KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Wonen
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
1 Inleiding
2 Beschrijving Plangebied
3 Beleidskaders
4 Planologische Randvoorwaarden
5 Juridische Aspecten
6 Uitvoerbaarheid
7 Procedure

Meppel - Randweg LTS

Bestemmingsplan - Gemeente Meppel

Vastgesteld op 21-12-2023 - geheel onherroepelijk in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand: "NL.IMRO.0119.RandwegLTS-BPC1", met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.2 aanbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat ten behoeve van de bestemming:
  1. als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;
  2. en met dat hoofdgebouw in directe verbinding staat;
  3. in massa ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan-huis-verbonden bedrijf
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden en waarvan de activiteiten behoren tot categorie 1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten.
1.6 aan-huis-verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.7 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.8 archeologisch deskundige
de gemeentelijke (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
1.9 archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis.
1.10 archeologisch waardevol gebied
een gebied met daaraan toegekende archeologische waarde vanwege kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingspercentage
een op de planverbeelding of in de planregels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel/bestemmingsvlak/bouwvlak dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen.
1.13 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als onderdeel van de onderneming in de verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.14 bergbezinkbassin
een ondergronds bassin voor het doorvoeren en bufferen van rioolwater.
1.15 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.16 bestaand gebruik
bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp.
bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod.
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak.
1.20 bijgebouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat ten behoeve van de bestemming:
  1. als afzonderlijke ruimte of gebouw is gebouwd aan of bij een hoofdgebouw;
  2. en met dat hoofdgebouw niet in directe verbinding staat;
  3. in massa ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak die niet door bebouwing mag worden overschreden, met uitzondering van overschrijdingen die op grond van deze planregels zijn toegestaan.
1.23 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.28 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping.
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen (geen motorbrandstoffen zijnde) aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.30 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en instellingen, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.31 dienstverlening
het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden.
1.32 Dove gevel
Een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.33 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt.
1.34 erf- en terreinafscheiding
een bouwwerk, dat geen gebouw is en dat dient als scheiding tussen 2 of meer erven of terreinen, zoals muren, schuttingen, hekwerken of bouwwerken van vergelijkbare aard en omvang.
1.35 erker
een kleine grondgebonden uitbouw van maximaal één bouwlaag aan een voor- of zijgevel van een hoofdgebouw die in overwegende mate (minimaal 70%) een transparante uitstraling heeft.
1.36 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.37 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.38 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.39 hogere grenswaarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.40 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.41 huishouden
een vast samenlevingsverband van één of meer personen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en van onderlinge verbondenheid.
1.42 ingangspartij
een gebouwde ruimte, waarin de hoofdtoegang van een gebouw is gesitueerd.
1.43 kleinschalig dagrecreatieve voorzieningen
recreatieve voorzieningen die voornamelijk overdag plaatsvinden en die naar hun aard of invloed op de directe omgeving passen binnen de woonomgeving;
1.44 kunstwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.45 meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens.
1.46 nutsvoorzieningen
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water-, en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.47 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.48 opslag
het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
1.49 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, al dan niet aangebouwd aan een ander bouwwerk en bestaande uit een lichte constructie, die van boven geheel of gedeeltelijk is afgesloten c.q. afgedekt.
1.50 peil
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. indien in, op, of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;
  4. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.
1.51 plan
het bestemmingsplan 'Meppel – Randweg LTS' van de gemeente Meppel.
1.52 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding.
1.53 risicovolle inrichting
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico, dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.54 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.55 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage onderdeel uitmaakt van deze regels.
1.56 straat- en bebouwingsbeeld
de waarde van het gebied in stedenbouwkundige zin door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
1.57 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.58 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt.
1.59 voorgevelrooilijn
de naar de weg toegekeerde bouwgrens van het hoofdgebouw.
1.60 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.61 Wgh-inrichtingen
inrichtingen als bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht.
1.62 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.63 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.64 woonhuis
een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk (niet zijnde een overkapping)
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenwerkse begrenzingen van het dakvlak van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
2.7 de lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenkant van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen al dan niet in combinatie met daaraan ondergeschikt aan huis verbonden beroep;
  2. kantoren en op kantoorgebruik gelijkende bedrijfsfuncties;
met daaraan ondergeschikt:
  1. algemene laad- en losvoorzieningen;
  2. bergingen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. wegen en paden;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. met de daarbij behorende:
  9. tuinen en terreinen;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken, gelden de volgende regels:
  1. op of in de tot 'Gemengd' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    1. hoofdgebouw, de bestaande hoofdgebouwen;
    2. Het aantal wooneenheden mag maximaal 56 bedragen
    3. De bouwhoogte mag maximaal 19 meter bedragen;
    4. bijgebouwen ondersteunende aan de hoofdfuncties;
    5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen;
3.2.2 Gebouw
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. een gebouw mag uitsluitend binnen het bestaande bouwvlak worden gebouwd;
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 3 meter bedragen.
3.2.4 Voorwaardelijke verplichting
  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of verbouwen van hoofdgebouwen kan uitsluitend worden verleend indien wordt aangetoond dat de maximaal toegelaten geluidbelasting op de gevels van het nieuwe hoofdgebouw als gevolg van het industriegeluid niet wordt overschreden.
  2. In afwijking van het gestelde in artikel 3.2.4 sub a kan een omgevingsvergunning voor de bouw en/of verbouw van hoofdgebouwen als bedoeld in artikel 3.2.1 sub a ook worden verleend, indien:
    1. alle doelmatige en kosteneffectieve maatregelen om het binnenklimaat wat betreft geluid te verbeteren worden getroffen, en;
    2. uit een berekening blijkt dat tenminste de streefwaarden voor het binnenklimaat voor een geluidsgevoelige functie zoals Wonen, worden gehaald.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. een goede woonsituatie;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
  1. lid 3.2 voor zover er geen aantasting plaats zal vinden van het monument;
  2. lid 3.2.2 onder c voor het vergroten van het aantal woningen als gevolg van een efficiëntere inrichting van het gebouw, mits per woning wordt voorzien in 1,6 parkeerplaats.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik of het laten gebruiken van gebouwen of bouwwerken voor detailhandel;
  2. het gebruik of het laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  3. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichting;
  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat:
    1. de vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de bebouwing met een maximum van 45 m²;
  5. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op een manier waarbij niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 voor het toestaan van een aan-huis-verbonden bedrijf, onder de voorwaarden dat:
  1. de bedrijfsmatige activiteit alleen door de bewoner wordt uitgevoerd;
  2. de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m²;
  3. er geen detailhandel plaatsvindt uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf;
  4. de activiteit niet vergunningplichtig is;
  5. geen bedrijfsmatige opslag in de openlucht plaatsvindt;

