Nieuw-Amsterdam, Ringlaan (woningbouwlocatie)
Bestemmingsplan - gemeente Emmen
Vastgesteld op 24-10-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Nieuw Bestemmingsplan
Gelet op de aanhoudende krapte op de woningmarkt, is de gemeente Emmen voornemens om binnen diverse kernen in de gemeente versneld woningbouw mogelijk te maken. Op de diverse locaties is het planologisch regime niet in overeenstemming met de voorgenomen woningbouwplannen.
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel gelegen tussen de Wildbaan, Jagerslaan en de Ringlaan, waar het voormalige dorpshuis van Nieuw-Amsterdam: De Schalm stond (hierna: plangebied). Het dorpshuis is gesaneerd en de grond ligt braak.
De gemeente Emmen (hierna: initiatiefnemer) heeft het plan opgevat om op deze locatie woningen te realiseren. Concreet ziet het voornemen toe op de realisatie van minimaal 12 en maximaal 16 appartementen met bijbehorende (parkeer)voorzieningen.
Aangezien de voorgenomen ontwikkeling niet in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan "Nieuw-Amsterdam en Veenoord" is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Op basis van het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied een maatschappelijke bestemming, waardoor de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor de appartementen ontbreken. In voorliggend bestemmingsplan wordt aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en vanuit planologisch oogpunt verantwoord is.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt in het dorp Nieuw-Amsterdam in de gemeente Emmen. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van Nieuw-Amsterdam en de directe omgeving weergegeven.
Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied in Nieuw-Amsterdam en ten opzichte van de directe omgeving (Bron: PDOK)
1.3 Huidige Planologische Regelingen
1.3.1 Algemeen
Het plangebied bevindt zich binnen de begrenzing van het bestemmingsplan "Nieuw-Amsterdam en Veenoord" dat op 22 december 2011 door de gemeenteraad van Emmen is vastgesteld. Daarnaast gelden ter plaatse de parapluplannen “Parkeernormen gemeente Emmen”, “Parapluplan Standplaatsen” en "Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan)". Deze plannen zijn respectievelijk vastgesteld op 26 april 2018, 31 mei 2018 en 28 april 2022.
Ten aanzien van de planologische situatie is voornamelijk het bestemmingsplan "Nieuw-Amsterdam en Veenoord" en "Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan)" van belang. Op basis van het bestemmingsplan "Nieuw-Amsterdam en Veenoord" is het perceel aan de Ringlaan voorzien van de bestemming 'Maatschappelijk' en maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte: 4m'. Tot slot geldt op basis van het bestemminsplan "Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan)" de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'.
In afbeelding 1.2 wordt via een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan de planologische situatie van het plan weergegeven.
Afbeelding 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan “Nieuw-Amsterdam en Veenoord” (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
1.3.2 Beschrijving bestemmingen
Het perceel aan de Ringlaan kent op basis van het bestemmingsplan "Nieuw-Amsterdam en Veenoord" de bestemming 'Maatschappelijk' met bouwvlak. De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en bijgebouwen, met bijbehorende: andere bouwwerken, horeca-1 (kantine) ten dienste van de bestemming, sport- en speelgelegenheden, fiets- en voetpaden, toegangswegen in- en uitritten, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, kunstwerken en waterwerken, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van vier meter.
Tot slot kent het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Deze aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor terreinen van middelhoge of hoge archeologische verwachtingen en bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden.
1.4 Opzet Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.
1.5 Overzicht Verricht Onderzoek
Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam, Ringlaan (woningbouwlocatie) zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. Daarnaast is er informatie gebruikt uit onderzoeken en adviezen die in een ander kader zijn uitgevoerd. De conclusies uit de onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting.
De volgende onderzoeken zijn verricht:
- Laddertoets
- Archeologisch onderzoek
- Archeologisch karterend onderzoek
- AERIUS-berekening
- Quickscan natuurwaardenonderzoek
- Aanmeldnotitie Vorm vrije m.e.r. notitie
- Bodemonderzoek
- Watertoets
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Gemeentelijk Beleid
2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef
2.1.2 Woonvisie 2022-2030 'BuitengeWoon Thuis in Emmen'
2.1.3 Integrale parkeervisie
In oktober 2017 heeft de gemeenteraad van Emmen de "Integrale parkeervisie gemeente Emmen" vastgesteld. Deze visie vervangt de parkeernota van 2010.
De visie is het kader voor het bepalen van de parkeeropgave bij fysieke ontwikkelingen op alle niveaus. Het is een leidraad voor het beoordelen van de parkeeropgave van stedenbouwkundige visies & plannen voor (her-)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en is ook het kader dat invulling geeft aan het begrip “voldoende parkeer- of stallingsruimte dan wel voldoende laad- of losruimte in bestaande en op ontwikkeling gerichte nieuwe bestemmingsplannen. De visie bevat ten aanzien van de hoeveelheid parkeervoorzieningen en het aantal los- en laadplaatsen het beoordelingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en- of wijzigen gebruik.
Voor toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen is in de parkeervisie de landelijke richtlijnen van het CROW leidraad. Uitgangspunt blijft in beginsel voldoende parkeerruimte op eigen terrein. Als dit niet kan, kan eventueel teruggevallen worden op parkeren in de openbare ruimte, waarvoor aan de gemeente een afkoopsom wordt betaald. Vervolgens is er een paraplubestemmingsplan parkeren opgesteld (vastgesteld op 26 april 2018) voor het grondgebied van de gehele gemeente Emmen.
Bij elke woning zal ruimte zijn voor het parkeren van 1,6 auto’s op eigen terrein. Zoals aangegeven in paragraaf 3.5.2.3 is dit voldoende om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte.
2.1.4 Cultuurhistorische waarden
2.1.5 Welstandsbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Algemeen
Het provinciaal beleid behelst een doorvertaling van rijksbeleid en is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste provinciale beleidsdocumenten betreffen de Omgevingsvisie Drenthe 2018 en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening Drenthe.
Opgemerkt wordt dat de Omgevingvisie in 2022 is geactualiseerd. Daarnaast is de Omgevingsverordening meerdere keren geactualiseerd, waarbij de laatste wijziging in 2023 heeft plaatsgevonden.
2.2.2 Omgevingsvisie Drenthe
2.2.3 Provinciale omgevingsverordening
2.3 Rijksbeleid
2.3.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
2.3.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
Ten tijde van de SVIR (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, voorganger NOVI) is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Om een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.
In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:
bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
2.3.3 Toetsing van het initiatief aan uitgangspunten in het Rijksbeleid
De NOVI laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de omgevingsvisie. Wat betreft de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' wordt opgemerkt dat deze van toepassing is bij 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' (3.1.6 Bro).
Op het realiseren van woningen is onder meer de uitspraak ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921 van belang. Uit deze uitspraak blijkt dat het realiseren van respectievelijk 11 woningen niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro.
In voorliggend geval is er sprake van de realisatie van minimaal 12 en maximaal 16 woningen. Er is dus sprake van een stedelijke ontwikkeling. In paragraaf 2.1.2 wordt nader op de ladder ingegaan.
2.4 Conclusie
De conclusie van de in dit bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam, Ringlaan (woningbouwlocatie) beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat het plan passend is in het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving En Stedenbouwkundige Structuur
3.1 Huidige Situatie Plangebied
3.1.1 Het plangebied
Het plangebied aan de Ringlaan is een braakliggend terrein. De voormalige bebouwing van het plangebied was een dorpshuis, deze is recent gesaneerd. De bijbehorende parkeerplaats is blijven liggen en wordt nog gebruikt. Het plangebied ligt te midden van een woonwijk uit de zeventiger jaren. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door bestaande rijwoningen, aan de oostzijde door de Jagerslaan, aan de zuidzijde door de Ringlaan en aan de westzijde door de Wildbaan.
In afbeelding 3.1 is een luchtfoto opgenomen waarin de huidige situatie van het plangebied (rode omlijning) is weergegeven.
Afbeelding 3.1 Luchtfoto ligging plangebied (Bron: PDOK)
3.2 Gewenste Situatie
Initiatiefnemer is voornemens om het plangebied aan de Ringlaan te ontwikkelen ten behoeve van woningbouw. Het plangebied ligt in Nieuw-Amsterdam en het betreft een braakliggend terrein. Initiatiefnemer heeft het plan opgevat om aan de Ringlaan een appartementengebouw, bestaande uit twee aan elkaar verbonden volumes te realiseren met in totaal minimaal 12 en maximaal 16 appartementen. De appartementengebouwen bestaan uit twee bouwlagen en hebben een plat dak. Ook worden binnen het plangebied bergingen, parkeerplaatsen, groen, een binnentuin en een wadi gerealiseerd.
3.3 Stedenbouwkundige Inpassing
Voor het plangebied aan de Ringlaan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het volledige beeldkwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 2 van deze toelichting. In paragraaf 3.3.1 wordt kort ingegaan op de belangrijkste uitgangspunten uit het beeldkwaliteitsplan.
3.3.1 Ringlaan
De stedenbouwkundige opzet van het plan is gebaseerd op de directe omgeving. De bebouwing volgt de bestaande orthogonale structuur en de verspringingen in rooilijnen van omliggende rijwoningen. De bebouwing bestaat uit twee bouwlagen en sluit daarmee aan op de omliggende bebouwing (1 of 2 lagen met kap). Het feit dat de te realiseren bebouwing bestaat uit twee losse volumes doet eer aan de bestaande bebouwingsstructuur.
De woningen zijn bereikbaar via de binnenplaats. De appartementen zijn vervolgens via een breed voetpad toegankelijk. De nieuw aan te leggen voetpaden worden aangesloten op de bestaande structuur. Er wordt langs de Ringlaan geen extra voetpad aangelegd, dit om privacy van de woningen georiënteerd op de Ringlaan te waarborgen.
Binnen het plangebied wordt een binnenplaats gerealiseerd. Het binnengebied is een semi-private ruimte, welke groen ingericht dient te worden. Vanuit dit binnengebied is er toegang tot de externe bergingen. Om te voorkomen dat er wateroverlast ontstaat bij hevige regenval, wordt alléén het gedeelte van het plangebied waar woningen op komen te staan opgehoogd, tot ca. 14,9 meter. Aan de voorzijde, langs de Ringlaan wordt een grote langgerekte wadi aangelegd. Deze wadi biedt ruimte voor hemelwateropvang bij hevige regenval.
Afbeelding 3.2 Plattegrond gewenste situatie (Bron: initiatiefnemer)
De 12 tot 16 appartementen worden opgericht in twee hoofdvolumes, welke worden gesitueerd in de gevellijn. De begane grond appartementen hebben hun eigen voordeur aan het binnengebied, de appartementen op de verdieping zijn ontsloten via een galerij welke is gesitueerd in het binnengebied. De galerij is via twee zijden toegankelijk. De woningen hebben een eigentijdse vormgeving. De hoekappartementen kennen een verbijzondering in de gevel op de kopse kant. De gevels in de gevellijnen zijn voorzien van uitkragende balkons of een loggia welke in de gevellijnen worden opgericht. Deze zijn opgenomen in de totale compositie van de gevel. Voor het oost-westgerichte volume geldt dat er interactie wordt gezocht met de wadi langs de Ringlaan, door overhangende balkons bijvoorbeeld.
De nieuwe bebouwing wordt op ruime afstand van de Ringlaan gesitueerd om de brede parkachtige weg aan de oostzijde voort te zetten, en volgt het bestaande ritme van de bebouwing langs de Ringlaan.
3.4 Groenstructuur
3.4.1 Huidige situatie
Ten oosten van het plangebied ligt de Jagerslaan. Een parkachtige groenstructuur met boomgroepen en (verspringende) rijen van esdoorns in gras begeleiden deze weg en de daaraan gelegen parkeerhavens. Deze parkachtige hoofdstructuur is verweven met en gaat over in het buurtgroen met speelweides en andere groene nevenruimtes. De Ringlaan ten zuiden van het plangebied is een brede parkachtige ontsluitingsweg met boomweides met rijen en groepen esdoorns in gras. Ter hoogte van het plangebied is de Ringlaan, op drie solitaire bomen en een klein groepje berken na, kaal.
De wijk waar het plangebied zich bevindt heeft een groen karakter. Tussen de rijwoningen zijn kleine stukjes groen aanwezig. Het geheel heeft een parkachtige uitstraling. De groene ruimtes grenzen aan de ontsluitingswegen en dragen bij aan het groene karakter van de wijk en scheppen lucht en ruimte in de wijk. In groene ruimtes zijn bomen geplant met een bijbehorende stempelstructuur.
3.4.2 Groenstructuren toekomstige situatie
In het ontwerp voor het plangebied is rekening gehouden met de bestaande groenstructuren en nieuw aan te planten groenstructuren. Het plangebied ligt in een wijk met een groen karakter. In groene ruimtes zijn bomen geplant met een bijbehorende stempelstructuur. Het idee is om deze groene stempelstructuur, waar mogelijk, door te trekken over het plangebied, ter behoud van de sfeer van het gebied. De maatvoering wordt waar mogelijk overgenomen en ook de schuine boomstructuur (kleine boomvormers) tussen de bebouwingseenheden wordt doorgetrokken tot de parkeerplaats. Er wordt voortgeborduurd op de bestaande beplantingsvakken. Om uniformiteit in de wijk te creëren is het logisch hierbij aan te sluiten. Hetzelfde geldt voor de kleine boomvormers die in diagonale lijn in het plangebied staan. Aan de voorzijde van de appartementen langs de Ringlaan wordt een grote wadi aangelegd. Hierin zal zelf vanwege de wisselende waterstanden verschillende beplantingssoorten opkomen. De bestaande bomen dienen waar mogelijk behouden te worden, deze zijn sfeerbepalend voor de locatie.
3.5 Verkeersstructuur
3.5.1 Algemeen
Bij nieuwe ruimtelijk ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie die ontstaat door de nieuwe ontwikkeling. Hiertoe kunnen berekeningen worden uitgevoerd op basis van parkeerkencijfers van het CROW. Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis onder andere op het gebied van verkeer en parkeren. Deze kencijfers zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen.
In oktober 2017 heeft de gemeenteraad van Emmen de "Integrale parkeervisie gemeente Emmen" vastgesteld. Het is een leidraad voor het beoordelen van de parkeeropgave van stedenbouwkundige visies & plannen voor (her-)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en is ook het kader dat invulling geeft aan het begrip voldoende parkeer- of stallingsruimte dan wel voldoende laad- of losruimte in bestaande en op ontwikkeling gerichte nieuwe bestemmingsplannen en/of ruimtelijke onderbouwingen. In de visie is vastgelegd dat de CROW normen worden gebruikt voor het vaststellen van het aantal benodigde parkeerplaatsen. Uitgangspunt is daarbij dat de parkeerplaatsen zoveel mogelijk op eigen terrein worden gerealiseerd. Als dat niet mogelijk is, dienen de parkeerplaatsen in de nabijheid van het plangebied in de openbare ruimte beschikbaar te worden gesteld.
3.5.2 Situatie plangebied
Hoofdstuk 4 Onderzoeken
4.1 Archeologie En Monumenten
4.1.1 Algemeen
De gemeente Emmen heeft archeologie beleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Bij de beleidsadvieskaart hoort een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzen zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan, tabel 1 geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.
Categorie | Archeologische waarden | Oppervlakte | Diepte | Drainage | |||
Rijksmonument | Beschermd | - | - | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 1 | Zeer hoge archeologische waarde | 0 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 2 | (zeer) (hoge) archeologische waarde | 100 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 3 | Middelhoge of hoge verwachting | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 4 | Middelhoge of hoge verwachting | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm | Toegestaan |
Tabel 1: Onderverdeling van archeologische waarden.
Deze beleidskeuzen zijn vertaald in een dubbelbestemmingen. Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.
4.1.2 Archeologische waarden in het plangebied
Op basis van de archeologische beleidskaart van de gemeente Emmen ligt het plangebied in een gebied met archeologische waarde 4. Dit is weergegeven in afbeelding 4.1.
Afbeelding 4.1 Uitsnede Archeologische beleidskaart Emmen (Bron: gemeente Emmen)
Gebieden gecategoriseerd als Waarde - 4 zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw, landschappelijke kenmerken en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Delen van dit landschap kunnen bovendien zijn afgedekt door esdekken. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden.
Voor gebieden aangeduid met Waarde - 4 geldt een minimumoppervlak voor bodemverstoringen van 1.000 m² en een bouwvoordiepte van 30 cm (30 cm +10 cm principe). De Waarde - 4 is apart opgenomen omdat dit terreinen zijn waar naast bovenstaande bepalingen geen drainageverbod geldt.
De werkzaamheden die gaan plaatsvinden in het plangebied zorgen voor bodemverstoringen groter dan 1.000 m2. Daarom is door Laagland Archeologie een verkennend archeologisch onderzoek en karterend onderzoek uitgevoerd. De volledige rapportages zijn opgenomen in Bijlage 3 en Bijlage 4 bij deze toelichting. Hieronder wordt nader ingegaan op de onderzoeksresultaten.
Archeologisch bureau- en veldonderzoek
In de meeste boringen is sprake van een tot in de C-horizont verstoord bodemprofiel. In drie van de zes boringen ontbreekt tevens het dekzand en gaat het verstoorde pakket direct over in keileem. Het oorspronkelijke dekzand is hier verdwenen. In één boring (boring 3, in het meest zuidoostelijke deel van het plangebied) is dekzand aangetroffen waarin nog een rest van een B-horizont en een BC-horizont aanwezig is.
De kans dat in het plangebied nog archeologisch relevante resten aanwezig zijn is klein. Weliswaar kunnen resten van een eventueel aanwezige vindplaats in het meest zuidoostelijke plangebied nog redelijk goed bewaard zijn gebleven, maar dit omvat slechts een klein deel van het plangebied. In het centrale deel is behalve de top van het oorspronkelijke bodemprofiel tevens het gehele dekzandpakket verdwenen.
Archeologisch karterend onderzoek
Ten behoeve van het karterend onderzoek zijn vier aanvullende karterende boring geplaatst. In alle vier aanvullende karterende boringen is een BC-horizont aangetroffen. In boring 7 was deze geroerd en in boring 10 is naast de BC-horizont ook de B-horizont waargenomen. Alle relevante lagen hebben bij het zeven geen archeologische indicatoren opgeleverd. De kans op een archeologische vindplaats kan daarom laag worden geacht.
Gelet op het vorenstaande komt de archeologische dubbelbestemming ter plaatse van het plangebied te vervallen.
4.1.3 Monumenten
Binnen het plangebied bevinden zich geen rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of provinciale monumenten.
4.1.4 Conclusie
Gelet op het vorenstaande vormt het onderdeel archeologie geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De voorgenomen ontwikkeling doet geen afbreuk aan de bestaande cultuurhistorische waarden.
4.2 Ecologie
4.2.1 Algemeen
De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden). De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten.
4.2.2 Gebiedsbescherming
4.2.3 Soortenbescherming
4.2.4 Conclusie
Er worden geen negatieve effecten op de NNN en Natura 2000-gebieden verwacht. Daarnaast zijn er geen negatieve effecten op beschermde soorten te verwachten binnen het plangebied.
Ten slotte is op basis van de Wnb altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:
- de aanvang van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
- een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
- (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen 1,5 meter vanaf de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.
4.3 Fysieke Veiligheid
4.3.1 Algemeen
Rijksoverheid stelt risiconormen op het gebied van veiligheid aan inrichtingen, ter bescherming van de omgeving. Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt.
In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi valt bepaald te beoordelen. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.
Vanuit de Veiligheidsregio Drenthe en RUD Drenthe is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van de gebouwen in en rondom het plangebied. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.
4.3.2 Situatie plangebied
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 4.3 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied (rode ster) en de directe omgeving weergegeven.
Afbeelding 4.3 Uitsnede risicokaart (Bron: Atlas Leefomgeving)
4.3.3 Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Spoor
Op circa 730 meter ten westen van het plangebied ligt de spoorlijn Coevorden - Emmen. De spoorlijn is als route 370 onderdeel van het Basisnet. Het plangebied ligt niet binnen de 200 m zone ter verantwoording van het groepsrisico. Daarnaast wordt alleen de stof C3 vervoerd over deze spoorlijn. Het invloedsgebied van deze stof bedraagt 35 meter. Het plangebied ligt daarmee buiten het invloedsgebied. Deze risicobron kan daarom buiten beschouwing gelaten worden.
