KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Maatschappelijk
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Juridische Vorm
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Huidige Situatie
2.2 Gewenste Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Provinciaal Beleid
3.2 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planologische Randvoorwaarden
4.1 Milieu
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Water
4.4 Ecologie
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Laagvliegroute
4.7 Kabels, Leidingen En Straalpaden
4.8 Bezonning
4.9 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemeen
5.2 Dit Bestemmingsplan
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
6.2 Grondexploitatie
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Voorontwerpbestemmingsplan
7.2 Ontwerpbestemmingsplan
7.3 Vastgesteld Bestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 2 Regels Bestemming Wonen
Bijlage 1 Distributieplanologisch Onderzoek
Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Bodemonderzoeken
Bijlage 5 Luchtkwaliteitonderzoek
Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek 2009
Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek 2013
Bijlage 8 Waterparagraaf
Bijlage 9 Ecologische Quickscan
Bijlage 10 Vleermuizenonderzoek
Bijlage 11 Reactienota Inspraak En Overleg

Bestemmingsplan Meppel - Winkelcentrum Koedijkslanden e.o.

Bestemmingsplan - Gemeente Meppel

Vastgesteld op 27-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Meppel - Winkelcentrum Koedijkslanden e.o. van de gemeente Meppel;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0119.KoebergZuid-BPC1 met de bijbehorende regels en bijlage;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf:

het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden;

1.6 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.7 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.9 archeologisch deskundige:

de gemeentelijke (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie;

1.10 archeologische waarde:

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.11 archeologisch waardevol gebied:

een gebied met daaraan toegekende archeologische waarde vanwege kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.13 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken, zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 bruto winkelvloeroppervlak:

de totale bruto vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor detailhandel, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, exclusief opslagruimten in 'entresol' en laden en lossen;

1.25 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt;

1.28 erf- en terreinafscheiding

een bouwwerk, dat geen gebouw is en dat dient als scheiding tussen 2 of meer erven of terreinen, zoals hekwerken of bouwwerken van vergelijkbare aard en omvang;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 horecabedrijf:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.31 horecabedrijf categorie 1:

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snack - kiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.32 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.33 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, informatieve, levensbeschouwelijke, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen, zorg- en welzijnsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.34 meetverschil:

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

1.35 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van een nutsbedrijf, de waterhuishouding, het meten van luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer, het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer, de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding, het opladen van accu's van voertuigen, verlichting;

1.36 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.37 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. indien in, op, of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;
  4. d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;

1.38 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.39 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

1.40 restauratieve voorziening:

voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine of mensa;

1.41 straalpad:

een voorziening voor het transport van signalen via de ether tussen zender en ontvanger;

1.42 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van het gebied in stedenbouwkundige zin door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.43 supermarkt:

een gebouw of een ruimte in een gebouw, dat door zijn inrichting kennelijk bedoeld is voor detailhandel in een grote verscheidenheid aan levensmiddelen door middel van zelfbediening met een minimale bruto vloeroppervlakte van 250 m²;

1.44 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.45 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.46 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, dan wel de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.47 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.48 woonhuis:

een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.49 zorgwoning:

een woning in een gebouw, ten behoeve van al dan niet zelfstandige bewoning, die functioneel gekoppeld is aan een instelling van maatschappelijke zorgverlening en/of verpleging. In het gebouw kunnen één of meerdere afzonderlijke ruimten ten behoeve van verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de volgende functies die uitsluitend uitgeoefend mogen worden op de begane grond:
    1. 1. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
    2. 2. horecabedrijf categorie 1;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', tevens een supermarkt;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'laad en losplaats', tevens een overdekte laad- en losplaats voor een supermarkt;
  2. b. de volgende functies voor zover die worden uitgeoefend op de verdieping(en) van gebouwen:
    1. 1. het wonen al dan niet in combinatie met daaraan ondergeschikt aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' uitsluitend een gebruik als zorgwoning is toegestaan;
    2. 2. opslagdoeleinden ten dienste van en in directe relatie met de onder a genoemde doeleinden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. algemene laad- en losvoorzieningen;
  2. d. personeelsvoorzieningen;
  3. e. bergingen;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. speelvoorzieningen;
  7. i. wegen en paden;
  8. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. k. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. l. tuinen en terreinen;
  2. m. bebouwing.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een goede woonsituatie;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.2.2 onder c voor het vergroten van het aantal zorgwoningen, mits per zorgwoning wordt voorzien in 0,6 parkeerplaats;
  2. b. lid 3.2.2 onder c voor het vergroten van het aantal woningen als gevolg van een efficiëntere inrichting van het gebouw, mits per woning wordt voorzien in 1,6 parkeerplaats.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik of het laten gebruiken van bouwwerken op de verdieping(en) voor detailhandel, met uitzondering van opslagdoeleinden en personeelsvoorzieningen ten dienste van en in directe relatie met de detailhandelsvestiging op de eerste bouwlaag;
  2. b. het gebruik van de gronden voor een gezamenlijk bruto winkelvloeroppervlak van meer dan 4.750 m²;
  3. c. het gebruik of het laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  4. d. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en bouwwerken voor bedrijven;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor supermarktdetailhandel tot een gezamenlijk bruto winkelvloeroppervlak van meer dan 4.000 m²;
  6. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat:
    1. 1. de vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de bebouwing met een maximum van 45 m²;
  7. g. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken, waarbij niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  8. h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' voor wonen anders dan zorgwonen.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.5 onder b in die zin dat het bruto winkelvloeroppervlak eenmalig wordt vergroot met ten hoogste 10%;
  2. b. lid 3.5 onder d voor het toestaan van een aan-huis-verbonden bedrijf, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de bedrijfsmatige activiteit alleen door de bewoner wordt uitgevoerd;
    2. 2. de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m²;
    3. 3. er geen detailhandel plaatsvindt uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf;
    4. 4. de activiteit niet vergunningplichtig is;
    5. 5. de activiteit behoort tot categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging;
    6. 6. geen bedrijfsmatige opslag in de openlucht plaatsvindt;
  3. c. lid 3.5 onder i in die zin dat de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' worden gebruikt voor regulier wonen, mits wordt voorzien in 1 extra parkeerplaats per woning.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. het wonen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' uitsluitend een gebruik als zorgwoning is toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. restauratieve voorzieningen ten behoeve van de bestemming;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. wegen en paden;
  6. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. tuinen en terreinen;
  2. j. bebouwing.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een goede woonsituatie;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.2.2 onder b voor het verhogen van de maximale bouwhoogte naar 12,00 meter;
  2. b. lid 4.2.2 onder d voor het vergroten van het aantal zorgwoningen, mits per zorgwoning wordt voorzien in 0,6 parkeerplaats.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van aan de functie gerelateerde ondergeschikte detailhandel;
  2. b. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken, waarbij niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' voor wonen anders dan zorgwonen.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de bestemming 'Maatschappelijk' wordt gewijzigd in een woonbestemming, met dien verstande dat:
    1. 1. de woonfunctie plaatsvindt in de bestaande bebouwing;
    2. 2. per woning voorzien wordt in voldoende parkeerruimte;
    3. 3. de regels van Bijlage 2 van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en pleinen;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. fiets- en voetpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. groenvoorzieningen;
  2. e. speelvoorzieningen;
  3. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. g. nutsvoorzieningen;
  5. h. dagrecreatieve voorzieningen;
  6. i. erven en terreinen;
  7. j. kunstwerken;
  8. k. terrassen;

met de daarbij behorende:

  1. l. bebouwing.

5.2 Bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

  1. a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als toegestaan;
  2. b. In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan;
  3. c. In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan;
  4. d. Ondergronds bouwen:
    1. 1. Op plaatsen waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn of gelijktijdig worden gebouwd, mag eveneens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat direct aansluitend ook in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken mogen worden gebouwd.
    2. 2. Bij een omgevingsvergunning kan het bouwen van ondergrondse bouwwerken worden toegestaan op andere locaties dan genoemd onder a, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
  5. e. in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de afzonderlijke bestemmingen geldt dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. 3. luifels;
    4. 4. (hoek-)erkers, ingangspartijen, balkons en galerij, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en mits de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter worden overschreden.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en gebouwen als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
  2. b. het gebruik of het laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor het oprichten van een verkooppunt van motorbrandstoffen;
  3. c. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. d. het gebruik of het laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de regels en kan worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  2. b. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de inhouds- en oppervlaktematen voor de hoofdgebouwen;
  3. c. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    1. 1. deze vergroting niet meer dan 10 m² per plaatselijke verhoging zal bedragen;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte van de verhogingen ten hoogste 50% van het dakvlak zal bedragen;
    3. 3. de vergroting leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
  4. d. de regels en kan worden toegestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

9.2 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, met uitzondering van de voorschriften ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  2. b. de laad- en losmogelijkheden, en
  3. c. de ruimte tussen bouwwerken.

10.2 Verwijzing naar wettelijke regelingen

De wettelijke regelen (en begrippen) waarnaar in deze regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan Meppel - Winkelcentrum Koedijkslanden e.o.

van de gemeente Meppel

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Centraal in de woonwijk Koedijkslanden, zuidelijk in Meppel, ligt een winkelcentrum. Op initiatief van beleggingsmaatschappij De Hoge Dennen Vastgoed en woningcorporatie Woonconcept (hierna: de initiatiefnemers) en in samenwerking met de gemeente Meppel is voor dit winkelcentrum een herontwikkeling in gang gezet. Het doel van de herontwikkeling is het maken van een nieuw centrum voor de wijk Koedijkslanden en Berggierslanden. Uit een distributieplanologisch onderzoek blijkt dat hiervoor voldoende draagkracht is. De herontwikkeling wordt gedaan door het bestaande centrum een facelift te geven en daarnaast extra winkeloppervlakte, een tweede supermarkt, appartementen en een woonzorgcomplex met wijkservicepunt toe te voegen. Deels worden de detailhandelsfuncties en woningen gecombineerd in één gebouw. In onderstaande figuur is de locatie van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.KoebergZuid-BPC1_0001.png"

De locatie van het plangebied

1.2 Plangebied

Zoals in paragraaf 1.1 aangegeven ligt het plangebied in de woonwijk Koedijkslanden in Meppel. Het noordelijke en westelijke deel van het plangebied wordt dan ook omringd door eengezins- en meergezinswoningen. De noordelijke grens wordt gevormd door een grotere groenstructuur. Aan de zuid- en oostzijde van het plangebied lopen de wijkontsluitingswegen Rembrandtlaan en Zuiderlaan. Op onderstaande figuur staat de begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.KoebergZuid-BPC1_0002.png"

De ligging en begrenzing van het plangebied

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan “Meppel Zuid” dat op 3 december 1998 is vastgesteld. Het perceel heeft hierin verschillende bestemmingen, zoals op onderstaande uitsnede van het bestemmingsplan te zien is. De bebouwing in het plangebied heeft de bestemmingen "Woondoeleinden", "Groenvoorzieningen", "Maatschappelijke doeleinden" en "Doeleinden van detailhandel en dienstverlening". De bebouwing is gebonden aan de bouwvlakken, die aangegeven zijn. De bouwklassen, aangegeven door een letter, bepalen de maximale goothoogte en minimale en maximale dakhelling. Het om de bebouwing liggende terrein valt in de bestemming "Doeleinden van verkeer en verblijf".

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.KoebergZuid-BPC1_0003.png"

Fragment bestemmingsplan Meppel Zuid

Enerzijds past de ontwikkeling niet binnen de functionele mogelijkheden van het bestemmingsplan. Een combinatie van detailhandelsfuncties met woningen is bijvoorbeeld niet mogelijk binnen de geldende regeling. Anderzijds zijn de afmetingen van de gewenste nieuwbouw niet geheel mogelijk binnen het geldende regime. Dit bestemmingsplan geeft daarom een nieuw juridisch-planologisch kader, zodat de gewenste ontwikkeling mogelijk kan worden gemaakt.

1.4 Juridische Vorm

Het gemeentelijke handboek is leidend voor de plansystematiek van dit bestemmingsplan. Dit handboek geeft aanwijzingen voor de systematiek van het juridisch bindende deel van dit bestemmingsplan; de ruimtelijke verbeelding en de planregels.

Daarnaast is het van belang dat het plangebied in de wijk Meppel Zuid ligt. Voor deze wijk is een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding. Zoals in 1.3 te lezen is, is het geldende bestemmingsplan voor Meppel Zuid verouderd. Het plangebied is uit het nieuwe bestemmingsplan Meppel Zuid (2012) gehaald. De plansystematiek van dit bestemmingsplan sluit echter wel aan op de systematiek zoals deze in Meppel Zuid 2012 is gehanteerd.

Tot slot voldoet het bestemmingsplan aan de wettelijke vereisten zoals die gesteld zijn in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), waar onder meer de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) onder valt.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels, verbeelding en eventuele bijlagen. Deze toelichting kent meerdere hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de bestaande en gewenste ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied beschreven. Deze vormen het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. Dit beleid kan extra uitgangspunten bieden, bijvoorbeeld over het maximaal toelaatbare aantal woningen. Hoofdstuk 4 gaat in op de planologische randvoorwaarden. Hierbij vindt een toetsing van de ontwikkeling aan de milieu- en omgevingsaspecten plaats en worden - waar nodig - uitgangspunten voor de juridische regeling geformuleerd. In hoofdstuk 5 wordt de juridische regeling van het plan toegelicht. In het hoofdstuk wordt ingegaan op de manier waarop de uitgangspunten uit de eerdere hoofdstukken zijn vertaald naar de juridische regeling. De economische uitvoerbaarheid van voorliggend plan komt aan bod in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 bespreekt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid. De te volgen procedure is hiervoor sterk bepalend, deze wordt dan ook beschreven.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

In dit hoofdstuk vindt een beschrijving van het plangebied plaats. De eerste paragraaf beschrijft de huidige situatie in en om het plangebied. De ontwikkeling in het plangebied moet immers goed in de bestaande situatie ingepast worden. Een beschrijving van de gewenste situatie staat in de tweede paragraaf van dit hoofdstuk. De gewenste situatie is het uitgangspunt voor de nieuwe regeling die dit bestemmingsplan geeft.

2.1 Huidige Situatie

Deze paragraaf beschrijft de huidige situatie van het plangebied en de omgeving ervan. Dit is van belang voor de inpassing van de nieuwe ontwikkeling in de bestaande situatie van de omgeving.

2.1.1 De omgeving

De wijk Koedijkslanden ligt zuidelijk van het historische centrum van Meppel. De wijk is ontstaan in de jaren 60 van de vorige eeuw. Dit werd mogelijk door een wijziging van de gemeentegrens met Staphorst. Naast woningbouw zijn centraal in de wijk onder meer het winkelcentrum en andere voorzieningen (waaronder maatschappelijke) gerealiseerd, dat onderwerp is van dit bestemmingsplan.

Infrastructuur

Het winkelcentrum ligt centraal in de wijk aan de wijkontsluitingswegen Zuiderlaan en Rembrandtlaan. Het plangebied is goed bereikbaar met verschillende vormen van vervoer (langzaam en snelverkeer). De genoemde wegen leiden namelijk naar de Europalaan en Werkhorst, twee hoofdontsluitingswegen van Meppel. Via deze wegen is onder andere de rijksweg A32 bereikbaar.

De Rembrandtlaan vormt de zuidgrens, de Zuiderlaan is de oostgrens van het plangebied. Deze wijkontsluitingswegen zijn, in verband met hun functie, ingericht als doorgaande verkeersroutes; ze hebben een relatief breed profiel. Over de beide lanen is een buslijn aanwezig, met een halte direct aan de zuidwestzijde van het plangebied. De overige straten in en rond het plangebied zijn erfontsluitingswegen (woonstraten) en kennen daardoor een smaller profiel. Opvallend is dat zowel de wijkontsluitingswegen als de erfontsluitingswegen ter hoogte van het plangebied een maximale snelheid van 30 km/uur hebben.

Bebouwing

Rond het plangebied bestaat de bebouwing hoofdzakelijk uit woningen. Er is sprake van zowel meergezins- als eengezinswoningen. De meergezinswoningen zijn te vinden in (portiek)flats (4 en 9 bouwlagen) aan de noordzijde en appartementengebouwen (4 bouwlagen) aan de oostzijde van het plangebied. De eengezinswoningen bestaan uit rijwoningen van één of twee bouwlagen met een kap of twee bouwlagen met een plat dak. Deze bevinden zich aan de zuid-, west- en noordzijde van het plangebied.

Groenstructuur

Aan de noordzijde grenst het plangebied aan een groter groengebied. Deze maakt deel uit van de hoofdgroenstructuur van Meppel. Het is een parkachtig groen met afwisselend bosjes, grasvelden en (fiets)paden. Het park is bedoeld voor extensief dagrecreatief gebruik (wandelen, fietsen, spelen). De appartementengebouwen oostelijk van het plangebied staan ook in openbaar groen. Dit groen is bedoeld als zichtgroen voor de bewoners van die woningen. Daarnaast zijn langs de Zuiderlaan en Rembrandtlaan groenstroken aanwezig met struweel en bomen (laanbeplanting). Deze hebben een geleidende functie. Tot slot zijn bij de eengezinswoningen rond het plangebied privétuinen aanwezig.

Water

Grotere waterpartijen zijn direct rond het plangebied niet aanwezig. Deze zijn tot nu toe niet noodzakelijk geweest voor de waterhuishouding (opvang afstromend regenwater). Het plangebied ligt relatief hoog en de bodem is zanderig, waardoor afstromend regenwater goed kan inzijgen.

2.1.2 Het plangebied

In het plangebied is sprake van een diversiteit aan functies; wonen, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, groen, verkeer en parkeren.

Bebouwing

Het wonen vindt plaats in het meest noordelijke deel van het plangebied, in de vorm van meergezinswoningen in portiekflat. De flat is gericht in noord-zuidrichting en bestaat uit vier bouwlagen met een plat dak. Het is een langgerekt gebouw van circa 115 meter. Op de eerste bouwlaag (begane grond) zijn de algemene ruimten en wordt gewoond, in de drie bouwlagen erboven vindt het wonen plaats.

Detailhandel en horeca vinden plaats in het meest westelijk gelegen gebouw; het winkelcentrum. Bij de detailhandel is sprake van onder andere een supermarkt en een drogisterij. Daarnaast is een cafetaria aanwezig. Het gebouw is laag, maximaal één bouwlaag, met een plat dak. Naar de omgeving toe heeft het gebouw een gesloten uitstraling. Het winkelcentrum is naar binnen gericht op een passage en er is slechts in beperkte mate sprake van open gevels met etalages. Alleen bij de hoofdentree aan de Rembrandtlaan is sprake van een luifel die enigszins boven het gebouw uitsteekt. Naar de omgeving toe heeft het gebouw een gesloten uitstraling, omdat er slechts in beperkte mate sprake is van open gevels door etalages.

Het (voormalige) schoolgebouw met daarbij een (vrijstaande) gymzaal, staan oostelijk in het plangebied. Het schoolgebouw heeft één bouwlaag met een plat dak. De gymzaal is iets hoger (circa 5,00 meter) en heeft ook een plat dak.

Verkeer en parkeren

Het parkeren is in het plangebied, voor de detailhandel, horeca en school, geregeld op een parkeerterrein. Dit terrein ligt aan de noord- en oostzijde van het winkelcentrum. De hoofdentree van het winkelcentrum ligt echter aan de andere zijde van de bebouwing, dan het parkeerterrein. Bij de portiekflat is het parkeren langs de straat geregeld, door middel van parkeervakken (dwarsparkeren).