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen,
  2. bermen en beplanting;
  3. parken en plantsoenen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden behorende hoofdgebouwen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. waterbergingsbezinkbassins;
  5. voet- en fietspaden;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bebouwing
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op of in de tot 'Groen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 meter bedragen in het geval als bedoeld in 4.1 onder e;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 10 meter bedragen;
  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen en pleinen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. fiets- en voetpaden;
met daaraan ondergeschikt:
  1. groenvoorzieningen;
  2. speelvoorzieningen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. erven en terreinen;
  6. kunstwerken;
  7. terrassen;
  8. voorzieningen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;
met de daarbij behorende:
  1. bebouwing.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 10 meter bedragen;
  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘dove gevel’, een dove gevel
met daaraan ondergeschikt:
  1. aan huis verbonden beroepen, tot ten hoogste 30% van het vloeroppervlak tot een maximum van 45 m²;
  2. toegangswegen;
  3. parkeerplaatsen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen en verhardingen;
  2. paden;
  3. bebouwing.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
Op of in de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. woonhuizen;
  2. met maximaal 24 woningen binnen het bouwvlak
  3. bijbehorende bouwwerken;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
6.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bouwvlak mag worden bebouwd tot een maximum van 60%
  3. De bouwhoogte mag niet meer dan 10,5 meter bedragen;
  4. Ter plaatse van de aanduiding 'dove gevel' dient dove gevel te worden uitgevoerd bij het oprichten van hoofdgebouwen;
  5. Ter plaatse van de aanduiding 'dove gevel' dient, waar de geluidsnormen dit noodzakelijk maken, een constructie tussen de hoofdgebouwen te worden aangebracht en in stand gehouden die het geluid keert gelijkend op het effect van een gevel.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel minimaal 1 meter bedraagt;
  2. in afwijking van het voorgaand bepaalde geldt dat overkappingen op het gehele achtererfgebied mogen worden gebouwd;
  3. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij op de perceelgrens wordt gebouwd
  4. de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 70 m2 bedragen, met dien verstande dat op ten hoogste 50% van het achtererfgebied mag worden gebouwd;
  5. de goothoogte mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  6. de dakhelling mag ten hoogste 60 graden bedragen;
  7. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van overkappingen, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  8. de bouwhoogte van een (aangebouwde) overkapping mag ten hoogste 3 meter bedragen.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel of achter een naar de weg toe gekeerde zijgevel of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 5 meter bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. een goede woonsituatie;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijkingsmogelijkheden
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde:
  1. kan worden toegestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt verhoogd met ten hoogste 2 meter;
  2. ten behoeve van een verhoging van de dakhelling;
  3. het verkleinen van de afstand van bijbehorende bouwwerken tot aan (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  4. ten behoeve van een veranda (overkapping) op voorerfgebied, met dien verstande dat dit uitsluitend is toegestaan indien dit gelijktijdig bij alle woningen van één bouwblok wordt toegepast.
6.4.2 Toepasbaarheid
De in 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik of het laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van bewoning;
  2. het gebruik of laten gebruiken van een woning anders dan door één huishouden.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijkingsmogelijkheden
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.1 voor het kunnen toestaan van een aan-huis-verbonden bedrijf, onder de voorwaarden dat:
  1. de bedrijfsmatige activiteit alleen door de bewoner wordt uitgevoerd;
  2. de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m2;
  3. al het parkeren ten behoeve van het wonen in combinatie met de bedrijfsmatige activiteit op eigen terrein plaatsvindt;
  4. er geen detailhandel plaatsvindt uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf;
  5. de activiteit behoort tot categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging die als bijlage bij deze regels is gevoegd;
  6. geen bedrijfsmatige opslag in de openlucht plaatsvindt.
6.6.2 Toepasbaarheid
De in 6.6.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.
7.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het betreft:
  1. bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m², of waarvoor de grond minder diep dan 0,3 meter geroerd wordt, ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).
7.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2, indien:
  1. door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. uit het onderzoek genoemd onder a blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn, maar er wordt voldaan aan nadere voorwaarden. Burgemeester en Wethouders bepalen welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:
    1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
    2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    3. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    4. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
7.4 Specifieke gebruiksregel
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Erfgoedwet.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, afgraven en/of egaliseren van gronden met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en een diepte van 0,3 meter;
  2. het mengen of diepploegen van gronden met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en dieper dan 0,3 meter;
  3. het graven of dempen van watergangen;
  4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, dieper dan 0,3 meter;
7.5.2 Uitzonderingen op het verbod
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
  1. activiteiten die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. activiteiten die in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
  3. activiteiten die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
7.5.3 Procedure
De in 7.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
  1. door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. uit het onderzoek genoemd in sub a blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn, maar er wordt voldaan aan nadere voorwaarden. Burgemeester en Wethouders bepalen welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:
    1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
    2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    3. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    4. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Algemeen
  1. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als toegestaan.
  2. In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
9.2 Ondergronds bouwen:
  1. Op plaatsen waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn of gelijktijdig worden gebouwd, mag eveneens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat direct aansluitend ook in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken mogen worden gebouwd.
  2. Bij een omgevingsvergunning kan het bouwen van ondergrondse bouwwerken worden toegestaan op andere locaties dan genoemd onder a, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
9.3 Bouwen buiten het bouwvlak
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de afzonderlijke bestemmingen geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door:
  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
  2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  3. (hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter worden overschreden;
mits de bedoelde overschrijdingen niet in de weg staan aan:
  1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. een goede woonsituatie;
  3. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de sociale veiligheid.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en gebouwen als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
  2. het gebruik of het laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor het oprichten van een verkooppunt van motorbrandstoffen.
  3. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichting;
  4. het gebruik of het laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Afwijkingsmogelijkheden
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels, zodat:
  1. kan worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  2. kan worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 meter;
  3. een vermeerdering van maximaal 10% kan worden toegestaan ten aanzien van de maten en percentages, alsmede de inhoud en de oppervlakte van de bouwwerken.
11.2 Toepasbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.1 kan slechts worden verleend, mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. dit niet in strijd is met de algemene aanduidingsregels van dit plan.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

12.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in díe zin dat:
  1. de dubbelbestemming voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting vervalt, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Voldoende parkeergelegenheid
  1. De gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen mogen slechts worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  2. Bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Gemeente Meppel bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  3. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden en de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen Gemeente Meppel mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de Nota Parkeernormen Gemeente Meppel opgenomen regels en voorwaarden.
13.2 Verwijzing naar wettelijke regelingen
De wettelijke regelen (en begrippen) waarnaar in deze regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Meppel - Randweg LTS.'

1 Inleiding

1.1 Aanleiding
De gemeente heeft besloten om de voormalige LTS in een aanbesteding te verkopen met als doel hier woningbouw te realiseren. RdB Real Estate won deze aanbesteding. De voorziene nieuwe functie van de voormalige onderwijsgebouwen maakt een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.
1.2 Plangebied
Het plangebied van het Randweg LTS, wordt globaal begrensd door Randweg aan de noordzijde, de Rachel Ruyschstraat in het westen, de grenzen van het transformatorstation van Enexis en de percelen van de woningen aan de Werkhorst aan de zuidzijde en de straat Werkhorst aan de oostzijde. Het plangebied omvat het voormalige LTS terrein, het monumentale pand met zijn erf en de gesloopte praktijklokalen met hun erven. Grafisch weergegeven:
afbeelding
1.3 Vigerende bestemmingsplannen
Voor het plangebied geldt bestemmingsplan Meppel-Zuid 2013 . Het voorliggende plan past een deel van het gebied van deze plannen aan. Tevens van toepassing is het Paraplubestemmingsplan Parkeren.
1.4 Juridische vorm
Het gemeentelijke handboek is leidend voor de plansystematiek van dit bestemmingsplan. Dit handboek geeft aanwijzingen voor de systematiek van het juridisch bindende deel van dit bestemmingsplan; de ruimtelijke verbeelding en de planregels. Een geringe aanpassing daarvan is mogelijk, wanneer hiervoor een gegronde reden is.
Ook voldoet het bestemmingsplan aan de wettelijke vereisten zoals die gesteld zijn in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), waar onder meer de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) onder valt. Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Rsro 2012.
1.5 Leeswijzer
Het bestemmingsplan bestaat uit de volgende stukken: De planregels, de toelichting en de Verbeelding.
De toelichting is niet juridisch bindend, maar vormt een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot heeft de toelichting als doel om het bestemmingsplan te begrijpen en de regels op een correcte manier na te leven.
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld.
De toelichting is als volgt opgebouwd:
  • In tweede hoofdstuk wordt het plan beschreven, van geschiedenis naar de toekomstige situatie.
  • in hoofdstuk drie het beleidskader rijksbeleid, provinciaal en regionaal beleid en het gemeentelijk beleid komen hier aan de orde;
  • In het vierde hoofdstuk volgen de randvoorwaarden en omgevingsaspecten;
  • Het vijfde hoofdstuk gaat in op de juridische aspecten
  • Het zesde hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid;
  • Het zevende hoofdstuk sluit af met een beschrijving van de procedure.

2 Beschrijving Plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis
In de tweede helft van de 20e eeuw wordt het gebied waar de LTS zou komen te staan ontwikkeld. In 1961 maakte een grenswijziging met de gemeente Staphorst het gebied onderdeel van Meppel, waarna dit specifieke deel in de jaren ’70 bebouwd werd. Op de historische kaarten is tussen 1970 en 1975 de ontwikkeling van het plangebied en omliggende landen als één geheel opgenomen.
afbeelding
2.2 Huidige situatie
De voormalige LTS is leeg komen te staan, wordt niet langer gebruikt en is door de gemeente als aanbesteding verkocht met als doel herontwikkelen naar wonen. Voor dit doel werd het ontwikkelplan van RdB Real Estate geaccepteerd, wat leidde tot het voorliggende plan.
2.3 Toekomstige situatie
Het monumentale deel van de LTS blijft behouden en wordt omgezet in een appartementencomplex met maximaal 60 eenheden plus ruimte voor enkele kantoren. Het doel is het behouden van het monumentale gebouw. De ruimte er omheen wordt, op basis van het door de gemeente opgestelde stedenbouwkundig plan,
gebruikt voor gemeenschappelijke buitenruimte, groen en parkeren.
afbeelding
Afbeelding 2.2.: Een schets van de beoogde opzet
De voormalige praktijklokalen in het westelijke gedeelte van het plangebied maken geen deel uit van het monument. Deze zijn gesloopt en op deze plaats worden twee rijen met maximaal 24 woningen ontwikkeld. Voor de aard, omvang en aantallen van deze woningen zijn een aantal algemene kaders opgesteld.

3 Beleidskaders

3.1 Vigerend beleidskader
Het vigerend beleidskader van toepassing op het plangebied te Randweg 1 te Meppel binnen gemeente Meppel zijn op te delen in rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze vervangt de Nota Ruimte. De SVIR is sindsdien het kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt. Eén van de kernbegrippen in de Structuurvisie is decentralisatie. Dit kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten letterlijk de ruimte geven om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. De SVIR is de eerste stap naar meer ruimte voor ontwikkeling, het terugbrengen van de bestuurlijke drukte en het schrappen van regelgeving. De tweede stap wordt de Omgevingswet. Deze integreert alle relevante wetten voor de ruimtelijke inrichting. Meer ruimte betekent ook minder en eenvoudigere regels en procedures.
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker
  • voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en
  • cultuurhistorische waarden behouden zijn.
In deze ruimtelijke onderbouwing is het noodzakelijk dat rekening wordt gehouden met de nationale belangen, zoals zijn opgenomen in de SVIR.
3.2.2 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
In de Nationale Omgevingsvisie spreekt de rijksoverheid over een aantal urgente maatschappelijke opgaven, die zowel lokaal als regionaal, nationaal en internationaal spelen. Grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw die Nederland flink zullen veranderen.
De NOVI stelt vier prioriteiten vast:
  • Het klimaat zorgt voor periodes van droogte in Nederland. Het watergebruik en berging moeten hierop ingericht worden
  • In het kielzog van de covid-19 pandemie wordt gewerkt aan het duurzaam en circulairder maken van de economie waarbij moet worden gekeken naar de locaties van economische activiteiten en clustering van bepaalde activiteiten zoals logistiek
  • Met de NOVI bouwen we aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden. We werken aan de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. Daar willen we naartoe groeien en een goed bereikbaar netwerk van steden en regio’s realiseren. Met de NOVI bouwen we aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden. We werken aan de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. Daar willen we naartoe groeien en een goed bereikbaar netwerk van steden en regio’s realiseren
  • De stikstofproblematiek raakt zowel het landelijk gebied als diverse economische sectoren zwaar. De waarde van onze natuur, het landschap én de toekomst van de landbouw staan onder druk. Daarbij is verbetering van de biodiversiteit niet alleen een ecologische, maar nadrukkelijk ook een economische uitdaging, die op de korte termijn om een doortastende aanpak vraagt.
Wat betreft verantwoording van het plan richting deze aspecten kan in de waterplantoets dieper worden ingegaan op de positieve aspecten van dit plan op de waterhuishouding.
De economische activiteiten die worden voorzien in dit plan zijn zorgvuldig gekozen. Als gevolg van het beleid om vooral te bouwen binnen bestaand stedelijk gebied is een extreem tekort aan woningen ontstaan. Tegelijkertijd zijn kleinere kantoren over het algemeen getransformeerd naar woonfuncties zodat ook hieraan een tekort is ontstaan, terwijl deze essentieel zijn voor het midden- en kleinbedrijf. Dit plan voorziet in beide functies, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan een sterkere economie. Het plan raakt daarmee ook aan het derde kernpunt, omdat door de toevoeging van nieuwe woningen in een goed en groen ingericht gebied wordt bijgedragen aan een aantrekkelijk en gezond Meppel.
Het aspect stikstof wordt in hoofdstuk 4 van dit plan in detail onderbouwd.
3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Kern van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het rijk en provincies bemoeien zich sinds de inwerkingtreding van de Wro uitsluitend met wat daadwerkelijk van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten rijk en provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het Rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente.
Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.
Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden. Het voorliggende bouwplan heeft echter geen betrekking op de nationale belangen die in het Barro zijn genoemd. Het plan is daarom niet in strijd met de regels van het Barro.
3.3 Ladder duurzame verstedelijking
In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goed systeem van ruimtelijke ordening.
Met de ladder worden eisen gesteld aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien die ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Over de behoefte valt op te merken dat het realiseren van appartementen valt binnen het realiseren van doorstroommogelijkheden voor ander andere ouderen. De behoefte voor Meppel wordt tevens omschreven in de Drentse Woonagenda (zie tevens 3.4.3). Tot slot heeft tijdens de planvormende fase de initiatiefnemer reeds meerdere vragen ontvangen van geïnteresseerden die de grondgebonden woningen zouden willen kopen. De behoefte kan daarmee als een zekerheid worden beschouwd.
3.4 Provinciaal en regionaal beleid
3.4.1 Omgevingsvisie Drenthe
De Provincie Drenthe vat haar Omgevingsvisie in één zin samen als “Het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten.” De visie legt de nadruk op kwaliteit van het landschap. Binnen de visie valt Meppel en het plangebied onder Deelgebied 8 De Reest en Meppel.
Voor Meppel specifiek worden genoemd de middeleeuwse weg- en waterlopen als structuurbepalende elementen, de Drentse Hoofdvaart buiten Meppel als beelddrager de bebouwingsstructuren in het centrum vanwege de markt- en havenfunctie en tot slot de wijken uit de periode 1860-1940. Het plangebied wordt hiermee niet specifiek genoemd en er zijn geen directe expliciet benoemde raakvlakken van het plan met de Omgevingsvisie. Aangezien het plan de bestaande grotere structuren respecteert is te concluderen dat het past binnen de doelen die de Omgevingsvisie benoemd. Tevens is geen nieuwe hoogbouw voorzien, waarmee ook dit aspect van de Omgevingsvisie gevolgd wordt.
3.4.2 Provinciale ruimtelijke verordening
In de Provinciale omgevingsverordening zijn een aantal kernkwaliteit vastgesteld. Kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe voor wat betreft:
  • aardkundige waarden
  • archeologie
  • cultuurhistorie
  • landschap
  • natuur
  • rust
Als een ruimtelijk plan raakt aan deze kernkwaliteiten is het noodzakelijk in het plan te verklaren hoe het desbetreffende plan zich verhoudt tot het behoud en de ontwikkeling van de betrokken kernkwaliteiten in relatie tot de opgaven zoals die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen. Plannen waarvan de aspecten de kernkwaliteit significant aantasten passen niet binnen dit beleid.
Het plangebied ligt in zijn geheel binnen bestaand stedelijk gebied zoals dat in de verordening is aangewezen. In principe ligt binnen dit bestaand stedelijk gebied de verantwoordelijkheid voor kernkwaliteiten bij de gemeente en is een verantwoording richting provinciaal beleid van dit aspect niet nader nodig.
De uitzondering hierop vormt provinciaal belang op gebied van archeologie en cultuurhistorie.
Het provinciaal belang is ook van toepassing binnen bestaand stedelijk gebied als de kernen zijn opgenomen op de kaarten D4 en D6. Het plangebied is opgenomen op kaart D6 Kernkwaliteit Cultuurhistorie met "beleid respecteren". Bij ontwikkelingen wordt ingezet op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Voorts is het gebied opgenomen op kaart D5 Kernkwaliteit Aardkundige waarden met "generieke bescherming". Dat betekent dat bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek naar waarden vaak nodig is. Eventueel moet het bestemmingsplan een beschermende regeling bieden.
Tot slot geeft kaart D7 Kernkwaliteit landschap het gebied aan als "wegdorpenlandschap van de laagveenontginning". Het beleid richt zich op het behoud en de versterking van het open karakter en de smalle verkavelingsstructuur.
Met de genoemde beleidsuitgangspunten is in dit bestemmingsplan waar nodig en mogelijk rekening gehouden. Het plan voldoet aan de Provinciale omgevingsverordening.
3.4.3 Provinciaal monumentenbeleid
De Provincie Drenthe is een van de provincies met een eigen monumentenlijst. Een deel van de voormalige schoolbebouwing, het oostelijke deel, is op deze lijst opgenomen als monumentennummer PM2-0314.
De waardering als monument wordt door de provincie omschreven als zijnde van een cultuurhistorische waarde van het gebouw als bijzondere uitdrukking van de ontwikkeling van het voortgezet technisch beroepsonderwijs in Drenthe en het representatieve belang voor de ontwikkeling van de naoorlogse groeikernen zoals Meppel, binnen Drenthe.
Vanwege de architectuurhistorische waarde gezien de esthetische kwaliteiten van het functionalistische ontwerp dat zich uit in de bijzondere schakering van bouwvolumes, de bijzondere detaillering van de transparante buitengevels met betonnen omkadering en de markante plaatsing van de open trappenhuizen op en plint van een opgetild volume op een kolommenrij.
De stedenbouwkundige waarde wordt geprezen vanwege de positie langs de Randweg, de positie voor de wijk Koedijkslanden en de relatie van het gebouw tot de omgeving, samen met de architectonische gaafheid en de zeldzaamheid van dit type naoorlogse schoolgebouwen.
Binnen de ontwikkelingsplannen die samenhangen met dit bestemmingsplan krijgt deze cultuurhistorische waarde vorm door het behoud en beschermen van het gebouw en de architectonische waarden, terwijl de bebouwing op de plaats van de praktijklokalen wat betreft vormgeving en stijl wordt afgestemd op het monument.
3.4.4 Drentse Woonagenda
Binnen de Woonagenda wordt Meppel omschreven als relatief jonge groei­kern op woon­werk afstand van het stedelijke Zwolle. De verder landelijke regio vergrijst maar kent een aantrekkelijke woon­ en leefomgeving met verschillende dorpen. Meppel wordt gezien als onderdeel van het gedeelte van Drenthe dat nog zal blijven groeien na 2030. De visie spreekt over de noodzaak om voldoende woningen en voldoende passende woningen te realiseren. Betaalbaarheid en verduurzaming van de voorraad zijn hierin belangrijke speerpunten. Het bestemmingsplan voorziet hierin binnen de beperkingen die het plan kent.
3.5 Gemeentelijk beleid
3.5.1 Structuurvisie 2030
Meppel heeft een structuurvisie opgesteld voor haar overkoepelende visie op de toekomst. Het plangebied valt binnen de Werkhorst en Slingenberg en wordt genoemd als themagebied Woonwijkenmet het karakter van de functie wonen. Door de invulling met de functie wonen, past het plan binnen de structuurvisie.
3.5.2 Van klimaatgevoelig naar klimaatrobuust
De gemeente heeft beleid gemaakt om te komen van een klimtaatgevoelig Meppel naar een klimaatrobust Meppel. Speerpunten die daarin worden besproken zijn onder andere de mogelijkheden om gebouwen duurzamer te maken en de mogelijkheden voor zonne-energie binnen Meppel.
Het plan voorziet in de toevoeging van ruimte voor nieuwbouwwoningen volgens de BENG normen die de woningen bijna energieneutraal maken. Voor de monumentale bouw is dit noch realistisch noch verplicht. Hier is door toepassing van box-in-box bouw de hoogst haalbare milieuresultaten gerealiseerd.
3.5.3 Woonvisie
De gemeente Meppel had voor de periode 2016-2020 een woonvisie. De ontwikkeling behorende bij het plan werd binnen die periode ingezet. Het beleid spreekt over de noodzaak om een mix van verschillende woningtypes te hebben in de toekomstige woningvoorraad en voor elke gebiedsontwikkeling een eigen identiteit neer te leggen. Voor de periode waarin dit beleid liep kampte de gemeente met een teruglopende bouwproductie. Voor de periode 2020-2024 werd een groei van het aantal huishoudens van 140 verwacht. Binnen het plan is de wens uitgesproken om gezien de omgeving van het plangebied, voor de grondgebonden woningen vooral in het duurdere segment te zoeken. De prijsmix voor de appartementen wordt nader bepaald, wel duidelijk is dat dit huurappartementen zullen betreffen.
3.5.4 Parkeren
Het parkeerbeleid van de gemeente krijgt vorm in het paraplubestemmingsplan Parkeren 2018 dat parallel aan dit plan van toepassing is op het moment van ter inzagelegging van dit plan. Het plan schrijft voor dat er bij nieuwbouw voldoende parkeergelegenheid moet zijn op eigen terrein en verwijst naar de Nota Parkeernormen Meppel, dat als kader meegeeft Het uitgangspunt is dat bij nieuwbouw, verbouw of wijziging van bestemming de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt gerealiseerd. Op deze manier blijft de parkeercapaciteit op straat gewaarborgd.
afbeelding
Om hieraan te voldoen in het plangebied is in het plan voorlopig voldoende parkeergelegenheid opgenomen voor beide plandelen van het herbestemde LTS terrein.
Beide plandelen worden afzonderlijk getoetst waarbij het moment van bouwen geldt als het moment van borging, waarmee is gewaarborgd dat bij het realiseren van huizen ook voldoende parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd.
Rondom het monumentale deel zijn parkeerplaatsen voorlopig gepland voor de appartementsbewoners. De structuur van de laagbouw voorziet in twee rijen met daar tussen parkeerplaatsen. Binnen de regels is ruimte gelaten om op het moment van bouwen meer parkeerplaatsen toe te voegen. Het voldoen aan de voorgeschreven parkeernormen is daarbij het uitgangspunt op het moment dat de omgevingsvergunning voor de bouw wordt aangevraagd.
afbeelding
Afbeelding 3.2: Voorlopige indelingsschets voormalige LTS Meppel met indicatie van locatie parkeerplaatsen
3.5.5 Welstandsnota
Het aspect welstand wordt vertaald via een Beeldkwaliteitsplan, dat als bijlage is toegevoegd aan dit plan.

4 Planologische Randvoorwaarden

4.1 Asbest
Het is bekend dat in de gebouwen van de voormalige LTS, asbest aanwezig is. Hiervoor is een inventarisatie opgesteld. Bij eventuele sloop en bouwen moet dit door een gecertificeerd bedrijf verwijderd worden.
4.2 Archeologie
Voor de ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, is een archeologisch bureauonderzoek verricht. Hieruit volgde dat de verwachte waarden zouden stammen uit het Paleolithicum – Neolithicum tot een diepte van 0,10 onder tot maximaal 0,50 meter onder het Normaal Amsterdams Peil (NAP).
Voor de bouw van de LTS is de grond echter reeds tot 0,80 meter onder het NAP geroerd. Het maaiveld ligt op een hoogte van 1,60 tot 2,00 meter boven NAP. Het is op basis hiervan niet te verwachten dat de bouwplannen archeologische waarden zullen verstoren.
De bouwplannen behelzen tevens sloop van de huidige praktijklokalen en de oprichting van nieuwe huizen. Ten hoogste 200 m² van deze huizen komt buiten de contouren van de huidige bebouwing te liggen, er zijn geen heiwerkzaamheden nodig, waarmee nader archeologisch onderzoek onnodig is.
4.3 Bodem
In artikel 2.4.1, lid 1 van de Bouwverordening is bepaald dat een omgevingvergunningplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu.
In het plangebied is daarom een verkennend bodemonderzoek verricht door Grondslag. Dit onderzoek heeft op het gedeelte waarover dit plan gaat, geen significante verontreinigingen aangetroffen. Het onderzoek als geheel trof lichte verhogingen met zware metalen aan in een voormalige slootbedding. Dit deel van het onderzoeksgebied maakt geen deel uit van het plangebied; Dit betreft het terrein dat thans eigendom is van Enexis, ten zuiden van het plangebied, waar een transformatorstation is. Één voormalige gedempte sloot was onvoldoende onderzocht, waarna een aanvullend onderzoek is verricht door Amos. Hieruit kwam dat er geen significante verontreiniging aanwezig is.
Met betrekking tot de voorgenomen bouwactiviteiten op de onderzochte locatie, zijn derhalve milieutechnisch geen belemmeringen aan te geven.
4.4 Geluid
In het algemeen geldt dat in een bestemmingsplan alleen aandacht aan geluid besteed moet worden voor zover de uitvoering van de Wet geluidhinder dat vereist (artikel 3.3.1 Bro).
Het voorliggende bestemmingsplan maakt nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk. Er is een nieuwe weg geprojecteerd. Deze weg heeft echter het karakter van een woonerf met een maximale snelheid van 30 kilometer per uur, waardoor deze geen geluidscontour heeft conform de Wet Geluidshinder.
Om dit aspect te verantwoorden heeft Geluidsmeesters een akoestisch onderzoek uitgevoerd om vast te stellen of er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat bij de te realiseren woningen wat betreft verkeersgeluid en industriegeluid. Dit onderzoek modelleerde industriegeluid op basis van oude gegevens. Meer recent is er een geluidsonderzoek met metingen gedaan door Tideman.
In relatie tot verkeerslawaai wordt op enkele plaatsen op gevels, zoals de noordgevel van het monumentale gebouw en de voormalige gymzaal, de voorkeurswaarde van 48 Lden niet gehaald ondanks de lage snelheid op deze weg. Alle berekende waarden blijven binnen de ontheffingswaarde van 63 dB Lden. De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 55 dB Lden. De hoogste berekende cumulatie bedraagt 61 dB Lden voor de oostgevel van het voormalige monumentale theoriegebouw. De bron die het meest relevant is, is de Werkhorst.
Bronmaatregelen zijn gezien de kosten en te verwachten hogere onderhoudskosten niet realistisch. Gezien de monumentale staat en hoogte van het betreffende gebouw van plaatselijk vier bouwlagen, zijn overdrachtsmaatregelen zoals een geluidsscherm hiervoor stedenbouwkundig onwenselijk. Op basis van deze afwegingen is een hogere waardenbesluit genomen voor het aspect geluid.
Op het aspect industrielawaai, is het plan specifiek ingepast. Met name vanuit het nabijgelegen
transformatorstation is geluidsproductie. Vanwege dit geluid zijn verschillende geluidsonderzoeken uitgevoerd die zijn gedeeld met de netbeheerder. Ook is advies aangevraagd van de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe. Vanwege dit geluid is een aanpassing van het plan doorgevoerd waarmee de huizen zo zijn georiënteerd dat de tuinen bij de geluidsbronnen vandaan zijn georiënteerd. De zuidelijke gevels van de eerste rij worden voorzien van een dove gevel. Een dove gevel is geen gevel in de zin van de Wet geluidhinder. Daarom gelden de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit niet op een dove gevel. Bij een dove gevel neemt de toegestane belasting van de buitengevel toe naarmate de isolatie door de gevel toeneemt, het uitgangspunt is een acceptabel binnenklimaat.
De uitkomsten van de metingen gecombineerd met de toevoeging van dove gevels maken bronmaatregelen op moment niet nodig en geven aan dat er geen sprake is van een tonaal karakter van het geluid volgens de metingen. Over dit karakter van het geluid, bestonden echter zorgen. Het is mogelijk dat de beleving van geluid anders is dan wat op basis van strikte gemeten gegevens blijkt. Vanuit voorzichtigheid is daarom gekozen het plan maximaal in te passen op dit aspect, door een dove gevel te realiseren om geluid te weren. Deze opzet is daarna getoetst door de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe. Voor het bestaande schoolgebouw is dit geen optie vanwege het monumentale karakter. Om voor dit gebouw dezelfde borging te verkrijgen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die voorschrijft dat moet worden aangetoond dat het geluidsaspect voldoet, alvorens geluidsgevoelig gebruik zoals Wonen tot stand komt. Los van dit aspect wordt vanwege de bredere bestaande bebouwing in de omgeving, door de netbeheerder onderzocht of bronmaatregelen op het transformatorstation haalbaar zijn.
4.5 Ecologie
4.5.1 Soortenbescherming: flora & fauna
Verkennend op mogelijke sloop en verbouwing is een ecologisch onderzoek uitgevoerd door Econsultancy. Hieruit bleek dat nader onderzoek nodig was naar vleermuizen. Dit is aanvullend onderzoek is uitgevoerd. Aan de hand hiervan zijn afdoende mitigerende maatregelen genomen in de vorm van het plaatsen van kasten voor de vleermuizen, in de vorm van plaatsing van nestkasten en voldoende tijd om deze in de lokale situatie op te laten nemen.
4.5.2 Gebiedsbescherming: stikstof
Het aspect stikstof wordt geborgd door het doorrekenen van plannen. De omgeving van het plangebied staat niet bekend als problematisch voor bouwplannen wat het aspect stikstof betreft. Voor dit aspect geldt dat de gebruiksfase van belang is. Het planologisch regime maakt het gebruik immers mogelijk. De bouwfase wordt apart geborgd tijdens de omgevingsvergunningen activiteit bouwen; er is geen sprake van een gecombineerde procedure waardoor de activiteit bouwen apart vergund wordt. Hierbij moet worden aangetoond dat de gebruiksfase en bouwfase niet tot depositie in stikstofgevoelige Natura 2000 natuurgebieden leidt.
Voor de berekening is gebruik gemaakt van de verkeersgeneratie van 380 verkeersbewegingen op basis van de CROW-normen waarbij uit is gegaan van licht verkeer behorende bij woningen en kantoren.
afbeelding
Het plangebied ligt op (enigszins) geringe afstand (<2,5 km) van een stikstofgevoelige Natura 2000-gebied. Dit betreft De Wieden. Ook Natura 2000-gebieden Olde Maten & Veerslootslanden, Holtingerveld, Zwarte Meer en Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht liggen op geringe afstand (<10 km).
Dit heeft tot gevolg dat als er bij de bouwwerkzaamheden brandstofaangedreven materieel (kranen, shovels, vervoersbewegingen) wordt ingezet met een emissie, dit tot een depositie in deze gebieden kan leiden. In de vergunningsprocedure voor activiteit bouwen zal een voortoets middels de AERIUS Calculator moeten worden uitgevoerd. Indien dit tot depositie leidt, moet een passende beoordeling met mitigerende maatregelen worden uitgevoerd. Dit kan als gevolg hebben dat voor de bouwvoorschriften in de vergunning een verplichting tot gebruik van emissiearm of emissieloos materieel wordt opgelegd.
4.6 Externe veiligheid
Bij het onderwerp Externe Veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van een risico genererende activiteit. Het kan daarbij gaan om industriële activiteiten, transportroutes uit het Basisnet of buisleidingen (grotere gasleidingen).
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het Bevi heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Het doel wordt in het Bevi vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico.
De externe veiligheidsaspecten voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water en het spoor zijn geregeld in het Basisnet (Wet Basisnet). Het Basisnet is een stelsel van wetten en regels die hun oorsprong hebben liggen in verschillende gebieden. De Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs), het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) en de Regeling basisnet vormen de wetgevingsonderdelen van het Basisnet. De externe veiligheidsaspecten voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De externe veiligheidsaspecten voor het gebruik van Schiphol is geregeld in de Luchtvaartwet met het daarop gebaseerde Luchthavenverkeerbesluit (LVB) en Luchthavenindelingbesluit (LIB). De externe veiligheidsaspecten voor windturbines zijn geregeld in artikel 3.15a van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit milieubeheer).
afbeelding
  • Risicodragende activiteiten bij bedrijven:
    De locatie ligt niet binnen het invloedsgebied van een risicovol bedrijf.
  • Transport gevaarlijke stoffen over de weg:
    De locatie ligt niet binnen het invloedsgebied van een weg, waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
  • Transport gevaarlijke stoffen over het spoor:
    De locatie ligt niet binnen het relevante invloedsgebied van een spoortraject, waarop het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
  • Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen:
    De locatie ligt niet binnen het invloedsgebied van een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie.
  • Transport gevaarlijke stoffen over het water:
    De locatie ligt niet binnen het invloedsgebied van een traject, waarop het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water plaatsvindt.
Hiermee zijn plaatsgebonden risico’s voor het plangebied uitgesloten.
Betreffende groepsrisico’s voorziet het plangebied in woonfuncties voor mensen die zelfstandig kunnen vluchten. Deze functie wordt gezien als beperkt kwetsbaar. Er worden geen functies voorzien waarbij grote groepen samenkomen of mensen die onzelfstandig zijn. Hiermee zijn er geen relevante groepsrisico’s in het plangebied.
4.7 Laagvliegzone
Boven Nederland zijn laagvliegroutes aangewezen ten behoeve van Defensie. Deze laagvliegroute genaamd Linkroute 10a loopt van Drachten, via Meppel, naar Deventer. Deze laagvliegroute loopt over Meppel-Zuid. Het gebruik van laagvliegroute 10a is sinds 2002 reeds opgeschort. Het plangebied betreft bestaande bebouwing en nieuwe bebouwing van lager dan 40 meter. De laagvliegroute Linkroute 10a vormt geen obstakel.
Evenwel heeft het Ministerie van Defensie laten weten Linkroute 10a op te gaan heffen, in de kamerbrief aan de Tweede Kamer van 29 mei 2020, met kenmerk BS2020010101. In de loop van 2022 heeft deze opheffing plaatsgevonden. De laagvliegroute vormt daarmee geen beperking voor het plan.
4.8 Luchtkwaliteit
Voor een ruimtelijk plan is het noodzakelijk om vast te stellen of deze voldoet aan de NIBM norm. Dit betekent dat de ontwikkeling Niet In Betekenende Mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit en een nadere verantwoording niet nodig is. Aangezien het bestemmingsplan is opgesteld op moment dat er voor de precieze verhoudingen binnen, is er uitgegaan van het slechtst mogelijke scenario waarbij alle geplande woningen en kantoren gerealiseerd zullen worden en alle woningen hypothetisch in het duurste segment voor hun type zouden vallen. Dit levert de hoogste hypothetische verkeersbelasting op. Voor de toekomstige kantoren worden geen functies mogelijk gemaakt die zwaar verkeer nodig hebben voor hun activiteiten, het aandeel vrachtverkeer is daarmee minimaal.
Deze gegevens zijn ingevuld in het NIBM programma, dat zelf alle onderliggende parameters uitgaat van het slechtste scenario.
afbeelding
Op basis van deze gegevens is vast te stellen dat het plan niet in betekenende mate effect heeft op de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is onnodig.
4.9 Milieuzonering en bedrijvigheid
Het is ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit niet wenselijk dat milieugevoelige functies als een woning mengen met milieubelastende functies als bedrijvigheid. In dat kader geldt er een milieuzonering voor het invullen van de ruimte. Elkaar niet verdragende functies kunnen in het bestemmingsplan door middel van zonering niet-wettelijk gelimiteerd worden. Dit is vastgelegd binnen de Wet milieubeheer.
De omringende gebouwen zijn alle (reeds) bestemd als woningen, waarmee in de directe omgeving milieubelastende functies niet zijn aangetroffen, noch dat er effecten of beperkingen voor de bedrijvigheid in de omgeving ontstaan. Wel is er sprake van een nutsvoorziening die bekend staat als een functie die geluid produceert. Hier is rekening mee gehouden in het plaatsen van de woonfuncties en om deze reden wordt een dove gevel uitgevoerd bij de gevels die het dichtst bij de nutsvoorziening liggen.
Ook brengt deze functie met zich mee dat ter plaatse hoogspanningslijnen van de 110 KV leiding eindigen.
afbeelding
Afbeelding 4.4: Netkaart van het RIVM
Voor de effecten van deze lijnen is een leidraad opgesteld, die voorschrijft dat er in principe 30-50 meter afstand moet worden aangehouden tussen woongebouwen en dit type hoogspanningsleiding omdat er binnen deze zone magneetvelden krachtiger dan 0,4 microtesla kunnen voorkomen. Lang verblijf van kinderen binnen een zone met dermate sterke magneetvelden wordt gezien als onwenselijk vanwege mogelijke gezondheidsschade. De situatie in het bestemmingsplan Meppel Zuid 2013, is dat binnen het plangebied reeds een school is toegestaan. Aangezien er in een school kinderen verblijven gedurende de dag, is hier sprake van een situatie waarbij de oude bestemming en de in het plan voorziene functie ongeveer gelijk te stellen zijn wat betreft verhouding tot magneetvelden groter dan 0,4 microtesla.
Later is op het beleid van 30-50 meters als zone, een addendum op gepubliceerd, het Hoofdrapport Advies Nieuw Voorzorgbeleid Elektriciteit en Gezondheid.
Binnen dezelfde richtlijnen zijn ook maximale afstanden gegeven voor deze invloedsvelden berekend, deze worden door het Kennisplatform Elektromagnetische Velden gegeven als:
afbeelding
De afstand tussen het dichtstbijzijnde bouwvlak en de hoogspanningsleidingen bedraagt ongeveer 91 meter. De afstand tussen de meest noordelijk gelegen transformator en de grens van het bouwvlak, bedraagt ongeveer 32 meter. Voor een transformator van maximaal 110 kv wordt een afstand van minimaal 5 en maximaal 25 meter voorgeschreven als relevant gebied. Voor kabels geld een strakkere norm van 2-20 waarmee hieraan zeker voldaan wordt.
Daarmee wordt ruim voldaan aan de normen.
Op basis van onder andere het genoemde rapport is het Herijkt Voorzorgbeleid opgesteld. In het kader daarvan is gekeken of dit aspect verdere actie behoeft. Dit bleek niet zo omdat het beleid over dit aanvullend onderzoek stelt dat het mogelijk is ‘als er plannen zijn om binnen de rekenafstand van een hoogspanningslijn nieuwe gevoelige bestemmingen te bouwen’.
Op verzoek van een netbeheerder is in de voorontwerp fase verder contact opgenomen met het RIVM of in deze situatie precieze veldsterkte berekeningen moeten worden uitgevoerd, het RIVM gaf in antwoord telefonisch aan dat dit nader onderzoek niet zinvol is zolang er wordt voldaan aan de afstanden in de richtlijn. De netbeheerder zelf leverde geen vermoede veldsterktes aan.
Er is wel sprake van een maximaal hypothetisch invloedsveld van magneetvelden waarin een effect nog meetbaar zou kunnen zijn. Het plan voorziet echter niet in functies die daardoor geraakt zouden kunnen worden, zoals bijvoorbeeld laboratoria. Daarmee is op basis van de streefwaarden uit te sluiten dat de activiteiten van de hoogspanningsbeheerder hinder veroorzaken.
Ook is de Convenant Bronmaatregelen ter Beperking van Magneetvelden van toepassing. Aangezien de betreffende lijn boven en vlak bij een fors aantal bestaande huizen loopt, ligt het voor de hand dat in de toekomst bronmaatregelen volgen om het magneetveld van deze leiding te beperken. Als voorbeelden hiervan worden in het beleid genoemd het vervangen van masten door een type dat een kleiner of hoger magneetveld heeft. Het
thans aanwezige type mast, de Donau-types worden daarbij genoemd als een mast die vervangen kan worden door een ander type, als voorbeeld een Wintrack-mast.
Op basis hiervan is het aannemelijk dat aanvullend op het voldoen aan de voorzorgsnormen er in de toekomst een verbetering van de magneetveld situatie zal volgen: bestaande functies vragen reeds verbetering van de magneetveldsituatie op dit traject.
De gemeente Meppel heeft op dit vlak geen aanvullend beleid. Op basis van de bestaande situatie en het voldoen aan de richtafstanden kan worden geconcludeerd dat de hoogspanningslijnen geen obstakel vormen voor het plan.
4.10 Verkeer en ontsluiting
Voor ontsluiting is het gehele plan ontsloten op de Randweg. Dit komt overeen met de situatie voorheen als LTS. Schoolfuncties staan bekend als zeer verkeersintensief. Ten opzichte van deze situatie is een beperkt aantal woningen en kantoren mogelijk gemaakt via het plan. Deze kunnen via de reeds bestaande infrastructuur bereikt worden. Het is niet voor de hand liggend dat er aanpassingen moeten worden gedaan in de infrastructuur buiten het plangebied.
4.11 Waterhuishouding
De locatie bevindt zich in bestaande bebouwde kom van Meppel. Voorafgaand aan dit plan was er sprake van grote bebouwing in de vorm van de LTS, zowel een monumentaal deel als een niet-monumentaal deel dat gesloopt zal worden.
Binnen het plan wordt voorzien in de sloop van ongeveer 5300 m² bestaande bebouwing met daartoe behorende verharding. In het plan worden op deze plan maximaal 24 woningen van ongeveer 100 m² opgericht in twee rijen waarin waar mogelijk een waterdoorlatende bodem wordt toegepast. Een deel van de parkeerplaatsen worden halfverhard uitgevoerd. Daarmee zal tijdens de realisatie van de ontwikkelingen behorende bij dit plan, de hoeveelheid verhard ondoorlatend gebied afnemen.
Het plan doorstaat daarmee de waterplantoets.
4.12 M.e.r. beoordeling
Een ontwikkeling, verandering van gebruik of bouwplan kan een milieuhygiënisch beslag leggen. Het kan derhalve noodzakelijk zijn dit te toetsen in een milieueffectrapportage. Dit is vastgelegd in het Besluit M.E.R..
Het voorliggende plan bevat geen activiteiten die voorkomen in Kolom 1 van de lijst C activiteiten van het Besluit M.E.R.. Het voorliggende plan voorziet wel in de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, die voorkomt in kolom 1 van de lijst D activiteiten van het besluit M.E.R..
Het bestemmingsplan kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van kolom 4, bij categorie D 11.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. (nieuwe stedelijke ontwikkeling). Daarom is in het kader van een goede ruimtelijke ordening onderzoek gedaan naar relevante omgevingsaspecten.
Binnen het plan worden geen industriële of andere milieubelastende functies mogelijk gemaakt. Gelet op het voorgaande heeft, ondanks het feit dat de mogelijk gemaakte ontwikkeling bij lange na niet aan de drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. voldoet, een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsgevonden.
De vormvrije m.e.r.-beoordeling is samen te vatten als met geringe impact voor omgeving en milieu. Er wordt voorzien in het mogelijk maken van maximaal 24 nieuwbouwwoningen en in de bestaande bebouwing maximaal 56 appartementen, enkele kantoren in bestaande bebouwing. Gezien de voormalige functie als school in het voorgaande bestemmingsplan, zal het gebruik van de gronden minder intensief worden. Het is niet te verwachten dat er voor de omgeving van het plan significante nadelen zullen ontstaan.

5 Juridische Aspecten

5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit een set regels, een verbeelding die ruimtelijk aangeeft welke regel waar van toepassing is en is voorzien van een toelichting.
De regels en verbeelding vormen het direct bindende deel, terwijl de toelichting geen directe juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
In het bestemmingsplan kunnen zowel enkelbestemmingen als dubbelbestemmingen voorkomen. De enkelbestemming vormt daarbij het primaire toegelaten gebruik, Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
5.2 Dit bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan bestaat uit een set regels, een verbeelding en een toelichting (met hun bijbehorende bijlagen). De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Inhoudelijke opzet
Door de gemeente Meppel is een handboek opgesteld. Dit handboek vormt de basis voor de inhoudelijke opzet van de regels en verbeelding van onderhavig bestemmingsplan.
Regels
De opbouw van de regels van de verschillende bestemmingen is overal hetzelfde, deze is als volgt:
Bestemmingsomschrijving : In dit onderdeel worden de toegestane doeleinden en het toegestane gebruik omschreven.
Bouwregel : Hierin worden de regels voor wat betreft het bouwen uitgewerkt.
Nadere eisen: In deze bepaling is opgenomen dat Burgemeester en Wethouders nadere eisen kunnen stellen inzake de plaats en afmeting van gebouwen, bijvoorbeeld in het kader van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Deze bepaling maakt het mogelijk voor het gemeentebestuur om waar nodig sturing te geven aan de ruimtelijke ontwikkeling.
Afwijkingsmogelijkheden bouwregels: In dit onderdeel kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouwregels, waarmee ruimere bouwmogelijkheden kunnen worden gegeven.
Specifieke gebruiksregels: In dit onderdeel kunnen enkele specifieke ongewenste gebruiksmogelijkheden uitgesloten.
Afwijking van de gebruiksregels: In dit onderdeel zijn mogelijkheden voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels opgenomen, bijvoorbeeld voor het toestaan van aan huis gebonden bedrijven.
Wijzigingsbevoegdheid: In dit onderdeel kunnen mogelijkheden op worden genomen voor het wijzigen van de bestemming.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden : Dit onderdeel (de voormalige aanlegvergunning) is alleen van toepassing voor de dubbelbestemmingen voor archeologie.
Verbeelding
Voor de vormgeving van de verbeelding geldt een aantal uitgangspunten. Zo worden de kaarten in kleur opgezet, waarbij de kleuren worden ondersteund met een letteraanduiding. De kleuren en letters zijn afgestemd op de kleur en letteraanduiding in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).
Voor de gebruiksvriendelijkheid en digitale raadpleegbaarheid, wordt waar mogelijk nadere informatie op de verbeelding toegevoegd (bouwvlakken, goot-/bouwhoogtes, eventueel bebouwingspercentages).

6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een herontwikkelingslocatie binnen bestaand bebouwd gebied Het plan heeft een ontwikkelingsgericht karakter. De gemeente heeft het plangebied via een aanbesteding gegund aan de koper. De ontwikkeling wordt door koper uit eigen middelen betaald. Hiermee is het plan economisch haalbaar.
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Om te achterhalen of dit bestemmingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is, wordt de bestemmingsplanprocedure doorlopen. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en instanties kunnen reageren op het plan. Deze reacties kunnen aanleiding geven om het plan te wijzigen. De stappen hiervan bestaan uit:
Voorontwerpbestemmingsplan
In de bestemmingsplanprocedure is het verplicht overleg te voeren met verschillende van belang zijnde instanties. Dit is geregeld in artikel 3.1.1 van het Bro. Het houden van inspraak is niet verplicht. De gemeente Meppel hecht er echter waarde aan en heeft in haar Inspraakverordening opgenomen dat een inspraakperiode van 6 weken in een bestemmingsplanprocedure wenselijk is.
De publicatie ten behoeve van deze inspraakperiode vond plaats op internet, de Staatscourant en andere geschikte manier op 30 maart 2022. Met deze publicatie voor de inspraakperiode is voldaan aan de publicatieplicht zoals opgenomen in artikel 1.3.1 van het Bro.
Het bevoegd gezag reageert op eventueel ingediende overleg- en inspraakreacties, deze worden waar nodig verwerkt in dit bestemmingsplan. In verband met de Wet bescherming persoonsgegevens is het mogelijk de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van indieners van inspraak niet in dit bestemmingsplan te vermelden.
Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan is opgesteld, na de behandeling van het overleg en de inspraak. Nadat dit gepubliceerd is in de Staatscourant, op internet en andere geschikte manier, heeft het ontwerpbestemmingsplan na 9 maart 2023 zes weken ter inzage gelegen. Eenieder is daarbij in de gelegenheid een zienswijze op het plan in te dienen. Eventueel ingediende zienswijzen worden door de gemeenteraad voorzien van een antwoord. De eventuele zienswijzen kunnen leiden tot wijzigingen in dit bestemmingsplan. Deze procedure heet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Deze is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Vastgesteld bestemmingsplan
De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan vervolgens vastgesteld op [datum]. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt in de Staatscourant, op internet en andere geschikte manier plaats (over het algemeen) binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daaropvolgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag na de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd en verkregen.

7 Procedure

7.1 Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Meppel - Randweg LTS' is in het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voorgelegd aan Provincie Drenthe, Waterschap Drents Overijsselse Delta, Veiligheidsregio Drenthe, Tennet en Enexis. Van alle partijen is een reactie ontvangen.
In de Nota Inspraak en vooroverleg is een samenvatting opgenomen van de binnengekomen reacties en zijn deze voorzien van een gemeentelijke reactie. De nota is opgenomen als bijlage bij dit plan.
7.2 Inspraakreacties
Er zijn verschillende inspraakreacties ontvangen, van omwonenden in de omgeving en van de netbeheerder van het transformatorstation. Deze hebben in één geval geleid tot aanpassing van het plan.
7.3 Zienswijzen
Er zijn zienswijzen ingediend door Tennet en door Enexis de netbeheerders. Tennet wijst op het bestaan van een richtlijn voor elektromagnetische spanningsvelden waarvan de doorwerking in deze Toelichting is opgenomen, coronageluid op de leidingen en verwijst naar Enexis. Enexis wijst op het aspect geluid. Het plan is hierop aangepast.