beide met een matig dik humushoudend dek tussen de 30 – 50cm (afb. 3.8 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Zuidbarge 2018').

Wanneer echter de grondschattingskaart uit 1630 van een gedeelte van de es wordt vergeleken met de kadastrale kaart uit 1832 dan is in deze periode weinig veranderd aan zowel de percelen als de eigenaren (afb. 3.11 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Zuidbarge 2018'). De vorm van de percelen uit 1630 is op de kaart van 1832 nog herkenbaar. Ook zijn de percelen in 1832 nog voornamelijk in handen van dezelfde families. Op basis van de veldnamen ‘aanwendinge’ en ‘wendinge’ kan de conclusie worden getrokken dat deze akkers na het in gebruik nemen van de keerploeg zijn ontstaan. De conclusie is dan ook de uitbreiding van de esgronden bij Zuidbarge al in de periode vóór 1630 heeft plaats gevonden.

De groenlanden

In tegenstelling tot het ‘Drents model’ waarin de groenlanden vanaf de Middeleeuwen bestaan uit verkavelde wei- en hooilanden waren de groenlanden van de meeste Drentse dorpen en ook die van Zuidbarge in de Middeleeuwen nog gemeenschappelijk bezit en niet verkaveld. Ze werden in de Middeleeuwen namelijk begraasd door dorpskudden en bestonden afwisselend uit graslanden, struwelen en bos. Wel werd actief ingegrepen in de waterhuishouding bijvoorbeeld om de hooilanden met het mineraalrijke water te bevloeien. Het merendeel van de groenlanden zijn in de de eerste helft van de zeventiende eeuw gescheiden en verdeeld onder de markegenoten. De verkaveling en houtwallen zoals bekend op topografische kaarten zijn dan ook nadien ontstaan (afb. 3.13 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Zuidbarge 2018').

De conclusie is dat de op de kaart van 1900 weergegeven verkavelde hooi- en weilanden dus niet uit de begintijd van het esdorp, de Middeleeuwen, stammen maar pas in de eerste helft van de zeventiende eeuw zijn ontstaan. De weidegronden op het voormalige Bargermeer zijn zelfs pas in de tweede helft van de negentiende eeuw ontstaan.

De woeste gronden; heide, bos en veen

In tegenstelling tot veel andere Drentse esdorpen, en het model, had de marke van Noord- en Zuidbarge een relatief beperkt areaal heide (zie kaart op pag. 14 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Zuidbarge 2018'). Ten westen van het dorp lag een heidegebied, Noord- en Zuidbarger veld genoemd. Daarnaast lag het Oosterveld bij Angelslo en Den Oever.

Vanaf 1900 is begonnen met het ontginnen van de heidevelden tot bouw- of weiland en (productie)bos.

Zo is in het kader van de werkverschaffing in de jaren dertig van de vorige eeuw het Noordbargerbos op het voormalige heideveld ontstaan. Het gebied bij Den Oever en Angelslo is via bouwland getransformeerd naar voornamelijk bedrijfsterrein, stadwijk en het dorp Barger-Oosterveld.

Al met al is in de tweede helft van de negentiende maar vooral de eerste helft van de twintigste eeuw het veenkoloniale landschap in het gebied van de voormalige marke van Noord- en Zuidbarge planmatig ontstaan.

Conclusie

Zuidbarge en omgeving kent een zeer lange bewoningsgeschiedenis. Restanten van voorlopers van het esdorpenlandschap zoals hunebedden, grafheuvels en urnenvelden zijn dan ook in de omgeving van het dorp gevonden. Het dorp en de akkercomplexen (essen) zijn op hun huidige plaats vermoedelijk in de Vroege Middeleeuwen ontstaan en in de loop der eeuwen steeds verder uitgebreid. De gemeenschappelijke gronden van de marke (dorpsgebied) zijn in verschillende fases geprivatiseerd en ontgonnen. De wei- en hooilanden al in de zeventiende eeuw, de heide en het veen in de negentiende en twintigste eeuw. Hierdoor is een bijzonder gelaagd landschap ontstaan met karakteristieken uit veel verschillende periodes.

Na WO II is vooral door de stadsuitbreidingen het landschap verder veranderd.

4.2 Ruimtelijke Structuur Van Zuidbarge

In deze paragraaf wordt de ruimtelijke structuur van Zuidbarge besproken. Er wordt ingegaan op de bebouwingsstructuur, wegenstructuur, verkavelingsstructuur, groenstructuur en conclusies en ruimtelijke voorwaarden.

4.2.1 Bebouwingsstructuur

Karakteristiek voor esdorpen zoals Zuidbarge is de losse bebouwingstructuur met kleine en grote open ruimten zoals brinken, erven en/of weilandjes tussen de bebouwing. Rond 1832 was is sprake van verspringende rooilijnen en een grote variatie in positionering van de gebouwen ten opzichte van elkaar en in nokrichtingen (afb. 4.1 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Zuidbarge 2018'). Het lijkt wel of de gebouwen achterloos over het terrein zijn gestrooid.

Ook waren de gebouwen, veelal boerderijen met schuren, relatief groot van omvang. Het waren en zijn nog steeds meestal rietgedekte (oorspronkelijk stro) hallehuis boerderijen. Dergelijke hallehuizen worden ook wel Saksische boerderijen genoemd.

Tegenwoordig kent Zuidbarge ook enkele jongere, uit de twintigste eeuw, boerderijen. Dit zijn geen Saksische boerderijen.

De eerste kadastrale kaart van Zuidbarge uit 1832 geeft een goed beeld van het losse karakter van de bebouwing. Dit losse karakter zorgt er bovendien voor dat er een grote ruimtelijke variatie bestaat met kleine en grotere ruimten en lange maar ook korte zichtlijnen. Voor degene die het dorp niet kennen is het moeilijk om het wegenpatroon te herkennen. Karakteristiek voor Zuidbarge is dat midden in het dorp er één grote brinkachtige ruimte was. Rondom de brinkachtige ruimte waren de meeste boerderijen gesitueerd.

Op de kadastrale kaart uit 1832 is geen bebouwing ten westen van het dorp weergegeven. Dit (lege) gebied is namelijk onderdeel een ander kaartblad. Evenals bij Noordbarge zijn de kaartbladen uit 1832 van de directe omgeving van het Oranjekanaal vernietigd nadat ze na de aanleg waren hermeten en veranderd. Omdat het bouwjaar van de huidige bebouwing bekend is en allen na 1832 zijn gebouwd, is het aannemelijk dat in 1832 er geen bebouwing stond.

In 1880 was de bebouwing toegenomen maar de losse structuur behouden gebleven (afb. 4.2 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Zuidbarge 2018'). De kadastrale kaart van 1880 geeft de situatie na de verdeling van de markegronden weer. Een boerderij is dan ook opgericht op de na de verdeling verkavelde voormalige gemeenschappelijke (veld)gronden. In 1858 bereikte het Oranjekanaal Zuidbarge. Bij de kruispunten van het Oranjekanaal en de reeds bestaande oude wegen ontstond dan ook bebouwing.