Gasleiding
Op circa één kilometer ten zuiden van het plangebied ligt een aardgasleiding. Deze heeft een diameter van 4 inch en kent een maximale werkdruk van 66 bar. De 1% letaliteitsgrens is derhalve 60 meter en de 100% letaliteitsgrens is 30 meter. Het plangebied ligt daarmee buiten het invloedsgebied. Deze risicobron kan daarom buiten beschouwing gelaten worden.
4.3.4 Inrichting en ontwikkeling
Bluswatervoorzieningen
In beginsel is er in voldoende mate voorzien in de aanwezigheid van bluswatervoorzieningen.
Waarschuwings- en alarmeringssysteem
Het plangebied valt binnen de dekking van het Waarschuwingsalarmeringsstelsel.
Bereikbaarheid
Het plangebied is goed bereikbaar vanaf meerdere wegen. Ook het middendeel is naar tevredenheid bereikbaar voor de hulpdiensten.
Opkomsttijd
De veiligheidsregio adviseert de initiatiefnemer te informeren over de brandveiligheidsmaatregelen. Denk hierbij aan de BIObiz factoren:
- bouwkundige voorzieningen, bijv. voorkomen brandoverslag naar ander perceel
- installatietechnische voorzieningen, bijv. woningrookmelders – woningsprinklers
- organisatorische voorzieningen, bijv. vluchtplan voor de bewoners
- brandweeropkomsttijd, vrij houden van wegen / zo min mogelijk verkeersbelemmerende maatregelen
- inventaris, toepassen van moeilijk brandbaar materiaal
- zelfredzaamheid van de aanwezigen, toepassen veilige vluchtroutes
- Rekening houden met wateroverlast bij een extreme bui door in de uitvoering hiertegen reeds maatregelen te nemen zoals, verhogen maaiveld of goede waterafvoer danwel vasthouden op een niet overlast gevende wijze.
4.3.5 Conclusie
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.
4.4 Milieu
4.4.1 Vormvrije m.e.r.
4.4.2 Bedrijven en milieuzonering
4.4.3 Bodem
4.4.4 Geluid
Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeurswaarde. Ontheffing van de voorkeurswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
4.4.5 Lucht
4.5 Waterparagraaf
Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen.
4.5.1 Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regel stellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
4.5.2 Wateraspecten plangebied
Het plangebied ligt in het stroomgebied Rijn-Oost en valt onder het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van waterschap Vechtstromen en in het waterplan van de gemeente Emmen.
4.5.3 Waterhuishouding
De voorgenomen ontwikkeling gaat uit van de realisatie van woningbouw aan de Ringlaan in Nieuw-Amsterdam. Op de geplande bouwlocatie is in de huidige situatie een braakliggend terrein met een parkeerplaats aanwezig. Voorheen stond hier een buurthuis, maar deze is gesaneerd. Op het terrein worden twee appartementengebouwen, bergingen, parkeerplaatsen en een binnentuin gerealiseerd. Ook wordt er een wadi aangelegd om hemelwater te bergen. De wadi wordt gerealiseerd op een plek binnen het plangebied waar de grond lager ligt. Hierdoor wordt er goed gebruik gemaakt van de natuurlijke situatie van het plangebied. De hoeveelheid afwaterend oppervlak blijft gelijk.
4.5.4 Wateradvies waterschap
Het waterschap Vechtstromen is tijdig ingelicht over de planvorming door middel van de digitale watertoets. Uit de uitkomst van de digitale watertoets (Bijlage 10 bij de toelichting) volgt dat de "normale procedure" van toepassing is.
Het waterschap is tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de initiatiefnemer goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.
Met inachtneming van de gegeven adviezen heeft het waterschap geen bezwaar tegen de planvorming.
4.5.5 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied
Regenwater heeft van nature een goede kwaliteit. Door allerlei oorzaken kan het verontreinigd worden en hiermee bodem en oppervlaktewater belasten. Het is daarom van belang om er in eerste instantie voor te waken dat regenwater verder wordt verontreinigd. Dat kan worden bereikt door de oppervlaktes waarop regenwater valt schoon te houden (bijv. wegen en parkeerterreinen) door geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken en rekening te houden met het gebruik van strooizout of het gebruik van uitlogende materialen.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat regenwater wordt gemengd met andere waterstromen. Denk bijvoorbeeld aan het mengen met huishoudelijk afvalwater in het gemengde rioolstelsel. Bij nieuwe ontwikkelingen moet daarom worden onderzocht of het regenwater gescheiden kan worden afgevoerd. Water is belangrijk voor het welzijn van mens en dier. In bebouwd gebied vormt het tevens een belangrijk ordenend en esthetisch element. Om aan dit doel te voldoen is het belangrijk dat het water van goede kwaliteit is en voldoende zuurstof bevat. Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen er op moet worden gelet dat:
- alleen water wordt aangelegd op plaatsen waar dit op natuurlijke wijze kan;
- water verbonden is met de rest van het watersysteem;
- er voldoende oeverbegroeiing is;
- afstromend regenwater schoon is en blijft;
- lozingen vanuit de riolering worden voorkomen.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Planregels En Verbeelding
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam, Ringlaan (woningbouwlocatie) is een ontwikkelingplan ten opzichte van de vigerende situatie.
Het doel van dit bestemmingsplan is woningbouw mogelijk te maken aan de Ringlaan in Nieuw-Amsterdam.
Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op landelijk geldende standaarden, onder meer Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).
Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.
5.2 Toelichting Op De Verbeelding
Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart BGT gehanteerd. De ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en/of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.
5.3 Toelichting Op De Regels
De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.
Gebruiksregels
Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld en of waarvoor en op welke wijze de gronden wel gebruikt kunnen worden.
Bouwregels
In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Met deze bouwregels worden de bouwmogelijkheden gereguleerd. Uitgangspunt bij het bouwen van hoofdgebouwen is dat hoofdgebouwen altijd binnen een bouwvlak worden gebouwd en voorgevels van deze hoofdgebouwen in de gevellijn. Dit betekent dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Verder worden in de bouwregels onder anderen regels ten aanzien maximale bebouwing , bouwhoogtes, dakhelling opgenomen.
Flexibiliteit
Soms is het gewenst om af te wijken van de gestelde regels. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan flexibiliteitbepalingen opgenomen om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Het toepassen van deze regelingen is geen automatisme. Voordat wordt besloten dat van de geldende regels in het bestemmingsplan kan worden afgeweken zal eerst bekeken worden wat de consequenties zijn van de afwijking op de leefomgeving.
In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:
- Afwijken van de bouwregels;
- Afwijken van de gebruiksregels;
- Nadere eisen;
- Algemene afwijkingsregels;
- Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;
De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de omgevingsvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning
Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.
Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in de plandelen gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.
Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria: |
1. Woonsituatie: |
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op: i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden; iv. het uitzicht; v. de aanwezigheid van voldoende privacy. |
2. Straat- en bebouwingsbeeld: |
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan: i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing); ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen; iii. gevelbeelden; iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing; v. de hoogtedifferentiatie; vi. de situering van gebouwen op het perceel; vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt. |
3. Cultuurhistorie |
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden; |
4. Verkeersveiligheid |
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met: i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. benodigde uitzichthoeken van wegen; iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg; v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden; vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte. |
5. Sociale veiligheid |
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden: i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek; ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt. |
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding |
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten: i. aanwezigheid van kwetsbare objecten; ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen; iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken; de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen. |
7. Milieusituatie: |
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met: i. de mate van hinder voor de omliggende functies; ii. de gevolgen voor de externe veiligheid; iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies; iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving; v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit; vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit; vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water. |
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen |
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot. |
Figuur 6.1: Beoordelingscriteria afwijkingen en nader eisen
De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.
Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3. Algemene regels;
- Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.
De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:
5.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
Artikel 1 Begrippen
De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.
Artikel 2 Wijze van meten
De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
5.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot gebruik of bouwen.
5.3.3 Dubbelbestemmingen
DUBBELBESTEMMINGEN
Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke bestemmingen voor één (deel van een) gebied. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.
Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen die horen bij dubbelbestemmingen. Door deze dubbelbestemmingen worden Afwegingen opgelegd aan onderliggende (hoofd) bestemmingen. In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming is opgenomen.
Het plangebied Nieuw-Amsterdam, Ringlaan (woningbouwlocatie) kent geen dubbelbestemmingen.
5.3.4 Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.
Artikel 8 Algemene bouwregels
In artikel 8 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.
Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.
Artikel 9Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn vormen van verboden gebruik, bebouwd en onbebouwd, opgenomen.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor het 10 % vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte, het bouwen van bijgebouwen in de voorgevel van het hoofdgebouw, het bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn en het bouwen met een minder steile dakhelling. Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten voor alle woningen of het uitoefenen van bed en breakfast.
De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.
Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is geregeld in de Wro.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
De algemene wijzigingsregels zijn regels opgenomen waarmee door middel van een wijzigingsplan het bestemmingsplan op genoemde onderdelen kan worden gewijzigd.
Artikel 12 Overige regels
In de overige regels zijn regels opgenomen ten behoeve van parkeren en standplaatsen.
5.3.5 Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels
Het laatste hoofdstuk "Overgangs en slotregels" bevat in artikel 13 het overgangsrecht, zoals beschreven in het besluit Ruimtelijke Ordening. Artikel 14 is de slotregel. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als regels van het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam, Ringlaan (woningbouwlocatie)".
5.4 Handhaving
In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.
Het college van de gemeente Emmen heeft het beleidsplan Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH) vastgesteld. Dit beleidsplan VTH beschrijft de visie en ambitie op het terrein van de gemeentelijke VTH-taken, waaronder ook valt het toepassen en naleven van de regels in het bestemmingsplan. Daarnaast geeft het beleidsplan VTH invulling aan de wettelijke plicht om vastgesteld VTH-beleid te hebben.
Voor wat betreft handhaving kan de gemeente onmogelijk continu alles controleren. De gemeente vertrouwt erop dat inwoners en bedrijven de regels naleven en zij er alles aan doen om risico's en nadelige effecten voor de maatschappij te voorkomen. Risico's bepalen de inzet van de beschikbare capaciteit. Op basis van kennis en ervaring is vastgesteld welke bedrijfscategorieën en activiteiten het grootste risico vormen voor fysieke veiligheid, leefbaarheid, volksgezondheid, milieu en imago.
Deze uitgangspunten zijn gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan en worden ook toegepast bij de naleving van de regels van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Betrokkenheid
6.1 Participatie
Op 26 oktober 2022 heeft er een inloopbijeenkomst in zalencentrum d´Oal Meul in Veenoord plaatsgevonden. Inwoners en andere belanghebbenden konden de (concept) plannen bekijken en hierover in gesprek gaan met de aanwezige ambtenaren. Tevens konden zij middels een inspraakreactie (kaart) hun mening over het plan geven. Over het algemeen was men tevreden met de invulling van het terrein. In totaal zijn er 9 reactiekaarten ingevuld door belanghebbenden.
Een aantal belanghebbenden hebben op de reactiekaart ingevuld dat men prefereert dat er geen huurwoningen gebouwd worden. Echter, in de woonvisie 2022 - 2030 staat beschreven dat er uit het woningmarktonderzoek blijkt dat er een toenemende vraag is naar sociale- en middenhuurwoningen. Om deze reden wordt de afweging tussen koop- of huurwoningen aan de markt overgelaten.
Naar aanleiding van de inloopbijeenkomst op 26 oktober 2026 is het programma van voorliggend bestemmingsplan niet aangepast.
6.2 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro En Zienswijzen
6.2.1 Overleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is voor overleg ex. artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verzonden naar verschillende overlegpartners.
Provincie Drenthe
De provincie Drenthe heeft kenbaar gemaakt geen aanleiding te zien om opmerkingen te maken op voorliggend bestemmingsplan.
Veiligheidsregio Drenthe
De veiligheidsregio heeft in het kader van het vooroverleg verzocht enkele toevoegingen te doen aan het bestemmingsplan. Deze toevoegingen zijn met name in paragraaf 4.3.4 terug te vinden.
6.3 Zienswijzen Op Het Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerp-bestemmingsplan en ontwerp-beeldkwaliteitsplan hebben voor een periode van zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Dit is gepubliceerd in zowel het lokale huis-aan-huis blad als in het Gemeenteblad. De publicatietekst is als bijlage 11 opgenomen bij dit bestemmingsplan. Tijdens de bovengenoemde periode hebben wij geen zienswijzen ontvangen op het ontwerp-bestemmingsplan en het ontwerp-beeldkwaliteitsplan.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.
In voorliggend geval draagt de gemeente Emmen de kosten voor de bestemmingsplanprocedure. De gemeente Emmen verzorgt tevens het bouwrijp maken van de gronden in het plangebied, waarna de feitelijke ontwikkeling plaatsvindt door een private partij. Hiervoor is een grondexploitatie opgesteld. De grondexploitatie is sluitend.
Bijlage 1 Laddertoets
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
bijlage 3 Archeologisch onderzoek
Bijlage 4 Archeologisch Karterend Onderzoek
bijlage 4 Archeologisch karterend onderzoek
Bijlage 5 Aerius-berekening
Bijlage 6 Quickscan Natuurwaardenonderzoek
bijlage 6 Quickscan natuurwaardenonderzoek
Bijlage 7 Aanmeldnotitie Vorm Vrije M.e.r. Notitie
bijlage 7 Aanmeldnotitie Vorm vrije m.e.r. notitie
Bijlage 8 M.e.r.-beoordelingsbesluit
bijlage 8 M.e.r.-beoordelingsbesluit
Bijlage 9 Bodemonderzoek
Bijlage 10 Watertoets
Bijlage 11 Publicatie Ontwerp-bestemmingsplan En Ontwerp-beeldkwaliteitsplan
bijlage 11 Publicatie ontwerp-bestemmingsplan en ontwerp-beeldkwaliteitsplan
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam, Ringlaan (woningbouwlocatie) met identificatienummer NL.IMRO.0114.2022018-B701 van de gemeente Emmen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan huis gebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:
een beroep, of het beroepsmatig verlenen van diensten of bedrijfsvoering dat op administratief, lichaamsverzorgend , juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw;
1.7 achtererfscheiding:
een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;
1.8 achtergevel:
gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;
1.9 ander(e) bouwwerk(en):
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.10 andere werk(en):
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.11 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.12 balkon:
buiten de gevel stekende constructieve open buitenruimte met balustrade van een gebouw die niet verbonden is met de begane grond of een aan- of uitbouw;
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.14 bebouwingsgrens:
een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;
1.15 bedrijf:
een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid;
1.16 begane grond:
de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;
1.17 bestaand:
bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.18 bestaande bebouwing:
bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.22 bijgebouw:
een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een bijbehorend bouwwerk, aan- of uitbouw en aangebouwd en/of vrijstaand bijgebouw;
1.23 bloemkozijn:
een raamkozijn dat geplaatst lijkt te zijn op de gevel waardoor een diepere vensterbank ontstaat, bijvoorbeeld voor het plaatsen van planten of bloemen;
1.24 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.25 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.26 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en of balklagen is begrensd;
1.27 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.28 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.29 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.30 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;
1.31 cultuurhistorische waarden:
een aangewezen gebied en of element met toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.32 dienstverlenend beroep:
beroep waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;
1.33 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafe;
1.34 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.35 erker:
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;
1.36 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.37 gevel:
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;
1.38 gevellijn:
de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;
1.39 groenvoorziening:
een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;
1.40 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst;
1.41 kampeermiddel:
- een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan of een huifkar;
- enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, dat geheel of ten dele blijvend kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;
1.42 loggia:
een aan drie zijden gesloten buitenruimte welke zich binnen het gevelvlak bevindt
1.43 luifel:
een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;
1.44 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, telecommunicatie, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;
1.45 onderkomen(s):
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, caravans en tenten;
1.46 overkapping:
een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);
1.47 perceelsgrens:
de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;
1.48 straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.49 voorerf:
gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw gelegen is;
1.50 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied
1.51 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;
1.52 waterlopen:
een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;
1.53 wonen gestapeld
wonen in een woongebouw, met meerdere zelfstandige wooneenheden/ woningen;
1.54 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.55 wooneenheid:
zelfstandige bewoonbaar gedeelte ( woning) van een voor wonen bestemd gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.56 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen wooneenheden/ woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.57 zijerf:
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is;
1.58 zijerfscheiding:
een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:
de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;
2.2 de bebouwing op de verbeelding:
de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;
2.3 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.9 het peil:
het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groen(voorziening);
- water;
- balkons, loggia's en bloemkozijnen, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - balkons 1' en 'specifieke bouwaanduiding - balkons 2' ten behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen in de bestemming 'Wonen - Gestapeld';
met bijbehorende:
- andere bouwwerken;
- sport- en speelgelegenheden;
- fiets- en voetpaden;
- toegangswegen in- en uitritten;
- nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden voor buitenopslag;
- het gebruik van gronden voor parkeren in openbaar gebied;
- het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- het verwijderen of vernielen van beeldbepalende bomen, groen of lanen.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuin;
- toegangswegen en in- en uitritten;
- balkons, loggia's en bloemkozijnen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - balkons 2' ten behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen in de bestemming 'Wonen - Gestapeld';
met bijbehorende:
- andere bouwwerken;
- fiets- en voetpaden.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
- erven en pleinen;
- toegangswegen, in- en uitritten;
met bijbehorende:
- andere bouwwerken;
- kunstwerken en waterwerken;
- sport- en speelgelegenheden;
- fiets- en voetpaden;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Wonen - Gestapeld
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Gestapeld aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- appartementsgebouwen;
- bijgebouwen;
- tuin en erven;
met bijbehorende:
- andere bouwwerken;
- sport- en speelgelegenheden;
- toegangswegen in- en uitritten;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
- Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, meeontworpen sierende elementen, ventilatiekanalen, installaties voor duurzame energie-en watervoorzienngen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
- Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
- Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.
8.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 artikel 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Vormen van verboden gebruik ( onbebouwd)
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:
- als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren en overigens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- als opslagplaats van materialen en voertuigen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor een prostitutiebedrijf, seksinrichting en of tippelzone; voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie en of tippelzone.
9.2 Vormen van verboden gebruik ( gebouwen)
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:
- van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
- goederen, waarvan de verkoop ondergeschikt deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
- agrarische producten afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
- van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
- het plaatsen van of geplaatst houden van onderkomens;
- van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) (raam)prostitutie.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Bevoegdheid
Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunning afwijken van:
- in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
- het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2.00 meter) van het bouwvlak;
- het toestaan van geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
- het toestaan van in geringe mate, doch maximaal 5.00 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
- het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
- het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
- de goothoogte van een gebouw maximaal 3.00 meter mag bedragen;
- de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 m² mag bedragen;
- de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10.00 meter mag bedragen;
- de hoogte van andere bouwwerken zijnde, te vergroten en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 10 m;
- het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van maximaal 25.00 meter met dien verstande dat als het gaat om antennes naar het oordeel van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe voldoende is aangetoond;
- het overschrijden van de gevellijn door:
- erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
- ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m2 en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
- het toestaan van erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg met een maximaal bouwhoogte tot 1,5 meter;
- de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende bepalingen gelden:
- de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
- de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
- de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
- maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden activiteiten met een maximum van 50 m²;
- detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
- er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst;
- er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door:
- het verschuiven van de bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 meter waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd;
- het verruimen van de op de plankaart aangegeven bouwvlakken tot maximaal 5 procent van het bouwvlak waarbij de verruiming uitsluitend mag plaatsvinden binnen de bestemming waarop het bouwvlak betrekking heeft;
- het verschuiven van de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen waarbij de verschuiving niet meer mag bedragen dan 5 meter en de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.
11.2 Beperking
De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Van toepassingsverklaring Paraplupan Parkeernormen
- Het Parapluplan Parkeernormen met planIdn: NL.IMRO. 0114.2017025- P701 gemeente Emmen, blijft van toepassing op het plangebied;
- indien het 'Integrale parkeervisie gemeente Emmen' als bedoeld onder sub a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging.
12.2 Van toepassingsverklaring Parapluplan Standplaatsen
- het Parapluplan Emmen Standplaatsen met planIdn: NL.IMRO. 0114.2017011.017- P701 gemeente Emmen, blijft van toepassing op het plangebied;
- indien het 'standplaatsen beleid' als bedoeld onder sub c gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam, Ringlaan (woningbouwlocatie).