De Weide 2016
Bestemmingsplan - gemeente Hoogeveen
Vastgesteld op 08-03-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan De Weide 2016 met identificatienummer NL.IMRO.0118.2016BP9004001-VG01 van de gemeente Hoogeveen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanbouw
een bijgebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aaneengebouwde woningen:
woningen gekoppeld door middel van gebouwen;
1.7 aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend, met uitzondering van kappersdienstenactiviteiten.
1.8 aan-huis-verbonden beroep:
het in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, hieronder mede begrepen Bed & Breakfast;
1.9 ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal bebouwd mag/moet worden;
1.12 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of daarmee vergelijkbare voorzieningen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.13 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor toezicht en beheer;
1.14 belangrijkste gebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmeting, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;
1.15 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening wordt gehouden;
1.16 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.17 bestaand:
de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend;
1.18 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 Bevi-inrichtingen:
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats (Let op: indien van toepassing));
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang van hout, metaal, of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect en duurzaam met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond);
1.28 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.29 bijzettent:
een tent van maximaal 6 m2;
1.30 consumentenvuurwerk:
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;
1.31 dagrecreatie:
activiteiten ter ontspanning in de vorm van volkstuinen, sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is verboden;
1.32 dagrecreatieve voorzieningen:
speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van dagrecreatie;
1.33 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.34 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.35 dienstverlenend bedrijf:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie;
1.36 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van prostitutie;
1.37 dienstwoning
zie bedrijfswoning;
1.38 dwarskap:
een kap met de nokrichting haaks op de weg waaraan de woning is gelegen;
1.39 e-commerce:
vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, de goederen niet uitstalt ten verkoop, en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met magazijn c.q. opslag van goederen ten behoeve van de op grond van de bestemming toegelaten bedrijven, met dien verstande dat goederen wel en slechts ter plekke kunnen worden afgehaald;
1.40 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.41 erf:
de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen”, met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;
1.42 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;
1.43 halfvrijstaande woningen:
blok van twee aaneengebouwde woningen;
1.44 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;
1.45 horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.46 horecabedrijf categorie 1:
een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een broodjeszaak, een crêperie, een croissanterie, een eetcafé, een konditorei, een lunchroom, een pannenkoekenhuis, een patisserie, een petitrestaurant, een poffertjeszaak, een theehuis, een traiteur, een ijsssalon, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.47 horecabedrijf categorie 2:
een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een afhaalcentrum, een automatiek, een café, een café-restaurant, een cafetaria, een grillroom, een hotel-café, een hotel-café-restaurant, een restaurant, een shoarmazaak, een snackbar, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.48 horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
1.49 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijjk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;
1.50 kampeerplaats:
een stuk grond van maximaal 100 m2 voor het plaatsen van één kampeermiddel met bijzettentjes.
1.51 kantoor:
een gebouw waarvan ten minste 80 % van de vloeroppervlakte wordt gebruikt voor administratieve activiteiten, inclusief daaraan gerelateerde activiteiten, zoals kantine en sanitair;
1.52 kap:
een gesloten en (overwegend) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;
1.53 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.54 langskap:
een kap met de nokrichting evenwijdig aan de weg waaraan de woning is gelegen;
1.55 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische (hieronder niet bedoeld zorgwoningen), sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.56 parkeervoorzieningen
Elk al dan niet overdekte c.q. ondergrondse stallingsgelegenheid ten behoeve van al dan niet gemotoriseerd verkeer, te onderscheiden in:
- a. openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar toegankelijk zijn;
- b. particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein.
1.57 peil:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.58 perceelgrens:
de scheiding tussen percelen die niet aan eenzelfde eigenaar behoren danwel niet door eenzelfde gebruiker worden gebruikt;
1.59 platdak:
horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegen dak;
1.60 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.61 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.62 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.63 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.64 stacaravan:
een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;
1.65 standplaats voor woonwagens:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.66 stolpkap:
een kap met een piramidevormige afdekking eindigend in één punt of met een korte nokbalk haaks op de weg;
1.67 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.68 voorgevel:
het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw;
1.69 vuurwerkbedrijven:
inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;
1.70 Wgh-inrichtingen:
inrichtingen in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder jo artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
1.71 winkel:
een gebouw of een deel van een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.72 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één (of meerdere) huishouden(s), niet zijnde een woonwagen;
1.73 wooncentrum:
een centrum ten behoeve van wonen met daaraan ondergeschikt gemeenschappelijke voorzieningen zoals recreatieruimtes, keuken, gezondheidszorg, sociale dienstverlening en daarmee samenhangende administratieve diensten.
1.74 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel kan worden verplaatst;
1.75 zorgwoning
Een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte. Deze woning wordt niet via het reguliere toewijzingssysteem toegewezen, maar via een zorgpartij.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de afstand tot de perceelgrens
de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. (ontsluitings-)wegen;
- c. verhardingen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. water;
met de daarbijbehorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de sociale veiligheid;
- b. de milieusituatie;
- c. de brandveiligheid;
- d. de verkeersveiligheid; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Bos
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos;
- b. houtwallen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. paden en wegen;
- d. water;
- e. parkeervoorzieningen;
met daarbij behorende;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanleggen van parkeervoorzieningen;
- 2. het aanleggen of wijzigen van het wegen- en/of padenpatroon;
- 3. het afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
- 4. het vergraven en/of dempen van waterpartijen en watergangen;
- 5. het verwijderen van beplanting.
- b. Een vergunning als bedoeld in lid 4.4 sub a kan alleen worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- c. Het in lid 4.4 sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond, alsmede noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van opgenbare nutsvoorzieningen;
- 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzagelegging van het ontwerpplan.
Artikel 5 Centrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. dienstverlening;
- c. horecabedrijven categorie 1 en 2;
met daarbij behorende:
- d. gebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. tuinen, erven en terreinen
met daaraan ondergeschikt:
- g. wegen en paden;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. water.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Gemengd
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening;
- b. kantoren;
- c. maatschappelijke voorzieningen;
- a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
met de daarbijbehorende:
- b. gebouwen;
- c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. wegen en paden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. water;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. geluidwerendevoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- j. tuinen en erven;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 6.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning met uitzondering van mantelzorg;
- 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, dan wel woonwagens.
- b. Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
- 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
- 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
- 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit of e-commerce;
- 5. ten behoeve van e-commerce is geen toonzaal aanwezig en worden geen goederen afgehaald.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. water;
- d. speelvoorzieningen;
- e. bruggen, ter plaatse van de aanduiding 'brug'.
met daaraan ondergeschikt:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;
- g. geluidwerende voorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve daarvan;
- i. verhardingen;
- j. gebouwen ten behoeve van het onderhoud aan de groenvoorzieningen;
- k. sirenevoorziening ten behoeve van de openbare veiligheid;
- l. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvanginstallatie'
- m. parkeervoorzieningen.
met de daarbij behorende:
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten hieronder begrepen;
- o. andere werken;
- p. kunstwerken, dijken en taluds; .
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de sociale veiligheid;
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven categorie 2;
met de daarbij behorende:
- b. gebouwen;
- c. bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. wegen en paden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. water;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. geluidwerendevoorzieningen;
- j. tuinen en erven;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 9 Kantoor
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
met de daarbij behorende
- b. gebouwen;
- c. bijgebouwen;
- d. bouwwerken, geen bebouwen zijnde;
- e. tuinen, erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- f. wegen en paden;
- g. groenvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen, conform de CROW-publicatie 317, uittreksel als bijlage 1 opgenomen bij deze regels; ;
- i. water;
- j. nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. sociale veiligheid;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van kwetsbare objecten, indien gelegen binnen een veiligheidszone buisleidingen (Bevi);
- b. een bovenwoning, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- c. zorgwoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning'.
met de daarbijbehorende:
- d. een woning ter plaatse van de aanduiding 'sba-9';
- e. dienstwoningen op de verdiepingen, ter plaatse van de aanduidingen 'sba-2', 'sba-4', 'sba-6', 'sba-8', 'sba-10', 'sba-12' en 'sba-16';
- f. grondgebonden dienstwoningen, ter plaatse van de aanduidingen 'sba-14' en 'sba-15';
- g. gebouwen;
- h. bijgebouwen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- j. geluidwerende voorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. parkeervoorzieningen, conform de CROW-publicatie 317, uittreksel als bijlage 1 opgenomen bij deze regels;
- m. nutsdoeleinden;
- n. speelvoorzieningen;
- o. wegen en paden;
- p. water;
- q. tuinen, erven en terreinen.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:
- 1. in 10.2.1 en/of 10.2.2 en toestaan dat buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- de hoogte niet meer dan 3 meter zal bedragen;
- de maximale oppervlakte in totaal niet meer dan 25 m2 zal bedragen;
- de afstand tot aan de perceelsgrens niet minder dan 3 meter zal bedragen.
- 1. in 10.2.1 en/of 10.2.2 en toestaan dat buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- b. de onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 2. de sociale veiligheid;
- 3. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 4. de verkeersveiligheid.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 18.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden voor een kwetsbaar object:, indien gelegen binnen de daartoe geldende veiligheidszones buisleidingen;
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1 jo. 10.4 onder a en toestaan dat gronden gebruikt worden voor een kwetsbaar object, mits in overleg met de leidingbeheerder aantoonbare veiligheidsmaatregelen getroffen zijn aan de betreffende buisleiding.
Artikel 11 Recreatie - Dagrecreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatieve voorzieningen;
- b. gebouwen ten behoeve van de kinderboerderij, als ook dagbesteding, met daarbij behorende voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen en een kantine;
met daarbij behorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
- d. groenvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen
- f. parkeervoorzieningen;
- g. terreinen;
- h. wegen en paden;
- i. water.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 12 Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportterreinen;
met ten behoeve daarvan:
- b. gebouwen;
- c. horeca in ondergeschikte vorm;
met daaraan ondergeschikt:
- d. wegen en paden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. water;
- g. groenvoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. geluidwerendevoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen;
- d. de milieusituatie.
Artikel 13 Tuin
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. toegangspad, balkons en erkers ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming;
- c. parkeren;
met de daarbij ten dienste van de bestemming behorende:
- d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals pergola's en erf- of perceelsafscheidingen;
- e. andere werken.
13.2 Bouwregels
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. wegen, straten en paden;
- e. bruggen, ter plaatse van de aanduiding 'brug';
met daaraan ondergeschikt:
- f. bouwwerken, gebouwen zijnde, zoals bushokjes;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen
met de daarbij behorende:
- j. andere werken, waaronder een geluidswal.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de sociale veiligheid; en
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen;
met de daarbij behorende:
- d. bedieningsgebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, ter plaatse van de aanduiding 'brug',
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van bruggen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - vlonder';
- g. dammen, duikers en zinkers;
- h. bouwwerken ten behoeve van de waterbeheersing;
- i. sluizen;
met daaraan ondergeschikt:
- j. groenvoorzieningen, oeverbeplanting en taluds;
- k. speelvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
Artikel 16 Wonen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
- b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
met de daarbijbehorende:
- c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. andere werken;
- e. tuinen en erven.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid; en
- e. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- 1. lid 16.2.1 sub b voor het handhaven en/of doorzetten van afwijkende kapvormen bij een verbouwing of een uitbreiding van de woning;
- 2. lid 16.2.2 sub b en toestaan dat een carport wordt opgericht mits de carport niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
- b. De in lid 16.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de milieusituatie;
- 4. de verkeersveiligheid;
- 5. de sociale veiligheid;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 16.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning met uitzondering van mantelzorg;
- 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, dan wel woonwagens.
- b. Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
- 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
- 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
- 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit of e-commerce;
- 5. ten behoeve van e-commerce is geen toonzaal aanwezig en worden geen goederen afgehaald.
Artikel 17 Wonen - Garagebox
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van stalling van (motor)voertuigen;
met de daarbij behorende:erven.
- b. erven.
17.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- b. de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen.
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de gebruiksmgelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de sciale veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid.
Artikel 18 Wonen - Wooncentrum
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Wooncentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een wooncentrum;
met daaraan ondergeschikt
- b. gemeenschappelijke voorzieningen zoals recreatieruimtes, keuken, een kleinschalig restaurant, kleinschalige winkelvoorzieningen/kapsalon, gezondheidszorg, sociale dienstverlening en daarmee samenhangende administratieve diensten;
met de daarbij behorende:
- c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- d. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. andere werken;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. water;
- i. wegen en paden.
18.2 Bouwregels
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 18.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- c. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende gebouwen voor detailhandel, anders dan zoals bedoeld in lid 18.1 onder b.
Artikel 19 Wonen - Woonwagens
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagens' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. standplaatsen voor woonwagens;
met de daarbij behorende:
- b. woonwagens;
- c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. andere werken;
- f. tuinen, erven en terreinen.
19.2 Bouwregels
De oppervlakte van de woonwagen, inclusief de bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, mag niet meer dan 150m² bedragen, met dien verstande dat;
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik met deze bestemming zoals bedoeld in lid 19.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 20 Leiding - Gas
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een gastransportleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen zijn aangegeven, is de voorrangsbepaling zoals opgenomen in artikel 28.1 van toepassing.
20.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere op de verbeelding aangewezen bestemming mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze aanvullende bestemming.
20.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 20.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het permanent opslaan van goederen.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Ter plaatse van de in lid 20.1 bedoelde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanbrengen, dan wel rooien van hoogopgaand en/ of diepwortelende beplanting, waaronder ook rietbeplanting;
- 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- 3. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- 4. diepploegen;
- 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- 6. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- 7. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzeters en ander straatmeubilair;
- 8. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
- b. Het in sub a vermelde verbod is niet van toepassing op werken en /of werkzaamheden welke:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. voorkomen op de beplantinglijst van de leidingbeheerder;
- 3. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse netwerke';
- 4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht wroden van dit bestemmingsplan, met de daarvoor verleende vergunning;
- 5. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding.
- c. De in sub a vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien een positief advies is ontvangen van de betreffende leidingbeheerder en er geen afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse leidingen.
Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een bovengrondse hoogspanningsleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen zijn aangegeven, is de voorrangsbepaling zoals opgenomen in artikel 28.1 van toepassing.
21.2 Bouwregels
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de luchtvaartverkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 21.2.1 sub a en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende hoogspanningsleidingbeheerder, indien gelegen binnen 25 meter gerekend vanuit de hartlijn leiding- hoogspanningsverbinding;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding.
21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
Artikel 22 Waarde - Archeologie 2
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel en het behoud van de archeologische waarden. Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen zijn aangegeven, is de voorrangsbepaling zoals opgenomen in artikel 28.1 van toepassing.
22.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regel van de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming (basisbestemming):
- 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur;
- 2. het graven en dempen van waterpartijen en watergangen;
- 3. het aanbrengen van drainage;
- 4. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm en/of met een oppervlakte van meer dan 100 m2, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar historische vindplaatsen worden uitgevoerd;
- 5. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- 6. het opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- 7. overige activiteiten die de bodemopbouw ter plaatse verstoren.
- b. Een vergunning als bedoeld in lid 22.2 sub a kan alleen worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische waarden.
- c. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. (zie art. 39 Wijziging van de Monumentenwet 1988)
- d. Aan de in lid 22.2 sub a genoemde vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. (zie art 39 Wijziging van de Monumentenwet 1988)
- e. Voorafgaand aan de verlening van de in lid 22.2 sub a genoemde vergunning dienen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in te winnen bij de provinciaal archeoloog;
- f. Het in lid 22.2 sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzagelegging van het ontwerpplan.
Artikel 23 Waarde - Archeologie 3
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel en het behoud van de archeologische waarden. Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen zijn aangegeven, is de voorrangsbepaling zoals opgenomen in artikel 28.1 van toepassing.
23.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regel van de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming (basisbestemming):
- 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur;
- 2. het graven en dempen van waterpartijen en watergangen;
- 3. het aanbrengen van drainage;
- 4. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm en/of met een oppervlakte van meer dan 1000 m2, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar historische vindplaatsen worden uitgevoerd;
- 5. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- 6. het opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- 7. overige activiteiten die de bodemopbouw ter plaatse verstoren.
- b. Een vergunning als bedoeld in lid 23.2 sub a kan alleen worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische waarden.
- c. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. (zie art. 39 Wijziging van de Monumentenwet 1988)
- d. Aan de in lid 23.2 sub a genoemde vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. (zie art 39 Wijziging van de Monumentenwet 1988)
- e. Voorafgaand aan de verlening van de in lid 23.2 sub a genoemde vergunning dienen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in te winnen bij de provinciaal archeoloog;
- f. Het in lid 23.2 sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzagelegging van het ontwerpplan.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
- a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming;
- b. Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting(en);
- 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als stanplaats voor kampeermiddelen.
- c. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
- d. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate uimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Dit betekent dat voldaan moet worden aan de parkeerkencijfers in de CROW-publicatie 317 en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
- e. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel;
- f. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub d en e, dienen na de realisering in stand te te worden gehouden;
- g. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub d en e:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, danwel laad- of losruimte wordt voorzien.
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- 3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- 4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
- 5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits:
- de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m² bedraagt;
- de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
- 6. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits:
- de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedraagt;
- de oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt;
- 7. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag, worden geplaatst mits:
- de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
- de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 m2 voor zover het bouwwerk bovengronds word geplaatst;
- 8. de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat een Jongeren Ontmoetingsplaats (JOP) wordt gebouwd mits:
- de oppervlakte niet meer dan 18 m2bedraagt;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat de aanleg van nieuwe en wijziging van bestaande weg-, infrastructuur- en groenvoorzieningen (inclusief speelvoorzieningen met een maximale hoogte van 12 meter) binnen de bebouwde kom wordt gerealiseerd, mits deze activiteiten niet samenhangen met realisering van een nieuwe, nog niet via een (ontwerp)bestemmingsplan geaccordeerde planmatige stads- of dorpsuitbreiding;
Artikel 27 Algemene Procedureregels
27.1 Procedure nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen als bedoeld in de artikelen 3 t/m 21 is de volgende procedure van toepassing:
- a. een voorgenomen nadere eis als bedoeld in bovengenoemde artikelen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de in sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
Artikel 28 Overige Regels
28.1 Volgorde dubbelbestemmingen
Bij het gebruik van de gronden voor bebouwing en voor overig gebruik is, voor zover deze gronden tevens bestemd zijn voor één of meer van de dubbelbestemmingen zoals die zijn omschreven in de artikelen 20 tot en met 23 van de regels, het navolgende schema van toepassing:
Dubbelbestemming | Artikelnummer | Prioritering | |
Leiding - Gas | 20 | 1 | |
Leiding - Hoogspanningsverbinding | 21 | 2 | |
Waarde - Archeolgie 2 | 22 | 3 | |
Waarde - Archeologie 3 | 23 | 4 |
Voor zover de regels van de in de tabel genoemde artikelen van een lagere orde van belangrijkheid de werking van de regels van een hogere orde van belangrijkheid niet frustreren, zijn eerder genoemde regels eveneens van toepassing.
28.2 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
29.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
29.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 29.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 29.1 met maximaal 10%.
29.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 29.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
29.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
29.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 29.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
29.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 29.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
29.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 29.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 30 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan De Weide 2016.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .............................................................
De voorzitter, De griffier,
...................... ................................
Bijlagen Bij De Regels
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Elke gemeente dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) om de tien jaar haar bestemmingsplannen te herzien of zo mogelijk een verlengingsbesluit te nemen, dan wel een beheersverordening vast te stellen.
Het bestemmingsplan De Weide II heeft in 2017 de tien jaarstermijn bereikt, is daarmee aanleiding voor het voorliggende nieuwe bestemmingsplan.Aangezien het bestemmingsplan De Weide I in 2018 verjaard, is er voorgekozen om één nieuw bestemmingsplan te maken voor de hele wijk De Weide.
Dit bestemmingsplan neemt het vigerend planologisch-juridisch kader van deze 2 plannen, de daarop verleende omgevingsvergunningen en de gerealiseerde uitwerking 'De Vecht' als uitgangspunt. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen, behalve het toevoegen van de functie 'zorgwonen' aan de bestemming Maatschappelijk op het Grittenhofterrein mogelijk. De ontwikkeling van de uitbreiding van winkelcentrum De Weide, maakt daarom ook geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan, maar zal zijn eigen procedure krijgen. Doel van dit bestemmingsplan is slechts het voldoen aan de wettelijke verplichting.
1.2 Opgave Bestemmingsplan
De ligging en globale begrenzing van het plangebied 'De Weide' zijn aangegeven op de navolgende overzichtskaart. Hier zijn, tot het moment van vaststelling van voorliggend plan, dus de volgende bestemmingsplannen van kracht:
- 1. bestemmingsplan 'De Weide I', vastgesteld 29 mei 2008, onherroepelijk 2 oktober 2008;
- 2. bestemmingsplan 'De Weide II', vastgesteld 7 juni 2007;
- 3. uitwerkingsplan 'De Weide I, deelplan De Vecht 2009', vastgesteld 12 oktober 2009;
- 4. omgevingsverguning 'De Weide I, Schutlandenweg 1', vastgesteld 27 februari 2014.
Daarnaast vigeert in het gehele plangebied (met uitzondering van de gronden van de A28) het bestemmingsplan 'Kernen Hoogeveen, parapluherziening aan- en bijgebouwenregeling'.
Figuur 1: overzicht vigerende bestemmingsplannen
1.3 Opbouw Toelichting
Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:
- hoofdstuk 2 beschrijft het plangebied en geeft de vigerende situatie;
- hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid;
- hoofdstuk 4 geeft de planuitgangspunten en de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied weer;
- hoofdstuk 5 gaat in op de randvoorwaarden en belemmeringen vanuit omgevings- en milieuaspecten, zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, wateraspecten, etc.;
- hoofdstuk 6 gaat in op de planologische regels en de daarbij behorende verbeelding;
- hoofdstuk 7 gaat in op de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan;
- hoofdstuk 8 gaat in op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Plangebied
Het plangebied betreft de wijk De Weide in Hoogeveen. Globaal wordt het gebied begrensd door de spoorlijn Zwolle-Groningen aan de noordzijde, de A28 aan de oostzijde en de Hoogeveensche Vaart aan de zuidzijde. Aan de westzijde vormt de bebouwde komgrens van Hoogeveen de grens van het bestemmingsplan. Het plangebied voor de beoogde uitbreiding van winkelcentrum De Weide is gezien die planontwikkelingen buiten dit bestemmingsplan gehouden.
Onderstaande figuur geeft het plangebied weer:
Figuur 2: ligging plangebied
Het plangebied omvat de buurten Kattouw, Kinholt, Trasselt, Schoonvelde-Oost, Schoonvelde-West, Schutlanden Oost en West, tezamen aangeduid als de wijk De Weide.
Het gebied wordt globaal in vieren gedeeld door de Zuidwoldigerweg en de Kinholtsweg/Schutlandenweg. Naast deze woonbuurten met voorzieningen omvat het plangebied ook het gebied ten noorden van de Mr. Harm Smeengelaan, waarin onder meer het Bethesda ziekenhuis en de voormalige penitiare inrichting 'De Grittenborgh', die op dit moment in gebruik als tijdelijke opvanglocatie voor asielzoekers, gelegen zijn. In het midden van de wijk vinden we het Steenbergerpark met aan de oostzijde, op de kruising van de Zuidwoldigerweg met de Kinholtsweg, het winkelcentrum De Weide. In de zuidoosthoek van het plangebied in het gebied 'Schutlanden-Oost' vinden we de sportvelden en een kantorengebied. Hier bevindt zich ook de voormalige kantoorlocatie van De Nederlansche Bank, waarop basis van een omgevingsvergunning inmiddels woningbouw gerealiseerd is.
2.2 Vigerend Recht
In het plangebied vigeren op dit moment 2 bestemmingsplannen, 1 uitwerkingsplan en een omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan, te weten het bestemmingsplan 'De Weide I 2006' en het uitwerkingsplan 'De Weide I, deelplan De Vecht 2009' 'De Weide II 2006' en de omgevingsvergunning 'De Weide I, Schutlandenweg 1'. Deze ruimtelijke plannen zijn doorvertaald in het nu voorliggende bestemmingsplan De Weide.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees Beleid
3.1.1 Verdrag van Malta
In 1992 werd het Europese Verdrag van Valletta (Malta) ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. De ondertekenaars hebben zich verplicht, archeologische belangen tijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming voor woningbouw, landinrichting, wegenaanleg en dergelijke. Het beleid is gericht op het behoud van de archeologische waarden in de bodem en de planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen. De uitgangspunten van het verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). Voor archeologische waarden geldt per 1 september 2007 op basis van de gewijzigde Monumentenwet 1988 de wettelijke verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.
De gronden vallende binnen dit plan zijn getoetst aan de archeologische wet- en regelgeving. Uitwerking hiervan is te vinden in hoofdstuk 5.
3.1.2 Vogel- en habitatrichtlijn
De laatste tijd ondervindt de ruimtelijke ordening steeds meer invloed van het Europese beleid. In het bijzonder geldt dit voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Bij herzieningen van bestemmingsplannen wordt aandacht gevraagd voor het veiligstellen van de beschermde flora en fauna. Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk.
De gronden vallende binnen dit plan zijn aan deze wet getoetst. Uitwerking hiervan is te vinden in hoofdstuk 5.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte
Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevingsbeleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio’s, landsoverschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 rijksbelangen:
- 1. een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
- 2. ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
- 3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
- 4. efficiënt gebruik van de ondergrond;
- 5. een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
- 6. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
- 7. het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
- 8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
- 9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
- 10. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- 11. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
- 12. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
- 13. zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt dieper ingegaan op deze 13 rijksbelangen. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:
- een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en de valleys;
- over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
- een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.
Geconstateerd wordt dat het voorliggende plan geen rijksbelangen raakt. Derhalve wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze zijn bedoeld om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen voor het onderhavig plangebied.
3.2.3 Ladder van duurzame verstedelijking
Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Tevens treden regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden op een nader te bepalen tijdstip in werking.
De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen (inclusief detailhandel) in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden ("ladder duurzame verstedelijking").
De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit genoemde ladder hebben betrekking op de vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden (trede 2) en als dat niet mogelijk is op andere locaties (trede 3), die vooral goed ontsloten moeten zijn.
nieuwe stedelijke ontwikkeling
Allereerst komen we dan toe aan de vraag of dit plannieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt. Aangezien dat niet het geval is kan verdere motivatie aan de hand van de ladder dan ook achterwege blijven.
3.3 Provinciaal Beleid
Op 2 juli 2014 is de Actualisatie omgevingsvisie Drenthe 2014 vastgesteld en met ingang van 17 oktober 2015 is ook de geactualiseerde omgevingsverordening inwerkinggetreden.
3.3.1 Provinciale omgevingsvisie
De omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.
In de Omgevingsvisie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen, te weten:
- De provinciale structuurvisie;
- Het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
- Het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
- Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.
De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode erna.
De missie uit de Omgevingsvisie luidt: ‘Het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is’.
De kernkwaliteiten zijn:
- rust, ruimte, natuur en landschap;
- oorspronkelijkheid;
- naoberschap;
- menselijke maat;
- veiligheid;
- kleinschaligheid (Drentse schaal).
Kernkwaliteiten-analyse Landschap
De kwaliteit en de diversiteit van het Drentse landschap dragen sterk bij aan een aantrekkelijk milieu om in te wonen, te werken en te recreëren. De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen.
Landschapstypen met de bijbehorende landschapskenmerken willen we in samenhang behouden en versterken. Daarmee wordt gestreefd naar een Drents landschap waarin het grondgebruik, het type natuur en het landschapsbeeld passen bij de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap. Vanuit dat perspectief wil de provincie keuzes voor nieuwe ontwikkelingen in het landschap blijvend mogelijk maken.
Binnen Drenthe zijn zes landschapstypen te onderscheiden:
1. Esdorpenlandschap;
2. Esgehuchtenlandschap;
3. Wegdorpenlandschap van de laagveenontginning;
4. Wegdorpenlandschap van de hoogveenontginning;
5. Landschap van de Veenkoloniën;
6. Landschap van de Koloniën van Weldadigheid.
De provinciale doelstellingen voor de kernkwaliteit landschap zijn:
- het behouden en versterken van de ruimtelijke afwisseling van landschapstypen;
- het behouden en versterken van de volgende karakteristieke kenmerken van de verschillende landschapstypen:
- in het esdorpen-/ esgehuchtenlandschap: de (eenmans)essen en beekdalen;
- in het wegdorpenlandschap van de laagveenontginning: de openheid;
- in het wegdorpenlandschap van de veenrandontginning: de kavelstructuur en de openheid;
- in het landschap van de Veenkoloniën: de wijkenstructuur en de openheid;
- in de Koloniën van Weldadigheid (UNESCO): bijzondere elementen.
Afbeelding 3 kwaliteit landschap
Het voorliggend plangebied betreft stedelijk gebied waardoor de kernkwaliteiten landschap enkel aan de noordzijde van het het plangebied nabij het beekdal van het Oude Diep en de overgang stad/land van toepassing zijn. In dit kader is de spoorlijn als harde grens stad/land op bovenstaande uitsnede terug te vinden. Het beekdal van het Oude diep is als retentiegebied van belang. Een grote hoeveelheid regenwater uit de wijk wordt hier al op afgekoppeld. Aangezien voorliggend bestemmingsplan conserverend van aard is, sluit het bestemmingsplan zich aan bij de aandachtspunten uit de provinciale omgevingsvisie.
Ruimtelijke ontwikkelingen
De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.
Wonen
De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Het maken van bovenlokale afspraken hierover is van provinciaal belang. Gemeenten werken hun aandeel in het woonaanbod en de woonmilieus uit in de Gemeentelijke structuurvisie of het Woonplan. Zij houden daarbij rekening met de huidige kernenstructuur in de gemeente en de behoefte aan verschillende woonmilieus.
Vanuit de doelstelling om zorgvuldig en doelmatig om te gaan met de ruimte in Drenthe, hanteert de provincie het uitgangspunt ‘inbreiding gaat voor uitbreiding’. Dit houdt in dat de provincie Drenthe prioriteit geeft aan herstructurering (inclusief verduurzaming) van de woningvoorraad en aan het herontwikkelen en herbestemmen van gronden en panden. Daarnaast ligt er een beperkte opgave om de woningvoorraad uit te breiden.
Zorgvuldig ruimtegebruik
De provincie wil zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte in Drenthe. Grootschalige bouwplannen en uitbreidingen in het landelijk gebied, los van bestaande bebouwingslocaties, zijn niet vanzelfsprekend. De provincie vindt dat gemeenten bij nieuwbouwplannen een werkwijze moeten hanteren die leidt tot zorgvuldig ruimtegebruik.
Om zorgvuldig ruimtegebruik in Drenthe te stimuleren, wordt gestreefd naar het bundelen van wonen en werken. Inbreiding gaat vóór uitbreiding. Extra ruimte voor wonen en werken is er in (of aansluitend op) het bestaande bebouwde gebied en gebundeld rond de regionale voorzieningen voor infrastructuur en openbaar vervoer. Uiteraard is het niet de bedoeling dat dit streven ten koste gaat van cultuurhistorisch waardevolle dorpskernen. In zulke situaties wordt met de betrokken partijen naar een maatwerkoplossing gezocht.
De provincie Drenthe zet in op de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. De ladder is tevens rijksbeleid en eind 2012 als motiveringseis opgenomen in het Besluit Ruimtelijke Ordening (Bro). In de nieuwe Omgevingsvisie wordt de ladder als procesvereiste bij de afweging voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen nader uitgewerkt.
De doelen bij het toepassen van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking in Drenthe zijn als volgt:
- zorgvuldig omgaan met de ruimte in Drenthe;
- tegengaan van overaanbod, met kwaliteitsverlies, leegstand en soms ook verloedering met als gevolg binnen de bestaande voorraad woningen, kantoren, bedrijventerreinen en verblijfsrecreatie;
- de juiste discussie voeren over nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zonder sterke, gewenste plannen onnodig te vertragen of belemmeren;
- bevorderen van vraaggericht programmeren voor bewoners, bezoekers en bedrijven in Drenthe;
- Ruimte voor initiatieven die kwaliteit toevoegen aan Drenthe : ‘pareltjes’ laten groeien en bloeien;
- Begeleiden van het veranderingsproces van groei en nieuwbouw naar beheer en verversing en vernieuwing van het bestaand stedelijk gebied;
- Focus op bestaand stedelijk gebied. Duurzame structuurversterking;
- Doorontwikkeling, hergebruik en transformatie van bestaand vastgoed;
- Betere benutting van multimodale knopen en meer aandacht voor passende ontsluiting;
- Zorgvuldige, transparante en overtuigende motivering.
Het is niet de bedoeling Drenthe ‘op slot’ te zetten, maar wel samen het 'goede gesprek' te voeren over nut, noodzaak, kwaliteit en toegevoegde waarde van een plan of initiatief. Plus de samenhang met bestaand stedelijk gebied. Duurzame structuurversterking wordt dat genoemd door de provincie.
De ladder is ook 'cyclisch iteratief': slim schakelen tussen de stappen om te komen tot een optimum, zo vroeg mogelijk in het plantraject.
In paragraaf 3.2.3 is ingegaan op de landelijke ‘Ladder voor Duurzame Verstedelijking’. De provinciale ladder beoogt hetzelfde doel.
3.3.2 Provinciale omgevingsverordening
De Provinciale Omgevingsverordening Drenthe (POV) is een belangrijk instrument om het omgevingsbeleid, zoals dat is opgenomen in de Omgevingsvisie Drenthe, uit te voeren. De regels in de verordening vormen het sluitstuk op de Omgevingsvisie. Aangezien voorliggend bestemmingsplan slechts een conserverend bestemmingsplan is, zonder nieuwe ontwikkelingen, is er ook geen strijdigheid met eventuele regels uit de Omgevingsverordening. In het geval nieuwe ontwikkelingen zich aandienen worden deze aan de meest actuele versie van de Omgevingsverordening getoetst.
3.4 Regionaal Beleid
In het kader van de regionale afstemming is met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. De uitkomst van de afstemming heeft geresulteerd in een regionale woonvisie.
Op 30 oktober 2012 is de Regionale Woonvisie Zuidwest Drente, Groeimodel, deel I door het college van de gemeente Hoogeveen en de andere betrokken gemeenten vastgesteld. Voor deze woonvisie is de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe, maart 2012, een belangrijke onderlegger. De Regionale Woonvisie scherpt de indicatieve aantallen uit de Woonvisie 2011-2020 aan.
Met voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt.
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.5.1 Toekomstvisie 2030
In juni 2000 is de Toekomstvisie voor Hoogeveen vastgesteld door de gemeenteraad. De Toekomstvisie strekt zich uit tot 2030 en gaat over de ontwikkeling van Hoogeveen in brede zin. Voor de dorpen van Hoogeveen ligt de nadruk op wonen in het groene Drenthe dichtbij alle voorzieningen van de stad. De Toekomstvisie verkiest kwaliteit boven kwantiteit en het versterken van het bestaande boven groei. In de Toekomstvisie wordt ingezet op beheerste groei om in de toekomst de aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. Deze doelstelling kan alleen worden gehaald, indien een kwaliteitsimpuls wordt bewerkstelligd. Deze kwaliteitsimpuls heeft vooral betrekking op het wonen, de voorzieningen en het landschap. Dit betekent het aanbieden van hoogwaardiger woonmilieus, verbeteren van de kwaliteit van de winkels en sportaccommodaties en het behoud en versterken van de cultuurlandschappen.
3.5.2 Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030
Als vervolg op de Toekomstvisie is op 23 december 2004 door de gemeenteraad de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 vastgesteld. Deze Structuurvisie is eigenlijk de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. Hij spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor het buitengebied, de dorpen en de stad. De Structuurvisie is een voorbeeld van planning van onderop, vanuit het lokale denken. Deze Structuurvisie heeft daarom het oude POP II niet als vertrekpunt genomen, maar nam een voorschot op de nieuwe Omgevingsvisie Drenthe. Deze aanpak past overigens goed binnen de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. Het Rijk laat meer over aan gemeenten en provincies.
In de Structuurvisie geeft de ambitie van de gemeente voor de komende 15 jaar, met een doorkijk naar het jaar 2030 neergelegd te aanzien van veel beleidsterreien, waaronder het wonen.
3.5.3 Structuurvisie Hoogeveen 2.0
De Structuurvisie uit 2004 is nog steeds een inspirerende, ambitieuze, integrale ruimtelijke visie, die in stand blijft en met “Structuurvisie Hoogeveen 2.0” op onderdelen wordt bijgesteld. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema's als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is en blijft daarbij de rode draad.
De geactualiseerde structuurvisie is op 13 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. De bestaande fysieke Structuurvisie “Hoogeveen ruim gezien 2015-2030” vastgesteld in 2004 is geactualiseerd en op onderdelen bijgesteld. Het resultaat staat in de oplegnotitie Structuurvisie Hoogeveen 2.0 met de structuurvisiekaart Hoogeveen 2015-2030. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema’s als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is daarbij de rode draad.
In de visie kiest Hoogeveen voor beheerste groei waarbij de focus van woningbouw ligt op inbreiding in de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en het landelijke gebied, passend bij de vraag. Voor het landelijk wonen zijn er kansen in de landgoederenzone en de kanalenzone. Hoogeveen blijft inzetten op het behouden en versterken van regionale voorzieningen in de kern. Wat betreft bedrijventerreinen is de verwachting bijgesteld en geconcludeerd dat er nog voldoende ruimte is.
Onderhavig plangebied betreft bestaand stedelijk gebied. Daarnaast wordt aan het Steenbergerpark en aan het Oude diep speciale betekenins toegekend. Ingezet wordt op het behoud en duurzaam versterken van de bestaande waarden.
Afbeelding 4 uitsnede structuurvisiekaart 2015-2030
Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard en sluit zich dus aan bij de structuurvisie.
3.5.4 Woonvisie 2011-2020
Ook in de Woonvisie 2011-2020 (vastgesteld op 1 december 2011) wordt een groeiambitie van de beheerste groei geformuleerd. In de Structuurvisie is de ambitie van de gemeente voor de komende 15 jaar, met een doorkijk naar het jaar 2030, neergelegd ten aanzien van veel beleidsterreinen, waaronder het wonen.
De Woonvisie blikt vooruit tot en met het jaar 2020. Daarvan zijn de eerste vijf jaren concreet en de laatste vijf jaren gelden als een doorkijk.
De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. Daarnaast kiezen we voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied, passend bij de vraag. Uitgangspunt is dat tot en met 2020 netto 1.650 nieuwbouw woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. De regionale woonvisie heeft de indicatieve aantallen uit de Woonvisie aangescherpt. Op basis van de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe van maart 2012 wordt een woningbouwruimte van ongeveer 1.400 woningen aangegeven voor de gemeente Hoogeveen tot 2020. Inmiddels zijn tot 1 januari 2014 385 reguliere woningen aan de woningvoorraad toegevoegd. Daarnaast is binnen de gemeente Hoogeveen nog ruimte voor ongeveer 500 woningen aan plancapaciteit waarvoor nog bouw-/bestemmingsplannen kunnen worden ontwikkeld. Voor ongeveer nog eens 500 woningen is al harde plancapaciteit aanwezig in zowel de kern Hoogeveen als in de dorpen binnen de gemeente Hoogeveen.
Met voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Met de nog beschikbare woningbouwkavels in het plangebied is in de regionale woonvisie reeds rekening gehouden.
3.5.5 Welstandsnota
Het motto van de toekomstivisie en structuurvisie is 'Kiezen voor Kwaliteit'. Daarop aansluitend is in 2007 een Welstandsnota vastgesteld met hetzelfde motto, welke recentelijk (vastgesteld 21 december 2017) vervangen is door de nota Ruimtelijke Kwaliteit. De bepalingen uit het beeldkwaliteitsplan voor het het gebied 'Stationsgebied/Grittenborgh' zijn opgenomen in hoofdstuk 2 van Nota Ruimtelijke Kwaliteit onder de gebiedscriteria voor de kantorenlocaties.Voor overige delen van het plangebied geldt n 2014 is tevens de pilot 'Welstandsvrij' bouwen gestart op basis waarvan (tijdens de looptijd van de pilot) in grote delen van de gemeente welstandsvrij gebouwd mag worden. Het grootste deel van het plangebied is aangemerkt als welstandsvrij, gelegen in het gebiedstype "planmatige uitbreiding". Voor is nog de welstandstoetsing van toepassing. Zie hiervoor onderstaande kaart.
Afbeelding 5: Welstandskaart
Hoofdstuk 4 Planuitgangspunten
4.1 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om ruimtelijke ontwikkelingen te sturen en functionele kwaliteiten te stimuleren of juist af te remmen. Het bestemmingsplan biedt de juridisch planologische basis voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het gebied voor de komende tien jaar. In dit hoofdstuk worden de uitgeangspunten voor dit bestemmingsplan dan ook nader beschreven.
4.1.1 Wonen
Het beleid voor het plangebied komt neer op het behoud en versterking van de kwaliteit van het woonmilieu. Die kwaliteit komt ook tot uiting in de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken en wordt bereikt door:
- het grotendeels handhaven van de huidige bouwmassa, waardoor de aanwezige structuur van de bebouwing gehandhaafd blijft;
- aandacht voor het behoud van en de versterking van de groenstructuur;
- het weren uit de woonstraten van het verkeer met een bestemming elders;
- het realiseren van nieuwe woningen op mogelijk vrijkomende terreinen, passend in de schaal en het architectonische karakter van de wijk;
- het bevorderen van optimale ontwikkelingsmogelijkheden voor het woongenot van de bestaande woningen door passende regelingen;
- het bouwen van levensloopbestendige woningen die voor vele doelgropen geschikt zijn;
- het bouwen of verbouwen van woningen met een optimale energie- en waterbesparing door het toepassen van maatregelen uit het pakket Duurzaam Bouwen;
- de verkeersveiligheid, sociale veiligheid en inbraakpreventie belangrijke aspecten te laten zijn bij het bouwen van woningen.
Binnen de wijk De Weide zijn overwegend woningen in de koopsector gelegen, maar dit verschilt per buurt. In Kinholt zijn alleen maar koopwoningen, in Trasselt bijna allemaal. In Kattouw is de huursector dominanter en in Schoonvelde-Oost zijn juist met name huurwoningen gelegen. In Schoonvelde-West en Schutlanden-Oost zijn ook koopwoningen dominant.
Binnen de begrenzing van het onderhavige plan staan circa 4300 woningen en er wonen cica 12.000 personen. De woningen zijn voornamelijk gebouwd tussen de jaren 1970 en 2000. Schoonvelde-Oost was de eerste buurt van De Weide, waarbij dus veel sociale woningbouw is geraliseerd. De latere buurten voorzien voornamelijk in laagbouwmilieus in de koopsector. In deze buurten staan relatief veel duurdere vrije sectorwoningen, vaak op ruimere kavels. Het gedeelte De Weide I bestaat uit een dreital samenhangende buurten, De Weide II kent een vijftal samenhangende buurten. De wijk is ruim van opzet en kent een groot pak, het Steenbergerpark. Nabij het park ligt het wijkwinkelcentrum 'De Weide'.
4.1.2 Groen
Belangrijke grote groenelementen zijn het Steenbergerpark en het bosgebied in het noorden van het plangebied met hun uitloopgebieden de wijk in. Het beleid is er op gericht het groen dat verder in de wijk aanwezig is te behouden en waar nodig te versterken en uit te breiden. De bestaande bomenstructuur is hierbij een belangrijk uitgangspunt. Daarnaast zijn de kenmerkende hofjes en pleintjes met soms een speelvoorziening bestemd tot groenvoorzieningen.
4.1.3 Voorzieningen
Verspreid over de wijk zijn in een aantal buurten verschillende voorzieningen te vinden. Bij het winkelcentrum is een gezondheidscentrum, een wijkgebouw, dierenartsenkliniek, en een kerk te vinden. Trasselt kent een drietal scholen, een sporthal, een kinderdagverblijf, kinderboerderij en een (voormalige) kerk. Kinholt en Kattouw zijn echt woonbuurten en kennen geen eigen voorzieningen, maar op de grens van Kattouw met Schutlanden -West bevinden zich nog een tweetal scholen, een gymnastieklokaal en een kinderdagverblijf. Schoonvelde - Oost kent ook een school, een sportzaal en kinderopvang en Schoonvelde - West herbergt een school en een kerk. Daarnaast is in Schutlanden- Oost een sportcomplex met aangrenzend een multifunctioneel gebouw voor fitness- en therapie, een medisch kinderdagverblijf en ontmoetingscentrum voor Molukkers. De wijk in zijn totaal kent dan ook een hoog voorzieningenniveau.
Daarnaast omvat het plangebied het gebied ten noorden vcan de Mr. Harm Smeengelaan, waar een voorzieningenstrook met bovenwijkse voorzieningen op overwegend medisch gebied gelegen is, met ondermeer een ziekenhuis, een verpleeghuis, een hospice en diverse para-medische instellingen. Tevens is hier voormalig p.i. "De Grittenborgh" gevestigd, thans in gebruik voor opvang van asielzoekers.
4.1.4 Bedrijven
In het gedeelte De Weide I zijn geen (detailhandels)bedrijven aanwezig. Alleen zijn er ten zuiden van de Zuidwoldigerweg enkele kantoorlocaties aanweizig. Bij de op- en afrit van de A28 is een hotel/restaurant gelegen. Het gedeelte De Weide II kent wat betreft bedrijvigheid het winkelcentrum, waarvoor een centrumbestemming opgenomen is. Daarnaast is aan de Zuidwoldigerweg een nutsvoorziening gelegen (gasontvangstation).
4.1.5 Verkeer
Het grootste deel van de verkeersbewegingen in het plangebied vinden plaats door het bestemmingsverkeer. De meeste wegen zijn dan ook gecategoriseerd als erftoegangswegen. Een aantal wegen zijn ingericht voor het doorgaande verkeer en hebben dus een grotere stroomfunctie. Dit zijn de Mr. Harm Smeengelaan, de Zuidwoldigerweg, de Kinholtsweg en de Schutlandenweg, in het oostelijk deel van De Weide nog aangevuld met de Bethesdastraat en de Jos van Aalderenlaan.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
Voor de ruimtelijke ordening en milieuregelgeving is sprake van tweesporenbeleid welke beide hun eigen wettelijke kaders hebben, te weten de Wet ruimtelijke ordening en de Wet milieubeheer. De regelgeving in dit bestemmingsplan spits zich dan ook toe op de ruimtelijke aspecten van de milieuwetgeving. Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van karakter. Er wordt in één ontwikkeling voorzien, namelijk het mogelijk maken van zorgwoningen in de bestemming Maatschappelijk op het Grittenhofterrein. De hiertoe gedane onderzoeken zijn in bijlage 3 opgenomen, tevens is hiervoor een procedure ontheffing hogere grenswaarden in het kader van de Wet geluidhinder voor doorlopen.
5.1 Bodem
5.1.1 Wettelijk kader
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
5.1.2 Onderzoek
Nog voor de woonwijk “de weide” (I en II) in de jaren 80-90 van de vorige eeuw verrees in het toen nog agrarische landschap is het van oorsprong aanwezige hoogveengebied ten behoeve van de veenwinning afgegraven. De wijk heeft thans voornamelijk een woonfunctie maar biedt ook ruimte aan verscheidende andere (maatschappelijke)functies als wegen, groen, sport, bedrijvigheid etc.
Hoewel het overgrote deel van het plangebied niet verdacht is voor het voorkomen van bodemverontreinigingen zijn binnen het gebied een aantal verdachte locaties aanwezig. Het betreffen voornamelijk gedempte watergangen en locaties uit het historisch bodembestand (dempingen, erven, ondergrondse brandstof tanks en (voormalige) bedrijfsmatige activiteiten). Bodemonderzoek zal uitmoeten wijzen de activiteiten in het verleden hebben geleid tot bodemverontreiniging.
In het plangebied zijn diverse terreindelen onderzocht. De beschikbare gegevens zijn echter sterk verouderd. Op de onderzochte terreindelen zijn in boven- en ondergrond voor het overgrote deel ten hoogste lichte verontreinigingen aangetroffen. Plaatselijk kunnen in grond en grondwater sterke verontreiniging voorkomen. Het is op voorhand niet uit te sluiten dat plaatselijk sanerende maatregelen noodzakelijk zijn om delen van de locatie geschikt te maken voor het beoogde toekomstige gebruik. Er zijn op basis van de beschikbare gegevens echter geen milieu-hygiënische belemmeringen voor het vaststellen van het consoliderend bestemmingsplan. Opgemerkt wordt dat enkel door het doen van bodemonderzoek inzicht verkregen kan worden in de actuele kwaliteit van de bodem.
5.1.3 Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
5.2 Archeologie En Cultuurhistorie
5.2.1 Archeologie
Op basis van de vastgestelde gemeentelijke archeologische beleidskaart ligt het plangebied in een gebied met 3 verschillende archeologische waarden. Het overgrote deel is gekwalificeerd met waarde 3, hoge of middelhoge verwachting. Het oostelijk deel is getypeerd met waarde 5, lage archeologische verwachting en er zijn nog 5 hotspots met archeologische waarde 2, niet gewaardeerde vindplaats.
Figuur 6: beleidskaart archeologie
Aan de verschillende waarden zijn diverse (onderzoeksverplichtingen gekoppeld, te weten het uitvoeren van een waarderend of verkennen archeologisch onderzoek en/of archeologische begeleiding bij graafwerkzaamheden.
In voorliggend bestemmingsplan zijn voor de gebieden waar een middelhoge tot hoge archeoloigsche verwachting geldt, of een vindplaats aangetroffen is, een dubbelbestemming (Waarde - Archeologie 2 danwel Waarde - Archeologie 3) opgenomen. Voordat nieuwe initiatieven in dit gebied mogelijk zijn, worden zij getoetst aan het aspect archeologie.
5.2.2 Cultuurhistorie
In cultuurhistorisch opzicht is deze toch relatief jonge uitbreidingswijk weinig interessant. Het verloop van de gedempte oorspronkelijke Hoogeveensche vaart is min of meer terug te zien in de loop van de Zuidwoldigerweg. In het Steenbergerpark is nog een klein gedeelte als waterpartij gehandhaafd. Ook is hier de oude brug bewaard gebleven. Voor het overige zijn enkele oorspronkelijke boerderijen in de uitbreidingswijk geintegreerd en is de sluiswachterswoning karakteristiek.
Figuur 7: beleidskaart historische bebouwing
De doorvertaling van het vastgestelde gemeentelijk cultuurhistorisch en archeologiebeleid voor de hele gemeente in een parapluherziening van meerdere bestemmingsplannen is nog in voorbereiding.
5.3 Water
In dit bestemmingsplan worden geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Deze waterparagraaf is erop gericht om de actuele watersituatie en het actuele waterbeleid in beeld te brengen. Daarnaast is de waterparagraaf vooral bedoeld om een brug te slaan naar de procedures en toetsingsinstrumenten van de waterbeheerder. De gemeente Hoogeveen is gelegen in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta en het waterschap Vechtstromen, wellke beiden verantwoordelijk zijn voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer.
5.3.1 Beleid en regelgeving
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.
Het waterschap Drents Overijsselse Delta heeft het beleid voor stedelijk waterbeheer vastgelegd in de beleidsnotitie 'Water Raakt'. Deze notitie vormt op hoofdlijnen het beleid voor de wijze waarop het waterschap in stedelijk gebied invulling geeft aan het waterbeheer. Het waterbeheer richt zich op de volgende drie beleidsthema's:
- 1. Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld;
- 2. Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken is het WB21 opgesteld. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door enige goede redenen – de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken – niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert;
- 3. Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in de Wet natuurbescherming). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000- gebieden is geen uitstel mogelijk.
Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Er wordt gezorgd dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, verdroging tegengaat en rekening houdt met de eisen vanuit de KRW. Om aan deze punten te voldoen is in december 2009 de Waterwet in werking getreden. De Waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de Waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheerplannen (waterbeheerder) en vergunningen.
5.3.2 Onderzoek
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het noord-westelijk deel van de bebouwde kom van Hoogeveen. De gemeente heeft het waterschap geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Uit de toets komt naar voren dat een reguliere procedure moet worden doorlopen.
Hier onder volgt een beschrijving van het watersysteem in het plangebied.
Figuur 8 watersysteem
Watersysteem
Het Oude Diep doorsnijdt het plangebied in het noordwesten, Daar ligt het maaiveld ook lager en komen veenafzettingen voor. Hydrologisch gezien maakt De Weide zowel voor de afvoer van regenwater als het afvalwater, deel uit van het stroomgebied van de Hoogeveense Vaart. Overtollige neerslag wordt via waterpartijen, waarvan het peil in het westen van het plangebied verloopt van 8,00 m+NAP naar 7,60 m+NAP, en het peil in het oosten van het plangebied verloopt van 10,70+NAP naar 11,10+NAP. Het gebied wordt geloosd op de Hoogeveense Vaart (peil 4,80+NAP). De gemiddelde grondwaterstand ligt tussen 80 en 100 cm beneden maaiveld. Tijdens erg natte periode treedt er een geringe stijging op, maar dat leidt niet tot wateroverlast.
Waterketen (riolering)
Het grootste deel van het plangebied is aangesloten op het zogenaamde Hoogeveense stelsel. Bij dit stelsel zijn de wegen aangesloten op het vuilwater riool. Daken en overige verharde oppervlakken zijn aangesloten op het regenwater riool, dat rechtstereeks loost op het gemeentelijk vijverstelsel.
In Schoonvelde Oost ligt nog een gemengd stelsel. Van het totale oppervlak van 22 hectare, wordt ongevee 13 hectare afgekoppeld, waardoor dit regenwater niet meer in de rioolwaterzuivering terechtkomt.
In Schoonvelde West ligt een volledig gescheiden stlesel en ook het gebied ten noorden van de Mr. Harm Smeengestraat en het gebied ten noorden van het Oude Diep hebben een gescheiden rioolstelsel. Het afvalwater uit de huishoudens en bedrijven gaat naar het vuilwaterriool en de afvoer van daken en wegen gaat naar het regenwaterriool. Het regenwaterriool van het gebied ten noorden van de Mr. Harm Smeengestraat loost rechtsreeks op het vijverstelsel. Het vijverstelsel, dat niet in verbinding staat met het Oude Diep, heeft voldoende bergings- en afvoercapaciteit. Ook de overstort aan de Griendtsveenweg loost niet meer op de vijvers van Schoonvelde maar gaat via de daarvoor bestemde watergang naar het helofytenfilter nabij het Oude Diep.
Om de kwaliteit van het water te waarvorgen wordt bij nieuwe bouwprojecten gestiumuleerd om niet uitlogende materialen te gebruiken.
In het plangebied lopen meeerdere transportrioolleidingen. Transportleidingen zijn erg belangrijk voor de afvoer van het afvalwater in de waterketen. Er wordt in het plan rekening gehouden met de ligging van transportleidingen.
Invloed op de waterhuishouding
Dit bestemmingsplan is een herziening en conserverend van aard. Het nieuwe plan beoogt geen ingrijpende ontwikkelingen, de bestaande siuatie blijft gehandhaafd. Voor de waterhuishouding geldt dat er niets verandert. Wel noemt het waterschap enkele aandachtspunten ten behoeve van mogelijke ontwikkelingen in de toekomst. Uitgangspunt is daarbij dat de bestaande waterhuishoudkundige situatie niet verslechterd en wordt verbeterd om te voldoen aan de maatstaven van het huidige moderne waterbeheer
5.3.3 Conclusie
Het onderhavige plan heeft geen invloed op de waterhuishouding. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Het aspect water leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
5.4 Natuur En Ecologie
5.4.1 Wettelijk kader
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag gebleven voor Natura 2000 bescherming en faunabeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen en ontheffingen voor al deze gebieden. Hierop geldt alleen een uitzondering als het rijksaangelegenheden betreft.
Provinciale Staten hebben op 14 december 2016 regels gesteld en vrijstelling gegeven over de soortenbescherming, faunabeheer en houtopstanden in de Provinciale omgevingsverordening Drenthe. In deze verordening zijn de vrijstelling voor beweiden en bemesten en de soortenvrijstellingen van het rijk overgenomen. Verder zijn er regels gesteld om faunabeheer mogelijk te maken. Ten slotte zijn de spelregels voor houtopstanden (voorheen Boswet) vastgelegd. Zo is bepaald aan welke eisen een compensatieverzoek moet voldoen en is de mogelijkheid voor het aanleggen van tijdelijk bos geregeld. Daarnaast hebben Gedeputeerde Staten op 20 december 2016 de beleidsregels Wet natuurbescherming Drenthe vastgesteld. Deze beleidsregels gaan over het toedelen van ontwikkelingsruimte in relatie tot de PAS (Natura 2000), soortenbescherming en houtopstanden. De provincie Drenthe zet zich ook in voor actieve soortenbescherming. Deze taak zal in 2017 verder worden uitgewerkt overeenkomstig het Flora- en faunabeleidsplan en de natuurvisie.
5.4.2 Onderzoek
Het is noodzakelijk om op basis van de Wet natuurbescherming vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen en andere plannen en activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten en habitats. Het voorliggend bestemmingsplan bevat geen van ruimtelijke (her)ontwikkelingen.
Gebiedsbescherming
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Er zijn dan ook geen significant negatieve effecten van het plan op deze gebieden te verwachten en een vervolgtraject in het kader van de Natuurbeschermingswet is dus niet noodzakelijk. Het plangebied ligt wel nabij het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)). Het onderliggende plan voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het voorliggend plan heeft dan ook geen negatieve effecten op de natuurdoelen van het Nationaal Natuurnetwerk.
Soortenbescherming
Ten aanzien van de Natuurbeschermingswet geldt voor alle opgenomen locaties dat geen sprake is van sloop van (bedrijfs)gebouwen en of opstallen of aantasting van groen en/of water. Een verstorend effect kan niet optreden. Derhalve is nader onderzoek op dit aspect niet noodzakelijk.
Figuur 9: EHS kaart 2015, provincie Drenthe
5.4.3 Conclusie
Het betreft een consoliderend bestemmingsplan waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien. Het plan heeft vooralsnog geen effecten op de beschermde natuurgebieden of op de flora en fauna in het plangebied. Er kan geconcludeerd worden dat er ten aanzien van natuur geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Bij elk voornemen voor een toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied zal worden getoetst wat de effecten hiervan zijn op de aanwezige beschermde soorten.
5.5 Geluid
Voor het aspect geluid zijn vier verschillende bronnen van belang:
- Wegverkeerslawaai;
- Industrielawaai;
- Luchtvaartverkeerlawaai;
- Spoorwegverkeerlawaai.
In het kader van de Wet geluidhinder is bij vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Omdat er in dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen ontwikkeld worden, vindt er geen toetsing aan de normen van de Wet geluidhinder plaats. Immers zal voor de bestaande situaties reeds, indien noodzakelijk, een procedure doorlopen zijn. Het bestemmingsplan valt buiten de geluidszone van het vliegveld Hoogeveen en industriële geluidszones. In dit advies wordt dan ook uitsluitend de situatie in beeld gebracht ten aanzien van weg- en railverkeerslawaai voor de bestaande bebouwing.
5.5.1 Wettelijk kader
De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:
- woningen;
- andere geluidsgevoelige gebouwen;
- geluidsgevoelige terreinen.
Deze bescherming geldt als het gebruik van deze objecten is toegestaan volgens het bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening. Op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan met een periode van maximaal 10 jaar is de Wet geluidhinder niet van toepassing.
Onder "woning" wordt verstaan (artikel 1 Wet geluidhinder): gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van de geldende planologische status (bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening). De Wet geluidhinder kent het begrip bedrijfswoning niet. Een bedrijfswoning is gewoon een woning, waarvoor het mogelijk is een hogere waarde (als nodig) te verlenen. Dit geldt natuurlijk alleen voor bedrijfswoningen die zijn gelegen in een geluidzone. Hotels, recreatiewoningen en kantoren zijn niet geluidgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder.
In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen die bescherming bieden tegen geluidhinder van inrichtingen die onder het Besluit vallen. Deze bescherming wordt geboden aan gevoelige objecten (gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen (artikel 1.1)). In artikel 1.1 is in de definitie van gevoelige gebouwen aangegeven dat gebouwen die bij de inrichting horen (dienst- of bedrijfswoningen) geen geluidsgevoelig object zijn waarvoor de grenswaarden uit het besluit gelden. Dienst- of bedrijfswoningen die niet tot de inrichting behoren zijn gewoon woningen van derden waarvoor de grenswaarden wel gelden.
5.5.2 Onderzoek
Het voorliggende bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast. Er worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gecreëerd of nieuwe bedrijven bestemd. De regionale uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) heeft met behulp van een computerprogramma berekeningen uitgevoerd voor toekomstige weg- en railverkeer die van invloed kunnen zijn op het plangebied (zie Bijlage 4). De conclusie is onderstaand weergegeven:
Wegverkeer
Op de bestaande woningen gelegen aan de doorgaande wegen bedraagt de geluidsbelasting, als gevolg van langsrijdend verkeer, tussen de 50 en circa 60 dB Lden. De omgeving is daarmee te kwalificeren als onrustig tot lawaaiig. Dit is voor de omgeving aan doorgaande wegen niet ongebruikelijk. Bij het vaststellen van de geprognosticeerde verkeersintensiteiten is de gemeente uitgegaan van circa 10% aan mogelijke groei over de periode 2016 naar 2027. Deze redelijk beperkte verkeersgroei leidt niet tot een veel hogere geluidsbelasting, toename circa een 0,5 dB. De toekomstige situatie zal dus, met betrekking tot de geluidsbelasting, niet ingrijpend veranderen. Omdat er in dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen ontwikkeld worden, het plan is consoliderend, behoeven er geen hogere waarden te worden vastgesteld, behoudens voor de zorgwoningen op het Grittenhofterrein. Hiervoor is een hogere grenswaarden procedure doorlopen.
Railverkeer
De geluidbelasting ten gevolge van het spoortraject Hoogeveen-Meppel blijft op het merendeel van de bestaande woningen onder de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 55 dB Lden. Aan de Holtmaden, De Binnenhorst en aan Het Lage Holt ligt de geluidbelasting bij aan aantal woningen tussen de 60 en circa 65 dB Lden en bij een aantal woningen aan Het Hoge Holt ligt de geluidbelasting tussen de 60 en circa 70 dB Lden. De omgeving ter plaatse van deze woningen is daarmee te kwalificeren als zeer onrustig tot lawaaiig. De woningen staan geregistreerd als bestaande geluidknelpunten vanwege spoorverkeer en zullen op termijn worden gesaneerd. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de geluidsanering ligt bij de beheerder van de infrastructuur, ProRail. Voor gemeenten betekent dit dat zij zelf geen projecten meer kunnen indienen voor geluidsanering van hoofdspoorwegen en ook niet verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van de geluidssanering.
5.5.3 Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de herziening van het bestemmingsplan.
5.6 Milieuzonering Bedrijven
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van karakter. In het plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hiervoor is niet opnieuw getoetst aan het aspect bedrijven en milieuzonering.
Het aspect milieuhinder staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
5.7 Milieueffectrapportage (Mer)
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- 1. de kenmerken van de projecten;
- 2. de plaats van de projecten;
- 3. de kenmerken van de potentiële effecten.
Correcties en aanpassingen die de juridische regeling in overeenstemming brengt met de feitelijke situatie hebben geen betrekking op activiteiten die voorkomen op de D-lijst in de bijlage bij het Besluit m.e.r. Daarnaast zijn de wijzigingen allen dusdanig klein van aard geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen.
Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
5.8 Luchtkwaliteit
5.8.1 Wettelijk kader
Met betrekking tot de luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. In deze wet en de daarop gebaseerde regelingen is vastgelegd dat bestuursorganen bij de uitoefening van een bevoegdheid welke gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, rekening houdt met de effecten op de luchtkwaliteit en er voor zorgt dat dit niet leidt tot het overschrijden van een in bijlage 2 bij de Wm opgenomen luchtkwaliteitsgrenswaarde.
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit zodat deze niet hoeven te worden onderzocht. Immers zal voor de bestaande situatie reeds, indien noodzakelijk, een procedure doorlopen zijn. Wel moet uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening worden onderzocht worden of ook in de toekomst sprake zal zijn van een, uit oogpunt van luchtkwaliteit, aanvaardbaar leefklimaat. In en nabij het plangebied zijn geen bedrijfsmatige activiteiten die de luchtkwaliteit in betekenende mate beïnvloeden. Uitsluitend is nu gekeken naar de invloed van het verkeer op de luchtkwaliteit voor de bestaande bebouwing.
5.8.2 Beoordeling
De regionale uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) heeft met behulp van een computerprogramma de toekomstige luchtkwaliteit in 2017 berekend en vervolgens beoordeeld. (Bijlage 5) In onderstaande tabel zijn de resultaten voor stikstofdioxide, fijn stof en zeer fijn stof weergegeven.
Berekende jaargemiddelde concentraties 2027
Stoffen | Gemiddelde jaargemiddelde concentratie (ìg/m3) | Maximum jaargemiddelde concentratie (ìg/m3) | Luchtkwaliteitsindex | Wettelijke grenswaarde (ìg/m3) |
Stikstofdioxide (NO2) | 10,2 | 13,2 | 3 (goed) | 40 ìg/m3 |
Fijn stof (PM10) | 16,3 | 16,9 | 3 (goed) | 40 ìg/m3 |
Zeer fijn stof (PM2,5) | 9,1 | 9,3 | 2 (goed) | 25 ìg/m3 |
Voor alle stoffen geldt dat ruimschoot aan de wettelijke grenswaarden wordt voldaan. Voor zowel stikstofdioxide als fijn stof geldt dat de gemiddelde waarde en de maximum waarde in De Weide I/II in de luchtkwaliteitsindex 3 (goed) valt. Voor zeer fijn stof geldt dat zowel de gemiddelde als de maximum waarde in het gebied in de luchtkwaliteitsindex 2 (goed) valt. Gecumuleerd over de 3 stoffen geldt voor de luchtkwaliteit luchtkwaliteitsindex 3 (goed).
5.8.3 Conclusie
Met contourberekeningen is langs de relevante wegen binnen het plangebied de toekomstige luchtkwaliteitssituatie onderzocht. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die mogelijk gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit, het plan is consoliderend. In en nabij het plangebied zijn geen bedrijfsmatige activiteiten die de luchtkwaliteit in betekenende mate beïnvloeden. Daarom zijn uitsluitend de toekomstige gevolgen van het verkeer op de luchtkwaliteit voor de bestaande bebouwing onderzocht.
Er is uitgegaan van de door de gemeente geprognosticeerde groei van de verkeersintensiteit met circa 10% voor de periode 2016 naar 2027. Deze redelijk beperkte verkeersgroei, in samenhang met een schoner wordend voertuigenpark, leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteitssituatie.
Ook in de toekomst kan de luchtkwaliteit ter plaatse worden gekwalificeerd als goed (luchtkwaliteitsindex 3).
Het aspect lucht vormt leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
5.9 Externe Veiligheid
5.9.1 Wettelijk kader
Externe veiligheid gaat om het zoveel mogelijk beperken van de kans op het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:
- het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
- het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen en spoorwegen).
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
- Plaatsgebonden risico (PR)
Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.
- Groepsrisico (GR)
Dit is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.
5.9.2 Onderzoek
Het plangebied betreft in hoofdzaak een woongebied dat in het westen van Hoogeveen ligt. De Weide I & II wordt in het noorden omsloten met de spoorlijn Meppel-Groningen, in het oosten door de rijksweg A28 en in het zuiden door de Hoogeveense vaart. De westkant grenst aan agrarisch gebied. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de visie externe veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie in het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied.
Risico-inventarisatie
Het bestemmingsplan is relevant voor het aspect externe veiligheid in verband met de ligging van een hoge druk aardgasleiding. De aardgasleiding ligt parallel aan de Zuidwoldigerweg en doorsnijdt hiermee het plangebied. Het betreft een aardgasleiding van de Gasunie. Aan de oostzijde van het plangebied ligt de Rijksweg A28. Via deze transportroute worden gevaarlijke stoffen getransporteerd en het invloedsgebied van deze transportas ligt gedeeltelijk binnen het plangebied en is daarmee relevant voor het aspect externe veiligheid. Ten noorden van het plangebied ligt de spoorlijn Meppel – Groningen. Via deze transportroute worden eveneens gevaarlijke stoffen getransporteerd en het invloedsgebied van deze transportas ligt gedeeltelijk binnen het plangebied en is daarmee ook relevant voor het aspect externe veiligheid. Voor het bestemmingsplan zijn verder twee LPG-tankstations relevant omdat het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar en het invloedsgebied tot binnen het plangebied reikt. De LPG-tankstations liggen overigens niet binnen het plangebied, met uitzondering van één LPG-vulpunt en één LPG-reservoir. Het gaat hier om de tankstations Klok en de Komas. Binnen het plangebied is aan de Zuidwoldigerweg 29 een aardgasontvangststation van de Gasunie gevestigd. Deze installatie valt onder het Activiteitenbesluit. Ten westen van het plangebied ligt een hoogspanningsleiding. Hoogspanningsleidingen vormen geen externe veiligheidsrisico's, maar kunnen wel invloed hebben op de gezondheid van kinderen en ouderen die zich gedurende lange tijd nabij een hoogspanningsleiding verblijven. Verder zijn geen risicobronnen aanwezig die van invloed zijn op het plangebied. Bijgevoegd een overzicht van de risicocontouren en invloedsgebieden (figuur 6).
Figuur 10. Overzicht van risicocontouren en invloedsgebieden
De Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) heeft voor de diverse risicobronnen risico-analyses met bijbehorende berekeningen uitgevoerd. Het gaat om de aanwezige buisleidingen, het transport, LPG-tankstations, gasontvangstation en de hoogspanningsleiding die van invloed zijn op het plangebied. Het advies is als bijlage opgenomen (Bijlage 6). Het vaststellen van het bestemmingsplan past binnen de beleidsruimte van de Visie externe veiligheid dat binnen de gemeente Hoogeveen is vastgesteld. De conclusies en aanbevelingen uit het advies zijn hieronder samengevat weergegeven.
Buisleidingen (BEVB)
Voor het bestemmingsplan is rekening gehouden met de hoge druk aardgasleiding N-520-10, N-520-13 en N-520-14. Voor de leiding N-520-10 en N-520-14 zijn contouren van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar berekend. In de huidige situatie wordt de richtwaarde van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar ten opzichte van een object (maatschappelijke bestemming) overschreden. Het huidige gebruik en bestemming levert echter geen knelpunt op. De belemmeringenstrook van 4 meter waarbinnen de buisleidingen liggen moeten worden opgenomen in de verbeelding van het plan. De veiligheidszones worden niet op de verbeelding geplaatst, omdat bij nieuwe ontwikkelingen in de nabijheid van buisleidingen altijd een berekening naar het risico moet worden uitgevoerd.
Het groepsrisico is met behulp van het rekenprogramma Carola bepaald. Uit deze analyse is gebleken dat de buisleiding N-520-10 en N-520-14 het hoogste groepsrisico in De Weide I en II veroorzaken. De buisleidingen die buiten het plangebied liggen hebben een laag groepsrisico. Het groepsrisico overschrijdt de oriëntatiewaarde niet en bedraagt zelfs minder dan 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Vanwege het conserverende karakter van het nieuwe bestemmingsplan treedt er geen verandering van het groepsrisico op. Er zijn geen maatregelen mogelijk die kunnen leiden tot een lager groepsrisico. De bestaande situatie wordt namelijk opnieuw in het bestemmingsplan vastgesteld. Binnen de 100% letaliteitzone van de hoge druk aardgasbuisleidingen liggen binnen het plangebied een aantal woningen. Dit betekent dat het groepsrisico uitgebreid moet worden verantwoord. Echter, door vaststelling van dit nieuwe bestemmingsplan, leidt dit niet tot een toename van het groepsrisico en is een onderzoek naar alternatieven die leiden tot een lager groepsrisico niet aan de orde. Binnen deze zone zijn geen zeer kwetsbare objecten aanwezig of geprojecteerd.
Transport weg en spoor (BEVT)
Binnen het plangebied moet met betrekking tot transport van gevaarlijke stoffen en externe veiligheid rekening worden gehouden met de rijksweg A28 en de spoorlijn Meppel - Groningen. Wanneer toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen binnen een afstand van 200 meter vanaf een van deze transportassen plaatsvinden, dient hiervoor een risicoanalyse plaats te vinden.
Voor de rijksweg A28 is conform het Basisnet geen plaatsgebonden risico 10-6 aanwezig. Van de spoorlijn ligt het plaatsgebonden risico 10-6 op maximaal 6 meter vanaf het midden van de spoorbaan. Binnen deze afstand kunnen geen objecten worden geprojecteerd. Deze veiligheidszone hoeft dan ook niet op de verbeelding te komen.
Daarnaast moet binnen het plangebied rekening worden gehouden met een plasbrandaandachts-gebied (PAG) van 30 meter. Het PAG hoeft niet op de verbeelding te worden geplaats, maar heeft wel de voorkeur. In het kader van de Omgevingswet moeten deze aandachtsgebieden namelijk ook in de omgevingsplannen worden vastgelegd. Binnen het PAG gelden aanvullende brandveiligheidsvoorschriften wanneer binnen de zone een object moet worden gerealiseerd. In dat betreffende plan worden dan in de toelichting of in de onderbouwing tevens de redenen vermeld die tot een dergelijke beslissing hebben geleid.
Het groepsrisico is met behulp van het rekenprogramma RBMII, versie 2.3 bepaald. Uit deze analyse is gebleken dat het groepsrisico ten aanzien van de rijkswegen en het spoor beneden de oriëntatiewaarde van het groepsrisico ligt. Uit de berekening van het groepsrisico is gebleken dat de dichtheid van personen binnen het invloedsgebied langs de Rijksweg A28 hoger is dan 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Op grond van artikel 8 van het Bevt dient in dit geval een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Echter, door vaststelling van dit nieuwe bestemmingsplan, leidt dit plan niet tot een toename van het groepsrisico en is een onderzoek naar alternatieven die leiden tot een lager groepsrisico niet aan de orde.
Risico met betrekking tot inrichtingen (BEVI)
Met betrekking tot het bestemmingsplan hebben twee LPG-tankstations, die onder het Bevi vallen, invloed op het plangebied. Voor de Bevi-bedrijven geldt een plaatsgebonden risico 10-6 per jaar. Het plaatsgebonden risico van de volgende risicobronnen heeft invloed op het plangebied:
- Klok, LPG-tankstation;
- Komas, LPG-tankstation.
Binnen de veiligheidszone Bevi gelden beperkingen met betrekking tot (beperkt) kwetsbare objecten. In het plan mogen binnen de veiligheidszone Bevi geen bestemmingen worden geprojecteerd waar (beperkt) kwetsbare objecten kunnen worden gerealiseerd. Er is geen overschrijding van de grens- en richtwaarde voor de PR10-6.
Het bestemmingsplan heeft geen verandering van het groepsrisico binnen het rekengebied van het invloedsgebied van de twee tankstations tot gevolg. De hoogte van het groepsrisico is met de fN-curves die met Safeti-NL zijn berekend aangegeven. De groepsrisicohoogte die in de fN-curve wordt vermeld, wordt veroorzaakt door de populatie die binnen het plangebied van De Weide I en II aanwezig is of kan zijn alsmede binnen de aangrenzende plangebieden aanwezig is of kan zijn.
De LPG-tankstations zijn in werking onder een actuele omgevingsvergunning. In beide gevallen is er sprake van een ongelimiteerde doorzet van LPG. De LPG-tankstations worden beide bevoorraad met een LPG-tankauto's die hittewerend zijn uitgevoerd en het lossen van LPG vindt plaats met een verbeterde vulslang. Deze veiligheidsmaatregelen leiden tot een lagere faalkans hetgeen tot uiting komt in de risicoberekening.
Doordat de LPG-tankauto hittewerend is uitgevoerd is het gedurende circa 70 minuten mogelijk om de mensen uit het invloedsgebied van 150 meter te evacueren bij een calamiteit met de LPG-tankauto. Gedurende de 70 minuten zal er namelijk geen Bleve op kunnen treden. In het plangebied De Weide I en II bevinden zich binnen het invloedsgebied van 150 meter voornamelijk woonbestemmingen en geen zeer kwetsbare objecten. Omdat het bestemmingsplan geen nadelige invloed heeft op het groepsrisico is een onderzoek naar maatregelen die leiden tot een lager groepsrisico niet noodzakelijk.
Overige risicobronnen
In het plangebied is aan de Zuidwoldigerweg 29 een aardgasontvangststations van de Gasunie gevestigd. Voor dit gasontvangststation een veiligheidsafstand van 15 meter vanaf de gevels van het gebouw van het gasontvangststation. Op grond van het Activiteitenbesluit geldt de veiligheidsafstand van 15 meter voor kwetsbare objecten. Binnen deze veiligheidsafstanden mag het bestemmingsplan geen mogelijkheden bieden tot het realiseren van kwetsbare objecten. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan dient het bouwvlak van de bestemming wonen zodanig te worden vastgelegd dat deze buiten de veiligheidsafstand van het gasontvangststation ligt.
Binnen het plangebied zijn een aantal bovengrondse hoogspanningslijnen aanwezig die invloed hebben op het gebied. De indicatieve zones worden op de verbeelding van het bestemmingsplan geplaatst. Binnen deze zone gelden beperkingen die moeten worden geborgd in de regels van het bestemmingsplan.
Advies VRD
Aangezien voorliggend bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan is, waarin geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden, onthoudt de veiligheidsregio zich van advies.
Ten aanzien van het initiatief voor het mogelijk maken van zorgwoningen in de bestemming Maatschappelijk op het Grittenhof terrein is nog nader advies gevraagd. Ten aanzien hiervan heeft de VRD het volgende advies afgegegeven:
"Op basis van een scenario dat een goederentrein in botsing komt met een personen auto op de dichtstbijzijnde overgang op ca. 350 meter adviseert de VRD de volgende maatregelen:"
- 1. Voorzie de gebouwen van dubbel glas om de warmtestraling tegen te kunnen houden;
- 2. Voer bij gebouwen het binnenspouw blad uit in beton 100 mm (of in kalkzandsteen 300 mm indien de gebouwen slechts 1 bouwlaag kennen] ;
- 3. Ten aanzien van een toxische wolk adviseren wij een afsluitbare mechanische ventilatie te overwegen;
- 4. In het plangebied een tweede onafhankelijke aanrijroute voor hulpdiensten.
Deze aanbevelingen worden doorvertaald naar voorwaarden bij vergunningverlening.
5.9.3 Conclusie
Het aspect externe veiligheid leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving
6.1 Juridisch Systeem
Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd. Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.
6.2 Regels
De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.
Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot. In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd.
Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt. In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduiding regels.
De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.
In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.
6.3 Verklaring Van De Bestemmingen
In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
6.3.1 Bedrijf - Nutsvoorziening
Het gasontvangstation aan de Zuidwoldigerweg heeft vanwege zijn grootte een aparte bestemming gekregen.
6.3.2 Bos
Het 'oerbos' tussen de spoorlijn en de buurt Kinholt is binnen deze bestemming geregeld, als ook de beboste groene ruimte tussen de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' en de spoorlijn Zwolle - Groningen.
6.3.3 Centrum
Het winkelcentrum aan De Weide valt onder deze bestemming. Er is een bouwvlak opgenomen met een maximale goot- en bouwhoogte.
6.3.4 Gemengd
De strook woningen met kantoren aan de Jos van Aalderenlaan valt onder deze bestemming. Een bouwvlak is opgenomen met een maximale goot- en bouwhoogte en een dakhelling.
6.3.5 Groen
Overeenkomstig de grotendeels bestaande situatie zijn de structuurbepalende elementen bestemd tot groen, ook de dijk en taluds rond de Hoogeveensche Vaart zijn opgenomen in deze bestemming. Overig aanwezig 'kleinschalig woongroen' en/of ondergeschikte groen is geregeld binnen de bestemming 'Verkeer'.
6.3.6 Horeca
Voor de enige horecavestiging binnen het plangebied, het hotel/restaurant aan de Mathijsenstraat is een bouwvlak en maatvoeringseisen opgenomen.
6.3.7 Kantoor
Deze bestemming geldt voor de kantoorlocatie in het zuidoosten van Schutlanden. Er is een maximale goot- en bouwhoogte, dakhelling en bebouwingspercentage opgenomen, afgestemd op de bestaande en toekomstige bouwmassa.
6.3.8 Maatschappelijk
Onder deze bestemming vallen de educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en openbare dienstverlening. Zorgwoningen zijn toegestaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning'. Tevens is binnen de bestemming Maatschappelijk één bovenwoning toegestaan. Deze zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.
6.3.9 Recreatie - Dagrecreatie
De kinderboerderij achter de kerkboerderij aan de Korenstraat en grenzend aan het park valt onder deze bestemming. Er is een bouwvlak opgenomen met een maximale goot- en bouwhoogte.
6.3.10 Sport
Onder deze bestmming vallen de tennis- en voetbalvelden ten oosten van de Jos van Aalderenlaan. Voor het clubhuis van de tennis- en voetbalclub, waar bij de laatste is opgenomen in een multifunctioneel gebouw, waar ook fitness en therapie in ondergebracht is. Voor het gehel gebied is een bebouwingspercenage opgenomen waarbij voor de gebouwen een maximale goot- en bouwhoogte en een dakhelling zijn opgenomen.
6.3.11 Tuin
De gedeelten van de percelen waar geen bijgebouwen, met uitzondering van erkers mogen worden gebouwd, hebben deze bestemming gekregen. Meestal liggen deze gronden tussen de voorgevel van de gebouwen en de openbare weg. Ook aan de zijkant van de gebouwen kan deze bestemming gelegen zijn om een bepaalde openheid te behouden.
6.3.12 Verkeer
Onder deze bestemming vallen alle wegen binnen het plangebied. Ook de parkeervoorzieningen, eventuele uitbreidingen daarvan, ondergeschikte groenvoorzieningen en kleine gedeelten van (in bruikleen gegeven) voortuinen zijn hierbij opgenomen
6.3.13 Water
Al het water binnen het plangebied en van belang voor de waterhuishouding met de bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals bruggen en duikers vallen onder deze bestemming. Gebouwen zijn niet toegestaan.
6.3.14 Wonen
Voor alle bestaande woningen in het plangebied is deze bestemming opgenomen. Geregeld wordt waar het hoofdgebouw toegestaan is en regels ten aanzien van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, als mede erfafscheidingen. Tevens worden regels gegeven voor de toegelaten aan-huis-verbonden beroepen en bedrijvigheid.
Voor de verschillende woningtypen zijn door middel van bouwklassen passende goot- en bouwhoogten, dakhellingen en kapvormen aangegeven.
6.3.15 Wonen - Garagebox
Deze bestemming is opgenomen voor de in het plan aanwezige garageboxen, met name gelegen in Schoonvelde-West, niet gelegen op een bouwperceel behorende bij een woning.
6.3.16 Wonen - Wooncentrum
Voor een viertal locaties waar bijzondere woonvoorzieningen zijn gerealiseerd is deze bestemming opgenomen. Voor elke locatie gelden specifieke goot- en bouwhoogen, dakhelling en bebouwingspercentage.
6.3.17 Wonen - Woonwagens
Voor een viertal woonwagenlocaties met in totaal 30 standplaatsen is deze bestemming opgenomen. Per standplaats is een bouwvlak, met maxima voor goot en bouwhoogte en dakhelling aangegeven.
6.3.18 Leiding - Gas
In Schutlanden-Oost ligt langs de Zuidwoldigerweg en de Rijksweg A28 een gastransportleiding, waarvoor een leidingzone is opgenomen. In afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald gelden binnen deze zone beperkingen als gevolg van de aanwezige gasleiding.
6.3.19 Leiding - Hoogspanning
Langs de Rijksweg A28 ligt een deel van een hoogspanningstracé, waarvoor een beschermingszone is opgenomen. In Schutlanden-Oost ligt langs de Zuidwoldigerweg en de Rijksweg A28 een gastransportleiding, waarvoor een leidingzone is opgenomen. In afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald gelden binnen deze zone beperkingen als gevolg van de aanwezige hoogspanningsleiding.
6.3.20 Waarde - Archeolgie 2
In het plangebied komen vijf niet-gewaardeerde vindplaatsen voor. Deze hotspots zijn opgenomen met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2. Hier is nader archeologisch onderzoek aan de orde bij initiatieven met een oppervlakte groter dan 100 m2 en waarbij de grond dieper dan 30 cm geroerd wordt.
6.3.21 Waarde - Archeologie 3
Voor een deel van het plangebied geldt een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor initiatieven waarbij een oppervlakte groter dan 1000 m2 en dieper dan 30 cm de grond geroerd wordt, is een dubbelbestemming opgenomen.
Hoofdstuk 7 Handhaving
7.1 Algemeen
Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionel inrichting van de wijk De Weide. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten getoetst. Middels het stelsel van vergunningverlening worden de voorschriften toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een ofertreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.
Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.
7.2 Inventarisatie
Er heeft bij het opstellen van het bestemmingsplan een inventarisatie van het plangebied plaatsgevonden. Hierbij is gekeken naar het grondgebruik, de verschillende functies en de bebouwing. Daarnaast wordt door middel van de inspraakmogelijkheden een ieder in de gelegenheid gesteld het plan te controleren op onjuistheden.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Conceptbestemmingsplan
Het concept bestemmingsplan is 23 maart 2017 ingevolge artikel 3.1.1 Bro aan diverse overleginstanties toegezonden. Deze instanties hebben vier weken de gelegenheid gekregen om op het conceptbestemmingsplan te reageren. Van de provincie Drenthe, het waterschap Drents Overijsselse Delta en de Veiligheidsregio Drenthe is een reactie ontvangen. De ontvangen reacties samengevat en beantwoord in een reactienota conceptbestemmingsplan De Weide. Deze reactienota is als bijlage 1 bij het ontwerpbestemmingsplan gevoegd. Ten opzichte van het conceptbestemmingsplan zijn enkele aanpassingen gedaan aan de paragrafen archeologie en cultuurhistorie en externe veiligheid. In de regels van de bestemming maatschappelijk is als gevolg van externe veiligheidsbeleid opgenomen dat kwetsbare objecten in de veiligheidszone van de gasleiding enkel mogelijk zijn, nadat daartoe veiligheidsmaatregelen genomen zijn door de leidingbeheerder. Als gevolg van het gemeentelijk beleid op cultuurhistorie en archeologie is de bestemming Waarde - Archeologie aangepast in Waarde - Archeologie 2 en 3.
Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan 'De Weide' heeft van 7 juni tot en met 19 juli 2017 voor een ieder ter inzage gelegen. Hierop zijn 3 zienswijzen binnengekomen, waaronder 1 van de Gasunie en 1 van Tennet.
De zienswijzen zijn in de Nota Zienswijze, welke als bijlage 2 is bijgevoegd, samengevat en beantwoord. Als gevolg van de zienswijze van de Gasunie is de belemmeringenstrook ter plaatse van de afblaasleiding aangepast. Deze bleek niet geheel 4 meter te zijn en is de tekst van het artikel "Leiding Hoogspanningsverbinding" aangepast conform voorstel TenneT. Daarnaast zijn nog enkele ambtshalve aanpassingen gedaan. Het plangebied voor uitbreiding van winkelcentrum De Weide is als gevolg van de ontwikkelingen uit dit conserverend bestemmingsplan gehaald en met betrekking tot de functie "zorgwonen" op het Grittenhofterrein is nog nader onderzoek gedaan, aangezien dit niet zonder meer als functie binnen de bestemming Maatschappelijk paste. Waarnodig is deze toelichting, de regels en de verbeelding als gevolg daarvan aangepast.
8.2 Economische Uitvoerbaarheid
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er zijn dan ook geen andere kosten dan de gebruikelijke plan- en procedurekosten. Met voorliggend bestemmingsplan wordt voor de komende tien jaar voldaan aan de wettelijke vereisten van de Wet ruimtelijke ordening.