KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Kleinschalige Veenontginningen
Artikel 4 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing
Artikel 5 Wonen - Vrijstaand
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Huidige Planologische Regelingen
1.4 Opzet Bestemmingsplan
1.5 Overzicht Verricht Onderzoek
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Gemeentelijk Beleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Rijksbeleid
2.4 Conclusie
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Ontstaansgeschiedenis
3.2 Bestaande Situatie
3.3 Beschrijving Nieuwe Situatie
Hoofdstuk 4 Onderzoeken En Milieubeoordeling
4.1 Archeologie En Monumenten
4.2 Ecologie
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Fysieke Veiligheid
4.5 Milieu
4.6 Waterparagraaf
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Planregels En Verbeelding
5.1 Algemeen
5.2 Toelichting Op De Verbeelding
5.3 Toelichting Op De Regels
5.4 Handhaving
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Betrokkenheid
6.1 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Schoonebeek, Europaweg 186, 187 en 188

Bestemmingsplan - gemeente Emmen

Vastgesteld op 29-09-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Schoonebeek, Europaweg 186, 187 en 188 met identificatienummer NL.IMRO.0114.2021044-B701 van de gemeente Emmen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:

een beroep,of het beroepsmatig verlenen van diensten of bedrijfvoering dat op administratief, lichaamsverzorgend , juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.7 achtererfscheiding:

een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, Burgemeester en Wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.9 agrarische gronden/ agrarisch grondgebruik:

gronden welke in hoofdzaak dienen voor het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.10 ander(e) bouwwerk(en):

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.11 andere werk(en):

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingsgrens:

een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;

1.14 bed and breakfast

het gebruik van een ruimte met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, een tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed and breakfast wordt niet begrepen overnachtingen, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. De ruimte die gebruikt wordt voor bed and breakfast mag niet worden gebruikt als zelfstandige woning;

1.15 begane grond:

de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;

1.16 bestaand:

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.17 bestaande bebouwing:

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsplan 'Buitengebied 2011'

het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' met identificatienummer NL.IMRO.0114.2009072-0710 van de gemeente Emmen;

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.21 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.28 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.29 erker:

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 geometrische plaatsbepaling:

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.32 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.33 gevellijn:

de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;

1.34 groenvoorziening:

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.35 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.36 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak (geomorfologisch, hydrologisch, ecologisch, cultuurhistorisch en landschappelijk-esthetische);

1.37 mestopslagplaats:

een constructie, dan wel een aarden put bekleed met folie of beton, dan wel een gemetselde constructie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal voor de opslag van drijfmest; Onder een mestopslagplaats wordt niet inbegrepen een mestkelder, zijnde een volledige bak, die is gecombineerd met een gebouw;

1.38 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.39 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, telecommunicatie, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;

1.40 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.41 perceelsgrens:

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.42 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming;

1.43 voorerf:

gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw gelegen is;

1.44 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.45 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.46 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

1.47 waterlopen:

een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;

1.48 wetgevingszone - wijzigingsgebied

de op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring aangegeven gebieden, waarvoor aanvullende bepalingen gelden;

1.49 wonen vrijstaand:

wonen in een grondgebonden woning waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naast gelegen hoofdgebouw en uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.50 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.51 wooneenheid:

zelfstandige bewoonbaar gedeelte (woning) van een voor wonen bestemd gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.52 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is;

1.53 zijerfscheiding:

een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, Burgemeester en Wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 de bebouwing op de verbeelding:

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 het peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Kleinschalige Veenontginningen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  2. b. agrarische doeleinden;
  3. c. extensief recreatief medegebruik;
  4. d. behoud en herstel van watergangen;

met bijbehorende:

  1. e. andere bouwwerken;
  2. f. fiets- en voetpaden;
  3. g. toegangswegen in- en uitritten;
  4. h. groenvoorzieningen;
  5. i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het realiseren van permanente teeltondersteunende voorzieningen (gebruik langer dan 6 maanden per jaar);
  2. b. het aanleggen van paardenbakken.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf / woonboerderij;
  2. b. voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  3. c. bijbehorende bouwwerken;
  4. d. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. a. andere bouwwerken;
  2. b. sport- en speelgelegenheden;
  3. c. toegangswegen in- en uitritten;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het bewonen van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken;
  2. b. het aanleggen van paardenbakken;
  3. c. het gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken anders dan voor het in artikel 4.1 omschreven gebruik.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Wonen - Vrijstaand

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. a. andere bouwwerken;
  2. b. sport- en speelgelegenheden;
  3. c. toegangswegen in- en uitritten;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

  1. a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, meeontworpen sierende elementen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
  2. b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
  3. c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels

8.1 wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Bevoegdheid

Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen Burgemeester en Wethouders op grond van Artikel 9 afwijken van de regels door:

  1. a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
  2. b. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
  3. c. het toestaan van geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
  4. d. het toestaan van in geringe mate, doch maximaal 5.00 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  5. e. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
  6. f. het toestaan van het oprichten van maximaal 30 m² extra gebouwen voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;
  7. g. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
    1. 1. de goothoogte van een gebouw maximaal 3.00 meter mag bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 meter² mag bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10.00 meter mag bedragen;
  8. h. de hoogte van andere bouwwerken zijnde, te vergroten en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 10 m;
  9. i. het overschrijden van de gevellijn door:
    1. 1. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
    2. 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
  10. j. het toestaan van erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg met een maximaal bouwhoogte tot 1,5 meter;
  11. k. het oprichten van veiligheidsfakkels ten behoeve van de gaswinning tot 30 meter hoog met een hekwerk tot 2 meter;
  12. l. de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    1. 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    2. 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
    3. 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    4. 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    5. 5. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden activiteiten met een maximum van 50 m²;
    6. 6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
    7. 7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst;
    8. 8. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein op het moment dat dit noodzakelijk is vanwege de bestaande parkeerdruk in de omgeving.
  13. m. toestaan dat een deel van de bebouwing voor Bed and Breakfast wordt gebruikt, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    1. 1. de activiteit is uitvoerbaar binnen de bestaande bebouwing;
    2. 2. de activiteit is ruimtelijk ondergeschikt ten opzichte van de woonfunctie;
    3. 3. parkeren ten behoeve van Bed and Breakfast moet op eigen terrein.

9.2 Afweging

De toepassing van de in artikel 9.1 genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast.In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen.Tevens dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder, indien daartoe noodzaak is. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad of bij negatief advies van de leidingbeheerder kan de functiewijziging niet plaatsvinden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

10.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 meter worden verschoven;
  2. b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

10.2 Afweging

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Parkeerregeling gebruik

  1. a. gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt ten behoeve van het veranderen en/of wijzigen van het gebruik van bouwwerken waardoor op het bijbehorende bouwperceel of in de directe omgeving niet in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losplaatsen kan worden voorzien.
  2. b. Deze regeling geldt niet voor het vergunde bestaande gebruik van gronden en bouwwerken op het moment van de inwerkingtreding van het plan.

11.2 Afwijken van de gebruikregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaald in artikel 11.1 sub a voor het toestaan van het veranderen van het gebruik van gronden en bouwwerken indien op het bijbehorend bouwperceel of in de directe omgeving in voldoende parkeergelegenheid en laad en losplaatsen wordt voorzien.
  2. b. Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de meeste recente parkeervisie van de gemeente Emmen op het moment van de aanvraag om een omgevingsvergunning bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en/of voldoende laad- en losplaatsen voor hetgeen is aangevraagd.
  3. c. Krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning dient in voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in sub b wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
  4. d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en b en worden toegestaan dat in minder parkeergelengheid en/of laad- en losplaatsen wordt voorzien en instandgehouden, mits ter plaatse geen onevenredige afbreuk aan de parkeersituatie plaatsvindt.

11.3 Parkeerregeling bouwen

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een parkeerbehoefte en/of laad- en losplaatsen wordt verwacht, mag niet worden gebouwd of verbouwd wanneer op het bijbehorende bouwperceel of in de directe omgeving niet in voldoende parkeergelenheid en/of laad- en losplaatsen is voorzien.
  2. b. Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de meeste recente parkeervisie van de gemeente Emmen op het moment van de aanvraag om een omgevingsvergunning bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en/of laad- en losplaatsen voor hetgeen is aangevraagd.
  3. c. krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunnig dient in voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid en/of laad- losplaatsen zoals bedoeld in sub b wordt gerealiseerd en instand wordt gehouden.
  4. d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en b en worden toegestaan dat in minder parkeergelegenheid en/of laad- losplaatsen wordt voorzien en instandgehouden, mits ter plaatse geen onevenredige afbreuk aan de parkeersituatie plaatsvindt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en Wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Schoonebeek, Europaweg 186, 187 en 188 van de gemeente Emmen.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de (voormalige) agrarische bedrijfspercelen aan de Europaweg 186, 187 en 188 in Schoonebeek, gelegen in het buitengebied van de gemeente Emmen.

Initiatiefnemer heeft de gemeente verzocht om in het kader van de provinciale Ruimte voor Ruimte regeling medewerking te verlenen aan de realisatie van drie vrijstaande woningen en de daarmee verbonden beëindiging en bestemmingswijziging van de agrarische bedrijfspercelen aan de Europaweg 187 en 188.

In het kader van de voorgenomen Ruimte voor Ruimte regeling wordt in totaal circa 3.083 m2 aan landschapsontsierende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt. In ruil voor de voorgenoemde sloop bestaat het voornemen om twee vrijstaande woningen te realiseren ten noorden van de woning aan de Europaweg 188. Daarnaast is het voornemen om een derde vrijstaande woning te realiseren ten oosten van de woning aan de Europaweg 187. Het geheel wordt landschappelijk ingepast.

Samenhangend met de voorgenomen Ruimte voor Ruimte ontwikkeling is verzocht om het agrarische bedrijfsperceel aan de Europaweg 186 te herbestemmen naar de bestemming 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing'. De agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse worden beëindigd en worden ook niet meer opgestart. Het is daarom gewenst om de agrarische bedrijfsbestemming te herbestemmen naar een passende woonbestemming.

De ontwikkeling bestaat samenvattend uit:

  • Sloop van circa 3.083 m2 aan landschapsontsierende bebouwing aan Europaweg 187 en 188;
  • Sanering van alle aanwezige asbest;
  • Sanering van overtollige erfverharding;
  • Realisatie van één vrijstaande woning in het kader van de Ruimte voor Ruimte regeling ten oosten van de woning aan de Europaweg 187;
  • Realisatie van twee vrijstaande woningen in het kader van de Ruimte voor Ruimte regeling ten noorden van de woning aan de Europaweg 188;
  • Bestemmingswijziging van de agrarische bedrijfsbestemmingen aan de Europaweg 186, 187 en 188 naar een 'reguliere' woonbestemming;
  • Het zorgvuldig landschappelijk inpassen van de sloop- en bouwlocaties.

De voorgenomen ontwikkeling is niet in overeenstemming met de bouw- en gebruiksregels van het geldend bestemmingsplan “Buitengebied 2011”. Een herziening van het bestemmingsplan is dan ook noodzakelijk om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken. Hierbij worden de drie agrarische bedrijfspercelen voorzien van een passende woonbestemming met daarbij de mogelijkheid tot het realiseren van drie extra vrijstaande woningen.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de gewenste juridisch-planologische kaders. In deze toelichting wordt aangetoond dat het voornemen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en vanuit ruimtelijk en planologische oogpunt verantwoord is.

1.2 Plangebied

Het plangebied omvat de drie agrarische bedrijfspercelen aan de Europaweg 186, 187 en 188. Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Emmen, op circa 350 meter ten westen van de kern Schoonebeek. Aan de Europaweg is sprake van (verspreid liggende) lintbebouwing, wat zich kenmerkt door een mix van functies zoals wonen, (kleinschalige) bedrijvigheid, agrarische bedrijfspercelen en agrarische cultuurgronden.

In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2021044-B701_0001.png"
Afbeelding 1.1: Ligging plangebied (Bron: PDOK)

1.3 Huidige Planologische Regelingen

1.3.1 Algemeen

Het voorliggende bestemmingsplan “Schoonebeek, Europaweg 186, 187 en 188” vervangt gedeeltelijk het bestemmingsplan “Buitengebied 2011”, vastgesteld op 30 oktober 2014. De gronden binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden 1' (met bouwvlak en gevellijn) en de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1'. In paragraaf 1.3.2 wordt nader ingegaan op de binnen het plangebied geldende bestemmingen en aanduidingen.

In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied 2011" opgenomen. Het plangebied is indicatief weergegeven met de rode omlijning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2021044-B701_0002.png"
Afbeelding 1.2: Uitsnede van het bestemmingsplan "Buitengebied 2011" (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

1.3.2 Bestemmingen

Zoals reeds aangegeven in paragraaf 1.3.1 zijn de gronden binnen het plangebied voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden 1' (met bouwvlak en gevellijn) en de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1'. Hierna wordt nader ingegaan op de betreffende bestemmingen en aanduidingen.

Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen

De voor 'Agrarische met waarden - Kleinschalige Veenontginningen' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden, agrarische doeleinden, extensief recreatief medegebruik en het behoud en herstel van watergangen. Op deze gronden mogen geen gebouwen of overkappingen worden opgericht.

Agrarisch - Grondgebonden 1

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden 1' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf en de daarbij behorende bedrijfsgebouwen. Daarnaast is maximaal één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken toegestaan.

In de bouwregels is bepaald dat gebouwen uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd. Verder dient de voorgevel van de bedrijfswoning in de 'gevellijn' te worden opgericht, dan wel op de bestaande locatie indien de huidige voorgevel achter de 'gevellijn' is opgericht.

Wro-zone - wijzigingsgebied 1

De gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' heeft betrekking op het gehele plangebied.

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, in die zin dat de bestemming ter plaatse van de aanduiding ''wro-zone - wijzigingsgebied 1' ten behoeve van de aanleg van leidingen wordt gewijzigd in de bestemming Leiding - NAM leiding (boven- en ondergronds).
  2. b. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, in die zin dat aan de bestemming ter plaatse van de aanduiding wro-zone - wijzigingsgebied 1 een specifieke aanduiding "specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg NAM" wordt toegekend ten behoeve van de aanleg van NAM wegen.

1.3.3 Strijdigheid

De voorgenomen ontwikkeling gaat uit van het toevoegen van drie vrijstaande woningen met bijbehorende bouwwerken. De vereiste bouw- en gebruiksmogelijkheden voor het realiseren van deze woningen ontbreken in het geldende bestemmingsplan. Daarnaast is het gewenst om de drie agrarische bedrijfspercelen aan de Europaweg 186, 187 en 188 te herbestemmen naar een woonbestemming.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de gewenste juridisch planologische kaders om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken.

1.4 Opzet Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan ''Schoonebeek, Europaweg 186, 187 en 188” bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek.nr NL.IMRO.0114.2021044-B701) en een renvooi;
  • regels (met bijbehorende bijlagen).

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

1.5 Overzicht Verricht Onderzoek

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan 'Schoonebeek, Europaweg 186, 187 en 188' zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. Daarnaast is informatie gebruikt uit onderzoeken en adviezen die in een ander kader zijn uitgevoerd. De conclusies uit de onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting.

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan zijn de volgende onderzoeken verricht en adviezen gegeven:

  • Advies landschappelijke inpassing
  • Quickscan flora en fauna;
  • Bodemonderzoek;
  • Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai;
  • Watertoets.

In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de resultaten uit deze onderzoeken en adviezen.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk Beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

2.1.2 Woonbeleid

2.1.3 Ruimtelijke waardenkaart

2.1.4 Cultuurhistorische Waardenkaart en Erfgoednota 2017- 2022

De Cultuurhistorische Waardenkaart Emmen betreft een inventarisatie en waardering van de cultuurhistorische waarden en bestaat uit een beleidskaart, bronnenkaart en een toelichtende rapportage. Aansluitend is een beleidsnota geschreven: Erfgoednota Emmen 2017-2022. De Cultuurhistorische Waardenkaart en Erfgoednota 2017-2022 zijn op 28 september 2017 door de gemeenteraad vastgesteld.

De Cultuurhistorische Waardenkaart en Erfgoednota hebben de volgende systematiek gebaseerd op beleidskeuzes. Er is op basis van analyse gekozen voor een drietal beleidskeuzen met bijbehorend maatregelenpakket, welke afloopt naar zwaarte:

  • Beschermen;
  • Herkenbaar houden;
  • Respecteren en rekening mee houden.

De maatregel ‘Beschermen’ heeft betrekking op erfgoed met een zeer hoge cultuurhistorische waarde, zoals monumenten (Rijk, provincie, gemeente), monumentale en waardevolle bomen en beschermde dorpsgezichten (Rijk).

'Herkenbaar houden' heeft betrekking op gebieden en structuren van hoge cultuurhistorische waarde, te weten:

  • Landschappelijke gebieden en structuren van hoge cultuurhistorische waarde
  • Stedenbouwkundige gebieden en structuren van cultuurhistorische waarde
  • Groenstructuren van hoge cultuurhistorische waarde
  • Infrastructuur en waterwegen van hoge cultuurhistorische waarde

Ten slotte is de maatregel ‘Respecteren en rekening mee houden’ geformuleerd. Deze maatregel heeft betrekking op beeldbepalende bouwwerken, Canon van Emmen, inventarisatie ErfgoedNetwerk, tradities en de top vijf bewonersavonden.

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart is het plangebied aangeduid als gelegen binnen het 'Randveenontginningslandschap - Westeindsche Veen'' en 'Beekdallandschap - Schoonebeker Stukken en Boeën''.

Het Westeindsche Veen, of de Westeindsche Landen, betreft een gebied met een gecompliceerde ontginningsgeschiedenis. In de tweede helft van de 19e eeuw is dit gebied als bovenveencultuurgrond in cultuur gebracht. Begin 20e eeuw wordt, nadat voor de ontsluiting van het Schoonebeekerveld het Kanaal A is gegraven, het gebied voor een tweede maal ontgonnen, waarbij het gebied wordt verveend. Hiertoe wordt een wijkenstelsel gegraven, dat ten dele niet loodrecht op Kanaal A staat, maar de richting van de oorspronkelijke verkaveling volgt.

Op elementenniveau geldt bij het randveenontginningslandschap dat de kenmerkende smalle strokenverkaveling van Roswinkel en het Schoonebeekerveld en de doorgaande weg langs Schoonebeek en Nieuw-Schoonebeek een hoge of zeer hoge historisch geografische waardering kennen.

Op grond van de Erfgoednota Emmen 2017-2022 valt het plangebied binnen de beleidskeuze 'herkenbaar houden'. Als maatregel is in de Erfgoednota genoemd: herkenbaar houden van de historische en ruimtelijke structuur en samenhang. De gemeentelijke opgave in deze categorie luidt ontwikkelingen zodanig vroegtijdig te begeleiden dat deze aansluiten of inspelen op de cultuurhistorische kwaliteiten.

Voor onderliggend plan betekent dit dat er bij de landschappelijke inpassing van de te bouwen woningen rekening wordt gehouden met de genoemde cultuur-historische waarden. Voor een nadere uitwerking wordt verwezen naar paragraaf 3.3.

2.1.5 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Een welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling past bij de omgeving.

Het bestemmingsplan en de Welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden, ook voor dit gedeelte van het buitengebied waar het plangebied gelegen is, geldt het welstandsniveau 'welstandsluw'.

In dit gebied richt het welstandsbeleid zich met name op de voorkanten van bouwwerken en bouwblokken en het aanzicht op deze bebouwing vanuit de openbare ruimte. Ingrepen worden beoordeeld in relatie tot de naastgelegen bebouwing en het straatbeeld. Het beleid is alleen op hoofdzaken gericht en niet op details. Ten behoeve van voorgenomen ontwikkeling is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld om de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied te waarborgen. Verwezen wordt naar paragraaf 3.3 waar hier nader op wordt ingegaan.

2.1.6 Conclusie toetsing gemeentelijk beleid

Het bestemmingsplan past binnen het geldende gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 3 Planbeschrijving wordt nader ingegaan op de landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing van het plan, rekening houdend met genoemde ruimtelijke en cultuur-historische waarden.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2018

De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Als in de tekst wordt gesproken over ‘lange termijn’, betreft het de periode na 2030. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

De missie van de provincie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten. Deze missie is ingegeven door wat inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners belangrijk vinden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten zijn samen met partners en de inwoners van Drenthe benoemd, te weten landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Kernkwaliteit Landschap

Het plangebied is gelegen binnen het landschap Wegdorpen van de randveenontginningen. De randveenontginningen vormen binnen Drenthe een bijzonder landschapstype. Ze liggen langs de randen van de Veenkoloniën en zijn ontstaan door het ontginnen van de randen van het toenmalige immense hoogveenpakket. Het kleinschalige, meer onregelmatige beeld van dit landschapstype wordt bepaald door de dorpen: langgerekte bebouwingslinten met dwars daarop een smalle, onregelmatig opstrekkende verkaveling.

Het provinciaal beleid is gericht op het behouden en versterken van de kavelstructuur met de omringende kenmerkende open ruimtes en de ontsluitingsstructuur. Dit gebeurt mede door het behouden van de wegbeplanting langs de hoofdontsluiting.

Kernkwaliteit Cultuurhistorie

Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe. Het plangebied is gelegen binnen het gebied Emmen en haar venen.

Vanuit provinciaal cultuurhistorisch belang kent dit gebied de sturingscategorie ‘voorwaarden verbinden’, wat inhoudt dat bij ruimtelijke ingrepen de provincie op het gebied van cultuurhistorie actief wil meedenken in planprocessen. Het Cultuurhistorisch Kompas meldt het volgende: Het Bargerveen en het Amsterdamscheveld zijn een uniek toonbeeld van de verschillende stadia van de machinale veenontginning in Drenthe. Deze kwaliteit wordt echter nauwelijks herkend en erkend. Bovendien heeft natuurbescherming en natuurontwikkeling een hoge prioriteit in het Bargerveen. Dit kan in dat geval ten koste gaan van de cultuurhistorische sporen in het gebied. Om de herkenbaarheid van de stadia van de veenontginning rond het Amsterdamscheveld te waarborgen, zullen wij vanuit de cultuurhistorie voorwaarden verbinden aan ontwikkelingen. Wij willen actief meedenken in planprocessen.

De ambitie richt zich op het zichtbaar houden van de machinale veenwinning en veenverwerking op het Amsterdamscheveld en het Bargerveen, zowel in het landschap als in de bebouwing.

Conclusie ten aanzien van de kernkwaliteiten

Het bestemmingsplan leidt niet tot een aantasting van de beschreven kernkwaliteiten. In Hoofdstuk Planbeschrijving en Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling wordt nader ingegaan op de ruimtelijke inpassing van het plan.

Voormalige agrarische bebouwing

In de Omgevingsvisie van de provincie Drenthe staat aangegeven dat gemeenten in principe zelf mogen bepalen welke activiteiten worden toegestaan in voormalige agrarische bebouwing (VAB).

Het provinciaal beleid stelt verder geen specifieke bepalingen voor een functiewijziging van voormalige agrarische bebouwing naar wonen. In onderhavig initiatief is er geen sprake van vestiging van een nieuwe bedrijfsactiviteit (de woonfunctie blijft gehandhaafd). Er vinden bouw- en sloopwerkzaamheden plaats die inbreuk zouden kunnen doen op de ruimtelijke kwaliteit. Daarom is ten behoeve van voorgenomen ontwikkeling een landschappelijk inpassingsplan opgesteld om de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied te waarborgen (zie paragraaf 3.3).

Geconcludeerd wordt dat de functiewijziging van voormalige agrarische bebouwing naar wonen (Europaweg 186) in overeenstemming is met het provinciale beleid.

Ruimte voor Ruimte-regeling

In de Omgevingsvisie en de daaraan gekoppelde Omgevingsverordening van de Provincie Drenthe is een zogenaamde Ruimte voor Ruimte regeling opgenomen. Deze regeling beoogt de sloop van landschap ontsierende (voormalige) agrarische bebouwing te stimuleren door ter compensatie de bouw van een nieuwe woning toe te staan. Om in aanmerking te komen voor de regeling dient voor één woning minimaal 750 m² aan bebouwing te worden gesloopt. Om in aanmerking te komen voor twee woningen dient minimaal 2.000 m2 gesloopt te worden. Om aan deze sloopnorm te voldoen is saldering van bebouwing op verschillende locaties toegestaan.

De provincie Drenthe biedt ruimte voor woningbouw ter vervanging van het slopen van landschap ontsierende (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen (Ruimte voor Ruimte-regeling). Deze regeling heeft als doel de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied door het verwijderen van landschap ontsierende agrarische bedrijfsgebouwen, die geen agrarische functie meer hebben en waarvoor ter compensatie van de sloop een woning mag worden gebouwd.

Aan de Europaweg 188 en 187 wordt respectievelijk circa 2.300 m2 en 700 m2 gesloopt. Voor het realiseren van twee compensatiewoningen bij de Europaweg 188 is er een 'overschot' aan sloopmeters van 300 m2. Deze sloopmeters worden ingezet om aan de Europaweg 187 tot een sloopoppervlak van minimaal 750 m2 te komen. Hierdoor wordt aan de Europaweg 187 het recht verkregen tot het realiseren van één compensatiewoning.

2.2.2 Omgevingsverordening Drenthe 2018

Uit de omgevingsverordening Drenthe 2018, vastgesteld op 3 oktober 2018 zijn de volgende artikelen van toepassing:

1. Een ruimtelijk plan voor een gebied, niet gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied, kan voorzien in een ruimte-voor-ruimte regeling als in dat gebied voormalige agrarische bebouwing aanwezig is.

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Emmen en bestaat uit voormalige agrarische bebouwing.

a. toepassing van de regeling is alleen mogelijk voor agrarische bebouwing die op 2 juni 2010 al aanwezig was;

De bebouwing was aanwezig op 2 juni 2010.

b. de randvoorwaarde dat de sloopnorm voor 1 compensatiewoning tenminste 750m² en tenminste 2.000 m² voor maximaal 2 compensatiewoningen aan agrarische bedrijfsbebouwing bedraagt.

Aan de Europaweg 188 en 187 wordt respectievelijk circa 2.300 m2 en 700 m2 gesloopt. Voor het realiseren van twee compensatiewoningen bij de Europaweg 188 is er een 'overschot' aan sloopmeters van 300 m2. Deze sloopmeters worden ingezet om aan de Europaweg 187 tot een sloopoppervlak van minimaal 750 m2 te komen. Hierdoor wordt aan de Europaweg 187 het recht verkregen tot het realiseren van één compensatiewoning.

c. een beperkte afwijking van de onder b genoemde randvoorwaarde is mogelijk mits sprake is van een extra kwaliteitsslag;

Niet van toepassing.

d. In het ruimtelijk plan mag de mogelijkheid geboden worden tot het samenvoegen van agrarische bebouwing op meerdere percelen (saldering) te kunnen komen tot de sloopnorm van 750m² of tot 2.000m².

Zie sub b,

e. randvoorwaarden voor inpassing, omvang, inhoud en uiterlijk van de compensatiewoning worden vastgelegd;

Er is voor de woningen een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 3.3.

f. de randvoorwaarde dat de bouw van een compensatiewoning niet plaatsvindt in gebieden die op kaart D3 Natuurnetwerk Nederland en/of kaart D11 (Beekdal en bergingsgebied) zijn aangeduid, tenzij de oorspronkelijke agrarische bebouwing wordt verwijderd in de betreffende gebieden.

Het plangebied ligt niet een gebied die op kaart D3 als Natuurnetwerk Nederland en/of kaart D11 (Beekdal en bergingsgebied) zijn geduid.

2.2.3 Conclusie toetsing provinciaal beleid

Het bestemmingsplan leidt niet tot een aantasting van de beschreven kernkwaliteiten en voldoet aan de randvoorwaarden voor toepassing van de Ruimte voor Ruimte regeling. Geconcludeerd wordt dat de functiewijziging van voormalige agrarische bebouwing naar wonen in overeenstemming is met het provinciale beleid en het bestemmingsplan past binnen de omgevingsvisie. In Hoofdstuk 3 Planbeschrijving en Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling wordt nader ingegaan op de ruimtelijke inpassing van het plan.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

2.3.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

2.3.3 Conclusie toetsing aan het rijksbeleid

Geconcludeerd wordt dat het relevante ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling niet in de weg staat.

2.4 Conclusie

Voor het voorliggende bestemmingsplan wordt geconcludeerd dat het plan niet in strijd is met het geldende gemeentelijke-, provinciale en rijksbeleid, wanneer rekening wordt gehouden met de landschappelijke inpassing. Hierop wordt nader ingegaan in de volgende hoofdstukken.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied ligt in het buitengebied binnen de gemeente Emmen op circa 350 meter ten westen van de kern Schoonebeek. De gemeente Emmen ligt in het zuidoosten van de provincie Drenthe en heeft een oppervlakte van 350 km². Emmen heeft een inwonertal van 107.113 inwoners (CBS 1 januari 2019).

De gemeente Emmen bestaat uit de volgende kernen; Emmen, Klazienaveen, Emmer-Compascuum, Nieuw-Amsterdam/Veenoord, Schoonebeek, Erica, Nieuw-Weerdinge, Zwartemeer, Nieuw-Dordrecht, Barger-Compascuum, Weiteveen, Nieuw-Schoonebeek en Roswinkel. Verder bevinden zich binnen deze kernen verschillende wijken en buurtschappen.

De Europaweg is een verbindingsweg tussen de kernen Schoonebeek en Coevorden. Aan de Europaweg is sprake van (verspreid liggende) lintbebouwing, wat zich kenmerkt door een mix van functies zoals wonen, (kleinschalige) bedrijvigheid, agrarische bedrijfspercelen en agrarische cultuurgronden.

3.2 Bestaande Situatie

De (voormalige) agrarische bedrijfspercelen aan de Europaweg 186, 187 en 188 liggen in het buitengebied van de gemeente Emmen, op circa 350 meter ten westen van de kern Schoonebeek.

De erven bestaan uit een bedrijfswoning met bijhorende bebouwing, (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen, kuilvoerplaten en erfverharding. Ten oosten van de (bedrijfs)woningen aan de Europaweg 186 en 187 is sprake van agrarische cultuurgrond. De drie erven zijn ontsloten op de Europaweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2021044-B701_0003.png"
Afbeelding 3.1: Huidige situatie plangebied (Bron: PDOK)

3.3 Beschrijving Nieuwe Situatie

3.3.1 Algemeen

Verzocht is om in het kader van de Ruimte voor Ruimte-regeling medewerking te verlenen aan de realisatie van drie vrijstaande woningen aan de Europaweg in Schoonebeek. Met het wijzigen van de bestemming naar 'Wonen' wordt de realisatie van drie vrijstaande woningen mogelijk gemaakt binnen het plangebied. Daarnaast voorziet het plan in de sanering van stallen van de melkveehouderijen en het beëindigen van de agrarische activiteiten op de locaties. De bestaande bedrijfswoningen krijgen de bestemming Wonen-Voormalige agrarische bebouwing. De sloop en het planologisch ontbinden van de agrarische activiteiten is positief voor de woonomgeving.

In het kader van de voorgenomen Ruimte voor Ruimte regeling wordt in totaal circa 3.083 m2 aan landschap ontsierende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt. In ruil voor de voorgenoemde sloop bestaat het voornemen om twee vrijstaande woningen te realiseren ten noorden van de woning aan de Europaweg 188. Daarnaast is het voornemen om een derde vrijstaande woning te realiseren ten oosten van de woning aan de Europaweg 187. Het geheel zal landschappelijk worden ingepast.

Samenhangend met de voorgenomen Ruimte voor Ruimte ontwikkeling is verzocht om het agrarische bedrijfsperceel aan de Europaweg 186 te herbestemmen naar de bestemming 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing'. De agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse worden beëindigd en worden ook niet meer opgestart. Het is daarom gewenst om de agrarische bedrijfsbestemming te herbestemmen naar een passende woonbestemming.

De ontwikkeling bestaat samenvattend uit:

  • Sloop van circa 3.083 m2 aan landschapsontsierende bebouwing aan Europaweg 187 en 188;
  • Sanering van alle aanwezige asbest;
  • Sanering van overtollige erfverharding;
  • Realisatie van één vrijstaande woning in het kader van de Ruimte voor Ruimte regeling ten oosten van de woning aan de Europaweg 187;
  • Realisatie van twee vrijstaande woningen in het kader van de Ruimte voor Ruimte regeling ten noorden van de woning aan de Europaweg 188;
  • Bestemmingswijziging van de agrarische bedrijfsbestemmingen aan de Europaweg 186, 187 en 188 naar een 'reguliere' woonbestemming;
  • Het zorgvuldig landschappelijk inpassen van de sloop- en bouwlocaties.

3.3.2 Situering compensatiewoningen en landschappelijke inpassing

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is door Libau een advies opgesteld aangaande de landschappelijk inpassing en situering van de compensatiewoningen. Het volledige advies is opgenomen in Bijlage 2 van deze toelichting. Hierna wordt ingegaan op de belangrijkste uitgangspunten.

3.3.3 Verkeer en parkeren

Hoofdstuk 4 Onderzoeken En Milieubeoordeling

4.1 Archeologie En Monumenten

4.1.1 Algemeen

De gemeente Emmen heeft archeologie beleid vastgesteld op 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een beleidsrapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waarop de beleidskeuzes zijn gebaseerd. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011'. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Onderstaande tabel geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer:

Tabel 1-1 categorieën Waarde- Archeologie

Categorie Archeologische waarde Oppervlakte Diepte Drainage
Rijksmonument beschermd - - verbod
Waarde Archeologie 1 zeer hoge archeologische waarde 0 m² 30 cm + 10 cm verbod
Waarde Archeologie 2 (zeer)(hoge) archeologische waarde 100m² 30 cm + 10 cm verbod
Waarde Archeologie 3 Middelhoge of hoge verwachting 1000m² 30 cm + 10 cm verbod
Waarde archeologie 4 Middelhoge of hoge verwachting 1000m² 30 cm + 10 cm toegestaan

Deze beleidskeuzes zijn vertaald in dubbelbestemmingen. Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.

4.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

Op basis van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' gelden ter plaatse van het plangebied geen archeologische dubbelbestemmingen. De gronden binnen het plangebied hebben geen archeologische waarde. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

Verder zijn in of nabij het plangebied geen monumenten aanwezig.

4.2 Ecologie

4.2.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland. Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

4.2.2 Gebiedsbescherming

4.2.3 Soortenbescherming

4.2.4 Conclusie

Er worden geen negatieve effecten op de NNN en Natura 2000-gebieden verwacht. Daarnaast zijn er geen negatieve effecten op beschermde soorten te verwachten.

4.3 Externe Veiligheid

4.3.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Het vervoer van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden- en het groepsrisico.

4.3.2 Situatie plangebied

Aan hand van de EV-signaleringskaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. In afbeelding 4.1 is een uitsnede van de EV-signaleringskaart met betrekking tot het plangebied (rode marker) en omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2021044-B701_0005.png"
Afbeelding 4.1: Uitsnede Risicokaart (Bron: EV-signaleringskaart)

Zoals op afbeelding 4.1 te zien is liggen er rondom het plangebied verschillende risicovolle functies/inrichtingen.

Leidingen

De volgende aardgasleidingen liggen rondom het plangebied

Leiding Uitwendige diameter Maximale werkdruk 1% letaliteitsgrens Afstand tot plangebied
NM-703014 2,99 inch 20 bar 20 m 290 m
NM-703013 2,01 inch 20 bar 20 m 490 m
NM-703016 2,01 inch 20 bar 20 m 180 m

Gelet op het vorenstaande vormen de omliggende gasleidingen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Verder liggen er rondom het plangebied een aantal K1-leidingen. Voor dergelijke leidingen geldt doorgaans dat binnen een zone van 30 meter in beginsel geen risicogevoelige functies gewenst zijn. Het plangebied ligt op ruim 200 meter afstand van de in de omgeving aanwezige K1-leidingen. Ook ten aanzien van deze leidingen geldt dat deze geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

NAM-locaties

Rondom het plangebied zijn een aantal NAM-locaties aanwezig. Het gaat hierbij om de winning en/of distributie van olie en/of aardgas. PR-6 contour ligt voor deze locaties maximaal 85 meter buiten de terreingrens. Het plangebied ligt op ten minste 170 meter van de omliggende NAM-locaties. Hiermee ligt het plangebied buiten de geldende PR-6 contouren.

De invloedsgebieden van de omliggende NAM-locaties en de afstand tot het plangebied zijn in onderstaande tabel opgenomen.

NAM-locatie Invloedsgebied Afstand tot plangebied
Schoonebeek 2400 140 meter 255 meter
Schoonebeek 2500 190 meter 490 meter
Schoonebeek 2600 190 meter 170 meter

Uitsluitend ten aanzien van NAM-locatie Schoonebeek 2600 wordt opgemerkt dat één van de beoogde woningen (meest noordelijke woning) binnen het invloedsgebied ligt. Op groepsrisicoverantwoording wordt echter niet noodzakelijk geacht. Immers is er slecht in zeer beperkte mate sprake van een toename van de personendichtheid (minder dan 10 personen). Daarnaast worden de toekomstige bewoners aangemerkt als zelfredzame personen die zichzelf bij een calamiteit in veiligheid kunnen brengen. Er zijn hiervoor voldoende vluchtmogelijkheden van de risicobron af.

Een nadere verantwoording wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

4.3.3 Conclusie

Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.

4.4 Fysieke Veiligheid

Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen op de inrichting en ontwikkeling van het gebied.

Hiervoor zijn de volgende zaken van belang:

  1. 1. Voor het bestrijden van een brand is de brandweer afhankelijk van een goede bluswatervoorziening. Conform de Wet op de Veiligheidsregio's moet een gemeente zorgen voor een openbare bluswatervoorziening. Bij locaties waar geen toereikende openbare bluswatervoorziening kan worden aangelegd, zal de eigenaar moeten zorgen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening in overleg met de brandweer. Vanaf 1 januari 2014 maakt de brandweer gebruik van tankautospuiten en tankwagens, aangevuld met vulpunten voor de tankwagens als primaire bluswatervoorziening. Er hoeven ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling geen vulpunten bijgeplaatst te worden.
  2. 2. Conform de handleiding voor het Waarschuwings- en alarmeringssysteem (HAVOS) ligt het plangebied buiten de dekking van het WAS systeem. Op grond van de Wet op de veiligheidsregio's (okt. 2010) is de Veiligheidsregio Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. De sirenes die elke eerste maandag van de maand precies om 12:00 uur overal in het land loeien als test, is de verwachting dat deze op den duur verdwijnen. Dit vanwege het gegeven dat de minister van Justitie en Veiligheid voornemens is tot uitfasering van dit systeem. In de toekomst wordt bij grote rampen alarm geslagen via onder meer calamiteitenzenders, geluidswagens, NL-Alert en sociale media. Het voordeel van deze communicatiemiddelen is dat ze veel gerichter kunnen worden ingezet.
  3. 3. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdiensten direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Bij de verdere uitwerking van de plannen wordt hier rekening mee gehouden.
  4. 4. Het dekkingsplan van Veiligheidsregio Drenthe is vastgesteld in december 2013. Hierin staat beschreven dat het brandverloop tegenwoordig zo snel verloopt, dat drie zaken zeer belangrijk zijn om slachtoffers te voorkomen: het voorkomen van brand, het ontdekken van brand en het vluchten bij brand. Bij het vluchten bij brand heeft men een eigen verantwoordelijkheid of is men aangewezen op de BHV-organisatie. De brandweer heeft in beginsel als taak het houden van een brandscheiding ter voorkoming van branduitbreiding en het beschermen van (niet-zelfredzame) personen achter die scheiding. Desondanks dat een woning bij een brand als verloren kan worden beschouwd, wordt geadviseerd de brandveiligheidsmaatregelen op elkaar af te stemmen.
      • bouwkundige voorzieningen, bijv. een extra brandwerende scheiding tussen woning en garage;
      • installatietechnische voorzieningen, bijv. woningrookmelders - woningsprinklers;
      • organisatorische voorzieningen, bijv. vluchtplan voor de bewoners;
      • brandweeropkomsttijd, vrij houden van wegen / zo min mogelijk verkeersbelemmerende maatregelen;
      • inventaris, toepassen van moeilijk brandbaar materiaal;
      • zelfredzaamheid van de aanwezigen, toepassen veilige vluchtroutes.

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor de drie te bouwen woningen wordt de nodige aandacht aan besteed aan de hierboven benoemde brandveiligheid.

4.5 Milieu

4.5.1 Bedrijven en milieuzonering

4.5.2 Geur

4.5.3 Bodem

4.5.4 Geluid

4.5.5 Lucht

4.6 Waterparagraaf

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

4.6.1 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de Europaweg 186, 187 en 188 te Schoonebeek. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen.

4.6.2 Waterhuishouding

Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.

Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is gericht op afkoppelen van hemelwater van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Om bodemvervuiling te voorkomen is het wenselijk om geen gebruik te maken van uitlogende materialen. Om wateroverlast in gebouwen te voorkomen wordt voorgeschreven dat een vloerpeil tenminste 30 centimeter boven de weg ligt. Hiermee dient bij de bouw van de woningen rekening gehouden te worden.

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riool overstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, regenwater wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.

Het rioolstelsel aansluitend op het plangebied is uitgevoerd als een type drukleiding. Het rioolstelsel voldoet aan de eisen. Er zijn geen hydrologische knelpunten bekend. De bestaande woningen zijn aangesloten op het bestaande rioolstelsel. De beoogde compensatiewoningen zullen hier ook op aangesloten worden. Het hemelwater bij de compensatiewoningen wordt opgevangen op het eigen terrein en ter plaatse geïnfiltreerd.

4.6.3 Watertoets

Het waterschap is op 28 januari 2021 geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de zogenoemde 'korte procedure' van de watertoets van toepassing is. Het watertoetsresultaat is opgenomen in Bijlage 7 bij deze toelichting. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Planregels En Verbeelding

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.

Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op landelijk geldende standaarden, onder meer Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Het bestemmingsplan dient rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker

5.2 Toelichting Op De Verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.3 Toelichting Op De Regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld en of waarvoor en op welke wijze de gronden wel gebruikt kunnen worden.

Bouwregels

In de bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Met deze bouwregels worden de bouwmogelijkheden gereguleerd. Uitgangspunt bij het bouwen van hoofdgebouwen is dat hoofdgebouwen altijd binnen een bouwvlak worden gebouwd en voorgevels van deze hoofdgebouwen in de gevellijn. Dit betekent dat indien er bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Verder worden in de bouwregels onder andere regels ten aanzien van maximale bebouwing, bouwhoogtes en dakhelling opgenomen.

Flexibiliteit

Soms is het gewenst om af te wijken van de gestelde regels. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan flexibiliteitbepalingen opgenomen om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van Burgemeester en Wethouders. Het toepassen van deze regelingen is geen automatisme. Voordat wordt besloten dat van de geldende regels in het bestemmingsplan kan worden afgeweken zal eerst bekeken worden wat de consequenties zijn van de afwijking op de leefomgeving.

In het bestemmingsplan zijn diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • Afwijken van de bouwregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van Burgemeester en Wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning.

Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:
1. Woonsituatie:
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op:
i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
iv. het uitzicht;
v. de aanwezigheid van voldoende privacy.
2. Straat- en bebouwingsbeeld:
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);
ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
iii. gevelbeelden;
iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
v. de hoogtedifferentiatie;
vi. de situering van gebouwen op het perceel;
vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt.
3. Culthuurhistorie
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;
4. Verkeersveiligheid
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:
i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;
iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.
5. Sociale veiligheid
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:
i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
i. aanwezigheid van kwetsbare objecten;
ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
iv. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
7. Milieusituatie:
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:
i. de mate van hinder voor de omliggende functies;
ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;
iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij Burgemeester en Wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

Opzet regels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in dit artikel zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in dit artikel opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot gebruik of bouwen.

  • Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen

Gronden die behoren tot de voormalige agrarische bedrijfspercelen maar buiten de woonpercelen zijn gelegen, zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinschalige veenontginningen'.

De voor 'Agrarisch met waarden - Kleinschalige veenontginningen' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor behoud en herstel van landschappelijke en natuurlijke waarden, agrarische doeleinden en extensief recreatief medegebruik. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.

  • Wonen – Voormalige Agrarische bebouwing

Voormalige boerderijen met een woonbestemming zijn onder de bestemming 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing' gebracht. Voormalige boerderijen hebben veelal een grote oppervlakte aan bebouwing (voormalige stallen, loodsen, kapschuren). Daarom is voorzien in een speciale bouwregeling. Het hoofdgebouw (de woning) heeft een oppervlakte van maximaal 150 m² dan wel de bestaande oppervlakte. Bij het hoofdgebouw is bij recht 100 m2 aan bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen) opgenomen. Aan voormalige bedrijfsgebouwen (excl. bedrijfswoning) is maximaal 500 m² toegestaan. Indien reeds 500 m² of meer aan voormalige bedrijfsgebouwen aanwezig zijn, is per bouwvlak een eenmalige vervangende bouw- of verbouw van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen toegestaan. Hierbij geldt als voorwaarde dat er sprake van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse en dat van de oppervlakte aan voormalige bedrijfsgebouwen boven de 500 m² maximaal 20% mag worden herbouwd.

  • Wonen – Vrijstaand

De gronden ter plaatse van de beoogde compensatiewoningen zijn voorzien van de bestemming 'Wonen - Vrijstaand'. Binnen de bestemming 'Wonen – Vrijstaand' is een vrijstaande woning, bijbehorende bouwwerken en de daarbij behorende voorzieningen toegestaan. Dit laatste is tevens bedoeld om ondergeschikte, aan de woonfunctie grenzende voorzieningen (bijvoorbeeld groenvoorzieningen of toegangswegen), waarvan de feitelijke begrenzing niet exact blijkt samen te vallen met de bestemmingsgrens, onder de woonbestemming te brengen.

De gezamenlijke oppervlakte van een woning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 250 m2. De voorgevel van de woning dient in de gevellijn te worden opgericht. De dakhelling van een woning mag niet minder dan 35 graden bedragen. De bouwhoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 9 meter bedragen. De goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 3,5 meter bedragen. In de bestemming zijn afwijkingen van de bouwregels opgenomen om het bestemmingsplan flexibeler te maken.

5.3.3 Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming.

Ter plaatse van het plangebied gelden geen dubbelbestemmingen.

5.3.4 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 7 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

De gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' is overgenomen van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' en ligt over het gehele plangebied.

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, in die zin dat de bestemming ter plaatse van de aanduiding wetgevingszone - wijzigingsgebied 1 ten behoeve van de aanleg van leidingen wordt gewijzigd in de bestemming 'Leiding - NAM leiding (boven- en ondergronds)' zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011'.

Verder zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd het plan te wijzigen, in die zin dat aan de bestemming ter plaatse van de aanduiding wetgevingszone - wijzigingsgebied 1 een specifieke aanduiding "specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg NAM" wordt toegekend ten behoeve van de aanleg van NAM wegen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van Burgemeester en Wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor het 10 % vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte, het bouwen van bijgebouwen in de voorgevel van het hoofdgebouw, het bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn en het bouwen met een minder steile dakhelling. Daarnaast kan afgeweken worden van het bestemmingsplan om op medische indicatie te bouwen op- of achter de gevellijn en specifiek voor het oprichten van 30 m² bebouwing voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten voor alle woningen of het uitoefenen van bed en breakfast.

De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet twee keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is geregeld in de Wro.

Artikel 11 Overige regels

In de overige regels zijn parkeerregels opgenomen. De parkeerregels zijn overgenomen van het op 13 maart 2018 vastgestelde 'Parapluplan Parkeernormen gemeente Emmen'.

5.3.5 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels bestaat uit 2 artikelen, de eerste is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de tweede de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 12 Overgangsrecht

Regelt het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

Artikel 13 Slotregel

Is de slotregel van het bestemmingsplan. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Schoonebeek, Europaweg 186, 187 en 188 van de gemeente Emmen".

5.4 Handhaving

In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

Het college van de gemeente Emmen heeft het beleidsplan Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH) vastgesteld. Dit beleidsplan VTH beschrijft de visie en ambitie op het terrein van

de gemeentelijke VTH-taken, waaronder ook valt het toepassen en naleven van de regels in het bestemmingsplan. Daarnaast geeft het beleidsplan VTH invulling aan de wettelijke plicht om vastgesteld VTH-beleid te hebben.

Voor wat betreft handhaving kan de gemeente onmogelijk continu alles controleren. De gemeente vertrouwt erop dat inwoners en bedrijven de regels naleven en zij er alles aan doen om risico's en nadelige effecten voor de maatschappij te voorkomen. Risico's bepalen de inzet van de beschikbare capaciteit. Op basis van kennis en ervaring is vastgesteld welke bedrijfscategorieën en activiteiten het grootste risico vormen voor fysieke veiligheid, leefbaarheid, volksgezondheid, milieu en imago.

Deze uitgangspunten zijn gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan en worden ook toegepast bij de naleving van de regels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Betrokkenheid

6.1 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro

6.1.1 Overleg

Het ontwerp bestemmingsplan Schoonebeek, Europaweg 186, 187 en 188 wordt voor overleg ex. artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verzonden naar verschillende overlegpartners.

De ontvangen adviezen en reacties zijn gebundeld in Bijlage 1. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.

6.1.2 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 27 april 2022 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn geen inhoudelijke zienswijzen ingediend. Provincie Drenthe en de veiligheidsregio Drenthe (brandweer) hebben aangegeven te kunnen instemmen met het ontwerpbestemmingsplan zoals deze ter inzage is gelegd.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

De gemeentelijke kosten zijn beperkt tot de ambtelijke kosten, welke worden verhaald middels de gemeentelijke legesverordening. Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe is een anterieure overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is op grond van artikel 6.12 Wro geen exploitatieplan nodig.