Stadscentrum, deelplan van Limburg Stirumstraat 1, 2016
Bestemmingsplan - gemeente Hoogeveen
Vastgesteld op 06-12-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Stadscentrum, deelplan van Limburg Stirumstraat 1, 2016 met identificatienummer NL.IMRO.0118.2016BP8017014-VG01 van de gemeente Hoogeveen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aanbouw
een bijgebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal bebouwd mag/moet worden;
1.9 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. de levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, danwel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.10 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.11 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of daarmee vergelijkbare voorzieningen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.12 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening wordt gehouden;
1.13 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.14 bestaand:
de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend;
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 Bevi-inrichtingen:
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.22 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.24 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang van hout, metaal, of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect en duurzaam met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.25 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak. (bijvoorbeeld een aanbouw of een bijgebouw)
1.26 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.27 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.28 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.30 erf:
de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen”, met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;
1.32 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;
1.33 kap:
een gesloten en (overwegend) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;
1.34 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.35 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.36 langskap:
een kap met de nokrichting evenwijdig aan de weg waaraan de woning is gelegen;
1.37 peil:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.38 perceelgrens:
de scheiding tussen percelen die niet aan eenzelfde eigenaar behoren danwel niet door eenzelfde gebruiker worden gebruikt;
1.39 plat dak:
horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegen dak;
1.40 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.41 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.42 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.43 voorgevel:
het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw;
1.44 winkel:
een gebouw of een deel van een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de afstand tot de perceelgrens
de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. brandstofverkooppunt zonder LPG-vulpunt;
met de daarbij behorende:
- b. gebouwen;
met daaraan ondergeschiktL
- c. detailhandel in een weggebonden assortiment;
met de daarbij behorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- e. een luifel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel';
- f. andere werken;
- g. toegangswegen;
- h. verhardingen;
- i. parkeervoorzieningen, overeenkomstig de gemeentelijke parkeernormen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de brandveiligheid; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.1 sub 1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
- b. het gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een LPG-vulpunt;
- c. het gebruik of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als reservoir voor LPG.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.1 sub i. indien door bijzondere omstandigheden de parkeernorm op overwegende bezwaren stuit.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijkeordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- b. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
- c. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- e. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van de wegen of de aansluiting van de wegen, onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. het plan en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. het plan ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- e. het plan ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
- f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25 m² bedraagt;
- 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
Artikel 7 Overige Regels
7.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1 met maximaal 10%.
8.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 8.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
8.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
8.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 8.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
8.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 8.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Stadscentrum, deelplan van Limburg Stirumstraat 1, 2016.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .............................................................
De voorzitter, De griffier,
...................... ................................
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het tankstation aan Limburg Stirumstraat 1 te Hoogeveen heeft de bestemming Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met LPG. Aangezien er geen motorbrandstoffen met LPG meer verkocht worden op deze locatie, wordt de LPG-mogelijkheid 'wegbestemd'. Om die reden is voorliggende bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Opgave Bestemmingsplan
Met dit bestemmingsplan wordt de planologische mogelijkheid voor een lpg-vulpunt bij het tankstation wegbestemd, overeenkomstig de reeds feitelijke situatie dat er geen lpg aanwezig is bij dit tankstation. Het bestemmingsplan brengt dan ook de planologische situatie in overeenstemming met de feitelijke.
1.3 Opbouw Toelichting
Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:
- hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie en benoemt de huidige planologische regels;
- hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid;
- hoofdstuk 4 gaat in op de randvoorwaarden en belemmeringen vanuit omgevings- en milieuaspecten;
- hoofdstuk 5 gaat in op de planologische regels en de daarbij behorende verbeelding;
- hoofdstuk 6 gaat in op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Plangebied
Het perceel van Limburg Stirumstraat 1 ligt ten noordwesten van het stadscentrum van Hoogeveen. Hieronder is het perceel aangegeven, ter plaatse van de gele driehoek.
Afbeelding 1: Liggings plangebied
2.2 Vigerend Recht
Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan Stadscentrum 2012. , welke door de gemeenteraad van Hoogeveen is vastgesteld op 27 mei 2010 en op 12 januari 2011 onherroepelijk is geworden. De bestemming van het perceel is Bedrijf - verkooppunt motorbrandstoffen met LPG.
Afbeelding 2: Fragment vigerend bestemmingsplan Stadscentrum 2008
2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur Plangebied
Het bestemmingsplan heeft betrekking op een locatie in het noordwestelijk deel van het centrum van Hoogeveen. Aan de noordzijde wordt het gebied begrensd door de rotonde tussen de Stationsstraat en de Industrieweg, aan de zuid en westzijde vormt de van Limburg Stirumstraat de begrenzing. Aan de oostzijde grenst het perceel aan het bedrijf Sanisale Keukens. Het gehele plangebied heeft de functie van tankstation met aanverwante functies.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees- En Rijksbeleid
Het betreft hier het 'wegbestemmen' van de mogelijkheid tot verkoop van motorbrandstoffen met LPG. Met deze bestemmingswijziging wordt de planologische situatie in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie. Hierop is Europees- of Rijksbelang van toepassing.
3.2 Provinciaal- En Gemeentelijk Beleid
Zoals in paragraaf 3.1 aangegeven betreft het hier het wijziging van een bestemming conform de bestaande situatie. Dit heeft geen raakvlakken met het provinciale beleid. Wel wordt dit plan in het kader van het overleg bedoeld in artikel 3.1.1 Bro aan de provincie voorgelegd. Met voorliggend bestemmingsplan worden ook geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, die kunnen botsen met het gemeentelijke beleid.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het plan dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden. Dit plan voorziet in het wegbestemmen van de verkoopmogelijkheid van LPG als motorbrandstof. Het omgevingsaspect Externe veiligheid is in dit kader alleen relevant en nader uitgewerkt.
4.1 Externe Veiligheid
4.1.1 Wettelijk kader
Externe veiligheid gaat om het zoveel mogelijk beperken van de kans op het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:
- het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
- het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen en spoorwegen).
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
- Plaatsgebonden risico (PR)
Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.
- Groepsrisico (GR)
Dit is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR
moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.
4.1.2 onderzoek
Het bestemmingsplan wordt opgesteld, omdat het tankstation geen LPG meer opslaat en verkoopt. LPG-installaties hebben veiligheidscontouren waarmee in het bestemmingsplan rekening moet worden gehouden en daarmee beperkingen opleggen voor bepaalde locaties in de nabijheid van die LPG-installaties. LPG-tankstations vallen onder de bepalingen van het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) en zijn vergunningplichtig ingevolge de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).
Nu het tankstation geen LPG opslaat en verkoopt, is er dus geen sprake meer van een risicobron en zijn de veiligheidscontouren verdwenen. Het tankstation blijft wel benzine en diesel opslaan en verkopen, maar valt niet meer onder het Bevi. Het tankstation blijft vergunningplichtig ingevolge de Wabo, omdat het naastgelegen gebouw, welke in bezit is van een derde, binnen 20 meter vanaf een aflevertoestel bevind.
Door het vaststellen van dit bestemmingsplan zijn de beperkingen die de veiligheidscontouren veroorzaken opgeheven. Het is voor in de toekomst ook onmogelijk geworden om op deze locatie weer een LPG-tankstation te kunnen exploiteren. Het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Hoogeveen laat dat namelijk niet toe. Nieuwe risicobronnen in woongebieden worden namelijk niet toegelaten.
4.1.3 Conclusie
Het sluiten van de opslag en verkoop van LPG op deze locatie heeft een positief resultaat vanuit het oogpunt van externe veiligheid. Op deze wijze wordt namelijk een risicobron in een woonomgeving opgeheven. Het aspect externe veiligheid leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Juridisch Systeem
Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd. Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.
5.2 Regels
De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.
Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot. In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd.
Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt. In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduiding regels.
De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.
In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.
5.3 Verklaring Van De Bestemmingen
5.3.1 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG
Het brandstofverkooppunt en bijbehorende gebouwen, overkappingen en voorzieningen aan de Van Limburg Stirumstraat heeft een eigen bestemming. In dit bestemde gebied zijn alleen activiteiten toegestaan voor het verkooppunt. Binnen bestemming is een brandstofverkooppunt zonder LPG-vulpunt toegestaan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de betrokken partijen als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierop is door het waterschap Drents Overijsselse Delta en de provincie Drenthe gereageerd. Door het waterschap is verzocht alsnog de digitale watertoets uit te voeren, ookal vinden er geen waterhuishoudkundige wijzigingen als onderdeel van dit plan plaats. De watertoets is als bijlage aan het ontwerpbestemmingsplan toegevoegd.
Door de provincie is aangegeven dat er geen provinciale belangen van toepassing zijn. Het bestemmingsplan wordt nu dan ook als ontwerp voor een ieder ter inzage gelegd.
Het plan heeft als ontwerpplan ter inzage gelegen van 20 september 2018 tm 31 oktober 2018. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend. het plan is ongewijzigd vastgesteld.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er zijn dan ook geen andere kosten dan de gebruikelijke plan- en procedurekosten. Met voorliggend bestemmingsplan wordt voor de komende tien jaar voldaan aan de wettelijke vereisten van de Wet ruimtelijke ordening.