KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Procedureregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Artikel 14 Tuin
Bijlage 2 Artikel 17 Wonen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Plangebied
2.2 Vigerend Bestemmingsplan
2.3 Toelichting Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Gewenste Ontwikkeling
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Bodem
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Water
4.4 Ecologie
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Geluid
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Milieuzonering Bedrijven
4.9 Mer Beoordeling
4.10 Duurzaamheid
Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving
6.1 Juridisch Systeem
6.2 Regels
6.3 Verklaring Van De Bestemmingen
Hoofdstuk 7 Handhaving
7.1 Algemeen
7.2 Beleidskeuzen
7.3 Inzet Gemeentelijk Apparaat
Hoofdstuk 8 Inspraak En Vooroverleg
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek

Hollandscheveld, wijzigingsplan Hollandscheveldse Opgaande 77

Wijzigingsplan - gemeente Hoogeveen

Vastgesteld op 24-12-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Hollandscheveld, wijzigingsplan Hollandscheveldse Opgaande 77 met identificatienummer NL.IMRO.0118.2013BPW8024001-VG01 van de gemeente Hoogeveen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0118.2013BPW8024001-ON02 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanbouw

een bijgebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aaneengebouwde woningen:

woningen gekoppeld door middel van gebouwen;

1.7 aan-huis-verbonden beroep:

het in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, hieronder mede begrepen Bed & Breakfast;

1.8 achtererf:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.9 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal bebouwd mag/moet worden;

1.12 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. de levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, danwel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.13 bestaand:

de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.24 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.25 dwarskap:

een kap met de nokrichting haaks op de weg waaraan de woning is gelegen;

1.26 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.27 erf:

de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen” en "Tuin", met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;

1.29 halfvrijstaande woningen:

blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.30 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;

1.31 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

1.32 kap:

een gesloten en (overwegend) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;

1.33 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijjk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;

1.34 langskap:

een kap met de nokrichting evenwijdig aan de weg waaraan de woning is gelegen;

1.35 lessenaarsdak:

een dak bestaande uit één hellend dakvlak;

1.36 peil:

  1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
  2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.37 perceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.38 platdak:

horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegen dak;

1.39 reconstructie van een weg:

een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg, ten gevolge waarvan de geluidsbelasting vanwege de weg met 1,5 dB of meer wordt verhoogd;

1.40 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.41 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.42 voorgevel:

het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw;

1.43 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één (of meerdere) huishouden(s);

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de afstand tot de perceelgrens

de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

Gronden op de verbeelding aangewezen voor 'Tuin' zijn conform artikel 23 lid 2 van het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011, met IMRO-idnr NL.IMRO.0118.BP20118024001-VG03 bestemd voor 'Tuin' met dien verstande dat Artikel 14 Tuin van het bestemmingsplan: Hollandscheveld 2011 van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;
  2. b. toegangspad, balkons en erkers ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming;
  3. c. parkeren;

met de daarbij behorende:

  1. d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals pergola's en erf- of perceelsafscheidingen;
  2. e. andere werken.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid; en
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. het bepaalde in lid 3.2 sub a, en toestaan dat een carport wordt opgericht, mits:
      • de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
      • niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst;
  2. b. De in lid 3.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 3.1 sub 1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

Artikel 4 Wonen

Gronden op de verbeelding aangewezen voor 'Wonen' zijn conform artikel 23 lid 2 van het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011, met IMRO-idnr NL.IMRO.0118.BP20118024001-VG03 bestemd voor 'Wonen' met dien verstande dat Artikel 17 Wonen van het bestemmingsplan: Hollandscheveld 2011 van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  2. b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

met de daarbij behorende:

  1. c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. andere werken;
  3. e. tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid; en
  5. e. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 4.2.2 sub a en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op die hoofdgebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een bij vaststelling van dit bestemmingsplan verkregen hogere waarde;
    2. 2. lid 4.2.2 sub b voor het handhaven en/of doorzetten van afwijkende kapvormen en maatvoering bij een verbouwing of een uitbreiding van de woning;
    3. 3. lid 4.2.3 sub b en toestaan dat een carport wordt opgericht mits de carport niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  1. b. De in lid 4.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 4.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
    1. 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
    2. 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
  2. b. Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
    3. 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
    4. 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit of e-commerce;
    5. 5. ten behoeve van e-commerce is geen toonzaal aanwezig en worden geen goederen afgehaald.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming.
  2. b. Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling een omgevingsvergunning is verleend, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor die vergunning is verleend.
  3. c. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    2. 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
    3. 3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
    4. 4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
    5. 5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits:
      • de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m² bedraagt;
      • de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
    6. 6. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits:
      • de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedraagt;
      • de oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt;
    7. 7. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag, worden geplaatst mits:
      • de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
      • de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 m2 voor zover het bouwwerk bovengronds word geplaatst;
    8. 8. de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat een Jongeren Ontmoetingsplaats (JOP) wordt gebouwd mits:
      • .de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
      • de oppervlakte niet meer dan 18 m² bedraagt;
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat:
    1. 1. de aanleg van nieuwe en wijziging van bestaande weg-, infrastructuur- en groenvoorzieningen (inclusief speelvoorzieningen met een maximale hoogte van
      12 meter) binnen de bebouwde kom wordt gerealiseerd, mits deze activitieten niet samenhangen met realisering van een nieuwe, nog niet via een (ontwerp)bestemmingsplan geaccordeerde planmatige stads- of dorpsuitbreiding;

Artikel 8 Algemene Procedureregels

8.1 Wijzigingsprocedure

Op de voorbereiding van een wijziging van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 22 is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

8.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. een voorgenomen nadere eis als bedoeld in bovengenoemde artikelen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de in sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

Artikel 9 Overige Regels

9.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

10.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 10.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1 met maximaal 10%.

10.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 10.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van lid 10.4 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beeïndiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

10.9 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in de artikelen:

3.5 en 4.5

aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2o van de Wet op de economische delicten.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Hollandscheveld, wijzigingsplan Hollandscheveldse Opgaande 77.

Aldus vastgesteld door Burgemeester en Wethouders op .............................................................

de secretatris, de burgemeester,

...................... ................................

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Artikel 14 Tuin

Bijlage 2 Artikel 17 Wonen

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

Op 23 juli 2013 heeft de gemeente Hoogeveen een verzoek ontvangen een woning te realiseren op het perceel Hollandscheveldse Opgaande 77 te Hollandscheveld. De gemeente wordt daarmee verzocht de bestemming van het betreffende perceel te wijzigen in de bestemming 'wonen'. Hiertoe dient een wijzigingsprocedure zoals omschreven in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening (Wro) te worden doorlopen.

Het plangebied van het wijzigingsplan Hollandscheveld Opgaande 77, bestaat uit het perceel kadastraal bekend gemeente Hoogeveen sectie D, nummer 5894, plaatselijk bekend als Hollanscheveldse Opgaande 77 te Hollandscheveld. Dit perceel heeft, volgens het vigerende bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 de bestemming wro-zone wijzigingsgebied 3.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied beslaat het perceel Hollandscheveldse Opgaande 77 te Hollandscheveld. De straat Hollandscheveldse Opgaande is gelegen ten westen van de dorpskern van Hollandscheveld.

2.2 Vigerend Bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Hoogeveen vastgesteld op 16 mei 2013. Hieronder is een uitsnede van de vigerende verbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2013BPW8024001-VG01_0001.png"

Afbeedling 1: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Hollandscheveld 2011

2.3 Toelichting Bestaande Situatie

Het perceel is gelegen aan de Hollandscheveldse Opgaande 77 te Hollandscheveld. Het perceel heeft in bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 de bestemming “wonen” en “tuin” met wro-zone wijzigingsgebied 3.

Hoofdstuk 3 Gewenste Ontwikkeling

Zoals in paragraaf 2.3 is aangegeven heeft het perceel de bestemming wro-zone wijzigingsgebied 3. Het bestemmingsplan Hollandscheveld biedt in middels artikel 23.2 van de regels de mogelijkheid om het de bestemming te wijzigen in de bestemmingen 'wonen' en 'tuin', met dien verstande dat:

  • het plan voldoet aan de uitgangspunten zoals genoemd in paragraaf 4.2.2. van de toelichting van bestemmingsplan Hollandscheveld
  • Alleen één vrijstaande woning mag worden gebouwd die qua bouwaanduiding overeenkomt met de specifieke bouwaanduiding (sba-1) uit het bestemmingsplan Hollandscheveld.
  • Parkeren op eigen terrein wordt opgelost
  • Dat na wijziging het bepaalde in artikel 'Tuin' en artikel 'Wonen' van toepassing is op de voor 'Tuin', en de voor 'Wonen' aangewezen gronden.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bodem

Bij een nieuwe ontwikkeling dienen mogelijk verontreinigde plekken in het plangebied te worden gesignaleerd. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming dat er geen risico's voor de volksgezondheid zijn. Sigma Bouw & Milieu heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het plangebied. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Verkennend milieukundig bodemonderzoek Hollandscheveldse Opgaande sectie D, nr. 5894 (ged.) te Hollandscheveld' (kenmerk: 13-M6634) van 14 augustus 2013 (Bijlage 1 Bodemonderzoek).

Uit de resultaten blijkt dat in de bovengrond het gehalte aan PAK licht verhoogd is vastgesteld. In de ondergrond zijn van de geanalyseerde parameters geen verhoogde gehalten aangetoond.
In het grondwater is het gehalte aan koper matig verhoogd aangetoond en zijn de gehalten aan barium en naftaleen licht verhoogd vastgesteld.
Een aanvullend onderzoek naar koper in het grondwater is niet noodzakelijk, omdat in de omgeving (Buitenvaart en Riegmeer) ook plaatselijke gehalten aan koper in het grondwater zijn aangetoond in dezelfde orde van grootte als in het plangebied. Koper komt met name in landbouwgebieden vaker in verhoogde concentraties in het grondwater voor. Meestal is de oorzaak de jarenlange mestbelasting op de percelen. Volgens de Milieudiagnose 1991 (Deel III grond en grondwaterkwaliteit, uitgegeven door het RIVM) wordt in onverdachte gebieden koper gemeten in gehalten tot aan of zelfs hoger dan de interventiewaarde. In de grond is geen verhoogd gehalte aan koper vastgesteld, waardoor er geen directe relatie bestaat met het gehalte aan koper dat is aangetroffen in het grondwater.

Er zijn vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen voor de nieuwbouw. Geadviseerd wordt om het grondwater ter plaatse niet te gebruiken voor bijvoorbeeld de besproeiing van de tuin en consumptieve doeleinden (veedrenking).

Grondverzet

Bij grondverzet dient men te streven naar een gesloten grondbalans. In situaties, waar grond vrij gaat komen, wordt sterk aanbevolen om de kwaliteit van de vrijkomende bodem chemisch analytisch vast te stellen. Uiteraard dient het onderzoek representatief te zijn voor de hele vrijkomende partij.
Voor het toepassen van grond gelden de spelregels voor grondverzet die zijn vastgesteld in het Besluit bodemkwaliteit. Informatie over het toepassen van grond kan worden verkregen bij de afdeling Advies (team Bodem) van de gemeente Hoogeveen en bij Rijkswaterstaat Leefomgeving.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

In het verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. De uitgangspunten van dit verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin is ten eerste de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Hierop zijn monumenten en bekende archeologische vindplaatsen weergegeven. Ten tweede is in de Omgevingsvisie Drenthe de Indicatieve Kaart Archeologische verwachtingswaarden (IKAW) opgenomen. Op de kaart staat voor de gehele provincie de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen. Hier dient in het planvormingsproces rekening mee gehouden te worden. Op de IKAW is het plangebied aangegeven als een zone met lage trefkans voor archeologische waarden.

Het archeologisch adviesbureau De Steekproef heeft voor het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 een bureauonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Hoogeveen, 7 plangebieden Gemeente Hoogeveen (Dr.)' (kenmerk: 2008-12/05) van maart 2009 (Bijlage 2Archeologisch onderzoek).
Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat in Hollandscheveld en uit de directe omgeving ervan geen archeologische meldingen bekend zijn. De bodem bestaat voornamelijk uit podzolgronden. Daar waar veen aanwezig is, heeft zich onder het veen een podzolprofiel gevormd. Dit houdt in dat het ten tijde van de prehistorie hoogstwaarschijnlijk droog genoeg is geweest voor bewoning of andere menselijke activiteiten, zoals vuursteenbewerking of jacht.
Geadviseerd werd bij ontwikkelingen in het plangebied die in een gebied met een middelhoge verwachtingswaarde plaats gaan vinden, een inventariserend archeologisch onderzoek uit te voeren.

Aangezien het plangebied sectie D, nr 5894 in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde ligt, is er geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. Wel blijft op grond van artikel 53 van de Monumentenwet de meldplicht van kracht. Als tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische vondsten of indicatoren worden aangetroffen dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en moet dit gemeld worden bij de provinciaal archeoloog en de gemeente.

4.3 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is doorlopen voor het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011, waarin het plangebied is opgenomen met een wijzigingsbevoegdheid.

Bij de realisatie van de nieuw te bouwen woning in het plangebied dienen de volgende uitgangspunten in acht genomen te worden:
- regenwater mag niet op het openbaar riool worden geloosd. Dit water dient zoveel mogelijk in het gebied vastgehouden te worden, voordat het afgevoerd wordt naar het oppervlaktewater;
- de berging van regenwater zal zoveel mogelijk binnen het uitwerkingsgebied opgelost moeten worden.

4.4 Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationale wetgeving en beleid ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Voor het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011, waar het plangebied in is opgenomen, is een natuurtoets uitgevoerd. De resultaten van de natuurtoets zijn opgenomen in het rapport 'Natuurtoets bestemmingsplanactualisatie Hollandscheveld' (kenmerk: 08376/07)van 14 maart 2011 (Bijlage 3 Ecologisch onderzoek).

Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied, in de zin van de Europese Vogel- of Habitatrichtlijn. Het plangebied maakt ook geen onderdeel uit van belangrijke ecologische structuren.

Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet wet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn of worden aanwezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Uit de natuurtoets kwam naar voren dat de ecologische kwaliteiten van het Hollandscheveld beperkt zijn. Binnen het bestemmingsplangebied zijn – met uitzondering van broedvogels, zoogdieren, Alpenwatersalamander en Groene glazenmaker – geen juridisch zwaarder beschermde soorten van Flora- en faunawet Tabel 2/3 of ´bedreigde´ of ´ernstig bedreigde´ soorten van Rode lijsten bekend. Uit de natuurtoets is naar voren gekomen dat de locaties aan de Hollandscheveldse Opgaande waar een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 geen nader onderzoek behoeven.

Op basis van de Nationale databank flora en fauna (NDFF) zijn geen waarnemingen bekend in het plangebied van middelzwaar tot zwaar beschermde soorten (tabel 2 of 3-soorten) uit de Flora en faunawet.

Op basis van de resultaten van de natuurtoets en de NDFF wordt het bestemmingsplan op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving uitvoerbaar geacht.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang te bezien hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).

De meest kritische parameters in Nederland zijn stikstofdioxide en fijn stof. De overige parameters leiden niet tot overschrijdingen in Nederland.

Voor de herziening van het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Luchtkwaliteitsonderzoek, Bestemmingsplan Hollandscheveld' (kenmerk: 080185.08L) van 22 april 2011 (Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek).
Uit het onderzoek blijkt dat het met name het verkeer een bijdrage kan leveren aan de luchtkwaliteit in het plangebied. Uit het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat de concentratie NO2 en PM10 als gevolg van het wegverkeer op de Hollandscheveldse Opgaande niet leidt tot overschrijdingen van de grenswaarden die zijn opgenomen in de Wet luchtkwaliteit.

De luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling.

4.6 Geluid

Het plangebied is opgenomen in de Structuurvisie Hollandscheveldse Opgaande van 2005. Ten behoeve van deze structuurvisie is in 2005 reeds akoestisch onderzoek (kenmerk: HO/RT/2005-07) uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden voor de bouwlocatie in het plangebied. In 2006 is voor deze locatie een hogere grenswaarde aangevraagd bij en verleend door Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe (kenmerk: 10/MB/A3/2006002163 van 6 maart 2006) van 57dB voor wegverkeerslawaai als gevolg van de Hollandscheveldse Opgaande.

Voor het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 heeft Ingenieursbureau Spreen een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Bestemmingsplan Hollandscheveld' (kenmerk: 080185-08W) van 15 april 2011 (Bijlage 5 Akoestisch onderzoek). In dit onderzoek is ook de geluidbelasting als gevolg van de Hollandscheveldse Opgaande inzichtelijk gemaakt voor het jaar 2021. Gebleken is dat de geluidbelasting niet hoger is dan de vastgestelde hogere waarde van 57 dB, indien de woning gerealiseerd word in de rooilijn van de reeds bestaande bebouwing.

Overige geluidbronnen
Overige geluidbronnen zoals industrie, railverkeer of luchtvaart vormen geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.7 Externe Veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied.

Stationaire bronnen
Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. Er hoeft niet getoetst te worden aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Er hoeft geen rekening te worden gehouden met het gestelde in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen. Verder hoeft bij dit plan ook geen rekening gehouden te worden met de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NVGS).

Buisleidingen
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een hoge druk aardgasleiding die ten noordwesten van het plangebied loopt. Om te bepalen of de risico's acceptabel zijn, wordt getoetst aan de normen zoals die zijn vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (hierna Bevb).
Voor het plaatsgebonden risico geldt dat er zich geen (geprojecteerde) kwetsbare objecten mogen bevinden binnen de plaatsgebonden risico (PR) contour van 10-6 per jaar. Voor (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten geldt de norm PR 10-6 als richtwaarde.
Voor het groepsrisico zijn geen grenswaarden opgenomen in het Bevb. Hiervoor geldt een oriëntatiewaarde. Deze waarde zegt iets over de kans dat een calamiteit optreedt en het effect daarvan op de omgeving. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht, waarbij het de gemeente verplicht wordt gesteld om advies in te winnen bij de Hulpverleningsdienst Drenthe omtrent aspecten als bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid bij een eventuele calamiteit.

Plaatsgebonden risico
De belemmerende zone, zoals bedoeld in artikel 14 van het Bevb bedraagt 5 meter aan weerszijden van een hoge druk aardgasleiding met een druk vanaf 40 bar of meer, gemeten uit het hart van de leiding. Binnen deze zone mag geen bebouwing worden opgericht. Voor de buisleidingen rondom het plangebied is geen plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour berekend die buiten de belemmeringenstrook ligt. Ten aanzien van het plaatsgebonden risico en de belemmeringenzone zijn er voor de planontwikkeling geen belemmeringen.

Groepsrisico
Binnen het invloedsgebied van hoge druk aardgasleidingen moet het groepsrisico verantwoord worden. Dit is een bestuurlijke afweging. De verantwoording van het groepsrisico heeft reeds plaatsgevonden bij het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011. Voor dit plan is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd, waar ook de ontwikkellocaties aan de Hollandscheveldse Opgaande zijn betrokken. Uit deze risicoanalyse is gebleken dat de oriëntatiewaarde voor geen enkele ontwikkellocatie werd overschreden. Het groepsrisico speelt kwantitatief gezien dan ook geen enkele rol. Vanuit kwantitatief oogpunt is er geen belemmering voor deze ontwikkeling.

De Hulpverleningsdienst Drenthe (HVD) is bij het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen inzake de kwalitatieve risicobeoordeling, waarbij de aspecten bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid van personen wordt betrokken. De HVD heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een advies uit te brengen. Aangenomen mag worden dat de ontwikkeling acceptabel geacht wordt.

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

Hoogspanningslijnen
In of in de nabijheid van het plangebied lopen geen hoogspanningslijnen. Er hoeft dan ook geen invulling te worden gegeven aan het advies van VROM 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen' (oktober 2005, aanvulling 2008).

4.8 Milieuzonering Bedrijven

Het plangebied ligt in lintbebouwing ten westen van Hollandscheveld. Het lint bestaat voornamelijk uit woningbouw. Op ca. 105 meter van het plangebied ligt een veehouderij (Hollandscheveldse Opgaande 67). Het plangebied ligt op voldoende afstand van deze veehouderij. Er zijn reeds bestaande woningen aanwezig tussen deze veehouderij en het plangebied. Er liggen geen overige bedrijven in de nabijheid van het plangebied die eventueel een belemmering kunnen vormen de ruimtelijke ontwikkeling. Ook andersom belemmert een nieuwe woning niet de omliggende bedrijven in hun bedrijfsvoering.

4.9 Mer Beoordeling

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag nog moet beoordelen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
- de kenmerken van het project;
- de plaats van het project;
- de kenmerken van de potentiële effecten.


In het plangebied is sprake van een nieuw te bouwen woning. In de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage is de ontwikkeling opgenomen onder categorie D 11.2, onder 2º: een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen.

Er is sprake van een m.e.r-beoordelingsplichtige activiteit indien er sprake is van meer dan 2000 woningen. Het planvoornemen met 1 woning ligt ver onder de drempelwaarde, waardoor kan worden aangenomen dat er geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied ligt.

De onderzoekslocatie ligt op meer dan 3 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied en maakt geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De woning wordt gerealiseerd in bestaande lintbebouwing van de kern Hollandscheveld. Gezien de afstand en de aard van de beoogde ingreep zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de natuurwaarden of de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied en de EHS. Er is in voldoende mate rekening gehouden met milieu- en overige omgevingsaspecten.

Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten.

4.10 Duurzaamheid

Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling. De gemeente heeft haar ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord in de milieuvisie. Een van de speerpunten is energieneutraal bouwen. Er moet een stap worden gezet naar een duurzame leefomgeving. Belangrijk hierbij is het vergroten van de bewustwording.
Nieuwbouw leent zich bij uitstek om de aspecten van duurzaamheid te integreren in de uitvoering van de bouwwerkzaamheden en de landschappelijke inpassing. Er zijn in de praktijk verschillende mogelijkheden om energieneutraal te bouwen en rekening te houden met het gebruik van duurzame materialen.

Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid

Het betreft hier een particulier initiatief waarvan de kosten door de initiatiefnemer worden gedragen. Voor de andere kosten, zoals het inrichten van de openbare ruimte, moet ingevolge artikel 6.12 Wro een exploitatieplan worden opgesteld, tenzij het verhaal van deze kosten anderszins is verzekerd. In dit geval is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afgesloten waarin het kostenverhaal is geregeld. Hierdoor is het opstellen van een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch Systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan.

Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

6.2 Regels

Op het wijzigingsplan is het ter zake bepaalde in de voorschriften van het bestemmingsplan Hollandscheveld (vastgesteld 16 mei 2013), van overeenkomstige toepassing.

6.3 Verklaring Van De Bestemmingen

6.3.1 Tuin

Het gedeelte van het perceel waar geen (bij)gebouwen mogen worden gebouwd, heeft deze bestemming gekregen. Deze grond ligt tussen de voorgevel van het hoofdgebouw en de openbare weg.

6.3.2 Wonen

In de woonbestemming is voor de bouwstrookdiepte een maat van twaalf meter aangehouden, zodat de woning nog naar achteren kan uitbreiden (zolang de uitbreiding binnen het bouwvlak plaatsvindt). Er mag één vrijstaande woning worden gebouwd die qua bouwaanduiding overeenkomt met de specifieke bouwaanduiding (sba-1) uit de regels van het bestemmingsplan Hollandscheveld.Dat wil zeggen dat de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen, en de goothoogte maximaal 3,5 meter.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

Het ontwerpwijzigingsplan ligt van 23 oktober 2013 voor de duur van zes weken ter inzage. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden een zienswijze op het ontwerp indienen (afd. 3.4 Awb). Nadat burgemeester en wethouders het wijzigingsplan hebben vastgesteld bestaat de mogelijkheid voor beroep tegen het vaststellingsbesluit bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

7.2 Beleidskeuzen

De gemeenteraad heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. Het handhavingsbeleid maakt onderdeel uit van het programma Veilig. De looptijd van de kadernota Integrale handhaving loopt van 2011-2014, waarmee wordt aangesloten bij andere plannen waarin op onderdelen wordt verwezen naar handhaving. Dit zijn het Drentse veiligheidsplan, Integrale veiligheidsplan Hoogeveen en de visie externe veiligheid.

De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het VROM-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

7.3 Inzet Gemeentelijk Apparaat

Op basis van de kadernota Toezicht en handhaving wordt jaarlijks een gemeentelijk werkprogramma opgesteld. Hierin worden op basis van een evaluatie voor het komende jaar de prioriteiten (bij)gesteld. In dit werkprogramma worden alle taken, taakonderdelen, de wettelijke of gewenste prioriteitstelling, prestatie en capaciteitstoekenning op het gebied van handhaving opgenomen. Tevens wordt de voortgang van de projecten die op de afdeling spelen inzichtelijk gemaakt.

De werkprogramma's worden gemonitord en geëvalueerd (jaarverslagen). Voor de monitoring en evaluaties zal aansluiting worden gezocht bij de programmasturing zoals die in Hoogeveen wordt gebruikt. Aan deze programma's ligt een visie (1x10 jaar) ten grondslag die vervolgens worden uitgewerkt in beleidsnota's (1x4 jaar) en uitvoeringsprogramma's (jaarlijks). Er wordt een analyse gemaakt van de ontwikkeling van het naleefgedrag en in hoeverre de doelen zijn behaald.

Tevens wordt beoordeeld of nog de juiste prioriteiten worden gesteld en of het handhavingsbeleid en de handhaving strategieën nog doelmatig en effectief zijn. Ieder jaar rapporteert het college van B&W de evaluatie aan de gemeenteraad. Indien nodig worden op basis van de evaluatie aanpassingen gedaan in de kadernota.

Hoofdstuk 8 Inspraak En Vooroverleg

Het ontwerpwijzigingsplan heeft van 23 oktober tot en met 3 december 2013 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon een zienswijze op het ontwerp worden ingediend (afd. 3.4 Awb). Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek