KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf 1
Artikel 5 Bedrijf 2
Artikel 6 Bos
Artikel 7 Horeca
Artikel 8 Kantoor
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Tuin
Artikel 11 Wonen
Artikel 12 Leiding - Gas
Artikel 13 Leiding - Hoogspanning
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 18 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
Artikel 20 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Bestaande Situatie Dorpsstraat 50a
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Opgave Bestemmingsplan
1.3 Opbouw Toelichting
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees En Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Bodem
4.2 Water
4.3 Geluid
4.4 Geur
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Bedrijven En Milieuzonering
4.8 Natuur
4.9 Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Juridisch Systeem
5.2 Regels
5.3 Verklaring Van De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Handhaving
6.1 Algemeen
6.2 Inventarisatie
6.3 Beleidskeuzen
6.4 Inzet Gemeentelijk Apparaat
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.2 Overleg Ex Artikel 3..1. Besluit Ruimtelijke Ordening
7.3 Inspraak
7.4 Economische Uitvoerbaarheid

Buitengebied, actualisatieplan 2016

Bestemmingsplan - gemeente Hoogeveen

Vastgesteld op 22-02-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied, actualisatieplan 2016 met identificatienummer NL.IMRO.0118.2016BP8096005-VG02 van de gemeente Hoogeveen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanbouw

een bijgebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;

1.7 aan-huis-verbonden beroep:

het in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, hieronder mede begrepen Bed & Breakfast;

1.8 afhankelijke woonruimte

een aanbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een gedeelte van de huishouding is gehuisvest;

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder tot een capaciteit van 100 ton per dag tevens wordt begrepen co-vergisting ten behoeve van energieopwekking;

1.10 agrarisch loonbedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het met behulp van landbouwwerktuigen verrichten van werkzaamheden voor en/of de levering van diensten aan (agrarische) bedrijven en particulieren, waaronder verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen;

1.11 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal bebouwd mag/moet worden;

1.14 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. de levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, danwel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.15 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of daarmee vergelijkbare voorzieningen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.17 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor toezicht en beheer;

1.18 belangrijkste gebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmeting, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;

1.19 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.20 bestaand:

de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend;

1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats (Let op: indien van toepassing));

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.27 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.29 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang van hout, metaal, of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect en duurzaam met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond);

1.30 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.31 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van volkstuinen, sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is verboden;

1.32 dagrecreatieve voorzieningen:

speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van dagrecreatie;

1.33 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.34 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.35 dienstverlenend bedrijf:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie;

1.36 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van prostitutie;

1.37 dwarskap:

een kap met de nokrichting haaks op de weg waaraan de woning is gelegen;

1.38 e-commerce:

vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, de goederen niet uitstalt ten verkoop, en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met magazijn c.q. opslag van goederen ten behoeve van de op grond van de bestemming toegelaten bedrijven, met dien verstande dat goederen wel en slechts ter plekke kunnen worden afgehaald;

1.39 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.40 evenement:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld
ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze,
recreatieve en/of sportieve of een daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, e.d.;

1.41 erf:

de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen”, met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;

1.42 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;

1.43 geluidbelasting vanwege een spoorweg:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten;

1.44 geluidbelasting vanwege een weg:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

1.45 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, genoemd in artikel 2.4 van het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer van 5 januari 1993 houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.46 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;

1.47 handelsonderneming

een bedrijf dat goederen in- en verkoopt zonder deze goederen een verder bewerking te geven;

1.48 halfvrijstaande woningen:

blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.49 hogere (geluidsgrens)waarde:

een waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.50 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;

1.51 horecabedrijf categorie 1:

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een broodjeszaak, een crêperie, een croissanterie, een eetcafé, een konditorei, een lunchroom, een pannenkoekenhuis, een patisserie, een petitrestaurant, een poffertjeszaak, een theehuis, een traiteur, een ijsssalon, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.52 horecabedrijf categorie 2:

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een afhaalcentrum, een automatiek, een café, een café-restaurant, een cafetaria, een grillroom, een hotel-café, een hotel-café-restaurant, een restaurant, een shoarmazaak, een snackbar, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.53 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

1.54 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijjk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;

1.55 kampeerplaats:

een stuk grond van maximaal 100 m2 voor het plaatsen van één kampeermiddel met bijzettentjes.

1.56 kantoor:

een gebouw waarvan ten minste 80 % van de vloeroppervlakte wordt gebruikt voor administratieve activiteiten, inclusief daaraan gerelateerde activiteiten, zoals kantine en sanitair;

1.57 kap:

een gesloten en (overwegend) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;

1.58 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.59 kwekerij:

een bedrijfsvoering dat het kweken omvat van houtachtige en/of kruidachtige gewassen, zoals (sier) bomen, (sier)heesters, coniferen, vaste planten en één- en tweejarigen;

1.60 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.61 langskap:

een kap met de nokrichting evenwijdig aan de weg waaraan de woning is gelegen;

1.62 leisureactiviteiten:

activiteiten die gericht zijn op recreatie en ontspanning welke individueel of in groepen kunnen plaatsvinden, zoals karten, overdekt skiën en bowlen;

1.63 lessenaarsdak:

een dak bestaande uit één hellend dakvlak;

1.64 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.65 peil:

  1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
  2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.66 perceelgrens:

de scheiding tussen percelen die niet aan eenzelfde eigenaar behoren danwel niet door eenzelfde gebruiker worden gebruikt;

1.67 platdak:

horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegen dak;

1.68 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.69 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.70 recreatiewoning:

een gebouw dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.71 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.72 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.73 stolpkap:

een kap met een piramidevormige afdekking eindigend in één punt of met een korte nokbalk haaks op de weg;

1.74 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.75 voorgevel:

het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw;

1.76 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één (of meerdere) huishouden(s);

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine (Let op: indien van toepassin).

2.7 de afstand tot de perceelgrens

de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een grondgebonden agarisch bedrijf;
  2. b. kwekerij ter plaatse van de functieaanduiding specifieke vorm van bedrijf - Kwekerij;
  3. c. recreatiewoning ter plaatse van de specifieke functieaanduiding recreatiewoning;
  4. d. agrarische loods ter plaatse van de specifieke functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch - loods;
  5. e. het behoud en herstel van de landschappelijke waarde;
  6. f. het behoud van de natuurlijke waarden;
  7. g. akkerbouw;
  8. h. ambachtelijke be- en verwerking agrarische producten;
  9. i. houtwal/-singel;
  10. j. paardenhouderij/-fokkerij;

met de daarbij behorende

  1. k. bedrijfsgebouwen;
  2. l. bedrijfswoning;
  3. m. verhardingen;
  4. n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. o. wonen ter plaatse van de functieaanduiding wonen, met in achtneming van het bepaalde in lid 3.7 (gebruiksregeling);

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
    1. 1. de plaats van de bebouwing in die zin dat de maximale breedte langs de weg ten hoogste 150 m en de maximale diepte ten hoogste 200 m mag bedragen;
    2. 2. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en dakvorm en afmeting van de gebouwen;
    3. 3. de situering van de bedrijfswoning en aanbouwen en bijgebouwen;
    4. 4. de situering van gebouwen en bouwwerken in die zin dat wordt gestreefd naar een geconcentreerde vorm van bebouwing binnen een bouwvlak;
    5. 5. de verhouding tussen de oppervlakte van het hoofdgebouw en de aanbouwen en bijgebouwen.
  2. b. De nadere eisen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bebouwing worden uitsluitend gesteld met het oog op:
    1. 1. de inpassing van de bebouwing in het landschapsbeeld;
    2. 2. het veiligstellen van de belangen ten aanzien van het uitzicht van woningen;
    3. 3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen;
    4. 4. de verkeersveiligheid.
  3. c. Met het oog op het landschaps- en bebouwingsbeeld dient te worden gebouwd in één bouwlaag met kap en een aan het hoofdgebouw ondergeschikte maatvoering en situering van aanbouwen en bijgebouwen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor:
    1. 1. de bouw van een tweede bedrijfswoning, mits wordt gebouwd binnen het bouwvlak;
    2. 2. een vergroting van het oppervlak ten behoeve van fokkerijen, mesterijen en/of pluimvee, indien dit noodzakelijk is op basis van wettelijke regels op het gebied van dierenwelzijn en -gezondheid, mits wordt gebouwd binnen het 3.2.2 sub a genoemde aaneengesloten oppervlak; ;
    3. 3. een grotere goothoogte van agrarische bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 5 m.
  2. b. De onder a bedoelde afwijking mag:
    1. 1. geen onevenredige afbreuk doen aan de in lid 3.1 omschreven waarden;
    2. 2. geen onevenredig negatieve invloed hebben op het milieu, de kwaliteit van de bodem en het grond- en oppervlaktewater;
    3. 3. geen negatieve invloed hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van andere gronden en gebouwen.
  3. c. Bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid mag het functioneren van de in de bestemming begrepen doeleinden niet wezenlijk worden aangetast. In de afweging worden in ieder geval de agrarische, archeologische, landschappelijke, natuurlijke, verkeerstechnische, milieuhygiënische belangen in acht genomen.

3.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. in de bestemming is een sexinrichting niet inbegrepen;
  2. b. in de bestemming is het kweken van laan- en parkbomen en boomfruitteelt ingebrepen;
  3. c. Mestopslagplaatsen, toren- en sleufsilo's, buiten het in lid 3.2.2 sub a genoemde bouwvlak, zijn niet in de bestemming inbegrepen.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanbrengen van beplantingen ten behoeve van de teelt van laan- en parkbomen en boomfruit, alsmede bos;
    2. 2. het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen en parkeervoorzieningen;
    3. 3. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
    4. 4. egaliseren en diepploegen.
  2. b. Het in lid 3.6 sub a vervatte verbod is niet van toepassing indien:
    1. 1. het normale onderhoudswerkzaamheden betreffen;
    2. 2. sprake is van erfbeplanting;
  3. c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
  4. d. De sub a bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in lid 3.1 omschreven waarden.
  5. e. Indien de vergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
  6. f. De sub a, onder 1 bedoelde vergunning wordt, voorzover deze betrekking heeft op de aanplant van bos, niet eerder verleend dan nadat advies is ingewonnen bij de provinciaal archeoloog.
  7. g. De sub a, onder 1 bedoelde vergunning wordt niet verleend indien a ls gevolg van de bosaanplant omliggende agrarische bedrijven in de (toekomstige) uitbreidingsmogelijkheden worden belemmerd.

3.7 Gebruiksregeling

Voor het gebruik van de gronden en gebouwen ter plaatse van het, in bijlage 1 van deze regels, aangegeven perceel en zoals bedoeld in lid 3.1 sub o, geldt het volgende:

  1. a. het gebruik van de gronden en de daarop aanwezige gebouwen als (burger)woning, zoals aangegeven op bijlage 1, mag, mits naar aard en omvang niet vergroot, worden voortgezet.

Artikel 4 Bedrijf 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch loonbedrijf;


met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bijgebouwen;
  3. d. bedrijfswoning ter plaatse van de functieaanduiding bedrijfswoning;
  4. e. bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten behoeve van bedrijfswoningen;
  5. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  6. g. nutsvoorzieningen;
  7. h. geluidwerende voorzieningen;
  8. i. water;

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van
    1. 1. het bepaalde in lid 4.2.1 en toestaan dat de oppervlakte van de bestaande gebouwen met maximaal 25 % worden vergroot
    2. 2. het bepaalde in 4.2.2 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd.
  2. b. De in lid 4.4 sub 1 en 2 genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    6. 6. de brandveiligheid, in die zin dat er uit ingewonnen advies bij de brandweer blijkt dat er voldoende en bruikbare ruimte aanwezig blijft voor brandbestrijding.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 4.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden voor opslag van goederen op open terrein voor zover ter plaatse niet de aanduiding 'opslag' is opgenomen op de verbeelding;
  2. b. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van:
    1. 1. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 oktober 2004;
    2. 2. bewoning, tenzij ter plaatse de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen op de verbeelding;
    3. 3. detailhandelsbedrijven;
    4. 4. kantoren;
    5. 5. leisureactiviteiten;
    6. 6. brandstofverkooppunten.

Artikel 5 Bedrijf 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. handelsonderneming;


met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bijgebouwen;
  3. d. bedrijfswoning ter plaatse van de functieaanduiding bedrijfswoning,
  4. e. bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten behoeve van bedrijfswoningen;
  5. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  6. g. nutsvoorzieningen;
  7. h. geluidwerende voorzieningen;
  8. i. water;

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere Eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd.
  2. b. De in lid 5.4 genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    6. 6. de brandveiligheid, in die zin dat er uit ingewonnen advies bij de brandweer blijkt dat er voldoende en bruikbare ruimte aanwezig blijft voor brandbestrijding.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 5.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden voor opslag van goederen op open terrein voor zover ter plaatse niet de aanduiding 'opslag' is opgenomen op de verbeelding;
  2. b. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van:
    1. 1. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 oktober 2004;
    2. 2. bewoning, tenzij ter plaatse de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen op de verbeelding;
    3. 3. detailhandelsbedrijven;
    4. 4. kantoren;
    5. 5. leisureactiviteiten;
    6. 6. brandstofverkooppunten.

Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos;
  2. b. recreatiewoning ter plaatse van de specifieke functieaanduiding recreatiewoning;


met daaraan ondergeschikt:

  1. c. paden en wegen;
  2. d. water;


met daarbij behorende;

  1. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.2.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

6.5 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. het bepaalde in lid 6.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de toegestane oppervlakte aan gebouwen en de buiten het bouwvlak op te richten oppervlakte van het gebouw niet meer dan 15 m² bedraagt;
  2. b. De in lid 6.5 sub a onder 1 genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. en met in achtneming van en rekening houdend met de in het Besluit externe veiligheidbuisleidingen, bedoelde grens- en/of richtwaarden en afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten.

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur;
    2. 2. het graven en dempen van waterpartijen en watergangen;
    3. 3. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen;
    4. 4. overige activiteiten die de bodemopbouw ter plaatse verstoren.
  2. b. Een vergunning als bedoeld in lid 6.6 sub a kan alleen worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische waarden.
  3. c. Een vergunning als bedoeld in lid 6.6 sub a kan, tenzij uit archeologisch onderzoek anders is gebleken of het perceel een lage archeologische verwachtingswaarde heeft op basis van de IKAW kaart, alleen worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
    1. 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    2. 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  4. d. Aan de in lid 6.6 sub a genoemde vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. (zie art. 39 Wijziging van de Monumentenwet 1988)
  5. e. Het in lid 6.6 sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. 1. het normale onderhoud en gebruik betreffen;
    2. 2. het aanbrengen van drainage;
    3. 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan;
    4. 4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
    5. 5. niet dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld;
    6. 6. niet bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur tot maximaal 10 cm onder de ploegdiepte van maximaal 30 cm;
    7. 7. een kleiner oppervlak dan 500 m2 beslaan.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven categorie 1 en 2;


met de daarbij behorende:

  1. b. bedrijfswoning ter plaats van de functieaanduiding bedrijfswoning;
  2. c. bijgebouwen ter plaatse van de bouwaanduiding bijgebouwen;


met daaraan ondergeschikt:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. parkeervoorzieningen, conform de CROW-publicatie 317;
  4. g. water;
  5. h. tuinen en erven;
  6. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. het bepaalde in lid 7.2.1 sub a, en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de toegestane oppervlakte aan gebouwen en de buiten het bouwvlak op te richten oppervlakte van het gebouw niet meer dan 100 m² bedraagt;
  2. b. De in lid 7.4 sub a onder 1 genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. en met in achtneming van en rekening houdend met de in het Besluit externe veiligheidbuisleidingen, bedoelde grens- en/of richtwaarden en afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting;
  2. b. het gebruik van gronden ten behoeve van evenementen;
  3. c. het gebruik of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van bewoning.

Artikel 8 Kantoor

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;

met de daarbij behorende

  1. b. gebouwen;
  2. c. bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. parkeervoorzieningen, conform de CROW-publicatie 317;
  4. g. water;
  5. h. nutsvoorzieningen;
  6. i. tuinen en erven;
  7. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. sociale veiligheid;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;


met de daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bijgebouwen;
  3. d. wegen en paden;
  4. e. parkeervoorzieningen, conform de CROW-publicatie 317;
  5. f. groenvoorzieningen;
  6. g. geluidwerende voorzieningen;
  7. h. speelvoorzieningen;
  8. i. water;
  9. j. tuinen, erven en terreinen;
  10. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;
  2. b. toegangspad, balkons en erkers ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming;
  3. c. parkeren;

met de daarbij ten dienste van de bestemming behorende:

  1. d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals pergola's en erf- of perceelsafscheidingen;
  2. e. andere werken;
  3. f. nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid; en
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 10.1 sub 1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. b. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ter plaatse van de specifieke functieaanduiding 'waarde - natuur en landschap' zonder landschappelijke inpassing te realiseren en in stand te houden, waarbij het inpassingsplan als uitgangspunt wordt genomen.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  2. b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  3. c. recreatiewoning ter plaatse van de specifieke functieaanduiding recreatiewoning.


met de daarbijbehorende:

  1. d. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. e. andere werken;
  3. f. tuinen en erven.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid; en
  5. e. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 sub a en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan 3 meter;
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 11.2.2 gegeven maten ten aanzien van de bijgebouwen tot niet meer dan 20% van die maten.
  3. c. De in lid 11.4 sub aen b genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 11.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
    1. 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
    2. 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
  2. b. Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
    3. 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
    4. 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit.
  3. c. Gebruik van een al dan niet vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    2. 2. de zorgbehoefte kan worden aangetoond;
    3. 3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Leiding - Gas

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een hoofdgastransportleiding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere op de verbeelding aangewezen bestemming, mogen mogen binnen een strook van 5 meter aan weerzijden van de leiding, gemeten vanuit het hart van de leiding op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze aanvullende bestemming.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding;
  3. c. de veiligheid van de gasleiding niet mag worden geschaad;
  4. d. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 12.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het permanent opslaan van goederen.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.4 en toestaan dat de gronden worden gebruikt voor het permanent opslaan van goederen, mits:

  1. a. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  2. b. geen afbreuk word gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding;
  3. c. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad.

12.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    1. 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    2. 2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
    3. 3. het in de grond brengen van voorwerpen;
    4. 4. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
    5. 5. het planten en rooien van bomen en het aanbrengen en rooien van andere diepwortelende beplantingen;
    6. 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  2. b. Het sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen;
    2. 2. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen;
    3. 3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    4. 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder en er geen afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (bovengrondse) nutsleidingen.

Artikel 13 Leiding - Hoogspanning

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een ondergrondse hoogspanningsleiding van ten hoogste 110 kV;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere op de verbeelding aangewezen bestemming, mogen binnen een strook van 5 meter aan weerzijden van de leiding, gemeten vanaf vanaf de buitenste kabels van de leiding, op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze aanvullende bestemming.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding;
  3. c. de veiligheid van de hoogspanningsleiding niet mag worden geschaad;
  4. d. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 13.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het permanent opslaan van goederen.

13.5 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.4 en toestaan dat de gronden worden gebruikt voor het permanent opslaan van goederen, mits:

  1. a. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  2. b. geen afbreuk word gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding;
  3. c. de veiligheid van de hoogspanningsleiding niet wordt geschaad.

13.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    1. 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    2. 2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
    3. 3. het in de grond brengen van voorwerpen;
    4. 4. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
    5. 5. het planten en rooien van bomen en het aanbrengen en rooien van andere diepwortelende beplantingen;
    6. 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  2. b. Het sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen;
    2. 2. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen;
    3. 3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    4. 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder en er geen afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (bovengrondse) nutsleidingen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels

15.1 Luchtvaartverkeerzone - beperkingengebied - geluid

Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - beperkingengebied - geluid' zijn geen nieuwe woningen, niet zijnde bedrijfswoningen, en/of geluidgevoelige gebouwen, zoals gedefinieerd in het Besluit Burgerluchthavens, toegestaan, die vanwege de geluidsbelasting van het vliegveld een te hoge geluidsbelasting ondervinden.

Artikel 16 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming.
  2. b. Tot een gebruik, strijdig met de in dit bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting;
  3. c. Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling een omgevingsvergunning is verleend, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor die vergunning is verleend.
  4. d. De in lid d genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden.
  5. e. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  4. d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
  5. e. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits:
    1. 1. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt;

Artikel 18 Overige Regels

18.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

19.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 19.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 19.1 met maximaal 10%.

19.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 19.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

19.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 19.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

19.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 19.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

19.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 19.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

19.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van lid 19.4 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beeïndiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, actualisatieplan 2016.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .............................................................

De voorzitter, De griffier,

...................... ................................

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Bestaande Situatie Dorpsstraat 50a

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Elke gemeente dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) om de tien jaar haar bestemmingsplannen te herzien of zo mogelijk een verlengingsbesluit te nemen, dan wel een beheersverordening vast te stellen.

Aangezien voor de bestemmingsplannen Buitengebied Noord en Buitengebied Zuid, herziening 2007 in november 2017 de tien jaarstermijn wordt bereikt, wordt voor dit plangebied een beheersverordening opgesteld. Deze beheersverordening neemt het vigerend planologisch-juridisch kader als uitgangspunt en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Doel van deze beheersverordening is slechts het voldoen aan de wettelijke verplichting.

Daarnaast is er ter voorbereiding op de beheersverordening geïnventariseerd of alle bestemmingen nog actueel zijn. Bij ongeveer zestig percelen is geconstateerd dat het gebruik van het perceel niet in overeenstemming is met de nu geldende bestemming in bestemmingsplanBuitengebied Zuid, herziening 2007 of Buitengebied Noord. Hiervoor wordt het voorliggende herstelbestemmingsplan opgesteld zodat alsnog de juiste bestemming wordt vastgelegd.

1.2 Opgave Bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan dient goed aan te sluiten bij de ruimtelijk-functionele gewenste invulling voor dit plangebied.

1.3 Opbouw Toelichting

Het bestemmingsplan ‘Buitengebied, herstelplan 2016' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (NL.IMRO.0118.2016BP8096005-VG02), schaal 1:1.500 en een legenda;
  • regels.


Op de verbeelding is de bestemming van het terrein aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan. Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:

  • hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie en benoemt het huidige planologische regime;
  • hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid;
  • hoofdstuk 4 gaat in op de randvoorwaarden en belemmeringen vanuit omgevings- en milieuaspecten, zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, wateraspecten, duurzaamheid etc.;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de planologische regels en de daarbij behorende verbeelding;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan;
  • hoofdstuk 7 gaat in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan;

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

De locaties in dit bestemmingplan liggen verspreid in het buitengebied van Hoogeveen. Het vigerende planologische kader is bestemmingsplan Buitengebied Noord of Buitengebied Zuid, herziening 2007.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees En Rijksbeleid

Het betreft hier het wijzigen van een aantal bestemmingen in het buitengebied van Hoogeveen conform de bestaande situatie. Het wijzigen van deze bestemmingen heeft geen raakvlakken met het Europese danwel rijksbelang.

3.2 Provinciaal Beleid

Het betreft hier het wijzigen van een aantal bestemmingen in het buitengebied van Hoogeveen conform de bestaande situatie. Het wijzigen van deze bestemmingen conform bestaande situatie heeft geen raakvlakken met het provinciale beleid. Wel wordt dit plan in het kader van het overleg bedoeld in artikel 3.1.1 Bro aan de provincie voorgelegd.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Het betreft hier het wijzigen van een aantal bestemmingen in het buitengebied van Hoogeveen conform de bestaande situatie. Met voorliggend bestemmingsplan worden dus geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, die kunnen botsen met het gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Voor de ruimtelijke ordening en milieuregelgeving is sprake van tweesporenbeleid welke beide hun eigen wettelijke kaders hebben, te weten de Wet ruimtelijke ordening en de Wet milieubeheer. De regelgeving in dit bestemmingsplan spits zich dan ook toe op de ruimtelijke aspecten van de milieuwetgeving. Het onderhavige herstelplan bestaat uit aanpassingen van het bestemmingsplan buitengebied (2007). Het betreft correcties en aanpassingen die de juridische regeling in overeenstemming brengt met de feitelijke situatie. Concreet gaat het om 55 locaties die gelegen zijn in het buitengebied van de gemeente Hoogeveen.

4.1 Bodem

4.1.1 Wettelijk kader

4.1.2 Onderzoek

4.1.3 Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.2 Water

4.2.1 Algemeen

In dit bestemmingsplan worden geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Deze waterparagraaf is erop gericht om de actuele watersituatie en het actuele waterbeleid in beeld te brengen. Daarnaast is de waterparagraaf vooral bedoeld om een brug te slaan naar de procedures en toetsingsinstrumenten van de waterbeheerder. De gemeente Hoogeveen is gelegen in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta en het waterschap Vechtstromen, wellke beiden verantwoordelijk zijn voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer.

4.2.2 Beleid en regelgeving

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

4.2.3 Beleidskader

Het herstelplan heeft betrekking op diverse locaties in het buitengebied van de gemeente Hoogeveen. De gemeente heeft de beide waterschappen geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Uit de toets komt naar voren dat geen waterschapsbelangen worden geraakt. Het onderhavige plan heeft geen invloed op de waterhuishouding. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III.

4.2.4 Conclusie

Het aspect water leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.3 Geluid

4.3.1 Algemeen

Voor het aspect geluid zijn vier verschillende bronnen van belang:

  • Wegverkeerslawaai;
  • Industrielawaai;
  • Luchtvaartverkeerlawaai;
  • Spoorwegverkeerlawaai.


In het kader van de Wet geluidhinder is bij vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Dit bestemmingsplan heeft geen invloed op geluidsbronnen. Er worden geen nieuwe wegen, spoorwegen of industrielocaties mogelijk gemaakt. Bovendien vindt geen wijziging van het luchtvaartverkeer plaats op basis van het bestemmingsplan. In dat kader is dan ook geen onderzoek noodzakelijk.

4.3.2 Wettelijk kader

De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:

  • woningen;
  • andere geluidsgevoelige gebouwen;
  • geluidsgevoelige terreinen.


Deze bescherming geldt als het gebruik van deze objecten is toegestaan volgens het bestemmingsplan, de beheersverordening, of omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening. Op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan met een periode van maximaal 10 jaar is de Wet geluidhinder niet van toepassing.

Onder "woning" wordt verstaan (artikel 1 Wet geluidhinder): gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van de geldende planologische status (bestemmingsplan, de beheersverordening, of omgevingsvergunning. De Wet geluidhinder kent het begrip bedrijfswoning niet. Een bedrijfswoning is gewoon een woning, waarvoor het mogelijk is een hogere waarde (als nodig) te verlenen. Dit geldt natuurlijk alleen voor bedrijfswoningen die zijn gelegen in een geluidzone. Hotels, recreatiewoningen en kantoren zijn niet geluidgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder.

In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen die bescherming bieden tegen geluidhinder van inrichtingen die onder het Besluit vallen. Deze bescherming wordt geboden aan gevoelige objecten (gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen (artikel 1.1)). In artikel 1.1 is in de definitie van gevoelige gebouwen aangegeven dat gebouwen die bij de inrichting horen (dienst- of bedrijfswoningen) geen geluidsgevoelig object zijn waarvoor de grenswaarden uit het besluit gelden. Dienst- of bedrijfswoningen die niet tot de inrichting behoren zijn gewoon woningen van derden waarvoor de grenswaarden wel gelden.

4.3.3 Onderzoek

Het voorliggende herstelplan legt grotendeel de bestaande situatie vast. Er worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gecreëerd of nieuwe bedrijven bestemd. Derhalve is voor het aspect geluid geen belemmering om de bestemmingen te wijzigen. Voor de volgende locaties is een nadere uitwerking opgenomen:

Albert van Daatselaarstraat 20 en 20a te Alteveer
Op deze locatie wordt een enkele woning omgezet naar een dubbele woning. De afstand van de weg tot de woning (20a) bedraagt circa 25 meter. Voor het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone van een weg in buitenstedelijk gebied geldt een maximale grenswaarde van 53 dB Lden. In het Verkeersmilieu model zijn geen gegevens opgenomen voor de Albert van Daatselaarstraat. Gezien de ligging in landelijk gebied, de breedte van de weg (4 meter), de hiermee gepaard gaande lage verkeersintensiteiten en de grote afstand van de weg tot de nieuwe geluidgevoelige bestemming, zal de maximale grenswaarde van 53 dB Lden niet worden overschreden. Derhalve is er voor het aspect geluid geen belemmering om de bestemming te wijzigen van woning naar dubbele woning.

Carstenswijk 132 en 132a te Elim
Op deze locatie wordt een enkele woning omgezet naar een dubbele woning. De afstand van de maatgevende Perebomenweg tot de woning (132a) bedraagt circa 90 meter. Voor het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone van een weg in buitenstedelijk gebied geldt een maximale grenswaarde van 53 dB Lden. Met het rekenprogramma Geomilieu versie 3.11 is een berekening uitgevoerd naar de geluidbelasting ten gevolge van de Perebomenweg op de betreffende locatie. De verkeersgegevens (verdeling) zijn afkomstig uit het Verkeersmilieu model voor het jaar 2020. Volgens de verkeerskundige van de gemeente Hoogeveen is er, in verband met de krimp op het platteland de verwachting dat, aangaande de autonome groei, de intensiteit ongeveer stabiel blijft de komende decennia. Derhalve is de etmaalintensiteit voor 2020 overeenkomstig het verkeersmodel gehanteerd. De aftrek conform artikel 110g van de Wet geluidhinder bedraagt voor onderhavige 60 km/uur weg 5 dB. De maximale grenswaarde van 53 dB Lden wordt niet overschreden. Derhalve is er voor het aspect geluid geen belemmering om de bestemming te wijzigen van woning naar dubbele woning.

Dorpsstraat 48 en 48-1 te Elim
Op deze locatie wordt een enkele woning omgezet naar een dubbele woning. De afstand van de weg tot de woning (48-1) bedraagt circa 25 meter. Voor het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone van een weg in buitenstedelijk gebied geldt een maximale grenswaarde van 53 dB Lden. Met het rekenprogramma Geomilieu versie 3.11 is een berekening uitgevoerd naar de geluidbelasting ten gevolge van de Dorpsstraat op de betreffende locatie. De verkeersgegevens (verdeling) zijn afkomstig uit het Verkeersmilieu model voor het jaar 2020. Volgens de verkeerskundige van de gemeente Hoogeveen is er, in verband met de krimp op het platteland de verwachting dat, aangaande de autonome groei, de intensiteit ongeveer stabiel blijft de komende decennia. Derhalve is de etmaalintensiteit voor 2020 overeenkomstig het verkeersmodel gehanteerd. De aftrek conform artikel 110g van de Wet geluidhinder bedraagt voor onderhavige 60 km/uur weg 5 dB. De maximale grenswaarde van 53 dB Lden wordt niet overschreden. Derhalve is er voor het aspect geluid geen belemmering om de bestemming te wijzigen van woning naar dubbele woning.

Marten Kuilerweg 9 te Elim
Op deze locatie wordt een tweede bedrijfswoning omgezet naar een reguliere woning. Marten Kuilerweg 7 heeft de bestemming agrarisch bedrijf. Ten zuiden van het bedrijf, op een afstand van circa 65 meter vanaf de stal, is de woning aan de Marten Kuilerweg 9 gesitueerd. Aangezien het akoestisch zwaartepunt van de inrichting, inclusief in- en uitrit, aan de noordzijde is gelegen, is er voor het aspect geluid geen belemmering om de bestemming te wijzigen van tweede bedrijfswoning naar woning.

Wijsterseweg 1 te Hoogeveen
Op deze locatie wordt een woonbestemming omgezet naar een maatschappelijke bestemming (kerk). Voor deze locatie worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gecreëerd of nieuwe bedrijven bestemd. Volgens de inventarisatie gaat het om een kerk. Voornemen is om de bestemming van deze locatie te wijzigen naar maatschappelijke doeleinden. Conform artikel 2.18, lid 1c van het Activiteitenbesluit, blijft bij het bepalen van de geluidniveaus buiten beschouwing:

  • het geluid ten behoeve van het oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging of het bijwonen van godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten en lijkplechtigheden, alsmede geluid in verband met het houden van deze bijeenkomsten of plechtigheden. Derhalve is er voor het aspect geluid geen belemmering om de bestemming te wijzigen naar maatschappelijke doeleinden. Wel zal, in verband met woningen op korte afstand van deze locatie, de maatschappelijke doeleinden moeten worden beperkt tot de in artikel 2.18, lid 1c van het Activiteitenbesluit genoemde bijeenkomsten.


Hoogeveensche Vaart 1 en 2 te Nieuweroord
Voor deze locatie worden twee nieuwe geluidgevoelige bestemming (1b en 2) toegevoegd in een bestaande woning. Volgens opgave van de gemeente is een vergunning afgegeven voor 3 woningen. De afstand van de weg tot de woning (2) bedraagt circa 15 meter. Voor het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone van een weg in buitenstedelijk gebied geldt een maximale grenswaarde van 53 dB Lden. Met het rekenprogramma Geomilieu versie 3.11 is een berekening uitgevoerd naar de geluidbelasting ten gevolge van de Hoogeveensche Vaart op de betreffende locatie. De verkeersgegevens (verdeling) zijn afkomstig uit het Verkeersmilieu model voor het jaar 2020. Volgens de verkeerskundige van de gemeente Hoogeveen is er, in verband met de krimp op het platteland de verwachting dat, aangaande de autonome groei, de intensiteit ongeveer stabiel blijft de komende decennia. Derhalve is de etmaalintensiteit voor 2020 overeenkomstig het verkeersmodel gehanteerd. De aftrek conform artikel 110g van de Wet geluidhinder bedraagt voor onderhavige 60 km/uur weg 5 dB. De maximale grenswaarde van 53 dB Lden wordt niet overschreden. Derhalve is er voor het aspect geluid geen belemmering om de bestemming te wijzigen van woning naar 3 woningen. De bestemming recreatiewoning achter in de tuin blijft gehandhaafd.

Marten Kuilerweg 25
Op deze locatie wordt een recreatiewoning omgezet naar een reguliere woning. In de nabije omgeving zijn geen inrichtingen gelegen die door de omzetting belemmerd worden. De locatie ligt wel binnen de wettelijke zone van de Marten Kuilerweg. Deze weg in het buitengebied heeft een aandachtsgebied van 250 meter aan weerszijde van de weg. Derhalve dient de geluidbelasting inzichtelijk te worden gemaakt. Op basis van de gegevens uit het verkeersmilieumodel van de gemeente Hoogeveen is deze berekening uitgevoerd. In het basis model is als verkeersintensiteit 1093 motorvoertuigen per etmaal opgenomen voor het jaar 2020. Voor de toekomstige situatie dient 10 jaar na dato te worden bepaald en is er uitgegaan van een toename tot 1500 motorvoertuigen per etmaal voor 2027. Ter plaatse geldt een maximumsnelheid van 60 km/h. De geluidbelasting wordt getoetst aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden, na aftrek van 5 dB conform artikel 110 g van de Wet geluidhinder. De berekening laat zien dat de geluidbelasting, zonder de aftrek reeds 47 dB Lden bedraagt en er daarom ruimschoots aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan. Daarmee zijn er geen belemmeringen voor het omzetten van de recreatieve bestemming naar regulier wonen.

4.3.4 Conclusie

Het aspect geluid leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Ten zien van de locatie Wijstersweg 1 te Hoogeveen zullen in de planregels de maatschappelijk doelen worden beperkt conform artikel 2.18, lid 1c Activiteitenbesluit genoemde bijeenkomsten.

4.4 Geur

Geur kan hinder veroorzaken in de leefomgeving. Wanneer deze hinder inderdaad ondervonden wordt, kan dit zelfs invloed hebben op de gezondheid. Het is derhalve zaak geurhinder zoveel mogelijk te beperken, door regels te stellen aan de uitstoot van geuremissies en afstanden ten opzichte van geurgevoelige objecten.

Het plan voorziet niet in de vestiging van nieuwe geurgevoelige objecten. Het aspect geur vormt daarom geen belemmering voor onderhavige herstelplan.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Wettelijk toetsingskader

Ten aanzien van de luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. In deze wet en de daarop gebaseerde regelingen - Besluit NIBM (luchtkwaliteitseisen) en Regeling NIBM (luchtkwaliteitseisen) - is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2)en fijn stof (PM10). Indien een voornemen 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging, hoeft geen verdere beoordeling ten aanzien van luchtkwaliteit plaats te vinden.

4.5.2 Beoordeling

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het voorliggend herstelplan heeft een consoliderend karakter. Er zijn geen nieuwe (her)ontwikkelingen in het plan opgenomen. Het voorliggend herstelplan leidt dan ook niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit ten opzichte van de huidige situatie. Er is sprake van een niet in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit. De grenswaarden voor NO2 en PM10 worden overigens ook nergens in de gemeente Hoogeveen overschreden (rapport 'Monitoringsrapportage NSL 2015', RIVM-rapport 2015-0166). De voorgenomen wijziging van de bestemmingen hebben geen negatieve invloed op de luchtkwaliteit. Er is derhalve sprake van een 'NIBM'-situatie waardoor nader onderzoek achterwege kan blijven.

4.5.3 Conclusie

Het aspect lucht vormt leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het herstelplan.

4.6 Externe Veiligheid

4.6.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid gaat om het zoveel mogelijk beperken van de kans op het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen en spoorwegen).


Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico (PR)
Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

Groepsrisico (GR)
Dit is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

4.6.2 Onderzoek

Conform het nationale veiligheidsbeleid en de visie externe veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie in het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied. Het herstelplan heeft ook betrekking op een aantal bospercelen die niet als zodanig zijn bestemd. Bospercelen zijn geen objecten die bescherming genieten in het kader van externe veiligheid. Er hoeft dus niet naar het plaatsgebonden risico of het groepsrisico te worden gekeken. Daarentegen is wel van belang dat door de aanwezige bosbegroeiing de integriteit van de buisleidingen niet wordt aangetast. Gekeken is of het bosperceel wordt doorkruist met een buisleiding en dat is bij 3 percelen het geval. De leidingexploitanten Gasunie en de NAM hebben tot nu toe geen problemen gehad met de huidige bebossing van het buitengebied. Het aspect Externe veiligheid levert geen belemmeringen oplevert voor het uitvoeren van het bestemmingsplan. Voor de navolgende locaties is nader bureauonderzoek gedaan:

Marten Kuilerweg 7a te Elim
Op deze locatie krijgt een niet bestemde woning een woonbestemming. De locatie ligt binnen het invloedsgebied, waarvan huisnummer 7 tevens binnen de 100% letaliteitszone, van een hoge druk aardgasleiding van de Gasunie. Het aantal personen zal door de aanduiding recreatiewoning niet wijzigen. Ter hoogte van de locatie wordt op de buisleiding striktere begeleiding werkzaamheden toegepast als maatregel om een overschrijding van de grenswaarde van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar ongedaan te maken. De locatie ligt buiten de reserveringsstrook van de structuurvisie buisleidingen. Er is geen reden aanwezig het groepsrisico verder op maatregelen te moeten verantwoorden. Externe veiligheid levert geen belemmeringen op.

Marten Kuilerweg 9 te Elim
Op deze locatie wordt een tweede bedrijfswoning omgezet naar een reguliere woning. De locatie ligt binnen het invloedsgebied, tevens binnen de 100% letaliteitszone, van een hoge druk aardgasleiding van de Gasunie. Het aantal personen zal door de toenemen met 2,4 personen. De toename is niet terug te zien in de risicoberekening van het groepsrisico. Het groepsrisico in dit gebied is erg laag. Ter hoogte van de locatie wordt op de buisleiding striktere begeleiding werkzaamheden toegepast als maatregel om een overschrijding van de grenswaarde van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar ongedaan te maken. De locatie ligt buiten de reserveringsstrook van de structuurvisie buisleidingen. Er is geen reden aanwezig het groepsrisico verder op maatregelen te moeten verantwoorden. Externe veiligheid levert geen belemmeringen op.

Fluitenbergseweg oost 12 te Fluitenberg
Op deze locatie wordt een agrarische bedrijfsbestemming omgezet naar een woonbestemming. De locatie ligt binnen de Basisnetafstand van 200 meter van de Rijksweg A28. Het aantal personen zal door de wijziging van de agrarische bestemming in een woonbestemming nagenoeg hetzelfde zijn. In de hoogte van het groepsrisico levert deze wijziging geen toename van het totale groepsrisico op. Daarnaast geldt dat het huidige gebruik al als een woning kan worden aangemerkt. Er is geen reden aanwezig het groepsrisico verder op maatregelen te moeten verantwoorden. Externe veiligheid levert geen belemmeringen op.

Wilfred Stilweg 1b te Hollandscheveld
Op deze locatie wordt een bedrijfsbestemming omgezet naar een woonbestemming. De locatie ligt binnen het invloedsgebied van hoge druk aardgasleidingen van de Gasunie. Het aantal personen zal door de wijziging van deze bestemming nagenoeg hetzelfde blijven. Daarnaast geldt dat het huidige gebruik al als een woning kan worden aangemerkt. Het groepsrisico is laag in dit gebied langs deze hoge druk aardgasleidingen. Er is geen reden aanwezig het groepsrisico verder op maatregelen te moeten verantwoorden. Externe veiligheid levert geen belemmeringen op.

Hondenvereniging Spaarbankbos Hoogeveenseweg 32 te Hoogeveen
Op deze locatie wordt de aanwezige hondenverenigings planologisch geregeld. De locatie ligt buiten het invloedsgebied van de Rijksweg A28. Daarentegen ligt de locatie binnen het invloedsgebied van drie hogedruk aardgasleidingen. De hondenvereniging verzorgt trainingen op de zaterdag, dinsdag en op donderdag . Op deze trainingsdagen zijn er circa 15 personen aanwezig. Verder worden er tot 6 keer per jaar evenementen georganiseerd met circa 100 personen. De locatie ligt buiten de 100% letaliteitszone en draagt met dit aantal personen niet bij aan de hoogte van het groepsrisico. Uit de uitgevoerde risicoanalyse is dit namelijk ook gebleken. De risicoanalyse geeft voor dit gebied een laag groepsrisico weer. De hoogte van het groepsrisico ligt ruimschoots onder de oriëntatiewaarde. Voor deze locatie is de Veiligheidsregio Drenthe (VRD) gevraagd om een advies te geven. Samengevat is vanuit het oogpunt van externe veiligheid het niet wenselijk om een (beperkt) kwetsbaar object in het letaliteitsgebied van een buisleiding te plaatsen. Daarbij moet echter opgemerkt worden dat de kans op een incident bijzonder klein is. Incidenten met buisleidingen worden in vrijwel alle gevallen veroorzaakt door graafwerkzaamheden. De uiteindelijke beoordeling of het verantwoord is om de wijziging door te voeren ligt bij de gemeente Hoogeveen als bevoegd gezag. Gezien de vorenstaande beoordeling en advisering is besloten om de locatie wel te wijzigen naar een maatschappelijke bestemming. Het gebruik van de locatie heeft geen extra nadelige gevolgen en de kansen op een incident zijn behoorlijk klein.

Toldijk 1/1a te Hoogeveen
Op deze locatie wordt een woonbestemming omgezet naar een kantoorbestemming. De locatie ligt buiten de Basisnetafstand van 200 meter van de spoorlijn Zwolle – Groningen en van de Rijksweg A28. De locatie ligt voor slechts een klein gedeelte binnen het invloedsgebied van de spoorlijn. Er is geen reden aanwezig het groepsrisico verder op maatregelen te moeten verantwoorden. Externe veiligheid levert geen belemmeringen op.

Hoogeveensevaart 1 en 2 te Nieuweroord
Op deze locatie wordt een enkele woonbestemming omgezet naar een bestemming voor meerdere woningen en een recreatiewoning. De locatie ligt binnen het invloedsgebied van twee hoge druk aardgasleidingen (A-503 en A-509). De uitbreiding ligt binnen de 100% letaliteitszone van de buisleiding en het groepsrisico zal moeten worden verantwoord. In verband met het bestemmingsplan externe veiligheid voor het buitengebied is de risicoanalyse reeds uitgevoerd. Hieruit bleek dat de buisleiding A-503 de maatgevende buisleiding is voor deze objecten. Het berekende groepsrisico vanwege deze buisleiding bedroeg 75 slachtoffers. Vanwege de uitbreiding met twee woningen neemt de populatie toe met 4,8 personen. In het berekende aantal slachtoffers komt dit aantal reken technisch niet terug. De maatgevende populatie ligt namelijk meer in zuidelijke richting. De oriëntatiewaarde wordt niet overschreden. De maximale overschrijdingsfactor van de buisleiding A-503 is gelijk aan 7.339E-03 (0.73%).
Externe veiligheid levert geen belemmeringen op. Hieronder de curve van het berekende groepsrisico voor het bestemmingsplan externe veiligheid. Door deze uitbreiding wijzigt deze curve niet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP8096005-VG02_0002.png"

Figuur 2: Curve Groepsrisico

Brugstraat 150 te Nieuwlande
Op deze locatie wordt een bedrijfsbestemming omgezet naar een woonbestemming. De locatie ligt binnen het invloedsgebied, tevens binnen de 100% letaliteitszone, van een hoge druk aardgasleiding van de Gasunie. Het aantal personen zal door de wijziging van een bedrijfsbestemming in een woonbestemming nagenoeg hetzelfde zijn. Wellicht dat het aantal personen in de nachtperiode met 2.4 personen toeneemt. Echter in de hoogte van het groepsrisico levert deze wijziging geen toename van het totale groepsrisico op. Daarnaast geldt dat het huidige gebruik al als een woning kan worden aangemerkt. Er is geen reden aanwezig het groepsrisico verder op maatregelen te moeten verantwoorden. Externe veiligheid levert geen belemmeringen op.

Brugstraat 154 te Nieuwlande
Op deze locatie wordt een agrarische bedrijfsbestemming omgezet naar een woonbestemming. De locatie ligt binnen het invloedsgebied van hoge druk aardgasleidingen van de Gasunie. Het aantal personen zal door de wijziging van de agrarische bestemming in een woonbestemming nagenoeg hetzelfde zijn. In de hoogte van het groepsrisico levert deze wijziging geen toename van het totale groepsrisico op. Daarnaast geldt dat het huidige gebruik al als een woning kan worden aangemerkt. Er is geen reden aanwezig het groepsrisico verder op maatregelen te moeten verantwoorden.

Externe veiligheid levert geen belemmeringen op.

Stuifzandseweg 57 te Stuifzand
Op deze locatie wordt een bedrijfsbestemming omgezet naar een woonbestemming. De locatie ligt ten noorden van De Wieken en ligt juist buiten het invloedsgebied van de gereserveerde locatie (Het zgn. Bosje) op de Wieken die bestemd is voor een toekomstig LPG-tankstation. Het gaat om een kwetsbaar object en volgens de Circulaire LPG, geldt daarvoor een effectafstand voor een brandaandachtsgebied van 60 meter vanaf het LPG-vulpunt. De locatie ligt daar ruimschoots buiten.

Externe veiligheid levert geen belemmeringen op.

Kanaal WZ 24 te Tiendeveen
Op deze locatie wordt een bedrijfsbestemming omgezet naar een woonbestemming. De locatie ligt binnen het invloedsgebied, tevens binnen de 100% letaliteitszone, van een hoge druk aardgasleiding van de Gasunie. Het aantal personen zal door de wijziging van een bedrijfsbestemming in een woonbestemming nagenoeg hetzelfde zijn. Wellicht dat het aantal personen in de nachtperiode met 2.4 personen toeneemt. Echter in de hoogte van het groepsrisico levert deze wijziging geen toename van het totale groepsrisico op. Daarnaast geldt dat het huidige gebruik al als een woning kan worden aangemerkt. Er is geen reden aanwezig het groepsrisico verder op maatregelen te moeten verantwoorden.

Externe veiligheid levert geen belemmeringen op.

4.6.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.7 Bedrijven En Milieuzonering

4.7.1 Wettelijk kader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;

rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

4.7.2 Onderzoek

Het voorliggende herstelplan bestaat uit verschillende locaties. Met dit onderhavig plan wordt slechts de huidige situatie geregeld of betreft het een bestaande situatie die gecorrigeerd wordt. Hiervoor is niet opnieuw getoetst aan het aspect bedrijven en milieuzonering.

4.7.3 Conclusie

Het aspect milieuhinder staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.8 Natuur

4.8.1 Wettelijk kader

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag gebleven voor Natura 2000 bescherming en faunabeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen en ontheffingen voor al deze gebieden. Hierop geldt alleen een uitzondering als het rijksaangelegenheden betreft.

Provinciale Staten hebben op 14 december 2016 regels gesteld en vrijstelling gegeven over de soortenbescherming, faunabeheer en houtopstanden in de Provinciale omgevingsverordening Drenthe. In deze verordening zijn de vrijstelling voor beweiden en bemesten en de soortenvrijstellingen van het rijk overgenomen. Verder zijn er regels gesteld om faunabeheer mogelijk te maken. Ten slotte de spelregels voor houtopstanden (voorheen Boswet) vastgelegd. Zo is bepaald aan welke eisen een compensatieverzoek moet voldoen en is de mogelijkheid voor het aanleggen van tijdelijk bos geregeld. Daarnaast hebben Gedeputeerde Staten op 20 december 2016 de beleidsregels Wet natuurbescherming Drenthe vastgesteld. Deze beleidsregels gaan over het toedelen van ontwikkelingsruimte in relatie tot de PAS (Natura 2000), soortenbescherming en houtopstanden. De provincie Drenthe zet zich ook in voor actieve soortenbescherming. Deze taak zal in 2017 verder worden uitgewerkt overeenkomstig het Flora- en faunabeleidsplan en de natuurvisie.

4.8.2 Onderzoek

Het is noodzakelijk om op basis van de Wet natuurbescherming vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen en andere plannen en activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten en habitats. Het voorliggend veegplan bevat geen van ruimtelijke (her)ontwikkelingen.

4.8.3 Conclusie

Het betreft een herstelplan waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien. Het plan heeft vooralsnog geen effecten op de beschermde natuurgebieden of op de flora en fauna in het plangebied. Er kan geconcludeerd worden dat er ten aanzien van natuur geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Bij elk voornemen voor een toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied zal worden getoetst wat de effecten hiervan zijn op de aanwezige beschermde soorten.

4.9 Milieueffectrapportage

4.9.1 Wettelijk kader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

4.9.2 Onderzoek

De genoemde correcties en aanpassingen die de juridische regeling in overeenstemming brengt met de feitelijke situatie hebben geen betrekking op activiteiten die voorkomen op de D-lijst in de bijlage bij het Besluit m.e.r. Daarnaast zijn de wijzigingen allen dusdanig klein van aard geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen.

4.9.3 Conclusie

Voor dit herstelplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Juridisch Systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd.
Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de inwoner 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht p grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

5.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.
Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.
In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 5.3 nader uitgewerkt.
In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduiding regels.
De algemene aanduiding regels geven de mogelijkheid voor algemene aanduidingen, die als een extra laag over meerdere bestemmingen kan liggen. In dit bestemmingsplan zijn 3 van deze algemene aanduidingen aanwezig, te weten:

  • Geluidszone - industrie 50 dB(A);
  • Luchtvaartverkeerzone - beperkingengebied - geluid;
  • Vrijwaringszone - buisleidingenstraat.

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

5.3 Verklaring Van De Bestemmingen

5.3.1 Agrarisch

Binnen deze bestemming zijn bedrijven aan de Hoofdweg te Stuifzand geregeld die gericht zijn op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

Ter plaatse van de aanduiding kwekerij is een kwekerij toegestaan.

5.3.2 Bedrijf B1

Bedrijven met deze bestemming zijn functioneel aan het landelijk gebied gebonden. In dit specifieke geval gaat het om een loonwerkbedrijf aan de Hendrik Reindersweg 3a te Pesse. Voor dit bedrijf is een bouwvlak en een maximale goot- en bouwhoogte, dakhelling en een bebouwingspercentage opgenomen, afgestemd op zowel de huidige als de toekomstige bouwmassa.

5.3.3 Bos

Onder deze bestemming zijn 14 bospercelen in het buitengebied geregeld waarbij tevens een omgevingsvergunning is opgenomen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden.

5.3.4 Horeca

Binnen deze bestemming is een cafe/ restaurant aan de Echtenseweg geregeld.

5.3.5 Kantoor

Onder deze bestemming vallen is een kantoor aan Wijsterseweg geregeld. Er is een bouwvlak, een maximale goot- en bouwhoogte, dakhelling en een bebouwingspercentage opgenomen, afgestemd op de bestaande of de toekomstige bouwmassa.

5.3.6 Maatschappelijk

Onder deze bestemming vallen doorgaans de educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en openbare dienstverlening. Voor al deze voorzieningen zijn een bouwvlak, een maximale goot- en bouwhoogte, dakhelling en een bebouwingspercentage opgenomen, afgestemd op de bestaande of de toekomstige bouwmassa.

5.3.7 Wonen

Binnen deze bestemming zijn grondgebonden woningen toegestaan. Deze grondgebonden woningen bestaan uit vrijstaande, twee-aaneengebouwde woningen en aaneengbouwde woningen van één à twee bouwlagen, voorzien van een kap.

Ter plaatse van de aanduiding recreatiewoning is een recreatiewoning toegestaan.

Hoofdstuk 6 Handhaving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst. Als blijkt dat in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder de betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.

6.2 Inventarisatie

Ten behoeve van het opstellen van dit bestemmingsplan heeft een inventarisatie plaatsgevonden van het plangebied. Hierbij is gekeken naar het grondgebruik, de verschillende functies en de bebouwing. Daarnaast zijn de eigenaren van de in dit bestemmingsplan aangegeven percelen door middel van een brief op de hoogte gebracht. Hiermee is beoogd een een zo correct mogelijke verbeelding vast te stellen.

6.3 Beleidskeuzen

De gemeenteraad van Hoogeveen heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. De gemeenschappelijke handhavings- en gedoogstrategie fysieke leefomgeving provincie Drenthe behandelt alle Wabo-taken in de gemeente Hoogeveen. De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het Wabo-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

6.4 Inzet Gemeentelijk Apparaat

Met betrekking tot de handhaving van de regels in de bestemmingsplannen in het algemeen is intern afstemming tussen de verschillende afdelingen. Indien nodig wordt over een specigiek geval afstemming gezocht. Per januari 2014 is daarnaast de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) van start gegaan. De RUD is de uitvoeringsorganisatie op het gebied van milieuhandhaving voor de gehele provincie. De RUD werkt op basis van de Drentse handhavings- en gedoogstrategie.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Inspraak is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) niet verplicht gesteld. Het is uiteraard wel van belang dat burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties worden betrokken bij de totstandkoming van een bestemmingsplan.

7.2 Overleg Ex Artikel 3..1. Besluit Ruimtelijke Ordening

Het plan is voorgelegd aan de betrokken partijen als bedoeld in het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Er is één inhoudelijke reactie ontvangen van het Drents Landschap. Het Drents Landschap stelt voor om de Maatschappelijke bestemming van de politiehondenvereniging in het Spaarbankbos te verkleinen naar het deel van het perceel dat door de politiehondenvereniging wordt gebruikt en het overige deel van het perceel te bestemmen als natuur. Dit conform het feitelijk gebruik van het perceel. Dit verzoek is verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Verder zijn er geen inhoudelijke reacties ontvangen.

7.3 Inspraak

Het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied, actualisatieplan 2016 heeft van 10 augustus 2017 tot en met 4 oktober 2017 voor een ieder ter inzage gelegen. Daarnaast kon het plan worden ingezien via de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Een ieder is in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.

Tijdens de inzagetermijn zijn er 5 schriftelijke en 2 mondelinge zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en van commentaar voorzien.


Zienswijze Bennerwijk 2 Elim
In een weiland aan de Bennerwijk staat een solitaire schuur. Deze schuur heeft als adres Bennerwijk 2. De indiener van de zienswijze geeft aan dat hier 100 jaar geleden een woning stond en later 2 noodwoningen. Er wordt verzocht om in overeenstemming met het verleden een bouwmogelijkheid voor een woning op te nemen.


Reactie gemeente
Bennerwijk 2 valt onder bestemmingsplan Buitengebied Zuid, ligt binnen de bestemming Landelijk Gebied II en heeft geen nadere aanduiding. Het verzoek om een passende bestemming op te nemen is terecht.
In de huidige situatie is er alleen een schuur aanwezig en geen woning. Het ruimtelijk beleid van de provincie en de gemeente staat de bouw van nieuwe woningen in het buitengebied niet toe. Dit om verrommeling en verstening van het buitengebied tegen te gaan. Aan het verzoek om een bouwmogelijkheid voor een woning op te nemen kan vanwege strijdigheid met het provinciale en gemeentelijke beleid niet te gemoed gekomen worden.

Omdat de schuur in de huidige situatie geen bestemming heeft, wordt voor Bennerwijk 2, bestaande uit de percelen, kadastraal bekend gemeente Hoogeveen, sectie M, nummer 03243 en 03244 de bestemming 'Agrarisch' opgenomen en de op de percelen aanwezige schuur wordt voorzien van een bouwblok met de functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch - loods.


Conclusie:

De zienswijze leidt tot aanpassing van de planregels en de verbeelding.


Zienswijze Tennet TSO B.V.

Indiener geeft aan dat in het plangebied van het bestemmingsplan de ondergrondse hoogspanningsverbinding Wijster - Hoogeveen loopt en dan specifiek voor locatie 38 Hendrik Reindersweg uit het ontwerpbestemmingsplan. Er wordt verzocht om voor deze locatie de dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanningsleiding' op te nemen. Ook wordt genoemd dat de ondergrondse verbinding niet is opgenomen in het huidige bestemmingsplan Buitengebied Noord.

Reactie gemeente

De gemaakte opmerking is terecht, de dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanningsleiding' is abusievelijk niet opgenomen. Bij de vaststelling wordt de dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanningsleiding' opgenomen voor de locatie Hendrik Reindersweg.

De ondergrondse hoogspanningsverbinding Wijster - Hoogeveen is opgenomen en daarmee planologisch vastgelegd in het op 21 september 2017 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied, parapluherziening externe veiligheid en andere milieucontouren.

Conclusie:

De zienswijze leidt tot aanpassing van de planregels en de verbeelding.


Zienswijze Dorpsstraat 50a Elim

De Indiener geeft aan dat een deel van zijn grond opgenomen is in bestemmingsplan Buitengebied Zuid, herziening 2007. Dit is gebeurd doordat de bestemming van Dorpsstraat 48a in dit bestemmingsplan gewijzigd is naar 'Bedrijven, categorie B1'. Naar mening van de indiener vallen zijn gronden ook onder de bestemming 'Bedrijven, categorie B1'. Indiener verzoekt de plangrenzen aan te passen, zodat het perceel kadastraal bekend gemeente Hoogeveen, sectie M, nummer 4628 en een deel van het perceel kadastraal bekend gemeente Hoogeveen, sectie M 4629 niet meer onder de bestemming 'Bedrijven, categorie B1' vallen en bestemd worden volgens de feitelijke situatie.

Reactie gemeente

De vraagt indiener om de bestemming van de percelen te bestemmen conform de feitelijke situatie. Het perceel kadastraal bekend gemeente Hoogeveen, sectie M 4629 heeft de bestemming 'Landelijk Gebied II'. Indiener geeft aan dat dit perceel voor agrarische doeleinden wordt gebruikt. Dit is in overeenstemming met de huidige bestemming. Aanpassing van de bestemming voor dit perceel is dus niet noodzakelijk.

Op het perceel kadastraal bekend gemeente Hoogeveen, sectie M, nummer 4628 staat een chalet. Voor dit chalet is op 5 maart 1999 een bouwvergunning verleend. De vergunning is verleend op basis van het overgangsrecht van het toen geldende bestemmingsplan Buitengebied. In het huidige bestemmingsplan Buitengebied Zuid valt het chalet onder de bestemming 'Landelijk Gebied II' en heeft geen nadere aanduiding. Dit betekent dat het chalet nu onder het overgangsrecht valt van het huidige bestemmingsplan Zuid, herziening 2007.

Volgens vaste jurisprudentie van de Raad State is het opnieuw onder overgangsrecht brengen van bestaand legaal gebruik, niet mogelijk als het niet daadwerkelijk binnen de planperiode van tien jaar ten einde zal komen. Dit betekent dat voor het chalet een passende planologische regeling in het bestemminsplan moet worden opgenomen, zoals de indiener ook vraagt.

Door de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe is beoordeeld of voor het chalet een woonbestemming opgenomen kan worden. Hieruit is het volgende naar voren gekomen:

Naast het adres Dorpsstraat 50a is het bedrijf van L. Koopmans aan de Dorpsstraat 48a gelegen. Binnen dit bedrijf worden 20 stuks vrouwelijk jongvee, 14 volwassen paarden en 6 paarden in opfok gehouden.

De aan te houden afstanden met betrekking tot geur en de geurnormen uit het Activiteitenbesluit zijn maatgevend bij de beoordeling van de geurhinder afkomstig van een veehouderij. De normstelling in het Activiteitenbesluit is ontleend aan de Wet geurhinder en veehouderij.

Voor de beoordeling van geur afkomstig van jongvee en paarden zijn vaste afstanden bepaald. Buiten de bebouwde kom moet het emissiepunt van de stal op minimaal op 50 meter afstand zijn gelegen t.o.v. een geurgevoelig object, zoals een woning. Binnen de bebouwde kom dient genoemde afstand ten minste 100 meter te zijn. De omgeving van Dorpsstraat 50a wordt beoordeeld als bebouwde kom, omdat ter plekke sprake is van lintbebouwing.

Het adres Dorpsstraat 50a is meegenomen in de geurbeoordeling die nodig was bij de ingediende melding Besluit landbouw milieubeheer van Dorpsstraat 48a. Hieruit blijkt dat de afstand tussen het chalet Dorpsstraat 50a en het dichtstbijzijnde emissiepunt van de stal circa 29 meter bedraagt en het volledige perceel binnen 50 meter van het dichtstbijzijnde emissiepunt ligt.

Er kan niet worden voldaan aan het minimale afstandscriterium van 100 meter. Op een afstand van 29 meter tussen het emissiepunt van de stal en het chalet kan geen goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. Vanuit milieukundig oogpunt is het niet wenselijk om een woonbestemming op te nemen voor Dorpsstraat 50a, omdat door de geringe afstand tot het dichtsbijzijnde emissiepunt van Dorpsstraat 48a een goed woon- en leefklimaat niet kan worden gewaarborgd. Daarnaast geldt een gevel-gevelafstand (dit is de afstand van de stalgevel tot de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden) van minimaal 25 meter. Aan de gevel-gevel afstand kan eveneens niet worden voldaan. Deze afstand bedraagt circa 20 meter.
Op basis van het advies van de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe is het opnemen van een woonbestemming voor Dorpsstraat 50a niet mogelijk. Echter op basis van vaste jurisprudentie van Raad van State mag het chalet niet opnieuw onder het overgangsrecht worden gebracht. Daarom is er voor gekozen om het perceel kadastraal bekend sectie M, nummer 4628 de bestemming 'Agrarisch' te geven met de aanduiding 'Wonen' toegestaan. In de planregels van bestemming 'Agrarisch' is aangegeven, dat ter plekke van de aanduiding 'Wonen' het gebruik van de gronden en de daarop aanwezige gebouwen als (burger)woning, mits naar aard en omvang niet vergroot, mag worden voortgezet. Door deze regeling op te nemen wordt tegemoet gekomen aan de bestaande rechten van de indiener, zonder dat de strijdigheid met de bestaande milieukundige situatie verder vergroot wordt.


Conclusie:

De zienswijze leidt tot aanpassing van de planregels en de verbeelding.


Zienswijze Wijsterseweg 1

De indiener vraagt om twee percelen, die al tientallen jaren als parkeerterrein in gebruik zijn bij de bijeenkomstzaal, ook op te nemen in de bestemming 'Maatschappelijk". Het gaat om de percelen, kadastraal bekend, gemeente Hoogeveen, Sectie A met nummer 5740 en 5741.


Reactie gemeente

Het klopt dat de percelen, kadastraal bekend, gemeente Hoogeveen, Sectie A met nummer 5740 en 5741 in gebruik zijn als parkeerterrein. De bedoelde percelen krijgen de bestemming 'Maatschappelijk'.


Conclusie:

De zienswijze leidt tot aanpassing van de planregels en de verbeelding.


Zienswijze Kampiepensweg 6 Pesse

De eigenaar van de recreatiewoning Kampiepensweg 6 heeft mondeling gevraagd of het bouwblok van de recreatiewoning vergroot mag worden. In de huidige situatie heeft de recreatiewoning een oppervlakte van nog geen 30 vierkante meter. Dit is voldoende voor de huidige eigenaren, maar niet voor de kinderen van de eigenaren met hun gezinnen. Voor een gezin is een recreatiewoning met 2 slaapkamers noodzakelijk en daar is nu geen sprake van.

Reactie gemeente

In het bestemmingsplan Buitengebied, parapluherziening recreatie en toerisme is opgenomen dat permanente kampeermiddelen op campings en kleinschalige kampeerterreinen een oppervlakte mogen hebben van maximaal 50 vierkante meter. De recreatiewoning van de indiener is hiermee vergelijkbaar. Daarom is op basis van het beleid, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied, parapluherziening recreatie en toerisme, vergroting van het bouwvak van de recreatiewoning tot een oppervlakte van 50 vierkante meter mogelijk.


Conclusie:

De zienswijze leidt tot aanpassing van de verbeelding.


Zienswijze Dorpsstraat 48 en 48-1 Elim

De indiener geeft aan dat conform een eerder gedane toezegging en een verleende bouwvergunning uit 1991 de bestemming van Dorpsstraat 48 en 48-1 met dit bestemmingsplan gewijzigd wordt van enkele woning naar een dubbele woning. Het is indiener echter niet duidelijk waarom het perceel kadastraal bekend, gemeente Hoogeveen sectie M met nummer 4990 huisnummer Dorpsstraat 48-1 heeft gekregen.
Naar idee van de indiener komt de huidige bestemming van Dorpsstraat 48a en Dorpsstraat 48 en 48-1 niet overeen met het feitelijk gebruik en maakt de eigenaar van het perceel, kadastraal bekend gemeente Hoogeveen, sectie M met nummer 4988 (Dorpsstraat 48a) nog gebruik van de mogelijkheden van Dorpsstraat 48 en 48-1.


Reactie gemeente

Normaliter worden voor de huisnummering van een dubbele woning twee opeenvolgende huisnummers gebruikt. In dit geval, bestond nummer 48a al en huisnummer 46, 46a, 46b en 46c ook al. Deze nummers konden dus niet meer gebruikt worden. Omdat er redelijk wat ruimte tussen nummer Dorpsstraat 48 en Dorpsstraat 46c zit en Dorpsstraat 48 en 48-1 aan elkaar zijn gebouwd, is gekozen voor het huisnummer Dorpsstraat 48-1.

Op Dorpsstraat 48a is het bedrijf van L. Koopmans gevestigd. Dit bedrijf heeft vergunde rechten voor het houden van 20 stuks vrouwelijk jongvee, 14 volwassen paarden en 6 paarden in opfok en valt onder de werking van het Activiteitenbesluit. Op basis hiervan heeft Dorpsstraat 48a de bestemming Bedrijven, categorie B1 gekregen. De vergunde rechten en de bestemming zijn in overeenstemming met elkaar. Dorpsstraat 48 en 48-1 heeft in het huidige bestemmingsplan de bestemming Wonen, waarbij één woning is toegestaan. Bij de vaststelling van dit bestemmingsplan krijgt Dorpsstraat 48 en 48-1 opnieuw de bestemming Wonen, waarbij een dubbele woning is toegestaan conform de vergunde situatie. Feitelijk en planologisch gezien is er dus sprake van twee verschillende activiteiten, die los van elkaar staan. Het is dus niet zo dat Dorpsstraat 48a gebruik maakte en nog steeds gebruik maakt van de mogelijkheden van Dorpsstraat 48 en 48-1.


Conclusie:

De zienswijze leidt niet tot aanpassing van de planregels en de verbeelding.

Zienswijze Marten Kuilerweg 37a Hollandscheveld

De indiener heeft in 2016 met de eigenaar van Marten Kuilerweg 25 een verzoek ingediend om de bestemming van Marten Kuilerweg 25 en 37a te wijzigen van recreatiewoning naar Wonen. In het ontwerpbestemmingsplan heeft Marten Kuilerweg 25 een woonbestemming gekregen en nummer 37a niet. Het is indiener niet duidelijk waarom dit onderscheid is gemaakt. Indiener heeft mondeling verzocht om op basis van het gelijkheidsbeginsel voor 37a ook een woonbestemming op te nemen.


Reactie gemeente

Abusievelijk is het verzoek van de indiener niet verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. De gevraagde woonbestemming wordt als nog opgenomen.


Conclusie:

De zienswijze leidt tot aanpassing van de verbeelding.

7.4 Economische Uitvoerbaarheid

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er zijn dan ook geen andere kosten dan de gebruikelijke plan- en procedurekosten. Met voorliggend bestemmingsplan wordt voor de komende tien jaar voldaan aan de wettelijke vereisten van de Wet ruimtelijke ordening.