De hoofdontsluiting van het plangebied vindt plaats vanaf de Rembrandtlaan. Aan de westzijde en in het midden van het plangebied takken woonstraten aan op deze laan. De meest westelijke (Bartholomeus van der Helststraat) leidt naar het parkeerterrein aan de noordzijde van de detailhandel. Bij dit parkeerterrein vindt ook het laden en lossen voor de supermarkt plaats. Langs de (voormalige) school loopt een straat (Adriaan van Ostadestraat) die het noordelijke deel van het plangebied verbindt met de Rembrandtlaan. Het parkeerterrein heeft tot slot een eigen aansluiting op de Rembrandtlaan. Rond de portiekflat zijn woonstraten aanwezig, die van belang zijn voor de ontsluiting van de daaraan liggende woningen en (portiek)flats.

Groen

Er is geen grote groenstructuur in het plangebied. Wel is sprake van enkele solitairen bij het parkeerterrein en een laanbeplanting langs de Zuiderlaan en Rembrandtlaan. Zowel rond de voormalige school als rond de portiekflat is op het erf groen aanwezig, in de vorm van grasland, struweel en enkele (solitaire) bomen.

2.2 Gewenste Situatie

Het is de bedoeling om in het plangebied de nodige bebouwing te slopen en/of te vervangen en uit te breiden met nieuwbouw. Voor de invulling van het plangebied is een stedenbouwkundig plan (mei 2012) opgesteld. Dit plan vormt de basis voor de regeling van dit bestemmingsplan en voor het beeldkwaliteitplan. In dit hoofdstuk staat een toelichting op het stedenbouwkundig plan en zijn de belangrijkste uitgangspunten voor dit bestemmingsplan opgenomen. Deze uitgangspunten gaan vooral in op de functionele mogelijkheden in het plangebied en de ruimtelijke verschijningsvorm van de bebouwing.

2.2.1 Ruimtelijke randvoorwaarden

Voor de invulling van het gebied is, in goed overleg met de initiatiefnemers en de gemeente, een stedenbouwkundig plan opgesteld. Beide partijen hebben hiervoor hun randvoorwaarden aangegeven. De gemeentelijke randvoorwaarden zijn hierna per thema genoemd. In onderstaande afbeelding staat een overzicht van deze gemeentelijke randvoorwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.KoebergZuid-BPC1_0004.png"

Ruimtelijke randvoorwaarden

Groen

Het groen, dat de identiteit van de wijk vormt, is in de nabijheid aanwezig. Ook langs de binnenkort gesloopte portiekflat is het groen aanwezig. Dit groen moet zichtbaar zijn vanaf het centrale plein, het nieuwe (kloppende) hart van het plangebied.

Accent en begeleiding

De locatie ligt op een Y-kruising van drie wegen, waaronder de Zuiderlaan en de Rembrandtlaan. Vanuit deze drie richtingen moet het plein herkenbaar zijn. Hiervoor is het noodzakelijk een accent op de 'kop' te realiseren. Daarnaast is het van belang dat er langs de Rembrandtlaan en de Zuiderlaan sprake is van een continuïteit door de aanwezigheid van minimaal 2 bouwlagen. Alleen op bestaande bebouwing zoals de huidige supermarkt is dit niet mogelijk. Hier zal de gevel langs de Rembrandtlaan een hoogte krijgen van minimaal 5 meter. De bebouwing krijgt een open en leefbare uitstraling.

Plein

Het nieuwe (kloppende) hart voor Koedijkslanden en Berggierslanden is een mooi centraal plein. Om een mooi plein te maken heb je 'wanden' nodig. Deze moeten in een bepaalde verhouding tot elkaar staan. Het plein vormt de centrale plek voor de wijk, en straalt dit ook uit. De uitstraling is duurzaam en verzorgd. De sfeer lokt een verblijf uit, door de aanwezigheid van bijvoorbeeld terrasjes of bankjes. Bij de inrichting moet rekening gehouden worden met de bezonning.

Parkeren

Het parkeren gebeurt, gezien de situatie, op drie centrale plekken. Een goede bereikbaarheid vanaf de hoofdontsluiting is daarbij van belang. De parkeerterreinen moeten echter niet het beeld vormen voor het nieuwe hart.

2.2.2 Stedenbouwkundig plan

De gemeentelijke ruimtelijke randvoorwaarden zijn vertaald in een stedenbouwkundig plan voor de herontwikkeling van het winkelcentrum Koedijkslanden. Het kenmerkt zich door een combinatie van oud en nieuw. Herstructurering vindt plaats door een aantal bestaande gebouwen te vervangen door nieuwbouw om zo de stedenbouwkundige ruimte opnieuw vorm te geven. De nieuwe en te handhaven gebouwen geven ruimte aan woningen en winkels. Daarbij is het van belang dat alle onderdelen goed op hun plek staan. Er is genoeg ruimte voor alle bij de woon- en winkelfuncties horende voorzieningen (waaronder parkeren) en de openbare ruimte duurzaam is gericht op verblijf en ontsluiting.

Gewenste functies

Vanuit de initiatiefnemers is genoemd dat het plangebied na realisatie in eerste instantie in ieder geval de volgende functies heeft:

  • Wijkservicepunt;
  • 34 Zorgwoningen (Woonconcept);
  • 36 Zorgwoningen (Woonconcept);
  • 26 driekamer sociale huurwoningen (Woonconcept);
  • Circa 4.750 m2 brutovloeroppervlak (bvo) commerciële ruimte (De Hoge Dennen Vastgoed en overige eigenaren).

Toelichting stedenbouwkundig plan

Hierna staat per deel van het stedenbouwkundig plan een korte beschrijving. Daarmee wordt duidelijk hoe de randvoorwaarden zijn vertaald naar een stedenbouwkundig plan. De belangrijkste uitgangspunten voor het bestemmingsplan worden hier ook benoemd.

Plein

Het nieuwe plein is het hart van het winkelcentrum en wijk Koedijkslanden en Berggierslanden. Aan het plein komt, naast winkels, ook een wijkservicepunt. Hierdoor ontstaat meer levendigheid op het plein, waardoor het een echt hart wordt.

Het plein loopt uit in een nieuwe winkelstrip aan de westzijde van het plangebied. Het noordelijk deel van het plein en deze winkelstrip zijn autovrij, op het zuidelijk deel van het plein is plaats voor (kort-)parkeren.

Oostelijk plandeel

In het oostelijk deel van het plangebied worden de bestaande schoolgebouw en de gymzaal gesloopt. Hiervoor in de plaats komt een gebouw met op de begane grond nieuwe commerciële ruimten. In de drie lagen erboven komen zorgwoningen (Woonconcept). Het gaat daarbij om zelfstandige wooneenheden waarbij zorg en begeleiding op afroep mogelijk is. Deze nieuwbouw vormt de oostelijke pleinwand en een markeringspunt op de hoek Rembrandtlaan-Zuiderlaan. Voor de verdere toekomst bestaat voor dit blok de wens om zorgwoningen om te kunnen zetten naar reguliere (huur)woningen. De exacte aantallen blijven in beginsel gelijk, de tijdspanne hiervoor is echter nog niet duidelijk.

Aan de noordzijde van dit plandeel is plaats voor nieuwe parkeerruimte voor de bezoekers van het winkelcentrum. De bewoners van de daarboven liggende woningen krijgen een afzonderlijk deel waar zij kunnen parkeren. In het plangebied worden, langs de Zuiderlaan, parkeerstroken (langsparkeren) aangelegd.

Westelijk plandeel

Aan de supermarkt in het westelijk plandeel wordt in oostelijke richting extra winkelruimte gecreëerd. Boven deze uitbreiding komen woningen in drie bouwlagen. Dit geheel vormt de nieuwe westelijke pleinwand. De bovenste laag van deze nieuwe uitbreiding ligt terug ten opzichte van de ondergelegen lagen en valt binnen een fictieve kaplijn. Dit heeft te maken met de bezonning van het plein. Door een terugliggende bovenste laag heeft het plein minder schaduwwerking van de bebouwing.

Het bestaande winkelbestand aan de westzijde van de supermarkt blijft gehandhaafd en wordt opgewaardeerd. Het gebouw krijgt aan een deel van de noordelijke gevel (dus ook de supermarkt) een nieuwe gevel, met een meer open uitstraling. De winkels krijgen daarmee niet meer de achtergevels, maar de voorgevels naar het parkeerterrein toe. Aan de zuidzijde is een uitbreidingsmogelijkheid van de bestaande winkels.

Langs de Rembrandtlaan vindt, in de zuidwestelijke hoek, nieuwbouw van een appartementengebouw plaats in vier bouwlagen. Ook bij dit woongebouw wordt de bovenste laag terugliggend uitgevoerd binnen een fictieve kaplijn. De reden hiervoor is het voorkomen van het idee van een grote (nieuwe) massa, voor de tegenovergelegen bebouwing aan de Rembrandtlaan.

Het parkeerterrein ten noorden van de winkelstrip is bedoeld voor bezoekers van het winkelcentrum en bewoners van de woningen boven het winkelcentrum. Daarnaast kunnen de bewoners parkeren op het maaiveld onder de nieuwe woningen aan de Rembrandtlaan. Aanvullend wordt aan de noordzijde van de Rembrandtlaan een parkeerstrook (langsparkeren) voor de bewoners en bezoekers gerealiseerd.

Noordelijk plandeel

In het noordelijk plandeel wordt de bestaande portiekflat volledig gesloopt. Hier komt de nieuwbouw van zorgwoningen voor Woonconcept. De nieuwbouw wordt gerealiseerd in de vorm van twee met elkaar in verbinding staande gebouwen. Het noordelijke deel van het gebouw is twee bouwlagen hoog, het zuidelijke drie. De bebouwing is voorzien van een plat dak.

De nieuwbouw vindt plaats in de groene long van de woonwijk. Deze long verbindt het plein met de het park noordelijk van het plangebied. Aan de zuidzijde van dit plandeel vormt de nieuwbouw de noordelijke pleinwand. Op de begane grond aan het plein komt een wijkservicepunt.

Het parkeren voor de bewoners en bezoekers van deze nieuwbouw vindt hier plaats langs de randen van de groene long.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft het van belang zijnde provinciale en gemeentelijke beleid. Het rijksbeleid geeft geen directe uitgangspunten voor de ontwikkeling in het plangebied. De ontwikkeling is daarvoor naar aard en schaal te kleinschalig.

3.1 Provinciaal Beleid

Het provinciale beleid schept in veel gevallen een beleidskader, dat door de gemeenten verder uitgewerkt wordt. Daarnaast blijft algemeen provinciaal beleid een toetsingskader, in dit geval de Omgevingsvisie Drenthe, de Provincialeomgevingsverordening en de Beleidsnota Wonen.

3.1.1 Omgevingsvisie Drenthe

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is hét strategisch kader voor de ruimtelijk - economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020.

Het doel van de omgevingsvisie is het koesteren van kwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij die kwaliteiten. Het is een streven naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en behoud van bestaande kwaliteiten.

Wat betreft het wonen wordt gestreefd naar een aantrekkelijk, gevarieerd en leefbaar woonmilieu dat voorziet in de woonvraag. Het doel is dat eerst wordt ingezet op het gebruik van ruimte binnen bestaand bebouwd gebied (bijvoorbeeld door herstructurering, verdichting, inbreiding of functieverandering). De ontwikkeling in het plangebied past wat het onderwerp wonen betreft goed in het provinciale beleid. Meer concrete uitspraken voor de ontwikkeling in het plangebied worden in de omgevingsvisie niet gedaan.

3.1.2 Provinciale omgevingsverordening

In de Provinciale omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe de Omgevingsvisie Drenthe (deels) door naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De Omgevingsvisie als structuurvisie bindt alleen de provincie zelf.

Binnen de verordening komt aan gemeenten een belangrijke rol toe. Inhoudelijke bepalingen zijn veelal als verantwoordingsplicht ingericht en niet normstellend. Aan gemeenten komt ruimte toe om inhoudelijk - tot op zekere hoogte - een eigen invulling te geven, mits deugdelijk onderbouwd.

Het plangebied ligt geheel binnen "Bestaand stedelijk gebied". Voor 'wonen' geeft de verordening aan dat een ruimtelijk plan (bijvoorbeeld dit bestemmingsplan) geen nieuwe woningbouw toelaat die buiten de afspraken tussen woonregio en de provincie vallen. De woningbouwontwikkeling die in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt valt binnen de afspraken die zijn gemaakt. Daarnaast is sprake van zorgwoningen. De zorgwoningen vallen buiten de woningbouwafspraken, want deze drukken niet op de (reguliere) woningbouwprogramma. De woningbouw in het plangebied past binnen de vereisten uit de verordening.

De in dit plangebied te realiseren nieuwe detailhandel valt in de verordening onder 'bedrijvigheid'. Daarbij is aangegeven dat het van belang is dat de nieuwe detailhandel een ruimtelijk plan niet voorziet in nieuwe locaties voor detailhandel, voor zover deze ten koste gaan van de bestaande detailhandelsstructuur in winkelcentra en binnensteden. In het plangebied gaat het om de uitbreiding van een bestaand winkelcentrum. Door de nieuwe detailhandel wordt de functie van het bestaande winkelcentrum versterkt. De draagkracht van het winkelcentrum wordt daarmee vergroot. Bovendien gaat de uitbreiding niet ten koste van de detailhandelsstructuur van het centrum van Meppel, omdat het om branches gaat die meer gericht zijn op de dagelijkse boodschappen.

Daarnaast is het van belang dat de ontwikkeling vergezeld moet gaan van een beeldkwaliteitplan. Dit beeldkwaliteitplan is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.

3.1.3 Beleidsnota Wonen

Naar aanleiding van de nota Mensen, Wensen, Wonen van (december 2000) de toenmalige staatssecretaris (VROM), heeft de provincie Drenthe een Beleidsnota Wonen opgesteld. De provincie geeft hierin aan dat haar beleid gericht is op stimulering van de kwaliteit van het wonen in Drenthe, waarbij de eerste prioriteit op de herstructurering van bestaande woonwijken ligt.

De Beleidsnota Wonen is vervallen door de komst van de Omgevingsvisie en -verordening, waarin voorwaarden worden genoemd voor het beleidsveld wonen. Daarnaast is het woonbeleid van de provincie nader uitgewerkt in het gemeentelijk beleid.

3.2 Gemeentelijk Beleid

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het gemeentelijk beleid dat voor de ontwikkeling in het plangebied van belang is. Daarbij gaat het in eerste instantie om meer algemeen beleid, bijvoorbeeld de Ontwikkelingsvisie 2030 en het Ruimtelijk programma 2020, en daarna om meer sectoraal beleid, bijvoorbeeld het Woonplan Gemeente Meppel en de Detailhandelsvisie.

3.2.1 Ontwikkelingsvisie 2030

Meppel neemt in de regio een centrale positie in, zowel op het gebied van werkgelegenheid en voorzieningen als op het gebied van wonen. Het onderscheidende van Meppel is de combinatie van een stedelijke sfeer en een aantrekkelijk voorzieningenaanbod in de binnenstad, en rust en ruimte in de omliggende wijken en kernen.

Detailhandel

De huidige samenstelling en de omvang van de detailhandel weerspiegelt de regionale functie van Meppel. De gemeente richt zich in de ontwikkelingsvisie vooral op een kwalitatieve en kwantitatieve versterking van de detailhandelsfunctie van de binnenstad. Daarnaast vindt de gemeente het belangrijk dat op wijk- en dorpsniveau detailhandel voor de dagelijkse boodschappen aanwezig zijn en blijven. De bestaande branches mogen in die winkelcentra worden aangevuld met nog ontbrekende detailhandel.

De ontwikkeling in het plangebied zorgt voor een aanvulling in het bestaande aanbod voor dagelijkse boodschappen. De ontwikkeling past binnen het beleid van de ontwikkelingsvisie.

Wonen

In Meppel wonen circa 32.000 mensen. Meppel wil groeien tot circa 40 á 45.000 inwoners in 2030 en staat een beheerste groei voor. De gemeente hanteert dit aantal echter niet als harde doelstelling. De gemeente richt zich in de eerste plaats op (maar zeker niet uitsluitend) gezinnen en (actieve) senioren.

Meppel kent een relatief sterke sociale cohesie. Dit vraagt om onder meer een adequaat voorzieningenniveau in de wijk of de nabijheid daarvan. De aandacht van de gemeente richt zich daarbij vooral op groepen die relatief weinig te kiezen hebben op de woningmarkt, zoals huishoudens met een bescheiden inkomen of mensen met een zorgbehoefte.

Meppel hanteert als uitgangspunt dat ouderen en mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking zo lang mogelijk zelfstandig moeten kunnen wonen. De Beleidsnota Wmo 2008-2011 beschrijft de opgave en de inzet van de gemeente. De gemeente heeft kwaliteit van het woonaanbod hoog in het vaandel staan.

Bij de ontwikkeling in het plangebied worden naast sociale huurwoningen ook zorgwoningen gerealiseerd. De ontwikkeling in het plangebied past daarom goed binnen de ambities op het gebied van wonen.

3.2.2 Ruimtelijk programma 2020

Het Ruimtelijk programma 2020 is een uitwerking van de Ontwikkelingsvisie2030, in de vorm van een “vertaling“ van de ontwikkelingsvisie in een concretere programmatische aanpak. Het Ruimtelijke Programma dient hiermee onder meer als afwegingskader voor de diverse projecten.

Voor de ontwikkeling in het plangebied geeft dit beleidsstuk geen concrete aanwijzingen. Wel is aangegeven dat, op verzoek van de gemeenteraad, een plan van aanpak voor de wijkontwikkeling Koedijkslanden opgesteld moet worden. In dat plan van aanpak komt de nadruk te liggen op het voorzieningenaanbod in Koedijkslanden in relatie tot Berggierslanden.

Bij de ontwikkeling in het plangebied is, vooral wat betreft de uitbreiding van de detailhandel, aangegeven dat deze ook voor de bewoners van Berggierslanden bedoeld is. Op die manier heeft de uitbreiding voldoende draagvlak.

3.2.3 Beleidsnota Wmo 2008-2011

De gemeente heeft in 2007 de Beleidsnota Wmo 2008-2011 opgesteld naar aanleiding van de invoering van de Wet Maatschappelijke ondersteuning (Wmo) op 1 januari 2007. De beleidsnotitie beoogt het brede beleidsterrein van de maatschappelijke ondersteuning integraal vorm te geven. Daarbij gaat het onder meer om de combinatie wonen en zorg.

De gemeente zet zich in om allerlei maatregelen uit te kunnen voeren, die leiden tot het versterken van de leefbaarheid in Meppel, het versterken van de zorgzame samenleving en het verstrekken van passend aanbod van collectieve en individuele ondersteuning. Het huidige aanbod aan ondersteuning wordt hiermee verbeterd, de samenleving en de burger worden gefaciliteerd bij initiatieven die passen binnen het gemeentelijk beleid dan wel de wijkvisie en de leefbaarheid (veiligheid, meedoen aan de maatschappij, gezondheid) in Meppel wordt bevorderd.

Een belangrijk onderdeel bij het aspect 'leefbaarheid' is het accommodatiebeleid. Daarbij is geconstateerd dat het aanbod steeds meer afwijkt van de vraag en dat binnen alle sectoren (sport, onderwijs, welzijn en cultuur) sprake is van enig ruimtetekort. Bij vervanging van oude accommodaties wordt ingezet op het bouwen van multifunctionele accommodaties. Dit biedt een kans om de bezettingsgraad te verhogen en de verschillende activiteiten zich met elkaar te laten 'besmetten'.

Naast detailhandel worden bij de ontwikkeling in het plangebied nieuwe zorgwoningen gerealiseerd. Daarnaast is sprake van de realisatie van (onder meer) een wijkservicepunt. Deze functiemenging in het plangebied past binnen het hiervoor genoemde beleid van multifunctionele accommodaties.

3.2.4 Woonplan Gemeente Meppel

Het beleid van de Ontwikkelingsvisie 2030 voor het aspect wonen is in het Woonplan verder uitgewerkt. Dit woonplan geeft aan waar de gemeente Meppel op inzet om de ambities waar te maken. Meppel wil de kwaliteit van de woon- en leefomgeving behouden en waar nodig en mogelijk verbeteren.

Het behoud van voldoende huisvestingsmogelijkheden voor mensen met een bescheiden inkomen is en blijft voor Meppel een belangrijk uitgangspunt. Het gaat daarbij om het vergroten van de beschikbaarheid van het betaalbare aanbod.

Daarnaast is het van belang om te bouwen voor senioren die niet meer zo goed ter been zijn of mensen met een andere zorgvraag. Die willen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen, waarbij de vertrouwde omgeving de voorkeur heeft. De gemeente Meppel geeft deze huishoudens de kans, door tot 2020 de behoefte aan 130 zorgwoningen op stedelijk niveau te faciliteren.

Door de ontwikkeling van zorgwoningen en sociale huurwoningen in het plangebied wordt aan de beleidsuitgangspunten vanuit het Woonplan voldaan. Op dit moment wordt het Woonplan geactualiseerd. Wanneer nodig wordt deze toelichting daar (voor de vaststelling) aan aangepast.

3.2.5 Detailhandelsvisie

Het beleid van de gemeente Meppel is gericht op versterking van de positie als regionaal koopcentrum. Dit beleid is vastgelegd in de ontwikkelingsvisie 2030: “een ambitieuze ontwikkeling in evenwicht”. In de gemeente Meppel zijn er op detailhandelsgebied diverse ontwikkelingen en initiatieven gaande. Hierbij gaat het onder meer om de verschillende wijk- en buurtcentra en de verspreid aanwezige perifere detailhandel.

De gemeente Meppel ambieert een hoge koopkrachtbinding van de eigen bevolking en een sterke regionale verzorgingspositie voor de direct omliggende gemeenten. De boodschappencentra (waaronder de wijkwinkelcentra) fungeren als ontmoetingscentra en 'hart' van de wijken. Het dagelijkse verzorgingsniveau in de buurten, wijken en dorpen moet op een goed niveau blijven. Dit geldt dus ook voor het winkelcentrum Koedijkslanden.

Voor Koedijkslanden wordt specifiek genoemd dat een opwaardering van het winkelaanbod op zijn plaats is, door de toename van het bevolkingsdraagvlak vanuit Berggierslanden. Deze opwaardering kan bestaan uit een uitbreiding van de bestaande supermarkt, de toevoeging van een tweede supermarkt, de uitbreiding van het winkeloppervlak en het verbeteren van de uitstraling van het winkelcentrum. De gemeente faciliteert hierbij particuliere initiatiefnemers. De ontwikkeling in het plangebied past dus binnen de kaders van de Detailhandelsvisie.

3.2.6 Beleidsnotitie Maatschappelijke Voorzieningen in Bestemmingsplannen

De Beleidsnotitie Maatschappelijke Voorzieningen in Bestemmingsplannen is op 1 december 2005 door de gemeenteraad van Meppel vastgesteld. In de oudere bestemmingsplannen, die bijna overal in Meppel gelden, is een strikt onderscheid gemaakt tussen de verschillende sociaal-maatschappelijke functies (onderwijs heeft een bestemming onderwijs, sport een bestemming sport etc.). In de nieuwste plannen zijn al deze functies onder één brede maatschappelijke bestemming gevoegd. De definitie van deze functie is: Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen. Dit is bewust gedaan, om de bestemmingsplannen flexibeler te maken, zo kan in een vrijkomende school een kerk worden gevestigd en vice versa.

Binnen de stad Meppel is een aantal gebiedstypen te onderscheiden. Per gebied is omschreven welke maatschappelijke voorzieningen er nu zijn gevestigd, en welke in de toekomst gewenst zijn (eventueel. onder voorwaarden). Ook hierbij is weer gekeken naar de bovengenoemde criteria. Voor onderhavig plangebied geldt dat de volgende functies vallen onder de bestemming Maatschappelijk:

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.KoebergZuid-BPC1_0005.png"

Mogelijke maatschappelijke functies

Concreet betekent dit dat alle maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. Het criterium van de omvang van de voorzieningen vindt zijn weerslag in het bestemmen van de bestaande en gewenste situaties. Een verdere toelichting op de exacte manier van bestemmen wordt gedaan in hoofdstuk 5.

3.2.7 Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan (GVVP)

Op 22 april 2010 heeft de gemeenteraad van Meppel het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan 2010 vastgesteld. Het doel van het GVVP is het vastleggen van de beleidsuitgangspunten voor het verkeer en vervoer in de gemeente Meppel voor de periode tot 2015. Daarbij wordt een doorkijk gegeven naar een langere periode, wat aansluit bij de (ruimtelijke) ambities die de gemeente Meppel heeft.

De gemeente Meppel is momenteel voor alle modaliteiten goed bereikbaar vanuit de omgeving. Deze goede bereikbaarheid blijft minimaal behouden.

De bereikbaarheid binnen Meppel, vooral die van bestemmingen in de historische binnenstad is niet optimaal. Dit geldt zowel voor het gemotoriseerde als het langzaam verkeer. De bereikbaarheid van het plangebied daarentegen is goed en wijzigt na de realisatie van de ontwikkeling in het plangebied niet. Het behoud van de goede bereikbaarheid is belangrijk.

Daarnaast zet de gemeente in op de verdere verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en de verkeersveiligheidssituatie. De categorie-indeling van het gemeentelijk wegennet is hiervoor de basis. De wegen in en direct rond het plangebied zijn in het wensbeeld aangemerkt met de categorie 'erftoegangsweg'.

3.2.8 Nota Parkeerbeleid Meppel

In deze nota wordt het parkeerbeleid van de gemeente Meppel beschreven ten aanzien van het parkeren in Meppel in het algemeen en als beleidsinstrumentarium. De gemeente Meppel wil de kwaliteit van de binnenstad vergroten. Daarnaast is het een doel om de bereikbaarheid voor auto, fiets en openbaar vervoer te garanderen of verder te verbeteren. Onderdeel hiervan is het creëren van een prettige parkeersituatie.

De nota richt zich vooral op het parkeren in de binnenstad en een zone daar direct om heen. Daarnaast geeft het beleid ook aanwijzingen voor het parkeren buiten dat gebied. Het is in alle gevallen van belang bij een nieuwe ontwikkeling voldoende parkeergelegenheid te realiseren. Het beleid geeft aan dat voor (het gebied rond) het plangebied andere normen gelden dan voor de binnenstad en de zone daar direct om heen. Hier is in dit bestemmingsplan rekening mee gehouden.

3.2.9 Welstandsnota

Op 3 juni 2004 is de welstandsnota vastgesteld door de gemeenteraad. De welstandsnota gaat over het duurzaam bevorderen van de kwaliteit van bebouwing en omgeving in de gemeente Meppel. De welstandstoets is daarbij een belangrijk hulpmiddel. Door middel van welstandscriteria wordt zo concreet mogelijk aangegeven aan welke uitgangspunten de ontwerper van een bouwplan zich moet houden. Deze uitgangspunten zijn deels algemeen en deels gebiedsgericht verwoord in criteria. Ontwikkelingen waarbij het gaat om bouwen moeten in principe voldoen aan de gestelde criteria.

Voor de ontwikkeling in het plangebied is een stedenbouwkundig en beeldkwaliteitsplan opgesteld, dit is bijgevoegd in de bijlagen bij deze toelichting. De uitgangspunten vanuit het 'Stedenbouwkundig plan' waren hiervoor onder meer een belangrijke basis. Het beeldkwaliteitplan wordt voor dit gebied vervangen in de welstandsnota. Gezamenlijk met dit bestemmingsplan worden beide documenten vastgesteld door de raad. De belangrijkste uitgangspunten met betrekking tot de plaatsing en afmetingen van bebouwing zijn daarnaast meegenomen in dit bestemmingsplan. Paragraaf 3.2.10 gaat kort in op het beeldkwaliteitplan.

3.2.10 Beeldkwaliteitplan

Het beeldkwaliteitplan - als bijlage opgenomen - geeft een aanvulling op de juridische regeling van dit bestemmingsplan, door kaders te geven voor de beeldkwaliteit. Het geeft een aanvulling vooral op het gebied van de vormgeving van de gebouwen en de openbare ruimte. Daarbij wordt onder meer ingegaan op materialen en kleuren. Gedacht kan worden aan situering, massa, vormgeving, uiterlijk, materialen en kleuren.

Hoofdstuk 4 Planologische Randvoorwaarden

Het uitgangspunt is dat in de beoogde situatie en tijdens de uitvoering van het plan, een goede omgevingssituatie bestaat. Dit hoofdstuk geeft in relatie tot het plan een omschrijving van ieder omgevingsaspect.

4.1 Milieu

De ontwikkeling in het plangebied levert mogelijk milieuhinder op voor de woningen in de omgeving ervan. In deze paragraaf wordt dit beschreven.

4.1.1 Bedrijven en milieuzonering

Een eerste indicatie van mogelijke hinder is te achterhalen door het raadplegen van de VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering".

De bedrijven in het plangebied betreffen vooral detailhandelsfuncties die vallen in de categorieën 1 en 2. Dit zijn categorieën met een richtafstand van respectievelijk 10 en 30 meter ten opzichte van een rustige woonwijk, of een rustig buitengebied. Deze bedrijfscategorieën zijn goed verenigbaar met woningen.

Daarnaast is bij het plangebied sprake van een gemengd gebied en niet van een stille woonwijk, door de aanwezigheid van verschillende functies. Hierdoor is een reductie van de afstanden met één categorie mogelijk. Dit betekent dat de hinderafstand van 30 meter gereduceerd kan worden naar 10 meter. Alle woningen in de omgeving van het plangebied liggen buiten deze indicatieve hinderzone. Hinder van de aspecten geluid, geur, stof en gevaar vanaf het plangebied is daarom in eerste instantie niet aannemelijk.

Wel is het aspect geluid een aandachtspunt, in verband met onder andere het laden en lossen en wordt daar nader op ingegaan in 4.1.2.

4.1.2 Geluid

Het aspect geluid is in het plangebied van belang voor het laden en lossen van vrachtwagens bij de supermarkt (Activiteitenbesluit). Hoewel het plangebied ogenschijnlijk aan doorgaande wegen (Rembrandtlaan en Zuiderlaan) ligt, is onderzoek naar wegverkeerslawaai niet nodig. De wegen hebben namelijk geen wettelijk vastgelegde geluidszone, omdat ze gecategoriseerd zijn als erftoegangsweg en een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben (Wet geluidhinder). Bovendien valt het plangebied ook buiten de inventarisatieafstand voor geluid van de snelweg A32 en de spoorlijn Meppel-Zwolle. Daarnaast is industrielawaai niet van toepassing. Het plangebied valt buiten de zones van het gezoneerde industrieterrein Oevers.

Het laden en lossen voor de supermarkt valt onder het Activiteitenbesluit. Hiervoor is een akoestisch onderzoek uitgevoerd en bijgevoegd in de bijlagen bij dit plan. Het onderzoek is bedoeld voor het vaststelling van de geluidsemmissie van de bedrijven (winkels, etc) op de omgeving, het vaststellen van de geluidsbelasting op de omgeving en het toetsen van de berekende geluidsniveaus aan de betreffende voorschriften. Daarbij gaat het om langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidsniveaus als gevolg van de representatieve bedrijfssituatie.

Uit het onderzoek naar de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus blijkt dat er overdag voldaan wordt aan deze niveaus. Overschrijdingen door installaties kunnen worden voorkomen door het nemen van de nodige maatregelen. Andere overschrijdingen die plaatsvinden worden vooral veroorzaakt door personenauto's die van en naar het winkelcentrum rijden. Dit geldt vooral in de dag- en avondperiode. De geluidswering van de woningen is toereikend om een acceptabel binnenniveau te handhaven.

Het maximale geluidsniveau wordt veroorzaakt door het optrekken en remmen van vrachtwagens van en naar het winkelcentrum en het sluiten van portieren van personenauto's. De piekgeluiden hiervan worden beperkt tot de dagperiode, omdat tijdens deze periode de bevoorrading plaatsvindt en de meeste bezoekers naar het winkelcentrum komen. Bezoekers zijn in de dag- en avondperiode onvermijdelijk, in verband met de openingstijden van de winkels. In de nachtperiode zijn de piekniveaus acceptabel, omdat de hinder ten gevolge van het sluiten van de portieren dan beperkt is. Het aantal bezoekers is immers minimaal.

4.1.3 Bodem

Bodem is een belangrijk toetsingskader op het moment dat nieuwe ontwikkelingen spelen. Vooral bij nieuwe woningbouwontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op een bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd. Omdat het plangebied op dit moment nog bebouwd is, is het niet mogelijk om al een bodemonderzoek uit te voeren in het gehele plangebied. Wel is een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd voor die delen van het plangebied waar dit mogelijk was. Vervolgens is een nader bodemonderzoek uitgevoerd, dit laatste is toegevoegd in de bijlagen bij dit plan. In de bijlagen bij dat onderzoek is ook het verkennend milieukundig bodemonderzoek gevoegd.

Het onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de resultaten van het verkennend milieukundig onderzoek (augustus 2012). Het verkennende onderzoek had tot doel inzicht te geven in de kwaliteit van de bodem, in verband met de gewenste ontwikkeling in het plangebied. Uit het verkennend milieukundig onderzoek blijkt dat het plangebied over het algemeen milieukundig onverdacht is en dat geen aanvullend onderzoek nodig is. Dit omdat er of geen overschrijding plaatsvindt van streef-, detectie- en/of tussenwaarden.

Voor de specifieke locatie Rembrandtlaan 24 is een aanvullend onderzoek uitgevoerd, om inzicht te geven in de mate van een bekende verontreiniging in het grondwater bij dat perceel. Uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van een ernstige verontreiniging. Maar omdat deze veroorzaakt is voor 1987 is sanering niet spoedeisend. Dit volgt uit de kaders van de Wet bodembescherming.

4.1.4 Luchtkwaliteit

Een goede luchtkwaliteit is van belang voor een goed leefklimaat. In de huidige situatie heeft de lucht in het plangebied een goede kwaliteit. Door de ontwikkeling in het plangebied neemt het aantal verkeersbewegingen toe. Een wijziging in de luchtkwaliteit is daarom niet uitgesloten. Voor de luchtkwaliteit is een worst-case berekening gemaakt met behulp van de Nibm-tool (beschikbaar via het ministerie). Uit die berekening blijkt dat de bijdrage van het verkeer mogelijk in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Voor de exacte bijdrage is een nader onderzoek nodig. Dit onderzoek is uitgevoerd en bijgevoegd in de bijlagen.

Onderzoek

De Wet milieubeheer luchtkwaliteiteisen vormt geen belemmering vormt voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Dit blijkt uit de uitkomsten van het onderzoek. Het extra verkeer leidt tot een toename van de concentraties luchtverontreinigende stoffen, maar in geen geval tot overschrijding van de normen.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie

In opdracht van de gemeente Meppel is een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemaakt. Met de archeologische beleidsadvieskaart heeft de gemeente Meppel een instrument in handen op basis waarvan zij op een verantwoorde manier met haar bodemarchief kan omgaan. Het beleid geeft een indicatie van de trefkans voor archeologische waarden. Op hoofdlijnen worden drie verwachtingszones onderscheiden: lage verwachting, middelhoge verwachting en hoge verwachting. In onderstaande afbeelding staat een fragment van de archeologische beleidskaart met daarop de verwachtingszones.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.KoebergZuid-BPC1_0006.png"

Archeologische beleidskaart

Voor het plangebied geldt een middelhoge verwachtingswaarde. In zones met een middelhoge verwachting (veenbedekte zones, stuwwal, beekdalen en zandgronden) wordt een vrijstellingsgrens van 1.000 m2 gehanteerd. Voor projecten waarvan de bodemverstoring een oppervlak van minder dan 1.000 m2 beslaat hoeft geen onderzoek te worden uitgevoerd. Omdat de ontwikkeling in het plangebied groter is, is een archeologisch verkennend onderzoek uitgevoerd.

Onderzoek

In een eerder stadium is voor het plangebied een verkenning uitgevoerd (in 2009, zie bovenstaande afbeelding, vak 29674). Daaruit bleek dat een (vervolg) booronderzoek werd aanbevolen. De mogelijke archeologische waarden liggen naar verwachting dicht onder het maaiveld en worden naar alle waarschijnlijkheid door de bouwactiviteiten verstoord. In afwijking van de aanbeveling uit de verkenning, heeft de gemeente Meppel besloten een aanvullend booronderzoek niet noodzakelijk te achten. De verkenning is opgenomen in de bijlagen.

Vervolgens is in 2013 een verkennend inventariserend veldonderzoek (door middel van boringen) uitgevoerd in het plangebied. Dit onderzoek is in de bijlagen opgenomen. Dit onderzoek geeft aan dat geen archeologische waarden in het plangebied zijn aangetroffen. De verwachting is bovendien dat deze ook dieper dan onderzocht niet aanwezig zijn. Dit heeft enerzijds te maken met de ophogingen die in het plangebied hebben plaatsgevonden en anderzijds met het historische gebruik als weiland (dus geen nederzettingen). De gewenste ontwikkeling kan in het plangebied plaatsvinden. Wanneer tijdens de werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen, moet dit gemeld worden bij de bevoegde overheidsinstantie (de gemeente Meppel). Archeologie hoeft geen specifieke regeling in dit bestemmingsplan.

Cultuurhistorie

Op dit moment zijn in en in de directe omgeving van het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig, waar in dit bestemmingsplan rekening mee gehouden moet worden. Het plangebied kent geen gemeentelijke en rijksmonumenten.

4.3 Water

Water is een belangrijk ordenend principe in de ruimtelijke ordening. Bij nieuwe ontwikkelingen is het van belang te achterhalen wat de invloed op de bovengrondse en ondergrondse waterstromen is. Daarbij gaat het niet alleen om de waterkwantiteit, maar ook om de waterkwaliteit.

Een eerste instrument om dit te achterhalen is de watertoets, deze is aangevraagd bij het beheersend waterschap Reest en Wieden. Uit de watertoets blijkt dat de ontwikkeling in het plangebied geen directe waterschapsbelangen raken. De redenen hiervoor zijn opgenomen in de standaard waterparagraaf, die is opgenomen in de bijlagen bij dit plan.

4.4 Ecologie

Bij ruimtelijke plannen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden ter plaatse en in de directe omgeving van het plangebied. Bescherming in het kader van de natuurwet- en -regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Bij gebiedsbescherming zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van toepassing. Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen aangewezen worden als Natura 2000. In en in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van Natura 2000- en EHS-gebieden. Op enige afstand oostelijk van het plangebied is de EHS aanwezig. De ontwikkeling in het plangebied heeft hierop geen invloed, in verband met de afstand en de aard en schaal van de ontwikkeling.

Soortenbescherming

Soortenbescherming is altijd aan de orde, de Flora- en faunawet is hiervoor bepalend. De Flora- en faunawet is gericht op het duurzaam in stand houden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Het plangebied biedt mogelijk verblijfs-, doorvlieg- en foerageergebied voor beschermde soorten. Bijvoorbeeld voor vleermuizen, door de aanwezigheid van de (oudere bakstenen) gebouwen en het groen. In dat kader wordt voor het plangebied een ecologische quickscan uitgevoerd.

Ecologische quickscan

In juni 2012 is een ecologische quickscan naar de voorkomende (beschermde) soorten in het plangebied afgerond. Een eerste conclusie van het onderzoek is dat in het plangebied weinig beschermde soorten aanwezig zijn. Wel zijn vaste verblijfplaatsen van algemene soorten (bijvoorbeeld Egel en Huisspitsmuis) aanwezig. Deze zijn laag beschermd. Voor de aanwezige (laag beschermde) algemene soorten geldt dat deze zo weinig mogelijk hinder mogen ondervinden van de werkzaamheden in het plangebied. In de quickscan worden hiervoor aanbevelingen gedaan. De quickscan is opgenomen in de bijlagen bij dit plan.

In de gebouwen zijn potentieel geschikte vaste verblijf- en voortplantingsplaatsen voor vleermuizen. In de panden zijn verschillende geschikte invliegopeningen aanwezig, vooral in de vorm van open stootvoegen die toegang bieden tot de achterliggende spouw. Door de sloop en verbouwing van de gebouwen verdwijnen mogelijk verblijfplaatsen van vleermuizen. Aanvullend onderzoek (in de periode juni t/m september) naar de daadwerkelijke aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen is dan ook noodzakelijk. Dit aanvullende onderzoek is uitgevoerd en toegevoegd in de bijlagen bij dit plan.

Uit het aanvullende vleermuizenonderzoek blijkt dat waarnemingen van vleermuizen zijn gedaan. De aangetroffen soorten hebben verblijfplaatsen in en net buiten het plangebied. De vleermuizen zitten daarbij in de spouw van muren. In het plangebied is geen sprake van onmisbaar foerageergebied, hoewel de vleermuizen wel in de groene elementen in het plangebied foerageren.

Het blijkt dat de werkzaamheden wel mogelijk zijn, maar dat speciale aandacht voor vleermuizen van belang is bij het uitvoeren van de sloopwerkzaamheden. De maatregelen die getroffen moeten worden voordat gesloopt kan worden zijn opgenomen in het onderzoek in de bijlagen. Waar nodig zijn deze maatregelen in de al gedane werkzaamheden doorgevoerd.

4.5 Externe Veiligheid

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Daarbij kan het gaan om stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en mobiele bronnen (transportroute gevaarlijke stoffen). Bij externe veiligheid worden het plaatsgebonden risico (dat zich in hoofdzaak richt op de kans op een ramp) en het groepsrisico (dat zich vooral richt op het aantal mogelijke slachtoffers) onderscheiden.

Het aspect externe veiligheid levert voor de ontwikkeling in het plangebied geen randvoorwaarden op. Het plangebied ligt niet binnen veiligheidscontouren (plaatsgevonden en groepsrisico) van inrichtingen en transportroutes. Deze zijn namelijk in en in de directe omgeving van het plangebied niet aanwezig.

Deze situatie mag na de realisatie van de ontwikkeling in de omgeving van het plangebied niet verslechteren. Daarom mogen in het plangebied geen bedrijven worden gerealiseerd waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen. Dit bestemmingsplan biedt een regeling dat dit voorkomt.

4.6 Laagvliegroute

Boven Nederland zijn laagvliegroutes aangewezen ten behoeve van Defensie. Laagvliegroute 10a loopt van Drachten, via Meppel, naar Deventer. Deze route loopt over het plangebied. Het gebruik van de route is met ingang van oktober 2002 opgeschort. Na beoordeling van de evaluatie van het laagvliegen wordt de knoop definitief doorgehakt. De minimumvlieghoogte op de laagvliegroute voor jachtvliegtuigen en transportvliegtuigen bedraagt 75 meter.

In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan (industrieterrein) "Oevers D" geeft het Ministerie van Defensie bij brief van 17 september 2009 aanwijzingen. Zij geeft aan dat de gemeente Meppel in het bestemmingsplan rekening moet houden met deze bestaande militaire laagvliegroute. Uit veiligheidsoogpunt acht Defensie de bouw van obstakels hoger dan 40 meter onder de laagvliegroute niet toelaatbaar.

In het plangebied wordt de bebouwing veel lager dan 40 meter, de maximaal toegestane bouwhoogte regelt dit. De laagvliegzone ondervindt daarmee geen hinder van de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de gronden en bouwwerken in het plangebied en hoeft niet specifiek geregeld te worden in dit bestemmingsplan.

4.7 Kabels, Leidingen En Straalpaden

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een ruimtelijk belang hebben. Daarbij gaat het om onder meer grotere water- en rioolpersleidingen. Over het plangebied loopt wel een straalpad. Ter plaatse van het straalpad geldt een maximale bouwhoogte van circa 40 meter. Zoals ook al aangegeven bij 4.6, wordt de nieuwbouw veel lager dan deze 40 meter. Het straalpad ondervindt geen hinder van de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de gronden en bouwwerken in het plangebied. Het straalpad is om die reden ook niet opgenomen en geregeld in dit bestemmingsplan.

4.8 Bezonning

Voor de ontwikkeling in het plangebied is een bezonningsstudie uitgevoerd. Bij deze bezonningsstudie is gekeken naar de verandering van de bezonning op de omliggende woningen, in relatie tot de huidige bebouwing. De basis hiervoor zijn de mogelijkheden vanuit het planologische regime; dit bestemmingsplan.

Uit de bezonningsstudie blijkt dat de situatie na realisatie van de nieuwbouw wijzigt. Vooral in het voor- en najaar en in de winter is de schaduwwerking van de nieuwbouw op de bestaande woningen groter. In de periode tussen 9.00 en 15.00 uur is over het algemeen geen sprake van een vergroting van de schaduwwerking. Dit is de periode dat de zon op zijn hoogst staat en over het algemeen de meeste warmte en energie geeft.

Ook in de zomer is sprake van een grotere schaduwwerking, dit is echter in alle gevallen pas na 18.00 uur en slechts op enkele woningen in de omgeving. De overige dagdelen - wanneer de zon op zijn hoogst staat - is geen sprake van schaduwwerking.

4.9 Verkeer En Parkeren

Het winkelcentrum Koedijkslanden wordt, na de verandering ervan, door een groter aantal personen gebruikt. Dit komt vooral door de toevoeging van en uitbreiding van functies, zoals detailhandel en wonen. Aangenomen wordt dat het plangebied meer verkeer aan gaat trekken en dat er meer parkeerplaatsen nodig zijn. In de planvorming is rekening gehouden met deze verwachtingen en zijn oplossingen gevonden voor het parkeren en de verkeersstromen. Deze zijn hierna kort beschreven en is ook in het "Beeldkwaliteitplan" opgenomen.

Het parkeren is in het plangebied, voor de detailhandel, horeca en school, geregeld op parkeerterreinen. Deze liggen aan de noord- en oostzijde van het winkelcentrum. Bij de portiekflat is het parkeren langs de straat geregeld, door middel van parkeervakken (dwarsparkeren). De parkeerbalans waarmee in dit bestemmingsplan gewerkt wordt is als volgt:

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.KoebergZuid-BPC1_0007.png"

De hoofdontsluiting van het plangebied vindt plaats vanaf de Rembrandtlaan. Aan de westzijde, in het midden van het plangebied en aan de oostzijde (ten noorden van de gymzaal), takken woonstraten aan op deze laan. De meest westelijke (B. van der Helststraat) leidt naar het parkeerterrein aan de noordzijde van de detailhandel. Bij dit parkeerterrein vindt ook het laden en lossen voor de supermarkt plaats. Langs de (voormalige) school loopt een straat (Adriaen van Ostadestraat) die het noordelijke deel van het plangebied verbindt met de Rembrandtlaan. Het parkeerterrein heeft tot slot een eigen aansluiting op de Rembrandtlaan. Rond de portiekflat zijn woonstraten aanwezig, die van belang zijn voor de ontsluiting van de daaraan liggende woningen en (portiek)flats.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

In dit hoofdstuk staat een toelichting op de juridische regeling van dit bestemmingsplan. In paragraaf 5.1 staat een algemene toelichting op de betekenis en opbouw van het bestemmingsplan en de achtergronden daarvan. In paragraaf 5.2 wordt de bestemmingsregeling van dit bestemmingsplan toegelicht.

5.1 Algemeen

5.1.1 Wat is een bestemmingsplan?

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden).

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);
  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken (aanleggen).

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening en de Wet milieubeheer zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid. Ten slotte is ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van belang. Deze komt nader aan de orde in paragraaf 5.1.4.

5.1.2 Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een enkelbestemming. De gronden met een bepaalde enkelbestemming zijn begrensd door het bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Aanvullend daarop kunnen de toegekende gebruiksmogelijkheden op twee manieren verder worden ingevuld:

  • Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en daarnaast soms een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  • Via een aanduiding. Een aanduiding is een vlak of een teken op de ruimtelijke verbeelding van het plan. Bij het vlak kan het gaan om een functieaanduiding. Het teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden en/of beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing. De (on)mogelijkheden van aangeduide gebieden kunnen zijn geregeld in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels, maar ook in een eigen regel in de Algemene aanduidingsregels.

Een toelichting op de in dit bestemmingsplan opgenomen enkel- en dubbelbestemmingen en opgenomen aanduidingen staat in 5.2.

5.1.3 Hoofdstukindeling van de regels

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

  • Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is de manier waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2) bepaald. De inhoudelijke opzet van deze regels wordt deels voorgeschreven in de SVBP2008.
  • Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Hierbij is een landelijk een hiërarchie afgesproken, waarbij eerst de enkelbestemmingen (alfabetisch) aan de orde komen en vervolgens de dubbelbestemmingen (ook alfabetisch). Per bestemming geven de bestemmingsomschrijving en de (specifieke) gebruiksregels aanwijzingen voor het gebruik. De bouwregels geven per bestemming aanwijzingen voor het bouwen van gebouwen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Eventueel zijn hierbij flexibiliteitsbepalingen - mogelijkheden voor afwijken met een omgevingsvergunning en/of wijzigingsbevoegdheden - opgenomen. Daarnaast kan het voorkomen dat een bestemming voorzien is van een omgevingsvergunningstelsel. Dit bepaalt bijvoorbeeld welke werken en/of werkzaamheden alleen mogelijk zijn na verlening van een omgevingsvergunning. Vaak zijn de flexibiliteitsbepalingen en het omgevingsvergunningstelsel gekoppeld aan randvoorwaarden en/of eisen waaraan voldaan moet worden.
  • Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Deze gelden in principe voor het hele plangebied. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels.
  • Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in feite algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen. De inhoudelijke opzet van deze regels wordt deels voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en de geldende SVBP.

5.1.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving. De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. Ook de voorheen in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen vergunningen en ontheffingen vallen nu onder de Wabo. Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als 'bouwvergunning', 'aanlegvergunning', 'sloopvergunning' en 'ontheffing' zijn vervangen door 'omgevingsvergunning voor …'.

5.2 Dit Bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een ruimtelijke verbeelding en planregels, met daarbij een toelichting (met bijbehorende bijlagen). De ruimtelijke verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide plandelen moeten in onderlinge samenhang worden bezien en toegepast.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Inhoudelijke opzet

Door de gemeente Meppel is een handboek opgesteld. Dit handboek vormt de basis voor de inhoudelijke opzet van de planregels en ruimtelijke verbeelding van dit bestemmingsplan. Omdat voor de om het plangebied liggende wijk Meppel-Zuid een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding is, is de bestemmingsplanregeling van dit plan daar ook op aangepast. Tot slot is het belangrijkste uitgangspunt, dat het bestemmingsplan zoveel mogelijk de gewenste situatie juridisch faciliteert.

Regels

De opbouw van de regels van de verschillende bestemmingen is overal hetzelfde, deze is als volgt:

  • Bestemmingsomschrijving: in dit onderdeel worden de toegestane doeleinden en het toegestane gebruik omschreven.
  • Bouwregels: hierin worden de regels voor wat betreft het bouwen uitgewerkt.
  • Nadere eisen: in deze bepaling is opgenomen dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen inzake de plaats en afmeting van gebouwen, bijvoorbeeld in het kader van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Deze bepaling maakt het mogelijk voor het gemeentebestuur om waar nodig sturing te geven aan de ruimtelijke ontwikkeling.
  • Afwijking bouwregels: in dit onderdeel kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouwregels, waarmee ruimere bouwmogelijkheden kunnen worden gegeven.
  • Specifieke gebruiksregels: in dit onderdeel worden enkele specifieke ongewenste gebruiksmogelijkheden uitgesloten, zoals zelfstandige bewoning van bijgebouwen, het gebruiken van gronden als stortplaats en (bepaalde vormen van) detailhandel.
  • Afwijking van de gebruiksregels: in dit onderdeel zijn mogelijkheden voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels opgenomen, bijvoorbeeld voor het toestaan van aan huis gebonden bedrijven.

Ruimtelijke verbeelding

Voor de vormgeving van de ruimtelijke verbeelding geldt een aantal uitgangspunten. De digitale ruimtelijke verbeelding is het bindende beeld. De PDF- en analoge versie zijn een directe uitvoer van deze digitale ruimtelijke verbeelding. De opbouw van de ruimtelijke verbeelding (kleuren, arceringen, letters, etc) zijn landelijk vastgelegd in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP). De schaal van de analoge kaarten (PDF en papier) is 1:1.000.

5.2.1 De bestemmingen

De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hiervoor is beschreven. Dit bestemmingsplan kent de bestemmingen "Gemengd", "Maatschappelijk" en "Verkeer - Verblijfsgebied".

Hierna wordt per bestemming een toelichting gegeven.

5.2.2 Algemene regels

Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld algemene afwijkingen en het overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in het bestemmingsplan worden hier verder niet toegelicht.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

6.1 Financiële Uitvoerbaarheid

De ontwikkeling van het plan wordt gefinancierd door de initiatiefnemers. Deze hebben daarvoor financiële middelen gereserveerd. Voor Woonconcept betekent dit dat het noordelijke woonzorgcomplex door hen wordt gefinancierd. De middelen hiervoor komen onder meer uit de opbrengsten van andere projecten en uit de verhuur van de wooneenheden. De Hoge Dennen Vastgoed financiert de realisatie van het winkelbestand en de daarboven liggende woningen. De opbrengsten vanuit de verhuur van de winkelruimte en de verkoop van de woningen worden gebruikt om de kosten te dekken. Tot slot doen ook de eigenaren van de winkels een bijdrage aan de ontwikkeling van de plannen.

6.2 Grondexploitatie

In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatieregeling opgenomen. Deze schrijft voor dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan, voor het regelen van het (gemeentelijk) kostenverhaal, een exploitatieplan moet worden vastgesteld. Voorwaarde daarbij is dat het bestemmingsplan een 'bouwplan' (Besluit ruimtelijke ordening) mogelijk maakt.

Bij dit bestemmingsplan is de vaststelling van een exploitatieplan echter niet noodzakelijk. Hoewel het bestemmingsplan wel een bouwplan mogelijk maakt, is het kostenverhaal op een andere manier geregeld. De gemeente en initiatiefnemers hebben een (samenwerkings)overeenkomst gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het gemeentelijk kostenverhaal en wie welke kosten draagt.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Om te achterhalen of dit bestemmingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is, wordt de bestemmingsplanprocedure doorlopen. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en instanties kunnen reageren op het plan, namelijk; inspraak, overleg, zienswijzen en tot slot beroep. De uitkomsten hiervan kunnen ook nog nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. De bestemmingsplanprocedure ziet er globaal als volgt uit:

7.1 Voorontwerpbestemmingsplan

In de bestemmingsplanprocedure is het verplicht overleg te voeren met verschillende van belang zijnde instanties. Dit is geregeld in artikel 3.1.1 van het Bro.

Het houden van inspraak is niet verplicht. De gemeente Meppel hecht er echter waarde aan en heeft in haar Inspraakverordening opgenomen dat een inspraakperiode van 6 weken in een bestemmingsplanprocedure wenselijk is.

Het bestemmingsplan heeft van 20 september tot en met 31 oktober 2012 ter inzage gelegen voor inspraak. De publicatie ten behoeve van deze inspraakperiode vond plaats op 18 september in De Nieuwe Meppeler en op 19 september 2012 op internet, de Staatscourant en de Meppeler Courant. Met deze publicatie voor de inspraakperiode is voldaan aan de publicatieplicht zoals opgenomen in artikel 1.3.1 van het Bro.

Tijdens de periode van overleg en inspraak zijn reacties ingediend. De inhoud van daarvan en de gemeentelijke beantwoording daarop zijn opgenomen in de Reactienota inspraak en overleg. Deze is bijgevoegd in de bijlagen. De inspraak en overleg hebben niet geleid tot wijzigingen in dit bestemmingsplan. Naast inspraak en overleg zijn in de reactienota ambtshalve wijzigingen voor het bestemmingsplan opgenomen. Deze zijn doorgevoerd in dit plan.

7.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan is opgesteld. Nadat dit gepubliceerd is in de Staatscourant, op internet en andere geschikte manier, ligt het ontwerpbestemmingsplan zes weken ter inzage. Een ieder is daarbij in de gelegenheid een zienswijze op het plan in te dienen. Eventueel ingediende zienswijzen worden door de gemeenteraad voorzien van een reactie. De eventuele zienswijzen kunnen leiden tot wijzigingen in dit bestemmingsplan.

Deze procedure heet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Deze is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

7.3 Vastgesteld Bestemmingsplan

De gemeenteraad heeft op 27 juni 2013 het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt (over het algemeen) in de Staatscourant, op internet en andere geschikte manier plaats binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging

Bijlage 2 Regels Bestemming Wonen

Bijlage 2 Regels bestemming Wonen

Bijlage 1 Distributieplanologisch Onderzoek

Bijlage 1 Distributieplanologisch onderzoek

Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan

Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek

Bijlage 4 Bodemonderzoeken

Bijlage 4 Bodemonderzoeken

Bijlage 5 Luchtkwaliteitonderzoek

Bijlage 5 Luchtkwaliteitonderzoek

Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek 2009

Bijlage 6 Archeologisch onderzoek 2009

Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek 2013

Bijlage 7 Archeologisch onderzoek 2013

Bijlage 8 Waterparagraaf

Bijlage 8 Waterparagraaf

Bijlage 9 Ecologische Quickscan

Bijlage 9 Ecologische quickscan

Bijlage 10 Vleermuizenonderzoek

Bijlage 10 Vleermuizenonderzoek

Bijlage 11 Reactienota Inspraak En Overleg

Bijlage 11 Reactienota inspraak en overleg