Na 1880 is het dorp vooral lineair gegroeid langs de hoofdweg Zuidbargerstraat en in mindere mate langs het kanaal bij de Rietlandenstraat. Zowel de Zuidbargerstraat als Rietlandenstraat bestond al vóór 1832. In eerste instantie nam de bebouwing langs de Zuidbargerstraat alleen ten zuiden van het oorspronkelijke esdorp toe. Ten zuiden van het dorp had zich al rond 1900 al een bebouwingslint gevormd (afb. 4.4 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Zuidbarge 2018'), en stond er een school, gebouwd in 1889, langs de weg. Het bebouwingslint is in de loop der tijd steeds verder verdicht.

Al met al is in de loop der tijd een lintbebouwing langs de Zuidbargerstraat ontstaan. Door deze lintbebouwing heeft Zuidbarge meer het karakter van een wegdorp gekregen. Zo staan de huizen in het lintje ten noorden van het oude esdorp vrijwel in dezelfde rooilijn. Ook hebben deze woonhuizen veelal dezelfde nokrichting en wijken daarmee sterk af van de structuur van een esdorp. Het lint ten zuiden van het oorspronkelijke esdorp kent een grote variatie aan bouwstijlen en type woningen en bedrijven.

De karakteristieke losse esdorpbebouwingstructuur is alleen nog aanwezig in het gebied waar de Rietlandenstraat en Zuidbargerstraat elkaar kruisen. Dit is het historische esdorpgebied met de oudste bebouwing met de zo karakteristieke Saksische boerderijen.

4.2.2 Wegenstructuur

Wanneer de wegenstructuur van 1903 wordt vergeleken met die van 2018 dan valt het volgende op (afb. 4.9 = 1903 en 2018 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Zuidbarge 2018'). In de eerste plaats is de wegenstructuur in het oudste, centrale, gedeelte van het dorp nog vrijwel hetzelfde.

Buiten het historische gedeelte is de wegenstructuur aanzienlijk gewijzigd. De paden richting de Noord- en Zuidbarger es zijn of verdwenen of recht getrokken.

De grootste wijziging betreft echter de aanleg van de grote infrastructurele werken, eerst een gedeelte van

de Hondsrugweg en Rondweg vervolgens de uitbreiding van de Rondweg eind jaren zeventig begin jaren tachtig en de verlenging van de Hondsrugweg richting de stadswijk Rietlanden. Recentelijk is het gebied rondom de kruising van beide wegen heringericht met rotondes. Daarnaast is de Abel Tasmanweg van een pad langs weilanden in 1903 getransformeerd naar een doorgaande weg langs het bedrijventerrein Bargemeer.

De conclusie dat in het dorp zelf de historische wegenstructuur nog aanwezig is. De grote infrastructurele werken rondom het dorp wijken echter sterk af van het historische wegenpatroon van het esdorplandschap. Het dorpsgebied is tegenwoordig omsloten met relatief grote infrastructurele werken.

Hierbij stamt het Oranjekanaal uit de jaren vijftig van de negentiende eeuw en het wegennet en spoor uit de twintigste eeuw.

4.2.3 Verkavelingsstructuur

De kadastrale kaart uit 1832 geeft een goed beeld van de verkaveling structuur uit die tijd (afb. 4.12 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Zuidbarge 2018') .

Een gedeelte van het plangebied is op dat moment nog niet verkaveld en dus nog in gemeenschappelijk bezit van de markegenoten. De percelen op de es zijn zoals gebruikelijk privébezit en dus wel verkaveld.

In 1867 zijn de gemeenschappelijke zandgronden van de marke tegelijkertijd met de gemeenschappelijke venen van het Barger- Oosterveen gescheiden en onder de gerechtigde markegenoten verdeeld. Dit wordt goed weerspiegeld op de kadastrale kaart van 1880 (afb. 4.14 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Zuidbarge 2018'). Alle gronden rondom het dorp waren in dat jaar verkaveld. Hierbij lijkt de verkavelingsstructuur van deze ontginningen op de smalle strookverkaveling elders op de es. Het zijn dus voortzettingen van de kleinschalige strookverkaveling van vóór 1880. Bijzonder detail is dat op de kadastrale kaart van 1880 het voor het eerst verkavelde gebied ten oosten van de Zuidbargerstraat het Zuidbarger Oude Kamp wordt genoemd. Vergelijkbaar met essen en andere kampontginningen wordt ook hier de verkaveling van de Zuidbarger Oude Kamp niet weergegeven op topografische kaarten. Dat geldt ook voor het Zuidbarger Nieuwe Kamp dat buiten het plangebied ten zuiden van het Oranjekanaal ligt.

In de jaren vijftig van de vorige eeuw was de oude verkavelingsstructuur nog grotendeels intact (afb. 4.17 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Zuidbarge 2018'). Als gevolg van de ruilverkaveling in de jaren zeventig is de historische verkavelingstructuur op de es volledig verdwenen. De kadastrale kaart van 2018 laat zien dat hier nu sprake is van enkele grote blokken (afb. 4.16 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Zuidbarge 2018'). Slechts op enkele plekken geeft de kavelrichting een indicatie voor de historische strookvormige structuur.

Alleen in het oudste gedeelte direct in en om het dorp is de historische verkavelingsstructuur nog enigszins herkenbaar.

4.2.4 Groenstructuur

Kenmerkend voor een esdorp als Zuidbarge is de aaneenschakeling van grote en kleine ruimten die in gebruik zijn als brink, erf, tuin, kleine akkers en weilandjes. Eén of enkele open ruimten in het dorp worden gebruikt als veeverzamelplaats. Deze ruimte(n) lagen oorspronkelijk aan de rand van het dorp en worden aangeduid met ‘brink’. Zoals eerder gezegd was in Zuidbarge oorspronkelijk sprake van één grote brinkachtige ruimte met boerderijen rondom. Na 1832 is deze gemeenschappelijke ruimte geprivatiseerd en verkaveld.

De kaart met de groenstructuur van 1903 (pagina 37 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Zuidbarge 2018') laat goed zien dat het groen in Zuidbarge in de eerste plaats bestond uit begroeiing om de percelen. Deze perceelsrandbegroeiing heeft voornamelijk bestaan uit hakhoutsingels, bomenrijen en/of hagen. Ze dienden ook als veekering.

Daarnaast stonden in 1903 er rond de boerderijen relatief veel solitaire bomen. Ook deze zijn in de loop der tijd afgenomen, zij het in mindere mate dan de bomenrijen en houtwallen langs de perceelsranden.

De bomenrijen aan weerszijden van de Zuidbargerstraat begeleidden al in 1903 deze weg. Dat is tot op de dag van vandaag nog steeds het geval. De gemeente Emmen heeft deze groenstructuur dan ook als monumentaal aangemerkt.

Hoewel niet horend bij het esdorpenlandschap, zijn de bomenrijen langs het Oranjekanaal inmiddels wel een zeer markant element geworden in het landschap rond Zuidbarge. Omdat ze op het verhoogde talud staan, zorgt deze groenstructuur ook voor een visuele afscherming richting de aanpalende stadswijken ten (zuid)westen van het dorp.

Karakteristiek was en is dat de es (vrijwel) niet beplant was met bomen.

De beplanting die is aangebracht zowel ter afscherming van de infrastructuur van de Hondsrugweg en Rondweg als begeleiding van deze wegen is vooral functioneel en heeft evenals de wegen zelf geen relatie met het dorp.

De bomen op de houtwal langs de Abel Tasmanstraat zijn nog wel een restant uit de tijd vlak na de drooglegging van het Barger-Meer en het gebied was ingericht als weidegrond.

Al met al is de conclusie dat het dorp nog steeds een vrij groen karakter heeft behouden omdat veel (restanten van) bomenrijen en solitairen bestaan uit o.a. eiken en lindes van vrij grote omvang. Ook de opgaande beplanting langs de Zuidbargerstraat en het westelijke deel van de Rietlandenstraat zorgt voor een groene begeleiding door het dorp.

4.2.5 Conclusie en ruimtelijke voorwaarden

Het aanwezige reliëf van de Hondsrug zorgt, in combinatie met eeuwenlang door de mens opgebracht humus dek, voor een over de es zichtbaar aardkundig en cultuurhistorisch archief.

De losse, gevarieerde, bebouwingstructuur waarbij de boerderijen als ‘strooigoed’ zonder een vaste rooilijn ten opzichte van elkaar staan en waarbij sprake is van open ruimten tussen de boerderijen is tot op de dag van vandaag nog goed herkenbaar. De aanwezige verkaveling rondom, of beter; met name achter de bebouwing geeft een redelijk beeld van de historische verkavelingstructuur van het esdorp.

Het opgaand groen rondom de losjes gegroepeerde boerderijen is nog redelijk goed maar de bomenrijen en perceelsrandbegroeiing veel beperkter aanwezig.

De huidige solitaire bomen of kleine bomenrijen op een perceelsrand zijn relicten uit een veel groter bestand aan houtopstanden uit het verleden. De brinken, en dan met name de brink bij de boerderij Zuidbargerstraat 54 is zeer herkenbaar en gaaf aanwezig. Dit geldt minder voor de brink op de kruising Rietlandenstraat – Keistraat. Hoewel geen karakteristiek voor het esdorpenlandschap zijn de bomenrijen langs het Oranjekanaal een markant landschapselement dat het dorp visueel afscheid van de aanpalende stadswijken.

Al met al zorgt de optelsom van het nog aanwezige reliëf, historische bebouwing-, wegen en verkavelingstructuur en in mindere mate de groenstructuur voor een cultuurhistorische en visueel ruimtelijke samenhang.

Essentiële ruimtelijke voorwaarden

Vorengenoemde leidt tot de volgende essentiële ruimtelijke karakteristieken:

  • In aardkundig en cultuurhistorisch opzicht waardevol reliëf op de es;
  • Een combinatie van structuur- en beeldbepalende bebouwing met een losse bebouwingsstructuur waarbij zowel de nokrichtingen als de positie ten opzichte van elkaar en de weg varieert. Bij de ‘structuur- en beeldbepalende bebouwing en/of bijgebouwen’ en de ‘structuurbepalende bebouwing en/of bijgebouwen’ aangewezen (bij)gebouwen dient zowel de ligging van de gebouwen ten opzichte van elkaar als ten opzichte van de weg, alsmede de huidige hoofdvorm, die bepaald wordt door de nokhoogte, goothoogten, inhoud en dakvormen te worden gehandhaafd. Bij ‘beschermd monument’ en ‘structuur- en beeldbepalende bebouwing en/of bijgebouwen’ dient tevens het huidige of oorspronkelijke uiterlijk, dat wordt bepaald door de authentieke architectuur en het materiaalgebruik, te worden gehandhaafd;
  • Open ruimten en zichtlijnen tussen de bebouwing;
  • De bestaande historische wegenstructuur waarvan enkele nog (deels) bestraat met flinten;
  • De nog aanwezige karakteristieke verkaveling van een esdorp Zuidbarge;
  • De brinken en brinkachtige ruimten;
  • Het voor een esdorp karakteristieke opgaand geboomte rondom de bebouwing, op de brink(en) en langs percelen zorgt voor een besloten karakter;
  • De wegbegeleidende beplanting langs de Zuidbargerstraat en het westelijke gedeelte van de Rietlandenstraat;
  • De bomenrijen langs het Oranjekanaal.

De waardering van de ruimtelijke structuur is vertaald op de kaart in het rapport 'Zuidbarge, het landschap en dorp in historisch perspectief'. Het rapport en de bijbehorende kaart zijn opgenomen als Bijlage 2 en Bijlage 3 bij de regels van het bestemmingsplan. Zowel bij het bepalen van de huidige bestemmingen en bouwvlakken als bij toekomstige initiatieven, afwijkingen en wijzigingen van het bestemmingsplan wordt dit rapport met de waardering van de ruimtelijke structuur in acht genomen. Hierop wordt in Hoofdstuk 5 nader ingegaan.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemene Planbeschrijving

Voor Zuidbarge zorgt de optelsom van het nog aanwezige reliëf en vooral historische bebouwing-, wegen en verkavelingstructuur en de groenstructuur voor een grote cultuurhistorische en gevarieerde visueel ruimtelijke samenhang. In bepaalde delen is deze ruimtelijke kwaliteit minder herkenbaar aanwezig door latere ontwikkelingen in de bebouwings- en/of landschappelijke structuren.

Het inzicht in de landschappelijke en dorpskarakteristieken biedt de gemeente en initiatiefnemers de mogelijkheid verantwoorde overwegingen te nemen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Dit inzicht in de ruimtelijke kwaliteit dient dan ook als beoordelingskader én inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Het bestemmingsplan beoogt de nog aanwezige ruimtelijke kwaliteit te behouden, zonder hierbij ontwikkelingsmogelijkheden voor de toekomst uit te willen sluiten. Daarnaast probeert het plan een sturende bijdrage te leveren aan de vergroting van de ruimtelijke kwaliteit op locaties waar de kwaliteit minder herkenbaar meer aanwezig is.

De landschappelijke, cultuurhistorische en stedenbouwkundige kwaliteiten zijn uitgebreid geïnventariseerd in het rapport 'Cultuurhistorische analyse Zuidbarge 2018' (Bijlage 2 bij de regels). In Hoofdstuk 4 is reeds ingegaan op het rapport. Onderdeel van het rapport is de kaart die is opgenomen als Bijlage 3 bij de regels.

5.2 Waardering Landschap

Op de kaart in Bijlage 3 bij de regels is een aantal categorieën aan landschappelijke elementen opgenomen:

  • Verkavelingsstructuur (restant) esdorp;
  • Essentiële zichtlijnen tussen de bebouwing;
  • Structuur/beeldbepalende beplanting;
  • Brink.

5.2.1 Verkavelingsstructuur (restant) esdorp

Kenmerken

  • Restanten van het historische verkavelingspatroon.

Planologische gevolgen

  • Bepalend bij de begrenzing van bouwvlakken;
  • Speelt een rol bij de integrale ruimtelijke afweging omtrent verlening van afwijkingen en wijzigingen van het bestemmingsplan;
  • Beschermd door middel van de 'algemene' dubbelbestemming 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit', de bescherming dat bij afwijkingen moet worden getoetst aan de waarden zoals vastgesteld in de rapportage van Scholtens.

5.2.2 Essentiële zichtlijnen tussen de bebouwing

Kenmerken

  • Leveren een bepalende bijdrage aan de herkenbaarheid losse esdorp-structuur, de cultuurhistorisch waardevolle nederzetting en latere ontginningenpatroon;
  • Doorzichten.

Planologische gevolgen

  • Bepalend bij de begrenzing van bouwvlakken;
  • Aanlegvergunningenstelsel voor o.a. het aanbrengen van verharding en bebossing (binnen de bestemming Agrarisch met waarden - Esdorpenlandschap);
  • Speelt een rol bij de integrale ruimtelijke afweging omtrent verlening van afwijkingen en wijzigingen van het bestemmingsplan;
  • Beschermd door middel van de 'algemene' dubbelbestemming 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit', de bescherming dat bij afwijkingen moet worden getoetst aan de waarden zoals vastgesteld in de rapportage van Scholtens;
  • Door middel van strakke bouwvlakken rondom beeld- en structuurbepalende gebouwen beschermd.

5.2.3 Structuur/beeldbepalende beplanting

Kenmerken

Bomenrij, laanbeplanting

  • Restanten van het cultuurhistorische agrarische esdorp en/of latere ontginningen;
  • Benadrukking historische structuren;
  • Bomen en gras;
  • Bepalende factor voor groene karakter van het dorp.

Solitaire bomen

  • Restanten van het cultuurhistorische agrarische esdorp;
  • Bepalende factor voor groene karakter van het dorp.

Bomengroep, bos(je)

  • Bepalende factor voor groene karakter van het dorp.

Houtopstanden op talud kanaal

  • Zorgen voor een visuele afscherming richting de aanpalende stadswijken ten (zuid)westen van het dorp.

Planologische gevolgen

Algemeen

  • Kan een rol spelen bij afwijkingen en wijzigingen, waarbij een integrale ruimtelijke afweging wordt gemaakt;
  • Beschermd door middel van de 'algemene' dubbelbestemming 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit', de bescherming dat bij afwijkingen moet worden getoetst aan de waarden zoals vastgesteld in de rapportage van Scholtens.

Bomenrij, laanbeplanting

  • Aanlegvergunningenstelsel, o.a. in de bestemming Verkeer, voor o.a. het rooien van bos, bomen, boomgaard, houtwal of singel.

Solitaire bomen

  • Geen specifieke bestemming of aanduiding, met uitzondering van de aanduiding 'monumentale boom';
  • Alleen voor aangewezen monumentale bomen een functieaanduiding opgenomen, verder geen specifieke bestemming of aanduiding.

Bomengroep, bos(je)

  • Afzonderlijke bestemming Groen;
  • Geen bebouwing toegestaan;
  • Aanlegvergunningenstelsel voor o.a. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden.

Houtopstanden op talud kanaal

  • In de bestemming Agrarisch met waarden - Esdorpenlandschap is een vergunningenstelsel opgenomen voor o.a. het rooien van bos, bomen, boomgaard, houtwal of singel, waarbij voor het verlenen van een vergunning bij de afweging de landschappelijke analyse van Bureau Scholtens moet worden betrokken.

5.2.4 Brink

De brink in het dorp is in dit bestemmingsplan aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - brink' (in de bestemming Groen). Ter plaatse van de aanduiding is het wijzigen van de brink niet toegestaan.

5.3 Waardering Bebouwing

Op de kaart in Bijlage 3 bij de regels is een aantal categorieën aan bebouwing opgenomen:

  • Structuur- (en beeld)bepalende bebouwing inclusief bijgebouwen;
  • Beschermde monumenten.

5.3.1 Structuur- (en beeld)bepalende bebouwing

Tot deze categorie behoort de bebouwing die op zichzelf en door de ligging ten opzichte van de structuur- en beeldbepalende bebouwing een belangrijke bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit van Zuidbarge.

Bebouwingstype en kenmerken

Losse, gevarieerde, bebouwingsstructuur waarbij de boerderijen als ‘strooigoed’ zonder een vaste rooilijn ten opzichte van elkaar staan en waarbij sprake is van open ruimten tussen zowel de boerderijen als de verschillende clusters boerderijen is tot op de dag van vandaag nog goed herkenbaar. Het betreft vooral woonbebouwing en bijgebouwen bij de boerderijen.

Planologische gevolgen

  • bestaande situatie in principe vertrekpunt;
  • strakke bouwvlakken om structuur te behouden;
  • bij een verzoek om afwijkingen ten aanzien van ligging, hoogten en dakhelling en vervangingen wordt een afweging gemaakt aan de effecten op de beschreven ruimtelijke waarden van de omgeving.

Daarnaast is in dit bestemmingsplan de aanduiding 'karakteristiek' opgenomen voor een aantal structuur- en beeldbepalende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. Deze zijn aangewezen waarmee ze eventueel geschikt te maken zijn voor bewoning. Voor het opnemen van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Er mag slechts één voormalig agrarisch bedrijfsgebouw op een perceel de aanduiding karakteristiek krijgen. Indien er sprake is van twee structuur- en beeldbepalende gebouwen op een perceel, is afgewogen welk gebouw het meest geschikt zou zijn voor bewoning;
  • Het voormalig agrarisch bedrijfsgebouw moet geschikt zijn voor bewoning. Dit houdt onder andere in dat het gebouw een redelijke grootte moet hebben en de bouwkundige staat voldoende is om als basis voor een woning te dienen;
  • De structuur- en beeldbepalende kwaliteit mag bij het wijzigen van gebruik naar wonen, niet worden aangetast. Een kapschuur is bijvoorbeeld niet geschikt voor bewoning. Deze zal na verbouw niet meer als kapschuur herkenbaar zijn (het beeldbepalend karakter van de schuur verdwijnt dan).

Bestemming

  • bestemming 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing - Structuur- en beeldbepalend';
  • bestemming 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing - Structuurbepalend';
  • bestemming 'Wonen - Vrijstaand - Structuurbepalend';
  • in andere bestemmingen, zoals de agrarische bestemmingen, hebben structuur- en beeldbepalende gebouwen of structuurbepalende gebouwen een 'specifieke bouwaanduiding - structuur- en beeldbepalend' en 'specifieke bouwaanduiding - structuurbepalend' op de verbeelding.

5.3.2 Beschermde monumenten

Tot deze categorie behoren monumenten, die op zichzelf en door de ligging ten opzichte van de structuur- en beeldbepalende bebouwing een belangrijke bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van Westenesch. De monumenten zijn als structuur- en beeldbepalend beoordeeld.

Planologische gevolgen

  • de monumenten zijn aangeduid op de verbeelding van dit bestemmingsplan en in de dubbelbestemming 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' is hiervoor een regeling opgenomen ter bescherming van de hoofdvorm en de ligging;
  • daarnaast zijn de monumenten beschermd via andere wet- en regelgeving.

5.4 Overig

Op de kaart in Bijlage 3 bij de regels is een aantal overige waarden en elementen opgenomen:

  • Beschermd erf;
  • Beschermde put;
  • Waardevolle bestrating.

Planologische gevolgen

  • beschermd door middel van de 'algemene' dubbelbestemming 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' en de bescherming dat bij afwijkingen moet worden getoetst aan de waarden zoals vastgesteld in de rapportage van Scholtens (zie Bijlage 2 bij de regels);
  • speelt een rol bij de integrale ruimtelijke afweging omtrent verlening van afwijkingen en wijzigingen van het bestemmingsplan;
  • ten aanzien van waarvolle bestrating wordt in de bestemming 'Verkeer' bij verlenen van een vergunning, bijvoorbeeld voor het aanbrengen van verharding met een oppervlakte van meer dan 100 m2, verwezen naar het rapport van Bureau Scholtens en dat de landschappelijke waarden hieruit bij de beoordeling moeten worden betrokken;
  • de beschermde put en het beschermde erf worden in dit bestemmingsplan specifiek aangeduid en beschermd.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid. Tevens moet het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar zijn voor de gebruiker.

Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op landelijk geldende standaarden, onder meer Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).

6.2 Toelichting Op De Verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart BGT gehanteerd. De ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en/of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

6.3 Toelichting Op De Regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het Rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Gebruiksregels
Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld en of waarvoor en op welke wijze de gronden wel gebruikt kunnen worden.

Bouwregels
In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Met deze bouwregels worden de bouwmogelijkheden gereguleerd. Uitgangspunt bij het bouwen van hoofdgebouwen is dat hoofdgebouwen altijd binnen een bouwvlak worden gebouwd en voorgevels van deze hoofdgebouwen in de gevellijn. Dit betekent dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Verder worden in de bouwregels onder anderen regels ten aanzien maximale bebouwing, bouwhoogtes, dakhelling opgenomen.

Flexibiliteit
Soms is het gewenst om af te wijken van de gestelde regels. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan flexibiliteitbepalingen opgenomen om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Het toepassen van deze regelingen is geen automatisme. Voordat wordt besloten dat van de geldende regels in het bestemmingsplan kan worden afgeweken zal eerst bekeken worden wat de consequenties zijn van de afwijking op de leefomgeving.

In het bestemmingsplan zijn diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • Afwijken van de bouwregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Wijzigingsbevoegdheden.

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning.

Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking en/of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

De bevoegdheid om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij het college van burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

Opzet regels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in de volgende hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

6.3.1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen die in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.

Begrippen
De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Wijze van meten
De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen moeten worden, gemeten moeten worden.

6.3.2 Bestemmingsregels

In Hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. De enkelbestemmingen in dit plan zijn bestemmingen die recht doen aan het huidige gebruik op de percelen van het plangebied. Omdat het nu reeds geldende bestemmingsplan zeer gedateerd is, zijn de opgenomen bestemmingen niet altijd conform de oude bestemmingen. Wel werken de opgenomen bestemmingen het huidige actuele gebruik uit. Zodoende wijzigt er niets. In zijn totaliteit zijn er de onderstaande bestemmingen:

  1. 1. Agrarisch - Grondgebonden 1;
  2. 2. Agrarisch met waarden - Esdorpenlandschap;
  3. 3. Bedrijf - Nutsvoorziening;
  4. 4. Bedrijf;
  5. 5. Detailhandel;
  6. 6. Groen;
  7. 7. Horeca - Categorie 2;
  8. 8. Maatschappelijk;
  9. 9. Maatschappelijk - Dierenbegraafplaats;
  10. 10. Recreatie - Volkstuin;
  11. 11. Verkeer;
  12. 12. Water;
  13. 13. Wonen - Aaneengebouwd;
  14. 14. Wonen - Twee-aaneen;
  15. 15. Wonen - Voormalige agrarische bebouwing;
  16. 16. Wonen - Voormalige agrarische bebouwing - Structuur- en beeldbepalend;
  17. 17. Wonen - Voormalige agrarische bebouwing - Structuurbepalend;
  18. 18. Wonen - Vrijstaand.
  19. 19. Wonen - Vrijstaand - Structuurbepalend

De onderstaande tekst bespreekt de bestemmingen afzonderlijk.

Agrarisch - Grondgebonden 1
Alle agrarische bedrijven zijn onder deze bestemmingen gebracht. Het bestemmingsplan maakt een onderscheid tussen grondgebonden, niet-grondgebonden agrarische bedrijven en specifiek een paardenhouderij. Dit onderscheid wordt al sinds het jaar 2000 in de gemeente Emmen gemaakt en wordt in dit bestemmingsplan gehandhaafd.

Voor agrarische bedrijven is een regeling opgesteld waarbij de mogelijkheden zijn gekoppeld aan het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Op de verbeelding is de exacte begrenzing van het bouwvlak aangegeven.

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Wat onder een grondgebonden bedrijf moet worden gerekend wordt door middel van de begrippen (Artikel 1) nader uitgewerkt.

Voor de bestemming geldt dat het alleen mogelijk is om gebouwen binnen het bouwvlak te bouwen. Er is één bedrijfswoning toegestaan. De oppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken mag maximaal 250 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte als deze meer bedraagt. Bedrijfsbebouwing mag worden opgericht tot een hoogte van maximaal 12 meter. De goothoogte bedraagt maximaal 4,5 meter. Aan de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing wordt geen maximum gegeven. Bijbehorende bouwwerken bij de woning dienen qua ligging en verschijningsvorm ondergeschikt te zijn aan de woning.

Er kan overwogen worden om met afwijking de opsplitsing van de bedrijfswoning in twee wooneenheden toe te staan. Paardenbakken zijn eventueel via een afwijking van de gebruiksregels planologisch te regelen. Het agrarische gebruik kan eventueel met verschillende functies worden verbreed, zoals Bed and Breakfast, detailhandel in eigen voortgebrachte producten, maatschappelijke functies, een stoeterij of bedrijfsactiviteiten uit de 'lichtere' milieucategorie 1 en 2 (Staat van inrichtingen). Voor al deze functies geldt dat ze ondergeschikt moeten zijn aan de agrarische hoofdfunctie en binnen de bestaande bebouwing moeten plaatsvinden.

Met een wijziging van het bestemmingsplan kan het college van burgemeester en wethouders de agrarische bestemming wijzigen in de bestemming bestemd voor een paardenhouderij, de bestemming 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing', 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing -Structuurbepalend', een maatschappelijke bestemming met wonen opslag en/of stalling of bedrijfsactiviteiten uit de 'lichtere' milieucategorieën 1 en 2 (Staat van inrichtingen).

In zijn algemeenheid spelen de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, het landschap, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen een rol bij de afweging omtrent verlening van een afwijking of wijziging van het bestemmingsplan.

Agrarisch met waarden - Esdorpenlandschap
Op basis van landschappelijke gebiedskenmerken zijn de agrarisch gronden die geen deel uitmaken van de agrarische bedrijfskavels opgenomen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden -Esdorpenlandschap'. Dit sluit aan bij de omliggende bestemmingen van het bestemmingsplan Buitengebied Emmen. Het betreffen in hoofdzaak onbebouwde gronden. De bestemming is vrij globaal van karakter. Binnen de gebiedsbestemming komen belangrijke landschappelijke waarden voor, zoals houtwallen, die moeten worden beschermd. Hiervoor is in deze bestemmingen voorzien in een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken.

Vanwege de globaliteit en flexibiliteit zijn niet alle elementen in de regels opgenomen maar maken ze deel uit van de gebiedsbestemmingen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld de volgende elementen:

  • Landbouwkundige elementen (een ontsluitingsweg van een agrarisch bedrijf);
  • Recreatieve elementen (een wandelpad of een picknickplaats);
  • Landschappelijke elementen zoals houtwallen en laanbeplanting;
  • Waterlopen binnen agrarische gronden met in hoofdzaak een landbouwkundige functie.

Het gaat hier om zaken die in hoofdzaak of zelfs uitsluitend dienst doen ten behoeve van de basisfuncties van een gebied. Uiteraard zullen de bestaande elementen worden gehandhaafd. Door de globale opzet kunnen ook nieuwe elementen worden ingepast, voor zover ze passen binnen de betreffende bestemming. Een gericht omgevingsvergunningenbeleid voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voorziet daarin.

Bedrijf

Binnen het plangebied is op één locatie een bedrijf aanwezig. Voor bedrijfslocaties geldt dat activiteiten van milieucategorie 1 en 2 zijn toegestaan.

Bedrijf - Nutsvoorziening
Binnen het plangebied zijn op twee locaties nutsvoorzieningen aanwezig. Deze hebben de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'gekregen. De bestemming bevindt zich vrijwel geheel om het bestaande gebouw en een smalle strook daar omheen. Ter plaatse kan het gaan om trafo-stations en bedrijfsgebouwen. De bouwregels bepalen dat de oppervlakte van gebouwen niet groter mag zijn dan in de bestaande situatie het geval is.

Detailhandel
In Zuidbarge komt nauwelijks detailhandel voor. Slechts op één locatie is daarvan sprake. Op de locatie is hiervoor de bestemming 'Detailhandel' opgenomen. De bestemmingsomschrijving laat vrij om welke vorm het van detailhandel gaat. Voorts is ter plaatse ook een bedrijfswoning toegestaan.

Groen
De op de verbeelding voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor openbare groenvoorziening, (erf)toegangswegen, fietsstroken, voetpaden, voorziening ten behoeve van de waterhuishouding en nutsvoorzieningen. Voorzieningen ten behoeve van sport- en speelgelegenheden en andere bouwwerken mogen binnen deze bestemming opgericht worden. Binnen de bestemming 'Groen' zijn geen bouwmogelijkheden opgenomen.

Horeca - Categorie 2
In Zuidbarge is één horecabedrijf van categorie 2 aanwezig. Op deze locatie is hiervoor de bestemming 'Horeca - Categorie 2' opgenomen.

MaatschappelijkenMaatschappelijk - Dierenbegraafplaats
De bestemming 'Maatschappelijk' is gegeven aan het dorpshuis. Bebouwing moet worden opgericht binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Ter plaatse is op het dorpshuis zelf ook een aanduiding opgenomen. Deze aanduiding bepaalt tot welke horecacategorie horeca-activiteiten zijn toegestaan.

Een tweede maatschappelijk bestemming is opgenomen voor de dierenbegraafplaats aan de noordzijde van Zuidbarge. de regels bepalen dat hier uitsluitend een dierenbegraafplaats is toegestaan. De bouwregels sluiten aan bij hetgeen planologisch gezien nu ook reeds mogelijk is.

Recreatie - Volkstuin
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor het in het plangebied aanwezige volkstuincomplex. Binnen deze bestemming zijn kleine gebouwtjes en kassen toegestaan. Daarnaast is een centraal toiletgebouw/bergingsruimte toegestaan. Er is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor onder meer het ophogen, ontgronden en egaliseren van gronden en het graven en dempen van wijken, sloten en waterlopen.

Verkeer
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, woonstraten en wegen ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende percelen, toegangswegen en inritten. Binnen deze bestemmingen zijn voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, sport en speelgelegenheden, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen eveneens toegestaan.

Water
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de in het plangebied voorkomende watergangen, met daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, oevers en groenvoorzieningen.

Wonen - Aaneengebouwd
Bij 'Wonen - Aaneengebouwd' gaat het om woningen die voorheen geen agrarische bedrijfswoningen betroffen. Bijbehorende bouwwerken dienen ruimtelijk ondergeschikt te zijn aan hoofdgebouwen. Dit vertaalt zich in goot- en bouwhoogte, oppervlakte en ligging. Zo dienen bijbehorende bouwwerken minimaal 3 meter achter de gevellijn (de naar de weg gekeerde gevels) van de woning te worden opgericht. Wanneer het stedenbouwkundig- en cultuurhistorisch inpasbaar is kan deze afstand met een afwijking verkleind worden. De bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 6 meter bedragen, de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen. Om landschappelijke redenen en/of om nadelige effecten voor omwonenden te voorkomen mag de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens maximaal 3,5 meter bedragen. Binnen de bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om toe te staan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens verhoogd wordt. Het zelfstandig bewonen van bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan.

De bouwhoogte van een ander bouwwerk buiten het bouwvlak mag maximaal 3 meter bedragen. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag in principe 2 meter bedragen, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen aangrenzend aan openbaar gebied. De maximale hoogte bedraagt hier 1 meter.

Alle bebouwing dient binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden. Voor bijbehorende bouwwerken kan hiervan eventueel worden afgeweken. Voor de oppervlakte van gebouwen geldt dat deze ten hoogte 250 m² mag bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bebouwd wordt. De bouwhoogte van de woning mag maximaal 9 meter bedragen, de goothoogte maximaal 3,5 meter (dan wel de bestaande hoogten). De dakhelling bedraagt minimaal 35 graden. De afstand naar de zijerfscheiding bedraagt minimaal 3 meter, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is. Binnen de bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om toe te staan dat de goothoogte van de woning verhoogd wordt, mits de woning in hoofdzaak het karakter behoudt van één bouwlaag met kap. Daarnaast kan worden afgeweken van de bestaande nokrichting.

Wonen - Twee-aaneen

Bij deze bestemming een gaat het om grondgebonden twee-onder-één kap woningen. Hiervan zijn er in het plangebied enkele aanwezig. De oppervlakte van de bebouwing per twee-onder-één kap woning mag maximaal 150 m² bedragen. Hierbij mag het bestemmingsvlak niet met meer dan 50% worden bebouwd. Alle bebouwing dient binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden. Voor bijbehorende bouwwerken kan hiervan eventueel worden afgeweken.

De bouwhoogte van de woning mag maximaal 9 m bedragen, de goothoogte maximaal 3,5 m. De dakhelling bedraagt minimaal 35 graden. De afstand naar de zijerfscheiding bedraagt minimaal 3 m, danwel de bestaand afstand wanneer deze minder is. Bijbehorende bouwwerken dienen ruimtelijk ondergeschikt te zijn aan hoofdgebouwen. Dit vertaalt zich in goot- en bouwhoogte, oppervlakte en ligging. Zo dienen bijbehorende bouwwerken minimaal 3 m achter de gevellijn (de naar de weg gekeerde gevels) van de woning te worden opgericht. Wanneer het stedenbouwkundig- en cultuurhistorisch inpasbaar is kan deze afstand met een afwijking verkleind worden. De bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 6 m bedragen, de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen. Om landschappelijke redenen en/of om nadelige effecten voor omwonenden te voorkomen mag de hoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 m afstand van de perceelsgrens maximaal 3,5 m bedragen. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om toe te staan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens verhoogd wordt. Het zelfstandig bewonen van bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan.

De bouwhoogte van een ander bouwwerk buiten het bouwvlak mag maximaal 3 m bedragen. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag in principe 2 m bedragen, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen aangrenzend aan openbaar gebied. De maximale hoogte bedraagt hier 1 m.

Wonen - Voormalige agrarische bebouwing

Bij 'Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing' gaat het om woningen met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf / woonboerderij. Een deel van de gebouwen is gewaardeerd als structuur/beeldbepalend. Een ander deel als structuurbepalend. Om deze reden is de hoofdcategorie opgesplitst in drie bestemmingen:

  • Artikel 18 Wonen - Voormalige agrarische bebouwing - Structuur- en beeldbepalend (structuur/beeldbepalende bebouwing);
  • Artikel 19 Wonen - Voormalige agrarische bebouwing - Structuurbepalend (structuurbepalende bebouwing);
  • Artikel 17 Wonen - Voormalige agrarische bebouwing (overige bebouwing).

Voor een verduidelijking van de categorieën wordt verwezen naar paragraaf 5.3.


Het gebruik is in hoofdzaak gericht op wonen. Toegestane overige activiteiten zijn op de verbeelding specifiek aangeduid.


Bijbehorende bouwwerken dienen ruimtelijk ondergeschikt te zijn aan hoofdgebouwen. Dit vertaalt zich in goot- en bouwhoogte, oppervlakte en ligging. Zo dienen bijbehorende bouwwerken minimaal 3 m achter de gevellijn (de naar de weg gekeerde gevels) van de woning te worden opgericht. Wanneer het stedenbouwkundig- en cultuurhistorisch inpasbaar is kan deze afstand met een afwijking verkleind worden. De bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 6 m bedragen, de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen. Om landschappelijke redenen en/of om nadelige effecten voor omwonenden te voorkomen mag de hoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 m afstand van de perceelsgrens maximaal 3,5 m bedragen. Binnen de bestemmingen is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om toe te staan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens verhoogd wordt. Het zelfstandig bewonen van bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan.


De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m². Bij de vervanging van verouderde bijbehorende bouwwerken, waardoor er sprake is van een toename van de ruimtelijke kwaliteit, kan bij afwijking een grotere oppervlakte aan bijbehorenden bouwwerken worden toegestaan (saneringsregeling).


De bouwhoogte van een ander bouwwerk buiten het bouwvlak mag maximaal 3 m bedragen. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag in principe 2 m bedragen, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen aangrenzend aan openbaar gebied. De maximale hoogte bedraagt hier 1 m.


Met een afwijking kan medewerking worden verleend aan het opsplitsen van de voormalige boerderij-woningen (hoofdgebouwen) in maximaal twee wooneenheden. Wanneer deze is verleend, wordt dit op de verbeelding aangegeven met de aanduiding 'twee wooneenheden'.

Ten behoeve van de woonfunctie mag in principe in totaal (hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken) 250 m² bebouwd worden, danwel de bestaande oppervlakte wanneer deze meer bedraagt. De bouwhoogte van de woning mag maximaal 9 m bedragen, de goothoogte maximaal 3,5 m (danwel de bestaande hoogten). De dakhelling bedraagt minimaal 35 graden. De afstand naar de zijerfscheiding bedraagt minimaal 3 m, danwel de bestaande afstand wanneer die minder is. Binnen de bestemmingen is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om toe te staan dat de goothoogte van de woning verhoogd wordt, mits de woning in hoofdzaak het karakter behoudt van één bouwlaag met kap.

Wonen - Vrijstaand

Bij 'Wonen - Vrijstaand' gaat het om vrijstaande woningen. Een deel van de gebouwen is gewaardeerd als structuur/beeldbepalend. Een ander deel is structuurbepalend. Om deze reden is de hoofdcategorie opgesplitst in drie bestemmingen:

  • Wonen - Vrijstaand - Structuur- en beeldbepalend (structuur- en beeldbepalende bebouwing); deze bestemming komt niet voor in dit bestemmingsplan.
  • Artikel 21 Wonen - Vrijstaand - Structuurbepalend (structuurbepalende bebouwing);
  • Artikel 20 Wonen - Vrijstaand (overige bebouwing).

Voor een verduidelijking van de categorieën wordt verwezen naar paragraaf 5.3.


Bijbehorende bouwwerken dienen ruimtelijk ondergeschikt te zijn aan hoofdgebouwen. Dit vertaalt zich in goot- en bouwhoogte, oppervlakte en ligging. Zo dienen bijbehorende bouwwerken minimaal 3 m achter de gevellijn (de naar de weg gekeerde gevels) van de woning te worden opgericht. Wanneer het stedenbouwkundig- en cultuurhistorisch inpasbaar is kan deze afstand met een afwijking verkleind worden. De bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 6 m bedragen, de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen. Om landschappelijke redenen en/of om nadelige effecten voor omwonenden te voorkomen mag de hoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 m afstand van de perceelsgrens maximaal 3,5 m bedragen. Binnen de bestemmingen is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om toe te staan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens verhoogd wordt. Het zelfstandig bewonen van bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan.


De bouwhoogte van een ander bouwwerk buiten het bouwvlak mag maximaal 3 m bedragen. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag in principe 2 m bedragen, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen aangrenzend aan openbaar gebied. De maximale hoogte bedraagt hier 1 m.

Alle bebouwing in de bestemming 'Wonen - Vrijstaand' dient binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden. Voor bijbehorende bouwwerken kan hiervan eventueel worden afgeweken.

Voor beide bestemmingen geldt dat de oppervlakte van gebouwen ten hoogte 250 m² mag bedragen, danwel de bestaande oppervlakte, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bebouwd wordt. De bouwhoogte van de woning mag maximaal 9 m bedragen, de goothoogte maximaal 3,5 m (danwel de bestaande hoogten). De dakhelling bedraagt minimaal 35 graden. De afstand naar de zijerfscheiding bedraagt minimaal 3 m, danwel de bestaande afstand indien deze minder is. Binnen de bestemmingen is een afwijking sbevoegdheid opgenomen om toe te staan dat de goothoogte van de woning verhoogd wordt, mits de woning in hoofdzaak het karakter behoudt van één bouwlaag met kap. Daarnaast kan worden afgeweken van de bestaande nokrichting.

6.3.3 Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke bestemmingen voor één (deel van een) gebied. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.

Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de enkelbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen van enkelbestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen die horen bij dubbelbestemmingen. Door deze dubbelbestemmingen worden afwegingen opgelegd aan onderliggende (hoofd) bestemmingen. In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming is opgenomen.

Het plangebied kent twee dubbelbestemmingen te weten:

  1. 1. Leiding - Gas
  2. 2. Waarde - Ruimtelijke kwaliteit

Leiding - Gas

In het noorden van het plangebied ligt een (hoofd)aardgastransportleiding. Ter bescherming van deze leiding zijn beperkingen opgenomen voor het bouwen en geldt er een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Het bestemmingsplan kan gewijzigd worden voor de vergroting, verkleining of verwijdering van de dubbelbestemming.

Waarde - Ruimtelijke kwaliteit

Zoals reeds aangegeven, realiseert dit bestemmingsplan dat de cultuurhistorische waarden in het plangebied worden geborgd. Zoals immers ook in paragraaf 1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan van deze toelichting is vermeld, is één van de doelen van dit plan bescherming te bieden aan de cultuurhistorische waarden in Westenesch. In het kader hiervan is in 2018 door Bureau Scholtens een cultuurhistorische analyse uitgevoerd . In deze analyse zijn alle cultuurhistorische waarden in Zuidbarge geanalyseerd, gewaardeerd en in kaart gebracht. Voor een volledige beschrijving van dit onderzoek, inclusief een beschrijving van de historisch-ruimtelijke ontwikkeling en de huidige ruimtelijke opzet en karakter van het gebied, wordt verwezen naar het rapport van Bureau Scholtens. Het rapport is als Bijlage 2Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief bij de regels gevoegd. Voor een uitgebreide toelichting zie paragraaf 5.2 tot en met 5.4.

6.3.4 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Anti-dubbeltelregel
Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal regels voor ondergeschikte bouwonderdelen voor o.a. kroonlijsten, en gevelversieringen.

Algemene gebruiksregels
Voorts bevatten de algemene regels ook algemene gebruiksregels. De algemene gebruiksregels bepalen dat het strijdig is om gronden en bebouwing te gebruiken indien dat gebruik betrekking heeft op het houden van vee, met inbegrip van paarden, en/of het opslaan van mest en indien dat gebruik leidt tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse. Vervolgens is met behulp van de begrippen bepaalt wat onder de bestaande stikstofdepositie-situatie gerekend moet worden.

Algemene aanduidingsregels
Aan de hiervoor genoemde basisbestemmingen is een aantal aanduidingen toegevoegd. Vanuit ruimtelijk- of milieubeleid is aan gronden een extra aanduiding gegeven. De aanduidingen werken naast de onderliggende enkelbestemmingen door op de gronden die zijn aangeduid. De aanduidingen zijn opgenomen ter bescherming van functies die niet direct zichtbaar zijn in het gebied, maar wel van invloed zijn op de inrichting van de omgeving.

De aanduiding 'Geluidzone - Industrie' is opgenomen omdat Zuidbarge binnen de invloedssfeer ligt van het industrieterrein Bargermeer. Het betreft een zone als bedoeld in de Wet geluidhinder. Voor het bouwen van woningen gelden beperkingen.

De aanduiding 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop' is opgenomen om vrije windvang voor de molen aan de Zeldenrust te garanderen.

Om de omgeving van de molen vrij te houden van obstakels ten behoeve van een vrije windvang voor de molen, is de vrijwaringszone - molenbiotoop opgenomen. Binnen bepaalde afstanden rondom de molen mag de hoogte van bebouwing en beplanting niet meer zijn dan de hoogte berekend met een formule die gebaseerd is op de biotoopformule ontwikkeld door de Vereniging De Hollandsche Molen. De formule houdt in dat binnen een bepaalde afstand van een molen bebouwing en beplanting niet hoger mag zijn dan de stellinghoogte van de molen. Op een verdere afstand dan de afstand gebaseerd op de stellinghoogte, geldt een maximale hoogte bepaald op basis van de formule en houdt in dat op elke 50 meter verdere afstand van de molen de maximale hoogte van bebouwing en beplanting in oplopende lijn 1 meter hoger mag zijn. Obstakels op meer dan 400 meter van molens worden niet meer als hinderlijk beschouwd. De vrijwaringszone rondom de molen heeft zodoende op de verbeelding van het bestemmingsplan een straal van 400 meter. Afwijken van de maximale hoogte kan mogelijk zijn nadat vooraf advies is ingewonnen bij een deskundige.

Algemene afwijkingsregels
Bij uitzondering kan door middel van een omgevingsvergunning onder voorwaarden worden afgeweken van de in het plan gegeven regels.

Algemene wijzigingsregels
Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om onder voorwaarden de bestemmingsgrenzen op beperkte schaal te verschuiven of bouwvlakken beperkt te vergroten.

Overige regels
De overige regels bestaan uit de 'Van toepassingverklaring'. Deze van toepassingsverklaring bepaalt dat twee andere plannen, naast het onderhavige bestemmingsplan, van toepassing blijven. Reden hiervoor is dat door middel van deze systematiek die plannen niet in zijn geheel hoeven te worden overgezet in dit onderhavige bestemmingsplan.

6.3.5 Overgangs- en slotregels

Het laatste hoofdstuk Overgangs- en slotregels bevat in Artikel 31 het overgangsrecht, als beschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 32 is de slotregel. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als regels van het bestemmingsplan 'Emmen, Zuidbarge'.

6.4 Handhaving

In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen heeft het beleidsplan Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH) vastgesteld. Dit beleidsplan VTH beschrijft de visie en ambitie op het terrein van de gemeentelijke VTH-taken, waaronder ook valt het toepassen en naleven van de regels in het bestemmingsplan. Daarnaast geeft het beleidsplan VTH invulling aan de wettelijke plicht om vastgesteld VTH-beleid te hebben.

Wat betreft handhaving kan de gemeente onmogelijk continu alles controleren. De gemeente vertrouwt erop dat inwoners en bedrijven de regels naleven en zij er alles aan doen om risico's en nadelige effecten voor de maatschappij te voorkomen. Risico's bepalen de inzet van de beschikbare capaciteit. Op basis van kennis en ervaring is vastgesteld welke bedrijfscategorieën en activiteiten het grootste risico vormen voor fysieke veiligheid, leefbaarheid, volksgezondheid, milieu en imago.

Deze uitgangspunten zijn gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan en worden ook toegepast bij de naleving van de regels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Inspraak en vooroverleg

Vanaf maandag 6 februari tot en met 19 maart 2023 heeft het conceptontwerpbestemmingsplan voor inspraak voor een ieder ter inzage gelegen. Ook is het plan voor vooroverleg aan de wettelijke overlegpartners toegezonden.

De ontvangen inspraak- en vooroverlegreacties die zijn binnengekomen, zijn in de Nota van beantwoording samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Waar deze reacties tot wijziging van het plan leiden, is dit in de Nota aangegeven en het plan is daarop aangepast. De Nota is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.

Procedure

In het kader van de te voeren planologische procedure heeft het ontwerp van het bestemmingsplan van 18 oktober tot en met 28 november 2023 ter inzage gelegen in het stadhuis van Emmen. Het plan was ook raadpleegbaar op de website van de gemeente Emmen (www.emmen.nl) en op www.ruimtelijkeplannen.nl. Het ontwerp van het bestemmingsplan is daarnaast voor overleg toegezonden aan de wettelijke overlegpartners.

Tijdens de inzagetermijn kon iedereen een zienswijze indienen over het bestemmingsplan. De gemeente ontving vier zienswijzen. Deze zijn samengevat en van een reactie voorzien in de 'Nota van beantwoording zienswijzen' die als Bijlage 2 bij deze toelichting is gevoegd.

Vervolgens is het bestemmingsplan op 26 september 2024 gewijzigd vastgesteld. Een overzicht van de wijzigingen (ten opzichte van het ontwerp van het bestemmingsplan) is als Bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.

7.2 Economische Uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan is een conserverend plan waarmee geen grote kosten zijn gemoeid. Op basis daarvan mag dit bestemmingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven

Bijlage 1 Staat van bedrijven

Bijlage 2 Zuidbarge - Het Landschap En Dorp In Historische Perspectief

Bijlage 2 Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief

Bijlage 3 Ruimtelijke Waardering Zuidbarge

Bijlage 3 Ruimtelijke waardering Zuidbarge

Bijlage 1 Nota Van Beantwoording Inspraak En Vooroverleg

Bijlage 1 Nota van beantwoording inspraak en vooroverleg

Bijlage 2 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 2 Nota van beantwoording zienswijzen

Bijlage 3 Overzicht Wijzigingen Van Ontwerp Naar Vaststelling

Bijlage 3 Overzicht wijzigingen van ontwerp naar vaststelling