KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Bedrijventerrein - 1
Artikel 7 Bedrijventerrein - 2
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Tuin
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Verkeer - Railverkeer
Artikel 13 Water
Artikel 14 Wonen
Artikel 15 Leiding - Hoogspanning
Artikel 16 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 17 Waarde - Ecologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Antidubbeltelregel
Artikel 19 Algemene Gebruiksregels
Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 22 Algemene Procedureregels
Artikel 23 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Opgave Bestemmingsplan
1.3 Opbouw Toelichting
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Plangebied
2.2 Vigerend Recht
2.3 Ruimtelijke Structuur Plangebied
2.4 Functionele Structuur Plangebied
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees Beleid
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Gewenste Ontwikkeling En Uitgangspunten
4.1 Ruimtelijke Structuur
4.2 Functionele Structuur
4.3 Beeldkwaliteit
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Bodem
5.2 Archeologie En Cultuurhistorie
5.3 Water
5.4 Natuur En Ecologie
5.5 Geluid
5.6 Milieuzonering Bedrijven
5.7 Luchtkwaliteit
5.8 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 6 Duurzaamheid
Hoofdstuk 7 Planbeschrijving
7.1 Juridisch Systeem
7.2 Regels
7.3 Verklaring Van De Bestemmingen
Hoofdstuk 8 Handhaving
8.1 Algemeen
8.2 Inventarisatie
8.3 Beleidskeuzen
8.4 Inzet Gemeentelijk Apparaat
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.2 Economische Uitvoerbaarheid
9.3 Inspraak- En Vooroverleg
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Archeologie
Bijlage 2 Ecologie
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Luchtkwaliteit
Bijlage 5 Externe Veiligheid

Stationsgebied, deelplan bedrijvenpark Toldijk 2012

Bestemmingsplan - gemeente Hoogeveen

Vastgesteld op 29-11-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Stationsgebied, deelplan bedrijvenpark Toldijk 2012 van de gemeente Hoogeveen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0118.BP20128026002-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanbouw

een bijgebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aaneengebouwde woningen:

woningen gekoppeld door middel van gebouwen;

1.7 aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;

1.8 aan-huis-verbonden beroep:

het in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, hieronder mede begrepen Bed & Breakfast;

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder tot een capaciteit van 100 ton per dag tevens wordt begrepen co-vergisting ten behoeve van energieopwekking;

1.10 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.11 appartementengebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal bebouwd mag/moet worden;

1.14 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. de levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, danwel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.15 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of daarmee vergelijkbare voorzieningen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.17 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor toezicht en beheer;

1.18 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening wordt gehouden;

1.19 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.20 bestaand:

de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een omgevingsvergunning is verleend danwel een aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend die kan worden verleend;

1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 Bevi-inrichtingen:

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.26 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.31 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.32 bijzettent:

een tent van maximaal 6 m2;

1.33 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.34 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van volkstuinen, sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is verboden;

1.35 dagrecreatieve voorzieningen:

speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van dagrecreatie;

1.36 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.37 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.38 dienstverlenend bedrijf:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie;

1.39 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van prostitutie;

1.40 dwarskap:

een kap met de nokrichting haaks op de weg waaraan de woning is gelegen;

1.41 e-commerce:

vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, de goederen niet uitstalt ten verkoop, en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met magazijn c.q. opslag van goederen ten behoeve van de op grond van de bestemming toegelaten bedrijven, met dien verstande dat goederen wel en slechts ter plekke kunnen worden afgehaald;

1.42 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.43 erf:

de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen”, met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;

1.44 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;

1.45 geluidsbelasting van vliegveld Hoogeveen:

de geluidsbelasting op een bepaalde plaats veroorzaakt door de gezamenlijke op een luchtvaartterrein landende en opstijgende vaste vleugel luchtvaartuigen met schroefaandrijving en een toegelaten totaalmassa die hoger is dan 390 kg doch niet hoger dan 6000 kg, uitgedrukt in bkl;

1.46 geluidbelasting vanwege een industrie-/bedrijventerrein:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen op een industrieterrein, daaronder niet begrepen het geluid van motorvoertuigen op de openbare weg;

1.47 geluidbelasting vanwege een spoorweg:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten;

1.48 geluidbelasting vanwege een weg:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

1.49 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, genoemd in artikel 2.4 van het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer van 5 januari 1993 houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.50 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;

1.51 halfvrijstaande woningen:

blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.52 hogere (geluidsgrens)waarde:

een waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.53 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;

1.54 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.55 horecabedrijf categorie 1:

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een broodjeszaak, een crêperie, een croissanterie, een eetcafé, een konditorei, een lunchroom, een pannenkoekenhuis, een patisserie, een petitrestaurant, een poffertjeszaak, een theehuis, een traiteur, een ijsssalon, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.56 horecabedrijf categorie 2:

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een afhaalcentrum, een automatiek, een café, een café-restaurant, een cafetaria, een grillroom, een hotel-café, een hotel-café-restaurant, een restaurant, een shoarmazaak, een snackbar, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.57 horecabedrijf categorie 3:

een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar, een bar-/dancing, een dansschool, een discotheek, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf. Onder horecabedrijf categorie 3 valt tevens een drive-in-restaurant en een zalencentrum;

1.58 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

1.59 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijjk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;

1.60 kampeerplaats:

een stuk grond van maximaal 100 m2 voor het plaatsen van één kampeermiddel met bijzettentjes;

1.61 kantoor:

een gebouw waarvan ten minste 80 % van de vloeroppervlakte wordt gebruikt voor administratieve activiteiten, inclusief daaraan gerelateerde activiteiten, zoals kantine en sanitair;

1.62 kap:

een gesloten en (overwegend) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;

1.63 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.64 kwekerij:

een bedrijfsvoering dat het kweken omvat van houtachtige en/of kruidachtige gewassen, zoals (sier) bomen, (sier)heesters, coniferen, vaste planten en één- en tweejarigen;

1.65 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.66 langskap:

een kap met de nokrichting evenwijdig aan de weg waaraan de woning is gelegen;

1.67 leisureactiviteiten:

activiteiten die gericht zijn op recreatie en ontspanning welke individueel of in groepen kunnen plaatsvinden, zoals karten, overdekt skiën en bowlen;

1.68 lessenaarsdak:

een dak bestaande uit één hellend dakvlak;

1.69 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.70 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarbij in hoofdzaak geen gebruik wordt gemaakt van open grond;

1.71 peil:

  1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
  2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.72 perceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.73 platdak:

horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegen dak;

1.74 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.75 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.76 reconstructie van een weg:

een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg, ten gevolge waarvan de geluidsbelasting vanwege de weg met 1,5 dB of meer wordt verhoogd;

1.77 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden en opstallen dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.78 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.79 recreatiewoning:

een gebouw dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.80 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.81 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.82 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.83 Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.84 stacaravan:

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;

1.85 standplaats voor woonwagens:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.86 stolpkap:

een kap met een piramidevormige afdekking eindigend in één punt of met een korte nokbalk haaks op de weg;

1.87 tuincentrum:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt winkelvloeroppervlak waar bedrijfsmatig boomkwekerijproducten, planten, bloembollen en bloemen ten verkoop worden aangeboden, alsmede materialen voor de aanleg, de verfraaiing en het onderhoud van tuinen;

1.88 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.89 verblijfsrecreatie :

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting is toegestaan;

1.90 verblijfsrecreatieve voorzieningen:

speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van verblijfsrecreatie;

1.91 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

(let op: dit is dus de netto-vloeroppervlakte);

1.92 volumineuze detailhandel:

detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuinartikelen, (grove) bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels. Deze winkels hebben vanwege omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig voor de uitstalling;

1.93 voorkeursgrenswaarde:

de streefwaarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.94 voorgevel:

het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw;

1.95 vuurwerkbedrijven:

inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.96 Wgh-inrichtingen:

inrichtingen in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder jo artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

1.97 winkel:

een gebouw of een deel van een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.98 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één (of meerdere) huishouden(s);

1.99 wooncentrum:

een centrum ten behoeve van wonen met daaraan ondergeschikt gemeenschappelijke voorzieningen zoals recreatieruimtes, keuken, gezondheidszorg, sociale dienstverlening en daarmee samenhangende administratieve diensten;

1.100 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 de afstand tot de perceelgrens

de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische cultuurgrond;
  2. b. agrarisch bedrijf;
  3. c. tuinbouwbedrijf, geen glastuinbouw of champignonkwekerij zijnde;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. sloten, bermen en beplanting;

met de daarbij behorende:

  1. f. andere bouwwerken;
  2. g. verhardingen;

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 en toestaan dat er een melkstal, schuilstal dan wel een veldschuur kan worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. deze gebouwen nodig zijn voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf waarbij de grond waarop gebouwen zullen worden opgericht in gebruik zijn;
  2. b. de goothoogte van de gebouwen ten hoogste 3 meter mag bedragen;
  1. a. de oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 25 m² mag bedragen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur;
    2. 2. het graven en dempen van waterpartijen en watergangen;
    3. 3. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waar bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm zal worden geroerd;
    4. 4. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport-, en/of communicatieleidingen; of
    5. 5. overige activiteiten die de bodemopbouw ter plaatse verstoren.
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4 sub a kan alleen worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
  3. c. Een vergunning als bedoeld in lid 3.4 sub a kan alleen worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overlegd waarin:
    1. 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld door de uitvoering van een archeologische opgraving door een daartoe deskundig bureau die beschikt over de juiste vergunningen;
    2. 2. In voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archelogische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  4. d. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
  5. e. Het in lid 3.4 sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. 1. het normale onderhoud en gebruik betreffen;
    2. 2. het aanbrengen van drainage;
    3. 3. het zaaien en oogsten;
    4. 4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzagelegging van het ontwerpplan;
    5. 5. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
    6. 6. grondbewerking niet dieper dan 30 cm beneden maaiveld;
    7. 7. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 10 cm onder de bouwvoor.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor

a bedrijf, behorende tot categorie 1 en 2, zoals genoemd in Bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten';

met de daarbij behorende:

  1. f. gebouwen;
  2. g. bijgebouwen;
  3. h. bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  4. i. bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten behoeve van bedrijfswoningen;
  5. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  6. k. verhardingen;
  7. l. groenvoorzieningen;
  8. m. parkeervoorzieningen;

met inachtneming van het volgende

  1. n. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 oktober 2004 zijn niet toegestaan;
  2. o. kantoren zijn niet toegestaan;
  3. p. leisureactiviteiten zijn niet toegestaan;
  4. q. brandstofverkooppunten zijn niet toegestaan;
  5. r. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. het bepaalde in lid 4.2.1 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m² bedraagt;
    2. 2. het bepaalde in 4.2.1 sub d ten behoeve van het verhogen van de maximale toegestane hoogte voor gebouwen tot ten hoogste 6 meter;
    3. 3. het bepaalde in 4.2.4 sub b ten behoeve van het verhogen van de maximale toegestane hoogte voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals ontluchtingspijpen, torens en dergelijke tot ten hoogste 45 meter;
    4. 4. het bepaalde in lid 4.2.2 sub d waarbij de afstand tot de onderlinge perceelsgrenzen niet minder dan 2,50 meter mag bedragen;
  2. b. De in lid 4.4 sub a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    6. 6. de brandveiligheid, in die zin dat er uit ingewonnen advies bij de brandweer blijkt dat er voldoende en bruikbare ruimte aanwezig blijft voor brandbestrijding.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 4.1 jo artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden voor opslag van goederen op open terrein voor zover ter plaatse niet de aanduiding 'opslag' is opgenomen op de verbeelding;
  2. b. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van:
    1. 1. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 oktober 2004, (indien van toepassing, eventueel het volgende opnemen) met uitzondering van inrichtingen en installaties die op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig zijn;
    2. 2. bewoning, tenzij ter plaatse de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen op de verbeelding;
    3. 3. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van detailhandel in auto's, motorfietsen, boten en caravans;
    4. 4. kantoren;
    5. 5. leisureactiviteiten;
    6. 6. brandstofverkooppunten.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  1. 1. lid 4.1 sub a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en naar invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane bedrijven, mits het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  2. 2. de in lid 4.6 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de woonsituatie;
    3. c. de verkeersveiligheid;
    4. d. de sociale veiligheid;
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. (ontsluitings-)wegen;
  2. c. verhardingen;
  3. d. nutsvoorzieningen;
  4. e. groenvoorzieningen;
  5. f. water;

met de daarbijbehorende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de sociale veiligheid;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de brandveiligheid;
  4. d. de verkeersveiligheid; en
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Bedrijventerrein - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aan distributie en transport verwante bedrijven;
  2. b. praktijkopleiding ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - praktijkopleiding';

met de daarbijbehorende:

  1. c. bedrijfsgebouwen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. wegen en paden;
  4. f. verhardingen;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. parkeervoorzieningen;
  7. i. nutsvoorzieningen;
  8. j. geluidwerende voorzieningen;
  9. k. water;
  10. l. opslag van goederen op open terrein ter plaatse van de aanduiding 'opslag' op de verbeelding, met dien verstande dat opslag op deze gronden uitsluitend achter en ter weerszijden van het bedrijfsgebouw mag plaatsvinden en de maximale stapelhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;

met inachtneming van het volgende:

  1. m. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 oktober 2004 zijn niet toegestaan;
  2. n. detailhandelbedrijven zijn niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel in motorbrandstoffen;
  3. o. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
  4. p. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  5. q. kantoren zijn niet toegestaan;
  6. r. leisureactiviteiten zijn niet toegestaan;

een en ander met dien verstande dat gebruik van de gronden voor opslag uitsluitend is toegestaan indien binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' een strook heesterbeplanting wordt aangelegd van tenminste 5 meter en in stand gehouden zodanig dat de opslag van goederen aan het zicht ontrokken wordt, waarbij het behoud en versterking van de kwaliteit van het bedrijventerrein voldoende wordt gewaarborgd.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. het bepaalde in lid 6.2.2 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m² bedraagt;
    2. 2. het bepaalde in lid 6.2.2 sub b en toestaan dat op de gronden met de bouwaanduiding sba-1 de maximale bouwhoogte wordt verhoogt tot 17,5 meter en de gronden met de bouwaanduiding sba-2 maximaal wordt verhoogt tot 20 meter;
  2. b. De in lid 6.4 sub a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    6. 6. de brandveiligheid;
    7. 7. met in achtneming van en rekening houdend met de in het Besluit externe veiligheid (Bevi, d.d. 27 oktober 2004,bedoelde grens- en/of richtwaarden en afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.1 jo artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor bewoning, tenzij ter plaatse de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  3. c. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden voor opslag zonder het aanbrengen en in stand houden van heesterbeplanting in een strook van tenminste 5 meter, zodanig dat de opslag van goederen aan het zicht ontrokken wordt, waarbij het behoud en versterking van de kwaliteit van het bedrijventerrein voldoende is gewaarborgd.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening in die zin dat:
    1. 1. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn, met uitzondering van LPG-tankstations, toegestaan, indien:
      • de 10 -6 -contour voor het plaatsgebonden risico binnen de perceelsgrens valt of en voor zover de 10 -6-contour de bestemmingsgrens overschrijdt dit een overschrijding betreft die valt binnen een naastgelegen bestemming Groen, Verkeer en/of Water;
      • in de toelichting bij het wijzigingsbesluit een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico en deze aanvaardbaar wordt geacht;
  2. b. de in lid 6.6 sub a genoemde wijzigingsbevoegdheden kunnen slechts worden toegepast met in achtneming van het volgende:
    1. 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de milieusituatie;
      • de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.

Artikel 7 Bedrijventerrein - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aan distributie en transport verwante bedrijven;
  2. b. bedrijf, behorende tot categorie 1 t/m 3.2, zoals genoemd in Bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten;

met de daarbijbehorende:

  1. c. bedrijfsgebouwen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. wegen en paden;
  4. f. verhardingen;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. parkeervoorzieningen;
  7. i. nutsvoorzieningen;
  8. j. geluidwerende voorzieningen;
  9. k. water;
  10. l. opslag van goederen op open terrein ter plaatse van de aanduiding 'opslag' op de verbeelding, met dien verstande dat opslag op deze gronden uitsluitend achter en ter weerszijden van het bedrijfsgebouw mag plaatsvinden en de maximale stapelhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;

met inachtneming van het volgende:

  1. m. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 oktober 2004 zijn niet toegestaan;
  2. n. detailhandelbedrijven, met uitzondering van detailhandel in auto's, motorfietsen, boten en caravans;
  3. o. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
  4. p. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  5. q. kantoren zijn niet toegestaan;
  6. r. leisureactiviteiten zijn niet toegestaan;
  7. s. brandstofverkooppunten zijn niet toegestaan.

een en ander met dien verstande dat gebruik van de gronden voor opslag uitsluitend is toegestaan indien binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 2' een strook heesterbeplanting wordt aangelegd van tenminste 5 meter en in stand gehouden zodanig dat de opslag van goederen aan het zicht ontrokken wordt, waarbij het behoud en versterking van de kwaliteit van het bedrijventerrein voldoende wordt gewaarborgd.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. het bepaalde in lid 7.2.2 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m² bedraagt;
  2. b. De in lid 7.4 sub a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend mits geen aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    6. 6. de brandveiligheid;
    7. 7. en met in achtneming van en rekening houdend met de in het Besluit externe veiligheid (Bevi, d.d. 27 oktober 2004,bedoelde grens- en/of richtwaarden en afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor bewoning, tenzij ter plaatse de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  3. c. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden voor opslag zonder het aanbrengen en in stand houden van heesterbeplanting in een strook van tenminste 5 meter, zodanig dat de opslag van goederen aan het zicht ontrokken wordt, waarbij het behoud en versterking van de kwaliteit van het bedrijventerrein voldoende is gewaarborgd.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. water;
  3. c. reclamezuil ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'reclamezuil';

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. wegen en straten;
  2. e. voet- en fietspaden;
  3. f. nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve daarvan;
  4. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten hieronder begrepen;
  2. i. andere werken.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 11.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden voor parkeren.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van horecabedrijven overeenkomstig categorie 1 en 2;
  2. b. bedrijfswoning;

met de daarbij behorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. groenvoorzieningen;
  2. f. parkeervoorzieningen;
  3. g. nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve daarvan;
  4. h. geluidswerende voorzieningen;
  5. i. tuinen en erven;
  6. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. het bepaalde in lid 9.2.1 sub a, en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de toegestane oppervlakte aan gebouwen en de buiten het bouwvlak op te richten oppervlakte van het gebouw niet meer dan 10 m² bedraagt;
  2. b. De in lid 9.4 sub a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 9.1 jo artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;
  2. b. toegangspad, balkons en erkers ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming;
  3. c. parkeren;

met de daarbij ten dienste van de bestemming behorende:

  1. d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals pergola's en erf- of perceelsafscheidingen;
  2. e. andere werken.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid; en
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 sub a, en toestaan dat een carport wordt opgericht, mits: 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter; 2. niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst;
  1. a. De in lid 10.4 sub a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve daarvan;
  2. f. geluidswerende voorzieningen;
  3. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;
  4. h. gebouwen ten behoeve van het wegverkeer, zoals bushokjes;

met de daarbij behorende:

  1. i. verhardingen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. k. andere werken.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de sociale veiligheid; en
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; en
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Verkeer - Railverkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer – Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegvoorzieningen
  2. b. railverkeer;
  3. c. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. nutsvoorzieningen;
  2. e. geluidswerende voorzieningen;
  3. f. gebouwen ten behoeve van het railverkeer, zoals een onderstation;
  4. g. water;

met de daarbij behorende:

  1. h. overige gebouwen;
  2. i. verhardingen;
  3. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. k. andere werken, waaronder begrepen een geluidswal.

12.2 bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. de verkeersveiligheid.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. water;
  3. c. sluizen;
  4. d. oever;

met de daarbij behorende:

  1. e. gebouwen ten behoeve van de waterbeheersing;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. taluds;
  2. g. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bouwwerken ten behoeve van de waterbergende functie, bruggen, dammen en/of duikers, en zinkers.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een goede waterhuishouding;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 26.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens.

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  2. b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

met de daarbijbehorende:

  1. c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. andere werken;
  3. e. tuinen en erven.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid; en
  5. e. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning van het bepaalde in:
    1. 1. lid 14.2.2 sub a en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op die hoofdgebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een bij vaststelling van dit bestemmingsplan verkregen hogere waarde;
    2. 2. lid 14.2.3 sub b en toestaan dat een carport wordt opgericht mits de carport niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  2. b. De in lid 14.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 14.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
    1. 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
    2. 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. b. Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
    3. 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
    4. 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit..

Artikel 15 Leiding - Hoogspanning

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een ondergrondse hoogspanningsleiding van ten hoogste 110 kV;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

15.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 15.2.1 sub a en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    1. 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende hoogspanningsleidingbeheerder;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding.

15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. a. het aanbrengen van beplanting en bomen;
    2. b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverharding;
    3. c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    4. d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
    5. e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    6. f. het permanent opslaan van goederen.
  2. 2. Het bepaalde in 15.5 lid 1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    1. a. die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
    2. b. die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmerende strook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
  3. 3. De in 15.5 lid 1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de verbinding.
  4. 4. De in 15.5 lid 1 genoemde omgevingsvergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder schriftelijk advies heeft uitgebracht.

Artikel 16 Leiding - Hoogspanningsverbinding

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 110 kV en een hoogspanningsverbinding van ten hoogste 220 kV;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

16.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 16.2 sub a en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    1. 1. vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.

Artikel 17 Waarde - Ecologie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van de in het gebied voorkomende ecologische waarden.

17.2 Bouwregels

Het oprichten van bouwwerken is niet toegestaan.

17.3 Specifieke gebruiksregels

De voor 'Waarde - Ecologie' bedoelde gronden worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval als met de bestemming strijdig gebruik aangemerkt en zijn dus verboden:

  1. a. ophogen van de bodem;
  2. b. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
  3. c. diepwoelen en diepploegen;
  4. d. aanbrengen van oppervlakteverharding;
  5. e. aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
  6. f. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  7. g. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regel van de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming (basisbestemming):
    1. 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur;
    2. 2. het graven en dempen van waterpartijen en watergangen;
    3. 3. het aanbrengen van drainage;
    4. 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    5. 5. het opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    6. 6. overige activiteiten die de bodemopbouw ter plaatse verstoren.
  2. b. Een vergunning als bedoeld in lid 17.4 sub a kan alleen worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende ecologische waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming.
  2. b. Tot een gebruik, strijdig met de in dit bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
    1. 1. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
    2. 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting;
  3. c. Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling een omgevingsvergunning is verleend, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor die vergunning is verleend.
  4. d. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels

20.1 Geluidzone - industrie

20.2 Luchtvaartverkeerzone (beperkingengebied - geluid)

Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone (beperkingengebied - geluid)' zijn geen nieuwe woningen of geluidgevoelige gebouwen toegestaan, die vanwege de geluidsbelasting van het vliegveld een te hoge geluidsbelasting ondervinden, met dien verstande dat nieuwe bedrijfswoningen wel zijn toegestaan.

20.3 Vrijwaringszone - weg

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor het verkeersbelang.

Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    2. 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
    3. 3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
    4. 4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
    5. 5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits:
      • de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m² bedraagt;
      • de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
    6. 6. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits:
      • de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedraagt;
      • de oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt;
    7. 7. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag, worden geplaatst mits:
      • de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
      • de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 m2 voor zover het bouwwerk bovengronds word geplaatst;
    8. 8. de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat een Jongeren Ontmoetingsplaats (JOP) wordt gebouwd mits:
      • de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
      • de oppervlakte niet meer dan 18 m2 bedraagt;

Artikel 22 Algemene Procedureregels

22.1 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen als bedoeld in de artikelen 4.3, 5.3, 6.3, 7.3, 8.3, 9.3, 10.3, 11.3, 12.3, 13.3, 14.3, 15.3, 16.3 en 20.3.3 is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. een voorgenomen nadere eis als bedoeld in bovengenoemde artikelen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ligt met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de in sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

Artikel 23 Overige Regels

23.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

24.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 24.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 24.1 met maximaal 10%.

24.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 24.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

24.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 24.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

24.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 24.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

24.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 24.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

24.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van lid 24.4 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beeïndiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Stationsgebied, deelplan bedrijvenpark Toldijk 2012.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .............................................................

De voorzitter, De griffier,

...................... ................................

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De herziening van een bestemmingsplan beoogt de verouderde plannen in een bepaald gebied van de gemeente aan te passen en zo mogelijk in één plan onder te brengen. Tevens leeft de wens binnen de gemeente om een zo groot mogelijke ontplooiingsruimte voor burgers en particuliere organisaties te realiseren, door de bestemmingsplannen globaler, flexibeler en beter handhaafbaar te maken. Daarmee krijgt het gemeentebestuur een instrument ter beschikking, waarmee over een reeks van jaren de waardevolle elementen in een gebied beschermd kunnen worden, zonder gewenste nieuwe ontwikkelingen te belemmeren.

De belangrijkste functie van het bestemmingsplan is een vertrekpunt van het planologisch beleid voor een bepaald gebied, met daarbij een duidelijke afweging van alle bij het beleid betrokken belangen en functies. Dit betekent wel dat dan het bestemmingsplan actueel moet zijn. Het bestemmingsplan dat geldt voor het bedrijventerrein is echter ouder dan tien jaar. Dit heeft tot gevolg dat:

  • de samenhang en de consistentie van de bestaande bestemmingsplannen onvoldoende is;
  • door versnippering en verschillen in vorm en opzet de toegankelijkheid van de plannen te wensen overlaat.

Het bedrijvenpark Hoogeveen ligt aan de noordzijde van Hoogeveen en ten oosten van Rijksweg A28 Zwolle– Groningen bij de afslag Hoogeveen-Noord. Het bedrijvenpark is bedoeld voor distributieve activiteiten en de produktie van aan transport verwante goederen en diensten.

Voor het gebied geldt een bestemmingsplan uit de negentiger jaren van de vorige eeuw.

Omdat het huidige bestemmingsplan bijna 20 jaar oud is en niet voldoet aan de nieuwe wettelijke eisen, wordt deze herziening in procedure gebracht.

1.2 Opgave Bestemmingsplan

Het nieuwe bestemmingsplan voor het bedrijvenpark Hoogeveen moet aansluiten op de oorspronkelijke ruimtelijke-functionele uitgangspunten en ook op nieuwe wensen en plannen van de ondernemers.

1.3 Opbouw Toelichting

Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:

hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie en geeft een overzicht van de vigerende bestemmingsplannen;

hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant rijks, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid;

hoofdstuk 4 geeft de gewenste ontwikkeling en de planuitgangspunten weer ten aanzien van de inhoud van de bestemmingen;

hoofdstuk 5 gaat in op de randvoorwaarden en belemmeringen vanuit omgevings- en milieuaspecten, zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, wateraspecten, etc.;

hoofdstuk 6 gaat in op de planologische regeling: er wordt een motivering en leeswijzer gegeven voor de regeling van de bestemmingen, zoals weergegeven in de regels en op de plankaart;

hoofdstuk 7 gaat in op de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan;

hoofdstuk 8 gaat in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied is gelegen ten noorden van Hoogeveen en wordt aan de noordzijde begrenst door de Middenveldweg, aan de zuidoostzijde door het treinspoor Zwolle-Groningen en aan de westzijde door de rijksweg A28.

2.2 Vigerend Recht

Vigerend voor het plangebied zijn de volgende plannen:

  1. 1. Bestemmingsplan Noord A1, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 25 maart 1971 en goedgekeurd door de provincie d.d. 21 december 1971;
  2. 2. Bestemmingsplan Noord A2, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 25 maart 1971 en goedgekeurd door de provincie d.d. 25 april 1972;
  3. 3. Bestemmingsplan Toldijk, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 29 augustus 1974 en goedgekeurd door de provincie op d.d. 6 mei 1975;
  4. 4. Partiële herziening van het bestemmingsplan Toldijk, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 29 maart 1979 en goedgekeurd door de provincie d.d. 8 april 1980;
  5. 5. Partiële herziening van het bestemmingsplan Toldijk van de gemeente Hoogeveen (afslag Fluitenberg), vastgesteld d.d. 29 november 1984 en goedgekeurd door de provincie op d.d. 5 maart 1985;
  6. 6. Bestemmingsplan Bedrijvenpark Hoogeveen, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 10 december 1992, goedgekeurd door de provincie d.d. 11 mei 1993;
  7. 7. Bestemmingsplan Verkeersdoeleinden, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 december 1997 en goedgekeurd door de provincie d.d. 14 juli 1998;
  8. 8. Bestemmingsplan Stationsgebied, deelgebied A, vastgesteld door de gemeenteraad 23 februari 2006 en goedgekeurd door de provincie d.d. 19 mei 2006.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20128026002-VG01_0001.jpg"

Afbeelding 1: Vigerende plannen

2.3 Ruimtelijke Structuur Plangebied

Het plangebied ligt globaal tussen het grote bedrijventerrein De Wieken en de spoorbaan Zwolle-Groningen aan de oostzijde en de A-28 aan de westzijde. Aan de noordzijde ligt de Middenveldweg; de noordelijke ontsluiting van het bedrijventerrein De Wieken vanaf de A28. Vanaf de Middenveldweg vormt de Toldijk een van de noordelijke toegangswegen tot het centrum van Hoogeveen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20128026002-VG01_0002.jpg"

Afbeelding 2: Plangebied

Tot ver in de vorige eeuw was het plangebied grotendeels onbebouwd. Langs de Toldijk was met name aan de oostzijde een mix van wonen en kleinere bedrijvigheid aanwezig. In het begin van de jaren negentig is in een publiek-private samenwerking het bedrijvenpark Hoogeveen ontwikkelt. Het gaat hier om een bedrijventerrein dat mede vanwege de ligging nabij de A28, is gericht op distributie en transport. Het terrein is inmiddels volledig uitgegeven.

In het verkeersplan uit 1991 is de toekomstige hoofdverkeersstructuur voor Hoogeveen vastgesteld. Deze hoofdstructuur is in de mobiliteitsvisie 2008-2020 ongewijzigd gebleven. De hoofdwegenstructuur voor de kern Hoogeveen omvat een drieringenstelsel. Deze drieringenstructuur is aangevuld met een aantal radialen, ofwel wegen die de drie ringen met elkaar verbinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20128026002-VG01_0003.png"

Afbeelding 3: Hoofdwegenstructuur

Het bedrijvenpark is ontsloten vanaf de Middenveldweg. Hierdoor is een directe aansluiting op de buitenring ontstaan en bovendien een vrijwel directe aansluiting op de A28 door middel van de afslag Hoogeveen-Noord. De aansluiting op de hoofdverkeersstructuur is daarmee uitstekend te noemen. De Toldijk is een van de radialen die de buitenring met de binnenring en met het centrum van Hoogeveen verbind.

Intern is een fijnmazige ontsluiting aangebracht. De meeste percelen zijn, gelet op de distributiefunctie, tweezijdig ontsloten. Aan de zuidzijde van het bedrijvenpark, nabij het Oude Diep, is in het bestemmingplan Bedrijvenpark Hoogeveen op twee plaatsen planologisch de mogelijkheid van een brug opgenomen. De meest oostelijke mogelijkheid voor een brug is bedoeld voor een eventuele ontsluiting op de Toldijk zodat het bedrijvenpark van twee zijden kan worden ontsloten. Deze mogelijkheid zal in dit bestemmingsplan worden overgenomen. De westelijk mogelijkheid voor een brug is bedoeld voor de ontsluiting van het gebied tussen het spoor, de A28 en het Oude Diep. Beide bruggen zijn tot nog toe niet gerealiseerd. Aan de zuidzijde van het bedrijventerrein bevindt zich verder een fietsaansluiting op de Toldijk. Deze aansluiting kan in noodgevallen dienst doen als ontsluiting voor auto-en vrachtverkeer. Het parkeren en laden-en lossen vindt op eigen terrein plaats.

De randen van het bedrijfspark zijn voorzien van ruime groenstroken. Langs de westzijde van het bedrijventerrein, langs de A28, is een brede groen-en waterstrook aanwezig. Deze strook vormt een representatieve overgang tussen snelweg en bedrijventerrein. Langs de noordzijde van het bedrijventerrein is een brede groen-en waterstrook aanwezig tussen Middenveldweg en bedrijventerrein. Als oud bestaand groenelement is een noord-zuidlopende bomenrij in het plangebied opgenomen en als zodanig bestemd. Tussen de interne ontsluiting en het bedrijfsperceel is een groenstrook van ca. 5 meter aanwezig die evenwel mee verkocht is. Dit heeft tot gevolg gehad dat het interne groen niet overal als een samenhangende groenstructuur herkenbaar is. Aan de zuidkant stroomt het Oude Diep. Tussen deze beek en het bedrijvenpark is een natuurlijke groenstrook aangebracht.

Langs de noordzijde van het spoor en aan de westzijde van het weidegebied zijn nieuwe watergangen aangebracht. Deze zijn bedoeld om het helofytenfilter aan de westzijde van de A28 te voeden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20128026002-VG01_0004.jpg"

Afbeelding 4: Water- en groen structuur

2.4 Functionele Structuur Plangebied

Het bedrijvenpark Hoogeveen is bestemd voor bedrijven die gericht zijn op distributie en de produktie van aan transport verwante goederen en diensten. De percelen zijn inmiddels allemaal uitgegeven. Het gaat om middelgrote bedrijven die gericht zijn op distributie en transport. Uit een oogpunt van representativiteit is buitenopslag in beginsel niet toegestaan.

In de afgelopen jaren hebben zich ontwikkelingen voorgedaan die op zich strijdig zijn met het bestemmingsplan. Bij twee bedrijven, in het middendeel van het park, is nu sprake van buitenopslag. Met de eigenaar van een van de percelen zijn afspraken gemaakt over het aanbrengen van een groene afscherming van de buitenopslag. Tot nu toe is die niet gerealiseerd. Bij het rijopleidingscentrum van Kreeft is een opleidingscentrum voor de transportsector bijgebouwd. Langs de Toldijk is een autodealer gevestigd waarbij enkele jaren geleden een nieuw parkeerterrein is aangelegd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees Beleid

3.1.1 Verdrag van Malta

In 1992 werd het Europese Verdrag van Valletta (Malta) ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. De ondertekenaars hebben zich verplicht, archeologische belangen tijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming voor woningbouw, landinrichting, wegenaanleg en dergelijke. Het beleid is gericht op het behoud van de archeologische waarden in de bodem en de planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen. De gronden vallende binnen de herziening van het bestemmingsplan Stationsgebied, deelplan bedrijvenpark Toldijk 2010 zijn op basis van dit verdrag getoetst.

3.1.2 Vogel- en Habitatrichtlijn

De laatste tijd ondervindt de ruimtelijke ordening steeds meer invloed van het Europese beleid. In het bijzonder geldt dit voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Bij herzieningen van bestemmingsplannen wordt aandacht gevraagd voor het veiligstellen van de beschermde flora en fauna.

Hiervoor dient als basis de Flora- en faunawet van 1 april 2002; deze wet regelt de bescherming van soorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zijn in principe verboden. Daarnaast erkent de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een ontheffing of een vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) of, in geval van beheer en schadebestrijding, van Gedeputeerde Staten. De herziening van het bestemmingsplan Stationsgebied, deelplan bedrijvenpark Toldijk 2010 is aan deze wet getoetst.

3.2 Rijksbeleid

Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevingsbeleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio’s, landsoverschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling.

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De structuurvisie infrastructuur en ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 rijksbelangen:

  • Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

In de structuurvisie infrastructuur en ruimte wordt dieper ingegaan op deze 13 rijksbelangen.

Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijk ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • Een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport, greenports en de valleys;
  • Over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • Een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

Geconstateerd wordt dat de herziening van het bestemmingplan West geen rijksbelangen raakt. Derhalve wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging doormiddel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Tevens treden regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden op een nader te bepalen tijdstip in werking. In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen. Dit deel van het besluit is momenteel alleen nog in ontwerp gereed.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de belasting van het verantwoordelijk bestuur.

In het Barro zijn in dit geval geen regels opgenomen die van belang zijn voor het plangebied.

3.3 Provinciaal Beleid

Provinciale staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de 'Omgevingsvisie Drenthe' vastgesteld. De omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijke-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

De omgevingsvisie is ingevuld vanuit de wetenschap dat er een nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking is getreden, waarin de rol van de provincie anders is gedefinieerd. Deze nieuwe rol brengt met zich mee dat de provincie zijn eigen perspectieven en belangen helder moet benoemen. De provincie doet dit vanuit een basishouding 'decentraal wat kan, centraal wat moet' en op basis van gelijkwaardigheid met en vertrouwen in haar partners, waaronder de twaalf Drentse gemeenten.

De omgevingsvisie vervangt het tweede Provinciaal omgevingsplan (POP II) en is een integratie van vier wettelijk voorgeschreven planvormen:

  • de provinciale ruimtelijke structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
  • het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
  • het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.

Het beleid is erop gericht nieuwe bedrijven te stimuleren zich te vestigen in de streekcentra, om te bewerkstelligen dat het economisch milieu er wordt versterkt. Voor Drenthe ligt het accent op bundeling van de ruimtelijk- economische activiteiten in de economische kernzones. Voor het aantal arbeidsplaatsen en hectaren bedrijventerrein is een specifiek aandeel in de groei niet bepaald, maar dit zal minstens 5% hoger liggen dan hetgeen gerealiseerd is in de periode 1990 - 2000.

In de provinciale nota bedrijventerreinen is de behoefte aan ruimte voor bedrijven-terreinen tot 2015 geschat op 425 hectare naast de 700 hectare die nog beschikbaar is. Vanuit een zuinig ruimtegebruik en gezien de bestaande bedrijventerreinen is revitalisering van de oude terreinen noodzakelijk. Hierdoor wordt wellicht de benodigde hoeveelheid nieuwe bedrijventerreinen kleiner.

In de omgevingsvisie wordt eveneens aangegeven dat de provincie zich aansluit bij de corridorgedachte. Dit houdt in dat de provincie verdere ontwikkeling van de grotere kernen langs de ontwikkelingsassen, waarlangs de bedrijvigheid zich concentreert en het transport plaatsvindt, promoot. De assen met de meeste potentie zijn Rijksweg A28 (Zwolle-Hoogeveen) en de vertakking daarvan in noordelijke richting naar Groningen en in oostelijke richting naar Emmen-Emsland (Rijksweg A37). Op het kruispunt van de Rijkswegen A28 en A37 vervult Hoogeveen een functie als streekcentrum en heeft bovendien als functie bedrijventerreinen met een (boven)-regionale functie te ontwikkelen.

Naast kwantitatieve aspecten zal ook steeds meer aandacht worden besteed aan kwalitatieve aspecten, zoals:

  • segmentatie van bedrijventerreinen;
  • goede inpassing in de bestaande ruimtelijke structuur.

Voor Drenthe-Zuid wordt in het provinciaal omgevingsplan aangegeven dat de beide rijkswegen de spil van de corridor vormt voor verdere bedrijfsontwikkeling. Bij Meppel en Hoogeveen ligt voor distributiebedrijven de prioriteit bij uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen. Bij Hoogeveen is dit het bedrijventerrein Buitenvaart, de terreinen aan de noordoostzijde en de noordkant, waaronder bedrijvenpark Toldijk.

3.4 Regionaal Beleid

De Drentse Zuidas is naast Groningen-Assen, één van de twee stedelijke netwerken in Drenthe. De Drentse Zuidas is een economisch dynamische regio. De kern van de regio bestaat uit de steden Meppel, Hoogeveen, Coevorden en Emmen. De inzet is een dynamische kenniseconomie en sterke steden in een aantrekkelijke omgeving en een vitaal platteland. Concentratie in stedelijke gebieden zorgt voor draagvlak van de voorzieningen en voorkomt aantasting van de kwaliteit van het landelijk gebied. Landbouw, toerisme en recreatie vormen daar de dragers van economische ontwikkeling. De Drentse Zuidas is voorts een 50 kilometer lange zone langs de as A28/A37. In 2008 bevindt zich hier iets meer dan de helft van de bevolking en de werkgelegenheid van Drenthe. Er wonen circa 255.000 mensen en ruim 100.000 mensen vinden er hun baan.

Om een extra impuls te geven aan de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de Drentse Zuidas hebben de gemeenten binnen de Zuidas en de provincie Drenthe een ruimtelijk-economische ontwikkelingsvisie opgesteld. Het bedrijfsleven en diverse andere partners zijn hier actief bij betrokken. De visie geeft een beeld van wat voor regio de Drentse Zuidas wil zijn in het jaar 2020. Bij het ontwikkelen van de visie is de keuze gemaakt om de Drentse Zuidas als industriële en logistieke as op de kaart te zetten. De visie geeft de ambitie van de regio weer en, nog belangrijker, de wijze waarop de ambitie gerealiseerd wordt. Bedrijfsleven, overheid en andere (maatschappelijke) partners trekken hierin gezamenlijk op. De visie geeft ook aan op welke thema's in de regio samengewerkt gaat worden. Daarbij gaat het om thema's waarmee meerwaarde gecreëerd kan worden. De komende jaren wordt samen met het bedrijfsleven, kennisinstellingen en andere (maatschappelijke) partners vorm en inhoud gegeven aan concrete acties en projecten.

Thema's die als eerste worden opgepakt zijn:

  • Versterking arbeidsmarkt;
  • Herstructurering bedrijventerreinen;
  • Transport & Logistiek;
  • Marketing Drentse Zuidas.

3.5 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie 2015-2030 Hoogeveen

De structuurvisie spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Hoogeveen en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor de stad, de dorpen en het landelijk gebied. In de structuurvisie wordt vooruit gekeken naar 2015 met een doorkijk naar 2030 en is vastgesteld door de gemeenteraad in december 2004.

Hoogeveen is een stad met van oudsher een grote bedrijvigheid. De structuurvisie gaat ervan uit dat de bestaande en nieuw te ontwikkelen terreinen tot 2015 en verder kunnen voorzien in de behoefte aan bedrijventerreinen.

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot bedrijvigheid haakt aan bij het provinciaal beleid. Dit betekent dat de gemeente streeft naar het aantrekken van (boven)regionale bedrijvigheid. Daarnaast is het beleid gericht op voldoende ruimte voor bedrijven die lokaal of regionaal gebonden zijn en relatief klein zijn.

Op dit moment is de gemeente bezig met het actualiseren van de structuurvisie.

Hoofdstuk 4 Gewenste Ontwikkeling En Uitgangspunten

4.1 Ruimtelijke Structuur

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om ruimtelijke ontwikkelingen te sturen en functionele kwaliteiten te stimuleren of juist af te remmen wanneer sprake is van ongewenste ontwikkelingen. Het zal een juridische basis vormen voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het gebied. Het is daarom van belang de uitgangspunten voor dit bestemmingsplan nader te beschrijven.

Het beleid is erop gericht de stedenbouwkundige uitgangspunten, hoofdzakelijk logistieke en aan transport verwante bedrijvigheid met representatief grote bouwvolumes en een heldere verkeersstructuur, te realiseren en te handhaven. Het logistiek centrum biedt goede vestigingsmogelijkheden voor aan logistiek en transport verwante bedrijven. Bij de inrichting van het bedrijventerrein is gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit die past bij de ligging aan de A28 en aan de Middenveldweg, een van de belangrijkste toeganswegen naar bedrijventerrein De Wieken. Het oostelijk deel van het plangebied, het Oude Diep en het agrarische gebied ten zuiden daarvan wordt met een conserverende bestemming opgenomen.

Verkeer Het bedrijvenpark Toldijk grenst aan bedrijventerrein De Wieken. Bedrijventerrein De Wieken is de afgelopen jaren grondig geherstructureerd. Ook de verkeersstructuur is aangepast. Door de aanleg van de nieuwe weg langs het vliegveld is de interne ontsluiting van De Wieken sterk verbeterd. Dit grote bedrijventerrein is nu helder en duidelijk ontsloten, zowel vanaf de A28 als vanaf de A37. Het bedrijventerrein Toldijk ligt pal ten oosten van de A28 nabij de afslag Hoogeveen - Noord op een directe zichtlocatie. Aan de noordkant grenst het aan de Middenveldweg, de noordelijke hoofdontsluiting van De Wieken naar de A28. Vanaf de Middenveldweg loopt de Toldijk, één van de noordelijke ontsluitingen van het centrum van Hoogeveen. Bovendien is dit de weg naar Pesse.

Het bedrijventerrein Toldijk wordt rechtstreeks vanaf de Middenveldweg ontsloten. De afslag Hoogeveen-Noord ligt in de onmiddelijke nabijheid. De interne ontsluiting is helder en duidelijk, waarbij de gevestigde bedrijven van meerdere zijden zijn ontsloten.

Parkeren en laden en lossen moet op eigen terrein plaatsvinden. Ondermeer is hierin voorzien door een ruime afstand voor te schrijven tussen de bebouwing en de wegen.

Groen en water Het beleid is erop gericht het groen dat op het bedrijventerrein aanwezig is te behouden en waar nodig te versterken en uit te breiden. Daarom zijn de belangrijke groenstructuren rond en binnen het bedrijventerrein als Groen en Water bestemd.

Langs de westzijde van het bedrijventerrein, parallel aan de A28, is een brede groen- en waterstrook als zodanig bestemd. Deze strook vormt een representatieve overgang tussen snelweg en bedrijventerrein. Langs de noordzijde van het bedrijventerrein is een brede groen- en waterstrook als zodanig bestemd. Deze vormt de overgang naar (het talud van) de Middenveldweg. Langs de oostzijde is een smallere groenstrook op de verbeelding aangegeven, welke weer aansluit op de bomenrij langs de Toldijk.

Het Oude Diep maakt onderdeel uit van het beekdalgebied dat van Wijster naar Echten loopt. Op deze plaats, ten noorden van Hoogeveen, loopt het Oude Diep door en langs een intensief bebouwd gebied.

Het agrarisch gebied ten zuiden van het Oude Diep is nagenoeg onbebouwd. De enige twee aanwezige bedrijven zijn een autobedrijf en een verdeelstation van Essent. Vanaf het verdeelstation loopt er zowel een ondergrondse als bovengrondse hoogspaningslijn in zuid en zuidwestelijke richting.

4.2 Functionele Structuur

Bedrijvigheid Het grootste deel van het plangebied bestaat uit het logistiek centrum. In de jaren negentig is het bedrijventerrein ontwikkeld voor distributie en productie van aan transport verwante goederen en diensten. Het grootste deel van de nu aanwezige bedrijven is binnen deze sectoren gevestigd. De huidige bestemming wordt overgenomen.

In de noordoosthoek van het bedrijvenpark is het rijopleidingscentrum van Kreeft Hoogeveen Beheer BV gevestigd. In 2009 is hier bouwvergunning verleend voor uitbreiding met een mobiliteitscentrum. Studenten volgen hier praktijklessen in de transportsector. In het nieuwe bestemmingsplan wordt dit geregeld.

In het verleden is het niet toestaan van buitenopslag als uitgangspunt genomen. Dit is destijds opgenomen om de representativiteit van het terrein te waarborgen. In het middendeel van het bedrijvenpark, langs de interne hoofdontsluiting, hebben zich twee nutsbedrijven (Enexis en Tennet) gevestigd waar buitenopslag plaats vindt. Met de eigenaar van één van de terreinen is overeengekomen dat een groene afscheiding langs de perceelsgrenzen wordt geplaatst op zodanige wijze dat de buitenopslag niet zichtbaar is. Deze manier van afscheiden, om buitenopslag uit het zicht te houden, willen we voor het middendeel van het bedrijvenpark opnemen. Vanwege de zichtlocaties is er voor gekozen deze mogelijkheid niet op te nemen langs de westrand van de A28 en aan de oostkant langs de Toldijk. Dit vanuit een oogpunt van representativiteit langs de snelweg en de uitvalswegen.

Ongewenste ontwikkelingen Locaties voor kantoren en dienstverlening zijn in voldoende mate aanwezig op andere locaties in Hoogeveen, zoals bij het stationsgebied. Op het bedrijvenpark Toldijk wordt daarom geen ruimte geboden voor het nieuw vestigen van zelfstandige kantoren en/of dienstverlening.

In de structuurvisie voor het Stationsgebied is het agrarisch gebied tussen de A28, het Oude Diep, de Toldijk en het spoor opgenomen als een gebied geschikt voor de vestiging van campusachtige bebouwing in een parkachtige waterrijke omgeving. Tot planvorming is het tot nog toe niet gekomen. Vandaar dat hier de bestaande agrarische bestemming is overgenomen van het vigerende bestemmingsplan.

4.3 Beeldkwaliteit

In de welstandsnota is het bedrijvenpark Toldijk door zijn bijzondere ligging als een apart welstandsgebied (gebied 17) aangemerkt. Met name de randen van het gebied zijn belangrijk voor het ruimtelijk beeld. Daarom is de vormgeving van de bebouwing belangrijk. Het beleid is erop gericht om de in de gebiedsbeschrijving van de nota aangeduide waarden te realiseren. Representatieve en experimentele architectuur wordt gestimuleerd

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bodem

Het plangebied bestaat voor de helft uit een bedrijventerrein en de andere helft betreft agrarische gronden. Verder liggen nog enkele woningen in het gebied. Het bedrijventerrein is ontwikkeld vanaf midden jaren negentig. Daarvoor had het terrein een agrarisch gebruik met diverse watergangen (kavelsloten). Als gevolg van de herontwikkeling zijn deze watergangen gedempt. Gedempte watergangen krijgen standaard een aanduiding potentieel ernstig verontreinigd. Gemeente Hoogeveen heeft de ervaring dat de gedempte watergangen in Hoogeveen zelf voornamelijk gedempt zijn met grond uit de directe omgeving en geen ernstige verontreinigingen bevat. Dit kan alleen door milieuhygiënisch bodemonderzoek worden bevestigd.

In een dossieronderzoek is een inventarisatie gemaakt van alle potentiële bodemverontreinigende activiteiten (=PBVA). Hierbij zijn de volgende archieven geraadpleegd:
- Kamer van koophandelregister;
- Ondergrondse tankenbestand (op basis van actie tankslag I en II);
- Archief van Stichting Bodem Sanering in gebruik zijnde Bedrijfsterreinen;
- Hinderwetarchief;
- Archief van de vigerende Wet Milieubeheer vergunningen.

In verband met de aanwezigheid van dempingen van watergangen, (voormalige) erfverhardingen, stortplaatsen en dergelijke is een luchtfoto-onderzoek uitgevoerd.

Een onderscheid in potentie (urgentie of ernst) is aan te brengen op basis van de activiteiten en/of gebruikte producten. Als voorbeeld kan worden gegeven dat een benzineservicestation sneller tot een bodemverontreiniging leidt dan een autodetailhandel zonder reparatie. De activiteiten zijn landelijk in vier categorieën ingedeeld: Potentieel Urgent (PU), Potentieel Ernstig (PE), Potentieel Verontreinigd (PV) en potentieel Niet Verontreinigd (NV).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20128026002-VG01_0005.png"

Afbeelding 5.1: Overzicht bodemgegevens in het plangebied

Grafisch zijn de posities van de locaties in afbeelding 5.1 opgenomen. Zoals voorgaand al opgemerkt zijn de potentieel verontreinigde locaties afkomstig uit historische gegevens en bestaan vooral uit (voormalige) bedrijfsactiviteiten en gedempte watergangen.

Diverse percelen binnen het gebied zijn in het verleden milieuhygiënisch onderzocht. Deze onderzochte locaties zijn eveneens in de afbeelding opgenomen. Het gaat hier om onderzoeken die bij de gemeente bekend zijn. De meeste onderzoeken zijn niet meer als actueel te beschouwen, aangezien wettelijk is bepaald dat gegevens slechts gedurende 5 jaar mogen worden gebruikt. Van de bedrijfslocatie Toldijk 21 is al bekend dat er een bodemverontreiniging aanwezig is, die mogelijk gesaneerd moet worden voordat er herinrichtingswerkzaamheden plaats gaan vinden.

Op basis van de huidige situatie, gebruik en historische informatie, kan geconcludeerd worden dat er mogelijk bodemverontreinigingen te verwachten zijn, die een belemmering kunnen gaan vormen voor een eventuele herontwikkeling van (een deel van) het gebied. Alvorens (een deel van) het gebied ontwikkeld gaat worden, dient bodemonderzoek plaats te vinden ter plaatse van alle geconstateerde potentiële bodemverontreinigende activiteiten. Gezien het feit dat de herziening van dit bestemmingsplan conserverend van aard is, is onderzoek naar de bodemkwaliteit in dit geval achterwege gebleven.

Verder is het gebruikelijk dat bij bouwactiviteiten de kwaliteit van de bodem wordt onderzocht. In een beperkt aantal gevallen is onderzoek voorhanden. In vervolgonderzoek zal de beschikbare informatie worden meegewogen of eventuele verontreinigingen voldoende in beeld zijn gebracht en of een sanering dient te worden uitgevoerd. Te allen tijde dient verontreinigde bodem op een verantwoorde wijze te worden afgevoerd.

Diffuse bodemkwaliteit
Het plangebied maakt deel uit van het bodembeheerplan van de gemeente Hoogeveen. Volgens deze kaart zijn in het gebied ten hoogste licht verhoogde achtergrondwaarden voor zware metalen, PAK en minerale olie te verwachten.

Grondverzet
Bij grondverzet dient men te streven naar een gesloten grondbalans. In situaties, waar grond vrij komt, wordt sterk aanbevolen om de kwaliteit van de vrijkomende bodem vast te stellen. Uiteraard dient het bodemonderzoek representatief te zijn voor de hele vrijkomende partij.

Voor het toepassen van grond gelden de spelregels voor grondverzet die zijn vastgesteld in het Besluit bodemkwaliteit. Informatie over het toepassen van grond kunnen worden verkregen bij de afdeling Advies (Bodem) en het Agentschap NL.

5.2 Archeologie En Cultuurhistorie

In het verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. De uitgangspunten van dit verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin is ten eerste de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Hierop staan monumenten en bekende archeologische vindplaatsen weergegeven. Ten tweede is in de Omgevingsvisie Drenthe de Indicatieve Kaart Archeologische Verwachtingswaarden (IKAW) opgenomen. Op de kaart staat voor de gehele provincie de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen. Een hoge waarde betekent een hoge kans op archeologische vondsten. Hier dient in het planvormingsproces rekening mee gehouden te worden.

Het archeologisch onderzoeks- en adviesbureau De Steekproef heeft een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het Stationsgebied, waaronder ook het bedrijventerrein Toldijk valt. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport 'Hoogeveen, 7 Plangebieden Gemeente Hoogeveen (Dr).' (rapportnr. 2008-12/05) van maart 2009 (Bijlage 1 Archeologie).

Uit het uitgevoerde bureauonderzoek is gebleken dat op basis van de IKAW het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde heeft. Ook zijn geen meldingen bekend van vondsten of archeologische terreinen. Het noordwesten van het plangebied is bebouwd. De bodem zal hier voor een groot deel verstoord zijn. De verwachting is dan ook dat als gevolg van de bebouwing de kans op onverstoorde archeologische grondsporen klein is. Bij het beekdal worden eveneens geen bewoningssporen uit het verleden verwacht. Bij het Oude Diep is het terrein echter nog niet bebouwd en waarschijnlijk niet erg verstoord. Indien archeologische waarden aanwezig zijn, dan zullen deze naar verwachting goed geconserveerd zijn.

Voor het bedrijventerrein is geen verder archeologisch onderzoek noodzakelijk. Indien ruimtelijke ontwikkelingen plaats gaan vinden in de agrarische percelen ten zuiden van het Oude Diep, dan moet er een inventariserend archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Als blijkt dat de bodem in tact is, dan zullen graafwerkzaamheden archeologisch begeleid moeten worden. In het beekdal is reeds in een eerder stadium een archeologische begeleiding uitgevoerd door Synthegra en een booronderzoek door RAAP. Toekomstige ontwikkelingen die binnen dit onderzoeksgebied (figuur 19 in het rapport 'Hoogeveen, 7 Plangebieden Gemeente Hoogeveen (Dr).') vallen, hoeven niet verder onderzocht te worden. Vooralsnog is dit bestemmingsplan conserverend van aard en zijn er geen ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen in het plan.

5.3 Water

Beleidskader
In het waterbeheer zijn drie grote beleidsthema's: 1. Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld. 2. Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken, kennen we WB21. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door de enige goede reden - de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken - niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert. 3. Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.

Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Dat doen we dus ook niet. We zorgen ervoor dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden. We gaan verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de KRW.

Om aan deze punten te voldoen is op 22 december 2009 de Waterwet in werking getreden. Deze Waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de Waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheerplannen (waterbeheerder) en vergunningen.

Planbeschrijving
Het plangebied ligt ten noordwesten van Hoogeveen. Het gebied is omsloten door de Middenveldweg, de snelweg A28 en het spoor. Verder loopt het Oude Diep door het plangebied. Het Oude Diep is een beek die als waterlichaam onderdeel uitmaakt van de Kaderrichtlijn Water. Aan de noordzijde van het Oude Diep ligt het bedrijventerrein Toldijk. Op dit terrein is een aantal transportbedrijven, nutsbedrijven en een rijschool met een opleidingscentrum aanwezig. Aan de zuidzijde van het Oude Diep liggen agrarische percelen. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 57.528 m.²

Waterhuishouding
Het plangebied ligt in het stroomgebied van het Oude Diep. In dit gebied komen drie verschillende peilvakken voor. Ten westen van de Toldijk heeft het peilvak (tot de grens van de onderzoekslocatie) een zomer-/winterpeil van 8,7/8,6 m + NAP. Ten noorden van het Oude Diep is de deklaag samengesteld uit een moerige ondergrond met lokaal zand. Ten zuiden van het Oude Diep bestaat de deklaag voornamelijk uit veen. In het plangebied komen verschillende grondwatertrappen voor. Gesteld mag worden dat er binnen het hele plangebied op 0,8 m - mv grondwater voorkomt en dat er niet tot nauwelijks geïnfiltreerd kan worden door de infiltrerende werking van het Oude Diep. de maaiveldhoogte varieert tussen 9,0 en 10,6 m + NAP.

Riolering
Het bedrijventerrein beschikt over een verbeterd gescheiden stelsel. Regenwater mag in dat geval via het verbeterd gescheiden stelsel in principe zonder nabehandeling op het oppervlaktewater worden geloosd. In de praktijk wordt het regenwater afkomstig van het verbeterd gescheiden stelsel door een helofytenfilter ten westen van het plangebied geleid, voordat het op het oppervlaktewater wordt geloosd. Het verbeterd gescheiden stelsel heeft in het verleden geleid tot problemen met wateroverlast. Daarom zal het verbeterd gescheiden stelsel op termijn worden aangepast naar een gescheiden stelsel, waarbij de nabehandeling door het helofytenfilter gehandhaafd blijft, voordat het regenwater op het oppervlaktewater wordt geloosd. Hiermee wordt de hydraulische belasting van de RWZI niet verzwaard.

Waterkwantiteit
Bij een toename van verhard oppervlak zoals daken en verharding, zal meer regenwater worden afgevoerd in plaats van geïnfiltreerd. Waterschap Reest en Wieden hanteert daarom de regel dat als er een toename is van verhard oppervlak, er gecompenseerd moet worden. Deze compensatie geschiedt, door 10% van het toegenomen verhard oppervlak als nieuw oppervlaktewater aan te leggen binnen hetzelfde gebied. In het plangebied is geen sprake van een toename van verhard oppervlak. Mochten in de toekomst nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, dan worden deze opnieuw getoetst bij het Waterschap.

Omdat het plan in een beekdal ligt, kan er in extreme situaties wateroverlast vanuit het oppervlaktewater optreden. Het Oude Diep maakt onderdeel uit van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterschap heeft als doel om het Oude Diep dusdanig in te richten dat er voldoende ruimte is voor meebewegende waterberging en natuurvriendelijke inrichting. Het Waterschap heeft hiervoor ruimte nodig langs de beek van ten minste 25 m. aan weerszijden. Bij het toepassen van een uitwerkings- of wijzigingsbevoegdheid zal opnieuw een watertoets moeten worden aangevraagd, waarbij de bovenstaande uitgangspunten worden meegenomen in de toetsing.

Waterkwaliteit
Voor het Oude Diep, dat als waterlichaam onderdeel uitmaakt van de Kaderrichtlijn Water, gelden verder chemische en ecologische doelstellingen.

Regenwater kan verontreinigd raken door het gebruik van metalen afvoersystemen. In het plangebied zijn geen metalen gebruikt, zoals lood, koper of zink. Afgekoppelde oppervlakken met vuil afstromend regenwater worden op het (nu nog) verbeterd gescheiden rioolstelsel geloosd. Schone oppervlakken mogen direct op het oppervlaktewater geloosd worden als zij via een zuiverende passage of voorziening worden geleid.

Proces
De initiatiefnemer heeft het Waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het Waterschap de initiatiefnemer goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan.

Wateradvies Waterschap Reest en Wieden
Het Waterschap heeft als doel om het Oude Diep zodanig in te richten dat er voldoende ruimte is voor meebewegende waterberging en een natuurvriendelijke inrichting. Het waterschap heeft hiervoor een ruimte van 25 meter nodig aan weerszijden langs de beek. Bij het toepassen van een uitwerkings- of wijzigingsbevoegdheid zal opnieuw een watertoets moeten worden aangevraagd waarbij de bovenstaande uitgangspunten worden meegenomen in de toetsing.

Gezien de conserverende aard van het bestemmingsplan zal de waterhuishouding niet negatief worden beïnvloed door dit plan. De procedure voor de standaard watertoets is gevolgd. Afwijkingen met betrekking tot het beleid zijn door de initiatiefnemer voldoende onderbouwd. Waterschap Reest en Wieden komt tot het volgende advies:

Met de bovenstaande waterparagraaf zijn de wateraspecten van Waterschap Reest en Wieden voldoende belicht. Het waterschap heeft voor het plan Toldijk een positief wateradvies gegeven.

5.4 Natuur En Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met het Europese en nationaal beleid en wetgeving ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. De gevolgen van natuurwet- en regelgeving voor dit bestemmingsplan zijn in beeld gebracht in het rapport 'Natuurtoets bestemmingsplanactualisatie 'Stationsgebied, Hoogeveen' (rapportnr. 08-376/10) van 9 juli 2010 (Bijlage 2 Ecologie).

Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Speciale Beschermingszone (SBZ) in de zin van de Europese Vogel- of Habitatrichtlijn. Wel is het gehele bestemmingsplangebied aangemerkt als ecologische verbindingszone 'Oude Diep'. Deze verbindingszone is niet concreet op perceelsniveau begrensd. Als gevolg van de bestemmingsplanactualisatie, met een conserverend karakter zijn geen effecten op het functioneren van de Ecologische Verbindings Zone (EVZ) te verwachten. Bij eventuele toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen vormt dit echter wel een aandachtspunt. Binnen het bestemmingsplangebied zijn geen elementen aanwezig die zijn aangemerkt als waardevolle ecologische structuren, zoals vermeld op kaart 4 Robuuste EHS 2020/2040 behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe. Wel grenst het bestemmingsplangebied aan gebieden die als dusdanig zijn aangemerkt, vanwege de botanische waarden in sloten. Ook dit verdient bij eventuele toekomstige ontwikkelingen speciale aandacht.

Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn of worden aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- en/of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Uit de natuurtoets komt naar voren dat de ecologische kwaliteiten van het plangebied met name betrekking hebben op flora. Zo zijn strikter beschermde plantensoorten zoals Brede orchis, Rietorchis en Welriekende nachtorchis bekend met name in het zuiden van het plangebied. Ook zijn diverse plantensoorten van de Rode lijst aanwezig. Binnen het bestemmingsplangebied zijn daarnaast strikter beschermde soorten, zoals Poelkikker, Steenmarter en vleermuizen te verwachten.

In het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Hoogeveen' van 1992 is reeds opgenomen dat een moerasachtig gebied gecreëerd zal worden ten zuiden van het bedrijvenpark Toldijk. Dit werd bereikt door een brede zone van 100 meter op te nemen langs de zuidelijke rand van het bedrijvenpark Toldijk. De groenstrook ten noorden van het Oude Diep heeft ook een hoge ecologische waarde, omdat hier veel orchideeënsoorten voorkomen.
De bescherming van de ecologische waarden in de groenstrook ten noorden van het Oude Diep en de strook van 100 meter ten zuiden van het Oude Diep wordt geborgd door het opnemen van een zone op de verbeelding met een dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie', waaraan planregels worden verbonden.

Voor elk voornemen waarvan niet met zekerheid is uit te sluiten dat er effecten op beschermde soorten optreden is een toetsing aan de Flora- en faunawet noodzakelijk. Omdat sprake is van een conserverend bestemmingsplan wordt het bestemmingsplan op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving uitvoerbaar geacht.

5.5 Geluid

Bij alle aanpassingen en/of herzieningen van bestemmingsplannen wordt een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder. Daarbij kan het gaan om geluid afkomstig van lucht-, rail-, of wegverkeer of van bedrijven. Ook wordt gekeken of er wettelijk vastgestelde geluidszones binnen het plangebied vallen. Ingenieursbureau Spreen heeft voor dit bestemmingsplan een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Akoestisch onderzoek weg- en railverkeerslawaai bestemmingsplan Stationsgebied (kenmerk 080185.07W) van 21 september 2010 (Bijlage 3 Akoestisch onderzoek). Hierbij is gekeken naar de huidige situatie (2010) en de verwachte situatie aan het eind van de planperiode in 2020.

Wegverkeerslawaai
Voor dit bestemmingsplan hoeven alleen die woningen te worden getoetst waar ten opzichte van het vigerende plan een uitbreiding mogelijk is. Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Binnen dit plangebied zijn geen extra uitbreidingen opgenomen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai wel inzichtelijk gemaakt.

De geluidsbelasting op de eerstelijnsbebouwing door wegverkeer binnen 'zones langs wegen' is vastgesteld langs:
- De A28;
- Middenveldweg;
- Toldijk.

Bij de akoestische berekeningen is uitgegaan van de wettelijke rijsnelheden. De geluidsbelasting neemt gedurende de planperiode niet noemenswaardig toe op de aanwezige woningen. Voor de woningen in het plangebied zijn in het verleden reeds hogere waarden verleend voor de geluidsbelasting veroorzaakt door het wegverkeerslawaai (besluit Gedeputeerde Staten van Drenthe, kenmerk MB JA4/9708773, van 26 augustus 1997). Uit de resultaten van het onderzoek kan worden afgeleid dat de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai hier nog steeds aan kan voldoen.

Railverkeerslawaai
Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de spoorlijn Assen - Meppel. De geluidsbelasting als gevolg van het railverkeer is ten behoeve van dit plan ook inzichtelijk gemaakt. De voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt met name in het oosten van het plangebied overschreden. Het betreft echter een conserverend bestemmingsplan met reeds bestaande woningen. Er worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt in het plangebied. Een toetsing aan de geluidnormen voor railverkeer is niet noodzakelijk.

Industrielawaai
De geluidszone van 50 dB(A) rondom het industrieterrein De Wieken ligt voor een klein gedeelte over het zuidoostelijk deel van het plangebied. Binnen deze zone ligt één geluidgevoelig object aan Toldijk 16. Dit betreft echter een bestaande situatie. Binnen de planperiode worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Toldijk 31 In het plangebied is energiedistributiebedrijf Edon gevestigd aan Toldijk 31 in Hoogeveen. Dit bedrijf was voorheen een zogenaamde categorie A-inrichting (grote lawaaimaker) op grond van bijlage 1, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat de locatie is aangemerkt als een gezoneerde industrieterrein met een bijbehorende geluidcontour van 50 dB(A). Deze geluidcontour is vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 7 september 1988.

In 1997 zijn de bedrijfsactiviteiten veranderd, waardoor er geen sprake meer is van een A-inrichting. Er is een transformator bij het 220 kV-koppelstation verwijderd, waardoor het maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen kleiner is geworden dan 200 MVA. Het bedrijf beschikt nu over 3 transformatoren die een vermogen hebben van 40 MVA per transformator.

Edon is het enige bedrijf op het industrieterrein. Er zijn geen andere bedrijven op deze locatie gevestigd. In dit plan wordt de locatie Toldijk 31 dan ook niet meer aangemerkt als een gezoneerde industrieterrein. Op grond van artikel 41 van de Wet geluidhinder kan de vastgestelde geluidcontour van 50 dB(A) worden opgeheven, omdat geen sprake meer is van een industrieterrein.

Geluidszone vliegveld
Het vliegveld van Hoogeveen viel voorheen onder het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart (BGKL). In 1996 is de 47 en 57 Bkl geluidcontour rond het vliegveld vastgesteld. Deze contouren zijn met de defintieve vaststelling van het Luchthavenbesluit komen te vervallen.

In 2010 is de Wet Luchtvaart van kracht geworden. Met de nieuwe regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML) heeft de provincie de bevoegdheid gekregen te besluiten over de milieuruimte van de luchthaven en de ruimtelijke implicaties. Met de Omzettingsregeling luchthaven Hoogeveen van 15 december 2010 is de bevoegdheid formeel overgegaan van het Rijk naar de provincie.

Op 21 december 2011 heeft de Provinciale Staten het Luchthavenbesluit (LHB) Luchtsportcentrum Hoogeveen vastgesteld. Op basis van het LHB blijkt dat het noordoostelijke deel van het plangebied in het aanvullend beperkingengebied ligt voor wat betreft het aspect geluid. Het aanvullend beperkingengebied is opgenomen op de verbeelding.

In het aanvullend beperkingen gebied is, conform artikel 3.1.4.3 van het LHB, nieuwbouw van een woning of geluidgevoelig gebouw, niet zijnde een bedijfswoning, niet toegestaan. Hiervan kan worden afgeweken als het gaat om nieuwbouw van een woning of geluidgevoelig gebouw onder de volgende voorwaarden:
- het opvullen van een open plek in de bestaande bebouwing;
- de woning zal dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing;
- de woning wordt binnen het desbetreffende gebied verplaatst naar een locatie waar de geluidsbelasting ten gevolge van het luchtvaartverkeer minder is en waarbij de oude woning of het oude geluidsgevoelige gebouw aan de bestemming is onttrokken;
waarbij tevens een verklaring van geen bedenkingen is afgegeven door de provincie Drenthe.

5.6 Milieuzonering Bedrijven

Het plangebied bestaat voor de helft uit een bedrijventerrein en de andere helft bestaat uit agrarisch gebied. In het plangebied bevindt zich een aantal elektriciteitsbedrijven, distributiecentra, een horecapand en een rijschool met praktijkopleiding. Het bedrijventerrein is met name gericht op logistieke en daaraan verwante bedrijven. Op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) kunnen de activiteiten ingedeeld worden in maximaal categorie 3.2. Dit betekent dat rekening gehouden moet worden met een maximale afstand van 100 meter ten opzichte van een rustige woonwijk. Voor de locatie Toldijk 21 zijn bedrijven die in categorie 1 tot en met 3.2 vallen, toegestaan. De categorie 3.2-bedrijven die zich op deze locatie kunnen vestigen is beperkt. Alleen die cateogorie 3.2-bedrijven met richtafstanden die gelijk of kleiner zijn dan voor het huidige bedrijf, kunnen zich vestigen op Toldijk 21. Op de locaties Toldijk 14 en 16 is alleen bedrijvigheid, die in categorie 1 en 2 valt, toegestaan. De categorie 1 tot en met 3.2 bedrijven die zijn toegestaan, zijn opgenomen in de lijst Staat van bedrijfsactiviteiten.

De aanwezige bedrijvigheid leidt niet tot knelpunten met de omliggende bebouwing.

5.7 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats. Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden.

Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit. Bij bestemmingsplannen is het van belang te bezien hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes als PM10 (ook wel fijn stof genoemd).

Het betreft een conserverend bestemmingsplan en er worden geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Een toetsing van de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is toch inzicht gewenst in de luchtkwaliteit ten gevolge van de wegen in het plangebied.

Ingenieursbureau Spreen heeft een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgesteld in het rapport 'Luchtkwaliteitsonderzoek Bestemmingsplan Stationsgebied' (rapportnr.: 080185.07L ) van 21 september 2010 (Bijlage 4 Luchtkwaliteit).

De concentraties aan luchtverontreinigende stoffen zijn berekend met het rekenprogramma CARII, versie 9.0 voor het jaar van vaststelling van het plan 2010 en aan het einde van de planperiode (2020). De maatgevende wegen in het plangebied zijn de A28, de Middenveldsweg en Toldijk. Bij de beoordeling van de luchtkwaliteit in Nederland zijn vooral de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) van belang. De overige stoffen leiden in het algemeen niet tot overschrijding van de grenswaarden.

Uit het onderzoek blijkt dat de maximale jaargemiddelde concentratie PM10 24 µg/m3 bedraagt in 2010 en 21 µg/m3 in 2020. De norm van 40 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) wordt gedurende de planperiode dus niet overschreden. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uursgemiddelde concentratie voor PM10 bedraagt ten hoogste 7 dagen en ligt ruimschoots onder de norm van 35 overschrijdingsdagen.
De maximale jaargemiddelde concentratie NO2 bedraagt 32 µg/m3 in 2010 en 20 µg/m3 in 2020. De norm van 40 µg/m3 voor stikstofdioxide wordt niet overschreden.

Uit de bijlagen behorende bij het rapport blijkt dat de in de Wet luchtkwaliteit opgenomen grenswaarden met betrekking tot zwaveldioxide (SO2), benzeen, koolmonoxide (CO) en Benzo(a)pyreen (BaP) ook niet worden overschreden.

Kortom, er vindt gedurende de planperiode dan ook geen overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaats.

5.8 Externe Veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied (Bijlage 5 Externe Veiligheid).

Stationaire bronnen
In of in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig, waarbij rekening gehouden moet worden met veiligheidsafstanden. In het plan worden bij recht geen bedrijven toegestaan die onder de regelgeving van het Besluit externe veiligheid milieubeheer (Bevi) vallen.

Nieuwe risicovolle inrichtingen, die vallen onder de werking van het Bevi, worden alleen toegestaan middels een wijziging van het bestemmingsplan, waarbij de plaatsgebonden risicocontour (PR10-6) binnen de erfgrens moet liggen, en bijbehorende verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden.

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen
Ten westen van het plangebied ligt de autosnelweg A28, een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Het invloedsgebied langs deze transportroute bedraagt 200 meter en ligt gedeeltelijk in het plangebied.

Conform het Basisnet Weg is gebleken dat voor de autosnelweg A28 geen plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour aanwezig is. Voor de snelweg moet in de toekomst mogelijk wel rekening worden gehouden met een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter, gemeten vanaf de rand van de weg. Binnen een PAG mogen geen kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Op dit moment wordt in de vernieuwde Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen nog niet gesproken over een PAG. Op grond van de plankaart kan geconcludeerd worden dat binnen het invloedsgebied van 30 meter geen kwetsbare objecten aanwezig, dan wel geprojecteerd zijn.

De Middenveldsweg is ook een transportroute voor gevaarlijke stoffen, die lokaal binnen het gebied moeten worden afgeleverd. Het aantal transportbewegingen van gevaarlijke stoffen, met name LPG, zal niet leiden tot een overschrijding van het plaatsgebonden risico. Ook levert het aantal transporten van gevaarlijke stoffen geen knelpunt op voor het groepsrisico. Binnen het plangebied zijn namelijk geen objecten aanwezig waar zich grote hoeveelheden personen bevinden of gaan bevinden.

Spoorlijn Groningen - Meppel

Het invloedsgebied langs het spoor, waar externe veiligheid in beschouwing moet worden genomen, bedraagt 200 meter vanaf de spoorlijn. Binnen dit invloedsgebied is grotendeels sprake van agrarisch gebruik van de gronden.

Begin juli 2010 is het Basisnet Spoor vastgesteld. Conform het Basisnet Spoor is gebleken dat voor het spoor geen plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour aanwezig is. Ook bij het spoor dient rekening gehouden te worden met een PAG van 30 meter. Dit gebied is namelijk extra kwetsbaar voor ongelukken waarbij wagons omvallen. De inhoud kan weglekken en in brand raken. Op grond van de plankaart kan geconcludeerd worden dat binnen deze afstand geen kwetsbare objecten zijn geprojecteerd. Het groepsrisico levert eveneens geen belemmeringen op. Binnen 200 meter vanaf de spoorlijn zijn nagenoeg geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten aanwezig. Aangezien het een conserverend plan is zal het groepsrisico niet toenemen.

In onderstaande afbeelding zijn de invloedsgebieden langs transportroutes voor gevaarlijke stoffen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20128026002-VG01_0006.jpg" Afbeelding 5.2: Invloedsgebieden transportroutes gevaarlijke stoffen

De verschillende transportroutes voor gevaarlijke stoffen vormen geen belemmeringen voor dit plan.

Advies Hulpverleningsdienst Drenthe
De Hulpverleningsdienst Drenthe heeft op 15 november 2010 advies (kenmerk: HVD10/414/EvdD) uitgebracht in het kader van externe veiligheid. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en is conserverend van aard. Met name de aspecten zelfredzaamheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid zijn beschouwd.

Ten aanzien van zelfredzaamheid kan worden opgemerkt dat het plangebied buiten de dekking valt van het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Voor deze dekking zijn door het ministerie van Binnenlandse Zaken landelijke plaatsingscriteria opgesteld. Dit betekent dat niet alle gebieden een volledige dekking hoeven te hebben, omdat ze niet voldoen aan de plaatsingscriteria. Het plangebied is in voldoende mate bereikbaar door de hulpverleningsdiensten bij een calamiteit. Ook zijn er geen problemen te verwachten met de bestrijdbaarheid van een calamiteit. Er is beschikking over voldoende bluswater in het plangebied. De aspecten zelfredzaamheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid zijn tevens afgestemd met de brandweer ZuidWest Drenthe.

Buisleidingen
Er liggen geen hoge druk aardgasleidingen in of in de nabijheid van het plangebied. Een verdere toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen is dan ook niet noodzakelijk.

Hoogspanningslijnen
Er lopen 2 hoogspanningslijnen door het plangebied. Het betreft de lijn Zeyerveen - Hoogeveen van 220 kV (zie afbeelding 5.3; groene lijn) en de hoogspanningslijn van 110 kV ( dubbele zwarte lijn). Het deel Hoogeveen - Zwinderen Bieltjensveld (110 kV) loopt vanuit het oosten van het plangebied naar het transformatorstation aan Toldijk. Het deel Hoogeveen - Dedemsvaart Sluis (110 kV) loopt van het transformatorstation naar het zuidwesten van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.BP20128026002-VG01_0007.jpg"

Afbeelding 5.3: Hoogspanningslijnen in plangebied Bedrijventerrein Toldijk (Bron: www.TenneT.org)

De 110 kV hoogspanningslijn heeft een indicatieve zone van 50 meter aan beide zijden van de hoogspanningslijn, waarbij aangenomen wordt dat de magneetveldsterkte in deze zone groter is dan 0,4 microTesla (µT).
Bij ruimtelijke ontwikkelingen die nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk maken, dient hiermee rekening gehouden te worden. In dit verband wordt met gevoelige bestemmingen bedoeld woningen waarbij kinderen langer dan 14-18 uur verblijven en scholen, crèches en kinderdagverblijven waarbij de verblijfstijd minder is dan 14-18 uur, maar waar veel kinderen aanwezig zijn, die dagelijks relatief veel uren op deze plaats verblijven. Nieuwe gevoelige bestemmingen moeten buiten deze indicatieve zone geprojecteerd worden. Het plan is conserverend van aard en er worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt binnen de indicatieve zone van de 110 kV hoogspanningslijn.

De indicatieve zone voor de 220 kV-hoogspanningslijn bedraagt 60 meter aan weerszijden van de hoogspanningslijn. De indicatieve zone is gebaseerd op een globale berekening van de zone waarin de magneetveldsterkte hoger is dan 0,4 µT. In de periode 1994-2008 was sprake van het amoveren van deze hoogspanningslijn. Echter, in 2007 heeft de minister van Economische Zaken, besloten deze hoogspanningslijn te handhaven en op te waarderen. Aanleiding was dat in het noorden van het land in verband met de uitbreiding van de Eemshaven een capaciteitsprobleem zou ontstaan. Ook de ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie hebben er aan bijgedragen dat de productie van elektriciteit de vraag naar capaciteit in de regionale netten overstijgt en dat dit overschot moet worden getransporteerd. TenneT is op grond van de Elektriciteitswet 1998 verplicht om het transport van elektriciteit uit te voeren.

Het adviesbureau MottlMovares heeft de specifieke magneetveldzones rondom de
220 kV-hoogspanningslijn berekend. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport 'Opwaardering 220 kV-lijn Hessenweg - Vierverlaten' (kenmerk: EN-MJ-090041372, versie 3.0) van 29 juni 2010. De berekening is uitgevoerd conform de Handreiking voor het berekenen van de breedte van de specifieke magneetveldzone bij bovengrondse hoogspanningslijnen (versie 3.0) van 25 juni 2009.

Voor gevoelige bestemmingen in het plangebied die in de nabijheid van deze hoogspanningslijn liggen, blijkt dat zowel in de oude situatie (voor opwaardering) als in de nieuwe situatie (na opwaardering) de specifieke magneetveldzone gelijk blijft, namelijk 35 meter.

De woning aan Toldijk 14 ligt ruimschoots binnen de specifieke zone. Deze woning ligt op ca. 13 meter vanuit het hart van de hoogspanningslijn. De woning aan Toldijk 27 ligt op ca. 34 meter vanuit het hart van de hoogspanningslijn en ligt dus net binnen de magneetveldzone. De woning aan Toldijk 29 ligt op ca. 35 meter vanuit het hart van de hoogspanningslijn.

Aangezien er in de oude situatie woningen reeds binnen de magneetveldzone lagen, was het niet wenselijk dat de magneetveldzone breder zou worden na opwaardering. De magneetveldzone in de nieuwe situatie is gelijk aan de oude situatie door de toepassing van V-kettingen.

Volgens het advies van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (voorheen VROM (2005)) moet zo veel als redelijkerwijs mogelijk worden vermeden dat nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 µT(de magneetveldzone).

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt in het plangebied waarbij sprake zou zijn van een langdurig verblijf van kinderen in de magneetveldzone.

In het plangebied ligt ook een ondergrondse hoogspanningskabel van 110 kV (Wijster Oosterscheveld - Hoogeveen). Het advies van het ministerie van Infrastructuur en Milieu is niet van toepassing op ondergrondse hoogspanningskabels. Wel dient rekening gehouden te worden met een zakelijk recht strook en een veiligheidszone. In overleg met TenneT wordt een veiligheidszone van 10 meter in acht genomen, hier valt ook de zakelijk recht strook binnen. De veiligheidszone is opgenomen op de verbeelding en in de planregels zijn de voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen in deze veiligheidszone. Binnen deze zone liggen geen kwetsbare objecten of bestemmingen die langdurig verblijf van personen mogelijk maakt binnen de veiligheidszone.

Hoofdstuk 6 Duurzaamheid

Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling. Dit kan zich in verschillende vormen uiten. Een van de meest bekende begrippen is het duurzaam bouwen. Hierbij wordt bij nieuwbouw of renovatie van gebouwen vooral gelet op de gebruikte materialen en het energieverbruik. Dit kan ook breder worden getrokken tot duurzame stedenbouw of duurzame ontwikkeling. Dan gaat ook de inrichting van de omgeving een rol spelen.

Tevens heeft de gemeente Hoogeveen zich uitgesproken voor een verantwoorde, beheerste groei. De groei van Hoogeveen moet in ieder geval rekening houden met de kwaliteit van de bestaande stad en de dorpen. Het kiezen voor kwaliteit komt op meerdere gebieden naar voren bij het tot stand komen van het bedrijventerrein. Duurzaamheid geeft nog een een extra dimensie aan het kiezen voor kwaliteit. Het is niet alleen de bedoeling om nu kwaliteit neer te zetten, maar deze kwaliteit ook in de toekomst te behouden. Daarvoor is het noodzakelijk dat de verschillende partijen in het gebied coöperatief samenwerken.

Duurzaamheid komt tot stand door een goede afweging van economische, maatschappelijke, ruimtelijke- en milieubelangen. Bij het realiseren van een duurzaam bedrijventerrein gaat het vooral om:

  • een optimale inpassing in de (natuurlijke) omgevingsaspecten;
  • een optimale (regionale en locale) economische ontwikkeling;
  • het minimaliseren van het gebruik van (niet-vernieuwbare) natuurlijke hulpbronnen (fossiele brandstoffen, water, grond- en afvalstoffen);
  • het minimaliseren van de effecten van activiteiten op het milieu (emissies en lozingen, geluidsproductie en veiligheid).

Hoofdstuk 7 Planbeschrijving

7.1 Juridisch Systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het bedrijventerrein passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd. Hoewel deze kwaliteiten niet voor alle in het plangebied voorkomende gebieden even waardevol zijn, is gekozen voor een uniforme wijze van bestemmen voor het gehele gebied.

Het bestemmingsplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die per 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwe wettelijke regelgeving en volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008. Deze standaard is per januari 2010 verplicht volgens het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

7.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

In de "bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 7.3 nader uitgewerkt.

In de "algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduidingsregels.

De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.

De algemene aanduidingsregels geven de mogelijkheid voor algemene aanduidingen, die als een extra laag over meerdere bestemmingen liggen. In dit bestemmingsplan zijn twee van deze algemene aanduidingen aanwezig, te weten:

'Geluidzone - industrie 50 dBa': het betreft een zone die behoort bij industrieterrein De Wieken, waar in bepaalde gebieden "grote lawaaimakers" zijn toegestaan. Binnen de zone moet men bij nieuwbouw rekening houden met grenswaarde van geluid vanwege de industrie of hogere grenswaarde aanvragen.

Luchtvaartverkeerzone (aanvullend beperkingengebied - geluid): binnen deze zone geldt dat nieuwe geluidgevoelige objecten zijn toegestaan met inachtneming van verschillende voorwaarden.

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregels.

7.3 Verklaring Van De Bestemmingen

Agrarisch Voor het open gebied is een bestemming "Agrarisch" opgenomen die het specifieke open karakter van dit deel waarborgt. Binnen de bestemming is nieuwe bebouwing uitgesloten en wordt via een aanlegvergunningenstelsel het open karakter gewaarborgd.

Bedrijf Autobedrijf Richard Thalen en New Image Hairstudio hebben deze bestemming gekregen. Voor de bedrijven is een bouwvlak en een maximale goot- en bouwhoogte en een bebouwingspecentage opgenomen, afgestemd op de huidige bouwmassa. Binnen de bestemming zijn bedrijven toegestaan, behorend tot categorie 1 en 2, zoals genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten.

Bedrijf - Nutsvoorziening Deze bestemming heeft betrekking op de gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen met een oppervlakte groter dan 25 m2. Nutsgebouwen met een kleinere oppervlakte zijn binnen bijna alle bestemmingen toegestaan.

Bedrijventerrein - 1 Deze bestemming heeft betrekking op het gebied waar bedrijfsgebouwen zijn toegestaan ten dienste van aan distributie en transport verwante bedrijven. Onder distributieve activiteiten wordt begrepen distributiecentra, groothandelsbedrijven, goederenbehandeling e.d. Met transport verwante bedrijven wordt bedoeld de productie van (onder)delen van vrachtwagens, dienstverlening ten behoeve van transporteurs en chauffeurs (raparatie, bandenservice, tankcleaning, wasplaats, schadeherstel, verzorgen van retourvracht. De praktijkopleiding bij Kreeft aan De Stroom 1 wordt specifiek bestemd.

Op het bedrijventerrein zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.

Bedrijventerrein - 2 Deze bestemming heeft betrekking op het gebied waar bedrijfsgebouwen zijn toegestaan ten dienste van aan distributie en transport verwante bedrijvenen en bedrijven, behorend toto categorie 1 t/m 3.2, zoals genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Onder distributieve activiteiten wordt begrepen distributiecentra, groothandelsbedrijven, goederenbehandeling e.d. Met transport verwante bedrijven wordt bedoeld de productie van (onder)delen van vrachtwagens, dienstverlening ten behoeve van transporteurs en chauffeurs (raparatie, bandenservice, tankcleaning, wasplaats, schadeherstel, verzorgen van retourvracht.

Op het bedrijventerrein zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.

Groen Binnen deze bestemming zijn de structureel binnen de bedrijventerreinen aanwezige groenvoorzieningen opgenomen. Het zogenoemde snipper-groen valt binnen de bestemming Verkeer, waaraan het groen ondergeschikt is. De bestaande reclamezuil aan de A28 wordt met de functieaanduiding 'reclamezuil' geregeld. Gebouwen zijn niet toegestaan.

Horeca Het restaurant aan de Toldijk is onder deze bestemming geregeld en valt onder horecabedrijven categorie 1 en 2. Er is een bouwvlak opgenomen met een maximale goot- en bouwhoogte, dakhelling en bebouwingspercentage.

Tuin De bestemming "Tuin" betreft de tuinen bij de (burger)woningen. Hierin mogen geen (bij)gebouwen worden gebouwd. Meestal liggen deze gronden tussen de voorgevel van de gebouwen en de openbare weg.

Verkeer Onder deze bestemming vallen alle wegen, een gedeelte van de vrijliggende fietspaden en een gedeelte van de voetpaden binnen het plangebied. Parkeren in het gebied is uitsluitend toegestaan op eigen terrein.

Verkeer - Railverkeer De spoorlijn Zwolle – Groningen, het gedeelte gelegen binnen het plangebied, is onder de bestemming 'Verkeer – Railverkeer' geregeld.

Water Het water gelegen binnen het plangebied en belangrijk, zowel vanuit het oogpunt van beeldkwaliteit als vanuit de waterhuishouding met de bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals bruggen en duikers vallen onder deze bestemming.

Wonen De bestemming "Wonen" heeft betrekking op de bestaande (burger)woningen aan de Toldijk. De regeling voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen sluit aan bij de regeling voor woningen in de reeds geactualiseerde bestemmingsplannen binnen de gemeente.

Voor de verschillende woningtypen zijn door middel van specifieke bouwaanduidingen passende maxima voor de goot- en bouwhoogte, dakhelling en kapvorm aangegeven.

b Bijgebouwen

Afhankelijk van de grootte van het bouwperceel kan de oppervlakte vergroot worden tot een maximum van 200 m², mits het bijbehorende erf minstens voor de helft vrij van bebouwing blijft en de afstand tussen de woning en het bijgebouw maximaal 30 meter bedraagt. Bovendien dient de situering van de bijgebouwen aan te sluiten bij het aanwezige bebouwingspatroon, waarbij ook rekening moet worden gehouden met het uitzicht van omliggende woningen.

c Nevenfuncties van woningen

In het algemeen mogen woningen en de daarbij behorende bijgebouwen gedeeltelijk worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Dit betekent dat slechts maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen tot niet meer dan 75 m² gebruikt mag worden voor het aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit.

Leiding - Hoogspanning Naast de daar voorkomende bestemming(en) zijn de gronden bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding met de daarbij behorende bouwwerken.

Leiding - Hoogspanningsverbinding Naast de daar voorkomende bestemming(en) zijn de gronden tevens bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsleiding met de daarbij behorende bouwwerken.

Waarde - ecologie (dubbelbestemming) De dubbelbestemming Waarde - Ecologie is opgenomen ter bescherming van de ecologische waarden binnen het plangebied. Deze dubbelbestemming is van toepassing op een gedeelte van de bestemming Groen en de bestemming Water in het zuidelijk gedeelte van het plangebied. Op grond van deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning vereist voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden. Bebouwing is niet toegestaan.

Hoofdstuk 8 Handhaving

8.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het bedrijventerrein Toldijk. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst. Middels het stelsel van vergunningsverlening worden de regels toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de gegeven regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.

8.2 Inventarisatie

Er heeft een grondige inventarisatie van het plangebied plaatsgevonden. Hierbij is gekeken naar het grondgebruik, de verschillende functies en de bebouwing. Daarnaast wordt door middel van de inspraakmogelijkheden eenieder in de gelegenheid gesteld de verbeelding te controleren op onjuistheden. Hiermee is een zo correct mogelijke verbeelding de procedure ingegaan.

8.3 Beleidskeuzen

Recentelijk is door gemeente Hoogeveen de Kadernota Handhaven in Hoogeveen vastgesteld (2005 - 2006). Deze nota is de start van programmatisch handhaven in de gemeente Hoogeveen.

Programmatisch handhaven is een structurele en integrale aanpak van de handhaving, waarbij de uitvoering onder andere is gebaseerd op een handhavingsprogramma. Daarbij worden door het bestuur de prioriteiten bepaald en worden handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. In deze aanpak worden beleid en uitvoering opgevolgd door evaluatie en bijsturing. Programmatisch handhaven is daarmee een cyclisch, democratisch, integraal en transparant proces. Voor nadere details omtrent het gemeentelijke handhavingsbeleid wordt verwezen naar de nota 'Handhaven in Hoogeveen, kadernota integrale handhaving 2005 – 2006'

8.4 Inzet Gemeentelijk Apparaat

Een belangrijk aspect met betrekking tot handhaving is ook de tijd en de inzet van de betrokken ambtenaren. Zij werken met het plan en moeten dan ook zeker het gevoel hebben dat met de regels te werken valt en bovenal dat de betreffende regels zo belangrijk zijn dat het nut van handhaving wordt ingezien. Aan de controle van het onderhavige plan wordt binnen de gemeente inhoud gegeven door een aantal ambtenaren die zich continu met handhaving bezighouden.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Middels dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie binnen het plangebied van bedrijvenpark Toldijk omschreven en vastgelegd. Hierbij wordt gestreefd om een zo groot mogelijke ontplooiingsruimte voor burgers en bedrijven te realiseren. Dit is gedaan door het bestemmingsplan zo veel mogelijk globaal en flexibel van opzet te maken.

Het bestemmingsplan wordt in het kader van vooroverleg voorgelegd aan de overlegpartners.
Het plan zal vervolgens als ontwerp ter inzage worden gelegd, zodat een ieder de mogelijkheid krijgt om op het plan te reageren.

Hiermee wordt het bestemmingplan als maatschappelijk uitvoerbaar gezien.

9.2 Economische Uitvoerbaarheid

De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente en zullen uit de daarvoor gereserveerde algemene middelen betaald worden. Voor zover er sprake is van functieveranderingen, zullen de kosten voor ontwikkeling van dergelijke initiatieven gedragen worden door particulieren. Aan de wijziging van een functie wordt alleen meegewerkt, wanneer de particulier heeft aangetoond dat de wijziging van de functie financieel haalbaar is.

Hiermee wordt geacht dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is aangetoond.

9.3 Inspraak- En Vooroverleg

9.3.1 Inspraak

Bij het ter inzage leggen van het ontwerpplan wordt iedereen in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te brengen tegen het ontwerpplan.

9.3.2 Vooroverleg

Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de betrokken partijen als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

De provincie heeft aangegeven dat de volgende aspecten van provinciaal belang zijn:

  • Milieu- en leefomgevingskwaliteit;
  • Water;
  • Archeologie;
  • Landschap.

De provincie heeft verder geen opmerkingen.

Reactie Gasunie

De Gasunie heeft op 24 mei 2012 een reactie gegeven op het concept ontwerp bestemmingsplan. Zij hebben geen opmerkingen op het plan. Het plangebied ligt buiten de 1% legaliteitsgrens van de dichtstbijgelegen leiding. De leiding heeft dan ook geen invloed op het plangebied.

Reactie gemeente

De gemeente neemt de reactie voor kennisgeving aan.

Reactie Natuur en Milieufederatie Drenthe

Natuur en Milieufederatie heeft op 16 mei 2012 een inspraakreactie ingediend op het concept ontwerp bestemmingsplan Toldijk. Deze reactie heeft betrekking op de natuurstrook van 100 meter breedte langs het Oude Diep en lichthinder.

Natuurstrook

Gezien het huidige beleid en het belang van het beekdal van het Oude Diep voor water en natuur, verzoekt de Natuur en Milieufederatie om de actualisering aan te grijpen om nu een andere keuze te maken voor de natuurstrook langs het Oude Diep. Nu het noordelijk deel van het beekdal al is verhard, vinden zij het - mede op grond van de huidige inzichten met betrekking tot de noodzakelijke ruimte voor water - wenselijk dat in het zuidelijke deel andere keuzes worden gemaakt. Keuzes uit het verleden voor de noordzijde hebben als consequentie dat het zuidelijk deel van groot belang is geworden om dit gebied, grenzend aan de stad, integraal onderdeel te laten zijn van het beekdal van het Oude Diep. Dit vraagt om meer ruimte voor natuur en water dan de 100 meter, zoals deze in het verleden door de Raad van State is vastgelegd.

Lichthinder

In de bestemmingen Groen en Water zijn reclamezuilen van 30 meter hoog met een specifieke aanduiding bestemd. Door de hoogte van de reclamezuilen is de lichtuitstraling daarvan nog ver in het buitengebied te zien, juist ook in de aangrenzende delen van het Oude Diep waar veel is geïnvesteerd om de kwaliteiten van het gebied te vergroten. Duisternis is een belangrijke kwaliteit van Drenthe. In onze beleving zijn dergelijke lichtzuilen in een waardevol beekdal, dat dus verder reikt dan het bedrijventerrein, volledig misplaatst.

Reactie gemeente

Natuurstrook

In het bestemmingsplan van 1992 is naar aanleiding van een uitspaak van de Raad van State de strook van 100 meter opgenomen in het plan. Deze zone is in dit plan ook geborgd door het opnemen van een zone op de verbeelding met een dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie', waaraan planregels ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden worden verbonden.

De percelen, waar de zone van 100 meter betrekking op heeft, zijn onder meer eigendom van particulieren. Deze gronden zijn op dit moment in gebruik als landbouwgrond en hebben in het bestemmingsplan een agrarische bestemming.

De gemeente kan bij het actualiseren van een bestemmingsplan de bestemming op gronden van particulieren niet zondermeer wijzigen in de bestemming natuur. Aangezien de percelen niet in eigendom zijn van de gemeente en gezien het agrarisch gebruik van de gronden, ziet de gemeente op dit moment geen aanleiding om de strook van 100 meter te verruimen.

Gezien de eigendomssituatie zullen er naar verwachting geen concrete plannen geformuleerd worden op het gebied van herstructurering van het Oude Diep binnen de planperiode, waarmee in de planvorming rekening gehouden kan worden. Er zijn afspraken tussen de gemeente en het waterschap gemaakt dat als de gronden in eigendom komen van de gemeente danwel het waterschap er gezamenlijk invulling gegeven wordt aan dit gebied met het oog op de noodzakelijke ruimte voor water en de natuurwaarden. Als dit leidt tot een concrete invulling van het gebied, dan zal op dat tijdstip een bestemmingsplanprocedure hiervoor gevolgd worden.

Lichthinder

In het plangebied is reeds een reclamezuil aanwezig. In het bestemmingsplan wordt deze reclamezuil, middels een specifieke bouwaanduiding, als zodanig bestemd. Deze reclamezuil bevindt zich in de bestemming Groen en zal uit de bestemming Water worden verwijderd. Het plan voorziet niet in het realiseren van nieuwe reclamezuilen met een maximale hoogte van 30 meter in het plangebied. Op de digitale verbeelding is abusievelijk de specifieke bouwaanduiding voor de reclamezuil niet zichtbaar. De verbeelding zal hierop worden aangepast.

Conclusie

De inspraakreactie geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen op het punt van de natuurstrook. Op het punt van lichthinder als gevolg van de reclamezuil zal de verbeelding worden aangepast door de specifieke bouwaanduiding voor de reeds aanwezige reclamezuil op te nemen in de bestemming Groen. Tevens zal binnen de bouwregels in de bestemming Water de toegestane hoogte met verwijzing naar de bouwaanduiding 'reclamezuil' worden verwijderd.

Inspraak Tennet Tennet heeft op 14 mei 2012 een inspraakreactie gegeven op het concept ontwerpbestemmingsplan. Deze reactie heeft betrekking op de naamgeving van de leidingen, de breedte van de indicatieve zone en aanvullende regels met betrekking tot bovengrondse hoogspanningsleidingen. Tennet verzoekt de gemeente de naamgeving van de hoogspanningsleidingen aan te passen in de toelichting.

Tennet geeft aan dat de belemmerende stroken aan weerszijden van de bovengrondse hoogspanningsverbinding 25 meter bedragen (totale breedte strook 50 meter). In het plan is de indicatieve zone van 50 meter opgenomen aan weerszijden van de 110 kV hoogspanningslijn. Dit heeft volgens Tennet niets te maken met het waarborgen van de belangen van Tennet. Toestemming is dan ook niet nodig in de gehele indicatieve strook van 100 meter, maar alleen binnen de strook van 50 meter (zakelijk rechtstrook).

Tennet wil graag een set regels toe laten voegen aan artikel 16 Leiding – Hoogspanningsverbinding (bovengrondse hoogspanningslijnen). Deze regels komen overeen met een aanlegvergunningenstelsel. Dit zou een betere bescherming van het hoogspanningsnet tegen de omgevingsaspecten geven.

Reactie gemeente

Naamgeving De naamgeving van de bovengrondse en ondergrondse hoogspanningslijnen zijn niet duidelijk af te leiden uit de netkaart TenneT die op de website van Tennet, www.tennet.eu, is gepubliceerd.

Daarnaast beheert ook het RIVM een Netkaart met de Nederlandse bovengrondse hoogspanningslijnen (publicatiedatum 2 maart 2011, gewijzigd 29 juli 2011). Deze Netkaart geeft de hoogspanningslijnen weer met informatie over de indicatieve magneetveldzone. Hierop wordt de volgende naamgeving gehanteerd:

  • Hoogeveen-Dedemsvaart;
  • Hoogeveen-Coevorden;
  • Hessenweg-Hoogeveen;
  • Hoogeveen- Gavi.

Naar aanleiding van de zienswijze zal de naamgeving van de bovengrondse hoogspanningslijnen en de ondergrondse leiding, zoals deze door Tennet is aangeleverd, worden aangepast in de toelichting.

Zakelijk rechtstrook en indicatieve zone Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet aangetoond worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Een bestemmingsplan is niet het instrument om de zakelijke belangen van Tennet te waarborgen. Een bestemmingsplan regelt alleen de ruimtelijk relevante aspecten. Door de aanwezigheid van de hoogspanningslijnen in het plangebied is rekening gehouden met het advies van I&M. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, die gevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het advies, mogelijk maken, toegestaan binnen de indicatieve zone. Om dit te borgen is de indicatieve zone op de plankaart opgenomen.

De zakelijk rechtstrook wordt niet bestuursrechtelijk, maar privaatrechtelijk geregeld. Aangezien de zakelijk rechtstrook binnen de opgenomen indicatieve zone valt, wordt geborgd dat de zakelijk rechtstrook vrij wordt gehouden van bebouwing, tenzij er geen bezwaren zijn van de leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.

Door het opnemen van de indicatieve zone op de plankaart wordt ruimtelijk gezien duidelijk waar gevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het advies van I&M, niet zijn toegestaan.

Aanvullende planregels

De regels die zijn voorgesteld zijn grotendeels opgenomen in artikel 15.5 van de regels onder de bestemming Leiding - Hoogspanning. Dit betreft de bestemming van de ondergrondse 110 Kv hoogspanningsleiding. Reden is dat met name grondwerkzaamheden het goed functioneren van deze leiding kunnen beïnvloeden.

Deze regels zijn niet bij de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding opgenomen, aangezien dit een bovengrondse leiding betreft. Grondwerkzaamheden zullen hier weinig invloed hebben op het goed functioneren van de hoogspanningslijnen. Het voorkomen van ongewenste ontwikkelingen die het goed functioneren van de hoogspanningslijn kunnen belemmeren wordt geregeld in artikel 16.2.1 Bouwwerken en artikel 16.4 Afwijken van de bouwregels.

Conclusie Naar aanleiding van de inspraakreactie zal de naamgeving in de toelichting worden aangepast. De reactie geeft verder geen aanleiding om de breedte van de indicatieve zone aan te passen en de regels van artikel 16 aan te vullen.

9.3.3 Ontwerpfase

Het ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied, deelplan bedrijvenpark Toldijk 2012 heeft vanaf 18 juli t/m 28 augustus 2012 ter visie gelegen in het Compagniehuis. Daarnaast was het bestemmingsplan te raadplegen via de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Een ieder is in de gelegenheid gesteld zienswijzen naar voren te brengen op het ontwerpbestemmingsplan. Daarvan heeft niemand gebruik gemaakt.

Gezien het voorgaande wordt het bestemmingsplan als maatschappelijk uitvoerbaar gezien.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Archeologie

Bijlage 1 Archeologie

Bijlage 2 Ecologie

Bijlage 2 Ecologie

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek

Bijlage 4 Luchtkwaliteit

Bijlage 4 Luchtkwaliteit

Bijlage 5 Externe Veiligheid

Bijlage 5 Externe Veiligheid