Industrieterrein de Wieken, deelplan Siemensstraat 16, 2019
Bestemmingsplan - Gemeente Hoogeveen
Vastgesteld op 30-05-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Industrieterrein de Wieken, deelplan Siemensstraat 16, 2019 met identificatienummer NL.IMRO.0118.2019BP8012005-VG01 van de gemeente Hoogeveen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanbouw
een bijgebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aan-huis-verbonden bedrijf
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;
1.6 aan-huis-verbonden beroep
het in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, hieronder mede begrepen Bed & Breakfast;
1.7 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.8 autodemontage
de opslag en demontage van autowrakken;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal bebouwd mag/moet worden;
1.11 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. de levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, danwel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.12 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.13 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor toezicht en beheer;
1.14 bestaand:
de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend;
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.23 bruto oppervlakte
de totale vloeroppervlakte van gebouwen ten dienste van de bedrijfsactiviteiten, met inbegrip van daartoe behorende opslag- en overige dienstruimten;
1.24 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.25 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.27 e-commerce:
vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, de goederen niet uitstalt ten verkoop, en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met magazijn c.q. opslag van goederen ten behoeve van de op grond van de bestemming toegelaten bedrijven, met dien verstande dat goederen wel en slechts ter plekke kunnen worden afgehaald;
1.28 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.29 erf:
de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen”, met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;
1.30 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;
1.31 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, genoemd in artikel 2.4 van het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer van 5 januari 1993 houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.32 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;
1.33 hoofdgebouw:
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.34 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijjk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;
1.35 kap:
een gesloten en (overwegend) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;
1.36 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.37 leisureactiviteiten:
activiteiten die gericht zijn op recreatie en ontspanning welke individueel of in groepen kunnen plaatsvinden, zoals karten, overdekt skiën en bowlen;
1.38 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.39 peil:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.40 perceelgrens:
de scheiding tussen percelen die niet aan eenzelfde eigenaar behoren danwel niet door eenzelfde gebruiker worden gebruikt;
1.41 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.42 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.43 recreatiewoning:
een gebouw dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
1.44 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.45 Staat van Bedrijfsactiviteiten:
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;
1.46 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.47 voorgevel:
het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw;
1.48 voorkeursgrenswaarde
de streefwaarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.49 winkel:
een gebouw of een deel van een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.50 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één (of meerdere) huishouden(s);
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine (Let op: indien van toepassin).
2.7 de afstand tot de perceelgrens
de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein - 5
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven, behorende tot categorie 1 t/m 4.2, zoals genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten - 5, met dien verstande dat het gebruik van de gronden per bouwperceel een maximale geluidruimte tot gevolg heeft van 64 dB(A) per m²
- b. praktijkopleidingen te behoeve van bedrijvigheid welke is toegestaan volgens lid 9.1 sub a. met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 1500 m² bedraagt;
- c. autodemontage ter plekke van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autodemontage';
- d. stalling ten behoeve van autodemontage ter plekke van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - stalling ten behoeve van autodemontage;
- e. detailhandel in auto's, motoren, boten, caravans, keukens, sanitair, buitenmeubilair zoals buitenkeukens en tuinmeubelen, campingartikelen, woninginrichting en (grove) bouwmaterialen;
- f. kringloopwinkels;
- g. e-commerce;
- h. kantoren, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 1500 m2 bedraagt;
- i. sociale werkvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- j. aan de onder lid 3.1 sub a toegelaten bedrijvigheid ondergeschikte- en productiegebonden detailhandel;
- k. bedrijfsgebouwen;
- l. één bedrijfswoning per bouwperceel al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
- m. bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten behoeve van de onder sub m. bedoelde bedrijfswoningen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- o. wegen en paden;
- p. verhardingen;
- q. groenvoorzieningen;
- r. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
- s. nutsvoorzieningen;
- t. geluidwerende voorzieningen;
- u. water;
- v. opslag van goederen op open terrein indien gelegen binnen het bouwvlak en naast of achter de gebouwen tot een maximale stapelhoogte van 6 meter;
met inachtneming van het volgende:
- w. voor zover sprake is van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone-bevi' zijn op grond van het bepaalde in artikel 7.1 geen nieuwe kwetsbare objecten, geen nieuwe kantoren als genoemd onder lid 9.1 sub i, geen nieuwe praktijkopleidingen zoals genoemd onder lid 9.1 sub b, geen nieuwe sociale werkvoorzieningen zoals genoemd onder lid 9.1 sub j en geen nieuwe bedrijfswoningen zoals genoemd onder lid 9.1 sub m toegestaan;
- x. bedrijven waarvan het gebruik van de gronden behorend tot het bouwperceel de maximale geluidruimte van 64 dB(A) per m2 overschrijdt, zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande bedrijven;
- y. voor zover sprake is van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - beperkingengebied - geluid' zijn op grond van het bepaalde in artikel 6.2 een nieuwe geluidgevoelige objecten toegestaan;
- z. nieuwe kantoren, nieuwe praktijkopleidingen, nieuwe sociale werkvoorzieningen, nieuwe bedrijfswoningen en nieuwe detailhandel mogen niet binnen het invloedsgebied van een LPG-vulpunt en/of een LPG-reservoir worden gerealiseerd;
- aa. leisureactiviteiten zijn niet toegestaan.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten ;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de luchtvaartverkeersveiligheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in lid 3.2.2 sub d en toestaan dat de maximale bouwhoogte 20 meter bedraagt, met dien verstande dat de hoogte zich verdraagt met de maximaal toegestane bouwhoogte binnen de 'Luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking' zoals bepaald in artikel 7.4 en aangegeven op de verbeelding en nader gedetailleerd in hoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits:
- de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25 m² bedraagt;
- de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt en de maximaal ontstane hoogte zich verdraagt met de maximaal toegestane bouwhoogte binnen de 'Luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking' zoals bepaald in artikel 6.3 en aangegeven op de verbeelding en nader gedetailleerd in Bijlage 1;
- De in lid 3.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend mits geen aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de milieusituatie;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de verkeersveiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 6. de brandveiligheid;
- 7. en met in achtneming van en rekening houdend met de in het Besluit externe veiligheid (Bevi, d.d. 27 mei 2004), bedoelde grens- en/of richtwaarden en afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten.
3.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen voor woondoeleinden;
- 2. het gebruiken van onbebouwde gronden als stortplaats voor puin- en/of afvalstoffen;
- 3. het gebruiken van onbebouwde gronden als opslagplaats voor rij-, voer-, vaar- of vliegtuigen, die rij-, vaar- en vliegtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijke verwaarloosde toestand verkeren of onderdelen daarvan, tenzij het gebruik in verband staat met de aard van het bedrijf;
- 4. het gebruiken van onbebouwde gronden als opslagplaats voor buiten gebruik gestelde huishoudelijke of andere apparaten, vaten, kisten, machines, werktuigen, materialen of materieel, tenzij het gebruik in verband staat met de aard van het bedrijf;
- 5. het gebruik van de gronden van het bouwperceel dat een grotere geluidruimte tot gevolg heeft dan 64 dB(A) per m2;
- 6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 mei 2004, met uitzondering van inrichtingen en installaties ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bevi';
- b. Het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
- 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen bij de woonfunctie;
- 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
- 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit .
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 sub a onder 5 ten einde een grotere geluidruimte toe te staan, met dien verstande dat:
- 1. de bedrijfseconomische noodzaak voor vergroting van de geluidruimte is aangetoond;
- 2. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
- ondanks toepassing van de best beschikbare technieken een grotere geluidruimte noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient de gewenste geluidruimte te worden aangegeven alsmede een overzicht van de geluidbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden;
- door het toestaan van een grotere geluidruimte de geluidzone, dan wel de maximaal toelaatbare geluidbelasting van woningen, niet zijnde bedrijfswoningen, niet wordt overschreden.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening in die zin dat:
- 1. bedrijven worden toegelaten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 3.1 sub a toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- 2. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), met uitzondering van LPG-tankstations, zijn toegestaan, indien:
- de 10 -6 -contour voor het plaatsgebonden risico binnen de perceelsgrens valt of en voor zover de 10 -6-contour de bestemmingsgrens overschrijdt dit een overschrijding betreft die valt binnen een naastgelegen bestemming Groen, Verkeer en/of Water;
- in de toelichting bij het wijzigingsbesluit een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico en deze aanvaardbaar wordt geacht;
- b. de in lid 3.7 sub a genoemde wijzigingsbevoegdheden kunnen slechts worden toegepast met in achtneming van het volgende:
- 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
- de luchtvaartverkeersveiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.
- 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
- a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming.
- b. Tot een gebruik, strijdig met de in dit bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting(en);
- 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
- c. Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling een omgevingsvergunning is verleend, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor die vergunning is verleend.
- d. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bestemming bedrijventerrein - 5,met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevinsgvergunning afwijken van:
- 1. het bepaalde in lid a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane bedrijven zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichting betreft;
- 2. het bepaalde in lid a en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel in de vorm van e-commerce.
- e. De in lid d genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de milieusituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden.
- f. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 6 Algemene Aanduidingsregels
6.1 Veiligheidszone - bevi
Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - bevi' mogen geen nieuwe kwetsbare objecten, geen nieuwe kantoren, geen nieuwe praktijkopleidingen, geen nieuwe sociale werkvoorzieningen en geen nieuwe bedrijfswoningen worden gerealiseerd.
6.2 Luchtvaartverkeerzone - beperkingengebied - geluid
Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - beperkingengebied - geluid' zijn geen nieuwe woningen, niet zijnde bedrijfswoningen, en/of geluidgevoelige gebouwen, zoals gedefinieerd in het Besluit Burgerluchthavens, toegestaan, die vanwege de geluidsbelasting van het vliegveld een te hoge geluidsbelasting ondervinden.
6.3 Luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking
Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking' gelden, overeenkomstig en nader gedetailleerd in het gestelde in Bijlage 1 de daar voorkomende bestemming(en) beperkingen ten aanzien van de maximaal toegestane bebouwingshoogten.
6.4 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied' mogen geen (bouw)werkzaamheden op een diepte van meer dan 50 meter (verbodszone diepe boringen) plaatsvinden die de grond verstoren, in de zin van:
- a. het oprichten van boorputten en grond- of funderingswerken;
- b. het lozen van afstromend water via diepinfiltratie in het grondwater;
- c. het tot stand brengen van werken of verrichten van handelingen waardoor direct of indirect warmte aan het grondwater wordt onttrokken of toegevoegd;
met in achtneming van het feit dat: - d. het onder sub a genoemde verbod niet geldt, mits de BRL SIKB 2101 Mechanisch boren in acht wordt genomen en voor de algemene kwaliteitseisen voor het uitvoerende boorbedrijf BRL SIKB 2100 in acht wordt genomen, voor:
- 1. boorputten voor de controle van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening;
- 2. het onderzoeken of saneren van de bodem in het kader van de Wet bodembescherming; of
- 3. tijdelijke bronbemaling;
- e. het onder sub a genoemde verbod niet geldt voor:
- 1. graafwerkzaamheden, waarbij indien grond wordt verwijderd, het bodemprofiel wordt aangevuld, zoals dat aanwezig was voorafgaand aan de graafwerkzaamheden, en aansluitend op eventueel aangelegde kunstwerken;
- 2. het inbrengen van palen, indien uitsluitend gebruik gemaakt wordt van:
- grondverdringende gladde geprefabriceerde palen zonder verbrede voet;
- in de grond gevormde palen waarbij een hulpbuis wordt gebruikt die niet plaatselijk verbreed is, grondverdringend wordt ingebracht en niet wordt getrokken; of
- schroefpalen.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- 3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- 4. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits:
- de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25 m² bedraagt;
- de hoogte zich verdraagt met de maximaal toegestane bouwhoogte binnen de 'luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking' zoals bepaald in artikel 6.3 en aangegeven op de verbeelding en nader gedetailleerd in Bijlage 1.
- 5. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits:
- de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedraagt;
- de oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat:
- 1. de oprichting van een (antenne)mast wordt gerealiseerd, waarvan de totale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 meter en de oprichting niet in strijd is met het POP-beleid ten aanzien van antennemasten en dat een reclame-uiting wordt gerealiseerd in de bebouwde kom waarvan de totale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 meter;
- 2. alle bestaande gebouwen binnen de bebouwde kom geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of uitgebreid alsmede voor vervangende nieuwbouw in aanmerking komen, mits passend binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur en voorzover het aantal woningen niet wordt uitgebreid;
- 3. de aanleg van nieuwe en wijziging van bestaande weg-, infrastructuur- en groenvoorzieningen (inclusief speelvoorzieningen met een maximale hoogte van 12 meter) binnen de bebouwde kom wordt gerealiseerd, mits deze activitieten niet samenhangen met realisering van een nieuwe, nog niet via een (ontwerp)bestemmingsplan geaccordeerde planmatige stads- of dorpsuitbreiding;
Artikel 8 Algemene Procedureregels
8.1 Procedure nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen als bedoeld in artikel 3 is de volgende procedure van toepassing:
- a. een voorgenomen nadere eis als bedoeld in bovengenoemde artikelen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de in sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 10.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1 met maximaal 10%.
10.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
10.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
10.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
10.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 10.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Industrieterrein de Wieken, deelplan Siemensstraat 16, 2019.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .............................................................
De voorzitter, De griffier,
...................... ................................
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Siemensstraat 16 is DB demontage gevestigd. Het bedrijf demonteert in onbruik geraakte auto's voor recycling. Bij de laatste herziening van bestemmingsplan voor bedrijventerrein De Wieken is per abuis geen passende bestemming opgenomen voor het bedrijf. De huidige bestemming is niet toereikend voor het reeds vergunde bedrijf. Dit moet hersteld worden. Daarnaast wil het bedrijf de verwerkingscapaciteit vergroten van 2.500 naar 10.000 auto's per jaar. Hiervoor is een perceel aangekocht tegenover het bedrijf. Hiervan moet ook de bestemming worden gewijzigd.
1.2 Gewenste Situatie En Opgave Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan beoogt om auto demontage toe te staan op het perceel Siemensstraat 16. Hierbij is het perceel ten noorden van de Siemensstraat voor auto demontage en de percelen ten zuiden van de Siemensstraat voor de opslag van autowrakken. Op afbeelding 1 is het plangebied te zien met de onderverdeelde percelen. In het groen gekleurde plangebied vindt de demontage van autowrakken plaats. In het blauw gekleurde plangebied vindt de opslag van autowrakken plaats.
.Afbeelding 1: Plangebied Siemensstraat 16
In 2010 is reeds de omgevingsvergunning verleend voor een autodemontagebedrijf en het handelen in en opslaan van occasions en gebruikte onderdelen aan de Siemensstraat 16 (perceelnummer 4625). In 2015 is een melding Activiteitenbesluit gedaan voor uitbreiding van het opslagterrein aan Siemensstraat tegen over nummer 16 (perceelnummer 4631).
De in paragraaf 1.1. genoemde vergroting van de verwerkingscapacitiet behelst een verzoek uit 2019 tot uitbreiding van de bestaande inrichting met het vergroten van de jaarlijkse verwerkingscapaciteit van 2.500 naar 10.000 autowrakken per jaar en de opslag van 140 naar 400 (droge) autowrakken waarvan 260 stuks op een nieuw terrein (perceel 5213). Het college heeft aangegeven hieraan mee te willen werken met een bestemmingsplanherziening.
Omdat de huidige (eerstegenoemde) activiteiten wel vergund zijn maar niet in het bestemmingsplan zijn opgenomen valt het bedrijf onder het overgangsrecht. Daarom is besloten om een nieuw bestemmingsplan op te stellen dat zowel de huidige situatie als de uitbreiding van een passende planologische regeling voorziet. Vooruitlopend op de nu voorliggende herziening is de hiervoor genoemde uitbreiding in 2020 tijdelijk vergund voor een periode van 5 jaar.
Het perceel hierboven aangeduid met groen zal een specifieke bestemming bedrijf ten behoeve van autodemontage krijgen en de met blauw aangegeven percelen zullen uitsluitend voor stalling van desbetreffend bedrijf mogen worden gebruikt. Met voorliggende herziening wordt voorzien in een passende planologische regeling voor de verleende vergunningen.
1.3 Opbouw Toelichting
Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:
- hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie en benoemt de huidige planologische regels;
- hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid;
- hoofdstuk 4 gaat in op de randvoorwaarden en belemmeringen vanuit omgevings- en milieu aspecten, zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, water, etc.;
- hoofdstuk 5 gaat in op de planologische regels en de daarbij behorende verbeelding;
- hoofdstuk 6 gaat in op de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan;
- hoofdstuk 7 gaat in op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Plangebied
Het plangebied betreft de Siemensstraat 16. Het plangebied is gelegen ter zuiden van de Pesserdijk en de Dieselstraat en ten westen van de Edisonstraat. Op afbeelding 2 is de ligging van het plangebied in de omgeving te zien.
Afbeelding 2: ligging plangebied
2.2 Vigerend Recht
Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan De Wieken 2010. Hierin hebben de percelen de Enkelbestemmings 'bedrijventerrein - 5'. Op het Noordelijke perceel is een bouwvlak aanwezig met bouwaanduiding 1. Daarnaast geldt er voor het hele gebied de gebiedsaanduiding 'Luchtverkeerzone - beperkingengebied - geluid' en de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'. De zuidelijke percelen hebben ook een gebiedaanduiding 'luchtvaartzone - hoogtebeperking' en gebiedaanduiding 'veiligheidszone - bevi'. Op onderstaande afbeelding 3 is het geldige bestemmingsplan te zien.
Afbeelding 3: vigerende planologie
2.3 Ruimtelijke Structuur Plangebied
Sinds de 50er jaren van de vorige eeuw is het bedrijventerrein De Wieken in omvang gegroeid en heeft het terrein zelfs het vliegveld omsloten. Het bedrijventerrein ontwikkelde zich vanuit de noordkant van het stadscentrum in noordelijke richting en later verder in oostelijke richting. Het plangebied is centraal gelegen in De Wieken. Het plangebied is gelegen aan de Siemensstraat, ten zuiden van de Pesserdijk en ten westen van de Edisonstraat. Het auto demontagebedrijf DB Montage is gevestigd aan de Siemensstraat 16. Dit bestemmingsplan voorziet in het correct planologisch vastleggen van het auto demontagebedrijf en het vergroten van de opslag van autowrakken.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Voor de Wieken zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevingsbeleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio’s, landsoverschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 rijksbelangen:
- 1. een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
- 2. ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
- 3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
- 4. efficiënt gebruik van de ondergrond;
- 5. een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
- 6. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
- 7. het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
- 8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
- 9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
- 10. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- 11. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
- 12. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
- 13. zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt dieper ingegaan op deze 13 rijksbelangen. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:
- een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en de valleys;
- over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
- een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.
Geconstateerd wordt dat bij voorliggend bestemmingsplan geen rijksbelangen of -verantwoordelijkheden betrokken zijn.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze zijn bedoeld om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen voor het onderhavig plangebied.
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen (inclusief detailhandel) in bestemmingsplannen. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen.
In het gewijzigde Bro, van kracht sinds 1 juli 2017, is artikel 3.1.6, lid 2 gewijzigd in:
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
De eerste vraag die beantwoord moet worden is of de ontwikkeling waarvoor dit bestemmingsplan opgesteld is aan te merken is als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het mogelijk maken van een autodemontagebedrijf en de uitbreiding van de opslag van autowrakken. Voorliggend bestemmingsplan voorziet daarom in de toevoeging van een stedelijke ontwikkeling. Voorgenomen ontwikkelingen worden binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd, namelijk binnen het industrieterrein de Wieken. Industrieterrein de Wieken is geschikt voor de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.
3.2 Provinciaal Beleid
Provinciale Staten hebben op 3 oktober 2018 de Omgevingsvisie Drenthe 2018 vastgesteld.
De Omgevingsvisie is voor Drenthe een centraal visiedocument. Deze Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De ambitie ziet toe op het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. Deze ambitie vormt het hart van ons beleid waarmee wordt ingezet op ‘ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit’, mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. In de omgevingsvisie worden zes verschillende kernkwaliteiten benoemd die de Drentse ruimtelijke identiteit inhoud geven. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.
Het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten is belangrijk voor een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving in Drenthe. Even belangrijk is een gezond economisch klimaat, met voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid, en een gezond sociaal klimaat, met voldoende variatie in het aanbod van woonmilieus en voorzieningen met een hoge leefbaarheid.
Een belangrijke prioriteit binnen het Drentse ondernemersklimaat is het borgen van een aantrekkelijk aanbod van werklocaties, passend bij het gewenste ruimtelijk-economisch profiel van de locatie en bij de (veranderende) marktvraag.
Een belangrijke prioriteit binnen het Drentse ondernemersklimaat is het borgen van een aantrekkelijk aanbod van werklocaties. Dat aanbod moet inspelen op de veranderende vraag. De provincie Drenthe maakt zich sterk voor bovenregionale afstemming over herontwikkeling en uitbreiding van bedrijfslocaties, gevoed door een reële, marktconforme inschatting van de toekomstige vraag. Daarnaast moet Drenthe inspelen op huisvestingswensen van doelgroepen als zzp’ers, starters en nieuw te vestigen bedrijven. Op dat gebied zet Drenthe, naast levendige (binnen)steden met voorzieningen en aantrekkelijke woonomgeving, in op bereikbare, toegeruste werkomgevingen die goed passen bij sterke Drentse economische sectoren.
Dit bestemmingsplan zorgt er voor dat DB montage correct bestemd is. Daarnaast zorgt het voor de mogelijkheid om de verwerkingscapaciteit van autowrakken te verhogen. Deze ontwikkeling sluit aan bij de ontwikkeling van bedrijfslocaties waarbij rekening wordt gehouden met de markconforme vraag.
Verder is uit de kernkwaliteiten-analyse gebleken dat er geen sprake is van provinciale kernkwaliteiten waarmee in dit plan rekening moet worden gehouden.
In het kader van het overleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening, is de provincie om een reactie gevraagd over het voorontwerp bestemmingsplan 'Industrieterrein de Wieken, deelplan Siemensstraat 16'. Op 5 maart 2021 heeft de provincie aangegeven dat er geen sprake is van een provinciaal belang. Daarmee voldoet het plan aan het provinciaal beleid.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Toekomstvisie
In april 2018 is de nieuwe Toekomstvisie voor Hoogeveen vastgesteld door de gemeenteraad. In deze toekomstvisie staan ontwikkelingen en opgaven weergegeven op het gebied van bestuur, veiligheid, sociaal, omgeving en economie. Hoogeveen zet in op beheerste groei om in de toekomst aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. De groei die wordt voorzien is naar 57.000 inwoners in 2030. Daarnaast: Hoogeveen gaat haar positie als sterke regiogemeente ontwikkelen en versterken. Verder zet Hoogeveen in op ruimtelijke kwaliteitsverbetering. De cultuurhistorie en het DNA van Hoogeveen zijn de basis voor deze kwaliteitsverbetering.
3.3.2 Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030
Als vervolg op de Toekomstvisie is op 23 december 2014 door de gemeenteraad de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 vastgesteld. Deze Structuurvisie is eigenlijk de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. Hij spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor het buitengebied, de dorpen en de stad. De Structuurvisie is een voorbeeld van planning van onderop, vanuit het lokale denken. Deze Structuurvisie heeft daarom het oude POP II niet als vertrekpunt genomen, maar nam een voorschot op de nieuwe Omgevingsvisie Drenthe. Deze aanpak past overigens goed binnen de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. Het Rijk laat meer over aan gemeenten en provincies.
De Structuurvisie gaat in op verschillende onderdelen van de stad. Daarbij is een volgorde van binnen naar buiten aangehouden, vanuit het hart naar de stadsranden. De doelstelling is primair om het aantrekkelijke winkelbestand voor de toekomst te waarborgen door een prettiger verblijfsklimaat te scheppen.
In de structuurvisie wordt specifiek ingegaan op de bedrijvigheid in Hoogeveen. Hierin is het doel gesteld om bedrijventerrein de Wieken te herstructureren en te intensiveren. Daarnaast is de ontwikkeling van bedrijventerreinen Buitenvaart I en II een doel. De structuurvisie zet in op drie sporen die in een gelijktijdig proces in ontwikkeling worden genomen. Dit zijn achtereenvolgens het grondig en gericht herstructureren van het huidige bedrijventerrein de Wieken, het ontwikkelen van kleinschalige bedrijvigheid in of vlakbij de woon-gebieden en in de stadsranden en het ontwikkelen van de nieuwe hoogwaardige locatie Buitenvaart I en II. Het scheppen van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling en inrichting van bestaande en nieuwe bedrijventerreinen staat voorop.
Dit bestemmingsplan maakt de reeds vergunde situatie ter plekke ook planologisch mogelijk. Het voorziet in de intensivering en herontwikkeling van een bedrijf op de Wieken. Dit is enerzijds een vergunde situatie uit 2010 en 2015 en anderzijds een recentere ontwikkeling uit 2019. Deze ontwikkeling vindt plaats op het bestaande bedrijventerrein de Wieken. Het gaat niet om een nieuw bedrijventerrein buiten De Wieken. Dit is overeenkomstig met de structuurvisie.
3.3.3 Structuurvisie Hoogeveen 2.0
De Structuurvisie uit 2004 is nog steeds een inspirerende, ambitieuze, integrale ruimtelijke visie, die in stand blijft en met "Structuurvisie Hoogeveen 2.0" op onderdelen wordt bijgesteld. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema's als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is en blijft daarbij de rode draad.
De grote kracht van Hoogeveen is het midden- en kleinbedrijf. De initiatieven en de betrokkenheid van lokale ondernemers is zeer belangrijk voor de ontwikkeling en leefbaarheid van het buitengebied, de dorpen en de stad. Dit betekent dat er samen met het midden en kleinbedrijf gezocht moet worden naar ruimtelijke kansen en mogelijkheden om de bedrijvigheid in Hoogeveen te stimuleren. Deze kansen liggen er niet alleen op de bestaande bedrijventerreinen en in de stadsranden maar ook in de dorpen en in het buitengebied.
Voorliggend bestemmingsplan sluit aan bij de stimulering van midden- en kleinbedrijven op bestaande industrieterreinen.
3.3.4 Visie op de omgeving
In 2018 is de 'visie op de omgeving' vastgesteld door de raad. De trends en ontwikkelingen vragen om voortdurend te kijken of de gemeente nog op de juiste koers zit. Met deze visie is een aanvulling gedaan op Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030 en de Structuurvisie Hoogeveen 2.0. De Hoogeveense uitgangspunten duurzaamheid, ambitie en kwaliteit blijven daarbij onveranderd van kracht.
Deze actualisatie wordt niet langer de fysieke structuurvisie genoemd maar ‘visie op de omgeving’. Het hebben van een omgevingsvisie is namelijk een verplichting vanwege de Omgevingswet. Het Rijk voert deze wet in 2024 in.
3.3.5 Nota ruimtelijke kwaliteit
Op 21 december 2017 heeft de Hoogeveense gemeenteraad de Nota Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld. De Nota Ruimtelijke kwaliteit vervangt de Welstandsnota met de daarbij behorende oplegnotitie voor de pilot 'welstandsvrij bouwen'. De pilot welstandsvrij bouwen is succesvol verlopen en krijgt een vervolg in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit zijn alleen gebieden en gebouwen opgenomen, die echt (cultuurhistorisch) waardevol zijn en daarom beschermd moeten worden.
Het plangebied is niet in een gebied gelegen waar de nota ruimtelijke kwaliteit van toepassing is. Er zijn daardoor geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
3.3.6 Revitaliseringsplan De Wieken
De aanleiding voor het revitaliseringsplan De Wieken is niet alleen de wens de uitstraling en de bereikbaarheid van De Wieken te verbeteren, maar ook efficiënter om te gaan met de beschikbare ruimte en verloedering en slecht onderhoud van terreinen en de openbare ruimte tegen te gaan. Met de uitvoering van het Revitaliseringsplan wordt beoogd de kwaliteit van het bedrijventerrein te verbeteren waardoor ondernemingen voor De Wieken behouden blijven en het terrein interessanter wordt voor nieuwe investeringen en bedrijven.
Binnen het revitaliseringsplan is de Wieken ruimtelijk ingedeeld in 10 kamers die ieder hun eigen karakteristiek en invulling krijgen. De kamers verschillen onderling in schaalgrootte van kavels, clustering en thematisering van bedrijfsactiviteiten, voorkomende bedrijfspanden en intensiteit van bebouwing. De vertaling van uitgangspunten voor de kamers naar het bestemmingsplan vindt plaats binnen de marges van redelijkheid ten aanzien van de aspecten zoals milieu, veiligheid en ruimtelijke functionaliteit en kwaliteit.
Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan ligt in kamer 4.Het gebied in kamer 4 ligt ten noorden van de Industrieweg en ten oosten van de A.G. Bellstraat en heeft een gemengd karakter met overwegend middelgrote kavels. Hier zijn productiebedrijven gevestigd, groothandelsbedrijven, bedrijven met een showroom (gerelateerd aan de productie). Door de ligging in de directe nabijheid van de buitenring van Hoogeveen is dit gebied ook geschikt voor distributie- en transportbedrijven. Met name de Voltastraat en de Marconistraat zijn belangrijke transportassen binnen deze kamer. Op de kavels staan bedrijfshallen zonder en met beperkte open opslag en bedrijven met een kantoorachtige uitstraling of showroom.
Het heeft de voorkeur om nieuwe autosloopbedrijven elders op De Wieken te vestigen. De vergunningverlening uit 2010 en het opstellen van het bestemmingsplan De Wieken in dezelfde periode (2010-2014) hebben elkaar daar echter gekruist. Het bedrijf is destijds als passend beoordeeld en is nu ter plekke gevestigd met een geldige vergunning.
Maar de uitgangspunten uit het revitaliseringsplan zijn ook dan nog steeds van kracht. Voor de uitbreiding is daarom ook de voorwaarde opgenomen dat stalling alleen op eigen terrein mag plaatsvinden. Daarnaast treedt er verkeerstechnisch een verbetering op ten opzichte van de bestaande situatie. Geplette autowrakken worden niet meer in containers geladen op de openbare weg, maar op eigen terrein en de tweewekelijkse piek van transportbewegingen voor afvoer van autowrakken vervalt. Door het bedrijf nu specifiek te bestemmen en mee te werken aan de uitbreiding ter plekke wordt invulling gegeven aan een verbetering van de situatie ter plekke.
3.4 Conclusie
Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Voor dit bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat het plan niet in strijd is met het geldende provinciale- en gemeentelijke beleid.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het plan dient namelijk een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden.
4.1 Bodem
4.1.1 Normstelling
In het kader van een bestemmingsplan dient gemotiveerd te worden dat de bestemming (functie) die in het bestemmingsplan wordt toegelaten, passend wordt geacht in relatie tot de bodemkwaliteit. Deze motivatie vindt zijn oorsprong in het Bro in het kader van de uitvoerbaarheid van het plan. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
4.1.2 Onderzoek en conclusie
Voor de uitbreiding van de activiteiten is een m.e.r. beoordelingsrapportage opgesteld. Hierin wordt voor alle omgevingsfactoren benoemd welke gevolgen de ontwikkeling heeft voor het fysieke milieu. Voor het aspect bodem wordt daarin het volgende opgemerkt. De opslag van “droge” autowrakken op het nieuwe terrein (perceelnr. 5213) veroorzaakt geen verontreiniging van bodem en levert ook geen hinder op voor de omgeving. Een nulpuntsonderzoek naar de bodemkwaliteit is niet nodig op dit perceel evenals het nemen van bodembeschermende voorzieningen. Het niet verontreinigde hemelwater afkomstig van het nieuwe opslagterrein mag in de bodem geloosd worden.
De aard van de overige demontage werkzaamheden verandert niet. Demontage van autowrakken vindt plaats op een vloeistofdichte vloer en voor de opslag van bodembedreigende afvalstoffen zijn bodembeschermende voorzieningen getroffen conform voorschriften van het Activiteitenbesluit.
Indien bij eventuele graafwerkzaamheden ter plaatse van de bouwlocatie afwijkingen worden geconstateerd of het vermoeden van een bodemverontreiniging bestaat, dient contact te worden opgenomen met de gemeente Hoogeveen. Indien sprake is van vrijkomende grond van de bouwlocatie en deze kan niet op de eigen locatie worden verwerkt kan mogelijk gebruik worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Hoogeveen. Indien dit niet mogelijk is dan dient in dat geval de hergebruiksmogelijkheid, ten behoeve van toepassing elders, vastgesteld te worden.
Vanaf 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit van kracht waarbij alle toepassingen van grond en baggerspecie voorafgaand aan de toepassing moeten worden gemeld (hierop zijn enkele uitzonderingen) via het landelijk meldpunt.
Er zijn daardoor geen belemmeringen voor het voorliggende bestemmingsplan
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.2.1 Normstelling
Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Deze wet verplicht de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige monumenten. De gemeente Hoogeveen heeft in navolging van wet- en regelgeving eigen cultuurhistorisch beleid ontwikkeld op het terrein van de deelgebieden archeologie, historische geografie en historische bebouwing. Toetsing vindt plaats aan de daaruit volgende archeologische monumenten kaart en de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten.
De Archeologische Monumenten Kaart (AMK) en de indicatieve kaart archeologische waarden (IKAW) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig waarmee rekening gehouden dient te worden.
4.2.2 Onderzoek en conclusie
Onderhavig plangebied is op de archeologische beleidskaart van Hoogeveen gelegen binnen de legenda-eenheid ‘Archeologische Waarde – 5’. Deze eenheid wordt gevormd door de zones met een lage archeologische verwachting. Hier wordt geen archeologisch onderzoek verlangd. Daarom wordt voor deze categorie geen dubbelbestemming in het bestemmingsplan opgenomen. Alleen in het geval van zeer grootschalige ontwikkelingen (groter dan 3 hectare) kan sprake zijn van archeologisch onderzoek om het verwachtingsmodel te toetsen. Er zijn daardoor geen belemmeringen wat betreft archeologie.
Het onderdeel cultuurhistorie is voor industrieterrein De Wieken niet relevant.
4.3 Water
4.3.1 Algemeen
In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Deze waterparagraaf is erop gericht om de actuele watersituatie en het actuele waterbeleid in beeld te brengen. Daarnaast is de waterparagraaf vooral bedoeld om een brug te slaan naar de procedures en toetsingsinstrumenten van de waterbeheerder. De gemeente Hoogeveen is gelegen in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta en het waterschap Vechtstromen, welke beiden verantwoordelijk zijn voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer.
4.3.2 Normstelling
De waterschappen Drents Overijsselse Delta en Vechtstromen vormen samen met waterschap Rijn en IJssel het waterschapsgebied Rijn-Oost. De waterschappen hebben hun beleid voor stedelijk waterbeheer vastgelegd in de gezamenlijke beleidsnotitie 'Water Raakt'. Deze notitie vormt op hoofdlijnen het beleid voor de wijze waarop de waterschappen in stedelijk gebied invulling geven aan het waterbeheer. Het waterbeheer richt zich op de volgende drie beleidsthema's:
- 1. Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld;
- 2. Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken is het WB21 opgesteld. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door enige goede redenen - de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken - niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert;
- 3. Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in de Wet natuurbescherming). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.
Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Er wordt gezorgd dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, verdroging tegengaat en rekening houdt met de eisen vanuit de KRW. Om aan deze punten te voldoen is in december 2009 de Waterwet in werking getreden. De Waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de Waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheer-plannen (waterbeheerder) en vergunningen.
Watertoetsproces
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Op basis daarvan kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen zijn voor dit bestemmingsplan (zie Bijlage 3).
4.3.3 Onderzoek en conclusie
Dit bestemmingsplan voorziet enkel in het correctief herzien van de bestemming. De verharding voor de extra opslagcapaciteit van autowrakken is reeds aangelegd onder een omgevingsvergunning. Op basis daarvan kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen zijn voor dit bestemmingsplan.
4.4 Natuur En Ecologie
4.4.1 Normstelling
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag gebleven voor Natura 2000 bescherming en faunabeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen en ontheffingen voor al deze gebieden. Hierop geldt alleen een uitzondering als het rijksaangelegenheden betreft.
Provinciale Staten hebben op 13 december 2019 de beleidsregels Wet Natuurbescherming Drenthe gewijzigd vastgesteld voor gebiedsbescherming, soorten- en faunabescherming en houtopstanden. In dit document zijn alle bestaande beleidsregels, die gebaseerd zijn op regelgeving die in de Wet Natuurbescherming samen komen, in één document samengevoegd. Daarnaast zijn voor de nieuwe taken enkele nieuwe bepalingen opgenomen.
4.4.2 Onderzoek en conclusie
DB Montage is gesitueerd op het industrieterrein de Wieken. De dichtstbij gelegen Natura 2000 gebieden zijn "Dwingelderveld" en "Mantingerzand". De afstand van de inrichting tot deze gebieden bedraagt respectievelijk 7,1 km en 5 km. Deze gebieden vallen buiten het invloedssfeer van het autodemontagebedrijf. Daardoor worden er geen natuur of ecologische waarden aangetast. Er zijn daardoor geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.5 Geluid
4.5.1 Normstelling
De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:
- woningen;
- andere geluidsgevoelige gebouwen;
- geluidsgevoelige terreinen.
Deze bescherming geldt als het gebruik van deze objecten is toegestaan volgens het bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening. Op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan met een periode van maximaal 10 jaar is de Wet geluidhinder niet van toepassing.
Onder "woning" wordt verstaan (artikel 1 Wet geluidhinder): gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van de geldende planologische status (bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening). De Wet geluidhinder kent het begrip bedrijfswoning niet. Een bedrijfswoning is gewoon een woning, waarvoor het mogelijk is een hogere waarde (als nodig) te verlenen. Dit geldt natuurlijk alleen voor bedrijfswoningen die zijn gelegen in een geluidzone. Hotels, recreatiewoningen en kantoren zijn niet geluidgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder.
In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen die bescherming bieden tegen geluidhinder van inrichtingen die onder het Besluit vallen. Deze bescherming wordt geboden aan gevoelige objecten (gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen (artikel 1.1)). In artikel 1.1 is in de definitie van gevoelige gebouwen aangegeven dat gebouwen die bij de inrichting horen (dienst- of bedrijfswoningen) geen geluidsgevoelig object zijn waarvoor de grenswaarden uit het besluit gelden. Dienst- of bedrijfswoningen die niet tot de inrichting behoren zijn gewoon woningen van derden waarvoor de grenswaarden wel gelden.
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde. Wanneer niet aan deze grenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd.
4.5.2 Onderzoek en conclusie
Ten behoeve van het bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het volledige rapport is te vinden in Bijlage 1 . DB Demontage te Hoogeveen veroorzaakt bij de omliggende woningen van derden geluidbelastingen tot 27 dB(A) in de dagperiode en 49 dB(A) op 50 meter van de grens van de inrichting. In de inrichting vinden alleen activiteiten plaats in de dagperiode. Wel is het mogelijk dat in de nachtperiode twee bestelwagens met autotranssporter vanaf de openbare Siemensstraat wegrijden. Aangezien dit op de openbare weg plaatsvindt, is dit niet meegenomen in de beoordeling van de directe hinder. De inrichting veroorzaakt bij de woningen maximale geluidsniveaus tot 55 dB(A) in de dagperiode. De maximale geluidsniveaus bij de omliggende woningen worden bepaald door de werkzaamheden van de kraan op het achterterrein (verwerken van autowrakken en plaatsen in een container). Bij toetsing aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit kan gesteld worden dat ten aanzien van zowel het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als het maximale geluidsniveau kan worden voldaan.
Er zijn daardoor geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.6 Milieuzonering Bedrijven
4.6.1 Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
4.6.2 Onderzoek en conclusie
In de omgeving van de inrichting zijn enkele bedrijfswoningen gelegen. De dichtstbijzijnde bedrijfswoningen zijn gelegen op de adressen Pesserdijk 5a (30,9 m), Pesserdijk 9 (30 m), Siemensstraat 7A (59,6 meter) en Siemensstraat 10 (45 meter). Deze afstanden wijzigen niet ten opzichte van de huidige situatie.
Door de toename in verwerkings- en opslagcapaciteit zal de geluidemissie naar de omgeving wijzigen. In plaats van een tweewekelijkse piek in het laden en afvoeren van containers met autowrakken zal er sprake zijn van dagelijkse afvoer van autowrakken. Het laden en afvoeren van autowrakken vindt circa 2 uur per dag plaats. Gedurende de dag worden twee keer twee containers met autowrakken afgevoerd. Afvoer vindt plaats door middel van een vrachtwagencombinatie. De tweede wijziging betreft het vervallen van een overslaghandeling. In de huidige situatie worden autowrakken in afwachting van tweewekelijkse afvoer geplet en gestapeld opgeslagen op het terrein.
Op het moment van afvoer worden de opgeslagen autowrakken in containers geladen en afgevoerd. In de nieuwe situatie worden wrakken niet meer geplet en gestapeld opgeslagen in afwachting van het laden van de containers met wrakken, maar direct geplet en in containers geladen. Dit betekent een afname van de geluidemissie als gevolg van het vervallen van een handeling van de kraan.
Gelet op het feit dat de geluidemissie als gevolg van een toename van vervoersbewegingen mogelijk zal toenemen, zal de geluidemissie gemiddeld genomen juist weer afnemen door het vervallen van een overslaghandeling. Door de ligging op een gezoneerd industrieterrein waar bedrijven vallend in milieucategorie 4.2 zijn toegestaan, zal de bijdrage aan de totale geluidemissie van het terrein van DB Demontage als milieucategorie 3.2 bedrijf gering zijn.
Er zijn daardoor geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.7 Milieueffectrapportage (Mer)
4.7.1 Normstelling
Voor elk besluit dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit MER) geldt dat er moet worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen van deze wijziging kunnen worden uitgesloten. Besluiten die betrekking hebben op activiteiten genoemd in onderdeel C zijn direct m.e.r.-plichtig, indien de omvang van de activiteiten boven de genoemde drempelwaarde uitkomt. Onder de drempelwaarde is geen sprake van m.e.r.-plicht. Onderdeel D geeft aan of er voor besluiten beoordeeld moet worden of er m.e.r. noodzakelijk is. Voor besluiten met een omvang boven de drempelwaarden moet een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd en voor besluiten met een omvang onder de drempelwaarden een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling. Pas na het uitvoeren van een (vormvrije) m.e.r-beoordeling is duidelijk of er een milieueffectrapportage moet worden opgesteld.
4.7.2 Onderzoek en conclusie
Uit de aanmeldnotitie MER (Bijlage 2 ) blijkt dat gelet op de kenmerken van het project, de locatie van het project en de kenmerken van de effecten van het project, de impact van het bedrijf met milieucategorie 3.2 gering is. Er moet worden geconcludeerd dat het project niet leidt tot milieueffecten van dusdanige omvang dat sprake kan zijn van 'belangrijke nadelige milieugevolgen'. Er is daarom geen aanleiding of noodzaak voor het doorlopen van een formele m.e.r.-beoordelingsprocedure of m.e.r.- procedure. Daarom wordt verzocht te besluiten dat geen milieueffectrapportage nodig is.
4.8 Luchtkwaliteit
4.8.1 Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven.
Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
4.8.2 Onderzoek en conclusie
Er is onderzoek gedaan naar de stikstofdepositie, verkeersintensiteit, de opslag van autowrakken en metaalbewerkende activiteiten voor de gewenste activiteiten aan de Siemensstraat 16.
Met het computerprogramma Aerius Calculator (release 2023, zie Bijlage 4) is de depositie van stikstofdioxiden berekend op Natura 2000-gebieden. In de aangevraagde situatie zijn geen rekenresultaten berekend die hoger zijn dan 0,00 mol per hectare per jaar.
De opslag van droge autowrakken veroorzaakt geen verontreiniging van bodem, lucht en/of water en levert ook geen hinder op voor de omgeving. De inrichting is gelegen aan het einde van een doodlopende straat.
In de inrichting vinden beperkt metaalbewerkende activiteiten plaats. Doorgaans kunnen onderdelen worden gedemonteerd door het losdraaien van schroeven. Alleen op het moment dat onderdelen zijn vastgeroest wordt een slijptol of een snijbrander gebruikt. Omdat het chassis van auto's in de loop van de tijd steeds beter is behandeld tegen roestvorming zal deze activiteit naar verwachting niet toenemen, zelfs eerder afnemen. Aangezien deze activiteit slechts sporadisch voorkomt, wordt het niet gerekend tot de representatieve bedrijfssituatie. Daarom heeft DB Demontage ook geen maatregelen getroffen om eventueel vrijkomende dampen bij de bron af te zuigen. Emissie naar buiten toe geschiedt via natuurlijke ventilatie. Er is dan ook sprake van diffuse emissie, waarop de emissiegrenswaarden uit artikel 2.5 van het Activiteitenbesluit niet van toepassing zijn.
Er zijn daardoor geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.9 Externe Veiligheid
4.9.1 Normstelling
Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.
Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.
Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie externe veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied.
4.9.2 Onderzoek en conclusie
Uit het bestemmingsplan blijkt dat de percelen 4631 en 5213 grenzen aan de zuidzijde aan een bevi-veiligheidszone. De percelen vallen niet binnen de veiligheidscontour. Verder zijn er geen buisleidingen aanwezig die van invloed kunnen zijn op de gewenst uitbreiding. De locatie ligt daarentegen wel binnen het invloedsgebied van een Bevi-bedrijf, maar de ruimtelijke ontwikkeling heeft geen invloed op het groepsrisico. Er zijn daardoor geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.10 Verkeer En Parkeren
Dit bestemmingsplan voorziet enkel in het correctief herzien van de bestemming. Parkeren wordt op eigen terrein gerealiseerd conform de parkeernormen zoals genoemd in Bijlage 2 ParkeernotaHoogeveen. Dat geldt voor alle bedrijven op De Wieken. Laden en lossen worden gezien als onderdeel van de bedrijfsactiviteiten en dienen ook op het eigen erf plaats te vinden. het stallen van auto's en wrakken langs de weg is niet toegestaan. Voor de uitbreiding van de stallingsruimte is daarom ook de voorwaarde opgenomen dat stalling alleen op eigen terrein mag plaatsvinden
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Juridisch Systeem
Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd. Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.
5.2 Regels
De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.
Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot. In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd.
Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt. In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduiding regels.
De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.
In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.
5.3 Verklaring Van De Bestemmingen
5.3.1 Bedrijventerrein - 5
In grote lijnen wordt de ruimtelijke scheiding tussen de verschillende categorieën bedrijfsactiviteiten aangebracht door in het plangebied zes bestemmingen bedrijventerrein op te nemen, mede in relatie tot de toegepaste milieuzonering. De toegestane vormen van bedrijvigheid in deze bestemmingen is te lezen in de geselecteerde bedrijvenlijsten, die zijn opgenomen in de bijlage bij de regels, de zogenaamde Staten van bedrijfsactiviteiten.
Voor deze herziening van het bestemmingsplan worden de volgende twee specifieke aanduidingen meegnomen in de planregels;
- specifieke vorm van bedrijf - autodemontage
- specifieke vorm van bedrijf - stalling ten behoeve van autodemontage
Hoofdstuk 6 Handhaving
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst. Als blijkt dat in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enige zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.
6.2 Beleidskeuzen
De gemeenteraad van Hoogeveen heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. De gemeenschappelijke handhavings- en gedoogstrategie fysieke leefomgeving provincie Drenthe behandelt alle Wabo-taken in de gemeente Hoogeveen. De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het Wabo-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.
6.3 Inzet Gemeentelijk Apparaat
Per januari 2014 is de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) van start gegaan. De RUD is de uitvoeringsorganisatie op het gebied van handhaving voor de gehele provincie. De RUD werkt op basis van de Drentse handhavings- en gedoogstrategie.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Vooroverleg
In het kader van het overleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening, is de provincie om een reactie gevraagd over het voorontwerp bestemmingsplan 'Industrieterrein de Wieken, deelplan Siemensstraat 16'. Op 5 maart 2021 heeft de provincie aangegeven dat er geen sprake is van een provinciaal belang. Daarmee voldoet het plan aan het provinciaal beleid. Ook het waterschap heeft aangegeven geen inhoudelijke opmerkingen te hebben.
Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen. Gedurende de ter inzage termijn van zes weken zijn een tweetal zienswijzen ingediend. Omdat tijdens de ter inzage termijn een aantal stukken per abuis niet ter inzage hebben gelegen en dit ook aanleiding is voor de zienswijzen is besloten het plan opnieuw als ontwerp ter inzage te leggen. Nu met de bijbehorende stukken en enkele aanpassingen in de tekst ter verduidelijking. Ook dit plan is voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn is er een zienswijze ingediend door één van de indieners van het eerste ontwerpplan. Nadat de reactienota zienswijzen is opgesteld en eventuele ambtshalve wijzigingen worden voorgesteld wordt het bestemmingsplan aan de gemeenteraad ter vaststelling aangeboden.
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
Met de initiatiefnemer is een planschade afwentelingsovereenkomst gesloten. hierdoor is mogelijke planschade voor rekening van de initiatiefnemer. Overige plankosten worden gedekt door de leges. Daarom hoeft er geen exploitatieplan te worden vastgesteld en wordt het plan economisch uitvoerbaar geacht.
Bijlage 1 Hoogtedetaillering Veiligheidszone - Luchtvaartverkeer
Bijlage 1 Hoogtedetaillering veiligheidszone - luchtvaartverkeer
Bijlage 2 Parkeernota Hoogeveen
Bijlage 2 Parkeernota Hoogeveen
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek